Door: Brechtje.S
Datum: 27-03-2022 | Cijfer: 8.9 | Gelezen: 2501
Lengte: Lang | Leestijd: 18 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Lang | Leestijd: 18 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Liederlijk Verleden - 5
“Twintig over vijf,” stamelde ik ongelovig zodra we weer netjes aangekleed in de wagen plaatsnamen. “Allemachtig!”
“Ja,” grinnikte Stef. “Verbazend hoe de tijd vliegt in de heerlijkste momenten van je leven.”
“Klets niet!” antwoordde ik paniekerig. “Breng me als de bliksem terug. Alsjeblieft.”
“Het was toch heerlijk, nietwaar?” vroeg hij terwijl hij de wagen startte.
“Daar gaat het niet om,” omzeilde ik een rechtstreeks antwoord. “Hier krijg ik dikke problemen mee.”
“Het was het waard, Lies,” besloot Stef voor mij mee. Iets waar ik liever niet op antwoordde.
Gelukkig stuurde hij zijn wagen reeds de zandweg op en zo snel als de hobbelige ondergrond het toeliet reden we terug in de richting van het dorp. De volgende minuten wisselden we geen woord, maar toen ik hem tersluiks aankeek, sprak zijn gezicht boekdelen. Stef zat gewoonweg te stralen achter het stuur.
Wat een contrast was dat met mijn eigen gemoedstoestand. Ondanks dat ik voor mezelf niet anders kon dan toegeven dat het wel degelijk heerlijke seks was geweest, overheerste binnen in mij het besef dat ik een ongelooflijke dwaasheid had begaan. Het euforische gevoel dat even voordien, tijdens ‘de daad’, mijn denken en doen beheerst had, was ver weg. Nu pas drong het tot me door dat ik zojuist mijn man had bedrogen. Eén moment van onbezonnenheid en plots leek het alsof mijn moeizaam opgebouwde nieuwe bestaan aan het wankelen ging. Nooit eerder zag ik zo helder in dat mijn leven aan de zijde van Remco was gebaseerd op halve leugens en verborgen waarheden. Ook dit zou ik voor mijn man moeten verzwijgen, wilde ik mijn vertrouwde leventje niet in gevaar brengen. Toch kon ik niet voorkomen, dat er voor het eerst sinds ik met Remco getrouwd was, mij een gevoel van twijfel bekroop.
Had ik het niet helemaal verkeerd aangepakt? Was het niet beter geweest om hem destijds in vertrouwen te nemen, dan hadden die feiten uit het verleden nadien nooit meer tussen ons in kunnen komen.
Natuurlijk niet, berispte ik mezelf. Als ik Remco daar toen mee geconfronteerd had, dan zou er van ‘ons’ nooit sprake geweest zijn. Hij zou me onmiddellijk gedumpt hebben. Nee, dit onvoorziene slippertje kon ik hem onmogelijk vertellen zonder mijn verleden prijs te geven.
Ik herinnerde me nog al te goed hoe mijn man enkele jaren geleden gereageerd had, toen het huwelijk van zijn vriend Pim op de klippen liep. Zijn vrouw had ontdekt dat haar man een trouwe bezoeker was van een louche nachtclub in de buurt en daar kon ze niet mee leven. In plaats van zijn vriend de steun te geven die hij bij Remco zocht, had mijn man die Pim alleen maar verwijten toegesnauwd en hem vervolgens de deur gewezen. Het was nooit meer goed gekomen met die vriendschap.
Hoe Remco zou reageren als ik hem de waarheid zou opbiechten, daar hoefde ik geen tekening bij. Het zou beslist het einde van ons huwelijk betekenen.
“Mag ik je iets heel persoonlijks vragen, Lies?” Op dat moment zag ik pas dat Stef veel trager was gaan rijden.
“Wat dan?” vroeg ik enigszins verveeld, in weerwil van mijn eigen gedachtegang.
“Waarom ben je eigenlijk met die droogstoppel getrouwd?”
“Droogstoppel..? Wat weet jij daarvan?”
“Geef toe dat die man van jouw niet echt overloopt van levenslust.”
Verwonderd keek ik hem aan. Hoewel Stef ergens wel gelijk had, gewoon omdat Remco nooit eens iets impulsiefs zou doen en iets avontuurlijks nauwelijks aan hem besteed was, leek het alsof er ergens een alarmbelletje begon te rinkelen.
“Hoe weet jij dat?” vroeg ik nerveus. “Jij kent hem toch helemaal niet?”
“Ik heb hem ontmoet, Lies.”
“Wat!?” In mijn aanvoelen evolueerde het alarmbelletje in mijn hoofd in geen tijd naar een heuse batterij stormklokken. “Dat kan niet,” wist ik met moeite uit te brengen. “Waar dan?”
“Gewoon in zijn praktijk.”
“Onmogelijk! Ik houd al jaren zijn praktijkagenda bij.” Compleet uit mijn lood geslagen,
klampte ik me aan de laatste denkbeeldige strohalm vast. “Ik regel al zijn afspraken.”
“Ik had geen afspraak gemaakt. Ik ben gewoon zijn spreekkamer binnen gelopen.”
“Ongelooflijk! Heb jij hem…?”
“Rustig maar, Lies.” Met een begeleidend handgebaar legde hij me het zwijgen op. “Nee, natuurlijk heb ik hem niets over ons verteld. Ik wilde weten wat voor kerel de plaats aan jouw zijde heeft ingenomen. De plaats die ik vroeger voor mezelf weggelegd zag. Alleen daarom heb ik hem eerder deze week opgezocht.”
“Je meent het,” stamelde ik.
Natuurlijk meende hij dat. Zo zat Stef Wagenmakers nu eenmaal in elkaar, zo kende ik hem.
“Uiteraard meen ik dat,” ging hij dan ook onverstoord verder. “Ik gaf mezelf uit als vertegenwoordiger van mijn eigen firma, die zogenaamd voet aan de grond wil krijgen in Nederland. Toen ik hem een fikse korting in het vooruitzicht stelde, heb ik nog een aardige bestelling kunnen noteren ook. Jouw man is voortaan klant bij ons.”
“Onnozelaar,” snauwde ik. “Hoe haal je het in je hoofd om…?”
“Maak je toch niet zo dik,” onderbrak Stef mij opnieuw. “Daar is helemaal geen reden voor. Die man van jouw had echt nergens erg in, of dacht je dat hij anders tegen mij begonnen zou zijn over zijn sympathie voor de Belgen in het algemeen én over zijn Belgische vrouw in het bijzonder?”
“Dat bestaat niet, Stef. We hebben het wel over mijn man hoor. Remco heeft nooit het hart op de tong.”
“Toch was het zo. Ik hoefde alleen maar een beetje enthousiast te reageren om jullie hele verhaal te horen.”
Vervolgens vertelde Stef me mijn eigen verhaal van mijn jaren in Nederland, tot in de details. Terwijl ik verbouwereerd achterover leunde in de passagiersstoel, hoorde ik hem zeggen hoe ik het destijds, na die stage bij Remco, niet gered had bij het examen en dat ik het niet had zien zitten om dat laatste jaar nog eens over te doen. Evengoed wist hij hoe Remco en ik tijdens die stageperiode bevriend waren geraakt en dat die me daarom een baan als assistente had aangeboden. Het klopte allemaal. Remco had hem dus echt ons hele verhaal verteld en dus ook hoe die vriendschap vanaf toen alleen maar hechter was geworden. Vriendschap had langzaam plaats gemaakt voor verliefdheid en uiteindelijk geleid tot ons huwelijk.
“Kijk,” besloot hij, “dat heeft mij nog het meest verwonderd. Ik kan nauwelijks geloven dat de Lies die ik gekend heb, zich heeft laten verleiden tot een verstandshuwelijk.”
Alhoewel zijn conclusie ten dele klopte, klonk het uit zijn mond eerder als een verwijt en dat maakte me kribbig. Ik voelde het als mijn plicht om hem tegen te spreken.
“Wat weet jij daarvan? Liefde is wel wat anders dan een vluggertje op de motorkap,” sneerde ik. “Jij weet niet eens wat liefde is.”
“Oh jawel!” antwoordde hij glimlachend en beslist niet onder de indruk. “Daarom juist heb ik nog één vraag voor je. Is er nog een kans, hoe klein ook, dat ik jouw hart ooit terug kan winnen?”
Intussen waren we bij mijn Clio aangekomen. Het liefst van al zou ik uitgestapt zijn zonder te antwoorden, maar dat liet hij niet gebeuren. Met zijn rechterhand hield hij mijn bovenarm in een ijzeren greep en keek me doordringend aan.
“Wel?” drong hij aan.
“Je bent gek,” snauwde ik. “Laat me los en verdwijn uit mijn leven! Is dat duidelijk genoeg?”
Een antwoord kwam er niet, maar hij liet me wel los. Twee seconden later smakte ik de deur van zijn BMW achter me dicht en holde naar mijn eigen wagentje. Zodra ik achter het stuur zat, zag ik hoe hij in een wolk van opvliegend stof met een rotvaart vertrok.
Blijkbaar was ik duidelijk genoeg geweest en met een opgelucht gevoel stak ik de sleutel in het contactslot. Nog vooraleer ik de kans zag om die om te draaien, rinkelde mijn mobieltje. Na wat rommelen in mijn handtas vond ik het toestelletje en zag op het oplichtend scherm dat het mijn vriendin was.
Mijn gevoel van opluchting was plots weer helemaal weg. Waarom belde Mariska me uitgerekend nu? Een pientere meid als zij zou toch wel begrepen hebben dat ik liever niet gestoord wilde worden, dat kon haast niet anders. Mijn voorgevoel vertelde me dat ze dus wel een goede reden zou hebben. Enigszins verontrust haalde ik eerst eens diep adem alvorens op te nemen.
“Hallo Maris,” probeerde ik mijn stem ontspannen te laten klinken bij onze vertrouwde opener, telkens we elkaar belden. “Met mij.”
“Hé Lies, waar hang jij uit, zeg?” viel Mariska meteen met de deur in huis. Dat ze niet eens de moeite nam voor een begroeting, voorspelde weinig goeds. Bovendien klonk ze behoorlijk nerveus en nog voor ik kon antwoorden, voegde ze eraan toe dat mijn man haar gebeld had.
“Jou gebeld?” vroeg ik op mijn hoede. “Waarom? Hij kon toch gewoon naar mij bellen.”
Terwijl ik het zei, realiseerde ik me dat het best mogelijk was dat ik zijn oproep niet had gehoord. Mijn handtas, met daarin mijn mobiele telefoon, had de hele tijd in Stefs wagen gestaan.
“Jij nam niet op, zei Remco.”
“Oh nee!” antwoordde ik. De schrik sloeg me om het hart en ik wist zo gauw niets anders te zeggen.
“Lies, waar ben jij in godsnaam mee bezig?”
“Ik leg het je allemaal uit, Maris. Beloofd!”
“Dat is je geraden, meid. Hoe eerder hoe liever. Hier klopt iets niet. Volgens mij begeef jij je op glad ijs.”
Bijna vroeg ik wat ze met dat laatste bedoelde, maar net op tijd kon ik die woorden weer inslikken. Ik wist het zo ook wel. Mariska ontging nooit iets en ook nu zat ze er zo goed als bovenop. Alleen wilde ik haar vermoeden door de telefoon niet bevestigen, maar dat ik naar haar toe niet onder de waarheid uit zou kunnen komen, dat was me wel duidelijk.
“Maandag, Mariska,” gaf ik mezelf nog wat uitstel. “Maandagmiddag tijdens onze sauna leg ik het je allemaal uit.”
Om de twee weken reden mijn vriendin en ik naar een familiesauna in een naburige gemeente. Daar namen we dan telkens ruim de tijd om te genieten van een heilzame middag. Om dat tijdstip was het daar nooit echt druk en dus leek de sauna mij wel een geschikte locatie voor mijn ‘biecht.’ Liever daar dan bij haar thuis, waar altijd de kans bestond dat haar man Kees, die als architect vaak thuis werkte, onverwacht de kamer kwam binnenvallen.
“Daar houd ik je aan,” klonk Mariska’s stem beslist. “Intussen kun je alleen maar hopen dat jouw man mijn smoesjes gelooft.”
“Smoesjes, hoezo?” Het viel me op dat ze de meervoudsvorm gebruikte. “Heeft hij meer dan eens gebeld?”
“Tweemaal.”
“Oh…en wat heb je hem gezegd?”
“De eerste keer heb ik hem verteld dat jij je handtas was vergeten. Ik denk dat hij dat nog wel geloofde, want we hebben er nog rond zitten grappen. Toen hij twintig minuten later terugbelde, wist ik niets anders te bedenken dan dat jij je handtas wel had opgehaald, maar dat je batterij plat was. Ik denk niet dat Remco me toen nog geloofde. Hij klonk nogal… euh… bezorgd.”
“Bezorgd?” stamelde ik. “Razend kwaad, zul je bedoelen.”
“Precies, dat bedoel ik.”
In de stilte die volgde, zag ik zo voor me hoe mijn man door de woonkamer liep te ijsberen, zijn blik daarbij bijna onafgebroken op de klok gericht. Normaal duurde Mariska’s haren doen zowat drie kwartier tot een uur, maar nu was ik al ruim twee uur de deur uit. Nooit was dat mijn bedoeling geweest, maar het was wel gebeurd. Er zou wat zwaaien als ik thuis kwam. Ik wist dat ik me aan een woede uitbarsting mocht verwachten.
Het verwijtend stemmetje diep in mij, dat me zei dat mijn man dit keer daar alle reden toe had, probeerde ik te negeren, maar dat lukte slechts gedeeltelijk. Met bezwaard gemoed nam ik haastig afscheid van mijn vriendin, startte mijn Clio en snelde naar huis.
“Hier ben ik weer,” zei ik zo nonchalant mogelijk, doch Remco negeerde mijn woorden. Hij gunde me zelfs geen blik. Precies zoals ik het me had voorgesteld, trof ik hem ook aan. Met zijn gezicht op onweer beende hij met grote passen door onze ruime eetkamer op en neer. Terwijl ik hem gadesloeg, zette ik mijn handtas op tafel en ging op de dichtstbijzijnde stoel neerzitten.
“Scheelt er iets?” vroeg ik quasi onschuldig. Ik had het gevoel dat ten minste een van ons iets moest zeggen.
“Scheelt er iets!?” herhaalde hij mijn vraag snauwend. Zijn ogen spuwden vuur. “Waar heb jij verdomme heel die tijd gezeten? Bij Mariska in ieder geval niet, die kan niet liegen.”
Toch wel!” Om aan zijn vorsende blik te ontkomen, stond ik op en liep op het raam toe om de gordijnen te sluiten. Deze scène behoefde door een toevallige voorbijganger gezien te worden. “Ik ben teruggekeerd,” loog ik. “Ik was mijn handtas vergeten.”
Toen ik me weer van het raam wegdraaide, zag ik dat Remco mijn gsm in de hand hield.
“Natuurlijk!” blafte hij. “En je batterij is uiteraard helemaal plat! Kijk maar!”
Voor zover dat nog nodig was, hield hij het toestel voor me omhoog. In het oplichtende scherm was duidelijk te zien dat er met de batterij zeker niets aan de hand was.
“Je liegt, Lies, geef het maar toe! Waar zat je en wie heb je ontmoet?”
Schuldbewust wende ik mijn blik van hem af, maar dat liet hij niet gebeuren. Hij greep mijn beide polsen vast en kneep ze zowat tot moes.
“Wel? Komt er nog een antwoord?”
“Het is niet wat je denkt, Remco,” antwoordde ik moeizaam.
“Oh nee? Wat moet ik dan wél denken? Leg dat maar eens uit.”
“De man die ik vanmiddag ontmoet heb is een oude jeugdvriend van me, meer niet.”
“Meer niet? Waarom heb je mij dan belogen? Waarom mocht ik daar vooraf niets van weten en kom je daar nu pas mee voor de dag? Jij hebt verdomme een ander!”
Net op tijd zag ik zijn zwaaiende hand op me afkomen en in een reflex draaide ik me van hem weg. De klap die voor mijn wang bedoeld was, kwam daardoor op mijn achterhoofd terecht.
“Schoft!” riep ik hem na, toen hij wijdbeens in de richting van de praktijkvertrekken liep. Het volgende moment rammelde de deur in de sponning onder het geweld waarmee hij ze dicht smakte.
Diezelfde avond hingen we de hele tijd zwijgzaam mokkend op de bank. Na het laatavond journaal schakelde Remco de tv uit en stak zijn hand in mijn richting. Een echte verrassing was dat niet, eigenlijk had ik niet anders verwacht.
“Zullen we dan maar?” vroeg hij met onvaste stem.
Aarzelend legde ik mijn hand in de zijne, wetende wat er komen zou.
Jaren geleden, toen we onze eerste serieuze echtelijke twist niet met praten opgelost kregen, had uiteindelijk een flink partijtje stoeien tussen de lakens voor een kentering gezorgd. In de tedere intimiteit nadien hadden we elkaar beloofd om voortaan al vrijend onze meningsverschillen bij te leggen, als ze onoplosbaar leken. Door de jaren hadden we ons daar allebei aan gehouden. Die vier of vijf keer dat de noodzaak zich sindsdien had voorgedaan, was dat telkens ook afdoende gebleken. Ditmaal zag ik er echter huizenhoog tegenop om intiem te zijn met Remco, bang als ik was dat het me niet zou lukken om mezelf te geven.
Mijn vrees werd bewaarheid. Ik was er niet toe in staat, vooral omdat in mijn hoofd steeds weer beelden opdoken van een heel ander soort vrijen, eerder op de dag. Hoezeer ik mezelf ook probeerde te dwingen om die misstap te verdringen, toch lukte het me niet om Stef uit mijn gedachten te weren. Op den duur bleek ‘doen alsof’ de enige optie en voor het eerst in mijn leven was, van mijn kant uit toch, alles fake.
Remco was al lang in een diepe slaap, toen ik nog steeds lag te tollen en te tobben. Wat moest ik hiermee aan en hoe moest het nu verder?
Wat mij betrof kon het niet snel genoeg maandagmiddag zijn. Natuurlijk zag ik er tegenop om tegenover Mariska mijn verborgen verleden uit de doeken te doen, maar als ik haar in vertrouwen nam, zou er ten minste één iemand zijn met wie ik hierover kon praten. De gedachte dat er een mogelijkheid bestond dat mijn vriendin me evengoed kon veroordelen en me zou laten vallen, drukte ik nog sneller naar de achtergrond dan ze in me opkwam. Daar wilde ik liever niet aan denken.
Wordt vervolgd
“Ja,” grinnikte Stef. “Verbazend hoe de tijd vliegt in de heerlijkste momenten van je leven.”
“Klets niet!” antwoordde ik paniekerig. “Breng me als de bliksem terug. Alsjeblieft.”
“Het was toch heerlijk, nietwaar?” vroeg hij terwijl hij de wagen startte.
“Daar gaat het niet om,” omzeilde ik een rechtstreeks antwoord. “Hier krijg ik dikke problemen mee.”
“Het was het waard, Lies,” besloot Stef voor mij mee. Iets waar ik liever niet op antwoordde.
Gelukkig stuurde hij zijn wagen reeds de zandweg op en zo snel als de hobbelige ondergrond het toeliet reden we terug in de richting van het dorp. De volgende minuten wisselden we geen woord, maar toen ik hem tersluiks aankeek, sprak zijn gezicht boekdelen. Stef zat gewoonweg te stralen achter het stuur.
Wat een contrast was dat met mijn eigen gemoedstoestand. Ondanks dat ik voor mezelf niet anders kon dan toegeven dat het wel degelijk heerlijke seks was geweest, overheerste binnen in mij het besef dat ik een ongelooflijke dwaasheid had begaan. Het euforische gevoel dat even voordien, tijdens ‘de daad’, mijn denken en doen beheerst had, was ver weg. Nu pas drong het tot me door dat ik zojuist mijn man had bedrogen. Eén moment van onbezonnenheid en plots leek het alsof mijn moeizaam opgebouwde nieuwe bestaan aan het wankelen ging. Nooit eerder zag ik zo helder in dat mijn leven aan de zijde van Remco was gebaseerd op halve leugens en verborgen waarheden. Ook dit zou ik voor mijn man moeten verzwijgen, wilde ik mijn vertrouwde leventje niet in gevaar brengen. Toch kon ik niet voorkomen, dat er voor het eerst sinds ik met Remco getrouwd was, mij een gevoel van twijfel bekroop.
Had ik het niet helemaal verkeerd aangepakt? Was het niet beter geweest om hem destijds in vertrouwen te nemen, dan hadden die feiten uit het verleden nadien nooit meer tussen ons in kunnen komen.
Natuurlijk niet, berispte ik mezelf. Als ik Remco daar toen mee geconfronteerd had, dan zou er van ‘ons’ nooit sprake geweest zijn. Hij zou me onmiddellijk gedumpt hebben. Nee, dit onvoorziene slippertje kon ik hem onmogelijk vertellen zonder mijn verleden prijs te geven.
Ik herinnerde me nog al te goed hoe mijn man enkele jaren geleden gereageerd had, toen het huwelijk van zijn vriend Pim op de klippen liep. Zijn vrouw had ontdekt dat haar man een trouwe bezoeker was van een louche nachtclub in de buurt en daar kon ze niet mee leven. In plaats van zijn vriend de steun te geven die hij bij Remco zocht, had mijn man die Pim alleen maar verwijten toegesnauwd en hem vervolgens de deur gewezen. Het was nooit meer goed gekomen met die vriendschap.
Hoe Remco zou reageren als ik hem de waarheid zou opbiechten, daar hoefde ik geen tekening bij. Het zou beslist het einde van ons huwelijk betekenen.
“Mag ik je iets heel persoonlijks vragen, Lies?” Op dat moment zag ik pas dat Stef veel trager was gaan rijden.
“Wat dan?” vroeg ik enigszins verveeld, in weerwil van mijn eigen gedachtegang.
“Waarom ben je eigenlijk met die droogstoppel getrouwd?”
“Droogstoppel..? Wat weet jij daarvan?”
“Geef toe dat die man van jouw niet echt overloopt van levenslust.”
Verwonderd keek ik hem aan. Hoewel Stef ergens wel gelijk had, gewoon omdat Remco nooit eens iets impulsiefs zou doen en iets avontuurlijks nauwelijks aan hem besteed was, leek het alsof er ergens een alarmbelletje begon te rinkelen.
“Hoe weet jij dat?” vroeg ik nerveus. “Jij kent hem toch helemaal niet?”
“Ik heb hem ontmoet, Lies.”
“Wat!?” In mijn aanvoelen evolueerde het alarmbelletje in mijn hoofd in geen tijd naar een heuse batterij stormklokken. “Dat kan niet,” wist ik met moeite uit te brengen. “Waar dan?”
“Gewoon in zijn praktijk.”
“Onmogelijk! Ik houd al jaren zijn praktijkagenda bij.” Compleet uit mijn lood geslagen,
klampte ik me aan de laatste denkbeeldige strohalm vast. “Ik regel al zijn afspraken.”
“Ik had geen afspraak gemaakt. Ik ben gewoon zijn spreekkamer binnen gelopen.”
“Ongelooflijk! Heb jij hem…?”
“Rustig maar, Lies.” Met een begeleidend handgebaar legde hij me het zwijgen op. “Nee, natuurlijk heb ik hem niets over ons verteld. Ik wilde weten wat voor kerel de plaats aan jouw zijde heeft ingenomen. De plaats die ik vroeger voor mezelf weggelegd zag. Alleen daarom heb ik hem eerder deze week opgezocht.”
“Je meent het,” stamelde ik.
Natuurlijk meende hij dat. Zo zat Stef Wagenmakers nu eenmaal in elkaar, zo kende ik hem.
“Uiteraard meen ik dat,” ging hij dan ook onverstoord verder. “Ik gaf mezelf uit als vertegenwoordiger van mijn eigen firma, die zogenaamd voet aan de grond wil krijgen in Nederland. Toen ik hem een fikse korting in het vooruitzicht stelde, heb ik nog een aardige bestelling kunnen noteren ook. Jouw man is voortaan klant bij ons.”
“Onnozelaar,” snauwde ik. “Hoe haal je het in je hoofd om…?”
“Maak je toch niet zo dik,” onderbrak Stef mij opnieuw. “Daar is helemaal geen reden voor. Die man van jouw had echt nergens erg in, of dacht je dat hij anders tegen mij begonnen zou zijn over zijn sympathie voor de Belgen in het algemeen én over zijn Belgische vrouw in het bijzonder?”
“Dat bestaat niet, Stef. We hebben het wel over mijn man hoor. Remco heeft nooit het hart op de tong.”
“Toch was het zo. Ik hoefde alleen maar een beetje enthousiast te reageren om jullie hele verhaal te horen.”
Vervolgens vertelde Stef me mijn eigen verhaal van mijn jaren in Nederland, tot in de details. Terwijl ik verbouwereerd achterover leunde in de passagiersstoel, hoorde ik hem zeggen hoe ik het destijds, na die stage bij Remco, niet gered had bij het examen en dat ik het niet had zien zitten om dat laatste jaar nog eens over te doen. Evengoed wist hij hoe Remco en ik tijdens die stageperiode bevriend waren geraakt en dat die me daarom een baan als assistente had aangeboden. Het klopte allemaal. Remco had hem dus echt ons hele verhaal verteld en dus ook hoe die vriendschap vanaf toen alleen maar hechter was geworden. Vriendschap had langzaam plaats gemaakt voor verliefdheid en uiteindelijk geleid tot ons huwelijk.
“Kijk,” besloot hij, “dat heeft mij nog het meest verwonderd. Ik kan nauwelijks geloven dat de Lies die ik gekend heb, zich heeft laten verleiden tot een verstandshuwelijk.”
Alhoewel zijn conclusie ten dele klopte, klonk het uit zijn mond eerder als een verwijt en dat maakte me kribbig. Ik voelde het als mijn plicht om hem tegen te spreken.
“Wat weet jij daarvan? Liefde is wel wat anders dan een vluggertje op de motorkap,” sneerde ik. “Jij weet niet eens wat liefde is.”
“Oh jawel!” antwoordde hij glimlachend en beslist niet onder de indruk. “Daarom juist heb ik nog één vraag voor je. Is er nog een kans, hoe klein ook, dat ik jouw hart ooit terug kan winnen?”
Intussen waren we bij mijn Clio aangekomen. Het liefst van al zou ik uitgestapt zijn zonder te antwoorden, maar dat liet hij niet gebeuren. Met zijn rechterhand hield hij mijn bovenarm in een ijzeren greep en keek me doordringend aan.
“Wel?” drong hij aan.
“Je bent gek,” snauwde ik. “Laat me los en verdwijn uit mijn leven! Is dat duidelijk genoeg?”
Een antwoord kwam er niet, maar hij liet me wel los. Twee seconden later smakte ik de deur van zijn BMW achter me dicht en holde naar mijn eigen wagentje. Zodra ik achter het stuur zat, zag ik hoe hij in een wolk van opvliegend stof met een rotvaart vertrok.
Blijkbaar was ik duidelijk genoeg geweest en met een opgelucht gevoel stak ik de sleutel in het contactslot. Nog vooraleer ik de kans zag om die om te draaien, rinkelde mijn mobieltje. Na wat rommelen in mijn handtas vond ik het toestelletje en zag op het oplichtend scherm dat het mijn vriendin was.
Mijn gevoel van opluchting was plots weer helemaal weg. Waarom belde Mariska me uitgerekend nu? Een pientere meid als zij zou toch wel begrepen hebben dat ik liever niet gestoord wilde worden, dat kon haast niet anders. Mijn voorgevoel vertelde me dat ze dus wel een goede reden zou hebben. Enigszins verontrust haalde ik eerst eens diep adem alvorens op te nemen.
“Hallo Maris,” probeerde ik mijn stem ontspannen te laten klinken bij onze vertrouwde opener, telkens we elkaar belden. “Met mij.”
“Hé Lies, waar hang jij uit, zeg?” viel Mariska meteen met de deur in huis. Dat ze niet eens de moeite nam voor een begroeting, voorspelde weinig goeds. Bovendien klonk ze behoorlijk nerveus en nog voor ik kon antwoorden, voegde ze eraan toe dat mijn man haar gebeld had.
“Jou gebeld?” vroeg ik op mijn hoede. “Waarom? Hij kon toch gewoon naar mij bellen.”
Terwijl ik het zei, realiseerde ik me dat het best mogelijk was dat ik zijn oproep niet had gehoord. Mijn handtas, met daarin mijn mobiele telefoon, had de hele tijd in Stefs wagen gestaan.
“Jij nam niet op, zei Remco.”
“Oh nee!” antwoordde ik. De schrik sloeg me om het hart en ik wist zo gauw niets anders te zeggen.
“Lies, waar ben jij in godsnaam mee bezig?”
“Ik leg het je allemaal uit, Maris. Beloofd!”
“Dat is je geraden, meid. Hoe eerder hoe liever. Hier klopt iets niet. Volgens mij begeef jij je op glad ijs.”
Bijna vroeg ik wat ze met dat laatste bedoelde, maar net op tijd kon ik die woorden weer inslikken. Ik wist het zo ook wel. Mariska ontging nooit iets en ook nu zat ze er zo goed als bovenop. Alleen wilde ik haar vermoeden door de telefoon niet bevestigen, maar dat ik naar haar toe niet onder de waarheid uit zou kunnen komen, dat was me wel duidelijk.
“Maandag, Mariska,” gaf ik mezelf nog wat uitstel. “Maandagmiddag tijdens onze sauna leg ik het je allemaal uit.”
Om de twee weken reden mijn vriendin en ik naar een familiesauna in een naburige gemeente. Daar namen we dan telkens ruim de tijd om te genieten van een heilzame middag. Om dat tijdstip was het daar nooit echt druk en dus leek de sauna mij wel een geschikte locatie voor mijn ‘biecht.’ Liever daar dan bij haar thuis, waar altijd de kans bestond dat haar man Kees, die als architect vaak thuis werkte, onverwacht de kamer kwam binnenvallen.
“Daar houd ik je aan,” klonk Mariska’s stem beslist. “Intussen kun je alleen maar hopen dat jouw man mijn smoesjes gelooft.”
“Smoesjes, hoezo?” Het viel me op dat ze de meervoudsvorm gebruikte. “Heeft hij meer dan eens gebeld?”
“Tweemaal.”
“Oh…en wat heb je hem gezegd?”
“De eerste keer heb ik hem verteld dat jij je handtas was vergeten. Ik denk dat hij dat nog wel geloofde, want we hebben er nog rond zitten grappen. Toen hij twintig minuten later terugbelde, wist ik niets anders te bedenken dan dat jij je handtas wel had opgehaald, maar dat je batterij plat was. Ik denk niet dat Remco me toen nog geloofde. Hij klonk nogal… euh… bezorgd.”
“Bezorgd?” stamelde ik. “Razend kwaad, zul je bedoelen.”
“Precies, dat bedoel ik.”
In de stilte die volgde, zag ik zo voor me hoe mijn man door de woonkamer liep te ijsberen, zijn blik daarbij bijna onafgebroken op de klok gericht. Normaal duurde Mariska’s haren doen zowat drie kwartier tot een uur, maar nu was ik al ruim twee uur de deur uit. Nooit was dat mijn bedoeling geweest, maar het was wel gebeurd. Er zou wat zwaaien als ik thuis kwam. Ik wist dat ik me aan een woede uitbarsting mocht verwachten.
Het verwijtend stemmetje diep in mij, dat me zei dat mijn man dit keer daar alle reden toe had, probeerde ik te negeren, maar dat lukte slechts gedeeltelijk. Met bezwaard gemoed nam ik haastig afscheid van mijn vriendin, startte mijn Clio en snelde naar huis.
“Hier ben ik weer,” zei ik zo nonchalant mogelijk, doch Remco negeerde mijn woorden. Hij gunde me zelfs geen blik. Precies zoals ik het me had voorgesteld, trof ik hem ook aan. Met zijn gezicht op onweer beende hij met grote passen door onze ruime eetkamer op en neer. Terwijl ik hem gadesloeg, zette ik mijn handtas op tafel en ging op de dichtstbijzijnde stoel neerzitten.
“Scheelt er iets?” vroeg ik quasi onschuldig. Ik had het gevoel dat ten minste een van ons iets moest zeggen.
“Scheelt er iets!?” herhaalde hij mijn vraag snauwend. Zijn ogen spuwden vuur. “Waar heb jij verdomme heel die tijd gezeten? Bij Mariska in ieder geval niet, die kan niet liegen.”
Toch wel!” Om aan zijn vorsende blik te ontkomen, stond ik op en liep op het raam toe om de gordijnen te sluiten. Deze scène behoefde door een toevallige voorbijganger gezien te worden. “Ik ben teruggekeerd,” loog ik. “Ik was mijn handtas vergeten.”
Toen ik me weer van het raam wegdraaide, zag ik dat Remco mijn gsm in de hand hield.
“Natuurlijk!” blafte hij. “En je batterij is uiteraard helemaal plat! Kijk maar!”
Voor zover dat nog nodig was, hield hij het toestel voor me omhoog. In het oplichtende scherm was duidelijk te zien dat er met de batterij zeker niets aan de hand was.
“Je liegt, Lies, geef het maar toe! Waar zat je en wie heb je ontmoet?”
Schuldbewust wende ik mijn blik van hem af, maar dat liet hij niet gebeuren. Hij greep mijn beide polsen vast en kneep ze zowat tot moes.
“Wel? Komt er nog een antwoord?”
“Het is niet wat je denkt, Remco,” antwoordde ik moeizaam.
“Oh nee? Wat moet ik dan wél denken? Leg dat maar eens uit.”
“De man die ik vanmiddag ontmoet heb is een oude jeugdvriend van me, meer niet.”
“Meer niet? Waarom heb je mij dan belogen? Waarom mocht ik daar vooraf niets van weten en kom je daar nu pas mee voor de dag? Jij hebt verdomme een ander!”
Net op tijd zag ik zijn zwaaiende hand op me afkomen en in een reflex draaide ik me van hem weg. De klap die voor mijn wang bedoeld was, kwam daardoor op mijn achterhoofd terecht.
“Schoft!” riep ik hem na, toen hij wijdbeens in de richting van de praktijkvertrekken liep. Het volgende moment rammelde de deur in de sponning onder het geweld waarmee hij ze dicht smakte.
Diezelfde avond hingen we de hele tijd zwijgzaam mokkend op de bank. Na het laatavond journaal schakelde Remco de tv uit en stak zijn hand in mijn richting. Een echte verrassing was dat niet, eigenlijk had ik niet anders verwacht.
“Zullen we dan maar?” vroeg hij met onvaste stem.
Aarzelend legde ik mijn hand in de zijne, wetende wat er komen zou.
Jaren geleden, toen we onze eerste serieuze echtelijke twist niet met praten opgelost kregen, had uiteindelijk een flink partijtje stoeien tussen de lakens voor een kentering gezorgd. In de tedere intimiteit nadien hadden we elkaar beloofd om voortaan al vrijend onze meningsverschillen bij te leggen, als ze onoplosbaar leken. Door de jaren hadden we ons daar allebei aan gehouden. Die vier of vijf keer dat de noodzaak zich sindsdien had voorgedaan, was dat telkens ook afdoende gebleken. Ditmaal zag ik er echter huizenhoog tegenop om intiem te zijn met Remco, bang als ik was dat het me niet zou lukken om mezelf te geven.
Mijn vrees werd bewaarheid. Ik was er niet toe in staat, vooral omdat in mijn hoofd steeds weer beelden opdoken van een heel ander soort vrijen, eerder op de dag. Hoezeer ik mezelf ook probeerde te dwingen om die misstap te verdringen, toch lukte het me niet om Stef uit mijn gedachten te weren. Op den duur bleek ‘doen alsof’ de enige optie en voor het eerst in mijn leven was, van mijn kant uit toch, alles fake.
Remco was al lang in een diepe slaap, toen ik nog steeds lag te tollen en te tobben. Wat moest ik hiermee aan en hoe moest het nu verder?
Wat mij betrof kon het niet snel genoeg maandagmiddag zijn. Natuurlijk zag ik er tegenop om tegenover Mariska mijn verborgen verleden uit de doeken te doen, maar als ik haar in vertrouwen nam, zou er ten minste één iemand zijn met wie ik hierover kon praten. De gedachte dat er een mogelijkheid bestond dat mijn vriendin me evengoed kon veroordelen en me zou laten vallen, drukte ik nog sneller naar de achtergrond dan ze in me opkwam. Daar wilde ik liever niet aan denken.
Wordt vervolgd
Lees verder: Liederlijk Verleden - 7
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10