Door: Leen
Datum: 02-01-2022 | Cijfer: 9.2 | Gelezen: 3901
Lengte: Lang | Leestijd: 30 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Buitensex, Dagboek, Feest, Klaarkomen, Slikken, Sperma, Tiener, Verlangen,
Lengte: Lang | Leestijd: 30 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Buitensex, Dagboek, Feest, Klaarkomen, Slikken, Sperma, Tiener, Verlangen,
Vervolg op: Verlangen - 11: Waarom Doet Het Zoveel Pijn?
De Fuif
"Goeiemiddag lief."
Mijn hoofd schiet omhoog van het bord waar ik al vijf minuten naar staar. Ik draai me half om, net op tijd om Carl op de stoel naast me te zien neerploffen met de nonchalante gratie van iemand die de wereld bezit.
"Hoi," mompel ik, mijn blik weer op mijn bord gericht.
Carl leunt achterover, zijn stoel gevaarlijk balancerend op twee poten, en bekijkt me zijdelings. "Wat scheelt er?"
"Niks, waarom?"
"Is de kip niet lekker?"
"Hoezo?"
"Je zit al de hele tijd met je vork in je eten te peuteren alsof je een archeologische opgraving doet."
Ik haal mijn schouders op. "Ik heb geen honger."
Het is een leugen. Ik heb wel honger, maar mijn maag ligt in de knoop. Mijn hoofd is een slagveld door de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. De bekentenis. De ruzie. De kus. De pijn. De hoop. Alles draait in cirkels. Ik weet niet meer wat echt is en wat niet. Wat hij me gelapt heeft, kwam harder aan dan ik wil toegeven, en de blauwe plek op mijn ziel is nog lang niet genezen.
"Ik zou best willen weten waar je nu aan denkt," zegt hij, zijn stem zacht.
"Nergens aan." Weer een leugen.
Carl buigt zich verder naar me toe, zijn warmte is een afleiding. Hij pikt met zijn hand een stukje kip van mijn bord en steekt het in zijn mond. Zijn ogen sluiten zich even en er komt een diep, grommend geluid uit zijn keel. Een pure, onvervalste kreun van genoegen. Hij ziet eruit alsof hij op het punt staat een orgasme te krijgen, hier, te midden van de lauwe frieten en de schreeuwende eerstejaars.
Een onwillekeurige glimlach breekt door mijn pantser. "Is dat echt zo lekker?"
Hij opent zijn ogen, die donkerder lijken dan normaal. "Oh ja. Dit is echt geweldig." Hij leunt dichterbij, zijn stem een samenzweerderig gefluister. "Niet zo lekker als jij, maar echt goed."
Mijn hart slaat een slag over. Mijn wangen worden warm. Ondanks de pijn, ondanks de woede, ondanks de weddenschap, kan ik niet verhelpen dat mijn lichaam op hem reageert. Een diep, verraderlijk verlangen roert zich in mijn onderbuik. Ik voel me verloren, te wanhopig.
"Het is een explosie van seks in je mond," vult hij aan, met een triomfantelijke grijns.
Ik schud mijn hoofd, de betovering is verbroken. "Je bent nog gekker dan ik dacht."
"Merci voor het compliment."
Een plotselinge irritatie welt in me op. "Ik wou dat jij mij eens wat vaker complimentjes zou geven."
"Hé?" Carl kijkt me fronsend aan, zijn speelse houding verdwijnt.
"Je hebt me wel gehoord."
Hij bestudeert me even, en dan wordt zijn gezicht weer zacht. "Je bent mooi," klinkt het, simpel en direct.
Ik knipper met mijn ogen, verrast door de oprechtheid.
"En je ziet er veel te lekker uit," vult hij aan, zijn grijns is terug.
"Veel te lekker?"
"Ja. Je bent niet zoals de meeste meisjes, en dat boeit me. Je bent slim, lief, misschien een beetje vreemd…"
"En dat noem jij een compliment?"
"Ja."
"Jij bent echt…"
"Geweldig? Fantastisch? De man van je dromen?" Carl trekt vol verwachting zijn wenkbrauwen op.
"Een eikel, wou ik zeggen."
Zijn mond valt open in gespeelde verontwaardiging. "Als ik gevoelens had, was ik nu diep gekwetst."
Ik grinnik. "Maar goed dat je die niet hebt, toch?"
"Zal wel," zegt hij, en hij steelt nog een stukje kip.
En weer dwalen mijn gedachten af, tot zijn stem me opnieuw onderbreekt.
"Luister je wel naar wat ik zeg?"
Ik knipper met mijn ogen. "Huh? Ja… natuurlijk."
Zijn grijns wordt breder, veelbetekenend. "Je hebt niet naar me geluisterd. Je hebt de laatste twee minuten alleen maar zitten staren."
"Niet waar!" Mijn hele gezicht gloeit. Leugenaar.
Hij duwt speels tegen mijn schouder. "Echt wel."
Ik trek een gezicht.
"Dus je gaat morgen mee?"
"Mee? Waarheen?"
"Zie je wel dat je niet geluisterd hebt!" roept hij triomfantelijk. "Naar de klasfuif."
"Oh, die." Ik haal mijn schouders op. Het idee om mezelf in een zweterige, luide zaal vol mensen te begeven, voelt als een straf. Zeker nu. "Ik weet het niet."
"Wees niet zo'n kluizenaar. Het wordt leuk, beloofd."
"Ik zal erover nadenken," zeg ik zacht.
"Kom toch gewoon mee. Met mij."
Ik schud mijn hoofd. De gedachte alleen al. Wat als Els er is? Wat zullen de mensen denken?
"Ik verwachtte wel dat je niet zou willen."
"Waarom vraag je het dan?"
"Omdat er zonder jou niks leuks te beleven valt," zegt hij, en de oprechtheid in zijn stem raakt me.
"Geweldig," mompel ik.
"Eigenlijk denk ik dat je diep vanbinnen wel ja wilt zeggen."
"Euh…"
Zijn grijns wordt breder. "Ik kan je verzekeren dat je er lol in zult hebben."
"Je hebt waanideeën."
"Ik ben vastberaden."
"Eerder irritant."
"Interessant, bedoel je waarschijnlijk."
Ik rol met mijn ogen. "Alleen in jouw hoofd."
Een wenkbrauw gaat omhoog. "Met die grote mond van jou maak je niet echt vrienden."
"Klopt," piep ik, zijn woorden raken een gevoelige snaar. "Ik ben niet echt populair."
Zijn gezicht betrekt onmiddellijk. "Sorry. Shit. Dat was een rotopmerking."
"Hey, lieverdjes, stoor ik als ik erbij kom zitten?" De vrolijke stem van Maria doorbreekt de plotselinge spanning.
"Nee hoor," lach ik haar toe, dankbaar voor de afleiding.
"Ik was net aan het proberen Leen te overtuigen om morgen mee te komen naar de fuif," legt Carl uit.
"Oh leuk!" reageert Maria enthousiast.
Carl draait zich nu volledig naar haar, alsof hij een bondgenoot heeft gevonden. "Maar ze weigert. Ze blijft me maar afwijzen en dat breekt mijn kleine, tere hartje."
"Hij meent er niks van," zeg ik met een zucht.
"Mij lijkt hij anders heel serieus," lacht Maria, terwijl ze met grote, onschuldige ogen naar Carl kijkt. Hij maakt het meest zielige, jankende geluid dat een mens ooit heeft geproduceerd en ik rol met mijn ogen.
Maria richt zich op mij. "Leen, wat is er mis met jou? Deze aardige, knappe jongeman vraagt je mee uit. Je bent jong, je hoort 'ja' te zeggen en domme dingen te doen!"
"O mijn god." Ik wrijf met mijn handen over mijn gloeiende gezicht, deels geërgerd, deels geamuseerd.
Carls gegrinnik doet me opkijken. "Ga toch gewoon mee, Leen."
"Nee."
"Zie je wel! Ze blijft nee zeggen!" jammert hij tegen Maria.
Maria schudt haar hoofd. "Leen, je bent echt een idioot."
"Wat kan mij het schelen," brom ik en ik grijp mijn tas. De bel gaat zo. We moeten gaan.
"We houden van jou, hoor," giechelt Maria. "We hebben alleen wat vraagtekens bij je beslissingen."
Ik schud mijn hoofd en sta op. "Ik kruip gewoon vroeg in mijn bed met een boek."
"Nerd," plaagt Carl.
"Eikel," kaats ik terug.
"Leen?" Zijn stem is plotseling weer zacht.
"Carl?"
"Ga gewoon met me mee." Hij kijkt me aan met die onweerstaanbare puppy-oogjes.
Ik haal diep adem. Een deel van me wil nee schreeuwen. Maar een ander, groter deel wil zien wat er gebeurt als ik ja zeg. Mijn lippen trillen wanneer ik uiteindelijk zeg: "Oké dan."
"Topper." Prompt buigt hij zich voorover en geeft hij me een snelle, triomfantelijke kus op mijn mond, hier, voor iedereen. En voor het eerst vandaag, voelt de wereld weer een beetje lichter.
“Shit.” Het woord is een stille zucht, een laatste gebed voor ik de sprong waag. Met mijn handen diep in de zakken van mijn hoodie begraven, stap ik vol zogenaamd goede moed de fuifzaal binnen. De realiteit treft me als een fysieke klap. De zaal – in feite niet meer dan de groezelige parochiezaal achter de kerk, nu vermomd met wat stroboscopen en een rookmachine – is een kolkende massa van lichamen. Een muur van geluid, een mix van een dreunende bas en honderd schreeuwende stemmen, overvalt me. De lucht is dik en zwaar, een cocktail van zweet, goedkope parfum en gemorst bier. Meteen word ik overvallen door een diep, zeurend gevoel van spijt. Wat doe ik hier? Ik speur de menigte af, op zoek naar Carl, mijn enige anker in deze zee van chaos.
Vlak achter me klinkt een hoge, opgewonden gil en ik draai me geschrokken om. “Je bent er!” krijst Maria, en ze trekt me in een omhelzing die naar wodka-Red Bull ruikt. “Te gek! Ik dacht echt dat je je nog zou bedenken en ons zou laten zitten.”
“Ik ben er,” zeg ik, mijn stem klinkt zwak tegen het geweld van de muziek.
Ze grijpt mijn hand. “Kom, Carl is net naar de bar, drankjes halen.” Ze begint me mee te sleuren, een kleine, vastberaden ijsbreker die een pad baant door de deinende menigte. Een paar jongens kijken op. Hun blikken glijden over mij, over mijn spijkerbroek en mijn onopvallende hoodie, en hun gezichten verraden een duidelijke afkeuring. Dan verschuift hun aandacht naar Maria, naar haar sexy, strakke jurkje, haar blote benen. Hun blikken worden hongerig, waarderend. Ik kan het hen niet kwalijk nemen. Ze ziet er prachtig uit. Ik voel me plotseling een grijze muis naast een paradijsvogel.
“We moeten erdoor!” gilt Maria, haar vrije hand als een soort baken in de lucht. “Tuut tuut!”
Aan de bar is er iets meer ruimte om te ademen. Maria leidt me naar een jongen met een zwarte polo en een strakke jeans die met zijn rug naar ons toe staat. “Carl, kijk eens wie ik gevonden heb!”
Carl draait zich om en een oprechte, brede glimlach verlicht zijn hele gezicht. De spanning die als een knoop in mijn maag zat, ontspant zich een beetje.
Ik pak het plastic bekertje bier aan dat hij me geeft. “Ben je blij dat ik er ben?”
“Dolblij, echt waar,” lacht hij, zijn ogen fonkelen.
“Ik ook,” hoor ik mezelf zeggen, en op het moment dat de woorden mijn mond verlaten, voel ik het ook. Ik ben blij. Carl aarzelt niet. Voor ik er erg in heb, liggen zijn armen om mijn middel en trekt hij me stevig tegen zich aan. Maria pakt wijselijk het bekertje bier uit mijn hand voordat hij me helemaal verplettert.
“Ik kan niet geloven dat je er echt bent,” zegt hij, zijn mond dicht bij mijn oor. Het lijkt erop dat niemand echt had geloofd dat ik zou komen. “Ik had het toch beloofd?”
Carl buigt zijn hoofd en wanneer hij spreekt, strijken zijn lippen langs de gevoelige huid van mijn oor, waardoor er rillingen over mijn rug lopen. “Straks gaan we dansen. Jij en ik.”
Mijn hart bonkt alsof ik in een achtbaan zit die net over het hoogste punt heen dendert. Heel even zijn de geluiden van het feest verdwenen en heb ik enkel oog voor de fonkelende, bezitterige ogen die me aankijken. Ik voel me begeerd. Ik voel me dolgelukkig.
“Wow,” onderbreekt Maria ons, haar stem druipt van het sarcasme. “Ik dacht even dat jullie elkaar de kleren van het lijf zouden scheuren en hier ter plekke aan de voortplanting zouden beginnen.”
Ik kijk haar geërgerd aan. “Dat lijkt me een beetje overdreven.”
“Niet vanuit mijn perspectief,” grijnst ze.
Even later voegen enkele van Maria haar klasgenoten zich bij ons. Ons groepje wordt steeds groter en de muziek steeds luider. Mensen beginnen te dansen en ik voel me met de minuut ongemakkelijker. Dan, aan de ingang van de zaal, zie ik haar. Els. Ze is niet alleen. Ze wordt geflankeerd door een ander meisje, maar alle ogen zijn op haar gericht. Ze ziet eruit alsof ze een deel van haar kleding thuis vergeten is. Haar haar in een strakke paardenstaart, haar ogen zwaar opgemaakt met smokey eyes, haar lippen bloedrood. Maar wat het meest opvalt: haar prominent aanwezige borsten die bijna uit haar veel te kleine, glitterende topje vallen, en een rokje dat zo kort is dat het nauwelijks haar billen bedekt. Haar benen lijken eindeloos.
Veel jongens in de zaal stoppen met wat ze aan het doen zijn. Hun gesprekken vallen stil, hun danspasjes haperen. Hun blikken worden naar haar toe gezogen als ijzervijlsel naar een magneet. Ook Carls mond zakt wijd open, zijn blik is er een van pure, onvervalste, dierlijke bewondering. Els loopt recht op ons groepje af, negeert mij en Maria compleet, en slaat haar armen om Carl heen. Hij protesteert niet. Hij draait zich volledig naar haar om en lacht een scheve, geflatteerde grijns. Iets lelijks, kouds en venijnigs nestelt zich diep in mijn buik. De stem van de weddenschap fluistert weer in mijn oor.
Wanneer ‘Love Shack’ van de B-52’s door de luidsprekers dreunt, geeft Maria me een harde duw in mijn zij. “Kom, we gaan dansen.”
“Ik dans niet.”
“Jawel,” zegt ze streng. “Want als je niet meekomt, blijf je hier maar naar die trut staren als het zure, geïrriteerde vriendinnetje. En die rol gaan we je niet laten spelen.”
Ik weet dat ze gelijk heeft. Met tegenzin laat ik me meeslepen naar het midden van de zaal. Het duurt even voordat ik de moed heb om te beginnen bewegen. Ik wou dat ik al wat meer bier had gedronken. Ik sluit mijn ogen, een truc om de starende blikken buiten te sluiten, en sta mezelf toe de muziek te voelen, de bas die in mijn borstkas trilt. Uiteindelijk begin ik voorzichtig met mijn heupen te draaien, onwennig eerst, dan met meer overtuiging. Ik glimlach wanneer ik over Maria’s schouder Carl zie. Hij heeft geen aandacht meer voor Els. Hij staart naar ons. Naar mij.
Ik ga zo op in het dansen dat ik een sprongetje maak wanneer er plotseling twee handen op mijn heupen worden gelegd. Ik gil even en draai dan mijn hoofd naar achteren.
“Ik ben het maar,” lacht Carl, zijn gezicht dicht bij het mijne.
Zijn handen glijden lager, naar mijn kont, en de aanraking schroeit door de stof van mijn spijkerbroek. Hij kijkt naar me met die prachtige, donkere ogen. Zijn lippen gaan van elkaar en ik voel zijn warme adem die naar munt ruikt. Zijn hele lijf drukt zich tegen mijn rug aan, heup tegen heup, borst tegen mijn schouderbladen. In verschillende delen van mijn lijf vinden sensationele explosies plaats: een zinderende hitte in mijn maag, mijn spieren die zich aanspannen, mijn tepels die hard worden en mijn dijen die tintelen. Mijn handen liggen tegen zijn borst en ik voel zijn hart bonken onder mijn handpalmen, een snel, krachtig gebonk dat het ritme van de muziek overstemt. Een hand glijdt langs mijn zij omhoog en laat een nieuwe en heftige reeks rillingen achter. Ik snak naar adem wanneer zijn vingers langs mijn wang strijken en de lokken van mijn haar achter mijn oor stoppen.
“Je bent knap,” zegt hij met hese stem, lager en rauwer dan gewoonlijk.
“Jij ook,” slik ik, mijn mond is plotseling kurkdroog.
“Ik denk dat we dit vaker moeten doen.”
“Ja,” fluister ik en ik geef me over aan de neiging mijn ogen te sluiten en me te laten meevoeren door zijn aanraking, zijn geur, zijn aanwezigheid.
Hij verplaatst zijn voeten iets, een lichte beweging die ons nog dichter bij elkaar brengt. Een huivering trekt langs mijn ruggengraat. Het besef van zijn harde lijf en het mijne, het is allemaal zo overweldigend. Ik reageer instinctief, op een manier die ik helemaal niet van mezelf ken, en duw mijn heupen zachtjes tegen de zijne. Het voelt alsof ik in brand sta.
De avond is een roes, een warme, wazige droom. Als ik met Carl dans, bestaat de rest van de wereld niet. Maar na mijn vierde lauwe biertje voel ik een bekende druk. Ik leun naar hem toe, mijn lippen strijken langs zijn oor. “Ik moet even naar het toilet, haal jij intussen nog wat drinken?”
Carl knikt, zijn ogen nog steeds donker van verlangen.
“Ik moet je wel waarschuwen.” Maria komt lachend naast ons staan. “De toiletten zijn nogal ranzig. De vloer plakt en de wc-bril is optioneel.”
Ik zucht. “Wens me dan maar succes.”
Giechelend trekt ze een vieze smoel. “Dat ga je nodig hebben.”
De eerste, iconische gitaarakkoorden van ‘Bed of Roses’ klinken door de luidsprekers op het moment dat ik in het stinkende, met graffiti bekladde toilet zit. Ik vloek binnensmonds. Nee. Niet nu. Dit is mijn liedje. Hier wil ik met Carl op slowen, dit is het perfecte, over-the-top romantische moment waar ik op heb gewacht. Terwijl Bon Jovi zingt dat hij me wil neerleggen op een bed vol rozen, een bewering die ondersteund wordt door zwaar, dramatisch tromgeroffel, trek ik zo snel als mogelijk mijn broek op en haast ik me weer de zaal in, mijn handen half gewassen.
I want to lay you down on a bed of roses For tonight I'll sleep on a bed of nails
Mijn blik schiet naar het midden van de dansvloer, zoekend naar Carl. En dan zie ik het. Mijn ogen worden groter. Mijn hart stopt.
Oh I want to be just as close as the Holy Ghost is And lay you down on a bed of roses
Wat is dit? Els en Carl. Ze staan dicht tegen elkaar aan. Te dichtbij. Haar handen liggen op zijn wangen, haar duimen strelen zijn jukbeenderen. Mijn mond valt open en iets smerigs, iets kouds en giftigs, vormt zich in mijn buik en zorgt ervoor dat mijn borstkas pijnlijk samenknijpt. Waarom, in godsnaam, raakt ze hem zo aan? En waarom, verdomme, staat Carl dat toe?
Now as you close your eyes Know I'll be thinking about you While my mistress she calls me To stand in her spotlight again
De woorden van de zanger zijn als een messteek. My mistress. Mijn wangen worden heet en in mijn keel vormt zich een brok zo groot als een vuist. De hele avond heeft hij me verleid, me gekust, me aangeraakt, en nu staat hij daar, met haar. Ik staar hen aan, verlamd. Ik zie dat Carl iets in het oor van Els fluistert. Ze doet een stap achteruit en begint keihard te lachen, een triomfantelijk, schaterend geluid. Daarna legt ze haar handen plat op zijn borstkas. Ze duwt ertegen, speels, alsof ze zijn spieren bevoelt.
Ik hou het niet meer. Een enorme, fysieke pijn welt op in mijn hart. Mijn gezicht wordt knalrood en ik maak een sissend geluid. Ik wil hier weg. Zo snel mogelijk. De beats van de drums klinken nu boos en luid, een soundtrack voor het onrecht van alles. Net als Bon Jovi wil ik huilen en schreeuwen. Ik storm naar voren, en wanneer ik hen passeer, geef ik hen beiden een harde duw.
“Klootzak!” brul ik, mijn stem overslaand van woede en tranen.
“Leen!” roept hij. “Wacht even…”
Maar ik stop niet. Ik beuk de nooddeur open en stap de koude, donkere buitenlucht in. Ik blijf lopen. Over de kapotte stoep die begroeid is met onkruid, tussen twee geparkeerde auto’s door sla ik linksaf. Na alles wat er gebeurd is, wil ik Carl nooit meer onder ogen komen. Ik wil de terugspoelknop indrukken, terugkeren naar vorige zomer, toen mijn hart nog heel was. Carl zo met Els zien voelt als een klap in mijn gezicht. Alle onzekerheden komen met een wraakzuchtige kracht terug.
Ik voel een hand op mijn schouder. “Leen, wacht even.”
Ineens gaat er een knop om. Ik word overmand door een blinde, allesverterende woede. Ik draai me bruusk om en begin te schelden, een waterval van alle lelijke woorden die ik ken.
Wanneer ik eindelijk uitgehijgd en uitgeraasd ben, schudt Carl zijn hoofd, zijn gezicht een mix van pijn en vastberadenheid. “Oké. Jij en ik gaan nu een goed gesprek hebben.”
“Ik wil niet met je praten!” Ik sla met mijn vlakke hand tegen zijn borstkas. Hij geeft geen krimp. Ik begin weer te lopen.
“Blijf hier, Leen.” Zijn stem is dwingend.
“Ik ben geen hond.”
“Shit Leen, waarom doe je zo? Waarom?”
“Waarom ben je me achterna gekomen?” snauw ik en ik sla mijn armen over elkaar. “Wacht er binnen geen halfnaakt wijf op je?”
“Er is niks gebeurd.”
Ik open mijn mond, maar doe hem weer dicht. Ik pers mijn lippen op elkaar. “Ik heb jullie duidelijk gestoord.”
“Eigenlijk ben ik blij dat je dat deed.”
Ik bulder een korte, humorloze lach. “Dat zal wel.”
Er valt een stilte. “Het was niet wat je denkt,” zegt hij zacht.
“Ik ben niet dom, Carl. Maar weet je, het maakt niet uit. Vanaf nu mag je doen wat je wilt. Je mag praten met wie je wilt en neuken wie je wilt. Ik wil je niet meer.” Ik wou dat mijn stem niet zo trilde, dat ik niet zo huilerig overkwam.
“Wie denk je verdomme dat ik ben?”
Mijn ogen branden. “Ik wil niet praten.”
“We moeten praten,” reageert hij op harde toon. “We moeten al sinds vorige week praten.”
“Waarom? Er valt niks meer te zeggen.”
Carl ademt zwaar in. “Ze stond daar ineens voor me.”
“Wat zou het.”
Hij zucht, een geluid van pure frustratie. “Leen, ik lieg niet tegen je. Ze wou inderdaad meer, daar ga ik niet over liegen. En eerlijk? Ik overwoog het een seconde. Gewoon omdat ik een man ben en mijn hersens soms naar mijn kruis zakken. Maar ik deed het niet. Er is niets gebeurd.”
Verdomme, wat wil ik hem zo graag geloven. “Dat is alleen omdat ik jullie ondersteboven heb gelopen.”
“Denk je nu echt dat ik haar zou kussen terwijl jij er ook bent?”
“Je wist niet dat ik zo snel terug zou zijn van dat ranzige toilet!”
“Dat wist ik wel,” reageert hij snel. “Verdomme, Leen, denk je dat nu echt?”
Ik kijk hem vertwijfeld aan. Hem geloven voelt als voor een rijdende trein springen. Maar hem niet geloven voelt als sterven. Godver, ik wil hem zo graag geloven. Mijn hart smeekt me om hem te geloven.
“Hoe denk je dat ik me voel,” jammer ik, en alle woede maakt plaats voor pure, naakte pijn. “Eerst wed je met haar dat je me zou binnendoen. Dan overtuig- je me ervan dat ik de enige echte voor je ben, maar ondertussen blijf je met dat mens aanpappen. En zelfs al is het enkel vriendschappelijk, ik wil niet dat je nog met haar omgaat. Zij doet me pijn, Carl. Haar bestaan doet me pijn. En als je geen afstand van haar neemt, als je haar vriendschap belangrijker vindt dan mijn gevoel, dan wil dat eigenlijk zeggen dat je mij niet serieus neemt. Ik ga eraan kapot. Het maakt me kapot.”
Hij staart me aan, zijn mond licht geopend. De waarheid van mijn woorden lijkt hem voor het eerst echt te raken.
“Zo… zo had ik het nog niet bekeken.”
“Hoe kan ik je ooit nog geloven?” fluister ik, de vraag is niet voor hem, maar voor mezelf.
Carl vloekt weer, een zacht, binnensmonds geluid van pure frustratie. Dan, zonder waarschuwing, slaat hij een hand om mijn achterhoofd. Wanneer hij me naar zich toe trekt, slaat mijn hart over. Hij kust me, en er is niets langzaams of voorzichtigs aan. De kus is gepassioneerd en hard, bijna wanhopig. Het is de kus van iemand die verdrinkt en zich vastklampt aan een reddingsboei. Hij kust me alsof hij me claimt, alsof hij met zijn lippen de leugens en de pijn wil uitwissen. Wanneer hij me daarna opnieuw aankijkt, zijn borstkas hevig op en neer gaand, gaat mijn hart als een razende tekeer. Het enige wat ik kan doen, is hem aankijken, mijn adem gevangen in mijn keel.
“Dit hier,” hijgt hij, zijn ogen boren zich in de mijne, “dit gevoel… heb ik nog nooit met een meisje gehad.”
Op dat moment, in het kille licht van de straatlantaarn, geloof ik hem. Meer nog, op dit moment zou ik alles geloven wat hij tegen me zou zeggen. En misschien is het het bier dat nog door mijn aderen zindert, of de diepe, brandende drang om te bewijzen dat ik net zo sexy en aantrekkelijk kan zijn als Els. Of misschien is het de verwoestende kracht van zijn kus. Of alle emoties die zich als een storm verzamelen in mijn borstkas. De lust die het plekje tussen mijn benen opwarmt tot een gloeiende kern. Of al die dingen tezamen. Het maakt niet uit. Mijn hersens schakelen zichzelf uit. Mijn instinct neemt het over.
Ik beweeg voordat ik ook maar aan de consequenties kan denken. Ik neem Carl met mijn twee handen bij zijn jasje vast en sleur hem een donker portaal in, weg van het straatlicht, weg van de wereld. Hij schrikt niet op wanneer ik mijn handen op zijn borstkas leg en ze langzaam naar beneden laat glijden, over de harde spieren van zijn buik, naar de gevaarlijke hitte bij de tailleband van zijn jeans.
“Jezus,” gromt hij, zijn stem is een schorre fluistering. Hij grijpt de koude stenen van de muur naast zich vast. “Leen, wat doe je?”
“Snap je het niet?” Ik schuif mijn lichaam dichter tegen het zijne, heup tegen heup.
“Jij bent niet te begrijpen,” hijgt hij. “Ik snap niets van jou. Helemaal niets.”
Zijn woorden vermengen zich met de warme, roekeloze roes die mijn gedachten beïnvloedt. Mijn handen weten wat ze moeten doen, ook al heb ik het nog nooit eerder gedaan. Ik maak de knoop van zijn broek los en trek voorzichtig de rits naar beneden. Carl ademt zwaar en gooit zijn hoofd achterover tegen de muur wanneer mijn vingers contact maken met de hete, harde huid van zijn erectie. Ik voel een knagende, diepe honger in mijn buik.
“Oh Leen, je maakt me helemaal gek,” zegt hij met een zware, gekwelde stem.
Ik ga op mijn hurken zitten, een daad van overgave die voelt als de ultieme vorm van controle. Vanuit hier ben ik degene die de leiding heeft. Zijn gespannen gestalte torent boven me uit in de duisternis. Ik ga met mijn hoofd naar voren. Ik proef de zoute, muskusachtige smaak van zijn huid. Ik voel hem trillen. Ik beweeg mijn hand langzaam heen en weer terwijl ik doorga met mijn ontdekkingstocht. Zijn heupen schokken.
“Fuck,” gromt hij, “Leen… Je maakt me helemaal knettergek.” Zijn stem is bijna onherkenbaar, diep en rauw.
Ik glimlach in het donker. Ik word overspoeld door een golf van pure lust die door mijn hele lichaam raast. Zo de controle over hem hebben, hem zo te horen, zo te voelen… het maakt me geil, bloedgeil. Het is een roes van macht, een gevoel van triomf dat alle pijn en vernedering van de afgelopen dagen wegvaagt.
Ik voel een hand op mijn achterhoofd. Hij weeft zijn vingers door mijn haar, niet om te duwen, maar om me vast te houden. Zijn greep is tegelijkertijd teder en bezitterig. Zijn duim masseert zachtjes mijn nek. Ik knijp mijn dijen samen.
“Ik hou het niet meer, oh fuck…” Zijn heupen schieten omhoog en zijn hele lichaam spant zich aan. “Leen, je moet stoppen of ik…”
Ik stop niet. Ik weet niet waarom. De gedachte zou me moeten afschrikken, maar op dit moment niet. Blijkbaar heeft een onbekende, onverschrokken versie van mezelf de controle overgenomen. Hij schreeuwt mijn naam, een korte, gekwelde kreet die echoot in de stilte van het portaal. Zijn lichaam trilt hevig en dan zakt hij hijgend tegen de muur.
Wanneer het voorbij is, blijf ik even zitten in de plotselinge stilte, alleen doorbroken door onze snelle, onregelmatige ademhaling. Ik druk een laatste, zacht kusje tegen de binnenkant van zijn dij. Dan kijk ik langzaam op naar Carl. Hij staart recht voor zich uit, zijn lippen licht geopend, zijn borstkas die snel op en neer gaat. Zijn ogen zijn wijd en hij kijkt naar me met een uitdrukking die ik niet kan plaatsen. Het is geen lust meer. Het is een mengeling van ontzag, ongeloof en misschien zelfs een beetje angst. Mijn hart slaat een slag over en bonst dan in alle richtingen. De roes van de macht en de lust trekt weg, en de realiteit sijpelt langzaam binnen. Oh mijn god. Had ik dit wel moeten doen?
Mijn hoofd schiet omhoog van het bord waar ik al vijf minuten naar staar. Ik draai me half om, net op tijd om Carl op de stoel naast me te zien neerploffen met de nonchalante gratie van iemand die de wereld bezit.
"Hoi," mompel ik, mijn blik weer op mijn bord gericht.
Carl leunt achterover, zijn stoel gevaarlijk balancerend op twee poten, en bekijkt me zijdelings. "Wat scheelt er?"
"Niks, waarom?"
"Is de kip niet lekker?"
"Hoezo?"
"Je zit al de hele tijd met je vork in je eten te peuteren alsof je een archeologische opgraving doet."
Ik haal mijn schouders op. "Ik heb geen honger."
Het is een leugen. Ik heb wel honger, maar mijn maag ligt in de knoop. Mijn hoofd is een slagveld door de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. De bekentenis. De ruzie. De kus. De pijn. De hoop. Alles draait in cirkels. Ik weet niet meer wat echt is en wat niet. Wat hij me gelapt heeft, kwam harder aan dan ik wil toegeven, en de blauwe plek op mijn ziel is nog lang niet genezen.
"Ik zou best willen weten waar je nu aan denkt," zegt hij, zijn stem zacht.
"Nergens aan." Weer een leugen.
Carl buigt zich verder naar me toe, zijn warmte is een afleiding. Hij pikt met zijn hand een stukje kip van mijn bord en steekt het in zijn mond. Zijn ogen sluiten zich even en er komt een diep, grommend geluid uit zijn keel. Een pure, onvervalste kreun van genoegen. Hij ziet eruit alsof hij op het punt staat een orgasme te krijgen, hier, te midden van de lauwe frieten en de schreeuwende eerstejaars.
Een onwillekeurige glimlach breekt door mijn pantser. "Is dat echt zo lekker?"
Hij opent zijn ogen, die donkerder lijken dan normaal. "Oh ja. Dit is echt geweldig." Hij leunt dichterbij, zijn stem een samenzweerderig gefluister. "Niet zo lekker als jij, maar echt goed."
Mijn hart slaat een slag over. Mijn wangen worden warm. Ondanks de pijn, ondanks de woede, ondanks de weddenschap, kan ik niet verhelpen dat mijn lichaam op hem reageert. Een diep, verraderlijk verlangen roert zich in mijn onderbuik. Ik voel me verloren, te wanhopig.
"Het is een explosie van seks in je mond," vult hij aan, met een triomfantelijke grijns.
Ik schud mijn hoofd, de betovering is verbroken. "Je bent nog gekker dan ik dacht."
"Merci voor het compliment."
Een plotselinge irritatie welt in me op. "Ik wou dat jij mij eens wat vaker complimentjes zou geven."
"Hé?" Carl kijkt me fronsend aan, zijn speelse houding verdwijnt.
"Je hebt me wel gehoord."
Hij bestudeert me even, en dan wordt zijn gezicht weer zacht. "Je bent mooi," klinkt het, simpel en direct.
Ik knipper met mijn ogen, verrast door de oprechtheid.
"En je ziet er veel te lekker uit," vult hij aan, zijn grijns is terug.
"Veel te lekker?"
"Ja. Je bent niet zoals de meeste meisjes, en dat boeit me. Je bent slim, lief, misschien een beetje vreemd…"
"En dat noem jij een compliment?"
"Ja."
"Jij bent echt…"
"Geweldig? Fantastisch? De man van je dromen?" Carl trekt vol verwachting zijn wenkbrauwen op.
"Een eikel, wou ik zeggen."
Zijn mond valt open in gespeelde verontwaardiging. "Als ik gevoelens had, was ik nu diep gekwetst."
Ik grinnik. "Maar goed dat je die niet hebt, toch?"
"Zal wel," zegt hij, en hij steelt nog een stukje kip.
En weer dwalen mijn gedachten af, tot zijn stem me opnieuw onderbreekt.
"Luister je wel naar wat ik zeg?"
Ik knipper met mijn ogen. "Huh? Ja… natuurlijk."
Zijn grijns wordt breder, veelbetekenend. "Je hebt niet naar me geluisterd. Je hebt de laatste twee minuten alleen maar zitten staren."
"Niet waar!" Mijn hele gezicht gloeit. Leugenaar.
Hij duwt speels tegen mijn schouder. "Echt wel."
Ik trek een gezicht.
"Dus je gaat morgen mee?"
"Mee? Waarheen?"
"Zie je wel dat je niet geluisterd hebt!" roept hij triomfantelijk. "Naar de klasfuif."
"Oh, die." Ik haal mijn schouders op. Het idee om mezelf in een zweterige, luide zaal vol mensen te begeven, voelt als een straf. Zeker nu. "Ik weet het niet."
"Wees niet zo'n kluizenaar. Het wordt leuk, beloofd."
"Ik zal erover nadenken," zeg ik zacht.
"Kom toch gewoon mee. Met mij."
Ik schud mijn hoofd. De gedachte alleen al. Wat als Els er is? Wat zullen de mensen denken?
"Ik verwachtte wel dat je niet zou willen."
"Waarom vraag je het dan?"
"Omdat er zonder jou niks leuks te beleven valt," zegt hij, en de oprechtheid in zijn stem raakt me.
"Geweldig," mompel ik.
"Eigenlijk denk ik dat je diep vanbinnen wel ja wilt zeggen."
"Euh…"
Zijn grijns wordt breder. "Ik kan je verzekeren dat je er lol in zult hebben."
"Je hebt waanideeën."
"Ik ben vastberaden."
"Eerder irritant."
"Interessant, bedoel je waarschijnlijk."
Ik rol met mijn ogen. "Alleen in jouw hoofd."
Een wenkbrauw gaat omhoog. "Met die grote mond van jou maak je niet echt vrienden."
"Klopt," piep ik, zijn woorden raken een gevoelige snaar. "Ik ben niet echt populair."
Zijn gezicht betrekt onmiddellijk. "Sorry. Shit. Dat was een rotopmerking."
"Hey, lieverdjes, stoor ik als ik erbij kom zitten?" De vrolijke stem van Maria doorbreekt de plotselinge spanning.
"Nee hoor," lach ik haar toe, dankbaar voor de afleiding.
"Ik was net aan het proberen Leen te overtuigen om morgen mee te komen naar de fuif," legt Carl uit.
"Oh leuk!" reageert Maria enthousiast.
Carl draait zich nu volledig naar haar, alsof hij een bondgenoot heeft gevonden. "Maar ze weigert. Ze blijft me maar afwijzen en dat breekt mijn kleine, tere hartje."
"Hij meent er niks van," zeg ik met een zucht.
"Mij lijkt hij anders heel serieus," lacht Maria, terwijl ze met grote, onschuldige ogen naar Carl kijkt. Hij maakt het meest zielige, jankende geluid dat een mens ooit heeft geproduceerd en ik rol met mijn ogen.
Maria richt zich op mij. "Leen, wat is er mis met jou? Deze aardige, knappe jongeman vraagt je mee uit. Je bent jong, je hoort 'ja' te zeggen en domme dingen te doen!"
"O mijn god." Ik wrijf met mijn handen over mijn gloeiende gezicht, deels geërgerd, deels geamuseerd.
Carls gegrinnik doet me opkijken. "Ga toch gewoon mee, Leen."
"Nee."
"Zie je wel! Ze blijft nee zeggen!" jammert hij tegen Maria.
Maria schudt haar hoofd. "Leen, je bent echt een idioot."
"Wat kan mij het schelen," brom ik en ik grijp mijn tas. De bel gaat zo. We moeten gaan.
"We houden van jou, hoor," giechelt Maria. "We hebben alleen wat vraagtekens bij je beslissingen."
Ik schud mijn hoofd en sta op. "Ik kruip gewoon vroeg in mijn bed met een boek."
"Nerd," plaagt Carl.
"Eikel," kaats ik terug.
"Leen?" Zijn stem is plotseling weer zacht.
"Carl?"
"Ga gewoon met me mee." Hij kijkt me aan met die onweerstaanbare puppy-oogjes.
Ik haal diep adem. Een deel van me wil nee schreeuwen. Maar een ander, groter deel wil zien wat er gebeurt als ik ja zeg. Mijn lippen trillen wanneer ik uiteindelijk zeg: "Oké dan."
"Topper." Prompt buigt hij zich voorover en geeft hij me een snelle, triomfantelijke kus op mijn mond, hier, voor iedereen. En voor het eerst vandaag, voelt de wereld weer een beetje lichter.
“Shit.” Het woord is een stille zucht, een laatste gebed voor ik de sprong waag. Met mijn handen diep in de zakken van mijn hoodie begraven, stap ik vol zogenaamd goede moed de fuifzaal binnen. De realiteit treft me als een fysieke klap. De zaal – in feite niet meer dan de groezelige parochiezaal achter de kerk, nu vermomd met wat stroboscopen en een rookmachine – is een kolkende massa van lichamen. Een muur van geluid, een mix van een dreunende bas en honderd schreeuwende stemmen, overvalt me. De lucht is dik en zwaar, een cocktail van zweet, goedkope parfum en gemorst bier. Meteen word ik overvallen door een diep, zeurend gevoel van spijt. Wat doe ik hier? Ik speur de menigte af, op zoek naar Carl, mijn enige anker in deze zee van chaos.
Vlak achter me klinkt een hoge, opgewonden gil en ik draai me geschrokken om. “Je bent er!” krijst Maria, en ze trekt me in een omhelzing die naar wodka-Red Bull ruikt. “Te gek! Ik dacht echt dat je je nog zou bedenken en ons zou laten zitten.”
“Ik ben er,” zeg ik, mijn stem klinkt zwak tegen het geweld van de muziek.
Ze grijpt mijn hand. “Kom, Carl is net naar de bar, drankjes halen.” Ze begint me mee te sleuren, een kleine, vastberaden ijsbreker die een pad baant door de deinende menigte. Een paar jongens kijken op. Hun blikken glijden over mij, over mijn spijkerbroek en mijn onopvallende hoodie, en hun gezichten verraden een duidelijke afkeuring. Dan verschuift hun aandacht naar Maria, naar haar sexy, strakke jurkje, haar blote benen. Hun blikken worden hongerig, waarderend. Ik kan het hen niet kwalijk nemen. Ze ziet er prachtig uit. Ik voel me plotseling een grijze muis naast een paradijsvogel.
“We moeten erdoor!” gilt Maria, haar vrije hand als een soort baken in de lucht. “Tuut tuut!”
Aan de bar is er iets meer ruimte om te ademen. Maria leidt me naar een jongen met een zwarte polo en een strakke jeans die met zijn rug naar ons toe staat. “Carl, kijk eens wie ik gevonden heb!”
Carl draait zich om en een oprechte, brede glimlach verlicht zijn hele gezicht. De spanning die als een knoop in mijn maag zat, ontspant zich een beetje.
Ik pak het plastic bekertje bier aan dat hij me geeft. “Ben je blij dat ik er ben?”
“Dolblij, echt waar,” lacht hij, zijn ogen fonkelen.
“Ik ook,” hoor ik mezelf zeggen, en op het moment dat de woorden mijn mond verlaten, voel ik het ook. Ik ben blij. Carl aarzelt niet. Voor ik er erg in heb, liggen zijn armen om mijn middel en trekt hij me stevig tegen zich aan. Maria pakt wijselijk het bekertje bier uit mijn hand voordat hij me helemaal verplettert.
“Ik kan niet geloven dat je er echt bent,” zegt hij, zijn mond dicht bij mijn oor. Het lijkt erop dat niemand echt had geloofd dat ik zou komen. “Ik had het toch beloofd?”
Carl buigt zijn hoofd en wanneer hij spreekt, strijken zijn lippen langs de gevoelige huid van mijn oor, waardoor er rillingen over mijn rug lopen. “Straks gaan we dansen. Jij en ik.”
Mijn hart bonkt alsof ik in een achtbaan zit die net over het hoogste punt heen dendert. Heel even zijn de geluiden van het feest verdwenen en heb ik enkel oog voor de fonkelende, bezitterige ogen die me aankijken. Ik voel me begeerd. Ik voel me dolgelukkig.
“Wow,” onderbreekt Maria ons, haar stem druipt van het sarcasme. “Ik dacht even dat jullie elkaar de kleren van het lijf zouden scheuren en hier ter plekke aan de voortplanting zouden beginnen.”
Ik kijk haar geërgerd aan. “Dat lijkt me een beetje overdreven.”
“Niet vanuit mijn perspectief,” grijnst ze.
Even later voegen enkele van Maria haar klasgenoten zich bij ons. Ons groepje wordt steeds groter en de muziek steeds luider. Mensen beginnen te dansen en ik voel me met de minuut ongemakkelijker. Dan, aan de ingang van de zaal, zie ik haar. Els. Ze is niet alleen. Ze wordt geflankeerd door een ander meisje, maar alle ogen zijn op haar gericht. Ze ziet eruit alsof ze een deel van haar kleding thuis vergeten is. Haar haar in een strakke paardenstaart, haar ogen zwaar opgemaakt met smokey eyes, haar lippen bloedrood. Maar wat het meest opvalt: haar prominent aanwezige borsten die bijna uit haar veel te kleine, glitterende topje vallen, en een rokje dat zo kort is dat het nauwelijks haar billen bedekt. Haar benen lijken eindeloos.
Veel jongens in de zaal stoppen met wat ze aan het doen zijn. Hun gesprekken vallen stil, hun danspasjes haperen. Hun blikken worden naar haar toe gezogen als ijzervijlsel naar een magneet. Ook Carls mond zakt wijd open, zijn blik is er een van pure, onvervalste, dierlijke bewondering. Els loopt recht op ons groepje af, negeert mij en Maria compleet, en slaat haar armen om Carl heen. Hij protesteert niet. Hij draait zich volledig naar haar om en lacht een scheve, geflatteerde grijns. Iets lelijks, kouds en venijnigs nestelt zich diep in mijn buik. De stem van de weddenschap fluistert weer in mijn oor.
Wanneer ‘Love Shack’ van de B-52’s door de luidsprekers dreunt, geeft Maria me een harde duw in mijn zij. “Kom, we gaan dansen.”
“Ik dans niet.”
“Jawel,” zegt ze streng. “Want als je niet meekomt, blijf je hier maar naar die trut staren als het zure, geïrriteerde vriendinnetje. En die rol gaan we je niet laten spelen.”
Ik weet dat ze gelijk heeft. Met tegenzin laat ik me meeslepen naar het midden van de zaal. Het duurt even voordat ik de moed heb om te beginnen bewegen. Ik wou dat ik al wat meer bier had gedronken. Ik sluit mijn ogen, een truc om de starende blikken buiten te sluiten, en sta mezelf toe de muziek te voelen, de bas die in mijn borstkas trilt. Uiteindelijk begin ik voorzichtig met mijn heupen te draaien, onwennig eerst, dan met meer overtuiging. Ik glimlach wanneer ik over Maria’s schouder Carl zie. Hij heeft geen aandacht meer voor Els. Hij staart naar ons. Naar mij.
Ik ga zo op in het dansen dat ik een sprongetje maak wanneer er plotseling twee handen op mijn heupen worden gelegd. Ik gil even en draai dan mijn hoofd naar achteren.
“Ik ben het maar,” lacht Carl, zijn gezicht dicht bij het mijne.
Zijn handen glijden lager, naar mijn kont, en de aanraking schroeit door de stof van mijn spijkerbroek. Hij kijkt naar me met die prachtige, donkere ogen. Zijn lippen gaan van elkaar en ik voel zijn warme adem die naar munt ruikt. Zijn hele lijf drukt zich tegen mijn rug aan, heup tegen heup, borst tegen mijn schouderbladen. In verschillende delen van mijn lijf vinden sensationele explosies plaats: een zinderende hitte in mijn maag, mijn spieren die zich aanspannen, mijn tepels die hard worden en mijn dijen die tintelen. Mijn handen liggen tegen zijn borst en ik voel zijn hart bonken onder mijn handpalmen, een snel, krachtig gebonk dat het ritme van de muziek overstemt. Een hand glijdt langs mijn zij omhoog en laat een nieuwe en heftige reeks rillingen achter. Ik snak naar adem wanneer zijn vingers langs mijn wang strijken en de lokken van mijn haar achter mijn oor stoppen.
“Je bent knap,” zegt hij met hese stem, lager en rauwer dan gewoonlijk.
“Jij ook,” slik ik, mijn mond is plotseling kurkdroog.
“Ik denk dat we dit vaker moeten doen.”
“Ja,” fluister ik en ik geef me over aan de neiging mijn ogen te sluiten en me te laten meevoeren door zijn aanraking, zijn geur, zijn aanwezigheid.
Hij verplaatst zijn voeten iets, een lichte beweging die ons nog dichter bij elkaar brengt. Een huivering trekt langs mijn ruggengraat. Het besef van zijn harde lijf en het mijne, het is allemaal zo overweldigend. Ik reageer instinctief, op een manier die ik helemaal niet van mezelf ken, en duw mijn heupen zachtjes tegen de zijne. Het voelt alsof ik in brand sta.
De avond is een roes, een warme, wazige droom. Als ik met Carl dans, bestaat de rest van de wereld niet. Maar na mijn vierde lauwe biertje voel ik een bekende druk. Ik leun naar hem toe, mijn lippen strijken langs zijn oor. “Ik moet even naar het toilet, haal jij intussen nog wat drinken?”
Carl knikt, zijn ogen nog steeds donker van verlangen.
“Ik moet je wel waarschuwen.” Maria komt lachend naast ons staan. “De toiletten zijn nogal ranzig. De vloer plakt en de wc-bril is optioneel.”
Ik zucht. “Wens me dan maar succes.”
Giechelend trekt ze een vieze smoel. “Dat ga je nodig hebben.”
De eerste, iconische gitaarakkoorden van ‘Bed of Roses’ klinken door de luidsprekers op het moment dat ik in het stinkende, met graffiti bekladde toilet zit. Ik vloek binnensmonds. Nee. Niet nu. Dit is mijn liedje. Hier wil ik met Carl op slowen, dit is het perfecte, over-the-top romantische moment waar ik op heb gewacht. Terwijl Bon Jovi zingt dat hij me wil neerleggen op een bed vol rozen, een bewering die ondersteund wordt door zwaar, dramatisch tromgeroffel, trek ik zo snel als mogelijk mijn broek op en haast ik me weer de zaal in, mijn handen half gewassen.
I want to lay you down on a bed of roses For tonight I'll sleep on a bed of nails
Mijn blik schiet naar het midden van de dansvloer, zoekend naar Carl. En dan zie ik het. Mijn ogen worden groter. Mijn hart stopt.
Oh I want to be just as close as the Holy Ghost is And lay you down on a bed of roses
Wat is dit? Els en Carl. Ze staan dicht tegen elkaar aan. Te dichtbij. Haar handen liggen op zijn wangen, haar duimen strelen zijn jukbeenderen. Mijn mond valt open en iets smerigs, iets kouds en giftigs, vormt zich in mijn buik en zorgt ervoor dat mijn borstkas pijnlijk samenknijpt. Waarom, in godsnaam, raakt ze hem zo aan? En waarom, verdomme, staat Carl dat toe?
Now as you close your eyes Know I'll be thinking about you While my mistress she calls me To stand in her spotlight again
De woorden van de zanger zijn als een messteek. My mistress. Mijn wangen worden heet en in mijn keel vormt zich een brok zo groot als een vuist. De hele avond heeft hij me verleid, me gekust, me aangeraakt, en nu staat hij daar, met haar. Ik staar hen aan, verlamd. Ik zie dat Carl iets in het oor van Els fluistert. Ze doet een stap achteruit en begint keihard te lachen, een triomfantelijk, schaterend geluid. Daarna legt ze haar handen plat op zijn borstkas. Ze duwt ertegen, speels, alsof ze zijn spieren bevoelt.
Ik hou het niet meer. Een enorme, fysieke pijn welt op in mijn hart. Mijn gezicht wordt knalrood en ik maak een sissend geluid. Ik wil hier weg. Zo snel mogelijk. De beats van de drums klinken nu boos en luid, een soundtrack voor het onrecht van alles. Net als Bon Jovi wil ik huilen en schreeuwen. Ik storm naar voren, en wanneer ik hen passeer, geef ik hen beiden een harde duw.
“Klootzak!” brul ik, mijn stem overslaand van woede en tranen.
“Leen!” roept hij. “Wacht even…”
Maar ik stop niet. Ik beuk de nooddeur open en stap de koude, donkere buitenlucht in. Ik blijf lopen. Over de kapotte stoep die begroeid is met onkruid, tussen twee geparkeerde auto’s door sla ik linksaf. Na alles wat er gebeurd is, wil ik Carl nooit meer onder ogen komen. Ik wil de terugspoelknop indrukken, terugkeren naar vorige zomer, toen mijn hart nog heel was. Carl zo met Els zien voelt als een klap in mijn gezicht. Alle onzekerheden komen met een wraakzuchtige kracht terug.
Ik voel een hand op mijn schouder. “Leen, wacht even.”
Ineens gaat er een knop om. Ik word overmand door een blinde, allesverterende woede. Ik draai me bruusk om en begin te schelden, een waterval van alle lelijke woorden die ik ken.
Wanneer ik eindelijk uitgehijgd en uitgeraasd ben, schudt Carl zijn hoofd, zijn gezicht een mix van pijn en vastberadenheid. “Oké. Jij en ik gaan nu een goed gesprek hebben.”
“Ik wil niet met je praten!” Ik sla met mijn vlakke hand tegen zijn borstkas. Hij geeft geen krimp. Ik begin weer te lopen.
“Blijf hier, Leen.” Zijn stem is dwingend.
“Ik ben geen hond.”
“Shit Leen, waarom doe je zo? Waarom?”
“Waarom ben je me achterna gekomen?” snauw ik en ik sla mijn armen over elkaar. “Wacht er binnen geen halfnaakt wijf op je?”
“Er is niks gebeurd.”
Ik open mijn mond, maar doe hem weer dicht. Ik pers mijn lippen op elkaar. “Ik heb jullie duidelijk gestoord.”
“Eigenlijk ben ik blij dat je dat deed.”
Ik bulder een korte, humorloze lach. “Dat zal wel.”
Er valt een stilte. “Het was niet wat je denkt,” zegt hij zacht.
“Ik ben niet dom, Carl. Maar weet je, het maakt niet uit. Vanaf nu mag je doen wat je wilt. Je mag praten met wie je wilt en neuken wie je wilt. Ik wil je niet meer.” Ik wou dat mijn stem niet zo trilde, dat ik niet zo huilerig overkwam.
“Wie denk je verdomme dat ik ben?”
Mijn ogen branden. “Ik wil niet praten.”
“We moeten praten,” reageert hij op harde toon. “We moeten al sinds vorige week praten.”
“Waarom? Er valt niks meer te zeggen.”
Carl ademt zwaar in. “Ze stond daar ineens voor me.”
“Wat zou het.”
Hij zucht, een geluid van pure frustratie. “Leen, ik lieg niet tegen je. Ze wou inderdaad meer, daar ga ik niet over liegen. En eerlijk? Ik overwoog het een seconde. Gewoon omdat ik een man ben en mijn hersens soms naar mijn kruis zakken. Maar ik deed het niet. Er is niets gebeurd.”
Verdomme, wat wil ik hem zo graag geloven. “Dat is alleen omdat ik jullie ondersteboven heb gelopen.”
“Denk je nu echt dat ik haar zou kussen terwijl jij er ook bent?”
“Je wist niet dat ik zo snel terug zou zijn van dat ranzige toilet!”
“Dat wist ik wel,” reageert hij snel. “Verdomme, Leen, denk je dat nu echt?”
Ik kijk hem vertwijfeld aan. Hem geloven voelt als voor een rijdende trein springen. Maar hem niet geloven voelt als sterven. Godver, ik wil hem zo graag geloven. Mijn hart smeekt me om hem te geloven.
“Hoe denk je dat ik me voel,” jammer ik, en alle woede maakt plaats voor pure, naakte pijn. “Eerst wed je met haar dat je me zou binnendoen. Dan overtuig- je me ervan dat ik de enige echte voor je ben, maar ondertussen blijf je met dat mens aanpappen. En zelfs al is het enkel vriendschappelijk, ik wil niet dat je nog met haar omgaat. Zij doet me pijn, Carl. Haar bestaan doet me pijn. En als je geen afstand van haar neemt, als je haar vriendschap belangrijker vindt dan mijn gevoel, dan wil dat eigenlijk zeggen dat je mij niet serieus neemt. Ik ga eraan kapot. Het maakt me kapot.”
Hij staart me aan, zijn mond licht geopend. De waarheid van mijn woorden lijkt hem voor het eerst echt te raken.
“Zo… zo had ik het nog niet bekeken.”
“Hoe kan ik je ooit nog geloven?” fluister ik, de vraag is niet voor hem, maar voor mezelf.
Carl vloekt weer, een zacht, binnensmonds geluid van pure frustratie. Dan, zonder waarschuwing, slaat hij een hand om mijn achterhoofd. Wanneer hij me naar zich toe trekt, slaat mijn hart over. Hij kust me, en er is niets langzaams of voorzichtigs aan. De kus is gepassioneerd en hard, bijna wanhopig. Het is de kus van iemand die verdrinkt en zich vastklampt aan een reddingsboei. Hij kust me alsof hij me claimt, alsof hij met zijn lippen de leugens en de pijn wil uitwissen. Wanneer hij me daarna opnieuw aankijkt, zijn borstkas hevig op en neer gaand, gaat mijn hart als een razende tekeer. Het enige wat ik kan doen, is hem aankijken, mijn adem gevangen in mijn keel.
“Dit hier,” hijgt hij, zijn ogen boren zich in de mijne, “dit gevoel… heb ik nog nooit met een meisje gehad.”
Op dat moment, in het kille licht van de straatlantaarn, geloof ik hem. Meer nog, op dit moment zou ik alles geloven wat hij tegen me zou zeggen. En misschien is het het bier dat nog door mijn aderen zindert, of de diepe, brandende drang om te bewijzen dat ik net zo sexy en aantrekkelijk kan zijn als Els. Of misschien is het de verwoestende kracht van zijn kus. Of alle emoties die zich als een storm verzamelen in mijn borstkas. De lust die het plekje tussen mijn benen opwarmt tot een gloeiende kern. Of al die dingen tezamen. Het maakt niet uit. Mijn hersens schakelen zichzelf uit. Mijn instinct neemt het over.
Ik beweeg voordat ik ook maar aan de consequenties kan denken. Ik neem Carl met mijn twee handen bij zijn jasje vast en sleur hem een donker portaal in, weg van het straatlicht, weg van de wereld. Hij schrikt niet op wanneer ik mijn handen op zijn borstkas leg en ze langzaam naar beneden laat glijden, over de harde spieren van zijn buik, naar de gevaarlijke hitte bij de tailleband van zijn jeans.
“Jezus,” gromt hij, zijn stem is een schorre fluistering. Hij grijpt de koude stenen van de muur naast zich vast. “Leen, wat doe je?”
“Snap je het niet?” Ik schuif mijn lichaam dichter tegen het zijne, heup tegen heup.
“Jij bent niet te begrijpen,” hijgt hij. “Ik snap niets van jou. Helemaal niets.”
Zijn woorden vermengen zich met de warme, roekeloze roes die mijn gedachten beïnvloedt. Mijn handen weten wat ze moeten doen, ook al heb ik het nog nooit eerder gedaan. Ik maak de knoop van zijn broek los en trek voorzichtig de rits naar beneden. Carl ademt zwaar en gooit zijn hoofd achterover tegen de muur wanneer mijn vingers contact maken met de hete, harde huid van zijn erectie. Ik voel een knagende, diepe honger in mijn buik.
“Oh Leen, je maakt me helemaal gek,” zegt hij met een zware, gekwelde stem.
Ik ga op mijn hurken zitten, een daad van overgave die voelt als de ultieme vorm van controle. Vanuit hier ben ik degene die de leiding heeft. Zijn gespannen gestalte torent boven me uit in de duisternis. Ik ga met mijn hoofd naar voren. Ik proef de zoute, muskusachtige smaak van zijn huid. Ik voel hem trillen. Ik beweeg mijn hand langzaam heen en weer terwijl ik doorga met mijn ontdekkingstocht. Zijn heupen schokken.
“Fuck,” gromt hij, “Leen… Je maakt me helemaal knettergek.” Zijn stem is bijna onherkenbaar, diep en rauw.
Ik glimlach in het donker. Ik word overspoeld door een golf van pure lust die door mijn hele lichaam raast. Zo de controle over hem hebben, hem zo te horen, zo te voelen… het maakt me geil, bloedgeil. Het is een roes van macht, een gevoel van triomf dat alle pijn en vernedering van de afgelopen dagen wegvaagt.
Ik voel een hand op mijn achterhoofd. Hij weeft zijn vingers door mijn haar, niet om te duwen, maar om me vast te houden. Zijn greep is tegelijkertijd teder en bezitterig. Zijn duim masseert zachtjes mijn nek. Ik knijp mijn dijen samen.
“Ik hou het niet meer, oh fuck…” Zijn heupen schieten omhoog en zijn hele lichaam spant zich aan. “Leen, je moet stoppen of ik…”
Ik stop niet. Ik weet niet waarom. De gedachte zou me moeten afschrikken, maar op dit moment niet. Blijkbaar heeft een onbekende, onverschrokken versie van mezelf de controle overgenomen. Hij schreeuwt mijn naam, een korte, gekwelde kreet die echoot in de stilte van het portaal. Zijn lichaam trilt hevig en dan zakt hij hijgend tegen de muur.
Wanneer het voorbij is, blijf ik even zitten in de plotselinge stilte, alleen doorbroken door onze snelle, onregelmatige ademhaling. Ik druk een laatste, zacht kusje tegen de binnenkant van zijn dij. Dan kijk ik langzaam op naar Carl. Hij staart recht voor zich uit, zijn lippen licht geopend, zijn borstkas die snel op en neer gaat. Zijn ogen zijn wijd en hij kijkt naar me met een uitdrukking die ik niet kan plaatsen. Het is geen lust meer. Het is een mengeling van ontzag, ongeloof en misschien zelfs een beetje angst. Mijn hart slaat een slag over en bonst dan in alle richtingen. De roes van de macht en de lust trekt weg, en de realiteit sijpelt langzaam binnen. Oh mijn god. Had ik dit wel moeten doen?
Lees verder: Verlangen - 13: Liefdesverhaal Met Recept
Trefwoord(en): Buitensex,
Dagboek,
Feest,
Klaarkomen,
Slikken,
Sperma,
Tiener,
Verlangen,
Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10