Door: Leen
Datum: 12-03-2025 | Cijfer: 9.3 | Gelezen: 365
Lengte: Lang | Leestijd: 25 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Auto, Betrapt, Borsten, Neuken, Parkeerplaats, Romantiek,
Lengte: Lang | Leestijd: 25 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Auto, Betrapt, Borsten, Neuken, Parkeerplaats, Romantiek,
Vervolg op: Het Satorvierkant - 9: De Ondervraging
Barbara
13 februari 2013 - Hasselt
Barbara
“Bedankt voor de leuke avond, schat.” Hand in hand wandelen we het restaurant uit, de parking op. De zachte zomeravond omhelst ons met een warme bries. De geur van vers gemaaid gras en bloemen vermengt zich met de subtiele parfum die van Barbara's huid opstijgt. Ik adem diep in, wil haar geur vasthouden, opslaan, in mij opnemen. Haar nabijheid doet mijn hart sneller slaan.
"Wolf?" Ik stop abrupt en draai me naar haar toe. Haar stem klinkt zacht, bijna breekbaar, maar de twinkeling in haar Bambi-bruine ogen verraadt iets ondeugends. Mijn buik kriebelt, de vlinders slaan op hol. Ik wil iets zeggen, haar vertellen hoe waanzinnig veel ik van haar hou. Maar voordat ik een woord kan uitbrengen, tilt ze zich een beetje op haar tenen en drukt haar lippen op de mijne. Zacht, warm, teder. Een rilling trekt door mijn ruggengraat.
"Roze wolk," mompel ik tegen haar lippen. Ik glimlach en laat mijn hand speels over haar heup glijden, strijk langs de stof van haar korte kleedje. Ze ziet er betoverend uit, verleidelijk zonder er moeite voor te doen. Barbara slaat haar armen om mijn nek, haar vingers woelen door mijn haar en trekken me dichterbij. Onze kus verdiept zich. Onze ademhaling versnelt, monden openen, tongen vinden elkaar in een dans van verlangen. Mijn handen verkennen haar lichaam, de contouren die ik zo goed ken en zo graag aanraak. Mijn vingertoppen glijden langs de rand van haar kleedje, plagen haar huid terwijl ik het langzaam iets omhoogtrek. "Stoute jongen," fluistert Barbara hees tegen mijn lippen. Haar adem voelt warm tegen mijn huid. Ze duwt zich dichter tegen me aan en drukt haar zachte vormen tegen mij aan. Een hongerig geluid ontsnapt uit haar keel wanneer ik mijn hand op haar onderrug leg en haar nog steviger vastpak. Haar lippen vinden een pad langs mijn kaak, tot aan mijn oor, waar ze speels in mijn oorlel bijt. Ik onderdruk een kreun, mijn lichaam brandt en verlangt naar meer.
Gelach en geschreeuw. Een groep jongeren passeert, hun stemmen rukken ons ruw uit onze bubbel. Onze ogen schieten open. We beseffen plots waar we zijn: midden op een parking. Barbara trekt zich met moeite een stukje terug. Haar wangen kleuren licht rood van schaamte. "Stop, Wolf," fluistert ze gehaast, terwijl ze me aankijkt met ogen waarin desondanks haar verlangen nog steeds als een smeulend vuur brandt. Ik zie hoe ze zich moet bedwingen, hoe graag ze me nu wil. Met moeite laat ik haar los. Mijn adem komt in korte stoten. Mijn lijf schreeuwt om haar, maar ik weet dat we hier niet verder kunnen gaan. "Niet hier," zegt ze met een hese ondertoon. Ze grijpt mijn hand en trekt me mee, haar pas ongeduldig. "Kom naar de auto." Een grijns vormt zich op mijn gezicht. De nacht is nog jong en Barbara is onmiskenbaar ongeduldig. Mijn hart bonkt in mijn borstkas terwijl ik haar volg.
Ik haal mijn autosleutels uit mijn broekzak en ontgrendel de auto. De klik van de deuren lijkt Barbara niet eens op te merken. Voordat ik zelfs maar kan instappen, voel ik plots haar handen tegen mijn borst. In één vloeiende, vastberaden beweging duwt ze me tegen de auto aan. Mijn rug botst tegen het metaal, maar het enige wat ik voel, is haar. Haar warmte, haar energie. Haar lichaam drukt tegen het mijne, warm en verlangend. Haar ademhaling is snel, haar borstkas rijst en daalt in een opwindend ritme. De zachte geur van haar huid vermengt zich met het nachtelijke parfum van vers gemaaid gras en warme zomerwind. Ik kijk haar aan, mijn blik gevangen in de hare. Haar ogen fonkelen ondeugend in het schemerlicht, haar lippen ietsje open, als een uitgenodigde kus. Ik ken die blik. Als ze zo kijkt, betekent dat maar één ding: ze laat zich door niets of niemand tegenhouden. Mijn adem stokt. Alles om me heen vervaagt. De geluiden van de nacht, het zachte geruis van de wind, de verre muziek uit het restaurant—niets bestaat meer. Alleen zij. Haar lippen, haar geur, haar ogen die me fixeren alsof ik het enige ben dat telt.
"Barbara," mompel ik, maar ze schudt haar hoofd.
"Niet praten. Kussen," gebiedt ze hees.
Voordat ik kan reageren, grijpt ze mijn gezicht en trekt me naar zich toe. Onze lippen botsen op elkaar, hongerig, gretig. Ze kust me met een passie die mijn hele lichaam in vuur en vlam zet. Haar mond is warm en veeleisend, haar tong danst speels met de mijne, diep en gulzig. Onze lippen botsen op elkaar, hongerig, gulzig. De aanraking van haar mond stuurt een golf van warmte door mijn lichaam, een rilling die begint in mijn ruggengraat en zich verspreidt tot in mijn vingertoppen. Mijn lippen spelen met de hare, mijn tong verkent haar mond, dieper en dieper. Ze smaakt zoet en intens. Haar lichaam schokt onwillekeurig onder de hartstochtelijke aanval op haar lippen. Ze drukt haar bovenlichaam tegen mijn borst, zodat haar verhitte huid tegen me aan smelt. Haar opgerichte tepels priemen door de dunne stof van haar kleedje en laten me duizelen.
Ik kan haar niet weerstaan. Ze is zo knap, zo verleidelijk, zo onmiskenbaar van mij. Mijn handen glijden naar haar rug en dan naar voren, naar de weelderige rondingen van haar borsten. Ik streel ze eerst zacht, maar al snel wint mijn verlangen het van mijn geduld. Mijn vingers kneden haar volle vormen, mijn duimen cirkelen plagend over haar verhitte huid. Ze zijn perfect, warm en stevig in mijn greep. Barbara laat een ademloze giechel horen en kijkt me met een brutale twinkeling in haar ogen aan.
"Wat?" hijg ik, mijn lippen nog steeds tegen de hare.
"Niks," fluistert ze schijnheilig.
"Wat?" herhaal ik en geef haar een speelse kneep.
Ze lacht zacht en hapt naar adem. "Je raakt mijn borsten aan alsof ze van plastic zijn."
"Zo zien ze er ook uit," plaag ik.
"Eikel," grijnst ze.
"Trut," kaats ik terug, mijn stem zwaar van opwinding.
Barbara laat haar hand tussen ons in naar beneden glijden en vindt de harde welving in mijn broek. Mijn adem stokt terwijl haar vingers speels over de stof van mijn spijkerbroek strelen. De aanraking is net zacht genoeg om me gek te maken. Wanneer ze met een behendige beweging mijn ritssluiting omlaag trekt en haar hand naar binnen laat glijden, schiet er een siddering door mijn lichaam. Haar vingers klemmen zich om me heen, warm en plagerig. Ze streelt me langzaam, haar nagels krassen licht over mijn huid. Ik laat mijn hoofd tegen de auto zakken en sluit even mijn ogen, mijn ademhaling zwaar en schokkerig.
Dan, zonder waarschuwing, pak ik haar bij haar heupen en draai haar resoluut om. Een klein, verrast geluid ontsnapt haar lippen wanneer ze met haar buik tegen de motorkap belandt. Ik voel hoe ze beeft, maar niet van angst. Nee, ze wil dit net zo graag als ik. Haar handen rusten op het koele metaal, haar rug licht gekromd, haar jurk uitdagend opgetrokken. Ik laat mijn hand over de ronde welving van haar billen glijden, een plagende aanraking die haar ademhaling doet haperen. "Wolf..." haar stem is nauwelijks meer dan een fluistering, maar de smeulende honger erin laat me mijn grip verstevigen. Ik trek aan de rand van haar slipje, langzaam, tergend, terwijl ik mijn vingers over haar huid laat glijden. De dunne stof schuift centimeter voor centimeter naar beneden, tot het rond haar dijen hangt. De opwinding tussen ons is om te snijden, de spanning zindert in de warme nachtelijke lucht.
Mijn vingertoppen strelen haar bovenbenen, voelen hoe warm en klam haar huid is. Hoe dichter ik bij haar kern kom, hoe vochtiger het wordt. Barbara ademt zwaar, haar rug bolt een beetje terwijl ze zich volledig aan me overgeeft. Ik neem een klein beetje afstand, net genoeg om haar gezicht te zien. Haar ogen zijn gesloten, haar tanden verzinken in haar onderlip, alsof ze zich wil verzetten tegen de rillingen van genot die door haar lijf trekken. Maar ik weet dat ze zich niet kan inhouden. Niet bij mij.
"Je bent zo nat," mompel ik hees, en ik zie hoe een siddering door haar heen trekt bij mijn woorden. Ik buig me over haar heen, druk een kus in haar nek terwijl mijn vingers zich dieper tussen haar dijen begeven. Ze kreunt zachtjes, haar knokkels wit terwijl ze zich aan de rand van de auto vasthoudt. "Ik wil je nu," hijgt ze, haar stem een mengeling van smeekbede en uitdaging. Dat is alles wat ik nodig heb. Met trillende handen laat ik mijn broek over mijn heupen zakken. Mijn boxer volgt snel, en een seconde later druk ik me tegen haar aan. Mijn handen vinden haar heupen en trekken haar naar me toe. Ik voel haar warmte, haar zachtheid, de pure hunkering van haar lichaam naar het mijne.
Met één krachtige beweging glijd ik in haar. Barbara’s adem stokt, haar nagels schrapen over de motorkap terwijl ze zich aan de auto vastgrijpt. Mijn spieren spannen zich aan bij de overweldigende sensatie. Haar warmte omhult me volledig, sleurt me dieper in haar wereld. Ik trek me bijna helemaal terug en duw me dan weer in haar, traag en krachtig. Haar lichaam beweegt mee, haar rug holt zich iets verder, haar benen spreiden zich iets wijder. De nacht lijkt alleen nog maar uit ons te bestaan, uit dit moment, uit de rauwe, pure hunkering tussen ons. "Harder," fluistert ze schor, en ik gehoorzaam. Mijn grip op haar heupen verstevigt, mijn bewegingen versnellen. Onze ademhaling mengt zich, onze lichamen bewegen in een instinctief ritme, diep en hongerig. Haar kreunen worden luider, haar lichaam trilt bij elke krachtige stoot. Mijn vingers glijden over haar rug, over haar taille, grijpen haar steviger vast terwijl ik mezelf volledig aan haar overgeef.
Een motor start. Dichtbij. Té dichtbij.
Onze lichamen, daarnet nog in volledige harmonie, verstijven abrupt. Het is alsof de tijd stilvalt, alsof de nacht zijn adem inhoudt. Mijn hart bonkt wild in mijn borst, elke slag een echo van naderend onheil. Met een ruk draai ik mijn hoofd. Op amper een paar meter afstand springen koplampen aan. Fel. Verblindend. Genadeloos wit licht baadt ons plotseling in een schijnwerper van ontdekking. Barbara schrikt, haar adem hapert. Een verstikte kreet ontsnapt aan haar lippen voordat ze zich tegen me aandrukt, haar nagels in mijn armen geboord. Haar ademhaling is schokkerig, paniekerig. Ik voel hoe ze trilt. Mijn eigen adem stokt. Mijn longen voelen te klein, alsof ik door een rietje probeer te ademen. Adrenaline raast door mijn lijf als een elektrische schok. Mijn gedachten schieten alle kanten op. Wie? Wat hebben ze gezien? Hoeveel?
Elke seconde rekt zich uit tot een eeuwigheid.
"Shit," sist Barbara. Haar handen vliegen naar haar jurk, ze trekt de stof omlaag in een paniekerige, gehaaste beweging. Ik draai me half om, worstel met mijn broek. Mijn vingers voelen klam, glijden over de gesp. Mijn hart bonkt zo hard dat ik het overal in mijn lijf voel.
De auto blijft stilstaan. De koplampen blijven genadeloos op ons gericht. Een golf van misselijkheid trekt door mijn maag. De nacht voelt plots dreigend, de wereld te groot en tegelijkertijd te klein. Barbara jammert zacht. "Nee nee nee..." Haar stem is nauwelijks hoorbaar. Het is niet meer dan een beverig gefluister. "Ze blijven kijken. Ik wéét dat ze alles gezien hebben." Haar vingers grijpen mijn pols, koud en klemvast. Mijn ogen flitsen terug naar de auto. Nog steeds geen beweging. Geen portier dat opengaat. Geen silhouetten die uitstappen. Gewoon... kijken. Mijn adem stokt. "Rij weg..." fluistert Barbara smekend, haar stem dun van angst. "Toe... ga gewoon wég..." Maar de auto beweegt niet.
Het wachten wordt verstikkend. De stilte drukt op mijn borst, zwaarder dan de hete adem van onze passie van daarnet. Ik trek Barbara steviger tegen me aan, of het nu is om haar te beschermen of mezelf houvast te geven, ik weet het niet. Haar lichaam schokt, haar hart bonkt tegen mijn borstkas. Haar ademhaling is snel, gejaagd. De seconden kruipen voorbij. Elke vezel in mijn lijf schreeuwt om actie, om vluchten, om vechten—maar we zitten gevangen in die felle lichtbundels, als opgejaagd wild.
"Oh my God..." Barbara's stem is niet meer dan een ademtocht. Haar nagels priemen in mijn huid. Elke vezel in mijn lijf staat strakgespannen. Mijn spieren zijn klaar om te springen, om haar mee te trekken, om iets—íets—te doen. Maar ik weet niet wat. En dan, eindelijk, komt er beweging. Langzaam, tergend langzaam, begint de wagen achteruit te rollen. Niet abrupt. Nee, dit is beheerst. Alsof ze expres de spanning willen rekken. Alsof ze willen laten weten: we zagen jullie. We zagen álles. De koplampen glijden weg, laten ons eindelijk los uit hun verstikkende greep. Pas wanneer de lichten oplossen in de verte, lijkt de tijd weer te bewegen.
Een rilling loopt over mijn rug. Barbara zucht. "Foute boel," fluistert ze. "Het is voorbij," zeg ik, mijn stem schor. “Zo erg was het niet.” Barbara kijkt me aan, haar ogen donker en flitsend. "Nou, dat vind ík wel." Ze slikt moeizaam. "Ik vond het akelig, Wolf." Haar woorden snijden door me heen. Ik adem diep in, probeer de spanning van me af te schudden. Mijn handen glijden naar haar heupen, een gebaar van troost, van geruststelling. Ik buig me voorover en druk een zachte kus tegen haar slaap. Haar huid is warm, maar onder die warmte zit nog steeds een onderhuidse rilling. Mijn vingers glijden gedachteloos langs haar benen. Ik voel de klamme hitte van haar huid, de sporen van wat we hier net deden. De geur van haar hangt nog in de lucht, zoet en verslavend. En ondanks alles reageert mijn lichaam. Mijn pik komt weer tot leven, doordrenkt met de herinnering aan daarnet, aan haar, aan hoe het voelde. Barbara merkt het.
Ze trekt haar hoofd iets terug en schudt zwak haar hoofd. "Laten we alsjeblieft gaan," mompelt ze. Haar stem breekt de betovering. Ik zucht diep. De nacht is niet langer een speeltuin. De lucht voelt zwaar, de duisternis beklemmend in plaats van verleidelijk. "Kom," zeg ik. "Naar huis. We hebben nog een hele nacht voor ons." Barbara glimlacht zwakjes, maar het haalt haar ogen niet. Ze knikt alleen. Zonder nog een woord te wisselen, ruilen we onze verhitte plek onder de sterren in voor de beklemmende ruimte van de auto. De opwinding is verdampt, opgelost in de kille nacht.
Ik start de motor, klem mijn handen om het stuur en trap het gaspedaal in. De auto versnelt bruusk. De motor gromt als een beest dat op de vlucht is. Lichten schieten voorbij in lange, wazige strepen en schaduwen dansen als spookbeelden langs de weg. Mijn handen klemmen zich zo strak om het stuur dat mijn knokkels wit uitslaan. Mijn hart bonkt wild in mijn borstkas, een dreunende dreiging die zich in mijn oren hamert. Naast me zit Barbara, haar ademhaling oppervlakkig en snel, haar vingers verstrakt om de rand van de stoel. Haar ogen zijn gericht op de donkere wereld buiten. Ze voelt de spanning net zo intens als ik, de geladen stilte die tussen ons hangt, als een onzichtbare muur die elk moment kan breken.
Dan, een ijzingwekkende gil. "Pas op!" Barbara’s stem is een rauwe kreet, hoog en trillend van paniek. Mijn ogen sperren zich wijd open. Daar, midden op de weg, staat een figuur—zomaar opgedoken uit de duisternis. Een vrouw. Ze staat onbeweeglijk, haar lange zwarte cape klappert lichtjes in de wind, als een schaduw die zich los heeft gescheurd van de nacht. De koplampen hullen haar in een onnatuurlijk fel licht, waardoor haar gelaat hol lijkt en haar ogen diepe kelders van duisternis. De straat reflecteert haar silhouet in flakkerende patronen en even heb ik de indruk dat ze zweeft. Als een geest. Als iets wat hier niet hoort te zijn. Haar silhouet is scherp, onheilspellend, als een nachtmerrie die uit het donker is gegroeid.
Mijn reflexen nemen het over. Mijn voet ramt het rempedaal, mijn handen trekken instinctief aan het stuur. De banden krijsen over het wegdek, gieren als een dier dat aan stukken wordt gereten. De wereld vertraagt. Het voelt alsof de tijd zich uitstrekt, een paar seconden die eindeloos duren. De auto kantelt, glijdt, verliest de controle. De zwaartekracht lijkt zijn grip op ons te verliezen.
Dan—de eerste klap. Een oorverdovend gekraak van metaal dat kreukelt, glas dat versplintert als ijs. Mijn lichaam schiet naar voren, de gordel rukt zich in mijn borst als een ijzeren vuist die me tegenhoudt. De auto slaat over de kop. Eén keer. Nog een keer. De wereld wordt een chaotische draaikolk van licht, geluid, en pijn. Mijn hoofd klapt tegen de hoofdsteun, mijn blik flitst naar Barbara. Haar gezicht is verwrongen van angst, haar mond in een geluidloze schreeuw. Ik reik naar haar, mijn vingers trillen in de duisternis, maar de wereld trekt haar steeds verder van me weg.
De laatste klap is verwoestend. Met een dreun komen we tot stilstand. De auto is verwrongen, opengescheurd als een blikje onder een laars. De voorruit is verdwenen, slechts een gapende opening vol scherpe glassplinters blijft over. Een ijzige wind raast naar binnen en snijdt in mijn huid. Mijn hoofd voelt zwaar, alsof het vol zit met dikke mist. Mijn ademhaling is schokkerig, moeizaam. Iets warms sijpelt langs mijn slaap. Bloed. Mijn gedachten zijn een warboel, maar dan hoor ik het.
Een zwakke, gebroken stem. "Barbara," fluister ik. Ik draai mijn hoofd naar haar toe. Ze zit nog steeds in haar stoel, haar hoofd is naar voren gebogen. Haar haar kleeft in warrige strengen aan haar bebloede gezicht. Haar borstkas beweegt, onregelmatig, schokkerig. Haar ogen fladderen open. Troebel. Vol pijn. Ze zoekt me. Haar blik glijdt langzaam omhoog tot ze de mijne ontmoet. Haar lippen beven in een poging tot woorden die niet meteen komen. Dan, met een stem die nauwelijks meer is dan een ademtocht, een fluistering, een stervend vuur: “Kus me.”
Mijn hart breekt bij het horen van haar stem. Ik reik naar haar, mijn hand trilt. Ik laat mijn vingers voorzichtig over haar wang glijden. Haar huid voelt koud aan, veel te koud. "Je moet volhouden," zeg ik, mijn stem breekt halverwege. "We halen hulp. Je moet blijven vechten, Barbara." Haar lippen trekken zich in een zwakke glimlach. Een trieste, gelaten glimlach. Ze weet het. Ik weet het. "Ik… ik wil niet alleen zijn," fluistert ze. Haar ogen glanzen, een eenzame traan rolt over haar wang, vermengt zich met het bloed. "Blijf… blijf bij me." Ik knik heftig, mijn hand stevig rond de hare geklemd. "Ik ga nergens heen," zeg ik. "Ik blijf hier. Bij jou." Ze ademt moeizaam in, haar borstkas rijst nauwelijks meer. Haar blik blijft aan de mijne hangen, een stil, wanhopig verzoek. Haar lippen bewegen opnieuw. Het kost haar zichtbaar moeite om te spreken, haar stem is nauwelijks hoorbaar.
"Kus me," mompelt ze opnieuw. Mijn hart stokt. Ik aarzel geen seconde. Voorzichtig glijdt mijn hand onder haar hoofd. Ik til haar gezicht op en breng mijn lippen naar de hare. Haar mond is warm, maar zwak. Haar adem is een flakkerend vlammetje dat op het punt staat uit te doven. Ik proef het zout van haar tranen, het ijle restje van haar kracht. Het is een kus zoals geen enkele andere—geen passie, geen verlangen, alleen een rauwe smeekbede. Een wanhopig vastgrijpen aan het laatste beetje leven dat haar nog rest. Ze beeft onder mijn aanraking, haar hand glijdt trillend omhoog en vindt mijn gezicht. Haar vingers zijn koud, zwak, en toch dwingend. Ze strelen mijn kaak, rusten even tegen mijn wang, alsof ze me probeert te herinneren, elk detail van me in zich opneemt. Haar lippen bewegen nog eenmaal tegen de mijne, een laatste, zachte zucht ontsnapt haar mond.
Dan voel ik het. Haar lichaam ontspant, haar vingers glijden van mijn gezicht. Haar ademhaling stopt, haar lippen blijven stil. Ik trek langzaam mijn hoofd terug en kijk haar aan. Haar ogen zijn nog halfopen, maar het licht erin is verdwenen. Leeg. Stil. "Nee…" fluister ik. Mijn stem is rauw, gebroken. Ik schud haar, mijn handen grijpen haar schouders. "Barbara?" Haar naam is een snik die uit mijn borstkas wordt gerukt. "Nee, nee, nee… Blijf bij me!" Mijn tranen vallen op haar huid, rollen langs haar slaap, mengen zich met het bloed.
Ik weet het. Maar ik weiger het te accepteren. Een golf van duizeligheid slaat over me heen. De wereld lijkt plotseling verder weg, geluiden vervormen, worden dof, alsof ze door water heen klinken. Mijn hoofd voelt zwaar, mijn zicht wazig. Ik knipper, probeer me te focussen, maar alles om me heen begint te draaien. De geur van benzine en bloed vult mijn neus, verstikkend, misselijkmakend. Mijn vingers verzwakken, glijden langzaam van Barbara’s gezicht. Ik probeer haar naam nog een keer te zeggen, maar mijn stem komt niet meer uit mijn keel. Mijn lippen vormen de klank, maar ik hoor niets meer. Mijn borst voelt loodzwaar. Mijn lichaam weigert te luisteren.
Dan, ineens, niets. Zwart. Leegte.
Hoe lang ik weg ben, weet ik niet. Misschien een paar seconden. Misschien langer. Maar dan hoor ik een stem. "Hey. Blijf bij ons." Een lichte schok trekt door mijn lijf. Er duwt iets kouds tegen mijn wang. Lucht prikt in mijn longen. Het voelt alsof ik vanuit de diepte van een oceaan omhoogkom, langzaam, moeizaam. Mijn ogen knipperen open en ik zie een gezicht boven me. Felle lichten flitsen in mijn gezichtsveld, en ergens verderop loeit een sirene. "Kan je me horen?" Mijn mond is droog, mijn tong zwaar. Ik knik zwak. Mijn gedachten trekken zich langzaam weer bij elkaar. De chaos om me heen wordt scherper. Flitsende zwaailichten. Bewegende schimmen. De geur van rook en olie in de lucht. En dan komt het besef als een mokerslag. Barbara. Ik draai mijn hoofd met een ruk, zoek haar, voel paniek als een koude hand om mijn keel grijpen. Maar een sterke hand duwt me voorzichtig terug.
"Rustig aan. Je bent gewond," zegt de ambulancebroeder. Zijn stem is kalm, maar zijn blik is ernstig. "Barbara," fluister ik. Mijn borst brandt bij haar naam. "Waar is ze?" Een aarzeling. Een blik die alles zegt. "Het spijt me," zegt hij. Zijn stem is zacht, maar onverbiddelijk. Alles in mij bevriest. Mijn ademhaling hapert. Het is alsof de grond onder me openscheurt, alsof de wereld me opslokt. De pijn komt pas later. Eerst is er alleen leegte.
Een rauwe, dierlijke kreet ontsnapt uit mijn keel. Mijn wereld is ingestort. De laatste kus brandt nog op mijn lippen, een laatste echo van wat ooit was. Een herinnering die ik nooit zal kunnen vergeten. En terwijl de sirenes gillen en de nacht zich om me heen sluit, weet ik het zeker. Een deel van mij is met haar gestorven.
I held her close, I kissed her our last kiss
I found the love that I knew I would miss
But now she's gone, even though I hold her tight
I lost my love, my life that night.
(Pearl Jam – Last Kiss)
Barbara
“Bedankt voor de leuke avond, schat.” Hand in hand wandelen we het restaurant uit, de parking op. De zachte zomeravond omhelst ons met een warme bries. De geur van vers gemaaid gras en bloemen vermengt zich met de subtiele parfum die van Barbara's huid opstijgt. Ik adem diep in, wil haar geur vasthouden, opslaan, in mij opnemen. Haar nabijheid doet mijn hart sneller slaan.
"Wolf?" Ik stop abrupt en draai me naar haar toe. Haar stem klinkt zacht, bijna breekbaar, maar de twinkeling in haar Bambi-bruine ogen verraadt iets ondeugends. Mijn buik kriebelt, de vlinders slaan op hol. Ik wil iets zeggen, haar vertellen hoe waanzinnig veel ik van haar hou. Maar voordat ik een woord kan uitbrengen, tilt ze zich een beetje op haar tenen en drukt haar lippen op de mijne. Zacht, warm, teder. Een rilling trekt door mijn ruggengraat.
"Roze wolk," mompel ik tegen haar lippen. Ik glimlach en laat mijn hand speels over haar heup glijden, strijk langs de stof van haar korte kleedje. Ze ziet er betoverend uit, verleidelijk zonder er moeite voor te doen. Barbara slaat haar armen om mijn nek, haar vingers woelen door mijn haar en trekken me dichterbij. Onze kus verdiept zich. Onze ademhaling versnelt, monden openen, tongen vinden elkaar in een dans van verlangen. Mijn handen verkennen haar lichaam, de contouren die ik zo goed ken en zo graag aanraak. Mijn vingertoppen glijden langs de rand van haar kleedje, plagen haar huid terwijl ik het langzaam iets omhoogtrek. "Stoute jongen," fluistert Barbara hees tegen mijn lippen. Haar adem voelt warm tegen mijn huid. Ze duwt zich dichter tegen me aan en drukt haar zachte vormen tegen mij aan. Een hongerig geluid ontsnapt uit haar keel wanneer ik mijn hand op haar onderrug leg en haar nog steviger vastpak. Haar lippen vinden een pad langs mijn kaak, tot aan mijn oor, waar ze speels in mijn oorlel bijt. Ik onderdruk een kreun, mijn lichaam brandt en verlangt naar meer.
Gelach en geschreeuw. Een groep jongeren passeert, hun stemmen rukken ons ruw uit onze bubbel. Onze ogen schieten open. We beseffen plots waar we zijn: midden op een parking. Barbara trekt zich met moeite een stukje terug. Haar wangen kleuren licht rood van schaamte. "Stop, Wolf," fluistert ze gehaast, terwijl ze me aankijkt met ogen waarin desondanks haar verlangen nog steeds als een smeulend vuur brandt. Ik zie hoe ze zich moet bedwingen, hoe graag ze me nu wil. Met moeite laat ik haar los. Mijn adem komt in korte stoten. Mijn lijf schreeuwt om haar, maar ik weet dat we hier niet verder kunnen gaan. "Niet hier," zegt ze met een hese ondertoon. Ze grijpt mijn hand en trekt me mee, haar pas ongeduldig. "Kom naar de auto." Een grijns vormt zich op mijn gezicht. De nacht is nog jong en Barbara is onmiskenbaar ongeduldig. Mijn hart bonkt in mijn borstkas terwijl ik haar volg.
Ik haal mijn autosleutels uit mijn broekzak en ontgrendel de auto. De klik van de deuren lijkt Barbara niet eens op te merken. Voordat ik zelfs maar kan instappen, voel ik plots haar handen tegen mijn borst. In één vloeiende, vastberaden beweging duwt ze me tegen de auto aan. Mijn rug botst tegen het metaal, maar het enige wat ik voel, is haar. Haar warmte, haar energie. Haar lichaam drukt tegen het mijne, warm en verlangend. Haar ademhaling is snel, haar borstkas rijst en daalt in een opwindend ritme. De zachte geur van haar huid vermengt zich met het nachtelijke parfum van vers gemaaid gras en warme zomerwind. Ik kijk haar aan, mijn blik gevangen in de hare. Haar ogen fonkelen ondeugend in het schemerlicht, haar lippen ietsje open, als een uitgenodigde kus. Ik ken die blik. Als ze zo kijkt, betekent dat maar één ding: ze laat zich door niets of niemand tegenhouden. Mijn adem stokt. Alles om me heen vervaagt. De geluiden van de nacht, het zachte geruis van de wind, de verre muziek uit het restaurant—niets bestaat meer. Alleen zij. Haar lippen, haar geur, haar ogen die me fixeren alsof ik het enige ben dat telt.
"Barbara," mompel ik, maar ze schudt haar hoofd.
"Niet praten. Kussen," gebiedt ze hees.
Voordat ik kan reageren, grijpt ze mijn gezicht en trekt me naar zich toe. Onze lippen botsen op elkaar, hongerig, gretig. Ze kust me met een passie die mijn hele lichaam in vuur en vlam zet. Haar mond is warm en veeleisend, haar tong danst speels met de mijne, diep en gulzig. Onze lippen botsen op elkaar, hongerig, gulzig. De aanraking van haar mond stuurt een golf van warmte door mijn lichaam, een rilling die begint in mijn ruggengraat en zich verspreidt tot in mijn vingertoppen. Mijn lippen spelen met de hare, mijn tong verkent haar mond, dieper en dieper. Ze smaakt zoet en intens. Haar lichaam schokt onwillekeurig onder de hartstochtelijke aanval op haar lippen. Ze drukt haar bovenlichaam tegen mijn borst, zodat haar verhitte huid tegen me aan smelt. Haar opgerichte tepels priemen door de dunne stof van haar kleedje en laten me duizelen.
Ik kan haar niet weerstaan. Ze is zo knap, zo verleidelijk, zo onmiskenbaar van mij. Mijn handen glijden naar haar rug en dan naar voren, naar de weelderige rondingen van haar borsten. Ik streel ze eerst zacht, maar al snel wint mijn verlangen het van mijn geduld. Mijn vingers kneden haar volle vormen, mijn duimen cirkelen plagend over haar verhitte huid. Ze zijn perfect, warm en stevig in mijn greep. Barbara laat een ademloze giechel horen en kijkt me met een brutale twinkeling in haar ogen aan.
"Wat?" hijg ik, mijn lippen nog steeds tegen de hare.
"Niks," fluistert ze schijnheilig.
"Wat?" herhaal ik en geef haar een speelse kneep.
Ze lacht zacht en hapt naar adem. "Je raakt mijn borsten aan alsof ze van plastic zijn."
"Zo zien ze er ook uit," plaag ik.
"Eikel," grijnst ze.
"Trut," kaats ik terug, mijn stem zwaar van opwinding.
Barbara laat haar hand tussen ons in naar beneden glijden en vindt de harde welving in mijn broek. Mijn adem stokt terwijl haar vingers speels over de stof van mijn spijkerbroek strelen. De aanraking is net zacht genoeg om me gek te maken. Wanneer ze met een behendige beweging mijn ritssluiting omlaag trekt en haar hand naar binnen laat glijden, schiet er een siddering door mijn lichaam. Haar vingers klemmen zich om me heen, warm en plagerig. Ze streelt me langzaam, haar nagels krassen licht over mijn huid. Ik laat mijn hoofd tegen de auto zakken en sluit even mijn ogen, mijn ademhaling zwaar en schokkerig.
Dan, zonder waarschuwing, pak ik haar bij haar heupen en draai haar resoluut om. Een klein, verrast geluid ontsnapt haar lippen wanneer ze met haar buik tegen de motorkap belandt. Ik voel hoe ze beeft, maar niet van angst. Nee, ze wil dit net zo graag als ik. Haar handen rusten op het koele metaal, haar rug licht gekromd, haar jurk uitdagend opgetrokken. Ik laat mijn hand over de ronde welving van haar billen glijden, een plagende aanraking die haar ademhaling doet haperen. "Wolf..." haar stem is nauwelijks meer dan een fluistering, maar de smeulende honger erin laat me mijn grip verstevigen. Ik trek aan de rand van haar slipje, langzaam, tergend, terwijl ik mijn vingers over haar huid laat glijden. De dunne stof schuift centimeter voor centimeter naar beneden, tot het rond haar dijen hangt. De opwinding tussen ons is om te snijden, de spanning zindert in de warme nachtelijke lucht.
Mijn vingertoppen strelen haar bovenbenen, voelen hoe warm en klam haar huid is. Hoe dichter ik bij haar kern kom, hoe vochtiger het wordt. Barbara ademt zwaar, haar rug bolt een beetje terwijl ze zich volledig aan me overgeeft. Ik neem een klein beetje afstand, net genoeg om haar gezicht te zien. Haar ogen zijn gesloten, haar tanden verzinken in haar onderlip, alsof ze zich wil verzetten tegen de rillingen van genot die door haar lijf trekken. Maar ik weet dat ze zich niet kan inhouden. Niet bij mij.
"Je bent zo nat," mompel ik hees, en ik zie hoe een siddering door haar heen trekt bij mijn woorden. Ik buig me over haar heen, druk een kus in haar nek terwijl mijn vingers zich dieper tussen haar dijen begeven. Ze kreunt zachtjes, haar knokkels wit terwijl ze zich aan de rand van de auto vasthoudt. "Ik wil je nu," hijgt ze, haar stem een mengeling van smeekbede en uitdaging. Dat is alles wat ik nodig heb. Met trillende handen laat ik mijn broek over mijn heupen zakken. Mijn boxer volgt snel, en een seconde later druk ik me tegen haar aan. Mijn handen vinden haar heupen en trekken haar naar me toe. Ik voel haar warmte, haar zachtheid, de pure hunkering van haar lichaam naar het mijne.
Met één krachtige beweging glijd ik in haar. Barbara’s adem stokt, haar nagels schrapen over de motorkap terwijl ze zich aan de auto vastgrijpt. Mijn spieren spannen zich aan bij de overweldigende sensatie. Haar warmte omhult me volledig, sleurt me dieper in haar wereld. Ik trek me bijna helemaal terug en duw me dan weer in haar, traag en krachtig. Haar lichaam beweegt mee, haar rug holt zich iets verder, haar benen spreiden zich iets wijder. De nacht lijkt alleen nog maar uit ons te bestaan, uit dit moment, uit de rauwe, pure hunkering tussen ons. "Harder," fluistert ze schor, en ik gehoorzaam. Mijn grip op haar heupen verstevigt, mijn bewegingen versnellen. Onze ademhaling mengt zich, onze lichamen bewegen in een instinctief ritme, diep en hongerig. Haar kreunen worden luider, haar lichaam trilt bij elke krachtige stoot. Mijn vingers glijden over haar rug, over haar taille, grijpen haar steviger vast terwijl ik mezelf volledig aan haar overgeef.
Een motor start. Dichtbij. Té dichtbij.
Onze lichamen, daarnet nog in volledige harmonie, verstijven abrupt. Het is alsof de tijd stilvalt, alsof de nacht zijn adem inhoudt. Mijn hart bonkt wild in mijn borst, elke slag een echo van naderend onheil. Met een ruk draai ik mijn hoofd. Op amper een paar meter afstand springen koplampen aan. Fel. Verblindend. Genadeloos wit licht baadt ons plotseling in een schijnwerper van ontdekking. Barbara schrikt, haar adem hapert. Een verstikte kreet ontsnapt aan haar lippen voordat ze zich tegen me aandrukt, haar nagels in mijn armen geboord. Haar ademhaling is schokkerig, paniekerig. Ik voel hoe ze trilt. Mijn eigen adem stokt. Mijn longen voelen te klein, alsof ik door een rietje probeer te ademen. Adrenaline raast door mijn lijf als een elektrische schok. Mijn gedachten schieten alle kanten op. Wie? Wat hebben ze gezien? Hoeveel?
Elke seconde rekt zich uit tot een eeuwigheid.
"Shit," sist Barbara. Haar handen vliegen naar haar jurk, ze trekt de stof omlaag in een paniekerige, gehaaste beweging. Ik draai me half om, worstel met mijn broek. Mijn vingers voelen klam, glijden over de gesp. Mijn hart bonkt zo hard dat ik het overal in mijn lijf voel.
De auto blijft stilstaan. De koplampen blijven genadeloos op ons gericht. Een golf van misselijkheid trekt door mijn maag. De nacht voelt plots dreigend, de wereld te groot en tegelijkertijd te klein. Barbara jammert zacht. "Nee nee nee..." Haar stem is nauwelijks hoorbaar. Het is niet meer dan een beverig gefluister. "Ze blijven kijken. Ik wéét dat ze alles gezien hebben." Haar vingers grijpen mijn pols, koud en klemvast. Mijn ogen flitsen terug naar de auto. Nog steeds geen beweging. Geen portier dat opengaat. Geen silhouetten die uitstappen. Gewoon... kijken. Mijn adem stokt. "Rij weg..." fluistert Barbara smekend, haar stem dun van angst. "Toe... ga gewoon wég..." Maar de auto beweegt niet.
Het wachten wordt verstikkend. De stilte drukt op mijn borst, zwaarder dan de hete adem van onze passie van daarnet. Ik trek Barbara steviger tegen me aan, of het nu is om haar te beschermen of mezelf houvast te geven, ik weet het niet. Haar lichaam schokt, haar hart bonkt tegen mijn borstkas. Haar ademhaling is snel, gejaagd. De seconden kruipen voorbij. Elke vezel in mijn lijf schreeuwt om actie, om vluchten, om vechten—maar we zitten gevangen in die felle lichtbundels, als opgejaagd wild.
"Oh my God..." Barbara's stem is niet meer dan een ademtocht. Haar nagels priemen in mijn huid. Elke vezel in mijn lijf staat strakgespannen. Mijn spieren zijn klaar om te springen, om haar mee te trekken, om iets—íets—te doen. Maar ik weet niet wat. En dan, eindelijk, komt er beweging. Langzaam, tergend langzaam, begint de wagen achteruit te rollen. Niet abrupt. Nee, dit is beheerst. Alsof ze expres de spanning willen rekken. Alsof ze willen laten weten: we zagen jullie. We zagen álles. De koplampen glijden weg, laten ons eindelijk los uit hun verstikkende greep. Pas wanneer de lichten oplossen in de verte, lijkt de tijd weer te bewegen.
Een rilling loopt over mijn rug. Barbara zucht. "Foute boel," fluistert ze. "Het is voorbij," zeg ik, mijn stem schor. “Zo erg was het niet.” Barbara kijkt me aan, haar ogen donker en flitsend. "Nou, dat vind ík wel." Ze slikt moeizaam. "Ik vond het akelig, Wolf." Haar woorden snijden door me heen. Ik adem diep in, probeer de spanning van me af te schudden. Mijn handen glijden naar haar heupen, een gebaar van troost, van geruststelling. Ik buig me voorover en druk een zachte kus tegen haar slaap. Haar huid is warm, maar onder die warmte zit nog steeds een onderhuidse rilling. Mijn vingers glijden gedachteloos langs haar benen. Ik voel de klamme hitte van haar huid, de sporen van wat we hier net deden. De geur van haar hangt nog in de lucht, zoet en verslavend. En ondanks alles reageert mijn lichaam. Mijn pik komt weer tot leven, doordrenkt met de herinnering aan daarnet, aan haar, aan hoe het voelde. Barbara merkt het.
Ze trekt haar hoofd iets terug en schudt zwak haar hoofd. "Laten we alsjeblieft gaan," mompelt ze. Haar stem breekt de betovering. Ik zucht diep. De nacht is niet langer een speeltuin. De lucht voelt zwaar, de duisternis beklemmend in plaats van verleidelijk. "Kom," zeg ik. "Naar huis. We hebben nog een hele nacht voor ons." Barbara glimlacht zwakjes, maar het haalt haar ogen niet. Ze knikt alleen. Zonder nog een woord te wisselen, ruilen we onze verhitte plek onder de sterren in voor de beklemmende ruimte van de auto. De opwinding is verdampt, opgelost in de kille nacht.
Ik start de motor, klem mijn handen om het stuur en trap het gaspedaal in. De auto versnelt bruusk. De motor gromt als een beest dat op de vlucht is. Lichten schieten voorbij in lange, wazige strepen en schaduwen dansen als spookbeelden langs de weg. Mijn handen klemmen zich zo strak om het stuur dat mijn knokkels wit uitslaan. Mijn hart bonkt wild in mijn borstkas, een dreunende dreiging die zich in mijn oren hamert. Naast me zit Barbara, haar ademhaling oppervlakkig en snel, haar vingers verstrakt om de rand van de stoel. Haar ogen zijn gericht op de donkere wereld buiten. Ze voelt de spanning net zo intens als ik, de geladen stilte die tussen ons hangt, als een onzichtbare muur die elk moment kan breken.
Dan, een ijzingwekkende gil. "Pas op!" Barbara’s stem is een rauwe kreet, hoog en trillend van paniek. Mijn ogen sperren zich wijd open. Daar, midden op de weg, staat een figuur—zomaar opgedoken uit de duisternis. Een vrouw. Ze staat onbeweeglijk, haar lange zwarte cape klappert lichtjes in de wind, als een schaduw die zich los heeft gescheurd van de nacht. De koplampen hullen haar in een onnatuurlijk fel licht, waardoor haar gelaat hol lijkt en haar ogen diepe kelders van duisternis. De straat reflecteert haar silhouet in flakkerende patronen en even heb ik de indruk dat ze zweeft. Als een geest. Als iets wat hier niet hoort te zijn. Haar silhouet is scherp, onheilspellend, als een nachtmerrie die uit het donker is gegroeid.
Mijn reflexen nemen het over. Mijn voet ramt het rempedaal, mijn handen trekken instinctief aan het stuur. De banden krijsen over het wegdek, gieren als een dier dat aan stukken wordt gereten. De wereld vertraagt. Het voelt alsof de tijd zich uitstrekt, een paar seconden die eindeloos duren. De auto kantelt, glijdt, verliest de controle. De zwaartekracht lijkt zijn grip op ons te verliezen.
Dan—de eerste klap. Een oorverdovend gekraak van metaal dat kreukelt, glas dat versplintert als ijs. Mijn lichaam schiet naar voren, de gordel rukt zich in mijn borst als een ijzeren vuist die me tegenhoudt. De auto slaat over de kop. Eén keer. Nog een keer. De wereld wordt een chaotische draaikolk van licht, geluid, en pijn. Mijn hoofd klapt tegen de hoofdsteun, mijn blik flitst naar Barbara. Haar gezicht is verwrongen van angst, haar mond in een geluidloze schreeuw. Ik reik naar haar, mijn vingers trillen in de duisternis, maar de wereld trekt haar steeds verder van me weg.
De laatste klap is verwoestend. Met een dreun komen we tot stilstand. De auto is verwrongen, opengescheurd als een blikje onder een laars. De voorruit is verdwenen, slechts een gapende opening vol scherpe glassplinters blijft over. Een ijzige wind raast naar binnen en snijdt in mijn huid. Mijn hoofd voelt zwaar, alsof het vol zit met dikke mist. Mijn ademhaling is schokkerig, moeizaam. Iets warms sijpelt langs mijn slaap. Bloed. Mijn gedachten zijn een warboel, maar dan hoor ik het.
Een zwakke, gebroken stem. "Barbara," fluister ik. Ik draai mijn hoofd naar haar toe. Ze zit nog steeds in haar stoel, haar hoofd is naar voren gebogen. Haar haar kleeft in warrige strengen aan haar bebloede gezicht. Haar borstkas beweegt, onregelmatig, schokkerig. Haar ogen fladderen open. Troebel. Vol pijn. Ze zoekt me. Haar blik glijdt langzaam omhoog tot ze de mijne ontmoet. Haar lippen beven in een poging tot woorden die niet meteen komen. Dan, met een stem die nauwelijks meer is dan een ademtocht, een fluistering, een stervend vuur: “Kus me.”
Mijn hart breekt bij het horen van haar stem. Ik reik naar haar, mijn hand trilt. Ik laat mijn vingers voorzichtig over haar wang glijden. Haar huid voelt koud aan, veel te koud. "Je moet volhouden," zeg ik, mijn stem breekt halverwege. "We halen hulp. Je moet blijven vechten, Barbara." Haar lippen trekken zich in een zwakke glimlach. Een trieste, gelaten glimlach. Ze weet het. Ik weet het. "Ik… ik wil niet alleen zijn," fluistert ze. Haar ogen glanzen, een eenzame traan rolt over haar wang, vermengt zich met het bloed. "Blijf… blijf bij me." Ik knik heftig, mijn hand stevig rond de hare geklemd. "Ik ga nergens heen," zeg ik. "Ik blijf hier. Bij jou." Ze ademt moeizaam in, haar borstkas rijst nauwelijks meer. Haar blik blijft aan de mijne hangen, een stil, wanhopig verzoek. Haar lippen bewegen opnieuw. Het kost haar zichtbaar moeite om te spreken, haar stem is nauwelijks hoorbaar.
"Kus me," mompelt ze opnieuw. Mijn hart stokt. Ik aarzel geen seconde. Voorzichtig glijdt mijn hand onder haar hoofd. Ik til haar gezicht op en breng mijn lippen naar de hare. Haar mond is warm, maar zwak. Haar adem is een flakkerend vlammetje dat op het punt staat uit te doven. Ik proef het zout van haar tranen, het ijle restje van haar kracht. Het is een kus zoals geen enkele andere—geen passie, geen verlangen, alleen een rauwe smeekbede. Een wanhopig vastgrijpen aan het laatste beetje leven dat haar nog rest. Ze beeft onder mijn aanraking, haar hand glijdt trillend omhoog en vindt mijn gezicht. Haar vingers zijn koud, zwak, en toch dwingend. Ze strelen mijn kaak, rusten even tegen mijn wang, alsof ze me probeert te herinneren, elk detail van me in zich opneemt. Haar lippen bewegen nog eenmaal tegen de mijne, een laatste, zachte zucht ontsnapt haar mond.
Dan voel ik het. Haar lichaam ontspant, haar vingers glijden van mijn gezicht. Haar ademhaling stopt, haar lippen blijven stil. Ik trek langzaam mijn hoofd terug en kijk haar aan. Haar ogen zijn nog halfopen, maar het licht erin is verdwenen. Leeg. Stil. "Nee…" fluister ik. Mijn stem is rauw, gebroken. Ik schud haar, mijn handen grijpen haar schouders. "Barbara?" Haar naam is een snik die uit mijn borstkas wordt gerukt. "Nee, nee, nee… Blijf bij me!" Mijn tranen vallen op haar huid, rollen langs haar slaap, mengen zich met het bloed.
Ik weet het. Maar ik weiger het te accepteren. Een golf van duizeligheid slaat over me heen. De wereld lijkt plotseling verder weg, geluiden vervormen, worden dof, alsof ze door water heen klinken. Mijn hoofd voelt zwaar, mijn zicht wazig. Ik knipper, probeer me te focussen, maar alles om me heen begint te draaien. De geur van benzine en bloed vult mijn neus, verstikkend, misselijkmakend. Mijn vingers verzwakken, glijden langzaam van Barbara’s gezicht. Ik probeer haar naam nog een keer te zeggen, maar mijn stem komt niet meer uit mijn keel. Mijn lippen vormen de klank, maar ik hoor niets meer. Mijn borst voelt loodzwaar. Mijn lichaam weigert te luisteren.
Dan, ineens, niets. Zwart. Leegte.
Hoe lang ik weg ben, weet ik niet. Misschien een paar seconden. Misschien langer. Maar dan hoor ik een stem. "Hey. Blijf bij ons." Een lichte schok trekt door mijn lijf. Er duwt iets kouds tegen mijn wang. Lucht prikt in mijn longen. Het voelt alsof ik vanuit de diepte van een oceaan omhoogkom, langzaam, moeizaam. Mijn ogen knipperen open en ik zie een gezicht boven me. Felle lichten flitsen in mijn gezichtsveld, en ergens verderop loeit een sirene. "Kan je me horen?" Mijn mond is droog, mijn tong zwaar. Ik knik zwak. Mijn gedachten trekken zich langzaam weer bij elkaar. De chaos om me heen wordt scherper. Flitsende zwaailichten. Bewegende schimmen. De geur van rook en olie in de lucht. En dan komt het besef als een mokerslag. Barbara. Ik draai mijn hoofd met een ruk, zoek haar, voel paniek als een koude hand om mijn keel grijpen. Maar een sterke hand duwt me voorzichtig terug.
"Rustig aan. Je bent gewond," zegt de ambulancebroeder. Zijn stem is kalm, maar zijn blik is ernstig. "Barbara," fluister ik. Mijn borst brandt bij haar naam. "Waar is ze?" Een aarzeling. Een blik die alles zegt. "Het spijt me," zegt hij. Zijn stem is zacht, maar onverbiddelijk. Alles in mij bevriest. Mijn ademhaling hapert. Het is alsof de grond onder me openscheurt, alsof de wereld me opslokt. De pijn komt pas later. Eerst is er alleen leegte.
Een rauwe, dierlijke kreet ontsnapt uit mijn keel. Mijn wereld is ingestort. De laatste kus brandt nog op mijn lippen, een laatste echo van wat ooit was. Een herinnering die ik nooit zal kunnen vergeten. En terwijl de sirenes gillen en de nacht zich om me heen sluit, weet ik het zeker. Een deel van mij is met haar gestorven.
I held her close, I kissed her our last kiss
I found the love that I knew I would miss
But now she's gone, even though I hold her tight
I lost my love, my life that night.
(Pearl Jam – Last Kiss)
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10