Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Maxine
Datum: 23-10-2019 | Cijfer: 9.6 | Gelezen: 11815
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 54 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Zussen,
De dag na het feest hebben Chantal en ik nog een heel stuk met de Jeep door de omgeving gereden. Chantal is helemaal weg van haar wagen en glundert van oor tot oor. Als we dan weer thuiskomen, zijn de ouders van Chantal alweer vertrokken. Dat hadden we zo afgesproken, morgen volgen we met de Cadillac. Chantal raakt haast niet uitgesproken over haar wagen.

‘John, ik kan het nog steeds niet geloven, dat je me die wagen hebt gegeven! Hij is prachtig, rijdt erg goed, en is ook niet al te groot!’

‘Ik ben blij, dat je hem mooi vindt. Ik heb er werk genoeg aan gehad. En het was lastig genoeg om het voor je verborgen te houden.’

Chantal lacht. ‘Dat geloof ik meteen. Ik had die wagen wel zien staan, maar er staan wel meer wagens bij jou, waar ze aan het werken zijn. Dus ik had helemaal niet in de gaten, dat jij die voor mij aan het opbouwen was.’

Ik lach. ‘Tja, dat is zoals de Engelsen zo mooi zeggen: “Hidden in plain sight”. Echt verbergen kon ik het niet, maar je kon onmogelijk weten, van wie die wagen was.’

‘Laat staan, dat ik wist, wat voor wagen het was! Hij is wel niet snel, maar dat hoeft voor mij ook niet. Maar volgens mij lust die wel een slokje.’

‘Daarom zit er ook een gastank in, Chantal. Je mag straks wel weer eens gaan tanken!’

‘Ja, maar we hebben toch best een stuk gereden. Dat was best een mooie route, zo door België en Duitsland heen en dan zo terug naar hier. En Karel en Mia vonden het ook een prachtige wagen!’

‘Karel wist er al van, Chantal. Ik had het hem al eerder verteld. Ik wist, dat hij vroeger ook eens een Jeep heeft gehad, nog een veel ouder model.’

‘Ja, ik heb die foto’s laatst nog eens gezien, toen ze alles aan het opruimen waren. Mia liet ze me zien.’

‘Toen wisten ze waarschijnlijk al, wat voor wagen je zou krijgen. Ik had het ze al een paar weken geleden al verteld. Wel leuk, dat ze nog zo lang het geheim bewaard hebben.’

Chantal glimlacht. ‘Ik zal ze wel missen. Vooral Mia, daar heb ik toch heel wat mee gepraat.’

‘Maar nu wat anders, wat vond je van die wagen?’

‘Wel mooi, maar ook groot! Waarom wil je eigenlijk zo’n wagen?’

‘Omdat die een grote aanhanger kan trekken. Dat is de voornaamste reden. En bovendien geeft die handelaar me ook nog flink wat terug voor mijn busje. Meer dan ik er zo voor zou krijgen.’

‘Het is jouw wagen, John. Ik vind hem wel mooi, als ik er zelf maar niet in hoef te rijden.’

‘Dan ga ik het toch doen, Chantal. Met die wagen kan ik weer jaren vooruit. Ik bel hem meteen even op.’

Ik bel de handelaar op en zeg hem, dat ik de wagen wil kopen. En een uur later is alles al geregeld. Het is maar goed, dat ik al een en ander heb voorbereid, en kan ik de wagen al meteen mee naar huis nemen. Ik parkeer de wagen voor de loods, waar ik hem meteen flink begin te poetsen. Gerard komt eraan gereden, hij wil zijn Cadillac ophalen.

‘Zo, het gaat je wel goed, John! Heb je die pas gekocht?’

‘Ja, de bus begon te slijten, en voor deze kreeg ik een goed aanbod. Maar nu is het wel weer even genoeg geweest. De afgelopen weken was duur genoeg! Nou ja, er komt nog wel een nieuw project, ten minste als het wat is. Maar voordat die klaar zal zijn, dat zal nog wel even duren.’

‘Wat heb je je nu weer voorgenomen? Heb je geen auto’s genoeg? Ga je Daan achterna?’

Ik lach. ‘Oh, God behoede me! Nee, ik ben al langer op zoek naar een Airstream caravan, en nu weet ik er misschien eentje te staan. Daar ga ik de komende week naar kijken. Maar die staat al jaren stil, ik weet nog niet of die nog te redden is. Het interieur is er in ieder geval uit, dat heb ik al begrepen.’

‘Wat ga je ermee doen?’

‘Eerst moet het chassis nog goed zijn, en de carrosserie niet lekken. De technische kant, daar maak ik me niet zo’n zorgen over. Dat komt dan wel weer goed. Maar het interieur, dat wil ik dan zelf gaan maken. Wel een beetje in de stijl van het origineel, maar dan wel moderner.’

‘Dan moet je Sander eens vragen, of hij je niet wil helpen! Hij is timmerman en kan je zeker een heel eind op weg helpen.’

‘Eerst eens kijken of het was is, dan zie ik wel verder. En ik heb er ook geen haast mee, de wagen van Chantal heeft me al geld genoeg gekost.’

‘Ik moet toegeven, het is een prachtig ding geworden. Ik kreeg thuis ook al de vraag, of ik voor haar ook zoiets wilden doen. Dat heb ik meteen vakkundig afgewimpeld. Ze heeft al een auto, en als ze er zelf een wil, dan moet ze er maar voor sparen. Dat heb ik ook voor mijn Cadillac moeten doen. Daar heb ik ook jarenlang voor moeten sparen.’

Chantal komt net weer terug gereden, ze is haar wagen wezen tanken. Ze heeft een grote grijns op haar gezicht, als ze uitstapt. Ze groet Gerard en daarna mij. Ze groet me met een zoen op mijn mond, en Gerard lacht.

Hij zegt: ‘Die heeft hij wel verdiend, met zo’n mooi cadeau!’

Chantal moet lachen. ‘Absoluut! Ik kan het nog steeds amper geloven! Echt zuinig is de wagen niet, maar ik ben net wezen tanken. Als je dan ziet, wat je moet afrekenen… Ik moest net geen veertig euro afrekenen, en volgens mij kan ik er dan bijna twee weken mee rijden!’

‘Dan geef John nog maar een zoen, want die heeft hij wel verdiend!’

‘En ook nog wel twee of drie! Ik ben echt zo blij!’

Ze voegt ook de daad bij het woord en geeft me nog twee zoenen. Gerard moet erom lachen. Dan vraagt hij aan Chantal: ‘En? Al helemaal klaar voor de bruiloft van je broer?’

‘Ja, ik heb er al reuze veel zin in. Lekker dansen met John. En ook met mijn broers en mijn vader.’

‘Waar blijven jullie slapen?’

Ik antwoord: ‘We hebben een pension gehuurd, dat vlak bij de ouders van Chantal is. We nemen dan een taxi terug naar huis. Scheelt ook weer in taxikosten, maar we vinden het ook wel fijn, dat we dan naar Joris en Jolien kunnen lopen. Bovendien kan ik de wagen daar lekker op de achterplaats parkeren. Daar staat hij veilig tegen beschadigingen door voorbijgangers. Jullie gaan met de caravan?’

Gerard knikt. ‘Zelfs twee caravans. Omdat Kurt er nu ook bij hoort. Ik hoorde van hem, dat hij nu al bijna uit de schulden is? Ik neem echt zijn petje voor hem af, want zoals hij nu leeft, dat zou ik niet kunnen volhouden.’

‘Het is behoorlijk spartaans, dat klopt. Maar Kurt houdt niet van halve maatregelen. En op het werk valt hij echt prima. Hij doet niet moeilijk, als de dag opeens wat langer duurt, en hij heeft goed contact met de klanten. En hij leert enorm snel, dat is ook een goede voorwaarde om het te gaan redden.’

‘Ja, gebrek aan inzet kun je hem niet aanrekenen. Ik vind hem werkelijk een prachtkerel. Ik snap niet, waarom de mensen hem zo aankijken. Alleen omdat hij in het verleden een misstap heeft begaan? Maar ik moet eerlijk zeggen, als jij hem niet had aanbevolen, dan denk ik niet, dat ik hem had opgenomen in de band.’

Ik lach. ‘Tja, maar ik kon Kurt al veel langer, dan jij. Ik schrok, de eerste keer, dat ik hem weer zag. Hij had zo’n ontzettend schuld op zijn gezicht. Het was me meteen overduidelijk, dat hij iets verkeerd heeft gedaan, maar er wel spijt van had. En dat was voor mij een reden hem gewoon, als vroeger, te vertrouwen. En meer had hij ook niet nodig. Soms zijn het de kleine dingen, die een grote verandering kunnen brengen.’

‘Nou, je hebt toch wel wat meer dan een paar kleine dingen voor hem gedaan, John. Wie zou nu een risico op zijn werk genomen hebben, om iemand met een strafblad aan een baan te helpen?’

‘Hmm, soms moet je ook een beetje risico durven nemen. En met Kurt had ik er het volste vertrouwen in, dat hij zich netjes zou gedragen.’

Gerard kijkt opeens langs me heen en zegt: ‘Nou, als we het toch over hem hebben, daar komt hij net aangereden!’

Kurt komt er op zijn fiets aangereden. En schijnbaar heeft hij me iets dringends mee te delen.

‘Hey, Kurt! Wat heb je een haast!’

‘Ach, John! Ik heb goed nieuws!’

Ik kijk verrast. ‘Wat is er dan?’

‘Nou, gisterenavond parkeerde ik mijn vrachtwagen en wilde de kantine inlopen, om een kop koffie te pakken, en toen vond ik een portefeuille op de binnen. Die bleek van mijnheer Letgens te zijn. Ik heb hem die meteen terug gebracht, en daar was hij heel blij mee. Hij wilde me wat geld geven om me te bedanken, maar dat wilde ik niet. Hij heeft me toen naar het station gebracht, zodat ik niet hoefde te lopen.
Maar vanmorgen belde hij me op. Maandagmorgen moet ik naar het kantoor komen, en dan krijg ik een contract voor een jaar, met een optie voor nog een jaar. En daarna zou ik al een vast contract kunnen krijgen! Is dat niet geweldig?’

Ik glimlach. ‘Nou, dan zal je het wel verdiend hebben! Gefeliciteerd! Dat is toch geweldig?’

‘Ja, maar zonder jou, zou ik die kans nooit hebben gekregen! Je weet niet, hoeveel dit voor me betekent! Ik ben nu bijna uit mijn schulden, en dan kan ik weer beginnen met leven. Een compleet nieuwe start! Maar ik heb nog meer goed nieuws. Ik kan nu ook een andere woning krijgen, die kan ik nu wel betalen. Dan kan ik weg uit dat klein hol. En je raadt nooit, waar ik dan ga wonen!’

‘Geen idee, vertel maar!’

‘Ik krijg een woning op in Gebroek. Het is geen supergrote en luxe woning, maar ik krijg wel weer een tuin! En zelfs een eigen garage! Dat heb ik zo gemist! Weer lekker tuinieren en misschien kan ik me dan ook weer eens een auto veroorloven!’

‘Voorlopig rijd je nog maar met mij mee, Kurt. Spaar eerst maar eens wat, en leef weer eens.’

‘Dat ben ik ook van plan, John. Maak je maar echt geen zorgen. Eerst wil ik weer wat reserves hebben, mijn leven weer op orde hebben. Maar ik mag toch zeker wel dromen?’

‘Natuurlijk! Maar toch heel erg gefeliciteerd! Je bent nu op de goede weg!’

‘Ja, en dankzij jou! Maar ik weet al, hoe ik dat weer met je goed kan gaan maken.’

‘Je hoeft niets terug te doen, Kurt. Dat is helemaal niet nodig!’

Kurt glimlacht. ‘Dat moet ik wel, en geloof me, ik ga niets doen, waar ik mezelf in de problemen breng. Die tijd heb ik gehad. Maar ik weet nog wel iets, waar ik je ongetwijfeld een heel groot plezier mee ga doen. Een klein bedankje voor een jarenlange vriendschap, dat mag wel eens.’

‘Nou, dan laat ik me wel verrassen, als je toch per sé iets terug wilt doen. Maar evengoed nog eens gefeliciteerd!’

Gerard en Chantal feliciteren Kurt ook met zijn aanstelling. Gerard zegt meteen: ‘En? Wanneer ga je dan verhuizen?’

‘Dat duurt nog wel even, de woning is nog niet vrij. Pas over twee maanden. Maar dat is niet erg, dan kan ik al heel rustig mijn spullen inpakken. Ook al ben ik daarmee zo klaar, veel heb ik toch niet. Maar ik probeer dan in die tijd al wel wat geld te sparen voor wat andere meubels. Voorlopig wordt het iets uit de kringloop, daarvoor heb ik al hier en daar wat rondgesnuffeld. Daar heb ik al wat voor me laten reserveren, en het staat al apart voor me. Zodra ik in die woning kan, komen ze me dat ook nog eens brengen.’

‘Kijk aan! Dus je hebt er al goed over nagedacht!’

‘Ja, natuurlijk! Ik heb eindelijk weer eens uitzicht op een goede toekomst. Dan denk je er ook over na, hoe je dat vorm wilt gaan geven. En John, ik wilde je nog iets vragen. Zou je voor mij eens een goed woordje willen doen bij de sportclub? Ik zou graag vrijwilliger willen worden, maar ze reageren niet zo op mijn aanbod. Ik heb mijn verleden natuurlijk niet mee, dus dat begrijp ik wel een beetje. Maar een goed woordje van jou zou dan wel eens wonderen kunnen doen.’

Ik kijk verbaasd. ‘Waarom opeens daarvoor interesse, Kurt?’

Kurt bloost nu een beetje. ‘Nou ja, ik wil gewoon weer wat meer onder de mensen komen. En ook een beetje van mijn slechte naam afkomen. En er is nog wel een reden, waarom ik dat wil. Je zou het bijna kunnen raden.’

Ik denk even na. Dan begin ik te glimlachen. ‘Nou begint het me te dagen. Wil je het echt nog eens proberen, Kurt?’

Kurt bloost nu weer. ‘Ze was mijn eerste liefde, John. En ik weet, dat ze weer vrijgezel is. En op die manier kan ik weer wat meer in contact met haar komen. Dus wie weet, maak ik nog een kans. En als het niet zo is, hoop ik er nog gewoon een vriendschap aan over te houden.’

‘Nou, dat is in ieder geval al een goede instelling. Goed, ik wil wel eens met het bestuur praten. Ze zeggen altijd, dat ze vrijwilligers te kort hebben. Dus waarom ze op jouw aanbod niet ingegaan, dat wil ik dan wel even weten.’

‘Bedankt, dat zal ik zeker op prijs stellen. En Gerard? Zou je nog plaats hebben voor een gitaar in de aanhanger? Ik heb mijn oude gitaar in het pandjeshuis, waar ik de gitaar verkocht had, terug kunnen kopen. Hij lag er nog steeds!’

‘O, dat is een verrassing! Natuurlijk hebben we daar wel plaats voor! Je kunt hem erbij doen, als ik je kom ophalen, als we naar Kampen vertrekken. Wat voor iets is het?’

‘Een Fender Telecaster uit 1952. Ik ben blij, dat ik dit schatje terug heb. Het is de eerste luxe, die ik mezelf veroorloof. En ook maar goed, dat de verkoper niet wist, wat het ding werkelijk waard was.’

‘Een kopie neem ik aan?’

Kurt schudt zijn hoofd. ‘Nee, een echte. Ik heb me destijds een gok genomen door de gitaar aan dat pandjeshuis te verkopen. En ik ben blij, dat zich die gok goed uitbetaald heeft.’

‘Wat heb je er destijds voor gekregen?’

‘Tweehonderd euro. Ik moest er nu bijna driehonderd voor neertellen, aangezien ik de pandhouder was.’

‘Waarom heb je er toen niet meer voor gevraagd? Zo’n ding is veel meer waard!’

‘Dat weet ik, maar eigenlijk wilde ik hem ook niet verkopen, en ik moest hem ook uit zicht houden voor andere schuldeisers. Dit was voor mij een manier om hem te behouden. Die gitaar is voor mij veel meer, dan de waarde alleen. Mijn vader heeft me nog deze gitaar nog gegeven, voordat hij stierf. En die herinnering is me meer waard, dan alles andere.’

Ik knik. Ik ken zijn vader nog van vroeger. Die speelde toen ook al gitaar, dus het is geen wonder, dat Kurt ook gitaar ging spelen.

‘Is dat die beige met zwarte gitaar?’

Kurt knikt. ‘Weet je dat nog? Maar ja, dat is hem. Ik weet, dat mijn vader die destijds zelf nog nieuw gekocht heeft. Hij kon er fantastisch op spelen.’

‘Dat herinner ik me nog. En jij speelde gewoon met hem mee. Ik vond dat destijds fantastisch om te zien en om te horen.’

Gerard zegt dan: ‘Nou, als het een echte Telecaster is, ben ik wel eens benieuwd, hoe die klinkt. Hoe is hij technisch?’

‘Enkele jaren geleden is hij door een vakman helemaal nagekeken. Er was niets mis mee, dat had ik ook niet verwacht. Hij wilde hem destijds van me overkopen. Hij bood me er toen al dertigduizend voor, maar dat was voor mij geen optie.’

‘Dat kan ik wel begrijpen. Ik ben eens benieuwd. Zou ik er ook een keertje op mogen spelen? Gewoon om eens zoiets gespeeld te hebben?’

‘Natuurlijk! Je liet me toch ook op jouw gitaren spelen? Dan spreekt dit voor zich! Maar ik moet nu weer gaan, ik moet nog boodschappen doen, want de rest van de week krijg ik daar geen tijd meer voor.’

Kurt neemt afscheid en fietst weer weg. We kijken hem na, tot hij uit beeld verdwenen is. Gerard zegt dan: ‘Ik ken maar weinig mensen, die met zo weinig al tevreden zijn. Maar dat hij zo’n dure gitaar als eerste terugkoopt, dat begrijp ik dan wat minder goed.’

‘Hmm, daarvoor had je zijn vader moeten kennen. Kurt en zijn vader waren echt close met elkaar. Samen muziek maken. En voor zijn twaalfde verjaardag kreeg Kurt de gitaar van zijn vader. Dat is het laatste, wat hij van hem gekregen heeft. Enkele dagen later kreeg hij een ongeluk, en heeft dat niet overleefd.
En een paar jaar later hebben ze thuis brand gehad. Daarbij is veel verloren gegaan, alleen de gitaar, dat is nog het enige, wat hij van zijn vader heeft. Dus ik begrijp wel, dat hij heel erg aan dat ding hangt. Maar is het dan zo’n bijzondere gitaar?’

‘Als het echt een originele Telecaster uit 1952 is, dan wel. Dan praat je over een bedrag tussen de twintig en veertigduizend euro. Ik ben eens benieuwd. Maar ik wist niet, dat Kurts vader ook muzikant was.’

‘Ja, en hij was best goed. Speelde destijds wel eens vaker als studioartiest bij opnames.’

‘Hmm, dan moet het toch wel in de familie zitten. Kurt is echt heel erg goed. Daar zou hij zijn brood mee kunnen verdienen.’

‘Hmm, laat hem nu eerst maar eens gewoon weer zijn normale leven oppakken, Gerard.’

‘Dat is voorlopig inderdaad beter. Maar ik moet nu ook weg. We moeten nog alles inladen. Hey, ik zie je dan morgen weer. We rijden toch samen?’

‘Ja, natuurlijk! De wagen is al helemaal klaar. Hoe laat ben je hier?’

‘We hadden toch om half negen afgesproken?’

‘Klopt, maar ik wilde het alleen maar even bevestigd hebben.’

Gerard rijdt dan met zijn wagen weg. Ik ga verder met poetsen, en voor de voorzichtigheid kijk ik toch nog even mijn Cadillac na. Maar er is geen enkel probleem met de wagen, alleen de ruitenwisservloeistoftank was niet helemaal vol. Die vul ik nog even na, en loop dan naar binnen.

Chantal is dan al bezig met het eten. Ze vraagt me: ‘Pak je straks ook nog jouw koffer in? Ik weet niet, wat je allemaal mee wilt nemen.’

‘Dat is goed. Ik ben nu klaar met de auto’s. Maar laden we morgenvroeg de koffers in de auto?’

Chantal knikt. ‘Dat vind ik prima. Dan kunnen we vanavond nog eens lekker samen op de bank zitten. We hebben de afgelopen tijd iedere dag wel iemand op bezoek gehad. En nu wil ik even alleen met jou zijn.’

Ik glimlach. ‘Dan sluit ik vlug even de loods en de deuren af. Pak jij dan even een flesje wijn uit de kelder?’

Chantal glimlacht. Ik loop snel naar de loods, en kijk dat alles goed afgesloten is, en zet het alarm erop. Bij het huis doe ik hetzelfde. De rolluiken omlaag, en alles in de nachtstand. Dan loop ik naar de kamer, waar Chantal al op me zit te wachten. Ze heeft zich omgekleed, en heeft zo te zien alleen maar een badjas aan.

‘Hmm, ben je alleen maar van plan om lekker knus op de bank te zitten, Chantal?’

Ze grijnst. ‘Nou ja, dit zit wel lekker gemakkelijk. En wie weet, wat er allemaal nog kan gebeuren!’, zegt ze met een knipoog.

Ik ga op de bank zitten, waar Chantal lekker tegen me aan komt liggen. Ze heeft de televisie uitgelaten, maar wel wat muziek opgezet. Lekker romantische muziek, ze begint mijn muziekinstallatie steeds beter door te krijgen. We praten over de komende week, de bruiloft van haar broer, en ook over de caravan, die ik ga bekijken. Ze vraagt me, wat ik er precies mee van plan ben.

‘Ik wil gewoon wat meer comfort, als we weer eens naar een automeeting gaan. Tot nu toe heb ik alleen maar in tentjes geslapen. Alleen afgelopen zomer, voordat ik jou ontmoette, heb ik een keer bij Gerard in zijn caravan geslapen, omdat mijn tent kapot was. En dat is me zo goed bevallen, dat ik me voorgenomen had om me een caravan te kopen. Maar ik ben dan wel van mening, dat het wel bij mijn auto moet passen. En wat past er nou beter, dan zo’n Airstream caravan?’

‘Maar die caravan, die heeft bijna geen interieur meer, John. Dan zou je alles opnieuw moeten bouwen.’

‘Dat geeft niet. Dan kan ik hem ook aanpassen naar onze smaak.’

‘Onze smaak?’

‘Natuurlijk, waarom zou ik geen rekening met jouw smaak houden. Ik hoop, dat je me er wel een beetje met mee gaat helpen.’

‘O, graag! Mag ik dan de kleuren aan de binnenkant kiezen?’

Ik glimlach. ‘Als jij dat graag wilt, moet je dat doen. Zolang het maar geen roze wordt.’

Chantal lacht. ‘Nee, ik was aan het denken, wit met rood. Dat is ook een beetje klassiek, en dat zou wel passen met jouw wagen.’

‘Hmm, helemaal nog niet zo’n slecht idee. Maar daar zijn we helemaal nog niet. Eerst eens kijken of het nog wel een beetje de moeite waard is. Ik heb me er een beetje in verdiept, en weet nu waar ik naar moet kijken. Maar zelfs al moet ik alles opnieuw doen, dan denk ik, dat ik die caravan nog neem.’

‘Wat is dan eigenlijk het probleem?’

‘Die caravans zijn geklonken met klinknagels. En na verloop van tijd kunnen ze daar gaan lekken. Als dat zo is, dan moet ik die klinknagels allemaal uitboren, en opnieuw vastklinken. Maar, als ik het helemaal opnieuw zou doen, dan zou ik de caravan opnieuw kunnen isoleren, en zou het inrichten ook nog wel een gemakkelijker kunnen worden. Dan kan ik gewoon alles maken, zoals ik dat wil.’

‘Gaat dat lang duren?’

‘Geen idee, maar ik reken er wel op. We moeten dan alles nieuw maken. En ook alles bekleden, nieuwe leidingen, alles moet nieuw. Dat zal dus flink veel werk zijn.’

Chantal ziet het al helemaal voor zich, ondanks dat er nog veel werk aan gedaan moet worden.
‘Oh, ik heb er al helemaal zin in! Ik vind het vooral leuk, dat we er samen aan kunnen werken. Ik kijk wel eens toe, hoe jij aan die auto’s bezig bent. Maar ik begrijp helemaal niets, van wat jij daar allemaal doet. Maar met die caravan moet er toch genoeg zijn, wat ik wel kan doen.’

‘Dat is ook een reden, waarom ik het wil doen. Dit moet iets van ons allebei zijn. Maar we zullen wel eerst weer flink moeten sparen. Dat opknappen van die caravan zal zeker geen goedkoop grapje worden. Zeker als ik hem echt helemaal uit elkaar moet halen.’

Chantal kruipt wat dichter tegen me aan.

‘Dat geeft niet. Dan kan ik veel meer tijd samen met jou spenderen. En dat vind ik veel leuker, dan dat we iets kopen, wat kant en klaar is.’

‘Maar ik moet nog wel iets verzinnen voor de komende zomer, als we weer naar Zweden gaan voor die meeting. Dan ga ik me wel een caravan huren. Of ik koop me zolang een oude caravan. Die hoeft niet heel nieuw te zijn, als alles maar heel en goed is.’

‘Twee caravans, John?’

‘Die andere kan ik dan wel weer verkopen, of slopen, als het dan niets meer is, Chantal. Maar ik was echt niet meer van plan om op die meetings in een tentje te gaan slapen. Zeker niet met jou erbij. Zo prettig ligt dat ook weer niet, zo op een luchtbedje.’

Chantal grijnst. ‘Hoewel, dat heeft ook wel zijn charmes.’

Ik grijns terug. ‘Ja, maar in een caravan kan dat nog veel fijner zijn!’

Dan geef ik haar een zoen, en leg mijn arm om haar heen, zodat ik haar dichter tegen me aan kan trekken. Chantal slaat dan als reactie haar beide armen om me heen, en kust me vurig. Al snel zijn onze tongen in een vurig gevecht met elkaar, en ik laat mijn andere vrije hand onder haar badjas glippen. Het eerste wat ik merk, is dat ze geen bh draagt, maar een dun hemdje. Ik kan haar borsten voelen door het dunne stof en voel hoe ze stijver worden, als ik ze streel. Chantal kreunt lichtjes, terwijl we elkaar zoenen. Ik wil net haar badjas verder open maken, als plotseling het alarm afgaat.

Geïrriteerd kijken we op. Chantal vraagt: ‘Heb je soms de loods niet helemaal goed afgesloten?’

‘Ik weet zeker, dat alles goed afgesloten is. Daar heb ik goed op gelet! Ik ga toch maar eens even kijken.’

‘Denk je, dat er iemand probeert in te breken?’

‘Geen idee, maar ik wil het nu wel weten.’

‘Doe voorzichtig!’

Ik loop naar de achterdeur. Vanuit de loods kun je niet zien, dat deze open gaat, dus ik kijk even naar buiten. En ik zie al meteen, dat het geen vals alarm is. Een busje met aanhanger en een drietal mannen proberen de loods open te breken.

Ik ben niet van plan om de held te spelen, god weet, of die mannen bewapend zijn. Maar ik bel wel meteen de politie. En amper een moment erna krijg ik ook telefoon van de beveiligingsfirma, bij wie ik aangesloten ben. Die bellen altijd even op, als ze alarm krijgen. Als ik ze bevestig, dat het geen loos alarm is, zeggen ze me toe, dat er al mensen onderweg zijn, en dat ze er binnen enkele minuten zijn.

Ik sluit weer snel de deur af, en loop weer terug de kamer in.

Chantal kijkt me vragend aan. ‘En?’

‘Er zijn drie mannen, die proberen in te breken. Ik heb de politie al gewaarschuwd, en de bewakingsdienst is ook al onderweg. Ze zouden er binnen enkele minuten moeten zijn.’

‘Oei, en wat moeten wij doen?’

‘Stil zijn en afwachten. We kunnen toch niets doen. Ik ga echt niet naar buiten om te kijken of ik die mannen kan verjagen. Voor hetzelfde geld trekken ze een pistool, of een mes, en gebeurt er nog iets. Je hoort tegenwoordig van die verschrikkelijke verhalen!’

‘Ja, dat lijkt me wel het beste. Ik hoop alleen, dat ze niet het huis binnen komen.’

‘Dat lijkt me niet echt het geval. Ze lijken echt doelbewust in de loods in te breken. Maar dat zal ze niet meevallen. Ik heb destijds met de bouw echt geïnvesteerd in goede beveiliging, omdat ik wist, dat er waardevolle wagens in zouden komen staan.’

Er volgen dan enkele spannende minuten. Opeens krijg ik een SMS, dat de bewakingsdienst gearriveerd is. Ik open dan een app op mijn telefoon, waardoor ik de bewakingscamera, die ik er heb hangen, kan bekijken. De bewakingsdienst plaatst zijn wagen dwars op de oprit, waardoor het voor de inbrekers moeilijk wordt om met hun wagen nog weg te rijden. Enkele tellen later horen we ook al sirenes van een paar politiewagens. Op de camera zie ik de inbrekers dan wegrennen, richting het open veld. Veel meer keuze hebben ze dan ook niet. Daarop sta ik op, waarop Chantal me angstig aankijkt.

‘Ik moet de politie vertellen, waar ze heen gevlucht zijn, Chantal. Ze zullen nu wel niet meer terugkomen, die blijven wel weg.’

Chantal knikt, en ik loop naar buiten. Daar word ik al opgewacht door een politieagent.

‘Bent u mijnheer Vliegers?’

‘Ja, ik had gebeld wegens een inbraak. Op de bewakingscamera zag ik de mannen vluchten naar het veld achter de loods.’

‘Ah, ik zal mijn collega’s informeren. Mag ik even binnenkomen voor een verklaring?’

‘Natuurlijk. Maar mag ik wel even kijken, of ze in de loods zijn kunnen komen?’

‘Zolang u niet de sporen uitwist. Dit zou wel eens een goed spoor kunnen zijn naar een bende, die al een tijdje langer actief is.’

‘Ik heb zo gezien, of ze binnen zijn gekomen. Ik heb mijn loods goed beveiligd.’

Ik loop dan samen met de agent naar de loods heen. Ik zie heel wat beschadigingen aan de deur, maar die hebben ze niet open gekregen. Het breekijzer, dat ze gebruikt hebben, ligt nog op de grond. De inbrekers zijn duidelijk in allerijl gevlucht.

Ik grijns en zeg: ‘Om hier in te breken, moeten ze toch echt van goeden huize komen. Toen ik me deze loods heb gebouwd, kon ik aan kluisdeuren komen, die hier nu dienst doen als ingang. En de roldeur komt uit een munitiebunker. Die krijg je ook niet zomaar open.’

De agent lacht. ‘U hecht wel heel erg veel waarde aan wat er in uw loods staat. Mag ik vragen, wat u er heeft staan?’

‘Daar staan allemaal oldtimers. En die zijn niet allemaal van mij. Sommigen moeten nog gerestaureerd worden, anderen zijn reeds gerestaureerd. Maar al die wagens hebben meer emotionele waarde, dan financiële waarde. Ook al staan er wel wat wagens tussen, die zeldzaam zijn.’

‘U heeft er geen probleem mee, als we daar even een kijkje in nemen?’

‘Nee, ik kan me wel voorstellen, waarom. Maar ik heb geen geheimen. Zal ik het voor u openmaken? Dan kan ik ook het alarm eraf zetten.’

‘Wacht, dan geef ik u even handschoenen, zodat u de sporen niet uitwist.’

De man loopt even weg, en komt even later terug met rubberen handschoenen. Ik trek ze aan, en met de sleutel, die ik uit mijn broekzak opdiep, maak ik de deur los. Het alarm zet ik er dan af.
De beschadigingen aan de deur zijn fors, maar het is ze niet gelukt om de deur ook maar een beetje te forceren. De agent merkt lachend op: ‘Uw kluis hebben ze niet kunnen kraken.’

‘Dat was ook niet de bedoeling. Maar die deuren zijn sterker, dan ik verwacht had. Nou ja, komt u binnen.’

Ik doe het licht aan, en de agent neemt even een kijkje in de loods. Hij ziet al snel, dat ik de waarheid spreek.

‘Inderdaad, allemaal auto’s. Dan moet het de dieven daarom te doen zijn geweest. Heeft u onlangs vreemde mannen hier op bezoek gehad? Of heeft u onlangs een wagen gekocht?’

‘Ik sta geen vreemd bezoek toe in mijn loods, dus dat kan ik uitsluiten. Maar ik heb vandaag bij een handelaar nog wel een auto aangeschaft. Die zwarte SUV daar.’

‘O, dat zou wel eens de reden kunnen zijn geweest. Als het de bende is, die we denken, dat ze hier zijn geweest, was er vaak sprake van, dat de slachtoffers van tevoren pas een auto gekocht hadden. Het zou mogelijk kunnen zijn, dat er een zender in uw auto is geplaatst, zodat ze die kunnen terug stelen.’

‘Dat zou best kunnen, maar u zou de wagen mogen meenemen voor onderzoek. Ik heb hem de komende week toch niet nodig. Ik zou morgenvroeg vertrekken met de Cadillac naar Kampen. Daar heb ik over een paar dagen een bruiloft van mijn schoonbroer. En ik zou met mijn vriendin met die wagen daar naar toe gaan.’

‘Dat zou perfect zijn! Misschien kunnen we dan een flinke stap zetten in het onderzoek en de jacht op die bende. Hoe eerder we die bende opgerold hebben, hoe beter het is!’

‘Ik zou ook beter slapen, als ik wist, dat de wagens, die hier staan, allemaal veilig kunnen blijven staan.’

We lopen dan weer naar buiten. Ik zie dat Chantal zich snel wat heeft aangetrokken, en in de deuropening staat. Ik loop snel naar haar toe.

Ze vraagt me meteen: ‘En? Hebben ze in de loods kunnen komen?’

‘Nee, dat had ik ook niet echt verwacht. Ze hebben geprobeerd de deur te forceren, maar buiten wat flinke krassen en een deukje in de deur is er niets gebeurd. Die deur is een voormalige kluisdeur uit een munitiebunker. Evenals de roldeur, die komt daar ook vandaan. Je komt zomaar niet de loods binnen, daar moet je echt wat beter materiaal voor meenemen.’

Chantal lacht. ‘Dus daarom gaat die deur zo zwaar open! Nu weet ik waarom!’

Ik glimlach. ‘De politie meent, dat er misschien een zender op mijn nieuwe wagen zit. Dat zou het werk zijn van een bende, die zoiets schijnbaar vaker heeft geflikt.’

‘Oei, en hoe moet het dan straks, als we naar Kampen gaan?’

‘Er is niets wat we nog kunnen doen. Het had ook kunnen gebeuren, als we weg waren geweest. Morgen vertrekken we gewoon naar Kampen. Wat er ook gebeurd. Het zal misschien wel wat later worden, maar we gaan wel.’

Chantal knikt. Ik trek haar tegen me aan. Ik kan merken, dat ze toch best wel een beetje bang is geweest. Ze beeft nog steeds een beetje en ik geef haar een stevige knuffel.

‘Maak je maar geen zorgen. Ik heb de loods, maar ook het huis heel goed beveiligd. Ze komen hier echt niet zomaar binnen.’

‘Maar waarom heb je dan alles zo goed beveiligd?’

‘Omdat we hier dicht tegen een industriegebied aan wonen. Daar zijn de laatste jaren wel eens vaker inbraken geweest, en ik wilde gewoon niet hebben, dat vreemden mijn huis binnen kunnen dringen. En bovendien staat er best wel voor een kapitaal aan wagens in de loods, waar ik me best wel verantwoordelijk voor voel. Dus heb ik er toen voor gekozen om alles heel goed te beveiligen.’

Chantal knikt, en houdt me stevig vast. ‘Ik was toch wel een beetje bang, John. Maar ik vind het fijn om te weten, dat je hier alles zo veilig hebt gemaakt.’

Er komen nog wat meer politiewagens en even later komen er enkele agenten, die aan de deur kloppen.

‘Mogen we even binnenkomen? We hebben nog wat enkele vragen.’

‘Natuurlijk! Zullen we in de eetkamer gaan zitten?’

Ik zorg dat er voldoende licht is, en Chantal zet wat koffie voor de agenten.

Een van de agenten zegt me dan: ‘Uw tip, dat de verdachten het veld zijn ingevlucht, was goud waard. Van de drie personen hebben we er twee kunnen pakken. Daar zijn we heel erg blij om, al hadden we natuurlijk ook de derde persoon graag willen hebben. Die mannen worden nu afgevoerd naar het bureau en worden daar verhoord. Maar het zijn wel bekenden van ons. Dus we verwachten niet, dat het heel lang zal duren, voordat we de derde persoon ook kunnen oppakken.’

‘Dat is dus goed nieuws. Maar u had nog meer vragen?’

‘Ja, uit het eerste onderzoek hebben we al wat goede informatie kunnen halen. Maar we hebben nog wel wat vragen aan u. U heeft die zwarte Subaru vandaag gekocht bij een handelaar?’

‘Ja, ik kan u de papieren laten zien. Ik heb er mijn oude bus op ingeruild. En het was een goede deal.’

‘Zou ik die papieren mogen zien?’

‘Natuurlijk, ze liggen hier nog op de kast.’

Ik sta op en geef de agenten de papieren. Een van de agenten geeft dan wat informatie door aan de centrale, en krijgt dan al snel reactie terug. De agent luistert dan aan de telefoon en kijkt me dan aan.
‘Het spijt me u te moeten vertellen, dat de wagen, die u gekocht heeft, onlangs gestolen is.’

‘Weet u dat zeker? Ik weet, dat die wagen toch al geruime tijd daar bij die handelaar stond. Ik kom er vrijwel iedere dag langs.’

‘Heel zeker. Ik heb zojuist het chassisnummer doorgegeven, en dat staat geregistreerd als gestolen!’

‘Verdorie! Dan koop je een auto bij een handelaar, juist om minder risico te lopen een gestolen wagen te kopen, en dan is hij toch gestolen. Moet ik die nu teruggeven aan de echte eigenaar?’

‘Dat hangt ervan af. Maar die kans best wel eens bestaan. Maar dan zou u verhaal kunnen halen bij de handelaar, die u de wagen heeft verkocht.’

‘Dat zal ik ook zeker doen! Maar ik ken die handelaar toch al een tijdje. Ik kan me niet voorstellen, dat hij zoiets zou doen. Bovendien begrijp ik niet, dat ze zo’n wagen zouden stelen. Heel veel vraag is er hier niet naar.’

‘Misschien hier niet, maar in het buitenland wel. Misschien was het ook niet de bedoeling, dat u de wagen kocht, maar hebben ze de wagen alleen maar bij de handelaar gestald. Dat moeten we nog uitzoeken.’

‘Dat maakt me niet uit, ik zit straks zonder vervoer. Dat is mijn dagelijkse wagen.’

‘Is de wagen al verzekerd?’

‘Dat wel. Ik heb een goed contact met mijn verzekeraar. Een telefoontje, en de verzekering was zo geregeld. Maar ik begrijp niet, dat mijn verzekering dan geen melding heeft gekregen, dat de wagen gestolen was. Want dan had ik natuurlijk die wagen nooit gekocht!’

‘Het zit wat ingewikkeld in elkaar. Officieel is die wagen nooit als gestolen gemeld, in verband met een ander onderzoek. Deze wagen is gestolen bij een autohandelaar in Raamsdonkveer. Maar aangezien de wagen niet goed geregistreerd was, kon de melding niet goed worden gedaan.’

‘Dus met andere woorden, technisch gezien ben ik dus nog steeds eigenaar van mijn wagen?’

‘Ja, zo zou u het kunnen stellen. Maar het zit wel wat ingewikkelder in elkaar, dan u denkt. U kunt niet zomaar deze wagen claimen.’

‘Dat begrijp ik. Maar staat de wagen dan wel goed op mijn naam?’

‘Ja, dat is wel geregistreerd. Dus u bent inderdaad administratief eigenaar van de wagen.’

‘Goed, dat wilde ik even weten. En u had de wagen nodig voor onderzoek. Hoelang denkt u daarvoor nodig te hebben?’

‘Hooguit een of twee dagen, afhankelijk van wat we vinden.’

‘Ik heb de wagen de komende week niet nodig, dus u kunt de wagen zolang wel hebben voor onderzoek.’

Opeens gaat de telefoon van de agent weer. Een kort gesprek volgt. Dan zegt de agent tegen me: ‘Zegt u de naam Kurt Janszen iets?’

‘Ja, die ken ik. Dat is een vriend van me. Hoezo?’

‘Zijn naam is genoemd door een van de mannen, die we hebben opgepakt.’

Ik kijk geschokt. ‘Denkt u, dat Kurt daarmee te maken heeft? Dat kan ik me helemaal niet voorstellen. Kurt is juist heel hard bezig zijn leven te beteren. Waarom zou hij nu zijn eigen glazen gaan ingooien? Dat maakt geen zin!’

‘Ik vertel u alleen maar, wat mijn collega’s hebben gehoord. Ze zijn ook al bij hem langs geweest, maar hij was niet thuis. Heeft u een idee, waar hij kan zijn?’

Chantal zegt: ‘Ik meende, dat Gerard zei, dat Kurt bij hem zou komen slapen, zodat ze morgen meteen samen kunnen vertrekken.’

‘Ja, dat klopt. Wacht, ik zal Gerard eens bellen.’

Ik pak mijn telefoon en bel naar Gerard. Het duurt even voordat er opgenomen wordt.

‘Met Gerard. Waar brandt het, John?’

‘Ah, Gerard. Het spijt me, dat ik je nog zo laat lastig val. Maar is Kurt toevallig bij jou?’

‘Ja, hij ligt te slapen op de logeerkamer.’

‘En hij was de hele avond bij jou?’

‘Ja, toen hij zijn boodschappen had gedaan, is hij bij ons komen eten. Hoezo? Wat is er aan de hand?’

‘Ze hebben zojuist geprobeerd in te breken in de loods. Er zijn enkele mannen opgepakt, en die hebben de naam van Kurt genoemd. Dus de politie is op zoek naar hem.’

‘Wat zeg je? Dat meen je niet! Ik ga nu Kurt meteen wakker maken. Maar ik mag toch wel hopen, dat Kurt er niets mee te maken heeft?’

‘Dat denk ik ook van niet, maar ik wil het wel even van Kurt zelf horen.’

‘Dat begrijp ik. Ik breng hem zo meteen wel even. Jezus, daar ben ik toch wel even geschrokken van. Zijn ze binnen gekomen?’

Ik lach. ‘Je weet toch, wat voor deuren erin zitten? Daar moeten ze met snijbranders aan!’

Ik hoor Gerard lachen. ‘Nou, daar heb je dan nu wel gelijk mee gekregen. We hebben je er altijd mee voor de gek gehouden, maar nu haal je toch je gelijk! Maar we zijn er over een paar minuten. Ik trek Kurt meteen uit bed, en dan komen we er meteen aan.’

‘Is goed, dan zie ik jullie zo.’

Ik hang op en zeg tegen de agent: ‘Kurt Janszen was de hele avond bij een vriend van me. Hij zou morgenvroeg samen met hem meereizen naar Kampen. Ze spelen samen in een band, die gaan optreden bij het huwelijk van mijn schoonbroer. Maar ze komen over een paar minuten naar hier.’

‘O, dat is gemakkelijk! Maar u gelooft er niet zo in, dat mijnheer Janszen erbij betrokken is?’

‘Nee, niet echt. Ik ken Kurt al veel langer dan vandaag, en hij lijkt echt oprecht te zijn om op het rechte pad te blijven. Hij heeft tegenwoordig een baan, heeft plannen om te verhuizen naar een betere woning, en wil ook sociaal weer wat meer in het leven gaan staan. Waarom zou hij dat alles op het spel gaan zetten? Dat kan ik niet geloven.’

‘Mijnheer Janszen heeft een baan? Daarvan waren we nog niet op de hoogte. Nou ja, als hij onschuldig blijkt te zijn, dan heeft hij niets te vrezen.’

We wachten dan af, tot Gerard eraan komt gereden, samen met Kurt. Kurt weet natuurlijk al, waarom hij gezocht wordt. Maar hij stapt onbevreesd het huis binnen en loopt recht op me af.

‘John! Gerard vertelde me net, wat er gebeurd is. Maar je moet me geloven, ik heb er echt niets mee te maken.’

Ik glimlach. ‘Ik geloof je wel, Kurt. Maar dat moet je nu wel duidelijk maken aan deze heren hier. Als je onschuldig bent, dan hoef je ook niets te vrezen.’

‘Natuurlijk. Wat ze ook willen weten, ze mogen het van me weten. Ik heb niets te verbergen! Waarom zou ik zo stom zijn en mijn toekomst weer te vergooien, terwijl ik juist weer alles op de rit heb?’

Kurt loopt naar de agenten toe en zegt: ‘Ik hoor, dat u me zocht en waarschijnlijk vragen heeft. Nou, hier ben ik en vraag maar los.’

De agenten kijken elkaar even aan. ‘Ja, we zochten u. We hebben een verdachte opgepakt, die mogelijk betrokken is met een inbraak hier op dit adres. Hij noemde uw naam.’

‘Mag ik vragen, hoe die man heet?’

‘Ik mag helaas geen namen noemen, mijnheer.’

‘Mag ik wel vragen, hoe de man eruit ziet? Als het iemand is, blond, lang, een groot litteken op zijn wang, een tattoo in zijn nek in de vorm van een pistool, dan weet ik wel, wie hij is, en waarom hij mijn naam noemt. Die man is Karel van Druten. En hij heeft nog wel een appeltje met me te schillen, en ik nog wel met hem. En ik weet nog wel een en ander over dat heerschap, waar uw oren waarschijnlijk nog van gaan tollen.’

De agenten weten even niet hoe ze het hebben, maar informeren wel even, of de beschrijving, die Kurt geeft, wel overeenkomt. Niet lang daarna krijgen ze een bevestiging, dat Kurt het helemaal goed heeft.

De agent zegt: ‘Uw beschrijving was behoorlijk accuraat. Zou u bereid zijn om medewerking aan het onderzoek te verlenen?’

‘Natuurlijk, maar ik zou morgenvroeg met mijn vrienden naar Kampen vertrekken. Gaat dat nog lukken, of moet ik dat afzeggen?’

‘Dat ligt eraan, wat u wilt vertellen.’

Kurt draait zich om naar mij en Gerard en zegt: ‘Ik denk, dat jullie morgen maar zonder me moeten aanrijden. Als ik schoon schip wil maken, dan moet ik nu alles vertellen, wat ik weet. Daarmee neem ik wel een risico, maar ik kan niet eeuwig zo door blijven gaan. En ik denk, dat de politie wel eens heel erg blij kunnen worden, met wat ik allemaal te vertellen heb. Maar dat kon wel eens wat duren.’

‘Hoe lang heb je nodig om alles te vertellen?’

‘Geen idee. Ik zal zeker de hele nacht bezig zijn, daar ben ik wel van overtuigd. Maar dan heb ik straks wel weer een rein geweten, want dan kan ik alles achter me laten. Hoewel, ik denk dat er dan wel een paar niet echt blij met me zijn. Maar daar hebben ze het zelf naar gemaakt, toen ze me erin luisden.’

‘Weet je zeker, dat we niet op je moeten wachten?’

‘Nee, desnoods neem ik wel de trein. Maar ik kom zeker, daar hoef je niet aan te twijfelen.’

‘Nou, dan wachten we je wel op in Kampen. Laat even weten, hoe laat je er dan bent.’

‘Dat zal ik doen. Zie jullie daar in Kampen wel!’

Kurt draait zich dan om naar de agenten en zegt: ‘Breng me dan maar naar het bureau. Ik hoop, dat jullie genoeg papier hebben, want ik heb wel een en ander te vertellen over bepaalde personen, die jullie waarschijnlijk heel goed kennen. En die jullie nog liever gisteren nog achter de tralies zien belanden.’

De agenten knikken en staan op. Kurt loopt vrijwillig met ze mee, en stapt met de agenten in een auto. Hij zwaait nog naar ons, en verdwijnt dan met de politiewagen in de nacht.

Een andere agent komt naast me staan. ‘Dat maken we ook niet iedere dag mee. Dat iemand met zo’n verleden er zo op staat naar een verhoor te gaan. Dan moet je wel een rein geweten hebben.’

‘Tja, Kurt wil zijn leven beteren, en hij ziet nu een kans om een en ander recht te zetten. Niet alle criminelen blijven ook criminelen.’

De agent glimlacht. ‘Daar kon u wel eens gelijk in hebben. Maar dat is ook een facet van ons vak. Voor momenten als deze doe je het. En voor die man heb ik best wel bewondering. Het vergt heel wat moed om je verleden en je kennis bloot te leggen voor de wet. Een betere stap om te rehabiliteren is er niet.’

‘Dat denk ik ook. Maar soms is er niet veel voor nodig om iemand die moed te geven. Een beetje vertrouwen in iemand kan soms wonderen doen.’

Gerard knikt. ‘En gelijk heb je, John! Maar iemand moet die eerste stap doen. En dat was jij. De rest ging daarna als vanzelf!’

De agent kijkt me aan en zegt: ‘Nou, dat was anders net zo moedig, als die man.’

‘Zo zie ik het niet. Ik ken Kurt al vanaf mijn jeugd, en dat hij een misstap heeft begaan, dat maakt hem nog geen slecht persoon. Ik vond, dat hem onrecht werd aangedaan, door hem overal te negeren. En dat is iets, wat ik niet kan aanzien.’

Gerard moet lachen. ‘Ja, dat klopt. Als er iets is, wat je niet kan zien, dan is het onrecht. Maar ben je zo ook niet aan je vriendin gekomen?’

Ik lach. ‘Min of meer wel. Maar dat verhaal ga ik hier niet vertellen.’

De agent lacht. ‘Dat kan ik me wel voorstellen. Maar ik kwam u eigenlijk vragen, of we de sleutels van uw wagen mogen hebben, in verband met het onderzoek.’

‘Natuurlijk. Die heb ik binnen liggen. Ik zal ze voor u pakken.’

De agent zegt dan: ‘Ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar ik moest ook om uw papieren vragen. Maar ik raad u aan, om dat verzoek te weigeren. Zolang u uw papieren in bezit houdt, blijft u recht houden op uw wagen. Anders zou de verzekering de wagen meteen kunnen terugvorderen, als het onderzoek is afgerond.’

‘Oké, bedankt voor de tip. Dan weiger ik uiteraard uw verzoek om mijn autopapieren mee te geven.’

De man glimlacht. ‘Ik zal het zo doorgeven. En o, als de wagen weg is, kunt u het alarm er weer opzetten.’

‘Dat zal ik dan zeker wel doen. Niet dat ik morgen de loods open doe, en alles weg is!’

‘Dat zou natuurlijk helemaal een ramp zijn. Maar geen zorgen, er blijft vannacht een wagen in de buurt posten, voor het geval, dat er iemand zich in het hoofd haalt om nog een poging te wagen.’

‘Dat zal wel loslopen. Zo gemakkelijk komen ze mijn loods niet in. Mijn vrienden noemen het wel eens gekscherend “De bunker”. En daar kan ik ze niet eens ongelijk in geven!’

De agent lacht. ‘Nou, dat zit zeker allemaal stevig in elkaar. Zo’n goede beveiliging zie je echt niet overal!’

Ik haal dan de sleutels op, en geef ze aan de agent mee. Als de wagen uit de loods wordt gereden, sluit ik de loods weer af en zet het alarm er weer op.

De agent zegt dan nog tegen me: ‘Zou u morgenvroeg nog op het bureau kunnen komen om de verklaring en de aangifte te ondertekenen?’

‘Natuurlijk, hoe laat moet ik er zijn?’

‘Zo rond negen uur, dat moeten we wel redden. Het zal vannacht wel flink doorwerken zijn, maar dat hoort erbij.’

‘Goed, dan ben ik er morgenvroeg om negen uur. Dan maar iets later naar Kampen vertrekken.’

Daarop rijdt de agent met zijn wagen weg, en loop ik naar binnen. Chantal zit nog aan de tafel en is duidelijk blij, dat iedereen weg is. Ik ga achter haar staan en sla mijn armen om haar heen.
‘Gaat het?’

Ze knikt. ‘Nu gaat het wel weer.’

Dan begint ze te lachen. ‘Dat hebben wij weer! Willen we eens een avondje helemaal alleen, wordt dat verstoort door een stelletje idioten, die in jouw bunker proberen in te breken.’

We moeten er allebei om lachen. ‘Zullen we maar gaan slapen? Ik ben door dat alles echt bekaf.’

‘Ik ook. Maar ik weet niet, of ik wel kan slapen. Ik ben hier best wel van geschrokken.’

‘Maar alles is wel goed afgelopen. De dieven zijn gepakt, en de schade valt mee. En, je hebt nu zelf gezien, om hier binnen te komen, daar moeten ze toch echt hun best voor doen.’

Chantal glimlacht. ‘Ja, je hebt gelijk. Dat geeft me dan wel weer een veilig gevoel. Daar ben ik nu wel blij om.’

We gaan dan naar bed, maar het valt ons allebei niet mee om in slaap te vallen. Uiteindelijk valt Chantal toch in slaap, maar ik blijf wel even peinzen. Ik vraag me af, wat ik nog meer had kunnen doen om de diefstal te kunnen voorkomen. Maar uiteindelijk kom ik tot het besef, dat ik gewoon wat pech heb gehad, en ik absoluut niet meer had kunnen doen. Dan sluit ik mijn ogen, en val meteen in een diepe slaap.
Trefwoord(en): Zussen, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...