Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Vajèn
Datum: 17-04-2017 | Cijfer: 7 | Gelezen: 4636
Lengte: Lang | Leestijd: 15 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Wandelen,
Het wordt de hoogste tijd om een pauze in te lassen en wat te eten en te rusten, dat is wat de spieren in haar lijf haar vertellen. Vanochtend zijn ze al vroeg vertrokken voor een lange tocht door de bergen. Honger en vermoeidheid beginnen haar parten te spelen. Bij iedere stap neemt haar concentratie verder af. Wanneer er een hoopje kiezelstenen onder haar linkerschoen begint weg te rollen, reageert ze daarop als in een vertraagd afgespeelde film. Ze herstelt haar evenwicht, althans probeert dat, maar het pad is steil en het rugzakje op haar rug begint gevaarlijk heen en weer te slingeren. Haar enkel klapt dubbel en een gemene pijnscheut vlamt door het gewricht. Met een schrille kreet struikelt ze voorover. Met haar armen breekt ze haar val. De rotsige bodem schaaft haar handen. Haar wandelstok van lichte carbon rolt kletterend bij haar vandaan en blijft wat lager in een stekelige struik hangen.

Bezorgd draait haar man zich om. In een paar sprongetjes is hij bij haar.

"Vajèn, gaat het...?" Ingehouden kermend omklemt ze haar linkervoet. Voorzichtig maakt Tycho de veter los en trekt haar schoen uit. Hij schuift haar sok omlaag en haar broekspijp omhoog. Samen slaan ze het snel dikker worden van haar enkel gade.

"Foute boel," zegt ze.

"Kun je staan," vraagt Tycho? Steunend op zijn schouder komt ze overeind, maar dadelijk ploft ze weer op de grond. In haar ogen staan tranen van frustratie en pijn.

"En nu?" Gelijktijdig kijken ze naar het dal. In de diepte ligt een kneuterig dorpje te glinsteren onder de strak blauwe hemel. Het uitzicht is schilderachtig, maar maakt tevens onbarmhartig duidelijk hoe ver ze op hun wandeling verwijderd zijn geraakt van de bewoonde wereld.

"In mijn eentje krijg ik je onmogelijk van deze berg af, schat. Er zal hulp van beneden moeten komen," zegt Tycho, nuchter als altijd. Vajèn zucht gelaten. Hij pakt zijn telefoon, tikt op het schermpje en mompelt dan een krachtterm.

"Klotemobieltjes, lege batterij. Geef de jouwe eens?" Ze schudt haar hoofd.

"Die ligt in het hotel aan de oplader..." Ze hebben een probleem.

Kort overleggen ze. Veel mogelijkheden zijn er niet. Tycho zal naar het dorp moeten afdalen om daar om assistentie te vragen.

"Maar ik laat je niet hier op het pad liggen, in de brandende zon," zegt hij. Hij doelt op het feit dat Vajèn met haar lichte, sproeterige huid en rode krullen erg moet oppassen om niet te verbranden, zeker op het midden van de dag.

"We zijn net een soort berghut gepasseert, honderd meter geleden misschien. Daar kun je in de schaduw wachten tot ik terug ben." Met een gekwelde grimas klimt Vajèn op de rug van haar man. Behoedzaam schuifelend vorderen ze over het oneffen pad. Tycho zweet en hijgt onder zijn vracht, want met haar 75 kilo Hollands welvaren is zijn geliefde alles behalve een tenger poppetje.

Wat in het voorbijgaan een hut had geleken, blijkt slechts een vervallen schuurtje te zijn, gelegen aan de rand van een verlaten bergweitje. De deur hangt scheef in zijn scharnieren en op de vloer ligt wat muf stro. Op een lap gescheurd landbouwplastic zijn wat stukken afgedankt gereedschap neergegooid: een schop zonder steel, een verroeste takkenschaar, een emmer met een gat in de bodem, . Zonnestralen vallen van alle kanten door het kapotte dak heen. Zittend tegen de vermolmde achterwand maakt Vajèn het zich zo gemakkelijk mogelijk. Tycho geeft haar een kus.

"Het gaat wel even duren, schat, het is een eind lopen, maar ik beloof te zullen opschieten," zegt hij. Ze krijgt nog een bemoedigend kusje en nog een en dan is hij weg.

Vajèn haalt haar lunchpakketje uit het rugzakje. Ze eet een broodje en neemt een paar slokjes uit haar veldfles. Daarna probeert ze een beetje te slapen, om de tijd te doden.

Als er gestommel bij de deur klinkt, denkt ze even dat Tycho al terug is. Verrast kijkt ze op. Een knul in een bemodderde overall rijdt een kruiwagen het schuurtje in. Plukken ongekamd haar met een onbestemde, bruingele kleur hangen voor zijn ogen. Hij parkeert de kruiwagen bij de rest van het gereedschap. Pas als ze zachtjes kucht, merkt hij haar aanwezigheid op.

Met zijn handen in zijn zakken blijft hij voor haar staan en kijkt vol belangstelling op haar neer. Vajèn schat hem niet ouder dan zeventien. Hij brabbelt iets in het onverstaanbare dialect van deze streek. Verontschuldigend haalt ze haar schouders op.

"Ich verstehe dich nicht." Ter verduidelijking doet de knul alsof hij struikelt en valt. Dan wijst hij naar Vajèns blote voet, buigt voorover en raakt voorzichtig de eivormige zwelling op haar enkel aan.

"Ein Unfall," beaamt ze. De knul streelt haar kuit, alsof ook die geblesseerd is. Geërgerd duwt Vajèn zijn brutale handen weg. Hij grinnikt en staart met een koortsige blik secondenlang naar de kloeke rondingen in haar T-shirt. Daar krijgt ze een bijzonder ongemakkelijk gevoel van. Net als ze denkt dat hij haar terplekke zal bespringen, staat hij op en wijst naar ergens buiten het schuurtje.

"Mein Papa," zegt hij en gaat er op een holletje vandoor, zodat ze aanneemt dat hij zijn vader gaat waarschuwen dat er zich een of ander vreemd wijf in hun rommelhok verstopt heeft.

Nog geen kwartier later hoort Vajèn voetstappen naderen. De vader, een bonkig gebouwde boer, loopt voorop. Zijn zoons volgen hem in ganzenmars. Vajèn telt ze terwijl ze binnen komen: één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven. Nummer acht is de jongen die haar gevonden heeft, hij sluit de rij. In een halve cirkel komen de mannen om haar heen staan. Allemaal dragen ze een overall en allemaal hebben ze datzelfde karnemelksboerenhondenhaar. Hun familieverwantschap is onmiskenbaar: dezelfde bonkige bouw, dezelfde boerse koppen.

Negen paar ogen loeren haar kant op, negen monden staan leep grijnzend open. Ze ruikt hun bokkenzweet en ze ruikt hun bronstigheid. Werktuigelijk slaat Vajèn haar rechterbeen over het linker en ze voelt hoe de spieren in haar kut paniekerig verkrampen. In haar beste schoolduits probeert ze hen duidelijk te maken dat ze haar maar beter geen haar kunnen krenken, want dat haar grote, sterke man elk ogenblik hier kan zijn, samen met een reddingsploeg uit het dorp, maar niemand schenkt enige aandacht aan haar.

De boer heeft een fles zonder etiket en een glaasje meegebracht. Hij schenkt zichzelf een borrel in en slaat die in een keer achterover. Daarna is het de beurt aan zijn zoons om te drinken, de oudste als eerste, de jongste als laatste. Als iedereen een heildronk heeft uitgebracht, krijgt ook Vajèn een glaasje aangereikt. Ze durft niet te weigeren. De huisgestookte drank is sterk en smaakt vaag naar appeltjes. De vader schenkt haar nog eens in. De alcohol gloeit in haar maag.

Begerige handen grijpen haar vast en hijsen haar overeind. Andere handen beginnen haar uit te kleden. Ze worstelt om los te komen, schopt, krabt, maar de mannen lijken dat zelfs niet te merken. Hun overmacht is totaal. Haar echterschoen wordt uitgetrokken, haar sokken, haar broek, haar slipje, daarna haar T-shirt, haar bh. Het gebeurt allemaal heel rustig en voorzichtig, alsog ze bang zijn haar kleren te kreuken of te bevuilen.

Poedelnaakt geven ze haar aan elkaar door. Als een koe op de veemarkt, zo wordt ze gekeurd. Overal zijn handen: handen op haar tieten, handen op haar billen, handen op haar benen, handen op haar buik. Vingers dringen in haar kut en in haar kont. Iemand woelt vertederd door haar prachtige krullenbos, een ander trekt plagend aan het oranje sikje op haar Venusheuvel. Bewonderend strelen ze haar teer bleke huid.

Verward stelt Vajèn vast dat het helemaal niet de bedoeling van de mannen lijkt om haar nodeloos te kwellen. Niemand slaat of knijpt of beschimpt haar, niemand doet haar pijn. Ze gebruiken precies zoveel kracht als nodig is om haar hun wil op te leggen, meer niet. Iedereen praat door elkaar heen. Vajèn verstaat geen woord van hun Zuid-Tiroler koeterwaals. In een daad van machteloos verzet spuugt ze naar de vader. De rochel belandt midden op zijn wang, van waar hij traag omlaag begint te druipen, maar in plaats van nijdig te worden, komt de man naar haar toe en zoent haar gulzig op haar mond.

Handen tillen haar in de lucht en haar romp duikelt voorover. Ze vliegt, gewichtloos. De handen vangen haar op en het volgende moment hebben ze haar voorzichtig op handen en knieën in het stro neergezet. Een vriendelijke maar vastberaden greep in haar nek drukt haar verder omlaag, tot haar gezicht de grond raakt. Handen om haar enkels, handen om haar polsen, haar kont steekt in de hoogte, ze kan geen kant op. Haar lichaam begint te sidderen van angst.

Als eerste neemt de vader achter haar plaats. Met zijn eeltige werkmansklauwen peutert hij haar schaamlippen open. Aandachtig inspecteert hij de binnenkant. Vervolgens buigt hij zich naar haar toe en snuffelt aan haar kut. Ook haar kont besnuffelt hij, ze voelt het puntje van zijn neus in haar lichaamsopeningen. Hij knort tevreden en knoopt zijn gulp open. Iemand streelt haar rug en schouders, alsof ze een schichtig dier is dat gekalmeerd moet worden.

Vajèn weet wat er gaat komen, maar schrikt toch nog als ze de pik naar binnen voelt dringen. Haar Tycho is beslist fraai geschapen en vult haar altijd heerlijk op, maar het geschut waarmee de boer haar penetreert is nog van een aanzienlijk zwaarder kaliber. Haar kut wordt zo wijd opengerekt dat ze vreest te zullen scheuren. Maar er scheurt helemaal niets natuurlijk, terwijl de boer zijn geval er tot de ballen in schuift. Hij gromt en stoot, één keer, twee keer, drie keer. Dan komt hij klaar. Het beestachtige kloppen van zijn zaadlozing vervult Vajèn tegelijk met ontzag en walging. Met een slurpende plop haalt de boer zijn leuter weer uit haar en staat op.

Zwijgend neemt de oudste zoon zijn plaats in. Eenzelfde formaat knots neemt bezit van haar. De procedure herhaalt zich: drie of vier diepe stoten en spuiten maar!

Op die manier misbruiken alle broers haar een keer, netjes om de beurt, op volgorde van leeftijd. Tot haar eigen schaamte merkt Vajèn dat de groepsverkrachting haar begint op te winden. Haar baarmoeder wordt vanzelf wat omhoog getrokken om hun grote pikken toegang te verschaffen, haar kut wordt wijder en dieper, haar schaamlippen en klit zwellen op. Streng zegt ze tegen zichzelf dat ze hier niet van mag genieten, onder geen beding, maar het zijn puur lichamelijke reacties waarop ze met haar verstand geen invloed heeft.

Terwijl de ene haar neukt, houden de anderen haar losjes in bedwang. Hun samenwerking is verbluffend, wat Vajèn de overtuiging geeft dat die schooiers dit smerige spelletje vaker moeten hebben gespeeld. Intussen lachen en babbelen ze, vrolijk alsof ze een familiefeestje vieren. Geen van hen lijkt geïnteresseerd de paring wat langer te laten duren. Als hersenloze fokstieren pompen ze hun sperma zo snel mogelijk in haar, de een na de ander.

In minder dan geen tijd zijn ze alle negen geweest, maar als Vajèn denkt dat er daarmee een eind aan haar beproeving is gekomen, dan vergist ze zich. Na de eerste ronde volgt een tweede en na de tweede een derde. Hun potentie is schrikbarend. Vajèns ademhaling gaat gejaagd en het bloed bonkt in haar slapen. Door het standje waarin ze haar neergedrukt houden, zuigt haar kut voortdurend lucht op, resulterend in de ene na de andere luidruchtige kutscheet. De mannen lijken al die onsmakelijke geluiden doodnormaal te vinden en gaan onverstoorbaar door met verkrachten.

Uiteindelijk wordt Vajèn die middag in dat vervallen schuurtje in de bergen zevenentwintig keer achter elkaar gedekt, zevenentwintig keer dringt er een granietharde pik haar onderlijf binnen, zevenentwintig keer wordt er een kwak zaad in haar gespoten. Hun geil lekt in slijmerige draden langs haar dijen en zo beurs als op dat moment is ze nooit eerder geweest. Alle elasticiteit wordt uit haar kut gerampetampt. Het hangt helemaal open van onderen, alsof ze haar met een flespompoen hebben bewerkt. Dus zo voelt het om als spermaemmer gebruikt te worden, weet ze nu.

Ook de jongste zoon mag er nog een laatste keer op. Hem kost het als enige beduidend meer moeite om nogmaals tot een hoogtepunt te geraken. Hij moet er langer en harder voor neuken. Vajèn ziet sterretjes en dan gebeurt toch nog waarvoor ze al die tijd bang is geweest: ze komt klaar, heftig en tegen haar zin. De mannen, voor wie ze haar genot onmogelijk nog verborgen kan houden, joelen en lachen en geven haar goedkeurende klapjes op haar kont. Het orgasme zwelt in golven aan vanuit de diepte van haar onderbuik en trekt vervolgens knedend en zuigend door haar kut. De jongen voelt hoe haar inwendige spieren krachtig en ritmisch samenknijpen rond zijn paal en met een triomfantelijke schreeuw loost hij nog enkele druppels zaad in haar. Om haar heen wordt alles zwart...

Het duurt even voordat Vajèn in de gaten heeft dat ze niet langer wordt vastgehouden. Moeizaam richt ze zich op en kijkt verdwaasd het schuurtje rond. Haar belagers zijn verdwenen, spoorloos, of ze nooit hier zijn geweest. Ze hinkt naar een hoek en hurkt in het stro. Haar verstuikte enkel lijkt minder pijnlijk te zijn, maar ze kan hem nauwelijks nog bewegen. Terwijl ze plast, voelt ze een volle soepkom sperma uit haar kut glibberen. Ze wordt er misselijk van, zo onsmakelijk veel is het.

Kruipend zoekt ze haar kleren bij elkaar. Ze kan alleen maar hopen dat Tycho haar dadelijk niet meteen zal ruiken, want de dikke seksgeur die van tussen haar benen opstijgt is niet te harden. Gejaagd kleedt ze zich aan. Ze heeft al besloten haar man niets over het gebeurde te vertellen, omdat het hem toch alleen maar boos en verdrietig zou maken. Vanavond in hun hotelbed zal hij verlangend op haar komen liggen en liefdevol naar binnen dringen, onwetend van de negen boerenpikken die haar die middag hebben uitgewoond. Vrijen met Tycho, het zal nooit meer hetzelfde zijn.

Een gestalte bij de deur verduistert de zon. Geluidloos laat ze zich in Tycho's beschermende armen vallen. Vier hulpverleners manoeuvreren een brancard het schuurtje in...
Trefwoord(en): Wandelen, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...