Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Wisse
Datum: 15-12-2009 | Cijfer: 8.1 | Gelezen: 7309
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 35 minuten | Lezers Online: 1
Yannick is op weg naar het trapveldje. Hij racet op zijn oude mountainbike over de rijksstraatweg door de dorpskern, waarbij zijn halflange verweerdblonde haren naar achteren wapperen, trekkend aan het stuur, duwend op de pedalen, hol gekromd.

Het is begin juni en een warme zomeravond. Eigenlijk is dit de eerste echte zwoele dag van het jaar. Daarom heeft hij geen shirt aan en draagt alleen een flodderige bermuda.

Maar er is nog een reden dat hij zo zomersbloot voortjaagt.

Vooral het laatste halfjaar is hij gegroeid, en hij heeft zich te pletter gesport.

De afgelopen winter ging hij iedere week met de schaatsclub mee naar de kunstijsbaan en heeft hij nu skeelers aangeschaft en een andere racefiets. En stiekem heeft hij van zijn zakgeld een tijdje de sportschool in de stad na schooltijd bezocht. Tot een paar maand geleden toen een schoolvriend, Roderick, hem een vroeg om bij de roeivereniging te komen.

Daar had hij toen wel mee thuis kunnen komen. Roeien. Zijn ouders waren zo enthousiast geweest, de snobs, dat hij het daarom bijna nog had afgezegd. Maar het roeien werd door hen betaald en de sportschool niet, omdat ze daar op tegen waren geweest.

Yannick, die over anderhalve maand zestien wordt, wil daarom op deze blakende wijze bij zijn dorpsvrienden imponeren. Misschien ook omdat hij geen echte voetballer is en toch mee wil doen. Hij wil zijn spierkracht tonen.

Spieren, zo heeft hij ontdekt, zijn opwindend en geven je een ander gevoel, maken je tot een vent.

Ze maken ook dat je je niet even snel onder de douche aftrekt, maar langduriger voor de spiegel; een spiegel die hij trouwens achter zijn kast verstopt heeft.

En zijn spiegelbeeld had deze winter om een kleurtje gevraagd. En daarvoor had hij, ook stiekem, de zonnebank van zijn moeder gebruikt. Naakt, want in je blootje durven liggen is minstens even spannend als het hebben en voelen en zien van je spieren.

Zo simpel is het, vindt Yannick.

Net buiten de dorpskern wordt de weg breder. Daar staan hoge eiken en grote vrijstaande vooroorlogse woningen met grote tuinen. Tussen twee van die oude en riante huizen slaat hij af.

Het is het pad naar het trapveldje. Het was ooit een landwegje naar een weiland dat nu is volgebouwd.

Er is vroeger nogal wat te doen geweest om dit laantje en om het verloren stukje grond achter de huizen, geruzie tussen gemeente en bewoners en de dorpsjeugd die dit niemandslandje als hun domein hadden zagen.

Hij slingert op zijn fiets door het wisselhekje, groet er een paar rondhangende jongens en meisjes en gooit zijn oude mountainbike tegen de struiken bij de andere fietsen.

En op het trapveldje voegt hij zich bij een dozijn of nog meer dorpsjongens die hij allemaal wel kent, maar minder vaak ziet, omdat ze op verschillende scholen terecht zijn gekomen.

Twee groepen van zeven. De ene groep met shirtje en de andere groep zonder. Wel, dat is makkelijk voor hem.

Zo komt hij bij Sieger in de groep, een oudere jongen van zeventien. Een echte stoere voetbalbink. Wat een spieren heeft die gozer, ziet hij, als de wedstrijd is begonnen, er getrapt en gedold wordt, geschreeuwd en geruzied, omdat het voor de één een spelletje is en voor de ander een serieuze interland.

Imponerend is het.

Hij, Yannick, is niet de enige, merkt hij en ziet hij, wist hij eigenlijk al of had hij ergens gehoopt. Sommige jongens van de tegenpartij rollen de shirtmouwtjes op tot boven de schouder, voor bewegingsruimte en armslag. Anderen doen dat met de pijpen van hun korte broeken. Het ziet er machtig uit, vindt hij. Dat kan hijzelf ook, de pijpen van zijn slobberende bermuda hoog oprollen tot boven zijn schaatsdijen. Opwindend is het ook, vindt hij bij zichzelf, ook bij zijn aanvoerder Wessel, waar alles aan dat lijf rolt en bolt. Net als bij sommige van de andere jongens en bij hem zelf, iets minder natuulijk.

Hij staat in het ‘middenveld’. Hij is geen aanvaller en geen verdediger zoals andere rappe of stoere jongens. Hij speelt de bal door en staat zijn mannetje. Hij is sterk en soepel en behendig. Dat voelt hij, dat wil hij laten zien. Dat brengt hem op drift, zoals dat ook de anderen op drift brengt.

En zo gebeurt het dat hij voortdurend in gevecht raakt met Ronnie van de tegenpartij. Een lichtblonde voetbaljongen van zijn leeftijd, een klasgenoot van vroeger, die ook de mouwen tot op de schouder heeft gerold, die ook de broekspijpen heeft ingerold.

Een jongen met spieren, valt hem nu ineens op. Net als hijzelf. Krachten die zich meten, willen laten meten, hijgend en zweterig in de zwoele avond. Warmte en botsend uitdagend, verhit.

En daar voelt hij het. Tijdens dat hijgende ravotten en schreeuwen in het fanatieke spel ontstaat er een verandering, een aanvulling.

Telkens dat wat klierige duwen of aan zijn arm trekken. Ronnie is uitdagend. En plagerig botst hij, Yannick, terug en trekt soms even aan Ronnie’s middel om h’m uit balans te halen.

Ergens daar in het verloop van het spel ervaart hij, dat het niet alleen voor hem meer is dan een partijtje voetbal. Maar dat voor Ronnie hetzelfde geldt. Het geeft hem een heerlijke andere spanning en opwinding, dat stuiten en botsen en klierig lacherige hangen en trekken en uitlokken.

Als de bal dan een keer ‘uit’ geschoten wordt, duiken ze er beiden achteraan de struiken in, vallend en naar de bal grijpend, hijgerig er om vechtend. Over elkaar rollend. En niet alleen met hun armen en handen. Ook hun met hun blote dijen, hun hijgende lijven.

‘Los!’

‘Nooit!’

Ze kleven aaneen. Opeens giert er een heerlijk spanning door zijn lijf en merkt hij aan alles dat Ronnie hetzelfde overkomt. Hij voelt dat ze beiden niet willen loslaten, dat hun woordenstrijd en hun gevecht om de bal maar een middel is tot een heel ander doel. En dat ze beiden niet toe zullen geven, om deze stoeiend en opwindende warmte van elkaars lijven te onderbreken. Alles is opeens maar een excuus.

‘Hé, komt er nog wat van!’, wordt er geroepen

Beschaamd en verwart laten ze elkaar los, komen overeind. Ronnie gooit de bal weer in het spel. Hij, Yannick, vindt het prima, ziet de krachtige bewegingen van Ronnie’s werpen.

Ronnie. Ja, die was er altijd wel geweest, maar was hem nooit zo opgevallen. En zo ineens.

Niet veel later racete hij naar huis, heeft hij zijn bermuda weer gefatsoeneerd. Zijn zadel duwt pijnlijk en gelijk ook verrukkijk in zijn kruis. En deze heerlijk vreemde opwinding laat hem thuis rechtstreeks de trap ophollen, zijn kamer in gaan.

Hij trekt de spiegel achter de kast vandaan, ziet zijn bezwete lijf, ziet toe hoe hijzelf opnieuw zijn pijpjes zo hoog mogelijk oprolt, wat zijn gezwollen kruis extra laat bollen.

‘Yannick! Telefoon!’

Shit. Haastig trekt hij zijn bermuda goed, maakt die aan de voorkant zo ruim mogelijk zodat zijn stijve niet opvalt, schuift de spiegel weer achter de kast en rent naar beneden.

‘Ene Ron,’ zegt zijn moeder.

Het is goed dat hij nog verhit en bezweet is van het spel en het racen op de mountainbike. Want plotseling slaat het vuur hem uit.

Ronnie heet Ron. Logisch, vindt hij, als hij met een vreemde beklemming aanhoort dat ze morgenmiddag samen een klusje kunnen doen bij Ronnie’s oom. Of hij tijd heeft?

Tuurlijk heeft hij tijd, waar gaat het om?

Hij loopt met de telefoon de kamer uit, hij moet wel, hij kan niet anders om het niet op te laten vallen en gaat de trap op. Wat voor verhaal Ronnie ook op gaat hangen, dat deze hem opbelt om morgen samen wat te ondernemen….

‘Hé! M’n telefoon!’, hoort hij zijn moeder roepen.

‘Jaha,’ schreeuwt hij terug en dan stoer zachter, ‘dat gezeur altijd,’ en hoort Ronnie grinniken.

Vaag hoort hij Ronnie praten over een partij strobalen die een paardenstalzolder op moeten, terwijl hij de badkamer binnen stap en de deur afsluit.

‘Vijfentwintig euro de man. Voor een paar uurtjes,’ hoort hij Ronnie zeggen.

Hij wurmt zijn bermuda omlaag en vat dan zijn stijve in die linkerhand die minstens anderhalve vuist lang is en schrikt verbaasd: dat zijn eikel zo kleverig nat is. Zoveel voorgeil. Niet een klein enkel druppeltje, zoals anders.

‘Half vier?’ hoort hij Ronnie door de telefoon vragen.

‘Ja, ’s goed. Waar is het?’

Ronnie duidt een adres, net buiten hun dorp. Veldsight. Hij kent het. ‘Nou ‘oi’.

‘Ja, ‘oi.’

Haastig legt hij de telefoon in de wasbak, wisselt van handen, vat zijn linker om zijn ballen, de rechter om zijn stijve en schudt zijn benen net zo lang tot de broek hem op de enkels hangt. Dan zakt hij iets door zijn knieën, drukt ze naar buiten, trekt zijn buik hol.

En zo, met zijn slanke holgetrokken onderlijf zo ver mogelijk naar voren, is hij nog steeds verbaasd over het drijfnatte van zijn eikel. Hij legt er zijn hand om en sist even tussen zijn tanden om de gevoelige intensiteit. Dan draait hij zijn hand langzaam rond, huiverend. Hij trilt er van op zijn stoer geknikte benen.

Vier keer maar schuift hij met zijn hand het gladde geil omlaag over zijn pik. Dan spuit hij. Dan trekken zijn buikspieren schokkend samen, stokt zijn adem en kan hij met moeite een kreun inhouden, ziet hij hoe zijn witte slierten tegen de wandtegels kwakken.

Hij leunt zwaar met zijn hoofd tegen diezelfde tegels, zet de douchekraan aan die eerste even koud is, dan te warm, dan precies lauw genoeg.

‘Verdomme,’ fluistert hij zacht en langzaam en op adem komend.

Hij rilt nog een keer en laat het water stromen, wast zich traag en genietend.

Aangekleed in een schone bermuda en een wijd shirt brengt hij de telefoon terug naar de kamer.

‘Wat was dat nou?’, vraagt zijn vader.

‘O, Ron. Heeft morgenmiddag een klusje. Vijfentwintig ballen.’

‘En je huiswerk dan!?’, vraagt zijn moeder

‘Nou zeg! Anders zeuren jullie altijd dat ik geen krantenwijk heb! En nou kan ik wat verdienen…!’

Hij kletst de kamerdeur achter zich dicht.

‘En niet weer zo lang douchen!’

Hij gaat achter zijn werkblad zitten en opent zijn huiswerk. Dan schiet hem ineens zijn voetbalbermuda te binnen, gaat hij terug naar de badkamer en haalt die uit de wasmand, kijkt in de binnenkant.

Een natte kleverige vlek van zijn voorgeil. Hij ruikt eraan. Een ziltige lucht, meent hij. Dan stampt hij de broek op de nog natte douchevloer tot deze doorweekt is, wringt hem iets uit en hangt die over de rand van de wasmand.

Terug in zijn slaapkamer denkt hij aan morgenmiddag met Ronnie en voelt hij zijn pik opnieuw verstijven. Hij trekt zijn shirt wat omhoog, kijkt in zijn bermuda. Een prangende lul.

Hij pakt zijn liniaal en houdt deze er aan de binnenkant bij langs. Zeventien en een half. Achttien als hij hard duwt. Zou het genoeg zijn?

Hij knijpt er in. Een harde spier, die hij ook dagelijks traint. Zijn genotspier. Een heel klein druppeltje komt er maar uit het mondje. Dat hij daarnet dan toch zo drijfnat was…

(op dat moment, beneden in de woonkamer)

‘Waarom zeg jij nou nooit e’s wat,’ zegt Yannicks moeder verwijtend tegen haar man.

‘Je moet die jongen niet zo op z’n huid zitten,’ bromt Yannicks vader.

‘Op z’n huid zitten!?’ Nou wordt… Had jij vroeger een spiegel achter je kast staan!?’

‘Dat nog net niet,’ zegt hij in de lach schietend.

Zij zwijgt verbolgen.

‘Geef h’m wat ruimte. Wees blij dat ‘ie niet aan de drugs en de drank is en dat ie het zo goed doet op school. Hij is straks z’n vierde jaar al door…’

‘Over school gesproken. Die jongen van de roeivereniging, die Roderick, schijnt een vakantiebaantje te hebben. Bij een strandhotel op een Waddeneiland. En nou heeft hij Yannick ook gevraagd, omdat ze daar vakantiepersoneel te kort komen. Ik heb hem al gezegd, dat het niet doorgaat. En ik hoop dat jij je rug e’s recht houdt deze keer.’

‘Nou zeg,’ zegt haar man.

‘’t Is toch zo. Die Roderick is al zeventien. Ze schelen anderhalf jaar!’

‘Ja, ja.’

(ook op dat moment, vlakbij het trapveldje)

In het brede en grote huis vlak voor het trapveldje en naast het pad woont Jentl. Hij woont er nagenoeg alleen.

Het is dan ook niet zijn eigen huis.

Vijf jaar geleden, toen hij zesentwintig was, hadden zijn ouders het gekocht. Als belegging. En ook voor hun eigen toekomst omdat het een extra kamer beneden had.

Maar ook hadden ze hem daarmee de deur uitgewerkt en er als huurder ingezet, in de hoop dat hij ooit e’s vrouw zou krijgen.

Jentl. Hij is een bescheiden man. Een onopvallende man, omdat hij dat wil zijn. Het enige frivole dat hij zich permitteert is zijn wat studentikoze haar. Donker en sluik, dat in het midden uit elkaar valt, dik en glanzend. Het is zijn uiting van zijn kunstenaarschap.

Want zijn ouders hebben een goedlopende foto zaak, die dank zij hem en ook zijn zus digitaal met de tijd is meegegaan en levensvatbaar is gebleven. Maar vooral ook om zijn studiowerk, zowel op de zaak en hier thuis.

Jentl staat in de kamer op de eerste verdieping aan de achterkant, op de hoek met het pad naar het trapveldje. Het is zijn studio. Hij heeft de vitrage iets opengeschoven. Hij staat er op bescheiden afstand vanaf. Want zo is hij. Bescheiden en onopvallend. Zo wil hij zijn, omdat dat bij hem past.

Zojuist had hij de dorpsjongens zien voetballen. Veertien stuks had hij geteld. Zeven met een shirt en zeven zonder shirt. Drie hadden er zelf de mouwtjes tot op de schouders op gerold. En vijf waren er zo stoer geweest om de pijpen op te rollen, die jonge blakende binken. Branieschoppers in rolmodellen, volgelingen.

Hij had genoten van het jonge vuur, die gefocuste krachten van een spel dat meer inhield dan alleen dat. Het was oefenen om volwassen te worden. Hij was er jaloers op. Zelfs nu nog, nu hij al eenendertig is.

Hij had er foto’s van gemaakt deze keer, ook vanwege de warme avondgloed over het frisse voorjaarsgroen. Het had een bijzonder sfeer gegeven.

Het was toch niet voor niets geweest, meent hij met enige tevredenheid, dat hij destijds het gedoe om het trapveld met de gemeente had gesust, toen hij er was komen wonen.

Nu de jongens vertrokken zijn kijkt hij opzij, naar het paadje, naar het wisselhekje waar nog wat jeugd bij elkaar klontert. Een vrijend paartje, een paar bakvissen die staan te flirten met een paar jongens.

Hij ziet die ene grote jongen die er na het voetballen is blijven hangen. De leider van de branieschoppers, met het shirtje los over de ene schouder en met de pijpjes van de broek nog hoog opgerold. Een prachtig volwassen gespierd lijf heeft de jongen, zoals ‘ie daar staat te praten en lachen, te bewegen als hij en vlieg van de schouder mept, of aan z’n kuit krabt. Een vechtersbaas, lijkt het hem, Jentl.

Jentl kent ze van gezicht, van vorm en lichaamstaal, niet van naam want hij bemoeit zich met niemand hier in het dorp. Behalve dan die ene jongen die zo luchtig met de stoere voetballer staat te praten.

Daniel.

Daniel is een uitzondering. Daniel is uitzonderlijk. De slanke donkere jongen met de dikke glanzende krullen, met z’n lichte driekwart strandbroek en z’n perfecte lichte shirtje met V-hals waarvan de mouwen tot op de onderarmen zijn opgeschoven is een uitzondering in het groepje en in het hele dorp.

Frank en vrij en vrijmoedig en makkelijk. Zo was Daniel ruim een half jaar geleden hun fotozaak binnen gestapt voor een setje pasfoto’s. En daarmee ook in zijn leven. Daniel was muziek en beweging. Daniel was een slanke schoonheid van een half Indische moeder en een oer Hollandse vader. Daniel had aspiraties en had hem, Jentl doorzien, omdat hij op dat ene moment totaal onderste boven was geweest van de slanke schoonheid, met de vrije blik, die onderzoekende levende lichtgrijze ogen. Daniel had bijzondere foto’s willen hebben voor één of andere muziek contest.

En hij, Jentl, was erin getrapt, met open armen en bij voorbaat al verslagen geweest door die heerlijk geraffineerde en onschuldig lijkende jonge Daniel.

Het kon eigenlijk niet. De jongen was nog maar zeventien, en hijzelf eenendertig. Het had geen pas, vindt hij, Jentl, opeens ook nu weer, terwijl hij van boven uit zijn studio naar het groepje dorpsjeugd bij het wisselhekje staat te kijken. Toch maakt hij er foto’s van. Om het bijzondere van de eerste warme zomeravond.

Maar was niet hemzelf het zelfde overkomen? Ooit, vroeger. En waren toen de verschillen in leeftijd niet nog veel groter geweest?

Met Johan, die in het atelier van zijn ouders werkte en voor de reparaties en de afdrukken zorgde. Dat was gegroeid, zeker. Johan had tijd voor hem, Johan praatte en had aandacht waar zijn ouders het te druk hadden. Johann was een lieve man geweest, voorzichtig en behoedzaam, had hem eerst altijd gevraagd wat hij ervan vond.

Jarenlang. Tot die opeens van de ene op de andere dag ontslagen bleek, toen hijzelf bijna zeventien was. Hadden ze er iets van ontdekt thuis? Hij heeft het nooit gehoord, en ook niet begrepen. Het had pijn gedaan.

Het doet nu weer pijn. Want Daniel, die over een paar maanden, na de vakantie, elders gaat studeren, zegt wel dat hij ieder weekend langs zal komen. Maar dat gaat het niet worden, weet hij, Jentl. Die begint dan pas te leven.

Hij verlaat zijn studio vol lampen en computers en sluit deze af. Een routinegebaar, omdat de werkster er niks te zoeken heeft.

In zijn slaapkamer ernaast, ook aan de achterkant, kleedt hij zich om. Daar verandert hij van de keurig en onopvallende man in donkere pantalon en licht overhemd, in een sportieve strakke vent in een lycrabroek en strak hemdje. Even ziet hij zichzelf in de spiegel. Ook een automatisme. Hij ziet er goed uit. Dat vond ook Jurg, zijn anonieme vriend die ook John of Jens of Johan kon heten, maar die hij na de komst van Daniel nooit meer heeft opgezocht. Die mooie en geweldige sportschoolbink van zijn eigen leeftijd, die hem bemind had.

Hij gaat naar de zolder. Links staat er de snookertafel waar hij soms ’s avonds zijn kop bij leegmaakt om mentaal ontspannen te raken. Rechts staat zijn fitnessapparatuur waar hij zijn lijf leegmaakt en ontspant.

En hij legt zich achterover neer op de drukbank.

Heel in de verte hoort hij de achterdeur. Nog even.

‘Jentuuul!?’

Muziek galmt door de hal.

‘Boven! Op zolder!’

Donkere krullen verschijnen er uit het trapgat, een slanke jongen in lichte zomerkleren reist op. Alleen al die heerlijke open lach zet hem in vuur en vlam, terwijl hij de drukstang in de haken hangt en achterover blijft liggen. het lichte shirt wordt over de krullen uit getrokken. Ze veren glanzend en krachtig terug, soepel als de jongen zelf.

Wat is ‘ie mooi. Elke keer weer. Elke keer lijkt het nieuw en de eerste keer, omdat het zo onmogelijk is. Die jongen hoeft niet in de zon te bakken of aan stangen te duwen of trekken. Over dertig, veertig jaar is ‘ie nog mooi, met die heerlijke brede glimlach.

Het koord van de driekwart strandbroek wordt losgetrokken. Wat zou ‘ie er deze keer weer onder dragen? Een vleeskleurige tangaslip. Natuurlijk. Iedere kleur zou door de lichte broek hebben heen geschenen.

De flikkering van ondeugd in de lichtgrijze brede en grote ogen, in de glimlach, als de jongen op hem klimt en zich over hem uitstrekt.

Alleen al die heerlijk warmte van het slanke lijf, de armen die om zijn hoofd komen, die langzame en aanhankelijke zoen met de open mond, de slanke malse bruine billen in zijn handen.

Meer heeft hij niet nodig om een volledige stijve in zijn lycra te krijgen, heerlijk bekneld tussen hen beide in, net als de harde pik van de jongen.

Ze snuiven, ze bewegen. De jongen kronkelt over hem, zuigt hem vast, eet en drinkt hem.

Vaag bedenkt hij dat het bankje te smal is en niet op berekend is op zoveel gulzig verlangen. Hij wil opstaan. De jongen voelt het aan. Al vrijend en tongend, snuivend komen ze overeind, doen de laatste kleren en ook vaag voelt hij zijn bevrijde pik drijfnat opspringen.

En opeens hangt de jongen aan hem, met de armen om zijn hals, met de sterke slanke benen om zijn strakke middel en in zijn handen, die hij eronder naar achteren schuift, naar het kruis van de jongen waar hij met zijn vingertoppen langs het gevoelige sterretje streelt, over de zwelling van de onderhuids pik achter de ballen.

De jongen kreunt in zijn mond en beweegt kronkelend heftig. Hij voelt een hand van de jongen die zijn harde natte lul aanlegt, ervaart even een roerloos stil hangen en lief zoenen als zijn natte eikel achter de kringspier van de jongen wordt gevangen.

Dan schiet het vuur door hem heen. Dan draagt hij vrijend op de blinde tast van de geile driften de jongen naar de snookertafel en legt hem achterover op de rand, blijft er al vrijend over gebogen, met de slanke dijen warm en knijpend en strak om zijn middel, zijn harde lul in het warm strakke hol.

My god. Wat is ‘ie lief, zo stil soms even, zo heftig daarna, zo zacht strelend en tongend, zo vurig en nat zoenend, snuivend, terwijl zijn harde lul tintelt bij iedere keer dat hij het strakke warme holletje in en uitschuift, iedere keer de jongen zacht even hoort kreunen in zijn mond als hij tegen diens genotspot melkt en drukt.

De jongen is te lang niet geweest. En hij voelt hun verlangen nog stijgen, voelt de hielen van de jongen op zijn eigen slanke sportbillen timmeren.

Dan kan hij zich niet langer beheersen. Wijdbeens en krachtig stoot hij zijn slanke strakke flanken tussen de zich nu wijd gespreide diepbruine dijen, ziet hij zijn viriele pik nat en glanzend en uit glijden, bijna helemaal terwijl zijn hele wezen tintelt en gelijk dan ook de krachtige volwassen jongenslul begint af te trekken.

Die ogen, dat lichte grijs, wijd gesperd, verlangend. Die lippen, open, het hoofd dat soms kreunend heen en weer slingert.

Hij voelt de jongen komen, verstrakken en persen terwijl hij al neukend die warme harde bruine pik van de jongen aftrekt.

Dan ziet hij de witte slierten wegslingeren en op de bruine huid neer petsen. Dan leegt hij zich, grommend en golvend, buigt zich weer over de jongen, naneukend en zoenend, huiverend telkens, als naschokken.

‘Jentl?’

Hij komt wat los van de jongen, gaat voorover met zijn handen op het groene laken steunen, voelt nog de benen om zijn middel als willen ze hem niet losalten terwijl zijn slapper worden de lul langzaam uit de jongen zakt.

‘Sorry,’ fluistert hij en denkt aan de harde rand van de snookertafel die hard in de jongensbillen moeten drukken.

‘Nee,’ glimlacht Daniel, langzaam en loom en verzadigd onder hem.

Hij geeft de jongen een zoen en trekt hem overeind. Hij draagt hem, die heerlijke lieve bruine engel, de zoldertrap af naar de douche.

‘Ik blijf vannacht slapen.’

‘Hè? Waarom heb je dat niet eerder gezegd?’

‘Nou. ‘k Had dit niet willen missen. En twee keer achter mekaar in het zelfde bed….’

Jentl, hij kreunt en zet de kraan open. Pas dan komt de jongen van hem los.

Ze zijn even groot, beiden slank, maar toch zo totaal anders.

‘Danie?’

Natte wimpers met dikke druppen, boven het lichtgrijs van de warme ogen waar weer het vuur in terugkomt, de energie, de ondeugd.

‘Ja. En ik van jou,’ grijnzen mooie lippen wat brutaal.

Ze drogen elkaar af, soms even plagend zoenend. Een handdoekhand knijpt even in zijn ontspannen vurige lul.

‘Eigenlijk,’ zegt Daniel, ‘ben ik alleen maar daar voor gevallen.

‘Kreng,’ fluistert hij.

Ja, hij, Jentl, weet het. Zijn omvangrijke lul is misschien wel het enige mannelijke aan hem beseft hij, nu hij weer bij zijn positieven komt.

‘We krijgen geen gedonder, hè? Omdat je hier blijft vannacht.’

‘Hallo! Ze weet best wel dat ik een minnaar heb. Alleen niet wie.’

Het knijpt in hem, Jentl, die heerlijk openheid van de jongen. Hij is er jaloers op.

En hij grinnikt, omdat hij de vleeskleurige tanga van de donkere jongen aan moet. Het is maar goed dat het stofje zo elastisch is. Het wordt zelfs doorschijnend omdat het zo door zijn ontspannen lul en forse ballen wordt uitgerekt.

‘Geil.’

‘Met wie stond jij toch te praten zonet bij het hek?’

‘Sieger, hoe zo? Vind je hem leuk?’

‘Vindt jij hem leuk, dat wou ik vragen,’ zegt hij.

‘’k Moet er niet aan denken. Zo’n lompe gozer. Hij werkt in de bosbouw.’

‘Kom e’s mee,’ zegt hij tegen Daniel, de jongen meetronend naar zijn studio.

‘‘k Heb foto’s gemaakt.’

Hij steekt het camerakaartje in de computer. De foto’s komen een voor een voorbij. Mooie sfeer foto’s, want hij kan het. Van de voetballende branieschoppers, van de klittende jeugd bij het wisselhekje, van zijn eigen brede achtertuin.

‘Jentl toch!’, hoort hij de jongen plagend zeggen, ‘je kikt erop, hè?’

Ergens raakt hem dat.

‘Sorry,’ hoort hij dan de jongen zeggen, die het voelde of zag of misschien wel beide. Zoals ‘ie ruim een half jaar geleden doorzag hoe verbijsterend mooi hij deze levendige bruine muziekjongen had gevonden.

‘’k Blijf echt wel komen, hoor. In de weekenden.’

Hij glimlacht en knikt.

‘Echt! Jentl?’

‘Ja, tuurlijk,’ zegt hij en voelt de pijn van het afscheid nu al snijden.

‘Trouwens die tuin van jou verwildert aardig,’ grinnikt Daniel

‘Ja, ja, ik weet het. Heb jij geen groene vingers?’

‘Nee. Absoluut niet’

Even is er dan een stilte waarbij ze naar de voorbij glijdende foto’s op het scherm kijken.

Plotseling drukt Daniel op ‘stop’, bij die ene foto waar twee jongens rollebollend in de struiken liggen, vier blonde sterke dijen elkaar gevangen houden terwijl jonge lijven uitgerekt grijpen naar de bal, de verhitte gezichten.

‘Die maken het spannend,’ grinnikt Daniel.

‘Wie is dat?’ vraagt hij.

Daniel wijst naar de bovenste jongen met het witblonde haar en zegt, ‘o, da’s Ronnie.’

‘Nee, ik bedoel die andere.’

‘Da’s Yannick. Hoe zo?’, vraagt Daniel

‘Zo maar,’ zegt Jentl.

‘Jentl! Jij en zomaar! Die jongen is nog maar vijftien!’

‘Dat bedoel ik niet,’ zegt hij, lichtelijk verwonderd omdat hij de blonde jongen met het sluike verweerde halflange haar toch ouder had ingeschat en vraagt dan, ‘ken je h’m?’

‘Ja. Hij zit bij me op school. Een klas lager.’

‘O, vindt je h’m leuk?’

‘Houd nou toch op. Je bent jaloers. Dat binkie ziet me echt niet staan hoor. En ik heb niks met hem.’

‘’k Geloof er niks van,’ zegt hij, Jentl. Want hij voelt dat er wat met die Yannick is. Iets wat hem zo herkenbaar voorkomt.

‘Nou zeg,’ hoort hij zijn lieve vriendje Daniel zeggen, en dan vervolgen, ‘kom, ik heb dorst.’

(later die nacht, in Jentls bed)

Dromerig geil en verrukt wordt hij wakker. Langzaam. Allemachtig. Hij voelt Daniels tong over het toompje van zijn bikkelharde lul, en over zijn stam omlaag glijden, zijn ballen opzuigen. Hij zindert plotseling van opwinding, helemaal als zijn dijen uit elkaar worden gedrukt en hij er het jongenshoofd tussen voelt dringen, de tong over zijn zwelling erachter nog verder voelt glijden en tegen zijn gevoelige gaatje voelt komen strelen. Hij huivert van genot

Dan opent hij zijn ogen, kreunend en wellustig bewegend want de jongen maakt hem gek van geilheid. En hij ziet de slanke bruine dijen langs zijn hoofd, het slanke bruine kontje vlakbij, met het donkerbruine sterretje, de zwelling tussen de gespreide dijen naar voren waar de jongensballen tegenaan gekleefd zijn, als een lange slingerende en opgewonden jongenspik die bij het gaatje begint en daar verder eindig in die glanzend natte vurige eikel.

Terwijl de geile drift door hem heen giert omdat de jongen zijn gevoelige gaatje zuigt en zoent, er op blaast en vol spuugt, er op zuigt en het drijfnat gaat vingeren.

Dan heft hij zijn hoofd, zinderend en schokkend, en trekt hij het bruine glanzende kontje lager, zuigt aan dat donkere sterretje dat ontvankelijk en verlangend beweegt, dat krimpt en ontspant, dat hij zuigt en zoent en er met zijn tong indringt en moeite heeft om het beweeglijk vuur van de wilde jongenskont in bedwang te houden. Hij likt de ballen, streelt de harde pik die hij naar achteren trekt, likt het toompje dat de jongen een lange kreun ontlokt, en zuigt de eikel op, proeft het heerlijk jonge zilte voorgeil, voelt de jonge drift van de neukend pik in mond tot diep in zijn strot waar hij klokkend van drinkt.

Het giert door hem heen. Zoals die hete lummel zijn kringspier masseert en opent, er in vingert en kwijlt, het oprekt en tot een drijfnatte kut maakt.

En plotseling heeft hij een heel ander verlangen, terwijl hij daar met gespreide dijen en een opgetrokken onderlijf zo vurig en heftig en gekmakend wordt gelikt en gevingerd.

Woest van geilheid legt hij de jongen op z’n rug en schuift zijn drijfnatte opgeruimde en verlangende hol over de strakke jongenspik. Voor het eerst.

En hij ziet het huiveren. Hij voelt de trillingen van verlangen, zoent de jongen die het hoofd heen en weer slingert, die plotseling met dat lenige lijf in hem opstoot en kreunt en kreunt.

En even woest en wild keert hij hen beide opnieuw om, omdat die harde jongenspik zo vurig en gekmakend, zo warm krachtig in hem stoot en hem telkens de drift door het lijf laat gieren als die zijn genotspot raakt.

Want dan wil hij, Jentl, voor de jongen Daniel op zijn rug liggen, wil hij dat jonge vuur wijdbeens en open ontvangen, wil hij de kracht van dat soepele bruine lijf en die verlangden pik in al die neukende jongensdrift voelen en ervaren, schuren en persen en drukken en duwen.

Dat heftige snuiven en kwijlende zoenen en vechten van hun tongen, terwijl een jonge drift zich diep in hem te buiten gaat en heerlijk pijnverrukkend in hem ragt met een ongemeen heerlijke harde lul, als een razende in en uit hem glijdt en hij het ritme van de jongen nog opvoert door aan die slanke beweeglijk neukende malse billen te trekken en er zijn vinger tussen te drukken, het natte gaatje opnieuw te vingeren.

Omdat hij voelt dat die woeste muziekjongen hem nu gewoon in al die geilheid gewoon gaat klaar neuken, dat hij zo gaat spuiten, dat hij het nog net kan opkeren.

Een harde versmoorde kreun, een verstrakkend gekromd jongenslijf, een gespannen stilte van een strakke boog boven hem, diep in hem stoten, nog een keer. Dan leegt hij zich, voelt hij het zaad uit hem wegschieten en hoe het in zijn buik en ballen samentrekt en het neerplenst op zijn borst en buik, voelt hij het schokken van die harde jongenslul in hem, het legen en hortende kreunen tegelijk.

Vaag voelt hij nog hoe Daniel hijgend tussen zijn armen en benen op hem neerzakt in zijn druipende zaad, hoe die nahijgt en stil is. Verbaasd om z’n eigen plotselinge drift misschien. Zo voelt het althans en dat maakt hem warm.

‘Danie,’ fluistert hij om de naam te proeven en streelt de nahijgende jongen lang en langzaam, zoent zijn wang, streelt de dikke glanzende krullen, de nu weer stille en mals bijna krachteloze slanke warme billen.

‘Jentl?’

‘Sst, lief. Morgenvroeg. Goed?’

De jongen Daniel zoent hem en valt op hem in slaap. En hij, Jentl, trekt het licht uit. Verward en verrukt, bevredigd en vol pijn. Omdat dit het meest ultieme is nu, wat hij ooit beleefd heeft. Omdat het zo perfect voelt en ook is, omdat het nooit meer over moet gaan, maar dat juist dat nooit zal gaan lukken.

Hij krijgt tranen in zijn ogen, zoent de slapende jongen, streelt h’m. Die heerlijk muziekjongen, die over een paar maand zal gaan studeren, zal vertrekken.

‘Jentl?’

‘Hmm?’

God, wat ligt die jongen lief tegen hem aan, zo ontspannen en warm.

‘Ik ga zo koffie zetten. Jij wil thee, hè?’, vraagt hij

‘Van vannacht ….’

‘Sst,’ fluister hij in de kriebelden krullen.

‘Ik houd van je.’

‘Ik weet het,’ zegt hij, ‘en ik van jou.’

‘Ik wil je niet kwijt.’

‘Ik jou niet,’ zegt hij, Jentl. Omdat Daniel nu echt een man is. Omdat hij het voelde dat ‘ie hem vannacht wilde neuken en dat ook gedaan heeft, omdat hij er zelf ook naar verlangde dat de jongen dat deed. En dat hij nu weet dat die jonge drift nu echt opgang is gekomen, niet meer te temperen en te blussen is. Straks in een simpel weekendje ver buiten een bruisende studentenstad.

Het doet hem pijn. Als snijden er scheermessen door zijn borst. Als is dit al een afscheid wat nog komen moet.

Hij voelt zijn lot.

Jentl, de onopvallende man, die het zich laat overkomen.
Lees verder: Yannick - 2
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...