Door: De Muze
Datum: 26-07-2024 | Cijfer: 9.2 | Gelezen: 964
Lengte: Lang | Leestijd: 29 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Lang | Leestijd: 29 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Opgejaagd! Hadewych - 8: Vlucht
Verschalkt
Pieter weet het. Hij rijdt vlak achter me. Steeds is hij tijdens deze onderneming bij mij in de buurt geweest. Maar hij weet het, niet dat hij het heeft gezegd. Maar zijn blik en zijn houding naar mij toe zeggen me genoeg.
Gisterochtend werden we wakker na een nacht van nauwelijks slapen. Ik merkte dat Willem en Arnoud ook onrustig waren en lagen te woelen in ons eenvoudige bivak. We volgen de sporen van Diederik Viperdaes en zijn vader Nicolaas. Ik maak me grote zorgen om de gezondheid van de oude Nicolaas, die vergiftigd is door zijn zoon en ternauwernood aan de dood ontsnapte door de goede zorg van pater Hieronimus. Diederik wil ten koste van zijn vader de macht grijpen en kan zo mogelijk de betrekkelijke vrede in het gebied in gevaar brengen.
Nicolaas en Diederik Viperdaes zijn een dag eerder vertrokken per rijtuig en onze groep probeert hen te paard in te halen. Aanvankelijk gaat dat eenvoudig. De wielen van de wagen maken diepe voren in het zand. Maar afgelopen nacht heeft een onweersbui de sporen veelal uitgewist, wat ervoor zorgt dat onze voortgang vertraagt.
Pieter rijdt naast me. Hij kijkt me steeds tersluiks aan. Als ik zijn blik met de mijne probeer te vangen, wendt hij zijn blik snel af.
Vanmorgen stond hij plotseling tussen de paarden bij de beek waarin ik me net had gewassen. Ik was vroeg wakker. Vlak voordat de zon op zou komen verliet, ik onze tent. Alleen de vogels lieten zich horen, verder was het stil. Of het moesten de van de bladeren vallende druppels zijn. Het bos was fris en nat, maar het licht nog grijs. Ik liep naar de paarden die nieuwsgierig kwamen snuffelen. Storm drukte zijn hoofd tegen me aan. Zou hij mij herkennen, vroeg ik me af?
Bij de beek kleedde ik me snel uit. Eerst mijn kap en daarna mijn broek en ten slotte mijn wambuis. De windsels om mijn borsten liet ik zitten, ik zou ze ten slotte moeilijk weer zelf om kunnen doen zonder de hulp van iemand anders. Het afdoen van mijn kap werkte bevrijdend. Mijn vingers maakten mijn haren los. Met mijn hoofd in mijn nek schudde ik mijn haren weer vrij.
Ik voelde me onbespied, alleen de hoofden van de paarden volgden mijn beweging. Ik streelde mijn huid, mijn buik en heupen.
Ik besloot om gelijk te plassen zodat ik dat had gehad. Het was gisteren steeds een probleem gebleken. De jongens sprongen van hun paard en gingen ongegeneerd plassen in ieders zicht. Ik moest me onopvallend terugtrekken zodat ik verborgen achter het struweel mijn broek kon laten zakken.
Ik stapte naar voren, ging gehurkt zitten en opende mijn benen. Ik streelde mijn kutje en merkte dat mijn schaamhaartjes vastgeplakt zaten. Al wrijvend maakte ik de haartjes los van elkaar en van de huid van mijn lipjes. Ik duwde mijn spleetje met mijn vingers open en begon te plassen.
Voor me landde een roodborstje op het mos. Het leek of hij me met zijn zwarte glinsteroogjes aankeek. Zijn borst had dezelfde kleur als mijn haar. Rood als dat van een vos, schoot het door mijn hoofd!
Toen ik uitgeplast was, stond ik op en liep naar het beekje. Gehurkt ging ik in het water zitten. Het koude water raakte net mijn billen. Kippenvel trok over mijn bleke huid. Ik huiverde... Voorzichtig maakte ik mijn huid net en wreef ik mezelf fris en schoon. Ik nam maar kort de tijd, ik wilde mezelf niet aan de anderen laten zien. Ik wreef mezelf op de kant droog met een deken van een van de paarden. Ik bond mijn haren bij elkaar en trok mijn kap aan. Daarna trok ik mijn wambuis aan die net tot over mijn heupen kwam.
Juist op dat moment stapte Pieter tussen de paarden in het zicht. Snel reikte ik naar mijn broek en stapte er ijlings in.
'Goedemorgen!' zei ik. Halverwege het woord liet ik mijn stem dalen om als een jongen te klinken. Pieter zei niets. Hij bekeek me van top tot teen. Ik draaide van hem weg, mijn hart klopte in mijn keel. Kwam hij net aanlopen of stond hij er al een tijdje verscholen en had hij ontdekt wie ik werkelijk ben? Zonder hem een blik waardig te gunnen, liep ik bij hem weg naar het kampement. Langzaam werd iedereen wakker.
De zon is al een stuk voorbij het zuiden als we bij een viersprong komen. Arnoud houdt stil en we stijgen af. 'Wat nu?' vraagt hij. 'De sporen zijn verdwenen en ze zouden in drie richtingen gegaan kunnen zijn.'
'Dan zouden ze toch de snelste route hebben gekozen?' zegt Willem.
'Dat zou vanzelfsprekend zijn, maar door de regen is de snelste route mogelijk slecht te berijden doordat het daar door laagland gaat met veel drassige stukken.'
'Maar richting de oude Abdij is niet logisch. Of zou Nicolaas dringend verzorging nodig hebben?' brengt Pieter in. 'De weg rechts is langer, maar beter te berijden...'
'We moeten ons opsplitsen!' roept Koenraad.
'Dat lijkt me het beste voorstel!' zegt Arnoud.
'Zou het niet verstandiger zijn om bij elkaar te blijven?' probeer ik nog.
Arnoud kijkt me kort aan. 'Misschien, maar dan verliezen we mogelijk juist veel tijd!'
Willem knikt bevestigend. 'Misschien heeft Harm gelijk en kunnen we beter...'
'Nee!' zegt Arnoud beslist. 'We doen het zo: Pieter, Harm en Koenraad nemen de lange route. Willem en Stach gaan door het Laagland en Dorus, Karel en ik gaan via de abdij. Zodra wij bij de abdij zijn geweest en ons ervan vergewist hebben dat ze er niet zijn geweest, keren we direct op onze schreden terug. De rest rijdt door tot de wegen weer samenkomen. Willem en Stach kunnen dan alsnog Pieter, Koenraad en Harm tegemoet rijden.'
We knikken en aanvaarden onze opdracht. Ik spring op mijn paard en met gemengde gevoelens nemen we afscheid van elkaar. 'Kom' zegt Pieter en hij geeft zijn paard de sporen. Koenraad en ik volgen hem. We gaan in galop. De weg is goed te berijden. Eerst door velden, dan weer snel door een dicht bos met heuvels en kronkelige wegen. Weer valt het me op dat Pieter steeds in mijn onmiddellijke nabijheid is. Hij verliest me geen moment uit het oog. We rijden een hele tijd zwijgzaam door. Op een zeker moment komt Pieter vlak naast me rijden. Koenraad is iets vooruitgereden en is uit het zicht verdwenen. Weer kijkt hij me zijdelings aan. Ik houd mijn blik naar voren gericht. 'Harm, of moet ik zeggen Hadewych...'
'Zwijg!' onderbreek ik hem bruusk.
Pieter laat zijn hoofd kort zakken en knikt. 'Zoals u wilt, vrouwe!'
Dan verschijnt Koenraad weer in het zicht. Hij staat stil en wijst ons op een zijpad waar een duidelijk spoor van een rijtuig zichtbaar is. 'Dit is vers!' fluister ik.
'Maar kan het van het gevolg van Diederik en Nicolaas zijn?'
'Zou deze route de Laaglandweg en dit pad met elkaar verbinden?'
'Het zou kunnen... Kom, we volgen de sporen!'
We stappen voort, maar niet te snel. Ik voel me gespannen. Het bos is verstild, de vogels zwijgen. Weinig woorden worden er gesproken. Aan de houding van Koenraad en Pieter zie ik dat ze ook scherp zijn. Oplettend en elk geluidje opvangend.
'Sssst' Koenraad steekt zijn hand op. 'Luister!' fluistert hij. Ik houd mijn adem in en luister. 'Daar is het weer...' Nu hoor ik het ook. Gehinnik van een paard!
Stapvoets lopen we door. Ik hang iets voorover en sla mijn arm om het hoofd van mijn paard. 'Zachtjes...' fluister ik hem toe. Stil volgen we de sporen tot we op een open plaats in het bos komen. Daar, aan de rand van de open plek, staat het rijtuig. De vooras gedraaid met de twee voorgespannen paarden ervoor aan het grazen. De lage deur van de koets staat open. Verder is er niemand...
Pieter en Koenraad stappen geruisloos naar voren. Ik zie hoe de eerste zijn hand op het gevest van zijn zwaard legt. 'Ik vertrouw het niet!' fluistert Koenraad. Waakzaam kijk hij om zich heen. Diederik en zijn krijgslieden lijken niet in de buurt. Ik stap op het rijtuig toe. Pieter leidt zijn paard naar de andere zijde van de wagen. Ik probeer een blik naar binnen te werpen, maar mijn positie in het zadel is te hoog. Ik spring uit het zadel en weet direct dat ik een fout heb begaan.
Achter me hoor ik tumult en een kreet uit de mond van Koenraad. Het paard van Pieter steigert wild. Ik beweeg me naar de koets toe, waar ik iemand zie die zich probeert op te richten. En die persoon wendt zich nu naar mij toe. Uit de schaduw komt Diederik tevoorschijn. Zijn armen gestrekt en zijn handen verkrampt als twee roofvogelklauwen.
Achter hem ligt Nicolaas. Ik verstijf bij de aanblik. De oude man zijn gezicht is paars, zijn mond is geopend en zijn bleke ogen staren in het niets. Hij ligt daar roerloos en hij zal ook niet meer bewegen.
Diederik stapt uit de koets, zijn blik doet me huiveren. Het zijn de ogen van de duivel, ik had dit niet mogen zien. 'Pieter' gil ik schel.
Ik doe een stap naar achteren, maar struikel over mijn eigen benen. Ik probeer mijn zwaard nog te grijpen, maar ik ben te laat. Diederik staat al boven me en zet zijn voet op mijn arm. Ik gil van de pijn. Onze blikken ontmoeten elkaar en even is er verwarring bij hem. Weer hoor ik tumult, nu achter me. Hoeven van paarden en het geluid van ijzer tegen ijzer. Ik hoor een schreeuw, gevolgd door een doffe klap.
Ik tracht mezelf op te richten maar een slag van Diederik doet me terug op de grond vallen. Ik voel hoe hij me bij mijn wambuis grijpt. 'Zo, een pottenkijker. Een pottenkijker van Maupertuus. En weet je wat we met pottenkijkers doen?'
Ik probeer mijn ogen te openen, maar alles is mistig. Ik proef bloed in mijn mond. Zijn klauwerige handen trekken me omhoog. Mijn nek voelt te slap om mijn hoofd rechtop te houden. Als een voddenpop laat ik me omhoog slepen tot zijn hoofd vlak bij het mijne is.
Hij spreekt me toe en zijn walgelijke adem prikkelt mijn neus. 'Sta, scharminkel!' Mijn voeten maaien in de lucht en zoeken vaste grond, die ik uiteindelijk vind. Ik sta, wankel en onzeker. Mijn hoofd hangt met mijn haren voor mijn ogen.
Mijn haren voor mijn ogen... het dringt tot me door. Mijn haren, waar is mijn kap?
'Wat is dit?' Grommend wordt mijn hoofd door zijn hand naar achter getrokken. Zijn ogen kijken me aan. Hij trekt me naar zich toe. Zijn greep voelt als een bankschroef, steeds vaster en beklemmender. Handen betasten mijn lichaam, over mijn dijen omhoog tot waar mijn benen samenkomen. Ik hoor hem hijgen, zijn hand drukt zich diep tussen mijn benen en tast en voelt. 'Ik geloof dat het huis van Maupertuus een fijne verrassing heeft meegebracht...' Zijn stem klinkt gevaarlijk, dreigend. '...en voor die verrassing maak ik zo even tijd!' Diederik trekt mijn hoofd naar achteren en laat zijn greep op mijn lichaam los. Ik probeer me te bevrijden, maar na de eerste poging merk ik dat het zinloos is. Het trekken aan mijn haren geeft me het gevoel dat mijn hoofdhuid in brand staat.
Hij sleept me mee naar een achterwiel van het rijtuig. Behendig boeit hij mijn handen met een dik touw en maakt hij mij vast aan één van de wielen van de wagen. Diederik loopt weg bij me.
Ik ruk aan mijn touwen en kijk om me heen. Pieter is niet te zien. Het paard van Koenraad stapt onrustig heen en weer, maar van zijn berijder is geen enkel spoor. Waar zijn de andere krijgslieden van Nicolaas en Diederik? Ik draai mezelf naar de andere kant, zodat ik het andere deel van de open plek kan overzien. Mijn hart staat even stil. In het gras, twintig passen bij me vandaag, ligt een roerloze gedaante. Zijn kleding heeft de kleuren van het huis van Pinnock. 'Koenraad!' roep ik.
Tranen wellen in me op. Diederik slaat het paard van Koenraad op zijn bil waardoor het verschrikt het bos in rent. Ook mijn paard lijkt ervandoor te zijn gegaan. Het wordt stil om ons heen. Het voelt of alles en iedereen me heeft verlaten. Diederik loopt onrustig heen en weer en bukt zich over de gedaante in het gras. Met zijn voet schudt hij het lichaam heen en weer.
Ik zie het beeld van Nicolaas voor me. Zijn lege blik en paarse gelaat. 'Nicolaas heeft verzorging nodig!' roep ik Diederik toe.
'Welnee... die heeft geen verzorging nodig...' bromt Diederik.
'Maak me los dan zal ik naar hem kijken!'
Hij loopt op me toe. Hij kijkt om zich heen om zich te verzekeren dat hij alleen is. 'Zo...' Hij staat nu vlak voor me. Zijn hand reikt naar de afgezakte kap en met een wilde ruk trek hij het van mijn hoofd. 'Hadewych... Wat fijn dat je me komt opzoeken... en dan nog wel helemaal alleen!' Met zijn hand pakt hij mijn kin vast en duwt mijn gezicht omhoog.
'Maak me los!' gil ik. 'Wat hebben we misdaan om zo behandeld te worden?'
Zijn andere hand tast mijn borsten af. De borsten die platgedrukt verborgen zitten achter windsels van linnen. 'Ga je nu laten zien dat je een gehoorzame en onderdanige vrouw bent?'
'Wat heb ik misdaan?' Ik beweeg me hevig heen en weer om zijn handen van me af te houden.
'Je steekt je neus in mijn zaken... Samen met die vriendjes van je. Dat had je beter niet kunnen doen!'
Diederik laat me weer los en lijkt weg te lopen. Ik volg zijn bewegingen nauwgezet. Hij speurt de omgeving af. Hij zal zich afvragen of het alleen wij drieën waren. Of Arnoud ook in de buurt is en uit hoevelen ons gezelschap bestaat. Ik zie mijn paard aan de andere kant van de koets onrustig trappelen. Weer komt Diederik op me af, zijn gelaat is rood en zijn pafferige gezicht glanst van het zweet.
Onrustig trek ik aan mijn touwen en kan niet anders dan tot de slotsom komen dat het zinloos is om eraan te trekken. Diederik staat op twee stappen van me vandaan. 'Maak me los!' schreeuw ik.
Diederik lacht vals. 'En je dan laten vluchten? Waarom liet je me niet mijn gang gaan in Maupertuus, toen ik alleen met jou in mijn kamer was?' Zijn handen beginnen mijn kleding los te maken. De gordel om mijn middel en de rijgkoorden van mijn wambuis. Hij trekt mijn broek van mijn heupen. 'Toen had je de kans om je door een echte man te laten nemen.'
Zijn handen zoeken hun weg onder mijn kleding. Zijn vingers trekken aan de windsels die mijn borsten moeten verbergen. Hij weet ze tussen mijn huid en de strakke stof te wurmen en trekt met kracht de windsels omlaag, over mijn twee zachte heuvels die tot dan toe alleen zachte handen hebben gekend. Het doet pijn, maar ik verbijt mezelf. Ik weet dat het erger wordt, veel erger. 'Ooooh ja... Je bent een bekoorlijke verschijning, Hadewych. Alleen je karakter is wat weerbarstig... Maar ook dat siert je. Maar je zult snel wennen aan je nieuwe lot!' Zijn handen betasten mijn borsten en hij drukt zijn zware lijf tegen mij aan. Ik ruik zijn zweet en voel zijn lichaamswarmte. 'Ooooh ja...'
'Blijf van me af!' gil ik onbeheerst.
Geheel onverwacht doet hij wat ik van hem vraag. Hij maakt zich los van mij. Op zijn gezicht een valse grijns. Hij recht zijn rug en kijkt me meewarig aan. Met één hand wrijft hij over zijn opgezwollen mannelijkheid terwijl zijn andere hand iets uit de riem om zijn middel trekt. Het zonlicht blinkt in het harde staal van het lemmet van een dolk. Ik voel hoe mijn spieren verstijven, hoe mijn bewegingen bevriezen. Langzaam verdwijnt zijn hand in zijn broek om zijn opgewonden pik te omvatten terwijl hij met zijn andere hand de dolk voor zijn gezicht houdt. Langzaam komt hij dichterbij. 'Stil maar... schone vrouwe...' hijgt hij.
Langzaam beweegt hij het lemmet naar mijn hoofd tot het ijskoude staal tegen mijn wang rust. Onrustig en opgejaagd haal ik adem. Mijn lippen stijf op elkaar. Hij beweegt het wapen langzaam omlaag, langs mijn kin naar mijn keel. Angstig kijk ik hem in zijn ogen. Ik schrik weer van zijn blik. Zijn blik is afwezig en vol van … lust? 'Ooooh ja, schone jonkvrouwe! Ik ga ervan uit dat jij nog een jonkvrouw bent, dat je maagdelijkheid nog niet bezoedeld is door ander vlees dan het mijne.' Hij knijpt in mijn borst.
Dan duwt hij de dolk verder omlaag. Met zijn hand trekt hij de wambuis hard naar zich toe en snijdt met geweld de stof van mijn hemd en wambuis kapot. Ik voel de koelte van de boslucht tegen mijn naakte huid. 'Oooh ja... Hadewych met je geile begeerlijke lijf... Hadewych van Maupertuus... ' Weer duwt Diederik het koude staal tegen mijn hals. Ik probeer mijn nek lang te maken en mijn hoofd af te wenden, maar ik weet dat ik geen kant op. 'Hadewych, dat kleine ondeugende meisje van vroeger is uitgegroeid tot een aantrekkelijke huwelijkskandidaat, begeerd door menig edelman. Minstreels zullen over je zingen, hoe vurig en fel je bent, net als een loopse moer! Ja daar wil elke rekel zijn pik wel in stoppen.' Zijn hand duwt het staal van het lemmet nog harder in mijn hals. Zijn andere hand daalt van mijn borsten verder omlaag. Lager tot onder mijn navel. Ik sluit mijn benen. Ik pers mijn dijen tegen elkaar. 'Ooooh ja, Hadewych... zelfs in het bijzijn van Adelheid kon ik het niet laten om naar je te kijken en te zien hoe je jaar na jaar rijper werd. Hoe je veranderde van meisje naar neukbare vrouw!' Zijn vingers dringen tussen mijn dijen. 'En in de nacht liet ik Adelheid bij me komen. Dat vrouwtje van mij nam jouw plaats in, God hebbe haar ziel... Ik stelde me voor dat niet Adelheid daar stond, maar jij! Ze moest zich voor mij ontkleden en mijn pik in haar mond nemen... Mij zuigen!'
'Laaat me losss' sis ik.
Zijn mes schraapt langs mijn hals naar onderen. Onze blikken ontmoeten elkaar weer, maar zijn ogen zijn die van een bezetene. Iemand waarin een duivel huist, iemand die door een keisnijder onder handen genomen moet worden. 'Ooooh ja, Hadewych... Ze zoog mijn pik. In en uit gleed mijn pik in haar mond.' Diederik kantelt de dolk zo'n manier dat de punt bijna loodrecht op mijn huid staat. Ondertussen voel ik hoe hij zijn schoen tussen mijn voeten probeert te plaatsen. Hij beweegt de punt van het mes omlaag, tussen mijn borsten door en kantelt het mes verder naar boven. Dan duwt hij het lemmet, met de rug van het mes tegen mijn huid, onder de windsels. Het linnen biedt geen weerstand tegen het vlijmscherpe wapen. Ik voel me naakt en kwetsbaar. 'Ooooh jaaa...' Met kracht plaatst hij zijn been tussen het mijne, waardoor ik gedwongen word mijn benen te open. Ik voel hoe zijn vingers door mijn kuthaartjes glijden, steeds dieper naar onderen.
'Ooooh jaaa... Hadewych... Ik zag je lopen als jong meisje met smalle heupen en kleine tieten en je felrode haar en dacht: jou wil ik neuken. De jacht is geopend! Zo ook bij Adelheid. Ik pakte haar bij haar haren en trok haar omhoog. Mijn pik druipend van haar speeksel. Dan liet ik haar door de kamer lopen. Langs mij heen, helemaal naakt. Ze moest jou spelen. Ze negeerde me, zoals jij ook altijd hebt gedaan... Ze liep me voorbij. Dan riep ik je naam, maar weer negeerde ze me. Tot ik haar greep en haar op bed smeet. "Zooo... mijn kleine Hadewych..." riep ik dan. "Klein roodharig hoertje van me!". En dan liet ik Adelheid haar benen spreiden. Ik liet haar haar handen om haar billen slaan om haar kut open te trekken. Haar natte vette kut! God, ze had echt een lekkere kut, die Adelheid. Goed, ze had zwarte kuthaartjes, maar ik deed net of ze net zo geilrood waren als die van jou.'
Ik voel hoe het mes diep in de zachte huid van mijn borst drukt. Ik durf niet te ademen, bang dat mijn huid onder de druk breekt en de punt in me steekt. Diederik gaat op in zijn eigen verhaal, in de nevelen van zijn fantasieën en de werkelijkheid van het nu. 'Ooooh Jaaa, daar lag ze dan. Met haar dikke tieten en met haar natte kutje te doen alsof ze Hadewych was... Het kleine meisje Hadewych... En dan kon ik haar heerlijk neuken. Dan beukte ik mijn pik diep in haar. Maar ik neukte Hadewych... niet Adelheid. Ze gilde van genot zodra ik mijn pik tussen haar vlees duwde en haar begon te neuken. En dan spoot ik haar uiteindelijk helemaal vol met mijn zaad, Hadewych... Ik spoot je helemaal vol! Ooooh jaaa...'
Tegen mijn buik voel ik een warm vocht dat langzaam naar onderen glijdt. Diederik zijn gezicht is rood en zijn oogbollen draaien weg. Ik zie hoe zijn pik zijn zaad heeft verschoten. Hoe het witte sap in klodders over mijn buik naar mijn rode schaamhaar druipt. 'Ooooh jaaa' kreunt Diederik. Vieze Diederik...
Zijn druk op de dolk verslapt. Hij kon de geilheid niet aan, hij is bezweken onder zijn eigen wellust. Inwendig lach ik, maar uiterlijk staat mijn gezicht strak. Diederik maakt zich los van mij. Zijn pik verslapt en druipt van zijn zaad. Hij ziet er plotseling zielig uit. Zijn schouders voorover, zijn gelaat bleek en zweterig en zijn pik uit zijn broek. Hij zet nog een stap naar achteren. Zijn pik is inmiddels slap en willoos. 'Ooooh jaaa, God ja, je bent een geile hoer!' Dan schudt hij zijn hoofd heen en weer. Hij strekt zijn armen en legt zijn hoofd in zijn nek. Ondertussen propt hij zijn slappe mannelijkheid in zijn broek terug.
'Maak me los!' sis ik kwaad. Ik trek aan het touw aan mijn gebonden polsen.
Hij doet een stap mijn kant op. Ik deins terug. 'Ik maak je los, natuurlijk maak ik je los!' Hij verwijdert het touw van het wiel.
'Zo kan ik je vader niet verzorgen!' Ik wijs naar mijn naaktheid en de enkele linnen lappen die nog om mijn schouders hangen.
'Zo kan ik je vader niet verzorgen!' doet hij me met een piepstemmetje na en begint daarna bulderend te lachen. 'Helaas is Nicolaas de Grote, of Nicolaas de Geweldige of Nicolaas de Zeurderige een uurtje geleden jammerlijk gestorven!'
'Wat???' Ik snel op het rijtuig toe. Met trillende handen open ik de deur. Ik huiver, maar zet door. De gedaante van Nicolaas ligt roerloos in de schaduw.
'Geen redden meer aan...' hoor ik Diederik zeggen. Langzaam wennen mijn ogen aan het beperkte licht, en ik besef dat hulp geen zin meer heeft. Nicolaas’ ogen staren in het niets, zijn gelaat is grauw en asbleek. De dood heeft hem te pakken genomen. Met mijn geboeide polsen reik ik naar zijn hoofd en mijn vingers sluiten zijn ogen. Even sluit ik mijn eigen ogen en prevel een gebed. Dan draai ik me om en verlaat het rijtuig.
'Maak me los!'
Ik houd Diederik mijn polsen voor. Zijn ogen glijden langs mijn lichaam. Hij bekijkt mijn naaktheid, zonder enige schaamte. Zijn ogen rusten op mijn borsten en op mijn schaamhaar waar zijn zaad tussen is blijven hangen.
'Ik moet me aankleden!' sis ik tussen mijn op elkaar geklemde tanden. Ik loop kwaad langs hem heen naar het midden van de open plek. Daar ligt het bewegingsloze lichaam van Koenraad. Ik val op mijn knieën naast hem neer. Op zijn voorhoofd zit een bloederige wond en zijn gelaat is bleek. Ik leg mijn hoofd op zijn borstkas.
'Kleed hem uit!' Ik kijk op. Diederik staat achter me. 'En trek zijn kleren aan! Hij is dood. Hij heeft die kleren niet nodig, en jij wel... Ik wil vertrekken, het is nog een paar uur naar Eikenvoorde. Daar ken ik nog een paar vrouwen die jou wel wat kunnen bijbrengen!'
'Maak me los!'
Ik kom wild overeind en wil gaan schreeuwen, maar tot mijn verbazing maakt Diederik me los. 'En waag het niet om te vluchten, want dan rijg ik je aan mijn zwaard!' Om zijn woorden kracht bij te zetten trekt hij zijn zwaard en wijst met de kling naar mij.
Ik wrijf met mijn handen over mijn polsen die pijnlijk aanvoelen. Dan trek ik de kapotte restanten van mijn wambuis weg. Weer buig ik me over Koenraad. Ik draai met mijn kont naar Diederik toe. Ik streel Koenraad over zijn wang en maak zijn kleding los. Ik merk dat ik begin te huilen. Onhoorbaar voor Diederik. Tranen wellen op en druppen op het gezicht van Koenraad. Zijn wambuis trek ik uit en ik hoor hem zachtjes kreunen. Ik leg een hand over zijn mond. Ik zie zijn ogen open en dicht gaan, heel even maar. Ik schuif over hem heen en buig naar zijn oren. 'Houd je stil. We gaan via Eikenvoorde. Nicolaas is vermoord door Diederik en hij neemt me gedwongen mee! Ik hoop dat Pieter hulp haalt!'
Weer opent hij zijn ogen. Mijn lange haren hangen als een gordijn over ons heen en ontnemen Diederik het zicht.
'Ben je nou aan het bidden voor zijn zielenheil?' hoor ik Diederik honend zeggen.
Ik herhaal fluisterend de woorden die ik eerder sprak. Dan sluit Koenraad zijn ogen weer. Ik kom overeind en ontkleed hem verder tot op zijn onderhemd. Ik voel me moe en moedeloos.
'Ik zeg het niet graag, maar kleed je aan en ga op de bok zitten.' Ik kijk om naar Koenraad die zich roerloos en bleek in het groene gras voor dood houdt. Dan kleed ik me aan en stap zachtjes snikkend op de bok. Mijn kansen om alleen te ontsnappen zijn klein, maar ik weet dat Arnoud en Willem en de anderen onderweg zijn. Misschien heeft Pieter weten te ontsnappen en kan hij met de anderen de achtervolging inzetten.
Diederik werpt mijn kap naar me toe en zegt dat ik mijn haren moet verbergen. 'Gedraag je als een kerel!'
Mijn paard wordt achter de koets gespannen en daarna vertrekken we richting Eikenvoorde. Ik kijk om. Heel ver weg, diep in het bos, hoor ik hoefgetrappel.
Lees verder: Opgejaagd! Hadewych - 10: Verleid
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10