Door: Keith
Datum: 06-01-2024 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 4825
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 66 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 66 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 291
Woensdag… De hele dag zat ik achter de PC. Weinig tijd voor andere dingen, behalve af en toe een bak koffie, lopen en de lunch. Die boorplatforms kostten meer tijd dan ik had ingeschat! Maar goed, nu had ik er de tijd voor; over een paar weken was het drúk. ‘Maak haast wanneer je tijd, dan heb je de tijd wanneer je haast hebt.’
Een spreuk die bij Peter in z’n slaapcontainer had gehangen. Eén van zijn vele wijze lessen…
Het lopen tussen de middag was simpel: een rondje van vijf kilometer op eigen tempo. Het verschil tussen de eerste en de laatste loper bedroeg 14 hele seconden; prima! Daarna eten en weer achter de PC… En om drie uur even een bak thee met Henk en Gerben. Om half vijf kwamen Joline en de zussen mijn bureau binnen. “Kees! Afsluiten en richting huis. John staat om zes uur op de stoep; dan moet het eten wel klaar zijn.”
Eenmaal op weg kwetterden de zussen opgewonden wat ze John zouden vertellen en hoe het nu met hém zou zijn. Joline draaide zich om en zei op serieuze toon: “Meiden… willen jullie John gaan uithoren hoe het met de firma Bongers is?” Even was het stil, toen knikte Margot. “Ben ik wel benieuwd naar.” Joline humde. “Laat dat niet het hele onderwerp van gesprek zijn, meiden. Het moet wel gezellig blijven.”
Thuis dook ik met Margot de keuken in; we zouden aardappelen, een biefstukje en worteltjes eten. Een vanillepudding als dessert, daarna koffie. Ik schrapte de wortels, Margot schilde de piepers. Daarna gingen die in de pan en wijdde ik me aan de uien en de biefstuk. Joline en Lot dekten de tafel en maakten de kamer gereed voor de koffie. En om twee minuten voor zes ging de bel. Margot stormde naar de deur en ik hoorde haar zeggen: “Hoi John! Lift in, 9e verdieping en daar wachten Lot en ik je op!” Ze kwam binnen, trok Lot overeind en beide dames renden de deur uit. “Nou nou… Alsof Gerben en Rogier boven komen…”
Joline keek me liefjes aan. “Die meiden willen hun redder even bedanken, Kees.” Ik wees op mezelf. “Die staat hier hoor.” Joline trakteerde me weer eens op laserstralen. “Niks ervan. Die zit hiér.” Ze wees op zichzelf. “Oké, je hebt gelijk. Kom, we gaan eens kijken.” We waren er nog nét getuige van dat Margot John omhelsde. Hij lachte, knuffelde terug en zag ons toen staan. “Oh, meisje, nu ben je betrapt… Hoi Joline, hoi Kees. Goed om jullie weer eens te zien.” Joline gaf hem ook een knuffel, ik een hand en, na een paar aarzelende snuffels gaf Bengel een lik.
“Kom, naar binnen. Het eten staat klaar.” “Even m’n handen wassen, als dat mag. Stuur en versnellingspook zijn na een dag rijden niet meer geheel bacterievrij.” Margot trok een vies gezicht. Even later gingen we aan tafel en na een momentje stilte zei Joline: “Eet smakelijk!” Hij schepte op. Bescheiden.
“Hé John, jij ziet er uit alsof je best wel wat lust. Heb jij hier genoeg aan, of heb je een half uur geleden nog in een Mc Donalds gezeten?” Joline keek hem aan en hij schudde zijn hoofd. “De Mac: nee. Maar ik neem, als ik ga rijden wel tien volkorenboterhammen mee. En de laatste twee dateren van een uurtje geleden.” Hij gniffelde. “Anders groei ik dicht, Joline. De hele dag op m’n krent zitten…
Bij Bongers moest ik de truck zelf uitladen, dat leverde nog wel fysieke inspanning op.” Hij trok een gezicht. “Bovendien was dat goedkoper. Voor Bongers. Nu hoeft dat niet; ik rij allemaal europallets en die worden uitgeladen door het personeel van de bedrijven die ik bevoorraad. Kan bij wijze van spreken in de cabine blijven zitten als ik wil.” Margot snoof. “Kerels… Allemaal luilakken!” “Volgens mij weet jij wel anders, juffrouw Bongers. ’s Morgens de kar nakijken is niet bepaald werk voor luilakken.”
Margot keek hem aan. “John, een verzoek. Wil je ons niet meer aanspreken met ‘juffouw Bongers’? Slechte associatie. Binnenkort hopen we onze naam veranderd te hebben in ‘Boogman’.” En Lot vulde aan: “Een samentrekking van hún namen: Boogers en Jonkman.” Ze giechelde even. “Want om nou meteen jouw naam aan te nemen, na die kroketten…” We schoten in de lach en daarmee was dit incidentje uit de wereld. “Maar… Vertel eens dames: jullie zien er fantastisch uit, maar hoe gaat het met jullie?” Margot wees op Lot. “Mag zij vertellen. Dan kan ik ten minste rustig eten.”
Lot keek haar vuil aan. “Fijne zus ben jij. Dan is zo meteen m’n eten koud. Je lost me maar af, tutje.” Om en om vertelden de zussen vanuit hun perspectief hoe de afgelopen maanden voor hen verlopen waren en over hun kersverse relaties. En Lot eindigde met: “En gisteren hebben we samen een auto gekocht. Een dikke Volvo V60 plug-in-hybrid.” Ze giechelde. “En leuk kunnen onderhandelen met de verkoper…” Joline snoof. “Ja. Leuk onderhandelen noemt mevrouw dat. Ik zat me plaatsvervangend te schamen, meiden!”
John keek nieuwsgierig. “Leuk onderhandeld met een autoverkoper? Die lui zijn gladder dan een paling in een emmer snot…Pardon, Joline.” “Ik hoor hier wel vaker onparlementaire taal, John. Ben wel wat gewend.” Hij bromde, met een blik op mij: “Ja, dat zal wel…” en ik grinnikte.
“Maar vertel eens Lot… Mag ik je zo wél noemen, trouwens?” Ze knikte lief. “Jij wel. En mijn kleine zusje heet Mar, als je dat wilt. Maar goed, die autoverkoper…” Droogjes vertelde ze het verhaal van de dode-hoek-verklikkers en even later schalde John zijn lach door de flat. “Ohhh… Prachtig! Ik wist dat jullie slim waren, maar zó doortrapt… dat had ik jullie gezocht!” Margot wees op ons. “Snelle leerschool hier, hoor. En niet alleen bij deze twee; ook bij hun familie én op het werk!” Ze vertelde snel iets over ‘het dozijn’ en over DT. John hoorde het zwijgend aan en toen legde hij een getatoeëerde hand op die van Mar en de andere op die van Lot. “Mooi, dames. Dit is bijna een sprookje. Ik ben blij voor jullie. En jullie mogen het best weten: ik heb behoorlijk in de rats gezeten om jullie. En op m’n lazer gekregen van meneer de directeur, twee dagen nadat ik jullie in Gorinchem had afgezet.”
Joline keek vragend en het bleek dat één van de andere chauffeurs de zussen bij hem had zien instappen en z’n klep niet kon houden. John keek grimmig. “Eén van de laatsten die nu nog voor Bongers werkt. Maar dat zal hooguit nog twee weken duren, schat ik. Daarna is Bongers Transport failliet. Verse info van één van de andere ex-chauffeurs, die ik gisteren tegenkwam.” Ik keek even naar de zussen: beiden keken ze onaangedaan. “Deze informatie boeit ons niet zo, John. Zoals in dit huis gezegd wordt: het zal ons jeuken.” Hij knikte. “Snap ik, jullie geschiedenis gehoord hebbend. Maar het is wel nuttig om te weten. Stel dat jullie nog geld uit de firma willen hebben: dat kun je vergeten.”
Lot giebelde. “We hebben een hele slimme tante, John. Zij is advocate. Zij heeft bedongen dat meneer en mevrouw Bongers ons 120.000 euro moeten betalen. Gederfde inkomsten van twee keer drie jaar administratieve krachten. En luister goed: dat geld komt van meneer en mevrouw. Niet de onderneming. Dus ze komen er niet onderuit, ook al gaan ze op hun kop staan. En bovendien gaat er nog een forse claim komen als ze veroordeeld worden voor uitbuiting, mensenhandel en mishandeling. En onze potentiële ex-bruidegoms idem, alleen voor verkrachting. En we hebben allebei een hele goeie baan, John. We zijn financieel bijna zelfstandig. Hebben Bongers Transport in feite niet eens nodig.”
En Margot vulde aan: “Klopt. Maar ze gaan wél betalen, John. Ze zullen voélen wat ze ons hebben aangedaan.” Joline kuchte even. “Mar, even rust. Laat John z’n eten verder opeten. Nog even en z’n eetlust is bedorven.” John keek op en wees op zijn laatste stukje biefstuk. “Dat zal met dit spul voor me niet zo snel gebeuren, Joline.” Na het dessert wees Joline op de woonkamer. “Zitten. Een bak koffie, John? Jij moet ten slotte nog een stukje sturen…” Hij knikte. “De wagen terugbrengen naar Zeewolde, daarna naar huis rijden in Nijkerk. Gelukkig dichter bij de zaak.”
Even daarna zaten we met koffie voor ons rond de tafel. “Jullie drinken koffie, dames?” Margot knikte. “Ja. Koffie. En af en toe een wijntje. En misschien gaan we volgende week beginnen met roken.” Lot keek haar aan. “Zeg zus, d’r zijn grenzen hoor. Ook aan mijn losbandigheid, ben jij gek.” Margot giechelde en John schudde zijn hoofd. “Houden jullie het een beetje uit met die twee pubers hier, Joline?” Die lachte. “Normaal zijn ze best wel braaf, John. Maar nu jij er bent…” Hij bromde. “Jaja… het zal wel aan John liggen.”
Toen keek hij de zussen aan. “Wat is het vervolg, dames? Trouwen? Kinderen?” Beiden schudden resoluut hun hoofd. “Nee John. Eerst de studie afmaken. Volgend jaar zomer zijn we klaar. En dan hebben we bijna een jaar een relatie, als alles goed gaat; dán gaan we eens kijken of we aan trouwen toe zijn.” En Lot voegde er aan toe: “Kinderen voorlopig nog even niet. We hebben de tijd, John. Onze eierstokken beginnen nog niet te klotsen, hoor.” Hij proestte bijna zijn koffie over tafel. “Sodemieters… Dat scheelde niet veel! Kijk je uit, Lot?”
We grinnikten en ik zei: “Gebeurt hier vaker, John. We houden wel van een lolletje hier.” Ik keek hem aan. “Heb jij trouwens nog iets gehoord van onze vriend in die Prius?” John knikte. “ Ik heb het bedrijf maar eens aan het werk gezet. Koops heeft een prima schade-afdeling.” Hij keek gemeen. “Meneer zal zélf moeten betalen. Hij reed zonder geldig rijbewijs, dat was ingevorderd, dus geen verzekering. Zo'n verchroomde koeienvanger is best best prijzig om uit te deuken. En die lease-Prius had ook nogal wat schade… Mag hij ook zelf betalen.”
Hij zette zijn kopje omgekeerd op het schoteltje. “Mensen, ik ga er vandoor. Nog anderhalf uur rijden naar Zeewolde, de truck netjes inleveren en daarna nog een twintig minuten naar huis. Vijf dagen vrij; maandag mag ik weer rijden!” Hij stond op en keek de zussen aan. “Ik hou jullie op de hoogte van de situatie in Groot-Ammers. Ik wat vrienden in het dorp. En…” Hij keek ondeugend. “… ik wil natuurlijk op jullie bruiloften komen! Twee feestjes wil ik niet missen.”
Margot zei droogjes: “Eén feest, John. We trouwen samen, Lot en ik. We zijn altijd samen geweest, dus we trouwen ook samen.” Ze giebelde en wees. “Zij zijn ons grote voorbeeld daarin geweest.” Hij keek vragend. “We zijn samen getrouwd met hele goeie vrienden van ons, John. Mijn bud uit Afghanistan en de bruid van mijn bud en Jolien mochten elkaar ook héél graag. Samen wat dingen beleefd, zeg maar.” Ik wees. “Die foto is genomen vlak nadat we besloten hadden om samen te trouwen.” Hij liep naar de foto toe. “Allemachtig, ik dacht dat ik een redelijk stevige jongen was, maar dit…”
Joline giebelde. “Fred is de ICT-er van ons bedrijf. Twee meter tien en honderd en tien kilo woest vlees en geen gram vet. En op zijn vakgebied een van de beste van Nederland.” Ik vulde aan: “En Wilma, zijn vrouw, is één meter vijf en negentig. Hoeveel ze weegt weet ik niet, want dat vraag je niet aan een dame…” Joline keek me aan. “En laat ik het niet merken, Kees!” “Nee schat. Maar tijdens dansles was het wat moeilijker om Wilma gracieus te leiden en jij met je krap-an tachtig kilo…” Verder kwam ik niet; een onderzetter vloog mijn kant op. “Eén en zeventig! Lompert. Hork. Botte techneut.”
John omhelsde Margot. “Passen jullie goed op jezelf?” Margot ging op haar tenen staan en kuste hem. “Je bent nog steeds een lieverd, John. Dank je wel.” Lot bedankte hem op dezelfde manier. Joline kuste hem ook. “Als je in de buurt bent en je hebt trek: gewoon bellen. Als we er zijn ben je welkom, zijn we er niet heb je pech, John.” Ik gaf hem een hand. “Dank je wel wat jij voor die twee daar hebt gedaan, man. Lichtpuntjes in hun sombere leven in Groot-Ammers.”
Hij knikte. “En jullie hebben het voortgezet. Ik kan nu tegen mijn vrouw zeggen dat ik van een boel kopzorgen verlost ben.” Even later hoorden we zijn truck starten en wegrijden en de zussen kwamen weer binnen.
“Heerlijk om John weer eens te spreken, Jolien!” Die knikte. “Snap ik. Prima vent.” Ze giebelde. “Ondanks z’n tattoo’s. Maar die zag ik na vijf minuten al niet meer; toen zag ik alleen nog maar een vent die om jullie gaf, meiden. Prima.” Ik knikte. “Dan zie ik bij deze af van mijn plan om een tattoo te laten zetten, Joline. Als jij die na vijf minuten al niet meer ziet… Zonde van het geld.”
Ze snoof. “Laat maar een tattoo zetten boven op je paal, Kees Jonkman. Als ik die dan zie, weet ik dat ik op moet passen!” De zussen schoten in de lach. “Ik zie het voor me… Kees wordt opgewonden en plotseling komt de tattoo van Donald Duck boven z’n boxer uit…”
Ik zuchtte. “Ik was eerder van plan om een van de zeven dwergen van Sneeuwitje te laten zetten, Margot. Donald Duck maakt zo’n herrie…” Joline gromde. “Sneezy zeker. En als ik je bijzonder opwind, gaat hij inderdaad niezen. In m’n nette poesje nog wel. Gétver! Ik ben een net meisje, Kees Jonkman!”
We lachten nog even na, toen pakte Joline de kopjes. “Even deze handel opruimen. En daarna nog een uurtje aan de studie, dames. En majoor! Anders moet je het morgen bezuren in Vught, Kees.” Ik trok een zielig gezicht. “Nee, dat ga ik niet willen, schat.”
In de studeerkamer ging ik stevig aan de bak met de bugel. Eerst ‘riedeltjes’ oefenen; ik was er ondertussen achter gekomen dat dat toch best hielp om eerst warm te spelen en ook de vingervlugheid ging erop vooruit. En in Vught had ik een paar leden van de fanfare het ook zien doen… En na de ‘riedeltjes’ kwam “Sound the trumpet”. Een heerlijk stuk om te spelen. Nog steeds. En samen met Wendy, Hendrik en Greet… Dat kon alleen maar mooi worden.
Ondertussen had ik het (voorlopige) programma per mail toegestuurd gekregen, met vet gedrukt de stukken die ik moest meespelen. Onder andere het signaal ‘Reveille’, ook wel bekend als de ‘Mars der bereden wapenen’. Daarmee zou het concert worden geopend. De toehoorders die nog wat duf waren, zouden daarna wel wakker zijn! Het was een vrij simpel signaal, normaal unisono uitgevoerd door een trompet. Wij zouden het met 6 trompetten en 2 bugels spelen. Maar dat moest wel perfect qua timing zijn; het moest als één instrument klinken.
Verder: de ‘Colonel Bogey March’ uit de film ‘Bridge over the river Kwai’, “Sound the trumpet’, de Grenadiersmars en het Wilhelmus. Alle stukken speelde ik een paar keer, toen vond ik het wel genoeg. Technisch kende ik ze allemaal; aan Klaas en Greet om de finesses aan te brengen. Ik maakte de bugel schoon en zette hem in de kist klaar voor morgen. Een weekendtas met een schoon gevechtspak erbij… Zo, al het spul wat ik nodig had, zat ik de tas. Tijd om de slaapkamer maar eens op te zoeken. Joline en de zussen zaten voor de TV te kijken naar ‘De slimste mens’. Op zich een aardig spelprogramma, maar Maarten van Rossum als jurylid kon mij niet zo bekoren. De man was in de jaren ’90 bekend geworden als Amerika-kenner, en daarna BN-er geworden. Maar zijn brommend gemopperde, onveranderd sardonische commentaar op vrijwel alle zaken en mensen was me op een gegeven moment gaan tegenstaan.
De zussen vonden het echter wel een interessant programma en keken er graag naar. En Joline keek dan mee. “Hé dames, zitten jullie nou naar twee bejaarde kerels te kijken op die TV? Waarvan ééntje een gediplomeerd mopperkont is… Hij heeft dat diploma ‘Summa cum Laude’.” Charlotte keek me liefjes aan. “Ja, vast. En als hij hier een dagje rond zou lopen, zou jij het mikpunt van zijn gemopper zijn… Majóór! Wees blij dat wij iets aan onze algemene ontwikkeling proberen te doen!”
Ik plofte op de bank, naast Joline. “Jullie hebben de afgelopen maanden genoeg ontwikkeling doorgemaakt, troela’s. Een kilootje of twaalf. Maar of het algemeen is? Sommige lichaamsdelen zijn ondertussen wat meer ontwikkeld dan andere. Niet dat ik het erg vind hoor… En Gerben en Rogier zullen het ook wel kunnen waarderen, denk ik.” Beide zussen stonden op. “Jolien, mogen we die macho even een lesje leren?”
Joline gaapte demonstratief. “Ga vooral jullie gang. Maak hem moe, put hem uit, dan slaap ik vannacht ook een keertje rustig.” Lot en Mar trokken me overeind. “Mee jij!” Ze duwden me over de armleuning van een van de stoelen. “Wij zullen jou eens even een lesje leren, ben jij gek…” Ik spartelde niet al te hard tegen maar zei, toen Lot vlak voor me stond: “Ik zie daar twee hele leuke benen onder een mooi rokje…” Lot gromde en nam mijn hoofd tussen haar benen. “Zo. Niet alleen mooi, maar ook prima geschikt om jou mee vast te houden, macho!” Margot had mijn benen vastgepakt. “En nu krijg jij eens billenkoek! Met je eigen tijdschrift, ‘De Ingenieur’. Een klap op mijn billen volgde. En nog een.
“Jammer dat ik op m’n buik lig, Lot. Als ik op m’n rug had gelegen zou ik zomaar onder je rokje kunnen kijken.” Haar benen klemden me nu écht vast en boven me hoorde ik bits: “Kees Jonkman, je bent nog steeds een smeerlap. Ga je schamen! Een beetje onder het rokje van een net meisje willen kijken…” Ik wees richting Joline. “Nee, die zit dáár.” Péts, weer een klap op m’n kont, deze keer harder. “Pas op jij!” De stem van Margot klonk streng. “Hij heeft wel gelijk, meiden…” Joline’s stem klonk plagend. Ik vond het wel genoeg zo en kietelde Lot. Ik wist dat ze daar niet tegen kon.
Ze gaf een gilletje. “Kéés! Stop daarmee… hihihi…” Haar greep op mijn hoofd verslapte en ik kwam overeind. “Zo, da’s één. Nu nog de andere…” Het tijdschrift kwam aansuizen maar ik greep Margot’s pols en ‘draaide die snel om. Het tijdschrift viel op de grond. “Aú! Rotzak! Laat me los!” Ik hield Margot vast en greep met de andere hand Charlotte’s pols. Ook die werd omgedraaid. Oké, lang niet zo hard als ik bij een vechtpartij gedaan zou hebben, maar de dames voelden het wel. “Zitten jullie! Allebei, met je knieën op de bank! Dan kunnen zullen een kennismaken met 'De Ingenieur'.”
Joline’s ogen knepen zich samen en ze schudde haar hoofd naar me. Verdomme, ze had gelijk… Ik liet de zussen los. “Zo. Zijn de dames er ondertussen achter dat ze geen rare grappen met deze majoor moeten uithalen?” Ze draaiden zich om en ik keek in twee lachende gezichten. “Het was wel even leuk Kees. Om jou eens billenkoek te geven. Zal Joline wel van genoten hebben, nietwaar schat?” Margot keek Joline aan. “Wat is er Jo?”
Die zweeg even en zei toen zachtjes: “Ik heb Kees maar even geseind dat hij moest stoppen. Jullie hebben vast geen goeie herinnering er aan om geknield op een bank of stoel te zitten in afwachting van een pak slaag…” En ik vulde aan: “Ik schrok me de touwtering, lieverds.” Beiden keken ze ons aan en het was Charlotte die antwoordde: “Jolien… Het was Kees die ons vast had. En we weten dat één kik genoeg is en hij stopt. Een heerlijk, veilig gevoel.” Margot knikte. Joline stond op en trok de zussen tegen zich aan. “Kees… Erbij komen. Nú.”
En toen stonden we weer met z’n vieren tegen elkaar. Armen om elkaar heen. “Dank jullie wel, schatten. Dat is een enorm compliment…” Ik zei het zachtjes en voelde een even zachte zoen op beide wangen: de zussen. En daarna eentje op m’n mond: Joline. “Dank je wel voor je waarschuwing, schatje.” Ze glimlachte lief. “Af en toe trap ik wel op jouw rem, Kees.” Ik keek de zussen aan. “Nogmaals: dank jullie wel. Wij hopen dat jullie je al die tijd dat je hier nog bent zó veilig zullen voelen.” Margot knikte. “Dat weten we zeker, Kees. En Jolien.” Charlotte glimlachte. “Deze nette meisjes gaan maar eens naar bed. Dan moet het keurig getrouwde echtpaar dat ook maar eens gaan doen. Morgen weer vroeg dag en zo.”
Ze gaven ons een knuffel en in de deuropening zei Lot plagend: “Kees… Als Joline dadelijk meteen in slaap dondert, mag je wel even fantaseren hoe het er uit had gezien als je op je rug had gelegen, hoor. Daar voel ik niks van…” Joline schoot in de lach. “Rare muts!” Uit de slaapkamer hoorden we Margot roepen: “Nee, die zit nog netjes onder haar slipje!” Toen ging de deur dicht.
“Zullen we deze goeie raad maar opvolgen, Joline en ook maar richting bed gaan?” Ze knikte. “Even Bengel er nog uitlaten Kees.” Oh ja, dat moest ook nog… Tien minuten later was ik weer binnen en leverde Bengel netjes af bij Balou. “Zo, brombeer, hier is je liefje weer terug. En vertel eens Balou: waarom loop jij nooit mee naar buiten?” Een bromstem antwoordde: “Dan wordt m’n zaagsel nat, Kees.”
En uit de slaapkamer kwam een verdere uitleg: “En dan mag hij niet met mij mee naar bed, Kees!” Ik knikte. “Ja, nu snap ik één en ander wel. Nou lekker maffen samen en wees lief voor Bengel. Ik wil geen klachten horen morgen!” Ik sloot de deur van de slaapkamer achter me en keek in het gezicht van een lachende Joline. “Jouw zaagsel is niet nat, Kees. Dus…” Ze sloeg het dekbed uitnodigend open. “Even wachten mooie meid. Tandjes poetsen en zo…” Toen ik een paar minuten later naast haar in bed kroop, draaide Joline zich naar me om. En een arm gleed om mijn schouders.
“Prima dat je stopte toen ik seinde, Kees.” Ik knikte. “En prima dat jij me waarschuwde, schat. Ik had weer eens niet nagedacht met m’n stomme kop.” Een langzame, sensuele kus gleed over mijn lippen. En daarna hoorde ik: “Zo stom is die kop nou ook weer niet, Kees. Je bent ten slotte met mij getrouwd…” “Da’s ook weer waar”, mompelde ik. “En met Fred… en met Wilma…” Haar arm klemde zich wat vaster om me heen. “Maar ík heb de rode schoentjes, Kees. Denk er aan!” Ik knuffelde haar. “Ja. En die staan je prachtig. Aan je mooie voetjes. En als die riempjes om je mooie benen… Kan ik eindeloos van genieten, mooie vrouw.” Een lange zoen volgde.
“Goed zo. En dat gaan we vrijdagavond weer eens in praktijk brengen. Vrijdag komen Gerben en Rogier hier; ze blijven slapen…” Joline giebelde. “…Nou ja, wat er voor doorgaat dan, en wij geven ze hun eerste dansles. De meiden hebben daarstraks hun liefjes gebeld en ze dit voorgelegd; om een of andere reden hadden de heren er wel oren naar.” Even zweeg ze, en toen vervolgde ze: “En met name Rogier is best wel benieuwd naar het nieuwe vervoermiddel van de meiden. En zaterdag gaan we ’s middags naar Arkel, hun optrekje bekijken.”
Ik zuchtte diep. “En ik maar denken dat het weekend in het leven was geroepen om een beetje uit te puffen van een drukke werkweek…” Joline giechelde. “Ja. Lekker de accu opladen en zo.” Dat triggerde me. “Nu je dat zo zegt… De accu opladen… Even kijken hoe we dat met hun auto doen, schat. Ik weet niet hoe lang hun oplaadsnoer is, maar dat moet in ieder geval in een geaarde wandcontactdoos.” Er klonk een gaap naast me. “Dat zoek jij maar uit, meneer de ingenieur. Té technisch. En nu lekker slapen; morgen moet je tot laat in de avond weer aan de bak. Welterusten, Kees.”
Een zoen volgde. “Lekker maffen schatje. Ik zal over je schoentjes dromen. En wat er in zit.” “Alleen de rode schoentjes, Kees. Denk er aan!” “Ja schat. Wilma is een net meisje, schat.” Even was het stil, toen hoorde ik giechelend: “Weet ik zo net nog niet. Met haar douchefetish…” Tien minuten daarna startte Joline een kettingzaagje. Waarschijnlijk eentje op accu’s. Het klonk in ieder geval lief. En even daarna zakte ik ook weg…
Donderdag was ook druk. We reden gescheiden, Joline en ik, want vanavond moest ik weer naar Vught. “Volgende week nemen we dan onze Volvo mee, Kees!” Margot giechelde en deed twee stappen bij Joline vandaan. “Zit wat prettiger dan dat Britse koekblik…” Joline keek peinzend. “Pas jij een beetje op je oren, juffrouw? Want die gaan nogal pijn doen als je lelijk doet over mijn mooie Mini!”
Ik had mijn nette pak aan, want samen met Theo en Angelique gingen we naar een van de kantoren van Neddrill. Gelukkig niet ver en we werden om tien uur verwacht, dus met de files zou het ook meevallen. Dus om negen uur zaten we in Theo’s auto. Angelique naast Theo, ik had de hele achterbank van Theo’s Audi voor me alleen. En dat zat overigens niet verkeerd. Onderweg draaide An zich naar me om. “Wat hoorde ik vanochtend over de zussen, Kees? Hebben die een autoverkoper zo ongeveer opgelicht?” “Nounou, zó erg was het nou ook weer niet, An. Maar ze hebben wél bewezen dat ze een bijzonder doorgetrapt span zijn, zo met z’n tweeën…”
Beknopt vertelde ik het verhaal en op de voorstoelen werd hartelijk gelachen. “Dit ga ik thuis vertellen, Kees! Gertie komt niet meer bij van het lachen… Wat een mop! En dat van twee meisjes die een half jaar geleden… Hahaha!” Ik mopperde: “Ja. En met die twee haaibaaien zitten wij nog een tijdje opgescheept. Spitsroeden lopen in huize Jonkman!”
An keek me aan. “Kom op Kees. Dat ben je toch wel gewend met die twee lieve, onschuldige, schattige en vooral maagdelijke roodharige zusjes van je?” Van achter het stuur klonk een grom. “Wil jij een beetje dimmen met je opmerkingen, meester Jacobs? Nog zo eentje en ik klap van het lachen tegen de vangrail aan, potdomme…” “Dat zijn er vijf, Theo. En vooruit, omdat je je goeie goed aan hebt, stellen we het uit tot morgen in de middagpauze bij Mariëtte. Of je je nou twintig keer of vijfentwintig keer opdrukt, dat valt toch niet zo op daar.”
“Meneer Jonkman, je vráágt er om dat ik je hier uit de auto trap! Pas op jij!” Angelique wist wat de intentie van mijn antwoord zou zijn, dus die zei droogjes: “Ach, dan heeft Kees ook eens mazzel. Als je hier nu ergens stopt dan is Kees nóg dichter bij Damen, Theo.” Ze gaf me een ‘high-five’. “Prima tekst, An. Jij mag blijven!” “Ik begin het me af te vragen, Kees. Ze begint aardig op jou te lijken!” “Dan moet ze nog een beetje groeien, baas. En denk er aan: als je An of mij er uit flikkert, ben je ook je hoofd Backoffice kwijt. En je bedrijfs-gorilla. En je nieuwste medewerker. En je economische tweeling. En de teamleider en plaatsvervanger van het Maritieme Team. Oh ja, en je meest briljante teamleider natuurlijk. En degene die eergisteren is aangenomen, verschijnt dan waarschijnlijk ook niet op z’n eerste werkdag bij DT. Dus overweeg die beslissing nog even goed en praat er gerust met Gertie over…”
Theo was even stil. “Hoezo die algehele uittocht?” “Simpel Theo. An en Jo zijn hele goeie vriendinnen, An en Fred zijn hele goeie vrienden. En samen met Jo, de zussen, hun partners, Fred en z’n vrouw Wilma en mijn lieve zusjes en hun partners vormen wij een vrienden-dozijn. Eén voor allen, allen voor één en zo. We begonnen als sextet: Jo en ik, mijn zussen en Joline d’r broers. Enfin, dat verhaal heb je op onze bruiloft gehoord van mijn lieve schoonmoeder. Toen kwamen Lot en Mar erbij: octet. Met Rogier en Gerben klikt het ook prima; tiental. En recent hebben we Fred en Wilma ook gevraagd om deel uit te maken van ons clubje. Hoplakee… Dozijn compleet.”
En terwijl ik dat verhaaltje deed, kwam er een gedachte bij me op. Angelique en Henry erbij? Zij waren hele goeie vrienden van Fred en Wilma geworden, maar ook van de rest. Thuis maar eens in de groep gooien… Theo reageerde brommend. “Verdorie, dan had Adema tóch gelijk. Jullie hebben me gewoon in de tang!” “Plus vijf, Theo…” reageerde Angelique liefjes en ze vervolgde: “En over Adema gesproken: één van de zeldzame keren dat die zak hooi gelijk had. Hou daar dus maar rekening mee, meneer de directeur!”
“Ik zeg al niks meer. Gaan jullie maar het woord doen bij Neddrill; ik drink wel een bak koffie.” Gelukkig voor Theo duurde rit niet zo gek lang; dat scheelde hem wellicht nog een paar keer opdrukken. Om tien voor tien liepen we naar binnen en werden welkom geheten door een receptioniste. Theo zei wie we waren. “Aha, de directie van Developing Technics. U had een afspraak met meneer Gort. Ik zal ‘m even bellen. Als u wilt, kunt u even daar plaatsnemen.” Ze wees op een zitje in de hoek van de hal. En na een paar minuten kwam een man van een jaar of veertig de hal in. “Meneer Koudstaal? Ik ben Hans Gort, aangenaam.”
Theo stond op en ze schudden handen. “Dit is het juridisch genie van mijn bedrijf, mevrouw Mr. Jacobs en de teamleider van het team waar u mee te maken gaat krijgen: Kees Jonkman.” Ook wij schudden handen en meneer Gort keek me aan. “Wij hebben elkaar vlak na kerst gesproken. Na jullie akkefietje op de 24, toen ik die machinist van jullie weg wilde kapen… Nog sorry daarvoor!”
Ik grinnikte. “Hij is oud en wijs genoeg om z’n eigen beslissingen te nemen, meneer Gort.” Die knikte. “Kom, we gaan naar boven.” Op zijn bureau gebaarde hij naar een zitje en even later stond er een kan koffie en een thermoskan heet water voor thee op tafel. “Meneer Koudstaal… heeft u er bezwaar tegen als we elkaar tutoyeren?” Theo schudde zijn hoofd. “Niet in minst. Ik ben Theo, mijn juridisch genie heet Angelique en mijn lastigste teamleider heet Kees.” Hij knikte.
“En ik ben Hans. Theo, wij hebben jullie voorlopige concepten bekeken; die zien er meer dan uitstekend uit. En daarom vertrouwen we jullie het ontwerp voor de technische midlife update van de oudste schepen van onze vloot graag toe. Zodat ze weer tien jaar mee kunnen.” Hij keek mij aan. “Zonder dat er op 2e kerstdag een team van DT aan boord moet komen om een generator wat op te voeren.” Theo zei droogjes: “Ja, dat ga je niet willen. Die lui zijn stervensduur. En dan heb ik het nog niet eens over de koffie die ze drinken.” An en ik grinnikten; Hans kende de koffie van Rob Jr. duidelijk niet, maar na een korte uitleg van An knikte hij. “Nee, dat willen we inderdaad niet…
Goed, Theo, hier ligt een conceptcontract voor onze samenwerking voor deze schepen. Ziet er ongeveer hetzelfde uit als voor onze platforms. En de lui die het uiteindelijke gaan doen, het bouwen, kennen jullie goed: dat is Damen. Ook een hele betrouwbare partner van ons.” “En van ons, Hans. Sinds een jaar werken DT en Damen innig met elkaar samen.” “Dat weten we. Allard komt hier ook regelmatig over de vloer.” Angelique bladerde het contract even door. “Ehh… Hans: dit zijn vier en twintig kantjes. Dat ga ik niet ‘even’ in een halfuurtje doorspitten. Ik wil het wel grondig doen.”
Hij knikte. Dat was ook niet de bedoeling. Neem het mee, spit het door en geef op de mail aan of er zaken in staan die jullie liever anders zien. Als we het eens zijn komen jullie hier nog een keer en tekenen we de paperassen. Oké?” Theo knikte. “Prima. Ik hoef die ellende niet meer door te lezen, daar is deze dame prima voor opgeleid. Kost een paar koekjes, maar dan heb je ook wat.” An keek verontwaardigd, Hans vragend. “Als Angelique juridische dingen moet doorspitten, doet ze dat bij mij het bureau, Hans. En de dame wordt dan tevreden gehouden met zwarte koffie en directiekoekjes.” Hans keek waarderend. “Ik zou willen dat al die juristen zo goedkoop waren. Wij hebben er vijf in dienst en die kosten een fortuin!” Angelique keek op. “Je weet duidelijk niet hoe duur die koekjes van Theo zijn…” Die gromde. “Ja. Breek me de bek niet los, verdomme…” “Fifteen and counting, Theo…”
Na nog wat gekkigheid namen we afscheid en liepen we het pand uit. In de auto vroeg ik: “En wat was nou de reden van mijn aanwezigheid, Theo? Want eerlijk is eerlijk: ik heb niks gedaan. Nou ja, de tellerstand van de push-ups bijgehouden, maar dat had An ook wel gekund hoor.” “Ik wilde je met Hans kennis laten maken. Bleek achteraf niet nodig te zijn, merkte ik. Nou ja, dan heb je een uurtje kunnen flierefluiten op kosten van de baas.” Angelique giebelde: “Nou… veel verschil met normaal is er niet…” wat haar op een pets op haar hoofd kwam te staan. “Au! Rotzak!” Ik boog me naar voren. “Angelique: ik heb geleerd dat je juristen meestal niet met woorden kan verslaan. Juristen zijn daar veel gehaaider in dan een gewone sterveling. Dus doe ik het maar fysiek. En denk er aan: als jij nog meer hatelijk opmerkingen maakt over mijn functioneren, haal ik Fred erbij.”
Ze snoof. “Fréd nota bene. Nog zo’n watje. Oh, wat ben ik stoer, maar ondertussen… Als ik hem een keertje aardig aankijk doet hij alles voor me.” Theo gniffelde. Toen Theo even later, bij DT, de motor uitzette zei ik: “Voor de duidelijkheid dame en heer: de stand is vijf tegen vijftien. Ik zal morgen deze score doorgeven aan onze lieftallige fitness-goeroe.” En we zijn nét op tijd terug voor een wandelingetje naar de paardjes…”
Eenmaal binnen legde Angelique haar tas op haar bureau en konden we naadloos aansluiten bij de wandelaars. Bengel schoot blaffend en kwispelend naar me toe. “Héhé… gelukkig nog iemand die blij is als ze me ziet!” De paardjes waren ook blij met onze komst: ze renden vanaf de andere kant van hun wei naar ons toe, onder luid gehinnik. Even later stonden ze kalm naast elkaar hun boterhammen te eten. Gerben had bijna een half brood bij zich, maar werd door Margot gecorrigeerd. “Nee Gerben. Een paar boterhammen is prima, maar je moet niet al het ouwe brood van Waardenburg opsparen en aan die beesten geven. Da’s niet goed voor ze. Evenmin als ze bijvoorbeeld de complete oogst krijgen van iemand die z’n grasveld heeft gemaaid; daar krijgen ze koliek van. Brood is in feite geen voeding voor paarden, maar een lekker tussendoortje, zoals een bitterbal voor ons.”
“Ik heb er nooit bezwaar tegen als er een volle schaal bitterballen op tafel staat, hoor Margot.” Fred natuurlijk weer. “Dat zal bij jullie niet vaak voorkomen, vreetbaal. Ik ken Wilma ondertussen een beetje.” Hij keek sip. “Ze heeft nog gelijk ook…” Kortom: Gerben moest met bijna een half brood weer terug. Bij DT nog een bak koffie, samen ons eigen brood opeten, waarbij hartelijk gelachen werd om het ‘dodehoekindicator-incident’, daarna gingen we weer aan het werk.
Henk en Gerben vroegen me uit over het bezoek aan Neddrill. “Sorry jongens, maar het was niks meer dan een bak koffie drinken, wat leuteren en Angelique kon het concept van het contract meenemen ter bestudering. Vierentwintig hele pagina’s… Ik sta liever een dagje op een boorplatform… Sorry, ik moet even naar Joline. Iets overleggen.” Henk keek argwanend. “Jaja. Iets overleggen. Als je om twee uur nog niet terug bent, meneer Jonkman, zwaait er wat!” “Dat zijn er vijf, Henk!” De stem van Irene klonk uit de receptie. “Wel potdomme! Ben jij…” “Tien!” Hij stoof naar de deur, Gerben en ik er achteraan. Irene zat lachend achter haar bureau. “Als iemand Kees met ‘meneer Jonkman’ aanspreekt, mag hij of zij boete doen…” Grommend drukte Henk zich vijf keer op en wilde opstaan. “Niks ervan, Henk. Ook nog een keer ‘potdomme’, dus…” Ze keek plagend. En weer ging Henk omlaag. Irene lachte. “Goed gedaan, Henk! Als ik dit thuis vertel… Mijn moeder ligt in een deuk!”
Ik liep richting Backoffice en kwam voorbij Rob z’n bureau. Wacht even die ook… Maar Rob was er niet. Dan maar door richting Fred. “Heb je even tijd, Fred?” Hij stond op. “Even wat met Jo overleggen.” We liepen het kantoor van Joline binnen. Daar zaten de zussen ook te werken. Ik deed de deur dicht en de dames keken op. “Hé, dit is serieus… Kees, wat is er?” “Niks waar bloed uit vloeit, schat, maar ik wil wél wat overleggen.” Lot stond op. “Kom zus, wij gaan…” “Nee Lot het gaat ook jullie aan. En Fred. Het gaat om onze vriendengroep. Wat zouden jullie er van zeggen om Angelique en Henry ook op te nemen?” Het was even stil, toen knikte Fred. “Prima idee, Kees. Ons juridische duiveltje is een schat van een meid en Henry past er volgens mij ook meer dan goed bij, met z’n droge humor. Ik ben voor.”
De zussen knikten ook en Joline kwam achter haar bureau vandaan en gaf me een speelse zoen. “Goed plan, Kees. Doen we, als iedereen het er mee eens is. Via de app even vragen?” Ik knikte en Joline zei: “Mooi. Doe ik wel, dan kun jij weer verder gaan met tekenen. Doei…” Margot gniffelde. “Ik weet er nog eentje die meteen ‘ja!’ zegt… Rob junior.” “Even nog de kiezen op elkaar, dames. En Fred. En nog even een list verzinnen om hen te introduceren bij de rest…” Fred dacht even na. “Waarom nodig je ze niet vrijdagavond uit? Bij jullie thuis? Ruimte genoeg en dan hebben jullie buren ook weer eens wat te lachen…” Ik keek Joline aan en die knikte.
Charlotte giebelde nu. “Kunnen ze meteen kennismaken met het fenomeen ‘dansles’, Fred. An en jij een Weense wals doen…” Hij zei droogjes: “Hé, Kees en ik hebben kunnen oefenen op Marije-nu-zonder-beugel, hoor. Daar zit niet zoveel lengteverschil tussen!” En hij grijnsde breed. “En Henry mag zich dan verheugen op een chacha met mijn lieve echtgenote…” Joline schoot gierend in de lach en ook de zussen en ik kwamen niet meer bij. “De arme kerel… Gesmoord in de buste van mevrouw van Laar…” Joline wees. “Er uit, stelletje gestoorden. Ik gooi het wel in Whatsapp!”
Fred liep weer naar zijn bureau en ik hoorde Ingrid zeggen: “Zo… Is het weer rustig bij Joline?” Ik deed drie stappen terug en zei om de hoek van de deur: “Je hoeft niet bang te zijn voor Joline, hoor Ingrid. Ik was erbij.” Ze keek me ondeugend aan. “Misschien wel een reden om juist wél bang te zijn voor haar welzijn, Kees…” En met een lachje: “En haar maagdelijke onschuld natuurlijk…” “Nou, daar hoef je niet zo bang meer voor te zijn!” beet ik haar toe en Fred vulde aan: “Juffie!” Ze stak haar tong uit. “Gékken! Aan het werk, jullie!”
Ik knikte. “Jawel mevrouw… Maarre… jullie zouden toch gaan verhuizen? Eergisteren toch al?” Ze knikte. “Klopt. Maar eergisteren en gisteren was meneer van Laar nogal druk met knoppenbonken. En zijn PK’s hebben we hard nodig tijdens een verhuizing. Wij weerloze en zwakke meisjes zijn daar te teer voor gebouwd, zeg maar…” Ze stak een pink tussen haar lippen en keek me met grote puppy-ogen aan. “Wilt u niet meehelpen, meneer Jonkman?” “Kom jij maar eens een dagje meehelpen als wij op een booreiland staan, tutje. Aan ’t werk jij, met je kwaliteitszorg-geneuzel!”
Ik gaf Fred een knipoog en vertrok. De rest de middag: ontwerpen! Samen met Gerben en soms hielp Henk een handje mee met suggesties. Tot ik om vier uur zei: “Heren, het was me weer een genoegen, maar deze jongen gaat zich even omkleden in militair tenue. Wellicht is het handig als jullie oordoppen in doen.” Gerben keek twijfelend. “Toch niet weer met die bugel hé?” Ik zei niets, grijnsde alleen maar gemeen. En vijf minuten later had ik m’n gevechtspak aan. Afscheid nemen van Jolien… “Ik ga richting Vught, schat. Even lekker blazen.” Ze lachte. “Prima. Doe Greet mijn groeten!” Een zoentje volgde en ik liep richting uitgang.
De rit naar Vught ging lekker vlot. Weer met mooie muziek op m’n playlist en om vijf voor half zes reed ik de kazerne op. Een appje van Greet meldde dat zij om kwart voor zes daar zou zijn. Ik liep nog even rond. Deze kazerne was mooi groen, ruim opgezet… Ademde best wel rust uit. Een claxon haalde me uit m’n gedachten: Greet. “Hoi Kees! Heb je er weer zin in?” Ik knikte en gaf haar een zoen op haar wang. “Niet doen, gék. Dan ligt mijn reputatie van nette, monogame lesbienne aan diggelen!” Ze grinnikte.
In de eetzaal ontmoetten we hetzelfde groepje als de week ervoor. Deze keer was de keuze: óf pizza óf aardappelen, spinazie en een gehaktbal. De spinazie zag er goed uit, dus de keuze was snel gemaakt. “Geen trek in zo’n Italiaanse platgeslagen deegbal. Als ik pizza wil eten maak ik die zelf wel.”
Greet keek me aan. “De keuken is hier prima, Kees. Ook de pizza’s. Ze moeten wel, want die Genisten eten nogal goed. Als het eten niet te pruimen is, ontstaan hier vrij snel revolutie en dat ga je niet willen.” Ik keek om me heen: inderdaad, sommige van de heren zouden prima bij Fred en Ton passen. Ook wel bij Rogier. Breed en weinig vet. Het eten was lekker, de gesprekken gezellig en na de maaltijd gingen we in de kantine nog even een kop koffie halen. Daarna keek Greet op haar horloge. “Zeg lui, over een half uur moeten we zitten. En we moeten nog stemmen, dus…”
Tien minuten later zaten we in de repetitieruimte en na het stemmen liep ik nog even naar het toilet. Klaas Spoel, de dirigent, kwam binnen toen ik m’n handen stond te wassen. “Hoi Kees! Netjes op tijd…” Ik knikte. “Ja, en al gestemd ook. Goed hé?” Hij knikte lachend. “Ehh… Kees: Greet gaf me gisteren een hint. Voel jij er wat voor om samen met haar, Hendrik en Wendy Gabriëlla’s Song te spelen? Je kúnt het, heb ik gehoord.”
Ik keek hem somber aan. “Klaas, ik heb Greet iets beloofd. Ik zou haar laten vallen als een baksteen als ze me weer eens voor het blok zou zetten. Nu flikt ze me dat wéér, alleen via jou. Ik ga de wachtmeester zo dadelijk eens ernstig tuchtigen op plaatsjes waar het bij een dame flink pijn doet, denk ik.” Hij gniffelde. “Dat doe jij niet. Dan heb je de hele fanfare op je nek. Als ik er een keertje niet ben, is zij de dirigent. En de meesten zijn gek op haar. Dus: je beheerst je maar.
Maar… wil je het doen? Dan spelen we dat als toegift.” Ik keek hem aan. “Als toegift? Het stuk wat de bezoekers van een concert in hun oren hebben als ze de zaal verlaten…? Wat dus écht perfect moet klinken? En bedankt hé…” Hij had zijn handen afgedroogd en legde een hand op mijn schouder. “Je kunt het. En dat weet ik niet alleen van Greet, maar ook van Wendy en Hendrik.”
Even later liep ik nadenkend de zaal in. ‘Gabriëlla’s Song’… Ja, hartstikke mooi en met Wendy’s stem helemaal, maar… Nou ja, zo dadelijk maar eens gaan kletsen met de wachtmeester, haar neefje en zijn vriendinnetje. Zijn ze helemaal van de pot gerukt… Om acht uur tikte Klaas op zijn lessenaar. “Goed mensen… Lekker op tijd, daar hou ik van! We gaan spelen. En we houden de volgorde van het concert aan. Maarten: jij zit achter die xylofoon toch bijna in slaap te vallen; graag wil ik dat je de tijd van alle stukken bijhoudt. Kan dat?” De korporaal achter de xylofoon keek beledigd. “In slaap vallen? Met al dat koper om me heen? Weinig kans. Bovendien: jullie zitten op lekkere stoelen, deze jongen zit op een krukje. Als ik slaap val, kun je dat letterlijk opvatten: dan donder ik op de grond.” Onbewogen zei Klaas: “Mooi. Dan kun je de tijd bijhouden. Succes. Dames, heren: reveille!”
Hij hief zijn baton, de dirigeerstok en telde af. Zes trompetten en twee bugels klonken als één geheel. Klaas dirigeerde ‘minimalistisch’ oftewel met kleine bewegingen. Het meeste deed hij met z’n ogen. Zelfs zijn maatslag was klein; de punt van de baton bewoog nauwelijks meer dan vijf centimeter. Ik kon dat wel op prijs stellen. Soms zag je dirigenten waarbij het leek alsof ze in de sportschool stonden… Brrr. “Mooi. Goed gespeeld; dit klonk inderdaad als één geheel.” Hij sloeg een bladzijde van zijn partituur om.
“En… door. Colonel Bogey! Én graag een beetje zuiver fluiten, dames en heren. Vorige week was het instrumentale deel goed, maar tijdens het fluiten gingen er wel een paar mensen onderuit.” Hij grijnsde. “Enfin, het publiek zal ook wel meefluiten, denk ik. Dan valt het niet zo op.” Na de eerste keer had hij wat opmerkingen: het moest een fractie sneller, de drum moest iets zachter spelen of Greet en ik moesten juist wat harder. “Niet goed is opnieuw!” En wéér klonk het thema negen keer…
Oké, ik had bladmuziek nu niet meer nodig, maar de eerste de beste die thuis of bij DT dit stuk ging fluiten kon rekenen op een forse uitbrander! Vervolgens ging het orkest verder met drie stukken die geen bugel nodig hadden. Lekker, even ontspannen. Slokje water drinken, lekker luisteren… Daarna was het pauze. Thee! Tijdens de pauze kwamen Hendrik en Wendy binnen en werden begroet.
Toen kwam Klaas naar me toe. “Kees… Een paar dingen: Heb jij een zwarte baret?” Ik fronste. “Hoezo?” “Je bent hier bij het Fanfarekorps Bereden Wapenen, Kees. En ons hoofddeksel is de zwarte baret.” Ik schudde mijn hoofd. “En die ga ik niét dragen, Klaas. Want dan zou ik meteen mijn kraagspiegels moeten veranderen. Ga ik niet doen. Ik ben Infanterist. Volgens Greet zelfs een lompe. Als jij eist dat ik een ander uniform aan moet trekken, dan pak ik nú m’n bugel en ben ik vertrokken.” Nu was het zijn beurt om moeilijk te kijken.
“Verdomme… Commandant OOCL zit ook in het publiek. En die is nogal fel op correcte tenuen. Kan ik het weer gaan uitleggen. Ik kreeg een vorig concert al een opmerking van mijn eigen baas. Derk speelde toen mee en ook hij vertikte het om zich even om te kleden.”
Ik grinnikte. “Nog zo’n lompe Infanterist… Maar Klaas: we spelen in een kérk. Mijn ouders hebben me geleerd dat de man in een kerk nooit een hoofddeksel draagt.” Hij keek alsof hij water zag branden. “Maar… het militair protocol… verdomme!” Hij keek nu ronduit geërgerd. “Wie is de spreekstalmeester, Klaas?” “Spreekstalmeesteres. Annemarieke, een van de dwarsfluitisten. Hoezo?” “Nou dan fluister je die dit toch gewoon in? Aan haar de eer om er een samenhangend en overtuigend verhaal van te maken.” Hij keek nog niet overtuigd.
“En Klaas: ik ben gastmusicus bij jullie. Net als Wendy en Hendrik. Jullie vragen toch ook niet of zij een uniform aan moeten trekken? Nou dan.” Hij zuchtte. “We maken er wel wat van. Heb jij onderscheidingen, Kees?” “Heb jij zitten suffen toen ik mezelf voorstelde? Bosnië en Afghanistan. Verder het rode erekoord, gevechtsinsigne, scherpschuttersspeld, Vierdaagsekruis met cijfer zeven en vijf keer MLV.” “Mooi. Die mag je allemaal thuis laten. We spelen met ‘kaal’ uniform. De reden: de meesten van ons hebben géén onderscheidingen. Uit solidariteit dragen degene die ze wél hebben dus geen onderscheidingen.”
Ik ontplofte bijna. “Wat is dát voor absolute waanzin?” Het knálde eruit en links en rechts werden wat hoofden omgedraaid. “Wie heeft dat bepaald?” “Mijn voorganger. Hoezo?” “Dan heeft jouw voorganger er geen lor van begrepen, Klaas. Heb je ergens een ruimte waar we even één op één kunnen sparren?” Hij wees.
We liepen een kantoortje in en hij sloot de deur. “Klaas: wat betekent het woord ‘onderscheiding’?” Hij haalde zijn schouders op. “Een lintje. Herinneringsmedaille, Militaire Willemsorde, you name it.” “Dat doet de naam ‘onderscheiding’ te weinig eer aan. Dat lintje, die onderscheiding is om jou te ‘onderscheiden’ van de meute die niet gedaan heeft wat jij wél deed. Of niet op de plaats is geweest waar jij wél bent geweest. Mensen zijn er trots op en terecht. En één of andere oetlul neemt ze dat af? Die man moet zich de ogen uit z’n kop schamen.”
De laatste zin kwam er feller uit dan ik in feite wilde, maar ik was pislink. Niet op Klaas, wel op zijn voorganger. “Klaas, ben jij trots op die harp boven je luitenantssterren?” Hij knikte. “Natuurlijk. Die vertegenwoordigd zes jaar keiharde studie aan het Conservatorium en een paar handenvol aan aanvullende cursussen en drie nogal pittige minors. Hoezo?”
“Hoe ga jij reageren als een of ander, niet door enig muzikaal gevoel gehinderd, individu jou gaat vertellen dat je die dingen niet meer mag dragen? Uit ‘solidariteit’ omdat er mensen in je fanfare zitten die die harp niét op hun schouders hebben? Nou?”
Hij dacht even na.
“Die figuur zou vrij snel daarna wat moeilijk gaan lopen, Kees.” Ik knikte. “Precies. En zo denk ik ook over mijn onderscheidingen. Het rode Erekoord? Verdiend toen ik in Bosnië, samen met mijn groepscommandant, een jochie met een afgerukt been uit een mijnenveld heb gehaald. Gevechtsinsigne? Verdiend tijdens een aantal zware gevechten met Taliban. Scherpsschuttersspeld? Verdiend tijdens een nogal pittige cursus op Camp Butmir in Sarajevo en tijdens het uitoefenen van mijn functie als Schutter Lange Afstand. Vierdaagsekruis? Letterlijk bloed, zweet en tranen. Bloed in m’n schoenen, tijdens de eerste keer, zweet van het trainen en het lopen van de Vierdaagse zelf en tranen toen ik de eerste keer over de finish kwam. En tranen van het lachen in de ogen van mijn kerels, toen de sergeant Jonkman al na het drinken van twee pilsjes in de biertent op Heumensoord tegen de vlakte ging… Mijn herinneringsmedailles zijn precies dát: herinneringsmedailles. Om aan de ingewijden te laten zien: Dáár en dáár ben ik geweest en daar heb ik mijn kleine steentje aan een betere wereld bijgedragen. Mede dankzij korporaal Jonkman is Bosnië een beetje veiliger geworden. Mede dankzij de sergeant Jonkman gaan er nu weer meisjes naar school in Afghanistan… “
Ik haalde een paar keer diep adem.
“Sorry, ik schoot even uit m’n slof tegen jou. En da’s niet terecht, want jij heb die belachelijke regel niet ingevoerd. Maar even recht-voor-z’n-raap Klaas: als jij erbij blijft dat de Fanfare zonder onderscheidingen speelt: nú zeggen, want ook dan pak ik m’n bugel in en vertrek. En als één of andere hoge Pipo dat eist, zal ik betrokkene eens een stevig lesje solidariteit geven. Zeg het maar.” Hij schudde zijn hoofd.
“Mee jij. Dat ‘stevige lesje’ heb ik nu gehad en potdomme: je hebt gelijk. We gooien het even in de groep.” Hij keek me aan. “En trek eens een wat vriendelijker gezicht! Je keek net alsof je door de richtmiddelen van een pistool keek!” Ik grinnikte, we liepen naar binnen en ik ging weer op m'n plekje zitten.
“Sorry lui, maar ik kreeg net ongenadig van deze majoor hier onder uit de zak…” Verwonderde blikken en Greet keek me onderzoekend aan. “Wat heb jij…?”
Ik legde een hand op haar arm. “Geduld, meisje Zwart. Komt allemaal goed.” Ze keek nu ronduit kwaad, maar had geen gelegenheid om te reageren: Klaas legde uit waar ons dispuut over ging en wat de uitkomst was. “Dus, dames en heren: vanaf volgende week zitten uw onderscheidingen gewoon op uw Dagelijks Tenue. En de eerste de beste 'omhooggevallen Pipo’ die daar iets van vindt, mag zich bij mij komen melden.”
Hij grijnsde nu gemeen. “Die zal ik meteen doorverwijzen naar Kees en hem of haar een noodverband meegeven. ten slotte hebben we een voormalig lid van het Korps Geneeskundige Troepen binnen onze gelederen!”
Greet trok een gezicht en er was wat rumoer in de zaal, totdat Klaas op zijn katheder tikte.
“Oké lui, straks verder hierover; we gaan weer muziek maken. Hendrik, Wendy, Greet, Kees: ‘Sound the trumpet’!” Ik ademde even een paar keer in en uit. Stoom afblazen. Nou ja, daar was ‘Sound the trumpet’ wel geschikt voor… Klaas telde af en Hendrik begon op de clavecimbel. Oké, een elektronische dan, maar al met al klonk het ding wel goed. Héél zachtjes op de achtergrond twee trommels; die waren er vorige week niet bij… Greet gaf een signaal met haar ogen: niet dromen, Kees!
En Wendy begon te zingen; even later beantwoord door de twee bugels. Die twee waren wel nodig, want Wendy zong aardig op volume! Wéér was ik zwaar onder de indruk van haar stem… Klaas dirigeerde nauwelijks; alleen zijn baton ging héél lichtjes op en neer in het tempo.
Greet, Hendrik, Wendy en ik keken naar elkaar terwijl we zongen en speelden; vier mensen, elkaar compleet aanvoelend. Bij het laatste akkoord ging Wendy voluit; haar stem schálde boven beide bugels uit. Daarna was het een paar seconden stil, toen begon een van de trompettisten te klappen. En de rest nam het over. Hendrik stapte achter zijn instrument vandaan en kuste Wendy; Greet gaf mij een kneepje in mijn been. “Dames, heren… Dit was heerlijk om naar te luisteren! Om maar een gemeenplaats te gebruiken: dit kan zó op CD!” Klaas knikte goedkeurend en Wendy bloosde.
Even later gingen we verder met wat andere werken; hoefde ik niet bij mee te spelen. Dat vond ik wel prettig; even uithijgen, ook emotioneel. Tot… Klaas de Grenadiersmars aankondigde. “Dit werkje zal Kees wel aanpreken, denk ik…”
Ik protesteerde. “Ik ben geen Grenadier!” “Nee, maar wel een lompe Infanterist. Dus Kees, speciaal voor jou…” “Hoho, Klaas! En voor mij!” Achter een trombone zat de voormalig mitrailleurschutter van het 44ste bataljon, waarmee ik vorige week een praatje mee had gemaakt. “Nou, laat het dan maar eens horen, hapsnurker…” Hij tikte af en de bekende regels klonken. ‘Turruf in je ransel, turruf in je ransel…’ De eerste keren redelijk rustig en op hout gespeeld, tijdens de herhaling kwamen koper en drums erbij. Klaas sloeg een keer af, omdat ergens in de trompetten een fout was gemaakt. Ik had het niet gehoord, hij dus wel. “Opnieuw!” De enige keer dat een stuk overnieuw moest, overigens.
Met het Wilhelmus sloten we af. Dacht ik. Mis dus. “Wendy, mogen we nog een keer van je prachtige stem genieten? Met Hendrik en Kees als begeleiding? Gabriëlla’s song. Kalm aan beginnen, de laatste maten mag je alles geven. Ik zag Greet kijken. Demonstratief legde ze haar bugel op haar schoot. Achter ons speelden de klarinetten en Hendrik zachtjes de koorpartij. Wendy keek me aan en samen zetten we in.
En weer hakte de Zweedse tekst er hard in, ondanks dat ik er geen woord van verstond. En tijdens de laatste maten moest ik echt alles geven om nog hoorbaar te zijn; Wendy’s stem schalde boven alles uit. En… Ze hield vol! Ik vreesde dat ik adem te kort zou komen, want zij gaf geen krimp. Pas op het allerlaatste moment, vlak voordat ik écht geen lucht meer had, hield ze haar mond. En weer wat het even doodstil. “Wauw… Wat heb jij een stem, dame!” Klaas boog voor haar. “We zijn blij dat jullie mee willen doen, Wendy.”
“Nou ik nu even niet, Klaas… Zorg maar dat er tijdens dit lied een fles zuurstof bij me in de buurt ligt.” Wendy lachte gemeen. “Wat is er? Geen adem meer, majoor?” Ze keek naar Greet. “Opdracht uitgevoerd, Greet.” Ik gromde. “Jullie zijn nog niet van mij af, dames. Kijk goed uit met oversteken en zo, want vandaag of morgen neem ik jullie te grazen.” Greet en Wendy lachten me uit. “Nou, Kees is voorlopig gevloerd”, zei Klaas droogjes. “En nu maar hopen dat hij volgende week weer een beetje op krachten is gekomen. En tijdens het concert natuurlijk.”
Hij keek rond. “Even terug naar dat verhaal ‘onderscheidingen’: Volgende week repeteren we in Dagelijks Tenue. En hou ik een tenue-inspectie. Zorg dus dat alles netjes is. In Den Bosch zitten een aantal hotemetoten in de kerk, waaronder Commandant OOCL. Dan wil ik wel dat deze fanfare er netjes uitziet! Dank voor jullie inzet en we zien elkaar morgen weer, om 13:00. Wel thuis!” Geroezemoes vulde de sporthal. Greet keek me aan. “Wat heb tegen Klaas verteld over die onderscheidingen? Ik hoorde je uitschieten… daarna gingen jullie in Klaas z’n kantoortje verder. Vertel!”
“Ik heb Klaas de betekenis van het woord ‘onderscheiding’ uitgelegd. Dat zo’n lintje, of de scherpsschuttersspeld of de speld voor Militair Lichamelijke Vaardigheid de drager ‘onderscheidt’ van de rest. Hij of zij heeft iets gedaan of is ergens geweest. Dat mag je zien en moet je niet, ‘uit solidariteit’ wegmoffelen. En of dat nou MLV is of de Militaire Willemsorde: het principe is hetzelfde. Laat me raden: degene die dit heeft ingevoerd had een redelijk ‘kaal’ uniform, klopt dat?”
Greet dacht even na. “Ik heb hem nog nooit met enige onderscheiding gezien.” “Dat dacht ik al. En verder zeg ik er niks meer over. Ik wás al een beetje opgefokt toen Klaas zei dat ik een zwarte baret moest dragen, en vervolgens kwam dit er ook nog een keertje bij… Verdomme. Ik stond op het punt om mijn bugel te pakken, iedereen een fijne avond te wensen en te vertrekken, Greet. Voorgoed.” Ze schrok. “Zat het je zó hoog?” Ik knikte.
“Ja. Ik ben best wel trots op hetgeen wat op mijn uniform zit, Greet. En niemand, ook al is het de Koning zelf, gaat mij verbieden dat te dragen.” Ze keek me peilend aan. “Voor een buitenstaander lijk je een hele rustige vent, Kees. Maar ik zou niet graag onderwerp van jouw woede zijn.” Ik grinnikte. “Mijn lieve zusjes, je weet wel, die rooie tweeling, hoorden van hun medestudentes eens een bijnaam voor mij. ‘De IJsberg’. De verklaring was: Vanaf een afstandje best wel mooi, maar kom je dichtbij dan voel je de kou en je weet nooit of hij omdondert. Tot zover het analytisch vermogen van een paar studentes uit Wageningen.”
Ze knikte en lachte. “Ik heb er beeld bij! Maar ik ga eens naar mijn liefje toe en haar bekennen dat ik vandaag, publiekelijk, gezoend ben door een vent. Ze gaat daar wat van vinden, denk ik.” “Nou, als Anita jaloers wordt, kom ik wel een keertje langs in haar ziekenhuis en zoen ik haar ook een keertje. Deal?” Greet keek twijfelachtig. “Ik ben bang dat je vlak daarna een injectiespuit ergens in je donder krijgt. Op een plaatsje waar het veel pijn doet!” Ik zuchtte. “Jammer. Het had me zo leuk geleken. Dan maar niet. Doe haar in ieder geval de groeten van me en geef haar, uit mijn naam, dan maar een zoen. Kijken of jij die injectiespuit…” Greet keek nu boos. “Pak je spullen en donder op naar je vrouw… Majóór!” Achter me hoorde ik een paar leden van de fanfare plagend lachen…
Een spreuk die bij Peter in z’n slaapcontainer had gehangen. Eén van zijn vele wijze lessen…
Het lopen tussen de middag was simpel: een rondje van vijf kilometer op eigen tempo. Het verschil tussen de eerste en de laatste loper bedroeg 14 hele seconden; prima! Daarna eten en weer achter de PC… En om drie uur even een bak thee met Henk en Gerben. Om half vijf kwamen Joline en de zussen mijn bureau binnen. “Kees! Afsluiten en richting huis. John staat om zes uur op de stoep; dan moet het eten wel klaar zijn.”
Eenmaal op weg kwetterden de zussen opgewonden wat ze John zouden vertellen en hoe het nu met hém zou zijn. Joline draaide zich om en zei op serieuze toon: “Meiden… willen jullie John gaan uithoren hoe het met de firma Bongers is?” Even was het stil, toen knikte Margot. “Ben ik wel benieuwd naar.” Joline humde. “Laat dat niet het hele onderwerp van gesprek zijn, meiden. Het moet wel gezellig blijven.”
Thuis dook ik met Margot de keuken in; we zouden aardappelen, een biefstukje en worteltjes eten. Een vanillepudding als dessert, daarna koffie. Ik schrapte de wortels, Margot schilde de piepers. Daarna gingen die in de pan en wijdde ik me aan de uien en de biefstuk. Joline en Lot dekten de tafel en maakten de kamer gereed voor de koffie. En om twee minuten voor zes ging de bel. Margot stormde naar de deur en ik hoorde haar zeggen: “Hoi John! Lift in, 9e verdieping en daar wachten Lot en ik je op!” Ze kwam binnen, trok Lot overeind en beide dames renden de deur uit. “Nou nou… Alsof Gerben en Rogier boven komen…”
Joline keek me liefjes aan. “Die meiden willen hun redder even bedanken, Kees.” Ik wees op mezelf. “Die staat hier hoor.” Joline trakteerde me weer eens op laserstralen. “Niks ervan. Die zit hiér.” Ze wees op zichzelf. “Oké, je hebt gelijk. Kom, we gaan eens kijken.” We waren er nog nét getuige van dat Margot John omhelsde. Hij lachte, knuffelde terug en zag ons toen staan. “Oh, meisje, nu ben je betrapt… Hoi Joline, hoi Kees. Goed om jullie weer eens te zien.” Joline gaf hem ook een knuffel, ik een hand en, na een paar aarzelende snuffels gaf Bengel een lik.
“Kom, naar binnen. Het eten staat klaar.” “Even m’n handen wassen, als dat mag. Stuur en versnellingspook zijn na een dag rijden niet meer geheel bacterievrij.” Margot trok een vies gezicht. Even later gingen we aan tafel en na een momentje stilte zei Joline: “Eet smakelijk!” Hij schepte op. Bescheiden.
“Hé John, jij ziet er uit alsof je best wel wat lust. Heb jij hier genoeg aan, of heb je een half uur geleden nog in een Mc Donalds gezeten?” Joline keek hem aan en hij schudde zijn hoofd. “De Mac: nee. Maar ik neem, als ik ga rijden wel tien volkorenboterhammen mee. En de laatste twee dateren van een uurtje geleden.” Hij gniffelde. “Anders groei ik dicht, Joline. De hele dag op m’n krent zitten…
Bij Bongers moest ik de truck zelf uitladen, dat leverde nog wel fysieke inspanning op.” Hij trok een gezicht. “Bovendien was dat goedkoper. Voor Bongers. Nu hoeft dat niet; ik rij allemaal europallets en die worden uitgeladen door het personeel van de bedrijven die ik bevoorraad. Kan bij wijze van spreken in de cabine blijven zitten als ik wil.” Margot snoof. “Kerels… Allemaal luilakken!” “Volgens mij weet jij wel anders, juffrouw Bongers. ’s Morgens de kar nakijken is niet bepaald werk voor luilakken.”
Margot keek hem aan. “John, een verzoek. Wil je ons niet meer aanspreken met ‘juffouw Bongers’? Slechte associatie. Binnenkort hopen we onze naam veranderd te hebben in ‘Boogman’.” En Lot vulde aan: “Een samentrekking van hún namen: Boogers en Jonkman.” Ze giechelde even. “Want om nou meteen jouw naam aan te nemen, na die kroketten…” We schoten in de lach en daarmee was dit incidentje uit de wereld. “Maar… Vertel eens dames: jullie zien er fantastisch uit, maar hoe gaat het met jullie?” Margot wees op Lot. “Mag zij vertellen. Dan kan ik ten minste rustig eten.”
Lot keek haar vuil aan. “Fijne zus ben jij. Dan is zo meteen m’n eten koud. Je lost me maar af, tutje.” Om en om vertelden de zussen vanuit hun perspectief hoe de afgelopen maanden voor hen verlopen waren en over hun kersverse relaties. En Lot eindigde met: “En gisteren hebben we samen een auto gekocht. Een dikke Volvo V60 plug-in-hybrid.” Ze giechelde. “En leuk kunnen onderhandelen met de verkoper…” Joline snoof. “Ja. Leuk onderhandelen noemt mevrouw dat. Ik zat me plaatsvervangend te schamen, meiden!”
John keek nieuwsgierig. “Leuk onderhandeld met een autoverkoper? Die lui zijn gladder dan een paling in een emmer snot…Pardon, Joline.” “Ik hoor hier wel vaker onparlementaire taal, John. Ben wel wat gewend.” Hij bromde, met een blik op mij: “Ja, dat zal wel…” en ik grinnikte.
“Maar vertel eens Lot… Mag ik je zo wél noemen, trouwens?” Ze knikte lief. “Jij wel. En mijn kleine zusje heet Mar, als je dat wilt. Maar goed, die autoverkoper…” Droogjes vertelde ze het verhaal van de dode-hoek-verklikkers en even later schalde John zijn lach door de flat. “Ohhh… Prachtig! Ik wist dat jullie slim waren, maar zó doortrapt… dat had ik jullie gezocht!” Margot wees op ons. “Snelle leerschool hier, hoor. En niet alleen bij deze twee; ook bij hun familie én op het werk!” Ze vertelde snel iets over ‘het dozijn’ en over DT. John hoorde het zwijgend aan en toen legde hij een getatoeëerde hand op die van Mar en de andere op die van Lot. “Mooi, dames. Dit is bijna een sprookje. Ik ben blij voor jullie. En jullie mogen het best weten: ik heb behoorlijk in de rats gezeten om jullie. En op m’n lazer gekregen van meneer de directeur, twee dagen nadat ik jullie in Gorinchem had afgezet.”
Joline keek vragend en het bleek dat één van de andere chauffeurs de zussen bij hem had zien instappen en z’n klep niet kon houden. John keek grimmig. “Eén van de laatsten die nu nog voor Bongers werkt. Maar dat zal hooguit nog twee weken duren, schat ik. Daarna is Bongers Transport failliet. Verse info van één van de andere ex-chauffeurs, die ik gisteren tegenkwam.” Ik keek even naar de zussen: beiden keken ze onaangedaan. “Deze informatie boeit ons niet zo, John. Zoals in dit huis gezegd wordt: het zal ons jeuken.” Hij knikte. “Snap ik, jullie geschiedenis gehoord hebbend. Maar het is wel nuttig om te weten. Stel dat jullie nog geld uit de firma willen hebben: dat kun je vergeten.”
Lot giebelde. “We hebben een hele slimme tante, John. Zij is advocate. Zij heeft bedongen dat meneer en mevrouw Bongers ons 120.000 euro moeten betalen. Gederfde inkomsten van twee keer drie jaar administratieve krachten. En luister goed: dat geld komt van meneer en mevrouw. Niet de onderneming. Dus ze komen er niet onderuit, ook al gaan ze op hun kop staan. En bovendien gaat er nog een forse claim komen als ze veroordeeld worden voor uitbuiting, mensenhandel en mishandeling. En onze potentiële ex-bruidegoms idem, alleen voor verkrachting. En we hebben allebei een hele goeie baan, John. We zijn financieel bijna zelfstandig. Hebben Bongers Transport in feite niet eens nodig.”
En Margot vulde aan: “Klopt. Maar ze gaan wél betalen, John. Ze zullen voélen wat ze ons hebben aangedaan.” Joline kuchte even. “Mar, even rust. Laat John z’n eten verder opeten. Nog even en z’n eetlust is bedorven.” John keek op en wees op zijn laatste stukje biefstuk. “Dat zal met dit spul voor me niet zo snel gebeuren, Joline.” Na het dessert wees Joline op de woonkamer. “Zitten. Een bak koffie, John? Jij moet ten slotte nog een stukje sturen…” Hij knikte. “De wagen terugbrengen naar Zeewolde, daarna naar huis rijden in Nijkerk. Gelukkig dichter bij de zaak.”
Even daarna zaten we met koffie voor ons rond de tafel. “Jullie drinken koffie, dames?” Margot knikte. “Ja. Koffie. En af en toe een wijntje. En misschien gaan we volgende week beginnen met roken.” Lot keek haar aan. “Zeg zus, d’r zijn grenzen hoor. Ook aan mijn losbandigheid, ben jij gek.” Margot giechelde en John schudde zijn hoofd. “Houden jullie het een beetje uit met die twee pubers hier, Joline?” Die lachte. “Normaal zijn ze best wel braaf, John. Maar nu jij er bent…” Hij bromde. “Jaja… het zal wel aan John liggen.”
Toen keek hij de zussen aan. “Wat is het vervolg, dames? Trouwen? Kinderen?” Beiden schudden resoluut hun hoofd. “Nee John. Eerst de studie afmaken. Volgend jaar zomer zijn we klaar. En dan hebben we bijna een jaar een relatie, als alles goed gaat; dán gaan we eens kijken of we aan trouwen toe zijn.” En Lot voegde er aan toe: “Kinderen voorlopig nog even niet. We hebben de tijd, John. Onze eierstokken beginnen nog niet te klotsen, hoor.” Hij proestte bijna zijn koffie over tafel. “Sodemieters… Dat scheelde niet veel! Kijk je uit, Lot?”
We grinnikten en ik zei: “Gebeurt hier vaker, John. We houden wel van een lolletje hier.” Ik keek hem aan. “Heb jij trouwens nog iets gehoord van onze vriend in die Prius?” John knikte. “ Ik heb het bedrijf maar eens aan het werk gezet. Koops heeft een prima schade-afdeling.” Hij keek gemeen. “Meneer zal zélf moeten betalen. Hij reed zonder geldig rijbewijs, dat was ingevorderd, dus geen verzekering. Zo'n verchroomde koeienvanger is best best prijzig om uit te deuken. En die lease-Prius had ook nogal wat schade… Mag hij ook zelf betalen.”
Hij zette zijn kopje omgekeerd op het schoteltje. “Mensen, ik ga er vandoor. Nog anderhalf uur rijden naar Zeewolde, de truck netjes inleveren en daarna nog een twintig minuten naar huis. Vijf dagen vrij; maandag mag ik weer rijden!” Hij stond op en keek de zussen aan. “Ik hou jullie op de hoogte van de situatie in Groot-Ammers. Ik wat vrienden in het dorp. En…” Hij keek ondeugend. “… ik wil natuurlijk op jullie bruiloften komen! Twee feestjes wil ik niet missen.”
Margot zei droogjes: “Eén feest, John. We trouwen samen, Lot en ik. We zijn altijd samen geweest, dus we trouwen ook samen.” Ze giebelde en wees. “Zij zijn ons grote voorbeeld daarin geweest.” Hij keek vragend. “We zijn samen getrouwd met hele goeie vrienden van ons, John. Mijn bud uit Afghanistan en de bruid van mijn bud en Jolien mochten elkaar ook héél graag. Samen wat dingen beleefd, zeg maar.” Ik wees. “Die foto is genomen vlak nadat we besloten hadden om samen te trouwen.” Hij liep naar de foto toe. “Allemachtig, ik dacht dat ik een redelijk stevige jongen was, maar dit…”
Joline giebelde. “Fred is de ICT-er van ons bedrijf. Twee meter tien en honderd en tien kilo woest vlees en geen gram vet. En op zijn vakgebied een van de beste van Nederland.” Ik vulde aan: “En Wilma, zijn vrouw, is één meter vijf en negentig. Hoeveel ze weegt weet ik niet, want dat vraag je niet aan een dame…” Joline keek me aan. “En laat ik het niet merken, Kees!” “Nee schat. Maar tijdens dansles was het wat moeilijker om Wilma gracieus te leiden en jij met je krap-an tachtig kilo…” Verder kwam ik niet; een onderzetter vloog mijn kant op. “Eén en zeventig! Lompert. Hork. Botte techneut.”
John omhelsde Margot. “Passen jullie goed op jezelf?” Margot ging op haar tenen staan en kuste hem. “Je bent nog steeds een lieverd, John. Dank je wel.” Lot bedankte hem op dezelfde manier. Joline kuste hem ook. “Als je in de buurt bent en je hebt trek: gewoon bellen. Als we er zijn ben je welkom, zijn we er niet heb je pech, John.” Ik gaf hem een hand. “Dank je wel wat jij voor die twee daar hebt gedaan, man. Lichtpuntjes in hun sombere leven in Groot-Ammers.”
Hij knikte. “En jullie hebben het voortgezet. Ik kan nu tegen mijn vrouw zeggen dat ik van een boel kopzorgen verlost ben.” Even later hoorden we zijn truck starten en wegrijden en de zussen kwamen weer binnen.
“Heerlijk om John weer eens te spreken, Jolien!” Die knikte. “Snap ik. Prima vent.” Ze giebelde. “Ondanks z’n tattoo’s. Maar die zag ik na vijf minuten al niet meer; toen zag ik alleen nog maar een vent die om jullie gaf, meiden. Prima.” Ik knikte. “Dan zie ik bij deze af van mijn plan om een tattoo te laten zetten, Joline. Als jij die na vijf minuten al niet meer ziet… Zonde van het geld.”
Ze snoof. “Laat maar een tattoo zetten boven op je paal, Kees Jonkman. Als ik die dan zie, weet ik dat ik op moet passen!” De zussen schoten in de lach. “Ik zie het voor me… Kees wordt opgewonden en plotseling komt de tattoo van Donald Duck boven z’n boxer uit…”
Ik zuchtte. “Ik was eerder van plan om een van de zeven dwergen van Sneeuwitje te laten zetten, Margot. Donald Duck maakt zo’n herrie…” Joline gromde. “Sneezy zeker. En als ik je bijzonder opwind, gaat hij inderdaad niezen. In m’n nette poesje nog wel. Gétver! Ik ben een net meisje, Kees Jonkman!”
We lachten nog even na, toen pakte Joline de kopjes. “Even deze handel opruimen. En daarna nog een uurtje aan de studie, dames. En majoor! Anders moet je het morgen bezuren in Vught, Kees.” Ik trok een zielig gezicht. “Nee, dat ga ik niet willen, schat.”
In de studeerkamer ging ik stevig aan de bak met de bugel. Eerst ‘riedeltjes’ oefenen; ik was er ondertussen achter gekomen dat dat toch best hielp om eerst warm te spelen en ook de vingervlugheid ging erop vooruit. En in Vught had ik een paar leden van de fanfare het ook zien doen… En na de ‘riedeltjes’ kwam “Sound the trumpet”. Een heerlijk stuk om te spelen. Nog steeds. En samen met Wendy, Hendrik en Greet… Dat kon alleen maar mooi worden.
Ondertussen had ik het (voorlopige) programma per mail toegestuurd gekregen, met vet gedrukt de stukken die ik moest meespelen. Onder andere het signaal ‘Reveille’, ook wel bekend als de ‘Mars der bereden wapenen’. Daarmee zou het concert worden geopend. De toehoorders die nog wat duf waren, zouden daarna wel wakker zijn! Het was een vrij simpel signaal, normaal unisono uitgevoerd door een trompet. Wij zouden het met 6 trompetten en 2 bugels spelen. Maar dat moest wel perfect qua timing zijn; het moest als één instrument klinken.
Verder: de ‘Colonel Bogey March’ uit de film ‘Bridge over the river Kwai’, “Sound the trumpet’, de Grenadiersmars en het Wilhelmus. Alle stukken speelde ik een paar keer, toen vond ik het wel genoeg. Technisch kende ik ze allemaal; aan Klaas en Greet om de finesses aan te brengen. Ik maakte de bugel schoon en zette hem in de kist klaar voor morgen. Een weekendtas met een schoon gevechtspak erbij… Zo, al het spul wat ik nodig had, zat ik de tas. Tijd om de slaapkamer maar eens op te zoeken. Joline en de zussen zaten voor de TV te kijken naar ‘De slimste mens’. Op zich een aardig spelprogramma, maar Maarten van Rossum als jurylid kon mij niet zo bekoren. De man was in de jaren ’90 bekend geworden als Amerika-kenner, en daarna BN-er geworden. Maar zijn brommend gemopperde, onveranderd sardonische commentaar op vrijwel alle zaken en mensen was me op een gegeven moment gaan tegenstaan.
De zussen vonden het echter wel een interessant programma en keken er graag naar. En Joline keek dan mee. “Hé dames, zitten jullie nou naar twee bejaarde kerels te kijken op die TV? Waarvan ééntje een gediplomeerd mopperkont is… Hij heeft dat diploma ‘Summa cum Laude’.” Charlotte keek me liefjes aan. “Ja, vast. En als hij hier een dagje rond zou lopen, zou jij het mikpunt van zijn gemopper zijn… Majóór! Wees blij dat wij iets aan onze algemene ontwikkeling proberen te doen!”
Ik plofte op de bank, naast Joline. “Jullie hebben de afgelopen maanden genoeg ontwikkeling doorgemaakt, troela’s. Een kilootje of twaalf. Maar of het algemeen is? Sommige lichaamsdelen zijn ondertussen wat meer ontwikkeld dan andere. Niet dat ik het erg vind hoor… En Gerben en Rogier zullen het ook wel kunnen waarderen, denk ik.” Beide zussen stonden op. “Jolien, mogen we die macho even een lesje leren?”
Joline gaapte demonstratief. “Ga vooral jullie gang. Maak hem moe, put hem uit, dan slaap ik vannacht ook een keertje rustig.” Lot en Mar trokken me overeind. “Mee jij!” Ze duwden me over de armleuning van een van de stoelen. “Wij zullen jou eens even een lesje leren, ben jij gek…” Ik spartelde niet al te hard tegen maar zei, toen Lot vlak voor me stond: “Ik zie daar twee hele leuke benen onder een mooi rokje…” Lot gromde en nam mijn hoofd tussen haar benen. “Zo. Niet alleen mooi, maar ook prima geschikt om jou mee vast te houden, macho!” Margot had mijn benen vastgepakt. “En nu krijg jij eens billenkoek! Met je eigen tijdschrift, ‘De Ingenieur’. Een klap op mijn billen volgde. En nog een.
“Jammer dat ik op m’n buik lig, Lot. Als ik op m’n rug had gelegen zou ik zomaar onder je rokje kunnen kijken.” Haar benen klemden me nu écht vast en boven me hoorde ik bits: “Kees Jonkman, je bent nog steeds een smeerlap. Ga je schamen! Een beetje onder het rokje van een net meisje willen kijken…” Ik wees richting Joline. “Nee, die zit dáár.” Péts, weer een klap op m’n kont, deze keer harder. “Pas op jij!” De stem van Margot klonk streng. “Hij heeft wel gelijk, meiden…” Joline’s stem klonk plagend. Ik vond het wel genoeg zo en kietelde Lot. Ik wist dat ze daar niet tegen kon.
Ze gaf een gilletje. “Kéés! Stop daarmee… hihihi…” Haar greep op mijn hoofd verslapte en ik kwam overeind. “Zo, da’s één. Nu nog de andere…” Het tijdschrift kwam aansuizen maar ik greep Margot’s pols en ‘draaide die snel om. Het tijdschrift viel op de grond. “Aú! Rotzak! Laat me los!” Ik hield Margot vast en greep met de andere hand Charlotte’s pols. Ook die werd omgedraaid. Oké, lang niet zo hard als ik bij een vechtpartij gedaan zou hebben, maar de dames voelden het wel. “Zitten jullie! Allebei, met je knieën op de bank! Dan kunnen zullen een kennismaken met 'De Ingenieur'.”
Joline’s ogen knepen zich samen en ze schudde haar hoofd naar me. Verdomme, ze had gelijk… Ik liet de zussen los. “Zo. Zijn de dames er ondertussen achter dat ze geen rare grappen met deze majoor moeten uithalen?” Ze draaiden zich om en ik keek in twee lachende gezichten. “Het was wel even leuk Kees. Om jou eens billenkoek te geven. Zal Joline wel van genoten hebben, nietwaar schat?” Margot keek Joline aan. “Wat is er Jo?”
Die zweeg even en zei toen zachtjes: “Ik heb Kees maar even geseind dat hij moest stoppen. Jullie hebben vast geen goeie herinnering er aan om geknield op een bank of stoel te zitten in afwachting van een pak slaag…” En ik vulde aan: “Ik schrok me de touwtering, lieverds.” Beiden keken ze ons aan en het was Charlotte die antwoordde: “Jolien… Het was Kees die ons vast had. En we weten dat één kik genoeg is en hij stopt. Een heerlijk, veilig gevoel.” Margot knikte. Joline stond op en trok de zussen tegen zich aan. “Kees… Erbij komen. Nú.”
En toen stonden we weer met z’n vieren tegen elkaar. Armen om elkaar heen. “Dank jullie wel, schatten. Dat is een enorm compliment…” Ik zei het zachtjes en voelde een even zachte zoen op beide wangen: de zussen. En daarna eentje op m’n mond: Joline. “Dank je wel voor je waarschuwing, schatje.” Ze glimlachte lief. “Af en toe trap ik wel op jouw rem, Kees.” Ik keek de zussen aan. “Nogmaals: dank jullie wel. Wij hopen dat jullie je al die tijd dat je hier nog bent zó veilig zullen voelen.” Margot knikte. “Dat weten we zeker, Kees. En Jolien.” Charlotte glimlachte. “Deze nette meisjes gaan maar eens naar bed. Dan moet het keurig getrouwde echtpaar dat ook maar eens gaan doen. Morgen weer vroeg dag en zo.”
Ze gaven ons een knuffel en in de deuropening zei Lot plagend: “Kees… Als Joline dadelijk meteen in slaap dondert, mag je wel even fantaseren hoe het er uit had gezien als je op je rug had gelegen, hoor. Daar voel ik niks van…” Joline schoot in de lach. “Rare muts!” Uit de slaapkamer hoorden we Margot roepen: “Nee, die zit nog netjes onder haar slipje!” Toen ging de deur dicht.
“Zullen we deze goeie raad maar opvolgen, Joline en ook maar richting bed gaan?” Ze knikte. “Even Bengel er nog uitlaten Kees.” Oh ja, dat moest ook nog… Tien minuten later was ik weer binnen en leverde Bengel netjes af bij Balou. “Zo, brombeer, hier is je liefje weer terug. En vertel eens Balou: waarom loop jij nooit mee naar buiten?” Een bromstem antwoordde: “Dan wordt m’n zaagsel nat, Kees.”
En uit de slaapkamer kwam een verdere uitleg: “En dan mag hij niet met mij mee naar bed, Kees!” Ik knikte. “Ja, nu snap ik één en ander wel. Nou lekker maffen samen en wees lief voor Bengel. Ik wil geen klachten horen morgen!” Ik sloot de deur van de slaapkamer achter me en keek in het gezicht van een lachende Joline. “Jouw zaagsel is niet nat, Kees. Dus…” Ze sloeg het dekbed uitnodigend open. “Even wachten mooie meid. Tandjes poetsen en zo…” Toen ik een paar minuten later naast haar in bed kroop, draaide Joline zich naar me om. En een arm gleed om mijn schouders.
“Prima dat je stopte toen ik seinde, Kees.” Ik knikte. “En prima dat jij me waarschuwde, schat. Ik had weer eens niet nagedacht met m’n stomme kop.” Een langzame, sensuele kus gleed over mijn lippen. En daarna hoorde ik: “Zo stom is die kop nou ook weer niet, Kees. Je bent ten slotte met mij getrouwd…” “Da’s ook weer waar”, mompelde ik. “En met Fred… en met Wilma…” Haar arm klemde zich wat vaster om me heen. “Maar ík heb de rode schoentjes, Kees. Denk er aan!” Ik knuffelde haar. “Ja. En die staan je prachtig. Aan je mooie voetjes. En als die riempjes om je mooie benen… Kan ik eindeloos van genieten, mooie vrouw.” Een lange zoen volgde.
“Goed zo. En dat gaan we vrijdagavond weer eens in praktijk brengen. Vrijdag komen Gerben en Rogier hier; ze blijven slapen…” Joline giebelde. “…Nou ja, wat er voor doorgaat dan, en wij geven ze hun eerste dansles. De meiden hebben daarstraks hun liefjes gebeld en ze dit voorgelegd; om een of andere reden hadden de heren er wel oren naar.” Even zweeg ze, en toen vervolgde ze: “En met name Rogier is best wel benieuwd naar het nieuwe vervoermiddel van de meiden. En zaterdag gaan we ’s middags naar Arkel, hun optrekje bekijken.”
Ik zuchtte diep. “En ik maar denken dat het weekend in het leven was geroepen om een beetje uit te puffen van een drukke werkweek…” Joline giechelde. “Ja. Lekker de accu opladen en zo.” Dat triggerde me. “Nu je dat zo zegt… De accu opladen… Even kijken hoe we dat met hun auto doen, schat. Ik weet niet hoe lang hun oplaadsnoer is, maar dat moet in ieder geval in een geaarde wandcontactdoos.” Er klonk een gaap naast me. “Dat zoek jij maar uit, meneer de ingenieur. Té technisch. En nu lekker slapen; morgen moet je tot laat in de avond weer aan de bak. Welterusten, Kees.”
Een zoen volgde. “Lekker maffen schatje. Ik zal over je schoentjes dromen. En wat er in zit.” “Alleen de rode schoentjes, Kees. Denk er aan!” “Ja schat. Wilma is een net meisje, schat.” Even was het stil, toen hoorde ik giechelend: “Weet ik zo net nog niet. Met haar douchefetish…” Tien minuten daarna startte Joline een kettingzaagje. Waarschijnlijk eentje op accu’s. Het klonk in ieder geval lief. En even daarna zakte ik ook weg…
Donderdag was ook druk. We reden gescheiden, Joline en ik, want vanavond moest ik weer naar Vught. “Volgende week nemen we dan onze Volvo mee, Kees!” Margot giechelde en deed twee stappen bij Joline vandaan. “Zit wat prettiger dan dat Britse koekblik…” Joline keek peinzend. “Pas jij een beetje op je oren, juffrouw? Want die gaan nogal pijn doen als je lelijk doet over mijn mooie Mini!”
Ik had mijn nette pak aan, want samen met Theo en Angelique gingen we naar een van de kantoren van Neddrill. Gelukkig niet ver en we werden om tien uur verwacht, dus met de files zou het ook meevallen. Dus om negen uur zaten we in Theo’s auto. Angelique naast Theo, ik had de hele achterbank van Theo’s Audi voor me alleen. En dat zat overigens niet verkeerd. Onderweg draaide An zich naar me om. “Wat hoorde ik vanochtend over de zussen, Kees? Hebben die een autoverkoper zo ongeveer opgelicht?” “Nounou, zó erg was het nou ook weer niet, An. Maar ze hebben wél bewezen dat ze een bijzonder doorgetrapt span zijn, zo met z’n tweeën…”
Beknopt vertelde ik het verhaal en op de voorstoelen werd hartelijk gelachen. “Dit ga ik thuis vertellen, Kees! Gertie komt niet meer bij van het lachen… Wat een mop! En dat van twee meisjes die een half jaar geleden… Hahaha!” Ik mopperde: “Ja. En met die twee haaibaaien zitten wij nog een tijdje opgescheept. Spitsroeden lopen in huize Jonkman!”
An keek me aan. “Kom op Kees. Dat ben je toch wel gewend met die twee lieve, onschuldige, schattige en vooral maagdelijke roodharige zusjes van je?” Van achter het stuur klonk een grom. “Wil jij een beetje dimmen met je opmerkingen, meester Jacobs? Nog zo eentje en ik klap van het lachen tegen de vangrail aan, potdomme…” “Dat zijn er vijf, Theo. En vooruit, omdat je je goeie goed aan hebt, stellen we het uit tot morgen in de middagpauze bij Mariëtte. Of je je nou twintig keer of vijfentwintig keer opdrukt, dat valt toch niet zo op daar.”
“Meneer Jonkman, je vráágt er om dat ik je hier uit de auto trap! Pas op jij!” Angelique wist wat de intentie van mijn antwoord zou zijn, dus die zei droogjes: “Ach, dan heeft Kees ook eens mazzel. Als je hier nu ergens stopt dan is Kees nóg dichter bij Damen, Theo.” Ze gaf me een ‘high-five’. “Prima tekst, An. Jij mag blijven!” “Ik begin het me af te vragen, Kees. Ze begint aardig op jou te lijken!” “Dan moet ze nog een beetje groeien, baas. En denk er aan: als je An of mij er uit flikkert, ben je ook je hoofd Backoffice kwijt. En je bedrijfs-gorilla. En je nieuwste medewerker. En je economische tweeling. En de teamleider en plaatsvervanger van het Maritieme Team. Oh ja, en je meest briljante teamleider natuurlijk. En degene die eergisteren is aangenomen, verschijnt dan waarschijnlijk ook niet op z’n eerste werkdag bij DT. Dus overweeg die beslissing nog even goed en praat er gerust met Gertie over…”
Theo was even stil. “Hoezo die algehele uittocht?” “Simpel Theo. An en Jo zijn hele goeie vriendinnen, An en Fred zijn hele goeie vrienden. En samen met Jo, de zussen, hun partners, Fred en z’n vrouw Wilma en mijn lieve zusjes en hun partners vormen wij een vrienden-dozijn. Eén voor allen, allen voor één en zo. We begonnen als sextet: Jo en ik, mijn zussen en Joline d’r broers. Enfin, dat verhaal heb je op onze bruiloft gehoord van mijn lieve schoonmoeder. Toen kwamen Lot en Mar erbij: octet. Met Rogier en Gerben klikt het ook prima; tiental. En recent hebben we Fred en Wilma ook gevraagd om deel uit te maken van ons clubje. Hoplakee… Dozijn compleet.”
En terwijl ik dat verhaaltje deed, kwam er een gedachte bij me op. Angelique en Henry erbij? Zij waren hele goeie vrienden van Fred en Wilma geworden, maar ook van de rest. Thuis maar eens in de groep gooien… Theo reageerde brommend. “Verdorie, dan had Adema tóch gelijk. Jullie hebben me gewoon in de tang!” “Plus vijf, Theo…” reageerde Angelique liefjes en ze vervolgde: “En over Adema gesproken: één van de zeldzame keren dat die zak hooi gelijk had. Hou daar dus maar rekening mee, meneer de directeur!”
“Ik zeg al niks meer. Gaan jullie maar het woord doen bij Neddrill; ik drink wel een bak koffie.” Gelukkig voor Theo duurde rit niet zo gek lang; dat scheelde hem wellicht nog een paar keer opdrukken. Om tien voor tien liepen we naar binnen en werden welkom geheten door een receptioniste. Theo zei wie we waren. “Aha, de directie van Developing Technics. U had een afspraak met meneer Gort. Ik zal ‘m even bellen. Als u wilt, kunt u even daar plaatsnemen.” Ze wees op een zitje in de hoek van de hal. En na een paar minuten kwam een man van een jaar of veertig de hal in. “Meneer Koudstaal? Ik ben Hans Gort, aangenaam.”
Theo stond op en ze schudden handen. “Dit is het juridisch genie van mijn bedrijf, mevrouw Mr. Jacobs en de teamleider van het team waar u mee te maken gaat krijgen: Kees Jonkman.” Ook wij schudden handen en meneer Gort keek me aan. “Wij hebben elkaar vlak na kerst gesproken. Na jullie akkefietje op de 24, toen ik die machinist van jullie weg wilde kapen… Nog sorry daarvoor!”
Ik grinnikte. “Hij is oud en wijs genoeg om z’n eigen beslissingen te nemen, meneer Gort.” Die knikte. “Kom, we gaan naar boven.” Op zijn bureau gebaarde hij naar een zitje en even later stond er een kan koffie en een thermoskan heet water voor thee op tafel. “Meneer Koudstaal… heeft u er bezwaar tegen als we elkaar tutoyeren?” Theo schudde zijn hoofd. “Niet in minst. Ik ben Theo, mijn juridisch genie heet Angelique en mijn lastigste teamleider heet Kees.” Hij knikte.
“En ik ben Hans. Theo, wij hebben jullie voorlopige concepten bekeken; die zien er meer dan uitstekend uit. En daarom vertrouwen we jullie het ontwerp voor de technische midlife update van de oudste schepen van onze vloot graag toe. Zodat ze weer tien jaar mee kunnen.” Hij keek mij aan. “Zonder dat er op 2e kerstdag een team van DT aan boord moet komen om een generator wat op te voeren.” Theo zei droogjes: “Ja, dat ga je niet willen. Die lui zijn stervensduur. En dan heb ik het nog niet eens over de koffie die ze drinken.” An en ik grinnikten; Hans kende de koffie van Rob Jr. duidelijk niet, maar na een korte uitleg van An knikte hij. “Nee, dat willen we inderdaad niet…
Goed, Theo, hier ligt een conceptcontract voor onze samenwerking voor deze schepen. Ziet er ongeveer hetzelfde uit als voor onze platforms. En de lui die het uiteindelijke gaan doen, het bouwen, kennen jullie goed: dat is Damen. Ook een hele betrouwbare partner van ons.” “En van ons, Hans. Sinds een jaar werken DT en Damen innig met elkaar samen.” “Dat weten we. Allard komt hier ook regelmatig over de vloer.” Angelique bladerde het contract even door. “Ehh… Hans: dit zijn vier en twintig kantjes. Dat ga ik niet ‘even’ in een halfuurtje doorspitten. Ik wil het wel grondig doen.”
Hij knikte. Dat was ook niet de bedoeling. Neem het mee, spit het door en geef op de mail aan of er zaken in staan die jullie liever anders zien. Als we het eens zijn komen jullie hier nog een keer en tekenen we de paperassen. Oké?” Theo knikte. “Prima. Ik hoef die ellende niet meer door te lezen, daar is deze dame prima voor opgeleid. Kost een paar koekjes, maar dan heb je ook wat.” An keek verontwaardigd, Hans vragend. “Als Angelique juridische dingen moet doorspitten, doet ze dat bij mij het bureau, Hans. En de dame wordt dan tevreden gehouden met zwarte koffie en directiekoekjes.” Hans keek waarderend. “Ik zou willen dat al die juristen zo goedkoop waren. Wij hebben er vijf in dienst en die kosten een fortuin!” Angelique keek op. “Je weet duidelijk niet hoe duur die koekjes van Theo zijn…” Die gromde. “Ja. Breek me de bek niet los, verdomme…” “Fifteen and counting, Theo…”
Na nog wat gekkigheid namen we afscheid en liepen we het pand uit. In de auto vroeg ik: “En wat was nou de reden van mijn aanwezigheid, Theo? Want eerlijk is eerlijk: ik heb niks gedaan. Nou ja, de tellerstand van de push-ups bijgehouden, maar dat had An ook wel gekund hoor.” “Ik wilde je met Hans kennis laten maken. Bleek achteraf niet nodig te zijn, merkte ik. Nou ja, dan heb je een uurtje kunnen flierefluiten op kosten van de baas.” Angelique giebelde: “Nou… veel verschil met normaal is er niet…” wat haar op een pets op haar hoofd kwam te staan. “Au! Rotzak!” Ik boog me naar voren. “Angelique: ik heb geleerd dat je juristen meestal niet met woorden kan verslaan. Juristen zijn daar veel gehaaider in dan een gewone sterveling. Dus doe ik het maar fysiek. En denk er aan: als jij nog meer hatelijk opmerkingen maakt over mijn functioneren, haal ik Fred erbij.”
Ze snoof. “Fréd nota bene. Nog zo’n watje. Oh, wat ben ik stoer, maar ondertussen… Als ik hem een keertje aardig aankijk doet hij alles voor me.” Theo gniffelde. Toen Theo even later, bij DT, de motor uitzette zei ik: “Voor de duidelijkheid dame en heer: de stand is vijf tegen vijftien. Ik zal morgen deze score doorgeven aan onze lieftallige fitness-goeroe.” En we zijn nét op tijd terug voor een wandelingetje naar de paardjes…”
Eenmaal binnen legde Angelique haar tas op haar bureau en konden we naadloos aansluiten bij de wandelaars. Bengel schoot blaffend en kwispelend naar me toe. “Héhé… gelukkig nog iemand die blij is als ze me ziet!” De paardjes waren ook blij met onze komst: ze renden vanaf de andere kant van hun wei naar ons toe, onder luid gehinnik. Even later stonden ze kalm naast elkaar hun boterhammen te eten. Gerben had bijna een half brood bij zich, maar werd door Margot gecorrigeerd. “Nee Gerben. Een paar boterhammen is prima, maar je moet niet al het ouwe brood van Waardenburg opsparen en aan die beesten geven. Da’s niet goed voor ze. Evenmin als ze bijvoorbeeld de complete oogst krijgen van iemand die z’n grasveld heeft gemaaid; daar krijgen ze koliek van. Brood is in feite geen voeding voor paarden, maar een lekker tussendoortje, zoals een bitterbal voor ons.”
“Ik heb er nooit bezwaar tegen als er een volle schaal bitterballen op tafel staat, hoor Margot.” Fred natuurlijk weer. “Dat zal bij jullie niet vaak voorkomen, vreetbaal. Ik ken Wilma ondertussen een beetje.” Hij keek sip. “Ze heeft nog gelijk ook…” Kortom: Gerben moest met bijna een half brood weer terug. Bij DT nog een bak koffie, samen ons eigen brood opeten, waarbij hartelijk gelachen werd om het ‘dodehoekindicator-incident’, daarna gingen we weer aan het werk.
Henk en Gerben vroegen me uit over het bezoek aan Neddrill. “Sorry jongens, maar het was niks meer dan een bak koffie drinken, wat leuteren en Angelique kon het concept van het contract meenemen ter bestudering. Vierentwintig hele pagina’s… Ik sta liever een dagje op een boorplatform… Sorry, ik moet even naar Joline. Iets overleggen.” Henk keek argwanend. “Jaja. Iets overleggen. Als je om twee uur nog niet terug bent, meneer Jonkman, zwaait er wat!” “Dat zijn er vijf, Henk!” De stem van Irene klonk uit de receptie. “Wel potdomme! Ben jij…” “Tien!” Hij stoof naar de deur, Gerben en ik er achteraan. Irene zat lachend achter haar bureau. “Als iemand Kees met ‘meneer Jonkman’ aanspreekt, mag hij of zij boete doen…” Grommend drukte Henk zich vijf keer op en wilde opstaan. “Niks ervan, Henk. Ook nog een keer ‘potdomme’, dus…” Ze keek plagend. En weer ging Henk omlaag. Irene lachte. “Goed gedaan, Henk! Als ik dit thuis vertel… Mijn moeder ligt in een deuk!”
Ik liep richting Backoffice en kwam voorbij Rob z’n bureau. Wacht even die ook… Maar Rob was er niet. Dan maar door richting Fred. “Heb je even tijd, Fred?” Hij stond op. “Even wat met Jo overleggen.” We liepen het kantoor van Joline binnen. Daar zaten de zussen ook te werken. Ik deed de deur dicht en de dames keken op. “Hé, dit is serieus… Kees, wat is er?” “Niks waar bloed uit vloeit, schat, maar ik wil wél wat overleggen.” Lot stond op. “Kom zus, wij gaan…” “Nee Lot het gaat ook jullie aan. En Fred. Het gaat om onze vriendengroep. Wat zouden jullie er van zeggen om Angelique en Henry ook op te nemen?” Het was even stil, toen knikte Fred. “Prima idee, Kees. Ons juridische duiveltje is een schat van een meid en Henry past er volgens mij ook meer dan goed bij, met z’n droge humor. Ik ben voor.”
De zussen knikten ook en Joline kwam achter haar bureau vandaan en gaf me een speelse zoen. “Goed plan, Kees. Doen we, als iedereen het er mee eens is. Via de app even vragen?” Ik knikte en Joline zei: “Mooi. Doe ik wel, dan kun jij weer verder gaan met tekenen. Doei…” Margot gniffelde. “Ik weet er nog eentje die meteen ‘ja!’ zegt… Rob junior.” “Even nog de kiezen op elkaar, dames. En Fred. En nog even een list verzinnen om hen te introduceren bij de rest…” Fred dacht even na. “Waarom nodig je ze niet vrijdagavond uit? Bij jullie thuis? Ruimte genoeg en dan hebben jullie buren ook weer eens wat te lachen…” Ik keek Joline aan en die knikte.
Charlotte giebelde nu. “Kunnen ze meteen kennismaken met het fenomeen ‘dansles’, Fred. An en jij een Weense wals doen…” Hij zei droogjes: “Hé, Kees en ik hebben kunnen oefenen op Marije-nu-zonder-beugel, hoor. Daar zit niet zoveel lengteverschil tussen!” En hij grijnsde breed. “En Henry mag zich dan verheugen op een chacha met mijn lieve echtgenote…” Joline schoot gierend in de lach en ook de zussen en ik kwamen niet meer bij. “De arme kerel… Gesmoord in de buste van mevrouw van Laar…” Joline wees. “Er uit, stelletje gestoorden. Ik gooi het wel in Whatsapp!”
Fred liep weer naar zijn bureau en ik hoorde Ingrid zeggen: “Zo… Is het weer rustig bij Joline?” Ik deed drie stappen terug en zei om de hoek van de deur: “Je hoeft niet bang te zijn voor Joline, hoor Ingrid. Ik was erbij.” Ze keek me ondeugend aan. “Misschien wel een reden om juist wél bang te zijn voor haar welzijn, Kees…” En met een lachje: “En haar maagdelijke onschuld natuurlijk…” “Nou, daar hoef je niet zo bang meer voor te zijn!” beet ik haar toe en Fred vulde aan: “Juffie!” Ze stak haar tong uit. “Gékken! Aan het werk, jullie!”
Ik knikte. “Jawel mevrouw… Maarre… jullie zouden toch gaan verhuizen? Eergisteren toch al?” Ze knikte. “Klopt. Maar eergisteren en gisteren was meneer van Laar nogal druk met knoppenbonken. En zijn PK’s hebben we hard nodig tijdens een verhuizing. Wij weerloze en zwakke meisjes zijn daar te teer voor gebouwd, zeg maar…” Ze stak een pink tussen haar lippen en keek me met grote puppy-ogen aan. “Wilt u niet meehelpen, meneer Jonkman?” “Kom jij maar eens een dagje meehelpen als wij op een booreiland staan, tutje. Aan ’t werk jij, met je kwaliteitszorg-geneuzel!”
Ik gaf Fred een knipoog en vertrok. De rest de middag: ontwerpen! Samen met Gerben en soms hielp Henk een handje mee met suggesties. Tot ik om vier uur zei: “Heren, het was me weer een genoegen, maar deze jongen gaat zich even omkleden in militair tenue. Wellicht is het handig als jullie oordoppen in doen.” Gerben keek twijfelend. “Toch niet weer met die bugel hé?” Ik zei niets, grijnsde alleen maar gemeen. En vijf minuten later had ik m’n gevechtspak aan. Afscheid nemen van Jolien… “Ik ga richting Vught, schat. Even lekker blazen.” Ze lachte. “Prima. Doe Greet mijn groeten!” Een zoentje volgde en ik liep richting uitgang.
De rit naar Vught ging lekker vlot. Weer met mooie muziek op m’n playlist en om vijf voor half zes reed ik de kazerne op. Een appje van Greet meldde dat zij om kwart voor zes daar zou zijn. Ik liep nog even rond. Deze kazerne was mooi groen, ruim opgezet… Ademde best wel rust uit. Een claxon haalde me uit m’n gedachten: Greet. “Hoi Kees! Heb je er weer zin in?” Ik knikte en gaf haar een zoen op haar wang. “Niet doen, gék. Dan ligt mijn reputatie van nette, monogame lesbienne aan diggelen!” Ze grinnikte.
In de eetzaal ontmoetten we hetzelfde groepje als de week ervoor. Deze keer was de keuze: óf pizza óf aardappelen, spinazie en een gehaktbal. De spinazie zag er goed uit, dus de keuze was snel gemaakt. “Geen trek in zo’n Italiaanse platgeslagen deegbal. Als ik pizza wil eten maak ik die zelf wel.”
Greet keek me aan. “De keuken is hier prima, Kees. Ook de pizza’s. Ze moeten wel, want die Genisten eten nogal goed. Als het eten niet te pruimen is, ontstaan hier vrij snel revolutie en dat ga je niet willen.” Ik keek om me heen: inderdaad, sommige van de heren zouden prima bij Fred en Ton passen. Ook wel bij Rogier. Breed en weinig vet. Het eten was lekker, de gesprekken gezellig en na de maaltijd gingen we in de kantine nog even een kop koffie halen. Daarna keek Greet op haar horloge. “Zeg lui, over een half uur moeten we zitten. En we moeten nog stemmen, dus…”
Tien minuten later zaten we in de repetitieruimte en na het stemmen liep ik nog even naar het toilet. Klaas Spoel, de dirigent, kwam binnen toen ik m’n handen stond te wassen. “Hoi Kees! Netjes op tijd…” Ik knikte. “Ja, en al gestemd ook. Goed hé?” Hij knikte lachend. “Ehh… Kees: Greet gaf me gisteren een hint. Voel jij er wat voor om samen met haar, Hendrik en Wendy Gabriëlla’s Song te spelen? Je kúnt het, heb ik gehoord.”
Ik keek hem somber aan. “Klaas, ik heb Greet iets beloofd. Ik zou haar laten vallen als een baksteen als ze me weer eens voor het blok zou zetten. Nu flikt ze me dat wéér, alleen via jou. Ik ga de wachtmeester zo dadelijk eens ernstig tuchtigen op plaatsjes waar het bij een dame flink pijn doet, denk ik.” Hij gniffelde. “Dat doe jij niet. Dan heb je de hele fanfare op je nek. Als ik er een keertje niet ben, is zij de dirigent. En de meesten zijn gek op haar. Dus: je beheerst je maar.
Maar… wil je het doen? Dan spelen we dat als toegift.” Ik keek hem aan. “Als toegift? Het stuk wat de bezoekers van een concert in hun oren hebben als ze de zaal verlaten…? Wat dus écht perfect moet klinken? En bedankt hé…” Hij had zijn handen afgedroogd en legde een hand op mijn schouder. “Je kunt het. En dat weet ik niet alleen van Greet, maar ook van Wendy en Hendrik.”
Even later liep ik nadenkend de zaal in. ‘Gabriëlla’s Song’… Ja, hartstikke mooi en met Wendy’s stem helemaal, maar… Nou ja, zo dadelijk maar eens gaan kletsen met de wachtmeester, haar neefje en zijn vriendinnetje. Zijn ze helemaal van de pot gerukt… Om acht uur tikte Klaas op zijn lessenaar. “Goed mensen… Lekker op tijd, daar hou ik van! We gaan spelen. En we houden de volgorde van het concert aan. Maarten: jij zit achter die xylofoon toch bijna in slaap te vallen; graag wil ik dat je de tijd van alle stukken bijhoudt. Kan dat?” De korporaal achter de xylofoon keek beledigd. “In slaap vallen? Met al dat koper om me heen? Weinig kans. Bovendien: jullie zitten op lekkere stoelen, deze jongen zit op een krukje. Als ik slaap val, kun je dat letterlijk opvatten: dan donder ik op de grond.” Onbewogen zei Klaas: “Mooi. Dan kun je de tijd bijhouden. Succes. Dames, heren: reveille!”
Hij hief zijn baton, de dirigeerstok en telde af. Zes trompetten en twee bugels klonken als één geheel. Klaas dirigeerde ‘minimalistisch’ oftewel met kleine bewegingen. Het meeste deed hij met z’n ogen. Zelfs zijn maatslag was klein; de punt van de baton bewoog nauwelijks meer dan vijf centimeter. Ik kon dat wel op prijs stellen. Soms zag je dirigenten waarbij het leek alsof ze in de sportschool stonden… Brrr. “Mooi. Goed gespeeld; dit klonk inderdaad als één geheel.” Hij sloeg een bladzijde van zijn partituur om.
“En… door. Colonel Bogey! Én graag een beetje zuiver fluiten, dames en heren. Vorige week was het instrumentale deel goed, maar tijdens het fluiten gingen er wel een paar mensen onderuit.” Hij grijnsde. “Enfin, het publiek zal ook wel meefluiten, denk ik. Dan valt het niet zo op.” Na de eerste keer had hij wat opmerkingen: het moest een fractie sneller, de drum moest iets zachter spelen of Greet en ik moesten juist wat harder. “Niet goed is opnieuw!” En wéér klonk het thema negen keer…
Oké, ik had bladmuziek nu niet meer nodig, maar de eerste de beste die thuis of bij DT dit stuk ging fluiten kon rekenen op een forse uitbrander! Vervolgens ging het orkest verder met drie stukken die geen bugel nodig hadden. Lekker, even ontspannen. Slokje water drinken, lekker luisteren… Daarna was het pauze. Thee! Tijdens de pauze kwamen Hendrik en Wendy binnen en werden begroet.
Toen kwam Klaas naar me toe. “Kees… Een paar dingen: Heb jij een zwarte baret?” Ik fronste. “Hoezo?” “Je bent hier bij het Fanfarekorps Bereden Wapenen, Kees. En ons hoofddeksel is de zwarte baret.” Ik schudde mijn hoofd. “En die ga ik niét dragen, Klaas. Want dan zou ik meteen mijn kraagspiegels moeten veranderen. Ga ik niet doen. Ik ben Infanterist. Volgens Greet zelfs een lompe. Als jij eist dat ik een ander uniform aan moet trekken, dan pak ik nú m’n bugel en ben ik vertrokken.” Nu was het zijn beurt om moeilijk te kijken.
“Verdomme… Commandant OOCL zit ook in het publiek. En die is nogal fel op correcte tenuen. Kan ik het weer gaan uitleggen. Ik kreeg een vorig concert al een opmerking van mijn eigen baas. Derk speelde toen mee en ook hij vertikte het om zich even om te kleden.”
Ik grinnikte. “Nog zo’n lompe Infanterist… Maar Klaas: we spelen in een kérk. Mijn ouders hebben me geleerd dat de man in een kerk nooit een hoofddeksel draagt.” Hij keek alsof hij water zag branden. “Maar… het militair protocol… verdomme!” Hij keek nu ronduit geërgerd. “Wie is de spreekstalmeester, Klaas?” “Spreekstalmeesteres. Annemarieke, een van de dwarsfluitisten. Hoezo?” “Nou dan fluister je die dit toch gewoon in? Aan haar de eer om er een samenhangend en overtuigend verhaal van te maken.” Hij keek nog niet overtuigd.
“En Klaas: ik ben gastmusicus bij jullie. Net als Wendy en Hendrik. Jullie vragen toch ook niet of zij een uniform aan moeten trekken? Nou dan.” Hij zuchtte. “We maken er wel wat van. Heb jij onderscheidingen, Kees?” “Heb jij zitten suffen toen ik mezelf voorstelde? Bosnië en Afghanistan. Verder het rode erekoord, gevechtsinsigne, scherpschuttersspeld, Vierdaagsekruis met cijfer zeven en vijf keer MLV.” “Mooi. Die mag je allemaal thuis laten. We spelen met ‘kaal’ uniform. De reden: de meesten van ons hebben géén onderscheidingen. Uit solidariteit dragen degene die ze wél hebben dus geen onderscheidingen.”
Ik ontplofte bijna. “Wat is dát voor absolute waanzin?” Het knálde eruit en links en rechts werden wat hoofden omgedraaid. “Wie heeft dat bepaald?” “Mijn voorganger. Hoezo?” “Dan heeft jouw voorganger er geen lor van begrepen, Klaas. Heb je ergens een ruimte waar we even één op één kunnen sparren?” Hij wees.
We liepen een kantoortje in en hij sloot de deur. “Klaas: wat betekent het woord ‘onderscheiding’?” Hij haalde zijn schouders op. “Een lintje. Herinneringsmedaille, Militaire Willemsorde, you name it.” “Dat doet de naam ‘onderscheiding’ te weinig eer aan. Dat lintje, die onderscheiding is om jou te ‘onderscheiden’ van de meute die niet gedaan heeft wat jij wél deed. Of niet op de plaats is geweest waar jij wél bent geweest. Mensen zijn er trots op en terecht. En één of andere oetlul neemt ze dat af? Die man moet zich de ogen uit z’n kop schamen.”
De laatste zin kwam er feller uit dan ik in feite wilde, maar ik was pislink. Niet op Klaas, wel op zijn voorganger. “Klaas, ben jij trots op die harp boven je luitenantssterren?” Hij knikte. “Natuurlijk. Die vertegenwoordigd zes jaar keiharde studie aan het Conservatorium en een paar handenvol aan aanvullende cursussen en drie nogal pittige minors. Hoezo?”
“Hoe ga jij reageren als een of ander, niet door enig muzikaal gevoel gehinderd, individu jou gaat vertellen dat je die dingen niet meer mag dragen? Uit ‘solidariteit’ omdat er mensen in je fanfare zitten die die harp niét op hun schouders hebben? Nou?”
Hij dacht even na.
“Die figuur zou vrij snel daarna wat moeilijk gaan lopen, Kees.” Ik knikte. “Precies. En zo denk ik ook over mijn onderscheidingen. Het rode Erekoord? Verdiend toen ik in Bosnië, samen met mijn groepscommandant, een jochie met een afgerukt been uit een mijnenveld heb gehaald. Gevechtsinsigne? Verdiend tijdens een aantal zware gevechten met Taliban. Scherpsschuttersspeld? Verdiend tijdens een nogal pittige cursus op Camp Butmir in Sarajevo en tijdens het uitoefenen van mijn functie als Schutter Lange Afstand. Vierdaagsekruis? Letterlijk bloed, zweet en tranen. Bloed in m’n schoenen, tijdens de eerste keer, zweet van het trainen en het lopen van de Vierdaagse zelf en tranen toen ik de eerste keer over de finish kwam. En tranen van het lachen in de ogen van mijn kerels, toen de sergeant Jonkman al na het drinken van twee pilsjes in de biertent op Heumensoord tegen de vlakte ging… Mijn herinneringsmedailles zijn precies dát: herinneringsmedailles. Om aan de ingewijden te laten zien: Dáár en dáár ben ik geweest en daar heb ik mijn kleine steentje aan een betere wereld bijgedragen. Mede dankzij korporaal Jonkman is Bosnië een beetje veiliger geworden. Mede dankzij de sergeant Jonkman gaan er nu weer meisjes naar school in Afghanistan… “
Ik haalde een paar keer diep adem.
“Sorry, ik schoot even uit m’n slof tegen jou. En da’s niet terecht, want jij heb die belachelijke regel niet ingevoerd. Maar even recht-voor-z’n-raap Klaas: als jij erbij blijft dat de Fanfare zonder onderscheidingen speelt: nú zeggen, want ook dan pak ik m’n bugel in en vertrek. En als één of andere hoge Pipo dat eist, zal ik betrokkene eens een stevig lesje solidariteit geven. Zeg het maar.” Hij schudde zijn hoofd.
“Mee jij. Dat ‘stevige lesje’ heb ik nu gehad en potdomme: je hebt gelijk. We gooien het even in de groep.” Hij keek me aan. “En trek eens een wat vriendelijker gezicht! Je keek net alsof je door de richtmiddelen van een pistool keek!” Ik grinnikte, we liepen naar binnen en ik ging weer op m'n plekje zitten.
“Sorry lui, maar ik kreeg net ongenadig van deze majoor hier onder uit de zak…” Verwonderde blikken en Greet keek me onderzoekend aan. “Wat heb jij…?”
Ik legde een hand op haar arm. “Geduld, meisje Zwart. Komt allemaal goed.” Ze keek nu ronduit kwaad, maar had geen gelegenheid om te reageren: Klaas legde uit waar ons dispuut over ging en wat de uitkomst was. “Dus, dames en heren: vanaf volgende week zitten uw onderscheidingen gewoon op uw Dagelijks Tenue. En de eerste de beste 'omhooggevallen Pipo’ die daar iets van vindt, mag zich bij mij komen melden.”
Hij grijnsde nu gemeen. “Die zal ik meteen doorverwijzen naar Kees en hem of haar een noodverband meegeven. ten slotte hebben we een voormalig lid van het Korps Geneeskundige Troepen binnen onze gelederen!”
Greet trok een gezicht en er was wat rumoer in de zaal, totdat Klaas op zijn katheder tikte.
“Oké lui, straks verder hierover; we gaan weer muziek maken. Hendrik, Wendy, Greet, Kees: ‘Sound the trumpet’!” Ik ademde even een paar keer in en uit. Stoom afblazen. Nou ja, daar was ‘Sound the trumpet’ wel geschikt voor… Klaas telde af en Hendrik begon op de clavecimbel. Oké, een elektronische dan, maar al met al klonk het ding wel goed. Héél zachtjes op de achtergrond twee trommels; die waren er vorige week niet bij… Greet gaf een signaal met haar ogen: niet dromen, Kees!
En Wendy begon te zingen; even later beantwoord door de twee bugels. Die twee waren wel nodig, want Wendy zong aardig op volume! Wéér was ik zwaar onder de indruk van haar stem… Klaas dirigeerde nauwelijks; alleen zijn baton ging héél lichtjes op en neer in het tempo.
Greet, Hendrik, Wendy en ik keken naar elkaar terwijl we zongen en speelden; vier mensen, elkaar compleet aanvoelend. Bij het laatste akkoord ging Wendy voluit; haar stem schálde boven beide bugels uit. Daarna was het een paar seconden stil, toen begon een van de trompettisten te klappen. En de rest nam het over. Hendrik stapte achter zijn instrument vandaan en kuste Wendy; Greet gaf mij een kneepje in mijn been. “Dames, heren… Dit was heerlijk om naar te luisteren! Om maar een gemeenplaats te gebruiken: dit kan zó op CD!” Klaas knikte goedkeurend en Wendy bloosde.
Even later gingen we verder met wat andere werken; hoefde ik niet bij mee te spelen. Dat vond ik wel prettig; even uithijgen, ook emotioneel. Tot… Klaas de Grenadiersmars aankondigde. “Dit werkje zal Kees wel aanpreken, denk ik…”
Ik protesteerde. “Ik ben geen Grenadier!” “Nee, maar wel een lompe Infanterist. Dus Kees, speciaal voor jou…” “Hoho, Klaas! En voor mij!” Achter een trombone zat de voormalig mitrailleurschutter van het 44ste bataljon, waarmee ik vorige week een praatje mee had gemaakt. “Nou, laat het dan maar eens horen, hapsnurker…” Hij tikte af en de bekende regels klonken. ‘Turruf in je ransel, turruf in je ransel…’ De eerste keren redelijk rustig en op hout gespeeld, tijdens de herhaling kwamen koper en drums erbij. Klaas sloeg een keer af, omdat ergens in de trompetten een fout was gemaakt. Ik had het niet gehoord, hij dus wel. “Opnieuw!” De enige keer dat een stuk overnieuw moest, overigens.
Met het Wilhelmus sloten we af. Dacht ik. Mis dus. “Wendy, mogen we nog een keer van je prachtige stem genieten? Met Hendrik en Kees als begeleiding? Gabriëlla’s song. Kalm aan beginnen, de laatste maten mag je alles geven. Ik zag Greet kijken. Demonstratief legde ze haar bugel op haar schoot. Achter ons speelden de klarinetten en Hendrik zachtjes de koorpartij. Wendy keek me aan en samen zetten we in.
En weer hakte de Zweedse tekst er hard in, ondanks dat ik er geen woord van verstond. En tijdens de laatste maten moest ik echt alles geven om nog hoorbaar te zijn; Wendy’s stem schalde boven alles uit. En… Ze hield vol! Ik vreesde dat ik adem te kort zou komen, want zij gaf geen krimp. Pas op het allerlaatste moment, vlak voordat ik écht geen lucht meer had, hield ze haar mond. En weer wat het even doodstil. “Wauw… Wat heb jij een stem, dame!” Klaas boog voor haar. “We zijn blij dat jullie mee willen doen, Wendy.”
“Nou ik nu even niet, Klaas… Zorg maar dat er tijdens dit lied een fles zuurstof bij me in de buurt ligt.” Wendy lachte gemeen. “Wat is er? Geen adem meer, majoor?” Ze keek naar Greet. “Opdracht uitgevoerd, Greet.” Ik gromde. “Jullie zijn nog niet van mij af, dames. Kijk goed uit met oversteken en zo, want vandaag of morgen neem ik jullie te grazen.” Greet en Wendy lachten me uit. “Nou, Kees is voorlopig gevloerd”, zei Klaas droogjes. “En nu maar hopen dat hij volgende week weer een beetje op krachten is gekomen. En tijdens het concert natuurlijk.”
Hij keek rond. “Even terug naar dat verhaal ‘onderscheidingen’: Volgende week repeteren we in Dagelijks Tenue. En hou ik een tenue-inspectie. Zorg dus dat alles netjes is. In Den Bosch zitten een aantal hotemetoten in de kerk, waaronder Commandant OOCL. Dan wil ik wel dat deze fanfare er netjes uitziet! Dank voor jullie inzet en we zien elkaar morgen weer, om 13:00. Wel thuis!” Geroezemoes vulde de sporthal. Greet keek me aan. “Wat heb tegen Klaas verteld over die onderscheidingen? Ik hoorde je uitschieten… daarna gingen jullie in Klaas z’n kantoortje verder. Vertel!”
“Ik heb Klaas de betekenis van het woord ‘onderscheiding’ uitgelegd. Dat zo’n lintje, of de scherpsschuttersspeld of de speld voor Militair Lichamelijke Vaardigheid de drager ‘onderscheidt’ van de rest. Hij of zij heeft iets gedaan of is ergens geweest. Dat mag je zien en moet je niet, ‘uit solidariteit’ wegmoffelen. En of dat nou MLV is of de Militaire Willemsorde: het principe is hetzelfde. Laat me raden: degene die dit heeft ingevoerd had een redelijk ‘kaal’ uniform, klopt dat?”
Greet dacht even na. “Ik heb hem nog nooit met enige onderscheiding gezien.” “Dat dacht ik al. En verder zeg ik er niks meer over. Ik wás al een beetje opgefokt toen Klaas zei dat ik een zwarte baret moest dragen, en vervolgens kwam dit er ook nog een keertje bij… Verdomme. Ik stond op het punt om mijn bugel te pakken, iedereen een fijne avond te wensen en te vertrekken, Greet. Voorgoed.” Ze schrok. “Zat het je zó hoog?” Ik knikte.
“Ja. Ik ben best wel trots op hetgeen wat op mijn uniform zit, Greet. En niemand, ook al is het de Koning zelf, gaat mij verbieden dat te dragen.” Ze keek me peilend aan. “Voor een buitenstaander lijk je een hele rustige vent, Kees. Maar ik zou niet graag onderwerp van jouw woede zijn.” Ik grinnikte. “Mijn lieve zusjes, je weet wel, die rooie tweeling, hoorden van hun medestudentes eens een bijnaam voor mij. ‘De IJsberg’. De verklaring was: Vanaf een afstandje best wel mooi, maar kom je dichtbij dan voel je de kou en je weet nooit of hij omdondert. Tot zover het analytisch vermogen van een paar studentes uit Wageningen.”
Ze knikte en lachte. “Ik heb er beeld bij! Maar ik ga eens naar mijn liefje toe en haar bekennen dat ik vandaag, publiekelijk, gezoend ben door een vent. Ze gaat daar wat van vinden, denk ik.” “Nou, als Anita jaloers wordt, kom ik wel een keertje langs in haar ziekenhuis en zoen ik haar ook een keertje. Deal?” Greet keek twijfelachtig. “Ik ben bang dat je vlak daarna een injectiespuit ergens in je donder krijgt. Op een plaatsje waar het veel pijn doet!” Ik zuchtte. “Jammer. Het had me zo leuk geleken. Dan maar niet. Doe haar in ieder geval de groeten van me en geef haar, uit mijn naam, dan maar een zoen. Kijken of jij die injectiespuit…” Greet keek nu boos. “Pak je spullen en donder op naar je vrouw… Majóór!” Achter me hoorde ik een paar leden van de fanfare plagend lachen…
Lees verder: Mini - 293
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10