Door: Oelewapper
Datum: 23-01-2021 | Cijfer: 8.9 | Gelezen: 7889
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 34 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 34 minuten | Lezers Online: 1
Eerst was er paniek geweest.
Had ik haar keel net iets te lang dichtgeknepen? Waarom had ze niets aangegeven? Ze had niet gesparteld. Haar mond had niet krampachtig naar lucht gehapt. Op het moment dat ze gepenetreerd werd, was er een glazige blik van puur genot in haar ogen verschenen. De geilste glimlach die ik ooit had gezien, had haar lieflijke gezicht omgetoverd in dat van een wellustige hoer. Haar ogen waren toegegaan.
Mijn focus had op haar genot gelegen. Natuurlijk was ik ook klaargekomen. Mijn lichaam had geschokt toen de vloedgolf van hitte tussen mijn benen ontplofte. Maar steeds was ik attent geweest op de uiterlijke tekenen van haar geilheid. Haar harde tepels die als twee vuurtorens het heuvellandschap markeerden. Het geil dat tussen haar benen wegdroop en op de lakens een grote vochtplek naliet.
Het was te laat geweest voor mond-op-mondbeademing en hartmassage. Ik zag mezelf geboeid door de celgangen gaan, nagejoeld door de andere gevangenen die me als hun volgende slachtoffer zagen.
Pas nadien verbaasde het me dat mijn instinct zo snel mijn gevoelens en gedachten had uitgeschakeld. Als in een automatisme had ik gehandeld: al mijn sporen uitwissen en zorgen dat de politie voor een raadsel zou staan. Twintig minuten later had ik de deur achter me toegetrokken.
Nu heb ik me nu teruggetrokken op mijn zenplek. De klanken van Enya’s Aniron hebben me tot rust gebracht.
Ik besef dat ze niet reageerde omdat ze wou dat ik haar vernietigde. Ze liet mij haar God zijn die besliste over haar leven en dood. Over haar laatste ultieme genot. Ik schonk haar mijn genade, de mooiste dood. Geen pijn of lijden meer. Ik voel me vereerd.
Van goed of kwaad kan hier geen sprake zijn. Het was haar lot om mij tegen te komen. Ze moet hebben aangevoeld dat ik haar kon bevrijden en legde haar bestemming in mijn handen. Mijn onderbewustzijn moet dit hebben aangevoeld. Ik heb de grootste keuze voor haar mogen maken. Even was ik almachtig. Het gevoel dat me nu overspoelt, is overweldigender dan een orgasme.
Slechts één gedachte overheerst. Dit was mijn doel.
*****
Hoe langer inspecteur Marc Debruyne op de afdeling moordzaken werkte, des te groter zijn afkeer voor mensen werd. Hij was nog nooit iemand tegengekomen voor wie hij geen afkeer voelde, of op zijn minst verachting. Hij zag het slechte in iedereen. Een nuttige eigenschap voor een inspecteur, maar iets minder nuttig voor een mens.
Moord vond inspecteur Marc het allermooiste op heel de wereld, zelfs nog mooier dan een wedstrijd van Beerschot. Geen enkele misdaad bezat de onomkeerbaarheid van moord. Hij was er ook goed in. Hij had ingevingen en de vasthoudende obsessie om door te gaan, daar waar iedereen het al lang had opgegeven. Het ging hem niet zozeer over het oplossen van de misdaad. Hij zag een moordzaak als een wedstrijd. Ofwel won de moordenaar, ofwel de politie.
Op café, wanneer zijn collega’s hun best deden om het werk uit hun hoofd te zetten en de onderkant van de samenleving probeerden te vergeten, bleef Marc maar over werk praten. Hij piekerde continue over details, nam in gedachten bewijsmateriaal door en dwong collega’s tot lange discussies over bewijsmateriaal. En nadat die er genoeg van hadden en met een smoes vroeger naar huis vertrokken, bleef hij alleen zitten peinzen over hoe, waarom, wie, wat en wanneer.
Dossiers nam hij mee naar huis. Ook ‘s avonds boog hij zich over autopsierapporten en foto’s van slachtoffers. Hij boekte goede resultaten. Vorig jaar had zijn oplossingsgraad 80 procent bereikt.
Marc duwde de deur van de briefingruimte open. Bijna alle stoelen waren bezet. Hij maakte zich geen zorgen. Zijn partner was steevast als eerste aanwezig en hield voor hem een plaatsje vrij. Zijn blik gleed over de aanwezigen op zoek naar lange krullende haren die Myriam typeerden. Hij hoefde niet lang te zoeken. Ze had hem zien binnenkomen en wenkte hem.
Toen hij zich op zijn stoel liet zakken, bekeek hij Myriam. Ze zag er moe uit.
“Heeft de baby je wakker gehouden vannacht?”
“Je weet donders goed dat mijn kinderen opgeschoten tieners zijn. Laat die flauwe humor dus maar achterwege.” Meestal kon Myriam de grove humor van Marc wel pruimen. Als ze te weinig geslapen had, kon hij echter beter zijn mond houden.
Hij wist dit, maar trok er zich niets van aan. “Ik had het over je man.”
Op het voorhoofd van Myriam verscheen net tussen haar ogen een diepe frons. Dat was voor Marc het signaal om in te binden. Hij bewandelde graag de grens van het welvoeglijke, maar ruzie met je partner kon je je in dit beroep niet veroorloven. Voor agenten was dit vaak de enige persoon die ze volledig vertrouwden. Bij Marc was het niet anders.
Hij legde zijn hand op haar been en fluisterde “Sorry.” Myriam trok een wenkbrauw naar boven terwijl ze ostentatief de hand van Marc vastnam en op zijn eigen been legde. Hij keek recht voor zich uit, kuchte even en zei iets duidelijker: “Sorry! Ik… Eh...” Hij was een man van de oude stempel. De politieke correctheid die de laatste jaren de wereld leek te domineren, ergerde hem mateloos. “Fucking metoo,” mompelde hij amper verstaanbaar.
Myriam onderdrukte een glimlach.
De commissaris schraapte zijn keel. De laatste stemmen deemsterden weg.
“Collega’s, het was een rustige nacht. Jullie kunnen je vandaag dus op de lopende dossiers concentreren.”
De assistente van de commissaris kwam snel naar hem toegelopen en fluisterde iets in zijn oor. Hij sloot zijn ogen en knikte kort.
“Ok. We kregen zonet een oproep binnen. In de Dijlelaan is er een moord gebeurd. Debruyn en Van Calster, dit is jullie zaak. Meer weet ik zelf nog niet, dus breng me straks maar op de hoogte. Houd er wel rekening mee dat ik om 1400 uur weg moet.
Vanuit het niets klonk een stem. “De solden beginnen. Iemand moet de aankopen dragen.” De serene rust in het lokaal was ogenblikkelijk verdwenen in een gloed van gelach.
Met een zwaaibeweging wuifde de commissaris iedereen weg.
Gespannen over het stuur gebogen stuurde Marc zijn auto door het drukke stadsverkeer. In een tijdsbestek van enkele minuten constateerde Myriam een tiental overtredingen. Ze keek geïrriteerd opzij.
"Zit de duivel je op de hielen? Denk je dat het lijk wegloopt?"
Marc klemde zijn lippen op elkaar, negeerde haar opmerking en drukte het gaspedaal nog dieper in. Myriam zuchtte, zette zich schrap in haar zetel en verviel in gepeins.
Voor de ingang van het flatgebouw stond een jonge agent. Hij tikte beleefd tegen zijn pet toen de inspecteurs op hem toeliepen.
"U bent er snel," sprak hij bewonderend.
"Zijn er al anderen?"
De agent schudde zijn hoofd. “Enkel mijn collega. Die is boven op de derde verdieping bij de poetsvrouw die haar heeft gevonden. Hij neemt een verklaring van haar op, maar ik betwijfel of we veel van haar te horen gaan krijgen. Ze is totaal van de kaart."
“Myriam, ik wil dat jij met die poetsvrouw gaat praten, dan neem ik een kijkje in het appartement van het slachtoffer.”
“Hoe? Maar…”
“Geen gemaar. Ik wil niet dat de plaats delict bezoedeld wordt. Als de technische recherche zijn werk heeft gedaan, mag je zoveel rondkijken als je maar wilt.”
De flat van het slachtoffer was minimalistisch ingericht en gaf de indruk dat er bijna niet in geleefd werd. De vloer was van gegoten beton en het meubilair bestond stuk voor stuk uit design-materiaal. Een indrukwekkende OLED-tv hing aan de muur van de woonkamer en was gericht naar twee linnen sofa’s die symmetrisch van elkaar stonden opgesteld. Op de salontafel lag een console waarmee de hele flat elektronisch kon worden bediend.
Marc staarde met open mond naar de decadente luxe en slenterde naar de badkamer. Daar boog hij zich over het naakte lichaam van de jonge vrouw in het verder lege bad. Zijn blik tastte haar zachte gelaatstrekken af. Haar blauwe ogen keken star. Hij was geen emotioneel mens, maar wist hoe hij met de dood in al zijn facetten moest omgaan. Toch riep het zien van het ontzielde lichaam van de vrouw iets in hem wakker. Het was een gevoel van bitterheid, vermengd met haat. Hij wist dat hij niet zou stoppen tot hij de dader van deze laffe en zinloze moord had ontmaskerd. Hoe dan ook.
Een uur later wemelde het van de mensen in witte pakken, op zoek naar minieme aanwijzingen die tot de identificatie van de dader zouden kunnen leiden. Nauwgezet zochten ze naar DNA-sporen, kledingvezels en vingerafdrukken.
Brian, hoofd van de technische recherche, kwam naast Marc staan.
“Het ziet er niet al te best uit,” zuchtte hij.
“Wat weten we al?”
"Overleden vrouw, achtentwintig jaar oud. Ze is al minstens vijf uur dood, maar dat kunnen er ook acht zijn."
"Doodsoorzaak?"
"Zie je die bloeduitstortingen in de hals?" De plekken in haar hals waren bijna zwart.
"Het lijken wel duimen."
"Ze is inderdaad met blote handen gewurgd. Haar adamsappel is naar binnen gedrukt. Het moet een gruwelijke doodsstrijd zijn geweest. Een kansloos gevecht."
"En die andere blauwe plekken?" Marc wees op de rest van haar lichaam.
"Een deel daarvan zijn oud, andere recent."
"En wat betekent dat?"
"Het ziet ernaar uit dat ze ook is aangerand. Er zijn heel wat blauwe plekken op haar dijen en bovenarmen."
"Een ruzie tussen geliefden?"
Brian kneep zijn ogen tot spleetjes terwijl hij diep leek na te denken. "Dat lijkt me onwaarschijnlijk."
“En toch lijkt het me de meest logische verklaring.”
“Wat bedoel je?”
“Er zijn geen sporen van inbraak, dus de vrouw moet haar moordenaar hebben binnengelaten.”
Marc nam Brian mee naar de keuken en opende de vaatwasmachine. “Twee wijnglazen, twee soeptassen, twee borden… Het lijkt er op dat ze eerst samen hebben gegeten.” Hij wees naar de kaarsjes op tafel. “Meer nog, eerder een romantisch etentje. In de slaapkamer loopt het mis en vermoordt hij haar. Daarna sleept hij haar lichaam naar de badkamer.”
“En dan wist hij alle sporen.” besloot Brian.
Marc keek hem verbaasd aan.
“Het lijkt er op dat alles grondig is schoongemaakt. Er zijn geen sporen te vinden. Ook de gsm en laptop van het slachtoffer ontbreken.”
Marc zuchtte en keek peinzend naar de collega’s van de technische recherche, die in hun witte overalls nog steeds de flat van de jonge vrouw onderzochten. “Life is a bitch,” mompelde hij in zichzelf. Hij had hoofdpijn en dat kwam niet alleen door het vroege uur. Hij had gedronken. Alweer.
Er knaagde iets aan hem. Hij vertrouwde het niet. Hij nam de omgeving nog een keer nauwkeurig in zich op. Voor de zoveelste keer zocht hij een aanwijzing. Moordenaars maken fouten, het was belangrijk niks over het hoofd te zien.
Liesbeth, de poetsvrouw, ging op de stoel zitten die haar werd aangeboden en keek naar de agente die tegenover haar zat. Ze was stil, haar gezicht onbewogen, haar houding sereen. Ze glimlachte verlegen naar Myriam en draaide haar stoel een stukje bij. Ze stopte nerveus haar haar achter haar oren. Dan legde ze haar handen in haar schoot tot rust.
"Ik heb eigenlijk net alles al verteld aan uw collega". Ze keek Myriam kort aan. Deze keek haar afwachtend aan. Vaak hielp het bij een verhoor om te zwijgen. Mensen begonnen vaak te spreken om de stilte te doorbreken. De poetsvrouw bleef echter zwijgen.
"Ik weet het. Door het nogmaals te vertellen herinnert u zich misschien meer. Begin bij het begin.”
Het was alsof Liesbeth op deze bevestiging had gewacht.
“Ik deed de voordeur open. Deze was niet in het slot. Normaal gezien is ze er niet als ik kom kuisen. Dan is de deur op slot. Nu was dat niet zo. Ik dacht nog: oei, ze zal toch niet in mijn weg gaan lopen. Dat was al eens gebeurd, ziet u. De hele tijd zat ze dan dingen vuil te maken die ik al gekuist had. En je moet dan rustig en beleefd blijven, want zij is de baas, he. Maar ik heb dus liever dat ze er niet is als ik kom kuisen.”
Liesbeth had op het eerste gezicht in shock geleken. Het eerste gesprek met de eerstaanwezige agent had haar echter ontdooid. Ze bleek een babbelkous te zijn. Als ze de rest van de dag niet zou willen verprutsen aan het uittikken van dit verhoor, zou Myriam het gesprek goed in de hand moeten houden. “Wanneer hebt u haar gevonden?”
“Ik heb haar gezocht. De deur was dus, zoals ik al had gezegd, niet op slot. En toen ik binnenkwam, stond er luide muziek op. Ik heb haar geroepen, maar er kwam geen antwoord, dus dacht ik: die zal nog in haar bed liggen. Die is aan het slapen. Dus klopte ik op de deur van haar slaapkamer. Zomaar binnengaan doe ik niet. Ik heb dat ooit eens gedaan in een ander huis waar ik kuis. Die vrouw, die zat daar gewoon op haar bed een man te neuken. Alsof ze op een paard zat. En het was dan nog niet eens haar eigen man. Vanaf toen klop ik altijd eens.”
“Ok, maar wanneer hebt u haar dan wel gevonden? En waar?”
“Toen ik niets hoorde na mijn geklop, ging ik dus binnen in de slaapkamer. Het bed was mooi opgemaakt. Ik dacht nog: dat is raar. Dat heeft ze nog nooit gedaan. Ik doe dat altijd. Maar zoveel te beter. En toen zag ik dat de deur van haar badkamer een beetje open stond. Je kan naar de badkamer langs de slaapkamer, maar ook langs de gang. Dat is wel gemakkelijk. Ik heb dat tegen onze Jos ook al eens gezegd. Ik heb gezegd: ‘Jos, als ge nu eens een deur bijmaakt vanuit onze slaapkamer, dan is dat gemakkelijk’, heb ik gezegd.”
“En je vond haar dan in de badkamer?”
“Awel, ik weet nog dat ik dacht: die ligt in bad met haar walkman in haar oren. Die hoort mij niet. Daar wil ik zeker niet binnenwandelen als ze bloot in bad zit. En dan verschiet die zich nog als ik daar plots binnenkom. Dus klopte ik weer op de deur. Maar ja, als die dus met die hoofdtelefoon op haar hoofd zit, hoort die dat niet. Ik zou dat nooit doen. Met die elektriciteit in het water. Claude François is zo gestorven, wist u dat?”
Myriam begon zich op te winden. “En vond u haar dan in de badkamer?”
“Ik heb dan door dat spleetje in de deur naar binnen gekeken. Pas op, normaal gezien doe ik dat niet, he. Ik gluur niet. Maar nu wist ik niet wat ik anders moest doen. Ik zag niets. Dan ben ik binnen gegaan en toen pas zag ik dat ze in bad lag. Maar er was geen water in het bad. En haar ogen stonden helemaal open. Toen wist ik. Dit is niet goed. Ik had dat ook bij onze Jos zijn vader gezien toen die was gestorven.”
Wat hebt u toen gedaan?
“Ik ben daar direct weggegaan. Ik wou de sporen niet contamineren.”
De mond van Myriam zakte open. Wat zei die vrouw nu? “U wilde de sporen niet…”
“Contamineren, ja. Ik heb dat op tv gezien. Bij Baantjer. Ik ben dus direct naar de woonkamer gegaan en ik heb naar onze Jos gebeld. En die zei van naar de politie te bellen.”
“En dat hebt u dan gedaan.”
“Ja, nadat ik die muziek had afgezet. Dat stond zo luid dat ik onze Jos bijna niet kon verstaan. En dat was altijd datzelfde liedje, he. Ik werd er bijna zot van.”
Myriam trof Marc aan de voordeur van de flat. Hij stond haar op te wachten. Net toen ze samen naar binnen wilden gaan, hoorden ze een schraperig gekuch achter zich. In het deurgat van de buurflat stond een kleine oude man. Met een simpel handgebaar wenkte hij hen.
Hij zag er een beetje bang uit. Zijn weinige haren waren over zijn kale schedel heen gekamd en zijn gezicht was opgeblazen rond.
“Bent u van de politie?” De man deed de deur verder open, waardoor een hal met parketvloer die betere tijden had gekend, zichtbaar werd. Aan de muur hingen verschillende oude foto’s. Het appartement maakte een vieze indruk en rook naar een oudemannenflat.
“Ja, inspecteur Debruyn en Van Calster. Kan u ons iets meer vertellen over uw buurvrouw? Hebt u vannacht misschien iets gezien of gehoord?” De man staarde hen twijfelend aan.
Myriam toverde een zachte glimlach tevoorschijn. “Zouden we misschien even naar binnen mogen komen?”
“Ja natuurlijk. Ik heet Frits.”
Marc stapte de hal in.
“Komt u verder naar de woonkamer.”
Ze gingen op de versleten bank zitten. Hij zakte behoorlijk diep in.
“Saartje, heette ze. Ze is al jaren mijn buurvrouw. Het begon met een beetje lawaai gisterenavond. Dat stoorde me, want ik lag al in bed. Ik moet er op woensdag vroeg uit. Dan is het marktdag, begrijp je? Het was trouwens niet de eerste keer dat ze herrie stond te maken, weet je.”
“Oh, echt waar?”
Marc ging een beetje anders zitten. Dit moest een van de ergste banken zijn waar hij ooit op had gezeten. Hij verlangde ernaar dat hij kon opstaan en weggaan, maar hij wist dat elk detail belangrijk was en liet daarom de oude man zijn verhaal doen.
“Dat kan je wel zeggen. Hoewel ze wat rustiger leek te worden de laatste tijd. Waarschijnlijk de invloed van haar nieuwe vriend. Het is een aardige jongen, veel te aardig voor haar, begrijp je?”
“Wat bedoel je?”
“Ze bedroog hem. Er ging geen avond voorbij of ze kwam met een ander thuis, weet je? Man of vrouw, het maakte niet uit. Alles voor de seks. En niet zomaar seks, begrijp je? Hoe harder en heviger, hoe liever. Soms duurde het wel een hele nacht lang. En dan mag je hard op de muur kloppen, het hielp allemaal niet, begrijp je?”
“Waarom belde u de politie niet?”
“Dat heb ik gedaan, maar na een paar keer bekeken ze me als die oude man die steeds maar kloeg over van alles en nog wat. Begrijp je? Gisteren was het weer zo’n avond. Het lawaai bleef maar doorgaan. Even heb ik overwogen of ik moest aanbellen om te vragen of ze misschien wat rustiger kon zijn, maar ik durfde niet zo goed. De vorige keer heeft ze me verrot gescholden. Ik was er dagenlang niet goed van.”
“Dat begrijp ik.”
“En nu is ze dood.”
De oude man wreef met zijn rechterhand over zijn broek. Er bleven zichtbaar natte zweetplekken op de stof achter. Marc herkende de signalen. Hij was er zeker van dat Frits een eigen theorie had omtrent de moord of zelfs de reden ervoor wist, maar dat niet dadelijk durfde te vertellen aan de politie. Hij maakte een aantekening in zijn hoofd dat hij later nog eens moest terugkomen om met hem te praten.
Hij had het gevoel dat de man zich licht geïntimideerd voelde door Myriam. Ze had haar charmes wel gebruikt om hen hier binnen te krijgen, maar vaak durfden mannen niet rechtuit te spreken als ze door haar werden verhoord. Veel mannen waren bang voor sterke vrouwen. Marc zelf had hier geen enkele last van.
“Haar vriend, ken je zijn naam?”
“Carlos… van Breuckelen, geloof ik.”
“Denk je dat hij haar heeft vermoord?” Het was een gok. Marc nam een risico door een bepaalde theorie omtrent de moord te uiten. Frits kon ofwel toehappen en Marc volgen ofwel onthullen wat hij zelf dacht.
“Nee die jongen is veel te braaf daarvoor, begrijp je?”
Even viel er een pauze. Toen bukte Frits voorover alsof hij op het punt stond een geheim te verklappen. Dit was zijn moment. Het leek erop alsof hij veel meer wist dan hij in het begin wilde laten blijken.
“Eigenlijk heb ik Johnny beloofd dit niet te vertellen.”
“Johnny?”
“Hij woont hierboven op de tweede verdieping, weet je. Maar je zal later moeten terugkomen. Hij is deze ochtend vertrokken naar zijn werk.”
Marc trok zijn beste pokerface. Hij wist dat Frits niets liever wou dan roddelen. “Vertel jij het maar. Alle informatie die je hebt, kan van enorm groot belang zijn voor het onderzoek. We zullen Johnny natuurlijk ook nog ondervragen zodra we de kans krijgen, maar het zou dom zijn om tot vanavond te wachten.”
De kleine man leunde voorover alsof hij op het punt stond om een geheim te verklappen.
“Het is allemaal begonnen na de dood van haar vader. Dat was echt een zware klap voor haar, weet je. Binnen het half jaar raakte ze haar beide ouders kwijt.”
Marc knikte somber. Myriam schonk zichzelf een kopje koffie in.
“Dit verlies was een mentale breakdown. Ze deed niet anders dan huilen.”
“En wat heeft Johnny daar mee te maken?” Myriam begon haar geduld te verliezen. Marc legde zijn hand op haar arm om haar tot kalmte aan te manen. Hij was bang dat Fritz zou dichtklappen. Die keek Myriam even geërgerd aan, maar ging toen toch verder met zijn verhaal.
“Johnny heeft daar misbruik van gemaakt, begrijp je?”
“Je bedoelt dat hij haar verkracht heeft?”
“Maar nee… Ze wou niks lievers. Ik denk dat het voor haar een soort vlucht was. Een middel om haar ellende te vergeten. In ieder geval, Johnny ging met haar naar bed. Niet één keer maar herhaaldelijk, weet je. Ik heb hem nog zo dikwijls gezegd dat hij daar mee moest ophouden, weet je. Maar het was veel te lekker. Een volwassen man krijgt niet vaak de gelegenheid om met zo’n jong ding het bed in te duiken, begrijp je?”
Frits zweeg even en zuchtte toen. “Eigenlijk weet ik niet of ik dit allemaal wel mag vertellen. Het heeft misschien allemaal niks met de moord te maken en Johnny kan zo verschrikkelijk kwaad worden. Het is een kwestie van vertrouwen en ik wil onze verstandhouding niet verpesten, weet je?”
Marc knikte langzaam. “Natuurlijk zullen we niet zeggen wie onze bron is. Maak je daar maar geen zorgen over.”
“Soit… Voor haar was het niet extreem genoeg. Ze wou dat hij haar vastbond en sloeg. Kan je je dat voorstellen, nee toch? Johnny had er genoeg van en is ermee gestopt. Maar, weet je, mannen genoeg om hem te vervangen. Ik heb haar eens bezig gezien in dat café in de schippersbuurt. ‘Het ronde vierkant’. Of nee, ‘De vierkante cirkel’. Ze hing toen aan de hals van een hell’s angel. Het is toch triest, he meneer, zo een jong meisje. Het kon niet anders dan verkeerd aflopen.”
Frits staarde droevig voor zich uit. Marc besefte dat hij had gezegd wat hij wou zeggen en besloot het gesprek af te ronden.
“Bedankt voor uw tijd.”
“Had ik jullie maar gebeld deze nacht, dan leefde ze misschien nog.”
In de flat van Saartje leidde Marc Myriam doorheen de woning. Hij toonde zijn bevindingen. In de slaapkamer stonden ze naar het keurig opgemaakte bed te kijken.
“Je zou niet denken dat hier pas een moord in is gebeurd.”
“Brian zei dat ze geen enkel haartje of schilfertje hebben gevonden. Het zijn propere lakens. De andere moet hij gewoon hebben meegenomen.”
Myriam wendde zich af en trok wat lades open van de moderne wandkast. “Marc.”
Hij kwam naast haar staan. Enkele lades lagen vol met lingerie. Niet het soort dat je in het warenhuis meegrist tijdens het wekelijkse winkelen. Er waren setjes van kant in de meest uiteenlopende kleuren. Ook zagen ze slipjes in leer en latex. De meeste zouden meer van het lichaam tonen dan verbergen.
Marc keek snel naar de andere lades. Er lagen allerhande speeltjes uitgestald. Ook hier was een grote verscheidenheid. Dildo’s en vibrators werden afgewisseld met buttplugs, zweepjes en handboeien.
Is it getting better?
Or do you feel the same?
Will it make it easier on you now?
You got someone to blame
Het nummer van U2 schalde luid door de flat. Marc draaide zich om. Hij zag Myriam in de woonkamer aan de geluidsinstallatie staan.
“Dj aan het spelen?”
“De poetsvrouw zei dat er een een liedje speelde toen ze binnenkwam. Steeds hetzelfde liedje. Ze heeft het op pauze gezet. Kijk, het staat op replay.”
Marc zuchtte diep. Hij besefte dat er meer aan de hand was dan een simpele moord.
Het forensisch instituut lag aan de rand van de stad op een mistroostig industrieterrein. Het gebouw dateerde uit de jaren ‘60 maar werd recentelijk grondig gerenoveerd.
Het lijk van Saartje lag op een metalen tafel in de autopsiezaal. Haar ogen waren dood, maar leken toch vol verdriet. Marc verplaatste zijn blik naar de rest van haar lichaam en de vele blauwe plekken. Hij draaide zich om toen patholoog-anatoom Erika Van den Heuvel de zaal in kwam en de deur achter zich dicht deed.
"Het verbaast me om jou nu al hier te zien," zei ze terwijl ze naar Marc toeliep, die aan het voeteneind van de metalen tafel stond. “Ik ben nog maar pas begonnen aan de autopsie.”
"Ik wil er zeker van zijn dat we niks over het hoofd zien."
"Alle details zullen opgenomen worden in het verslag, zodra ik hier klaar ben," klonk het geërgerd.
Marc keek Erika aan. Ze was niet echt een schoonheid. Ze was lang en mager, bijna skeletachtig. Haar huid was bleek, waarschijnlijk door de lange werkdagen in de kelder, haar werkdomein.
"Ik weet dat je heel nauwkeurig werkt," zei Marc kalm. "Maar bij die vrouw hier, heb ik een raar gevoel."
"Natuurlijk," mompelde Erika. Ze deed haar bril af en poetste hem op haar witte jas. "Ik kan beginnen met vertellen dat de doodsoorzaak verstikking is, als gevolg van wurging."
“Dat had ik ook wel kunnen zien.”
Erika negeerde Marc volledig. “Schaafplekken, mogelijk beten, boven aan de rechterwang en op de kin, hals en nek. Sporen van afbinding aan beide enkels en polsen. Er is geen bloed uit de sneden gekomen, wat erop wijst dat het slachtoffer zich waarschijnlijk niet heeft verweerd tijdens het wurgen. De vagina en anus vertonen kneuzingen, zowel uit- als inwendig. Waarschijnlijk veroorzaakt door een groot voorwerp. Opnieuw zijn deze wonden toegebracht toen het slachtoffer nog leefde. “
“Spermaresten?”
“Nee. Niets.”
“DNA-sporen?”
“Helaas niet.”
Marc zuchtte. “Wat is er volgens jou gebeurd?”
“Zeg jij het maar. JIj bent de rechercheur.”
Marc streek met zijn hand over zijn kin en dacht hardop na. “Op het eerste gezicht een uit de hand gelopen liefdesspel.”
“Maar?”
“Als het een ongeluk was, zou ik verwachten dat de dader in paniek weggevlucht is. Deze echter niet. Hij is kalm gebleven en heeft zich de moeite genomen alle sporen uit te wissen.”
Ze reden terug naar het politiekantoor. Myriam zat altijd aan het stuur als Marc wou nadenken. Hij keek afwezig uit het raam. Hij liet alle indrukken door zijn hoofd gaan. Het waren allemaal puzzelstukjes die voor zijn ogen flitsten. Af en toe nam hij een stukje vast en gaf het een plaats. Er klopte iets niet. Hij ontdekte stukjes die nergens in de puzzel leken te passen.
Soms waren dingen die hij opmerkte, niet zinvol of logisch, waren het geen dingen die je als bewijsmateriaal bestempelde. Soms waren het gewoon dingen. Toch merkte hij ze op.
“Wat denk jij?”
Myriam keek kort opzij. Ze schrok even. Dit was de allereerste keer dat Marc tijdens zijn autogepieker haar mening vroeg.
“Zoals je zelf al zei: het slachtoffer had ruige seks. De dader heeft haar per ongeluk iets te lang gewurgd. Nadien heeft hij de sporen gewist. Hij zal bang zijn. Of getrouwd.”
“Mmm.” Marc zakte weer weg in zijn bedenkingen.
Even later stonden ze in de parkeergarage van het politiekantoor.
“Ga jij maar naar huis,” zei Marc tegen Myriam. “Ik zal de chef wel bellen.”
“Ben je zeker? We kunnen…”
“Ga maar. Je weet dat ik eerst alles op een rijtje moet zetten. Morgen gaan we er samen even door. Ok?”
Myriam keek hem dankbaar aan. Ze bracht haar hand naar zijn wang en wreef er even over met haar duim. “Maak het niet te laat.” Ze draaide zich om en wandelde naar haar auto.
Marc keek haar verward na. Wat was hier net gebeurd? Myriam had hem nog nooit zo vertrouwd aangeraakt. Een collegiale stomp tegen zijn schouder was het meest intieme dat ze ooit had gedaan.
Hij had zich net kunnen inhouden om zijn hoofd niet uit reflex weg te trekken toen haar hand dichterbij was gekomen. Hij schudde zijn hoofd. Vrouwen. Hij zou ze nooit begrijpen.
Hij liet zich in zijn stoel zakken en staarde voor zich uit. Zijn kamer zag er smerig uit en lag vol uitpuilende dossiermappen. Een papierloos kantoor was niet aan hem besteed. De muur werd opgesmukt door foto’s uit politiedossiers. Het waren foto’s uit een onopgeloste zaak.
Er zat hem iets dwars aan deze zaak. Hij kon er zijn vinger niet op leggen. Wat hij wilde vermijden, was dat deze moord ook een onopgeloste zaak werd.
Ergens was er iemand die wist wat er met haar was gebeurd. Het enige wat hij hoefde te doen, was die persoon vinden. Simpel toch?
******
Zodra ik de deur van de bar open, zijn haar ogen het eerste wat me opvalt.
De kleine tengere vrouw zit met haar armen op de toog geleund. Net staarde ze nog naar het glas met witte wijn dat voor haar staat. Haar blik is nu op mij gericht. Even voel ik me een inbreker die haar gedachtenwereld ongevraagd binnendringt.
Ik bevind me ook plots in een ander universum. Het geroezemoes van pratende mensen zakt weg naar de achtergrond. In het beeld dat mijn ogen opvangen, is enkel zij scherp. De rest vervaagt.
Het is niet haar schoonheid die me raakt. Ze ziet er gewoontjes uit, een beetje onverzorgd zelfs. Ze heeft wel een natuurlijke mooiheid over zich, maar ze lijkt die te verstoppen.
Wat me kippenvel bezorgt, is de tristesse die me tegemoet waait.
Ik kwam gewoon snel wat drinken. Even alles uit mijn hoofd zetten voor ik terug de mallemolen instapte. Ik besef dat de gebeurtenissen van vorige nacht niet zullen worden begrepen. De ethische normen en vooral de wet zijn niet ingesteld op de ware betekenis van het mededogen dat ik Saartje had getoond.
Dit alles lijkt nu weggevaagd uit mijn gedachten, die worden overheerst door de wolk van verdriet die zich rond me wikkelt.
Ik zou naar haar toe willen stappen en haar recht van de kruk in mijn armen willen trekken. Haar ogen zouden zich sluiten en mijn barmhartig hart zou haar tot tranens toe ontroeren. Bij elke kus die ik van haar wang zou wegkussen, verdwijnt dan een brokje lijden uit haar bestaan.
Zo werkt het niet. Ze zou me van zich wegduwen.
Ik ga op de kruk naast haar zitten. Ik kijk recht voor me. Eerst moet ze wennen aan mijn aanwezigheid.
De barman vraagt me wat ik wil drinken. Ik vraag een whisky en zeg om haar nog een wijn te geven. Ik vraag haar niet of het ok is.
“Waarom?” Ze kijkt me aan als het nieuwe glas voor haar wordt neergezet.
“Je hebt het nodig.” Nog steeds kijk ik haar niet aan.
“Dank je.” Ik hef mijn glas op en drink langzaam mijn eerste slok. Mijn slokdarm voelt de gekende branderigheid. Een lichte warmte verspreidt zich door mijn borstkas.
“Zie ik er wanhopig uit?” Haar interesse is gewekt.
In mijn hoofd tel ik tot tien. Dan draai ik mijn hoofd lichtjes naar haar toe. Ik bekijk haar vanuit mijn ooghoeken. “Nee, wel verslagen.”
Ik hoor een zachte snik. Ze drinkt haar glas wijn in één slok op. Ik doe teken aan de barman om haar glas opnieuw te vullen. “Ik zit hier nu toch. Als je wil…”
Net voor ze haar verhaal begint, stuur ik een whatsapp naar huis. “Weer overwerk. Wacht niet op mij. x”
Een uur later wandel ik met haar de deur uit. Ik voel dat ik beet heb.
Had ik haar keel net iets te lang dichtgeknepen? Waarom had ze niets aangegeven? Ze had niet gesparteld. Haar mond had niet krampachtig naar lucht gehapt. Op het moment dat ze gepenetreerd werd, was er een glazige blik van puur genot in haar ogen verschenen. De geilste glimlach die ik ooit had gezien, had haar lieflijke gezicht omgetoverd in dat van een wellustige hoer. Haar ogen waren toegegaan.
Mijn focus had op haar genot gelegen. Natuurlijk was ik ook klaargekomen. Mijn lichaam had geschokt toen de vloedgolf van hitte tussen mijn benen ontplofte. Maar steeds was ik attent geweest op de uiterlijke tekenen van haar geilheid. Haar harde tepels die als twee vuurtorens het heuvellandschap markeerden. Het geil dat tussen haar benen wegdroop en op de lakens een grote vochtplek naliet.
Het was te laat geweest voor mond-op-mondbeademing en hartmassage. Ik zag mezelf geboeid door de celgangen gaan, nagejoeld door de andere gevangenen die me als hun volgende slachtoffer zagen.
Pas nadien verbaasde het me dat mijn instinct zo snel mijn gevoelens en gedachten had uitgeschakeld. Als in een automatisme had ik gehandeld: al mijn sporen uitwissen en zorgen dat de politie voor een raadsel zou staan. Twintig minuten later had ik de deur achter me toegetrokken.
Nu heb ik me nu teruggetrokken op mijn zenplek. De klanken van Enya’s Aniron hebben me tot rust gebracht.
Ik besef dat ze niet reageerde omdat ze wou dat ik haar vernietigde. Ze liet mij haar God zijn die besliste over haar leven en dood. Over haar laatste ultieme genot. Ik schonk haar mijn genade, de mooiste dood. Geen pijn of lijden meer. Ik voel me vereerd.
Van goed of kwaad kan hier geen sprake zijn. Het was haar lot om mij tegen te komen. Ze moet hebben aangevoeld dat ik haar kon bevrijden en legde haar bestemming in mijn handen. Mijn onderbewustzijn moet dit hebben aangevoeld. Ik heb de grootste keuze voor haar mogen maken. Even was ik almachtig. Het gevoel dat me nu overspoelt, is overweldigender dan een orgasme.
Slechts één gedachte overheerst. Dit was mijn doel.
*****
Hoe langer inspecteur Marc Debruyne op de afdeling moordzaken werkte, des te groter zijn afkeer voor mensen werd. Hij was nog nooit iemand tegengekomen voor wie hij geen afkeer voelde, of op zijn minst verachting. Hij zag het slechte in iedereen. Een nuttige eigenschap voor een inspecteur, maar iets minder nuttig voor een mens.
Moord vond inspecteur Marc het allermooiste op heel de wereld, zelfs nog mooier dan een wedstrijd van Beerschot. Geen enkele misdaad bezat de onomkeerbaarheid van moord. Hij was er ook goed in. Hij had ingevingen en de vasthoudende obsessie om door te gaan, daar waar iedereen het al lang had opgegeven. Het ging hem niet zozeer over het oplossen van de misdaad. Hij zag een moordzaak als een wedstrijd. Ofwel won de moordenaar, ofwel de politie.
Op café, wanneer zijn collega’s hun best deden om het werk uit hun hoofd te zetten en de onderkant van de samenleving probeerden te vergeten, bleef Marc maar over werk praten. Hij piekerde continue over details, nam in gedachten bewijsmateriaal door en dwong collega’s tot lange discussies over bewijsmateriaal. En nadat die er genoeg van hadden en met een smoes vroeger naar huis vertrokken, bleef hij alleen zitten peinzen over hoe, waarom, wie, wat en wanneer.
Dossiers nam hij mee naar huis. Ook ‘s avonds boog hij zich over autopsierapporten en foto’s van slachtoffers. Hij boekte goede resultaten. Vorig jaar had zijn oplossingsgraad 80 procent bereikt.
Marc duwde de deur van de briefingruimte open. Bijna alle stoelen waren bezet. Hij maakte zich geen zorgen. Zijn partner was steevast als eerste aanwezig en hield voor hem een plaatsje vrij. Zijn blik gleed over de aanwezigen op zoek naar lange krullende haren die Myriam typeerden. Hij hoefde niet lang te zoeken. Ze had hem zien binnenkomen en wenkte hem.
Toen hij zich op zijn stoel liet zakken, bekeek hij Myriam. Ze zag er moe uit.
“Heeft de baby je wakker gehouden vannacht?”
“Je weet donders goed dat mijn kinderen opgeschoten tieners zijn. Laat die flauwe humor dus maar achterwege.” Meestal kon Myriam de grove humor van Marc wel pruimen. Als ze te weinig geslapen had, kon hij echter beter zijn mond houden.
Hij wist dit, maar trok er zich niets van aan. “Ik had het over je man.”
Op het voorhoofd van Myriam verscheen net tussen haar ogen een diepe frons. Dat was voor Marc het signaal om in te binden. Hij bewandelde graag de grens van het welvoeglijke, maar ruzie met je partner kon je je in dit beroep niet veroorloven. Voor agenten was dit vaak de enige persoon die ze volledig vertrouwden. Bij Marc was het niet anders.
Hij legde zijn hand op haar been en fluisterde “Sorry.” Myriam trok een wenkbrauw naar boven terwijl ze ostentatief de hand van Marc vastnam en op zijn eigen been legde. Hij keek recht voor zich uit, kuchte even en zei iets duidelijker: “Sorry! Ik… Eh...” Hij was een man van de oude stempel. De politieke correctheid die de laatste jaren de wereld leek te domineren, ergerde hem mateloos. “Fucking metoo,” mompelde hij amper verstaanbaar.
Myriam onderdrukte een glimlach.
De commissaris schraapte zijn keel. De laatste stemmen deemsterden weg.
“Collega’s, het was een rustige nacht. Jullie kunnen je vandaag dus op de lopende dossiers concentreren.”
De assistente van de commissaris kwam snel naar hem toegelopen en fluisterde iets in zijn oor. Hij sloot zijn ogen en knikte kort.
“Ok. We kregen zonet een oproep binnen. In de Dijlelaan is er een moord gebeurd. Debruyn en Van Calster, dit is jullie zaak. Meer weet ik zelf nog niet, dus breng me straks maar op de hoogte. Houd er wel rekening mee dat ik om 1400 uur weg moet.
Vanuit het niets klonk een stem. “De solden beginnen. Iemand moet de aankopen dragen.” De serene rust in het lokaal was ogenblikkelijk verdwenen in een gloed van gelach.
Met een zwaaibeweging wuifde de commissaris iedereen weg.
Gespannen over het stuur gebogen stuurde Marc zijn auto door het drukke stadsverkeer. In een tijdsbestek van enkele minuten constateerde Myriam een tiental overtredingen. Ze keek geïrriteerd opzij.
"Zit de duivel je op de hielen? Denk je dat het lijk wegloopt?"
Marc klemde zijn lippen op elkaar, negeerde haar opmerking en drukte het gaspedaal nog dieper in. Myriam zuchtte, zette zich schrap in haar zetel en verviel in gepeins.
Voor de ingang van het flatgebouw stond een jonge agent. Hij tikte beleefd tegen zijn pet toen de inspecteurs op hem toeliepen.
"U bent er snel," sprak hij bewonderend.
"Zijn er al anderen?"
De agent schudde zijn hoofd. “Enkel mijn collega. Die is boven op de derde verdieping bij de poetsvrouw die haar heeft gevonden. Hij neemt een verklaring van haar op, maar ik betwijfel of we veel van haar te horen gaan krijgen. Ze is totaal van de kaart."
“Myriam, ik wil dat jij met die poetsvrouw gaat praten, dan neem ik een kijkje in het appartement van het slachtoffer.”
“Hoe? Maar…”
“Geen gemaar. Ik wil niet dat de plaats delict bezoedeld wordt. Als de technische recherche zijn werk heeft gedaan, mag je zoveel rondkijken als je maar wilt.”
De flat van het slachtoffer was minimalistisch ingericht en gaf de indruk dat er bijna niet in geleefd werd. De vloer was van gegoten beton en het meubilair bestond stuk voor stuk uit design-materiaal. Een indrukwekkende OLED-tv hing aan de muur van de woonkamer en was gericht naar twee linnen sofa’s die symmetrisch van elkaar stonden opgesteld. Op de salontafel lag een console waarmee de hele flat elektronisch kon worden bediend.
Marc staarde met open mond naar de decadente luxe en slenterde naar de badkamer. Daar boog hij zich over het naakte lichaam van de jonge vrouw in het verder lege bad. Zijn blik tastte haar zachte gelaatstrekken af. Haar blauwe ogen keken star. Hij was geen emotioneel mens, maar wist hoe hij met de dood in al zijn facetten moest omgaan. Toch riep het zien van het ontzielde lichaam van de vrouw iets in hem wakker. Het was een gevoel van bitterheid, vermengd met haat. Hij wist dat hij niet zou stoppen tot hij de dader van deze laffe en zinloze moord had ontmaskerd. Hoe dan ook.
Een uur later wemelde het van de mensen in witte pakken, op zoek naar minieme aanwijzingen die tot de identificatie van de dader zouden kunnen leiden. Nauwgezet zochten ze naar DNA-sporen, kledingvezels en vingerafdrukken.
Brian, hoofd van de technische recherche, kwam naast Marc staan.
“Het ziet er niet al te best uit,” zuchtte hij.
“Wat weten we al?”
"Overleden vrouw, achtentwintig jaar oud. Ze is al minstens vijf uur dood, maar dat kunnen er ook acht zijn."
"Doodsoorzaak?"
"Zie je die bloeduitstortingen in de hals?" De plekken in haar hals waren bijna zwart.
"Het lijken wel duimen."
"Ze is inderdaad met blote handen gewurgd. Haar adamsappel is naar binnen gedrukt. Het moet een gruwelijke doodsstrijd zijn geweest. Een kansloos gevecht."
"En die andere blauwe plekken?" Marc wees op de rest van haar lichaam.
"Een deel daarvan zijn oud, andere recent."
"En wat betekent dat?"
"Het ziet ernaar uit dat ze ook is aangerand. Er zijn heel wat blauwe plekken op haar dijen en bovenarmen."
"Een ruzie tussen geliefden?"
Brian kneep zijn ogen tot spleetjes terwijl hij diep leek na te denken. "Dat lijkt me onwaarschijnlijk."
“En toch lijkt het me de meest logische verklaring.”
“Wat bedoel je?”
“Er zijn geen sporen van inbraak, dus de vrouw moet haar moordenaar hebben binnengelaten.”
Marc nam Brian mee naar de keuken en opende de vaatwasmachine. “Twee wijnglazen, twee soeptassen, twee borden… Het lijkt er op dat ze eerst samen hebben gegeten.” Hij wees naar de kaarsjes op tafel. “Meer nog, eerder een romantisch etentje. In de slaapkamer loopt het mis en vermoordt hij haar. Daarna sleept hij haar lichaam naar de badkamer.”
“En dan wist hij alle sporen.” besloot Brian.
Marc keek hem verbaasd aan.
“Het lijkt er op dat alles grondig is schoongemaakt. Er zijn geen sporen te vinden. Ook de gsm en laptop van het slachtoffer ontbreken.”
Marc zuchtte en keek peinzend naar de collega’s van de technische recherche, die in hun witte overalls nog steeds de flat van de jonge vrouw onderzochten. “Life is a bitch,” mompelde hij in zichzelf. Hij had hoofdpijn en dat kwam niet alleen door het vroege uur. Hij had gedronken. Alweer.
Er knaagde iets aan hem. Hij vertrouwde het niet. Hij nam de omgeving nog een keer nauwkeurig in zich op. Voor de zoveelste keer zocht hij een aanwijzing. Moordenaars maken fouten, het was belangrijk niks over het hoofd te zien.
Liesbeth, de poetsvrouw, ging op de stoel zitten die haar werd aangeboden en keek naar de agente die tegenover haar zat. Ze was stil, haar gezicht onbewogen, haar houding sereen. Ze glimlachte verlegen naar Myriam en draaide haar stoel een stukje bij. Ze stopte nerveus haar haar achter haar oren. Dan legde ze haar handen in haar schoot tot rust.
"Ik heb eigenlijk net alles al verteld aan uw collega". Ze keek Myriam kort aan. Deze keek haar afwachtend aan. Vaak hielp het bij een verhoor om te zwijgen. Mensen begonnen vaak te spreken om de stilte te doorbreken. De poetsvrouw bleef echter zwijgen.
"Ik weet het. Door het nogmaals te vertellen herinnert u zich misschien meer. Begin bij het begin.”
Het was alsof Liesbeth op deze bevestiging had gewacht.
“Ik deed de voordeur open. Deze was niet in het slot. Normaal gezien is ze er niet als ik kom kuisen. Dan is de deur op slot. Nu was dat niet zo. Ik dacht nog: oei, ze zal toch niet in mijn weg gaan lopen. Dat was al eens gebeurd, ziet u. De hele tijd zat ze dan dingen vuil te maken die ik al gekuist had. En je moet dan rustig en beleefd blijven, want zij is de baas, he. Maar ik heb dus liever dat ze er niet is als ik kom kuisen.”
Liesbeth had op het eerste gezicht in shock geleken. Het eerste gesprek met de eerstaanwezige agent had haar echter ontdooid. Ze bleek een babbelkous te zijn. Als ze de rest van de dag niet zou willen verprutsen aan het uittikken van dit verhoor, zou Myriam het gesprek goed in de hand moeten houden. “Wanneer hebt u haar gevonden?”
“Ik heb haar gezocht. De deur was dus, zoals ik al had gezegd, niet op slot. En toen ik binnenkwam, stond er luide muziek op. Ik heb haar geroepen, maar er kwam geen antwoord, dus dacht ik: die zal nog in haar bed liggen. Die is aan het slapen. Dus klopte ik op de deur van haar slaapkamer. Zomaar binnengaan doe ik niet. Ik heb dat ooit eens gedaan in een ander huis waar ik kuis. Die vrouw, die zat daar gewoon op haar bed een man te neuken. Alsof ze op een paard zat. En het was dan nog niet eens haar eigen man. Vanaf toen klop ik altijd eens.”
“Ok, maar wanneer hebt u haar dan wel gevonden? En waar?”
“Toen ik niets hoorde na mijn geklop, ging ik dus binnen in de slaapkamer. Het bed was mooi opgemaakt. Ik dacht nog: dat is raar. Dat heeft ze nog nooit gedaan. Ik doe dat altijd. Maar zoveel te beter. En toen zag ik dat de deur van haar badkamer een beetje open stond. Je kan naar de badkamer langs de slaapkamer, maar ook langs de gang. Dat is wel gemakkelijk. Ik heb dat tegen onze Jos ook al eens gezegd. Ik heb gezegd: ‘Jos, als ge nu eens een deur bijmaakt vanuit onze slaapkamer, dan is dat gemakkelijk’, heb ik gezegd.”
“En je vond haar dan in de badkamer?”
“Awel, ik weet nog dat ik dacht: die ligt in bad met haar walkman in haar oren. Die hoort mij niet. Daar wil ik zeker niet binnenwandelen als ze bloot in bad zit. En dan verschiet die zich nog als ik daar plots binnenkom. Dus klopte ik weer op de deur. Maar ja, als die dus met die hoofdtelefoon op haar hoofd zit, hoort die dat niet. Ik zou dat nooit doen. Met die elektriciteit in het water. Claude François is zo gestorven, wist u dat?”
Myriam begon zich op te winden. “En vond u haar dan in de badkamer?”
“Ik heb dan door dat spleetje in de deur naar binnen gekeken. Pas op, normaal gezien doe ik dat niet, he. Ik gluur niet. Maar nu wist ik niet wat ik anders moest doen. Ik zag niets. Dan ben ik binnen gegaan en toen pas zag ik dat ze in bad lag. Maar er was geen water in het bad. En haar ogen stonden helemaal open. Toen wist ik. Dit is niet goed. Ik had dat ook bij onze Jos zijn vader gezien toen die was gestorven.”
Wat hebt u toen gedaan?
“Ik ben daar direct weggegaan. Ik wou de sporen niet contamineren.”
De mond van Myriam zakte open. Wat zei die vrouw nu? “U wilde de sporen niet…”
“Contamineren, ja. Ik heb dat op tv gezien. Bij Baantjer. Ik ben dus direct naar de woonkamer gegaan en ik heb naar onze Jos gebeld. En die zei van naar de politie te bellen.”
“En dat hebt u dan gedaan.”
“Ja, nadat ik die muziek had afgezet. Dat stond zo luid dat ik onze Jos bijna niet kon verstaan. En dat was altijd datzelfde liedje, he. Ik werd er bijna zot van.”
Myriam trof Marc aan de voordeur van de flat. Hij stond haar op te wachten. Net toen ze samen naar binnen wilden gaan, hoorden ze een schraperig gekuch achter zich. In het deurgat van de buurflat stond een kleine oude man. Met een simpel handgebaar wenkte hij hen.
Hij zag er een beetje bang uit. Zijn weinige haren waren over zijn kale schedel heen gekamd en zijn gezicht was opgeblazen rond.
“Bent u van de politie?” De man deed de deur verder open, waardoor een hal met parketvloer die betere tijden had gekend, zichtbaar werd. Aan de muur hingen verschillende oude foto’s. Het appartement maakte een vieze indruk en rook naar een oudemannenflat.
“Ja, inspecteur Debruyn en Van Calster. Kan u ons iets meer vertellen over uw buurvrouw? Hebt u vannacht misschien iets gezien of gehoord?” De man staarde hen twijfelend aan.
Myriam toverde een zachte glimlach tevoorschijn. “Zouden we misschien even naar binnen mogen komen?”
“Ja natuurlijk. Ik heet Frits.”
Marc stapte de hal in.
“Komt u verder naar de woonkamer.”
Ze gingen op de versleten bank zitten. Hij zakte behoorlijk diep in.
“Saartje, heette ze. Ze is al jaren mijn buurvrouw. Het begon met een beetje lawaai gisterenavond. Dat stoorde me, want ik lag al in bed. Ik moet er op woensdag vroeg uit. Dan is het marktdag, begrijp je? Het was trouwens niet de eerste keer dat ze herrie stond te maken, weet je.”
“Oh, echt waar?”
Marc ging een beetje anders zitten. Dit moest een van de ergste banken zijn waar hij ooit op had gezeten. Hij verlangde ernaar dat hij kon opstaan en weggaan, maar hij wist dat elk detail belangrijk was en liet daarom de oude man zijn verhaal doen.
“Dat kan je wel zeggen. Hoewel ze wat rustiger leek te worden de laatste tijd. Waarschijnlijk de invloed van haar nieuwe vriend. Het is een aardige jongen, veel te aardig voor haar, begrijp je?”
“Wat bedoel je?”
“Ze bedroog hem. Er ging geen avond voorbij of ze kwam met een ander thuis, weet je? Man of vrouw, het maakte niet uit. Alles voor de seks. En niet zomaar seks, begrijp je? Hoe harder en heviger, hoe liever. Soms duurde het wel een hele nacht lang. En dan mag je hard op de muur kloppen, het hielp allemaal niet, begrijp je?”
“Waarom belde u de politie niet?”
“Dat heb ik gedaan, maar na een paar keer bekeken ze me als die oude man die steeds maar kloeg over van alles en nog wat. Begrijp je? Gisteren was het weer zo’n avond. Het lawaai bleef maar doorgaan. Even heb ik overwogen of ik moest aanbellen om te vragen of ze misschien wat rustiger kon zijn, maar ik durfde niet zo goed. De vorige keer heeft ze me verrot gescholden. Ik was er dagenlang niet goed van.”
“Dat begrijp ik.”
“En nu is ze dood.”
De oude man wreef met zijn rechterhand over zijn broek. Er bleven zichtbaar natte zweetplekken op de stof achter. Marc herkende de signalen. Hij was er zeker van dat Frits een eigen theorie had omtrent de moord of zelfs de reden ervoor wist, maar dat niet dadelijk durfde te vertellen aan de politie. Hij maakte een aantekening in zijn hoofd dat hij later nog eens moest terugkomen om met hem te praten.
Hij had het gevoel dat de man zich licht geïntimideerd voelde door Myriam. Ze had haar charmes wel gebruikt om hen hier binnen te krijgen, maar vaak durfden mannen niet rechtuit te spreken als ze door haar werden verhoord. Veel mannen waren bang voor sterke vrouwen. Marc zelf had hier geen enkele last van.
“Haar vriend, ken je zijn naam?”
“Carlos… van Breuckelen, geloof ik.”
“Denk je dat hij haar heeft vermoord?” Het was een gok. Marc nam een risico door een bepaalde theorie omtrent de moord te uiten. Frits kon ofwel toehappen en Marc volgen ofwel onthullen wat hij zelf dacht.
“Nee die jongen is veel te braaf daarvoor, begrijp je?”
Even viel er een pauze. Toen bukte Frits voorover alsof hij op het punt stond een geheim te verklappen. Dit was zijn moment. Het leek erop alsof hij veel meer wist dan hij in het begin wilde laten blijken.
“Eigenlijk heb ik Johnny beloofd dit niet te vertellen.”
“Johnny?”
“Hij woont hierboven op de tweede verdieping, weet je. Maar je zal later moeten terugkomen. Hij is deze ochtend vertrokken naar zijn werk.”
Marc trok zijn beste pokerface. Hij wist dat Frits niets liever wou dan roddelen. “Vertel jij het maar. Alle informatie die je hebt, kan van enorm groot belang zijn voor het onderzoek. We zullen Johnny natuurlijk ook nog ondervragen zodra we de kans krijgen, maar het zou dom zijn om tot vanavond te wachten.”
De kleine man leunde voorover alsof hij op het punt stond om een geheim te verklappen.
“Het is allemaal begonnen na de dood van haar vader. Dat was echt een zware klap voor haar, weet je. Binnen het half jaar raakte ze haar beide ouders kwijt.”
Marc knikte somber. Myriam schonk zichzelf een kopje koffie in.
“Dit verlies was een mentale breakdown. Ze deed niet anders dan huilen.”
“En wat heeft Johnny daar mee te maken?” Myriam begon haar geduld te verliezen. Marc legde zijn hand op haar arm om haar tot kalmte aan te manen. Hij was bang dat Fritz zou dichtklappen. Die keek Myriam even geërgerd aan, maar ging toen toch verder met zijn verhaal.
“Johnny heeft daar misbruik van gemaakt, begrijp je?”
“Je bedoelt dat hij haar verkracht heeft?”
“Maar nee… Ze wou niks lievers. Ik denk dat het voor haar een soort vlucht was. Een middel om haar ellende te vergeten. In ieder geval, Johnny ging met haar naar bed. Niet één keer maar herhaaldelijk, weet je. Ik heb hem nog zo dikwijls gezegd dat hij daar mee moest ophouden, weet je. Maar het was veel te lekker. Een volwassen man krijgt niet vaak de gelegenheid om met zo’n jong ding het bed in te duiken, begrijp je?”
Frits zweeg even en zuchtte toen. “Eigenlijk weet ik niet of ik dit allemaal wel mag vertellen. Het heeft misschien allemaal niks met de moord te maken en Johnny kan zo verschrikkelijk kwaad worden. Het is een kwestie van vertrouwen en ik wil onze verstandhouding niet verpesten, weet je?”
Marc knikte langzaam. “Natuurlijk zullen we niet zeggen wie onze bron is. Maak je daar maar geen zorgen over.”
“Soit… Voor haar was het niet extreem genoeg. Ze wou dat hij haar vastbond en sloeg. Kan je je dat voorstellen, nee toch? Johnny had er genoeg van en is ermee gestopt. Maar, weet je, mannen genoeg om hem te vervangen. Ik heb haar eens bezig gezien in dat café in de schippersbuurt. ‘Het ronde vierkant’. Of nee, ‘De vierkante cirkel’. Ze hing toen aan de hals van een hell’s angel. Het is toch triest, he meneer, zo een jong meisje. Het kon niet anders dan verkeerd aflopen.”
Frits staarde droevig voor zich uit. Marc besefte dat hij had gezegd wat hij wou zeggen en besloot het gesprek af te ronden.
“Bedankt voor uw tijd.”
“Had ik jullie maar gebeld deze nacht, dan leefde ze misschien nog.”
In de flat van Saartje leidde Marc Myriam doorheen de woning. Hij toonde zijn bevindingen. In de slaapkamer stonden ze naar het keurig opgemaakte bed te kijken.
“Je zou niet denken dat hier pas een moord in is gebeurd.”
“Brian zei dat ze geen enkel haartje of schilfertje hebben gevonden. Het zijn propere lakens. De andere moet hij gewoon hebben meegenomen.”
Myriam wendde zich af en trok wat lades open van de moderne wandkast. “Marc.”
Hij kwam naast haar staan. Enkele lades lagen vol met lingerie. Niet het soort dat je in het warenhuis meegrist tijdens het wekelijkse winkelen. Er waren setjes van kant in de meest uiteenlopende kleuren. Ook zagen ze slipjes in leer en latex. De meeste zouden meer van het lichaam tonen dan verbergen.
Marc keek snel naar de andere lades. Er lagen allerhande speeltjes uitgestald. Ook hier was een grote verscheidenheid. Dildo’s en vibrators werden afgewisseld met buttplugs, zweepjes en handboeien.
Is it getting better?
Or do you feel the same?
Will it make it easier on you now?
You got someone to blame
Het nummer van U2 schalde luid door de flat. Marc draaide zich om. Hij zag Myriam in de woonkamer aan de geluidsinstallatie staan.
“Dj aan het spelen?”
“De poetsvrouw zei dat er een een liedje speelde toen ze binnenkwam. Steeds hetzelfde liedje. Ze heeft het op pauze gezet. Kijk, het staat op replay.”
Marc zuchtte diep. Hij besefte dat er meer aan de hand was dan een simpele moord.
Het forensisch instituut lag aan de rand van de stad op een mistroostig industrieterrein. Het gebouw dateerde uit de jaren ‘60 maar werd recentelijk grondig gerenoveerd.
Het lijk van Saartje lag op een metalen tafel in de autopsiezaal. Haar ogen waren dood, maar leken toch vol verdriet. Marc verplaatste zijn blik naar de rest van haar lichaam en de vele blauwe plekken. Hij draaide zich om toen patholoog-anatoom Erika Van den Heuvel de zaal in kwam en de deur achter zich dicht deed.
"Het verbaast me om jou nu al hier te zien," zei ze terwijl ze naar Marc toeliep, die aan het voeteneind van de metalen tafel stond. “Ik ben nog maar pas begonnen aan de autopsie.”
"Ik wil er zeker van zijn dat we niks over het hoofd zien."
"Alle details zullen opgenomen worden in het verslag, zodra ik hier klaar ben," klonk het geërgerd.
Marc keek Erika aan. Ze was niet echt een schoonheid. Ze was lang en mager, bijna skeletachtig. Haar huid was bleek, waarschijnlijk door de lange werkdagen in de kelder, haar werkdomein.
"Ik weet dat je heel nauwkeurig werkt," zei Marc kalm. "Maar bij die vrouw hier, heb ik een raar gevoel."
"Natuurlijk," mompelde Erika. Ze deed haar bril af en poetste hem op haar witte jas. "Ik kan beginnen met vertellen dat de doodsoorzaak verstikking is, als gevolg van wurging."
“Dat had ik ook wel kunnen zien.”
Erika negeerde Marc volledig. “Schaafplekken, mogelijk beten, boven aan de rechterwang en op de kin, hals en nek. Sporen van afbinding aan beide enkels en polsen. Er is geen bloed uit de sneden gekomen, wat erop wijst dat het slachtoffer zich waarschijnlijk niet heeft verweerd tijdens het wurgen. De vagina en anus vertonen kneuzingen, zowel uit- als inwendig. Waarschijnlijk veroorzaakt door een groot voorwerp. Opnieuw zijn deze wonden toegebracht toen het slachtoffer nog leefde. “
“Spermaresten?”
“Nee. Niets.”
“DNA-sporen?”
“Helaas niet.”
Marc zuchtte. “Wat is er volgens jou gebeurd?”
“Zeg jij het maar. JIj bent de rechercheur.”
Marc streek met zijn hand over zijn kin en dacht hardop na. “Op het eerste gezicht een uit de hand gelopen liefdesspel.”
“Maar?”
“Als het een ongeluk was, zou ik verwachten dat de dader in paniek weggevlucht is. Deze echter niet. Hij is kalm gebleven en heeft zich de moeite genomen alle sporen uit te wissen.”
Ze reden terug naar het politiekantoor. Myriam zat altijd aan het stuur als Marc wou nadenken. Hij keek afwezig uit het raam. Hij liet alle indrukken door zijn hoofd gaan. Het waren allemaal puzzelstukjes die voor zijn ogen flitsten. Af en toe nam hij een stukje vast en gaf het een plaats. Er klopte iets niet. Hij ontdekte stukjes die nergens in de puzzel leken te passen.
Soms waren dingen die hij opmerkte, niet zinvol of logisch, waren het geen dingen die je als bewijsmateriaal bestempelde. Soms waren het gewoon dingen. Toch merkte hij ze op.
“Wat denk jij?”
Myriam keek kort opzij. Ze schrok even. Dit was de allereerste keer dat Marc tijdens zijn autogepieker haar mening vroeg.
“Zoals je zelf al zei: het slachtoffer had ruige seks. De dader heeft haar per ongeluk iets te lang gewurgd. Nadien heeft hij de sporen gewist. Hij zal bang zijn. Of getrouwd.”
“Mmm.” Marc zakte weer weg in zijn bedenkingen.
Even later stonden ze in de parkeergarage van het politiekantoor.
“Ga jij maar naar huis,” zei Marc tegen Myriam. “Ik zal de chef wel bellen.”
“Ben je zeker? We kunnen…”
“Ga maar. Je weet dat ik eerst alles op een rijtje moet zetten. Morgen gaan we er samen even door. Ok?”
Myriam keek hem dankbaar aan. Ze bracht haar hand naar zijn wang en wreef er even over met haar duim. “Maak het niet te laat.” Ze draaide zich om en wandelde naar haar auto.
Marc keek haar verward na. Wat was hier net gebeurd? Myriam had hem nog nooit zo vertrouwd aangeraakt. Een collegiale stomp tegen zijn schouder was het meest intieme dat ze ooit had gedaan.
Hij had zich net kunnen inhouden om zijn hoofd niet uit reflex weg te trekken toen haar hand dichterbij was gekomen. Hij schudde zijn hoofd. Vrouwen. Hij zou ze nooit begrijpen.
Hij liet zich in zijn stoel zakken en staarde voor zich uit. Zijn kamer zag er smerig uit en lag vol uitpuilende dossiermappen. Een papierloos kantoor was niet aan hem besteed. De muur werd opgesmukt door foto’s uit politiedossiers. Het waren foto’s uit een onopgeloste zaak.
Er zat hem iets dwars aan deze zaak. Hij kon er zijn vinger niet op leggen. Wat hij wilde vermijden, was dat deze moord ook een onopgeloste zaak werd.
Ergens was er iemand die wist wat er met haar was gebeurd. Het enige wat hij hoefde te doen, was die persoon vinden. Simpel toch?
******
Zodra ik de deur van de bar open, zijn haar ogen het eerste wat me opvalt.
De kleine tengere vrouw zit met haar armen op de toog geleund. Net staarde ze nog naar het glas met witte wijn dat voor haar staat. Haar blik is nu op mij gericht. Even voel ik me een inbreker die haar gedachtenwereld ongevraagd binnendringt.
Ik bevind me ook plots in een ander universum. Het geroezemoes van pratende mensen zakt weg naar de achtergrond. In het beeld dat mijn ogen opvangen, is enkel zij scherp. De rest vervaagt.
Het is niet haar schoonheid die me raakt. Ze ziet er gewoontjes uit, een beetje onverzorgd zelfs. Ze heeft wel een natuurlijke mooiheid over zich, maar ze lijkt die te verstoppen.
Wat me kippenvel bezorgt, is de tristesse die me tegemoet waait.
Ik kwam gewoon snel wat drinken. Even alles uit mijn hoofd zetten voor ik terug de mallemolen instapte. Ik besef dat de gebeurtenissen van vorige nacht niet zullen worden begrepen. De ethische normen en vooral de wet zijn niet ingesteld op de ware betekenis van het mededogen dat ik Saartje had getoond.
Dit alles lijkt nu weggevaagd uit mijn gedachten, die worden overheerst door de wolk van verdriet die zich rond me wikkelt.
Ik zou naar haar toe willen stappen en haar recht van de kruk in mijn armen willen trekken. Haar ogen zouden zich sluiten en mijn barmhartig hart zou haar tot tranens toe ontroeren. Bij elke kus die ik van haar wang zou wegkussen, verdwijnt dan een brokje lijden uit haar bestaan.
Zo werkt het niet. Ze zou me van zich wegduwen.
Ik ga op de kruk naast haar zitten. Ik kijk recht voor me. Eerst moet ze wennen aan mijn aanwezigheid.
De barman vraagt me wat ik wil drinken. Ik vraag een whisky en zeg om haar nog een wijn te geven. Ik vraag haar niet of het ok is.
“Waarom?” Ze kijkt me aan als het nieuwe glas voor haar wordt neergezet.
“Je hebt het nodig.” Nog steeds kijk ik haar niet aan.
“Dank je.” Ik hef mijn glas op en drink langzaam mijn eerste slok. Mijn slokdarm voelt de gekende branderigheid. Een lichte warmte verspreidt zich door mijn borstkas.
“Zie ik er wanhopig uit?” Haar interesse is gewekt.
In mijn hoofd tel ik tot tien. Dan draai ik mijn hoofd lichtjes naar haar toe. Ik bekijk haar vanuit mijn ooghoeken. “Nee, wel verslagen.”
Ik hoor een zachte snik. Ze drinkt haar glas wijn in één slok op. Ik doe teken aan de barman om haar glas opnieuw te vullen. “Ik zit hier nu toch. Als je wil…”
Net voor ze haar verhaal begint, stuur ik een whatsapp naar huis. “Weer overwerk. Wacht niet op mij. x”
Een uur later wandel ik met haar de deur uit. Ik voel dat ik beet heb.
Lees verder: De Engel Des Doods - 2
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10