Door: Keith
Datum: 14-04-2020 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 12704
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 36 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 36 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 135
En even later ging de bel en stonden Fred en Wilma voor de deur. Na een kop thee dook ik de keuken in en kletsten Joline en Wilma in de voorkamer met elkaar. Fred was even op het balkon gaan staan en staarde over de Oirschotse Heide. Vanuit de keuken hield ik hem in de gaten en na een paar minuten liep ik ook even naar buiten. “Hé makker wat sta je hier af te niften…”
Hij keek me aan. “Even back down memorylane, Kees.” En hij grinnikte. “Wees niet bang. Zonder gekke gevoelens, hoor. Maar het is wel goed om hier uit te kijken over een stukkie terrein waar ik nog wat zweetdruppels heb liggen.” Hij keek me aan. “Wat waren we toen nog jong, Kees…” Ik knikte. “Klopt. Toen we in het vliegtuig stapten waren we nog jong. Een week later waren we behoorlijk wat ouder geworden, maat.” Hij humde instemmend. Ik keek hem van opzij aan. “Hoe was het op het VI?” “Ik heb niet meer zitten janken, als je dat bedoeld. Samen met Wilma goeie gesprekken gehad met de lui daar. En… De afgelopen week niet meer gedroomd. Da’s het grootste winstpunt voor mij.” “Dus je hebt de hele nacht ongenuanceerd liggen zagen?” Hij haalde zijn schouders op. “Heb ik geen last van…”
Toen grijnsde hij. “En Wilma vindt het prima. Die roept regelmatig: ‘Als jij ligt te snurken Fredje, kan ik heerlijk slapen…’ En dat vind ik prachtig.” Ik schudde mijn hoofd. “Sjongejonge… Volgens mij moet ze dan héél rap naar een dokter om haar oren te laten nakijken. Dat arme kind is straks zo doof als wat… Elke nacht naast zo’n motorkettingzaag…” “Ze draagt wel oordoppen, Kees. Van die gele schuimdingen.”
Ik deed de deur open. “Kom, we gaan naar binnen; ik moet nog wat dingetjes aan het eten doen.” “Kan ik helpen?” vroeg Fred. “Ja, dek de tafel maar. Op de bar.” “Verdorie… Alleen de tafel dekken? Ik hoopte er op om in potten en pannen te roeren…”
“Hou hem uit de buurt van het fornuis, Kees! Anders heb je straks niks meer om op te scheppen!” “Dank voor de waarschuwing, Wilma!” Fred boog zich over zijn vriendin heen. “Hé kleintje… pas jij een beetje op? Niet mijn goeie naam te grabbel gooien hier hé?”
Ze giechelde. “Fred is de enige die mij ‘kleintje’ mag noemen…” “Ja, dat snap ik wel…”, lachte Joline, “maar in jouw familie? Zijn die allemaal zo lang?” Wilma knikte. “Wij zijn allemaal redelijk uit de kluiten gewassen. Maar eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik toch écht de langste ben van de meute. Mijn ouders zijn beiden één meter negentig, mijn broers ook zoiets, en ik steek er dan een paar centimeter bovenuit. Een paar maanden geleden heb ik een paar modieuze schoenen gekocht… Met vijf centimeter hoge hakken. Toen had je ze thuis eens moeten horen!”
Fred lachte. “’t Is wel zo prettig als ze die schoenen draagt… Kunnen we ten minste op niveau zoenen!” Joline knikte. “We kennen het gevoel. Als ik hakken draag, zijn wij ook even lang. Zoent wel zo prettig!” Ondertussen was het eten bijna klaar. “Dames… en Fred: zitten. Wat willen jullie erbij drinken? Geen alcohol graag, want we moeten nog schieten.” “Oh ja… Dat gingen we ook nog doen! Mag ik jouw nieuwe buks een bekijken, Joline?” Die schudde haar hoofd. “Nee. Straks. Eerst eten, anders gaat de chef over de jank.”
De Ardenner ham met meloen smaakte prima; de meloen was precies rijp genoeg: lekker zoet maar nog steeds stevig van structuur. Toen haalde ik de pasteitjes uit de oven. “Speciaal voor Fred… Maar pas op: de vulling is nu anders. Je mag straks je voorkeur uitspreken.” Even later was het stil aan tafel, behalve het geluid van messen en vorken. “Nou dames en heer: Welke was lekkerder? De vorige van een paar weken geleden of deze variant?” Wilma was beslist en wees op haar bordje. “Deze, Kees. Iets minder vet en wat minder zout.” “En jij Fred?”
Hij keek me aan. “Ik weet het zo net nog niet, Kees… Ik zou er een aantal naast elkaar willen hebben om een goed gefundeerd oordeel te kunnen vormen.”
Joline snoof. “Je blijft ook een enorme vreetzak, Fred van Laar…”
Hij keek verontschuldigend. “Sorry… Ik heb wat meer kilo’s te onderhouden als jij met je krap an tachtig kilo…”
“Zeventig!” snibde Joline fel en een langzame grijns trok over Fred’s gezicht. “Háp…”
“Rotzak. Botterik. Hork.” Ze kleurde, keek naar Wilma en zei: “Sorry… Maar soms…”
Wilma knikte alleen maar. “Je hoeft je niet te verontschuldigen Joline. Ik kén het gevoel…”
Ik ruimde ondertussen de schoteltjes op en zette borden op tafel. “Als we uitgekat zijn, dames en heer… het hoofdgerecht. Een Bosnisch biefstukje van Nederlandse afmetingen. Met gebakken ui. Het recept komt van Alma, een van onze tolken in Bosnië. Waarom Nederlandse afmetingen? Bosnische afmetingen zou ten koste gaan van het dessert en dat is zonde. Wat frites erbij en een lekkere frisse salade. En een dienstmededeling voor Fred: er gaat zo meteen nog één lading frites in het vet. Niet meer.”
Wilma knikte. “Goed dat je het zegt. Anders stampt meneer zich weer helemaal vol.” Even later was het wéér stil aan tafel. De biefstukjes waren prima: heerlijk mals en niet te rauw of te gaar. En de uien erbij maakte het af. Tot mijn verwondering had Wilma haar bordje als eerste leeg. “Verdorie Kees… Ik begrijp niet waarom ze in Bosnië nog tijd verspillen aan oorlogvoeren. Als je dit op je bord hebt, denk je toch nergens anders meer aan?”
“Misschien zijn wel lui die je bordje willen weghalen, schatje…” zei Fred droogjes en ze knikte. “Ja, dan zou ik ook gaan vechten, Fred.”
Even later keek Fred spijtig toen ik de tweede lading frites uit het vet haalde en de friteuse uitzette. “That’s all, folkes!” Uiteindelijk had Fred toch nog een behoorlijke lading op z’n bord, want Joline en Wilma hadden genoeg gehad. En even later waren alle bordjes leeg. “Zo. Dat was het hoofdgerecht… Nu het dessert: Vanillepudding á la Joline! Ook niet te versmaden.” Ik sneed de pudding in vier nette stukken en verdeelde het. Joline kreeg de complimenten maar wees naar mij. “Het recept komt van mijn moeder, en hij heeft het gemaakt, hoor. Ik ben alleen maar doorgeefuik geweest… Maar zal ik nu een lekker bakje koffie maken? Even uitbuiken met koffie en dan papier perforeren op de schietbaan!”
We ruimden samen de etensboel even in de vaatwasser en daarna stuurde Joline me naar de bank. “Húp! Wegwezen jij. Uit de keuken, zitten en genieten van mijn koffie.” “Kees, ik kom hier elke week een dag eten…” Fred keek me aan, maar Wilma bromde: “Niks ervan Fredje. Jij blijft mooi bij mij eten. Dan kan ik je ten minste in de gaten houden als het gaat om het aantal caloriën. Anders groei je binnen het jaar dicht. Joline, ik vind het knap dat jij zo slank blijft.”
Vanuit de keuken klonk een lachje. “Gelukkig kookt Kees niet zeven dagen in de week, maar verdelen we het een beetje. Ik kook magerder, weinig vlees, meer peulvruchten en weinig vet.” “Maar niet minder lekker!” vulde ik aan. “Dank je wel, Kees. Da’s lief.” Ik werd beloond met een knuffel. “En wij doen redelijk veel aan lichaamsbeweging. Drie keer in de week sporten bij DT, twee keer in de week wandelen bij DT, één keer in de week loopgroep, één keer in de week twee uur dansles, plus de nodige uurtjes oefenen voor dansles… Beweging genoeg hier!”
Ik vulde aan: “En niet te vergeten: ik moet nu elke dag een uurtje oefenen op de bugel. Da’s ook best inspannend.” Fred keek geïnteresseerd. “Bugel? Ben jij weer gaan blazen? De laatste keer dat ik jou hoorde blazen…” Hij aarzelde en ik vulde hem aan “…was op het vliegveld van TK, Fred. Bij het afscheid van Peter. Maar een tijd na mijn terugkomst heb ik het weer opgepakt en nu vormen mijn Pa en Ma, m’n zussen en ik een best wel leuk ensemble.”
“Ik heb ze horen spelen, Fred. En ‘best wel leuk’ is een redelijk understatement.” Joline keek lief naar mij. “En ik heb van Sinterklaas een vrijwel nieuwe bugel gekregen… Een pracht-instrument, waarmee ik meer kan dan met m’n ouwe bugeltje. Dus ik ben weer les gaan nemen. Bij een sergeant... Of is het wachtmeester? van het Fanfarekorps der Bereden Wapenen. Afgelopen donderdag mee begonnen.” Ik vertelde de geschiedenis van de nieuwe bugel en het was even stil.
“Kún je dat nog, Kees? Amazing Grace spelen?” Ik knikte. “Mijn Ma heeft me over die streep getrokken. Bij ons eerste bezoek aan mijn ouders, samen met Joline. En toen stond ik te janken… En ik heb beloofd dat ik het weer ga spelen op een privé-concert voor de weduwe van de vorige eigenaar.” Hij keek even voor zich uit. “Poeh… Dat zal heftig zijn, maatje…”
Ik knikte. “Ja. Maar ik weet dat ik het weer kan, Fred. Sinds Afghanistan schoot ik vol als ik dit lied hoorde spelen. Speciaal op bagpipe en bugel of trompet. Stond ik te vechten tegen tranen. Maar sinds ons laatste bezoek aan zijn weduwe Betty, een paar weken terug, niet meer. Ja, Peter is gesneuveld en dat is triest zat. Maar Betty heeft, met haar kinderen, de draad van het leven weer opgepakt. Ze komen ook op onze bruiloft, Fred.” “Dan moeten we er voor die tijd nog een keer samen heen, Kees. Ik zou me schamen als ik haar op jou bruiloft voor het eerst weer tegen het lijf liep.” Ik knikte. “Goed plan. Gaan we doen. En daarna langs het graf van Peter. Verse bloemen brengen en zijn steen schoonmaken.”
Fred knikte en Wilma brak in. “Kun je een stukje laten horen, Kees? Ik ben wel benieuwd…” Joline knikte. “Doen, Kees. ‘Sound the trumpet’. Letterlijk, maar ook het muziekstuk.” Ik zocht de uitvoering op die ze bedoelde: op youtube, een uitvoering van Alison Balsom en The English Concert, waarbij Balsom de tweede sopraan speelde op haar lange, ventielloze trompet. En even later speelde ik samen met haar de tweede stem, de ‘antwoorden’ op de teksten van countertenor Lestyn Davies. Ik moest wel een aantal concessies doen op de hoge delen, maar al met al ging het wel aardig. Toen het stuk uit was, was het even stil.
“Applaus is nu ongepast, Kees. Dank je wel.” Wilma zei het zachtjes. “Ik heb er vreselijk veel plezier in, Wilma. En ik hoop dat mijn lessen straks doorklinken in mijn spel.” Ik legde de bugel weg en keek op mijn horloge. “We gaan eens richting schietbaan, mensen. Koper inruilen voor staal.” Ik trok de wapenkast open en gaf Joline haar buks. “Hé, dat is dezelfde als die Kees…” Fred keek geïnteresseerd. “Klopt, alleen zij heeft de versie met houten kolf.” Joline gniffelde zachtjes. “Dat hebben we expres gedaan, anders konden we ze niet uit elkaar houden. Meneer hier stelde nog voor om de mijne te versieren met een rose strikje, maar daar vond ik het nodige van…” Fred en Wilma schoten in de lach. We sloten af, in de garage vulde ik de luchtcylinders tot maximaal en we stapten in de Volvo.
Tijdens de rit naaar de schietvereniging draaide Fred zich om. “Waarom heb jij een buks gekocht, Joline?” Met iets van grimmigheid in haar stem antwoordde ze: “Vandaag of morgen moet Kees misschien weer een week of meer op pad voor een of ander project. Zit ik alleen thuis. Stel dat er dan iets aan de hand is, wil ik een buks waarmee ik kan lezen en schrijven. Die exact op mij is afgesteld en niet op Kees. Vandaar.” Wilma floot zachtjes. “Dat klinkt nogal agressief, Jo…”
En even grimmig als daarvoor zei Joline: “Wilma, ik heb gezien wat voor types zich momenteel aan het voorbereiden zijn om ons kwaad te doen. Als die bij ons naar binnenkomen wil ik me goed kunnen verdedigen.” Ik vulde aan: “Iets met een lief vogeltje in een kooitje dat, als de kat een poging doet om het vogeltje te pakken te nemen, plotseling een hele valse havik wordt. Met vlijmscherpe klauwen en een gevaarlijke snavel…”
Fred grinnikte. “Een een hele effectieve oorvijg.” “Precies!” klonk er zelfvoldaan vanaf de achterbank.
Even later liepen we het gebouw van de schietvereniging binnen. Het was er bijzonder rustig. Twee leden zaten koffie te drinken,, voor de rest was er niemand.
“Goeie avond samen… Wat een rust hier!” “Tja, Kees… Niet iedereen heeft zin om door die baggersneeuw te rijden om een rondje te schieten. Maar wat heb jij aan gezelschap meegenomen?” Ik stelde Fred en Wilma voor; Joline kenden ze al. We dronken samen een kopje koffie en toen gingen we naar de vijftig meterbaan. Fred en Wilma gingen achter de schietpunten op een bankje zitten en Joline en ik legden onze wapens klaar. “Zo meneertje… Wedstrijdje. Jij gaat knielen, ik ga liggen. Hoeveel schoten?” Ik dacht even na. “Twee wedstrijdkaarten á vijf schoten. Vijf doelen, op elk doel één schot. Da’s makkelijk tellen, zelfs voor mij.” Ze knikte. “Oké. Jetzt geht’s los!” Ik knielde en laadde mijn buks, stelde de kijker af en bracht hem op het doel. Concentratie… Ik zag het doel in de kijker bewegen; dit was pittiger dan liggend schieten. De kunst was om exact op het goeie moment het schot er uit te laten gaan. Een kwestie van ademhaling en spierbeheersing… Ik haalde de trekker iets naar achteren, zodat ik slechts een paar gram meer trekkerdruk hoefde te geven om… Péng. Het eerste schot. Wapen spannen, kijken, ademhaling, concentreren… In een rustig tempo schoot ik de eerste vijf schoten. Toen ontlaadde ik, stond even op, schudde me even uit en verwisselde ondertussen de schijven. Bewust keek ik niet naar de score. Daarna weer knielen en het hele riedeltje opnieuw. Vaag hoorde ik Joline opstaan, maar daarna sloot ik me af voor de buitenwereld. Het enige wat ik zag was het beeld door m’n kijker; het enige wat ik voelde was mijn ademhaling en de vinger op de trekker. En na vijf schoten kwam de wereld weer terug. Ontladen, opstaan, schijf terughalen. Nu keek ik wél naar de score. Op de eerste kaart stonden drie tienen en twee negens; op de tweede kaart was de score andersom.
Ik gaf de kaarten aan Joline. “Jij bent van het tellen, schat…” Ze naar de kaarten en toen naar mij. “Ik hoef niet te tellen. Ik zie het zó al. Shit.” Ze gaf mij haar twee kaarten. Op de ene kaart twee negens, een zeven en twee zessen, de andere kaart één negen, twee achten, een zeven en… “Ik mis een schot!” Ze knikte. “Ja. Die ging eruit voor ik er erg in had… Eerste kaart, eerste schot.” Ik dacht even na. “Wacht eens even… Jij hebt je trekker natuurlijk nog op de fabrieks-instelling staan. Die is nogal strak. Ik heb mijn trekkerdruk verlaagd… Hmmm. Ik stel voor dat we dit rondje ongeldig verklaren, want dit is niet eerlijk.”
Ik keek in twee vragende ogen. “Ga maar even achter mijn buks liggen, span hem maar en druk maar eens af.” Ze deed het en keek toen om. “Dat is inderdaad een redelijk verschil.” “Nou, dan gaan we jouw trekker thuis eens lekker afstellen, en daarna doen we dit wedstrijdje een keertje over.” Joline stond op. “Je bent lief, dat je me nog een kans geeft.” Ik keek Fred aan. “We hadden een weddenschapje lopen…” “Ik meende al zoiets te bespeuren, Kees. Maar… mogen wij zo meteen eens met zo’n buks schieten?” Ik knikte. “Ja hoor. Pak jij die van Joline maar, vanwege de trekkerdruk. Dat is die buks met het rose strikje… Past wel bij jou.”
Zowel Joline als Fred keken me even aan. Toen elkaar en Fred zei: “Hou jij ‘m straks vast? Haal ik z’n gezicht open…” Joline gniffelde. “Goed plan.” Wilma schudde haar hoofd. “Ik hoef niet te schieten, jongens. Niks voor mij. Ik bestrijd de misdaad wel op een andere manier.” Fred knikte. “Is goed, mop. Maar mag ik wél even?” Ze knikte. Ik wees Fred op beide buksen. “Je mag kiezen, makker…” Hij liep naar Joline’s buks. “Ik ben niet zo van die subtiele trekkerdruk. Ik moet wéten wanneer het schot er uit gaat.” Hij ging liggen. “Kees, leg even uit…” Ik wees naar Joline. “Jouw buks, dame. Jij geeft de instructie.” Ze knikte grinnikend. De buks leek speelgoed in Fred z’n grote handen.
Even later zoefde een kaart naar de vijftig meter en snel daarna klonk het eerste schot. Fred schoot sneller dan wij; je kon zien dat het schiettempo van Defensie er nog in zat. Na vijf schoten wilde hij opstaan, maar werd door Joline tegengehouden. “Eerst ontladen, meneer van Laar.” Hij kleurde zowaar. “Verdomme…” Toen hij opstond maakte Joline een bekend gebaar: vijf gespreide vingers omhoog, één wijsvinger naar de grond. “Wel allem….” Maar braaf ging hij weer liggen en drukte zich vijf keer op. Joline lachte lief en Wilma zei: “Goed zo, Jo. Zet ‘m maar op z’n nummer!”
Het kaartje kwam naar ons toe: drie zevens, een acht en een vijf. Wel allemaal constant: in de linkeronderhoek. “Nog een kaart, meneer. En nu minder gehaast en je wapen recht houden. Je helt naar links over.” Ik pakte de waterpas uit de hoes van mijn buks en zette hem op Joline’s wapen. “Ga nog eens liggen, Fred en neem de schiethouding aan.” De buks helde inderdaad behoorlijk over. “Let erop: de horizontaal van je richtkruis evenwijdig houden met de bovenzijde van de kogelvanger. En rustiger schieten; die kaart komt niet naar je toe om je keel open te snijden.” Hij gring weer liggen en gromde: “Met de mitraileur is het allemaal een stuk simpeler… Ik ben niet zo van het roosjes melken.” Ik grinnikte. “Het nadeel van jouw mitrailleur was dat je al die munitie mee moest zeulen, vriend.” “Daar had je een helper voor, Kees.”
Hij laadde en nam de schiethouding aan. Nu lag de buks mooi recht. De volgende vijf schoten gingen er rustiger uit; Fred nam de tijd ervoor. De resultaten waren dan ook beter: één zeven, drie achten en een negen, allemaal exact onder het midden. “En als dit vizier nu goed op jou was afgesteld, waren die achten negens geworden, en die negen een tien.” Hij grinnikte. “Dank je wel. Dit is goed voor m’n zelfvertrouwen. Maar na een tijdje door die kijker turen gaan m’n ogen op tilt.” Joline knikte. “Heb ik ook. Wat helpt is dan je ogen even ontspannen op een andere afstand.” Ze wees op mij. “Geleerd van ene Jonkman.” Hij keek me aan. “Dit is toch wel een van de dingen die ik mis, Kees. Gewoon een ochtend of middag op de schietbaan liggen… Je alleen maar druk maken of je die schijf wel raakt.” “Dat is ook de reden waarom ik dit ben gaan doen, Fred. Lekker ontspannend… Verstand op nul.”
We schoten nog een paar kaartjes totdat Joline op haar horloge keek. “Kom jongelui… Ik heb ondertussen trek in een borrel gekregen. Gaan we naar huis?” Ik knikte. “Ja. ’t Is leuk geweest.” Een half uurtje later waren we weer thuis. De buksen gingen half geladen in de kast, iets wat Fred deed fronsen. “Ja, Fred, half geladen. De enige handelingen die je nog moet doen is spannen en op vuren zetten. En de flappen van de vizer omhoog tikken of de laser aan. Maar het voordeel hier is: er lopen geen kleine kinderen rond.” Hij knikte. “Oké Wilma, Fred… Wat willen jullie drinken?” Fred en ik namen een Jägermeister, Wilma en Joline gingen aan de witte wijn.
We kletsten nog wat over zaken bij DT en toen vroeg Wilma plotseling: “Kees… Jij en Fredje zijn buddy’s. Hij vertelde dat jij zijn leven had gered en hij het jouwe. Toen ik die verhalen hoorde en vroeg hoe dat zat, zei hij dat ik dat maar eens aan jou moest vragen…” Ik keek naar Fred. “Hé maat ik dacht dat jij dingen zou opschrijven en vertellen…” Hij knikte. “Klopt. Maar deze twee verhalen moet ze ook van jou horen. Ik heb ze al verteld, maar vanuit mijn optiek. De jouwe is misschien anders.” Ik zuchtte. “Doe me dan eerst nog maar een borrel…” Joline keek me opmerkzaam aan en knipoogde toen. Ze zei: “Het enige wat ik ervan gehoord heb is dat Kees jou bij een of andere brug naar achteren heeft gesleurd en dat er later een bom onder die brug bleek te zitten.” Fred knikte. “Ik wilde met m’n stomme kop zó die brug op lopen… Nou, kom op Kees. Brandt los!”
Ik haalde even adem. “Als ik iets niet goed weergeef, moet je maar corrigeren Fred… We waren een paar weken in Afghanistan, en het was onze derde of vierde patrouille door ‘the green’, het groene deel in het dal van TK. We hadden opdracht om ons gebied uit te gaan breiden, dus de voertuigen stonden in een ‘watch overnight’ op een heuveltje en wij gingen te voet verder. Mijn groep liep spitspatrouille, dus vooraan. Da’s behoorlijk spannend, want je wéét gewoon dat je in de gaten wordt gehouden vanuit de heuvels. Dus liepen we zoveel mogelijk in dekking; onder de bomen, als die er waren of anders vlak langs struikgewas. We hadden verkenning vanuit de lucht; een drone vloog zo’n 2 kilometer boven ons en hield het terrein voor ons goed in de gaten. Dachten we. We kwamen bij een bruggetje over een riviertje en daar liet ik halt houden. We verspreidden ons; de helft links van de weg, de andere helft rechts. En ondertussen bleven we goed waarnemen. Ik vertrouwde het niet en vroeg aan de pelotonscommandant of hij de operators van de drone kon vragen om een strook bomen op zo’n 200 meter aan de andere kant van de rivier eens goed te bekijken. Even later hoorden we de drone; zien kon je hem nauwelijks. En een paar minuten daarna kwam het bericht dat die bosrand vrij was. Ik had er geen fijn gevoel bij en besloot de brug de brug te laten. Dan maar nat worden, maar liever dat dan de groep op een duidelijk herkenbare plek te concentreren.”
Fred vulde droogjes aan: “Ja. Fijn. Een uur voor zonsondergang ff zeiknat worden en weten dat je straks in de vrieskou ligt. Je was op dat moment wat minder populair, Kees.” Ik grinnikte. “Dat besefte ik maar al te goed makker… Enfin, ik liet het doorgeven aan de groep en we gingen kruipend voorwaarts. Bij het water hadden we een beetje dekking, dus konden we lopend oversteken; we waadden tot borsthoogte door dat riviertje heen en bereikten zonder bijzonderheden de overkant. Daar lagen we dan; verspreid over een breedte van zo’n 50 meter, tegen het dijkje van de rivier. De PC vroeg via de radio of de rest van het peloton over de brug kon, maar ik zei hem nog even te wachten. Eerst wilde ik zeker weten dat die groenstrook écht veilig was. Ik pakte mijn kijker en sloop iets naar voren, tot ik bijna uit het gras was en keek. En ik zag geflikker van metaal in de bosrand! Ik pakte mijn radio en wilde nét de PC oproepen, toen de hel losbrak. De Talibs waren blijkbaar ongeduldig geworden en besproeiden de brug en de Quala’s er achter met geweer en mitrailleurvuur. Ik hoefde niets meer te melden; de luit had het zelf al begrepen. Hij riep mij op en zei ons te blijven waar we zaten; bij dat riviertje. Er zou luchtsteun komen.
En die kwam: twee A-10’s van de Amerikanen kwamen even later over en besproeiden de bosrand met hun kanonnen en gooiden er nog een paar bommen op. De A-10 is een vliegtuig wat gebouwd is om troepen op de grond te ondersteunen. In de jaren '70 ontworpen om Russische tanks te bestrijden met een beest van een kanon in de neus. De Talibs waren er doodsbang voor en terecht. Na die aanval werd het stil. De rest van het peloton ging ook via de rivier naar de overkant en even later, onder dekking van onze voertuigen gingen we weer voorwaarts. In de bosrand vonden we een aantal lijken en gewonden. En behoorlijk wat sleuven. Teken dat de Talibs van plan waren om daar lang weerstand te bieden.
Als we die brug over zouden zijn gegaan, waren we afgeslacht; vanuit hun opstelling hadden ze ons tot op honderd meter kunnen laten naderen en als ze dan het vuur hadden geopend…” “Dan hadden we hier niet gezeten, Kees”, bromde Fred. Ik knikte. “Die kans was inderdaad vrij klein geweest, makker. Maar goed, die nacht overnachtten wij in die groenstrook. Was op zich een prima plek. Niet te naderen zonder jezelf vreselijk bloot te geven. De volgende ochtend werden we afgelost door het derde peloton en konden wij een stuk terug. Ook het derde peloton ging via de rivier; de brug was nog niet gecontroleerd.
Wij liepen terug, redelijk ontspannen en meneer hier wilde gewoon de brug over.” “Ja, verdomme, niet nóg een keer een nat pak halen. Ik was er wel een beetje klaar mee.” Fred keek verongelijkt. “En toen heb ik meneer hier dus bij z’n lurven gepakt en vloekend onderuitgehaald. We hebben de brug aan de onderkant bekeken, want we zouden toch nat worden: toen bleek er een redelijke springlading onder die brug te zitten, met een paar ouwe Russische antitankmijnen er tussen…”
Fred keek schuldbewust. “En had ik alsnog een nat pak…” Wilma schudde haar hoofd. “Je bent af en toe een enorme dwarsligger, Fredje van Laar.” Ik grinnikte. “Ach hij had ook wel z’n goeie momentjes, hoor. Dat bleek een week later, bij de doorzoeking van een quala. Een quala is overigens een verzameling hutjes van leem en klei.
Drones hadden opvallend veel verkeer gezien van en naar een quala in een vrij afgelegen deel van de vallei. Wij moesten daar maar eens gaan kijken; de knappe koppen vermoedden dat zich daar iets afspeelde wat niet pluis was. Enfin, het tweede peloton werd erop af gestuurd.
En we voelden al snel dat er iets loos was: normaal als je door ‘veilig’ gebied reed, stonden er kinderen langs de kant te zwaaien en te bedelen. Nu niet. Het was muisstil op de weg, terwijl het ‘veilig’ gebied was; gebied wat wij onder controle dachten te hebben. De luit vond het ook verdacht, liet de voertuigen halt houden en met de boordwapens de quala onder waarneming houden. Wij zouden te voet via een omtrekkende beweging de quala binnengaan en onderzoeken. Enfin, zo geschiedde en toen we binnenkwamen stuitten we op een man of vijftien Taliban die meteen begonnen te schieten. Onze boordwapens konden op dat moment niks doen want we vochten op ultra-korte afstand.
Enfin: Fred en ik zaten in zo’n huisje en kregen vuur van achter een muurtje. Talibs. We konden ze niet alleen horen, maar zelfs ruiken. Na een tijdje werd het stil en ik wilde om een muurtje heen kijken wat er aan de andere kant zat. En toen vond meneer hier het nodig om me terug te sleuren en toe te bijten dat hij er nog aan toe was om sergeant te worden. Vervolgens pakt hij een handgranaat, trekt de pin er uit, wacht twee seconden en gooit hem om het hoekje. Het ding explodeert, wij meteen er vurend achteraan. En daar lagen vijf dode talibs, wapens nog in de hand. Ze zaten gewoon te wachten op ons. Als ik om die hoek had gekeken, was ik het hoekje om gegaan. Letterlijk. Ik weet in feite niet of ik daarna nog bedankt heb, Fred…”
Hij grinnikte. “Weet ik ook niet meer, stomme lul dat je bent. Schenk me nog maar een borrel in, dan accepteer ik dat wel als bedankje.” Joline stond op, pakte de fles Jägermeister en schonk Fred z’n glaasje weer vol. Toen zette ze fles neer, omhelsde Fred en zei: “Als die lompert hiernaast het niet gedaan heeft, dan doe ik het wel voor hem.” Ze kuste hem drie keer en zei toen zachtjes: “Dank je wel Fred, dat je op ‘m gepast hebt.”
Wilma pakte de fles van tafel en schonk mijn glaasje vol. Toen omhelsde ze mij. “En jij ook bedankt Kees, dat je Fredje in de gaten heb gehouden.” Ook ik kreeg drie zoenen. Ik schonk de glazen van de dames vol. Fred en ik keken elkaar even aan en we hieven onze glaasjes. “Dank je wel, makker.” Fred grijnsde. “Jij ook bedankt, Kees.” De borrel ging in één keer achterover en Fred zei toen droogjes: “En zo zijn wij échte buddy’s geworden.” Wilma en Joline keken elkaar aan. “Deze uitgebreide versie had ik ook nog niet gehoord, Wilma. Die vent van mij is ook nogal zwijgzaam over bepaalde dingen.” Wilma knikte. “Ik ken het verschijnsel… Maar gelukkig praat Fred nu meer. En nu als hij wakker is, in plaats van in z’n slaap.”
Even was het stil. Toen zei Joline: “Zeg heren… over slapen gesproken: het is ondertussen half twaalf. Dit meisje is eraan gewend geraakt dat zij rond een uur of tien in bed ligt. Weliswaar is het morgen zondag en kunnen we uitslapen en zo, maar toch… De luiken beginnen dicht te vallen. En die wijn helpt ook niet om wakker te bijven.” Wilma gaapte ook nadrukkelijk. “Hier nog zo eentje… Ik heb afgelopen week een paar avonden late dienst gehad. M'n bioritme ligt een beetje in puin. Dus als jullie even laten zien hoe we van die bank een slaapbank kunnen maken… Wij hebben slaapzakken bij ons.” Even later was de bank uitgeklapt en lagen er twee gestapelde matjes naast voor Fred. Hij keek er tevreden naar. “Dit gaat prima lukken, jongens…”
Joline wees hen de logeerbadkamer. “Morgenochtend rond een uur of negen ontbijten? Wilma knikte. “Is goed!” Ik pakte de ontbijtspullen alvast uit de kastjes. “Hoef ik morgen minder kabaal te maken… Dame en heer: welterusten en dank voor deze gezellige avond.” “Maf ze, Kees. Tot morgen.”
Met de deur van de slaapkamer dicht keek ik naar Joline. En zij naar mij. “Kees Jonkman, soms ben jij veel te bescheiden. Nú hoor ik pas het echte verhaal van die brug. Tot vandaag dacht ik dat het alleen maar een stomme streek van Fred was.” Ik haalde mijn schouders op. “Joline, ik heb niets anders gedaan dan me verplaatsen in de tegenstander. Dat doet elke goeie militaire commandant. Ja, dan levert soms een nat pak op. Beter dan een pak met gaten en bloedspetters.” Ze liep op me af en omhelsde me. “Ik snap nu een stuk beter wat Fred en jou verbindt. En waardeer Fred daar steeds meer om.” “Fred is mijn bud. En dat is méér dan iemand zich kan voorstellen. En ik ben er trots op dat ik zijn bud mag zijn.” Ze knikte.
“En met Wilma heb ik een prima band. Ook een schat.” Ik knikte. “Maar nu gaan wij lekker slapen, schatje. Als dat ten minste lukt met die motorkettingzaag hiernaast…” Tien minuten later, toen we net in bed lagen, hoorden we Fred inderdaad snurken. Joline giechelde. “Nu weet ik was Wilma moet doormaken… Arme meid.” “Liever dit geluid dan een Fred die ligt te dromen, schat…” Ik voelde hoe ze knikte. “Ja, inderdaad. Je hebt gelijk.”
Ik bedwong de neiging om te grinniken en pakte haar hand. “Ook dát hebben we samen gefikst, schat…” Joline lachte zachtjes. “Stiekem zijn we tóch een stel zielenknijpers, meneer Jonkman.” Ze rolde naar me toe. “En morgen... Morgen ga ik iets anders eens uitknijpen. De hele weekendproductie van je zaadfabriekjes opeisen. Helemaal voor mij alleen. Welterusten, schatje…” Ik zocht haar lippen. “Slaap lekker lieverd. Welterusten Balou.” De beer antwoordde: “Ik weet niet of ik kan slapen, Kees met die machine in de huiskamer.”
Joline antwoordde: “Kom maar bij Jolientje, Balou. Ik zal je oren wel dichthouden. Met mijn borsten.”
Ze trok de beer op zich. Ik mompelde: “Daarvoor kom je wat borst tekort, Jolientje.”
Een gegiecheld “Je bent gewoon jaloers, Kees….” was het laatste wat ik hoorde.
Hij keek me aan. “Even back down memorylane, Kees.” En hij grinnikte. “Wees niet bang. Zonder gekke gevoelens, hoor. Maar het is wel goed om hier uit te kijken over een stukkie terrein waar ik nog wat zweetdruppels heb liggen.” Hij keek me aan. “Wat waren we toen nog jong, Kees…” Ik knikte. “Klopt. Toen we in het vliegtuig stapten waren we nog jong. Een week later waren we behoorlijk wat ouder geworden, maat.” Hij humde instemmend. Ik keek hem van opzij aan. “Hoe was het op het VI?” “Ik heb niet meer zitten janken, als je dat bedoeld. Samen met Wilma goeie gesprekken gehad met de lui daar. En… De afgelopen week niet meer gedroomd. Da’s het grootste winstpunt voor mij.” “Dus je hebt de hele nacht ongenuanceerd liggen zagen?” Hij haalde zijn schouders op. “Heb ik geen last van…”
Toen grijnsde hij. “En Wilma vindt het prima. Die roept regelmatig: ‘Als jij ligt te snurken Fredje, kan ik heerlijk slapen…’ En dat vind ik prachtig.” Ik schudde mijn hoofd. “Sjongejonge… Volgens mij moet ze dan héél rap naar een dokter om haar oren te laten nakijken. Dat arme kind is straks zo doof als wat… Elke nacht naast zo’n motorkettingzaag…” “Ze draagt wel oordoppen, Kees. Van die gele schuimdingen.”
Ik deed de deur open. “Kom, we gaan naar binnen; ik moet nog wat dingetjes aan het eten doen.” “Kan ik helpen?” vroeg Fred. “Ja, dek de tafel maar. Op de bar.” “Verdorie… Alleen de tafel dekken? Ik hoopte er op om in potten en pannen te roeren…”
“Hou hem uit de buurt van het fornuis, Kees! Anders heb je straks niks meer om op te scheppen!” “Dank voor de waarschuwing, Wilma!” Fred boog zich over zijn vriendin heen. “Hé kleintje… pas jij een beetje op? Niet mijn goeie naam te grabbel gooien hier hé?”
Ze giechelde. “Fred is de enige die mij ‘kleintje’ mag noemen…” “Ja, dat snap ik wel…”, lachte Joline, “maar in jouw familie? Zijn die allemaal zo lang?” Wilma knikte. “Wij zijn allemaal redelijk uit de kluiten gewassen. Maar eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik toch écht de langste ben van de meute. Mijn ouders zijn beiden één meter negentig, mijn broers ook zoiets, en ik steek er dan een paar centimeter bovenuit. Een paar maanden geleden heb ik een paar modieuze schoenen gekocht… Met vijf centimeter hoge hakken. Toen had je ze thuis eens moeten horen!”
Fred lachte. “’t Is wel zo prettig als ze die schoenen draagt… Kunnen we ten minste op niveau zoenen!” Joline knikte. “We kennen het gevoel. Als ik hakken draag, zijn wij ook even lang. Zoent wel zo prettig!” Ondertussen was het eten bijna klaar. “Dames… en Fred: zitten. Wat willen jullie erbij drinken? Geen alcohol graag, want we moeten nog schieten.” “Oh ja… Dat gingen we ook nog doen! Mag ik jouw nieuwe buks een bekijken, Joline?” Die schudde haar hoofd. “Nee. Straks. Eerst eten, anders gaat de chef over de jank.”
De Ardenner ham met meloen smaakte prima; de meloen was precies rijp genoeg: lekker zoet maar nog steeds stevig van structuur. Toen haalde ik de pasteitjes uit de oven. “Speciaal voor Fred… Maar pas op: de vulling is nu anders. Je mag straks je voorkeur uitspreken.” Even later was het stil aan tafel, behalve het geluid van messen en vorken. “Nou dames en heer: Welke was lekkerder? De vorige van een paar weken geleden of deze variant?” Wilma was beslist en wees op haar bordje. “Deze, Kees. Iets minder vet en wat minder zout.” “En jij Fred?”
Hij keek me aan. “Ik weet het zo net nog niet, Kees… Ik zou er een aantal naast elkaar willen hebben om een goed gefundeerd oordeel te kunnen vormen.”
Joline snoof. “Je blijft ook een enorme vreetzak, Fred van Laar…”
Hij keek verontschuldigend. “Sorry… Ik heb wat meer kilo’s te onderhouden als jij met je krap an tachtig kilo…”
“Zeventig!” snibde Joline fel en een langzame grijns trok over Fred’s gezicht. “Háp…”
“Rotzak. Botterik. Hork.” Ze kleurde, keek naar Wilma en zei: “Sorry… Maar soms…”
Wilma knikte alleen maar. “Je hoeft je niet te verontschuldigen Joline. Ik kén het gevoel…”
Ik ruimde ondertussen de schoteltjes op en zette borden op tafel. “Als we uitgekat zijn, dames en heer… het hoofdgerecht. Een Bosnisch biefstukje van Nederlandse afmetingen. Met gebakken ui. Het recept komt van Alma, een van onze tolken in Bosnië. Waarom Nederlandse afmetingen? Bosnische afmetingen zou ten koste gaan van het dessert en dat is zonde. Wat frites erbij en een lekkere frisse salade. En een dienstmededeling voor Fred: er gaat zo meteen nog één lading frites in het vet. Niet meer.”
Wilma knikte. “Goed dat je het zegt. Anders stampt meneer zich weer helemaal vol.” Even later was het wéér stil aan tafel. De biefstukjes waren prima: heerlijk mals en niet te rauw of te gaar. En de uien erbij maakte het af. Tot mijn verwondering had Wilma haar bordje als eerste leeg. “Verdorie Kees… Ik begrijp niet waarom ze in Bosnië nog tijd verspillen aan oorlogvoeren. Als je dit op je bord hebt, denk je toch nergens anders meer aan?”
“Misschien zijn wel lui die je bordje willen weghalen, schatje…” zei Fred droogjes en ze knikte. “Ja, dan zou ik ook gaan vechten, Fred.”
Even later keek Fred spijtig toen ik de tweede lading frites uit het vet haalde en de friteuse uitzette. “That’s all, folkes!” Uiteindelijk had Fred toch nog een behoorlijke lading op z’n bord, want Joline en Wilma hadden genoeg gehad. En even later waren alle bordjes leeg. “Zo. Dat was het hoofdgerecht… Nu het dessert: Vanillepudding á la Joline! Ook niet te versmaden.” Ik sneed de pudding in vier nette stukken en verdeelde het. Joline kreeg de complimenten maar wees naar mij. “Het recept komt van mijn moeder, en hij heeft het gemaakt, hoor. Ik ben alleen maar doorgeefuik geweest… Maar zal ik nu een lekker bakje koffie maken? Even uitbuiken met koffie en dan papier perforeren op de schietbaan!”
We ruimden samen de etensboel even in de vaatwasser en daarna stuurde Joline me naar de bank. “Húp! Wegwezen jij. Uit de keuken, zitten en genieten van mijn koffie.” “Kees, ik kom hier elke week een dag eten…” Fred keek me aan, maar Wilma bromde: “Niks ervan Fredje. Jij blijft mooi bij mij eten. Dan kan ik je ten minste in de gaten houden als het gaat om het aantal caloriën. Anders groei je binnen het jaar dicht. Joline, ik vind het knap dat jij zo slank blijft.”
Vanuit de keuken klonk een lachje. “Gelukkig kookt Kees niet zeven dagen in de week, maar verdelen we het een beetje. Ik kook magerder, weinig vlees, meer peulvruchten en weinig vet.” “Maar niet minder lekker!” vulde ik aan. “Dank je wel, Kees. Da’s lief.” Ik werd beloond met een knuffel. “En wij doen redelijk veel aan lichaamsbeweging. Drie keer in de week sporten bij DT, twee keer in de week wandelen bij DT, één keer in de week loopgroep, één keer in de week twee uur dansles, plus de nodige uurtjes oefenen voor dansles… Beweging genoeg hier!”
Ik vulde aan: “En niet te vergeten: ik moet nu elke dag een uurtje oefenen op de bugel. Da’s ook best inspannend.” Fred keek geïnteresseerd. “Bugel? Ben jij weer gaan blazen? De laatste keer dat ik jou hoorde blazen…” Hij aarzelde en ik vulde hem aan “…was op het vliegveld van TK, Fred. Bij het afscheid van Peter. Maar een tijd na mijn terugkomst heb ik het weer opgepakt en nu vormen mijn Pa en Ma, m’n zussen en ik een best wel leuk ensemble.”
“Ik heb ze horen spelen, Fred. En ‘best wel leuk’ is een redelijk understatement.” Joline keek lief naar mij. “En ik heb van Sinterklaas een vrijwel nieuwe bugel gekregen… Een pracht-instrument, waarmee ik meer kan dan met m’n ouwe bugeltje. Dus ik ben weer les gaan nemen. Bij een sergeant... Of is het wachtmeester? van het Fanfarekorps der Bereden Wapenen. Afgelopen donderdag mee begonnen.” Ik vertelde de geschiedenis van de nieuwe bugel en het was even stil.
“Kún je dat nog, Kees? Amazing Grace spelen?” Ik knikte. “Mijn Ma heeft me over die streep getrokken. Bij ons eerste bezoek aan mijn ouders, samen met Joline. En toen stond ik te janken… En ik heb beloofd dat ik het weer ga spelen op een privé-concert voor de weduwe van de vorige eigenaar.” Hij keek even voor zich uit. “Poeh… Dat zal heftig zijn, maatje…”
Ik knikte. “Ja. Maar ik weet dat ik het weer kan, Fred. Sinds Afghanistan schoot ik vol als ik dit lied hoorde spelen. Speciaal op bagpipe en bugel of trompet. Stond ik te vechten tegen tranen. Maar sinds ons laatste bezoek aan zijn weduwe Betty, een paar weken terug, niet meer. Ja, Peter is gesneuveld en dat is triest zat. Maar Betty heeft, met haar kinderen, de draad van het leven weer opgepakt. Ze komen ook op onze bruiloft, Fred.” “Dan moeten we er voor die tijd nog een keer samen heen, Kees. Ik zou me schamen als ik haar op jou bruiloft voor het eerst weer tegen het lijf liep.” Ik knikte. “Goed plan. Gaan we doen. En daarna langs het graf van Peter. Verse bloemen brengen en zijn steen schoonmaken.”
Fred knikte en Wilma brak in. “Kun je een stukje laten horen, Kees? Ik ben wel benieuwd…” Joline knikte. “Doen, Kees. ‘Sound the trumpet’. Letterlijk, maar ook het muziekstuk.” Ik zocht de uitvoering op die ze bedoelde: op youtube, een uitvoering van Alison Balsom en The English Concert, waarbij Balsom de tweede sopraan speelde op haar lange, ventielloze trompet. En even later speelde ik samen met haar de tweede stem, de ‘antwoorden’ op de teksten van countertenor Lestyn Davies. Ik moest wel een aantal concessies doen op de hoge delen, maar al met al ging het wel aardig. Toen het stuk uit was, was het even stil.
“Applaus is nu ongepast, Kees. Dank je wel.” Wilma zei het zachtjes. “Ik heb er vreselijk veel plezier in, Wilma. En ik hoop dat mijn lessen straks doorklinken in mijn spel.” Ik legde de bugel weg en keek op mijn horloge. “We gaan eens richting schietbaan, mensen. Koper inruilen voor staal.” Ik trok de wapenkast open en gaf Joline haar buks. “Hé, dat is dezelfde als die Kees…” Fred keek geïnteresseerd. “Klopt, alleen zij heeft de versie met houten kolf.” Joline gniffelde zachtjes. “Dat hebben we expres gedaan, anders konden we ze niet uit elkaar houden. Meneer hier stelde nog voor om de mijne te versieren met een rose strikje, maar daar vond ik het nodige van…” Fred en Wilma schoten in de lach. We sloten af, in de garage vulde ik de luchtcylinders tot maximaal en we stapten in de Volvo.
Tijdens de rit naaar de schietvereniging draaide Fred zich om. “Waarom heb jij een buks gekocht, Joline?” Met iets van grimmigheid in haar stem antwoordde ze: “Vandaag of morgen moet Kees misschien weer een week of meer op pad voor een of ander project. Zit ik alleen thuis. Stel dat er dan iets aan de hand is, wil ik een buks waarmee ik kan lezen en schrijven. Die exact op mij is afgesteld en niet op Kees. Vandaar.” Wilma floot zachtjes. “Dat klinkt nogal agressief, Jo…”
En even grimmig als daarvoor zei Joline: “Wilma, ik heb gezien wat voor types zich momenteel aan het voorbereiden zijn om ons kwaad te doen. Als die bij ons naar binnenkomen wil ik me goed kunnen verdedigen.” Ik vulde aan: “Iets met een lief vogeltje in een kooitje dat, als de kat een poging doet om het vogeltje te pakken te nemen, plotseling een hele valse havik wordt. Met vlijmscherpe klauwen en een gevaarlijke snavel…”
Fred grinnikte. “Een een hele effectieve oorvijg.” “Precies!” klonk er zelfvoldaan vanaf de achterbank.
Even later liepen we het gebouw van de schietvereniging binnen. Het was er bijzonder rustig. Twee leden zaten koffie te drinken,, voor de rest was er niemand.
“Goeie avond samen… Wat een rust hier!” “Tja, Kees… Niet iedereen heeft zin om door die baggersneeuw te rijden om een rondje te schieten. Maar wat heb jij aan gezelschap meegenomen?” Ik stelde Fred en Wilma voor; Joline kenden ze al. We dronken samen een kopje koffie en toen gingen we naar de vijftig meterbaan. Fred en Wilma gingen achter de schietpunten op een bankje zitten en Joline en ik legden onze wapens klaar. “Zo meneertje… Wedstrijdje. Jij gaat knielen, ik ga liggen. Hoeveel schoten?” Ik dacht even na. “Twee wedstrijdkaarten á vijf schoten. Vijf doelen, op elk doel één schot. Da’s makkelijk tellen, zelfs voor mij.” Ze knikte. “Oké. Jetzt geht’s los!” Ik knielde en laadde mijn buks, stelde de kijker af en bracht hem op het doel. Concentratie… Ik zag het doel in de kijker bewegen; dit was pittiger dan liggend schieten. De kunst was om exact op het goeie moment het schot er uit te laten gaan. Een kwestie van ademhaling en spierbeheersing… Ik haalde de trekker iets naar achteren, zodat ik slechts een paar gram meer trekkerdruk hoefde te geven om… Péng. Het eerste schot. Wapen spannen, kijken, ademhaling, concentreren… In een rustig tempo schoot ik de eerste vijf schoten. Toen ontlaadde ik, stond even op, schudde me even uit en verwisselde ondertussen de schijven. Bewust keek ik niet naar de score. Daarna weer knielen en het hele riedeltje opnieuw. Vaag hoorde ik Joline opstaan, maar daarna sloot ik me af voor de buitenwereld. Het enige wat ik zag was het beeld door m’n kijker; het enige wat ik voelde was mijn ademhaling en de vinger op de trekker. En na vijf schoten kwam de wereld weer terug. Ontladen, opstaan, schijf terughalen. Nu keek ik wél naar de score. Op de eerste kaart stonden drie tienen en twee negens; op de tweede kaart was de score andersom.
Ik gaf de kaarten aan Joline. “Jij bent van het tellen, schat…” Ze naar de kaarten en toen naar mij. “Ik hoef niet te tellen. Ik zie het zó al. Shit.” Ze gaf mij haar twee kaarten. Op de ene kaart twee negens, een zeven en twee zessen, de andere kaart één negen, twee achten, een zeven en… “Ik mis een schot!” Ze knikte. “Ja. Die ging eruit voor ik er erg in had… Eerste kaart, eerste schot.” Ik dacht even na. “Wacht eens even… Jij hebt je trekker natuurlijk nog op de fabrieks-instelling staan. Die is nogal strak. Ik heb mijn trekkerdruk verlaagd… Hmmm. Ik stel voor dat we dit rondje ongeldig verklaren, want dit is niet eerlijk.”
Ik keek in twee vragende ogen. “Ga maar even achter mijn buks liggen, span hem maar en druk maar eens af.” Ze deed het en keek toen om. “Dat is inderdaad een redelijk verschil.” “Nou, dan gaan we jouw trekker thuis eens lekker afstellen, en daarna doen we dit wedstrijdje een keertje over.” Joline stond op. “Je bent lief, dat je me nog een kans geeft.” Ik keek Fred aan. “We hadden een weddenschapje lopen…” “Ik meende al zoiets te bespeuren, Kees. Maar… mogen wij zo meteen eens met zo’n buks schieten?” Ik knikte. “Ja hoor. Pak jij die van Joline maar, vanwege de trekkerdruk. Dat is die buks met het rose strikje… Past wel bij jou.”
Zowel Joline als Fred keken me even aan. Toen elkaar en Fred zei: “Hou jij ‘m straks vast? Haal ik z’n gezicht open…” Joline gniffelde. “Goed plan.” Wilma schudde haar hoofd. “Ik hoef niet te schieten, jongens. Niks voor mij. Ik bestrijd de misdaad wel op een andere manier.” Fred knikte. “Is goed, mop. Maar mag ik wél even?” Ze knikte. Ik wees Fred op beide buksen. “Je mag kiezen, makker…” Hij liep naar Joline’s buks. “Ik ben niet zo van die subtiele trekkerdruk. Ik moet wéten wanneer het schot er uit gaat.” Hij ging liggen. “Kees, leg even uit…” Ik wees naar Joline. “Jouw buks, dame. Jij geeft de instructie.” Ze knikte grinnikend. De buks leek speelgoed in Fred z’n grote handen.
Even later zoefde een kaart naar de vijftig meter en snel daarna klonk het eerste schot. Fred schoot sneller dan wij; je kon zien dat het schiettempo van Defensie er nog in zat. Na vijf schoten wilde hij opstaan, maar werd door Joline tegengehouden. “Eerst ontladen, meneer van Laar.” Hij kleurde zowaar. “Verdomme…” Toen hij opstond maakte Joline een bekend gebaar: vijf gespreide vingers omhoog, één wijsvinger naar de grond. “Wel allem….” Maar braaf ging hij weer liggen en drukte zich vijf keer op. Joline lachte lief en Wilma zei: “Goed zo, Jo. Zet ‘m maar op z’n nummer!”
Het kaartje kwam naar ons toe: drie zevens, een acht en een vijf. Wel allemaal constant: in de linkeronderhoek. “Nog een kaart, meneer. En nu minder gehaast en je wapen recht houden. Je helt naar links over.” Ik pakte de waterpas uit de hoes van mijn buks en zette hem op Joline’s wapen. “Ga nog eens liggen, Fred en neem de schiethouding aan.” De buks helde inderdaad behoorlijk over. “Let erop: de horizontaal van je richtkruis evenwijdig houden met de bovenzijde van de kogelvanger. En rustiger schieten; die kaart komt niet naar je toe om je keel open te snijden.” Hij gring weer liggen en gromde: “Met de mitraileur is het allemaal een stuk simpeler… Ik ben niet zo van het roosjes melken.” Ik grinnikte. “Het nadeel van jouw mitrailleur was dat je al die munitie mee moest zeulen, vriend.” “Daar had je een helper voor, Kees.”
Hij laadde en nam de schiethouding aan. Nu lag de buks mooi recht. De volgende vijf schoten gingen er rustiger uit; Fred nam de tijd ervoor. De resultaten waren dan ook beter: één zeven, drie achten en een negen, allemaal exact onder het midden. “En als dit vizier nu goed op jou was afgesteld, waren die achten negens geworden, en die negen een tien.” Hij grinnikte. “Dank je wel. Dit is goed voor m’n zelfvertrouwen. Maar na een tijdje door die kijker turen gaan m’n ogen op tilt.” Joline knikte. “Heb ik ook. Wat helpt is dan je ogen even ontspannen op een andere afstand.” Ze wees op mij. “Geleerd van ene Jonkman.” Hij keek me aan. “Dit is toch wel een van de dingen die ik mis, Kees. Gewoon een ochtend of middag op de schietbaan liggen… Je alleen maar druk maken of je die schijf wel raakt.” “Dat is ook de reden waarom ik dit ben gaan doen, Fred. Lekker ontspannend… Verstand op nul.”
We schoten nog een paar kaartjes totdat Joline op haar horloge keek. “Kom jongelui… Ik heb ondertussen trek in een borrel gekregen. Gaan we naar huis?” Ik knikte. “Ja. ’t Is leuk geweest.” Een half uurtje later waren we weer thuis. De buksen gingen half geladen in de kast, iets wat Fred deed fronsen. “Ja, Fred, half geladen. De enige handelingen die je nog moet doen is spannen en op vuren zetten. En de flappen van de vizer omhoog tikken of de laser aan. Maar het voordeel hier is: er lopen geen kleine kinderen rond.” Hij knikte. “Oké Wilma, Fred… Wat willen jullie drinken?” Fred en ik namen een Jägermeister, Wilma en Joline gingen aan de witte wijn.
We kletsten nog wat over zaken bij DT en toen vroeg Wilma plotseling: “Kees… Jij en Fredje zijn buddy’s. Hij vertelde dat jij zijn leven had gered en hij het jouwe. Toen ik die verhalen hoorde en vroeg hoe dat zat, zei hij dat ik dat maar eens aan jou moest vragen…” Ik keek naar Fred. “Hé maat ik dacht dat jij dingen zou opschrijven en vertellen…” Hij knikte. “Klopt. Maar deze twee verhalen moet ze ook van jou horen. Ik heb ze al verteld, maar vanuit mijn optiek. De jouwe is misschien anders.” Ik zuchtte. “Doe me dan eerst nog maar een borrel…” Joline keek me opmerkzaam aan en knipoogde toen. Ze zei: “Het enige wat ik ervan gehoord heb is dat Kees jou bij een of andere brug naar achteren heeft gesleurd en dat er later een bom onder die brug bleek te zitten.” Fred knikte. “Ik wilde met m’n stomme kop zó die brug op lopen… Nou, kom op Kees. Brandt los!”
Ik haalde even adem. “Als ik iets niet goed weergeef, moet je maar corrigeren Fred… We waren een paar weken in Afghanistan, en het was onze derde of vierde patrouille door ‘the green’, het groene deel in het dal van TK. We hadden opdracht om ons gebied uit te gaan breiden, dus de voertuigen stonden in een ‘watch overnight’ op een heuveltje en wij gingen te voet verder. Mijn groep liep spitspatrouille, dus vooraan. Da’s behoorlijk spannend, want je wéét gewoon dat je in de gaten wordt gehouden vanuit de heuvels. Dus liepen we zoveel mogelijk in dekking; onder de bomen, als die er waren of anders vlak langs struikgewas. We hadden verkenning vanuit de lucht; een drone vloog zo’n 2 kilometer boven ons en hield het terrein voor ons goed in de gaten. Dachten we. We kwamen bij een bruggetje over een riviertje en daar liet ik halt houden. We verspreidden ons; de helft links van de weg, de andere helft rechts. En ondertussen bleven we goed waarnemen. Ik vertrouwde het niet en vroeg aan de pelotonscommandant of hij de operators van de drone kon vragen om een strook bomen op zo’n 200 meter aan de andere kant van de rivier eens goed te bekijken. Even later hoorden we de drone; zien kon je hem nauwelijks. En een paar minuten daarna kwam het bericht dat die bosrand vrij was. Ik had er geen fijn gevoel bij en besloot de brug de brug te laten. Dan maar nat worden, maar liever dat dan de groep op een duidelijk herkenbare plek te concentreren.”
Fred vulde droogjes aan: “Ja. Fijn. Een uur voor zonsondergang ff zeiknat worden en weten dat je straks in de vrieskou ligt. Je was op dat moment wat minder populair, Kees.” Ik grinnikte. “Dat besefte ik maar al te goed makker… Enfin, ik liet het doorgeven aan de groep en we gingen kruipend voorwaarts. Bij het water hadden we een beetje dekking, dus konden we lopend oversteken; we waadden tot borsthoogte door dat riviertje heen en bereikten zonder bijzonderheden de overkant. Daar lagen we dan; verspreid over een breedte van zo’n 50 meter, tegen het dijkje van de rivier. De PC vroeg via de radio of de rest van het peloton over de brug kon, maar ik zei hem nog even te wachten. Eerst wilde ik zeker weten dat die groenstrook écht veilig was. Ik pakte mijn kijker en sloop iets naar voren, tot ik bijna uit het gras was en keek. En ik zag geflikker van metaal in de bosrand! Ik pakte mijn radio en wilde nét de PC oproepen, toen de hel losbrak. De Talibs waren blijkbaar ongeduldig geworden en besproeiden de brug en de Quala’s er achter met geweer en mitrailleurvuur. Ik hoefde niets meer te melden; de luit had het zelf al begrepen. Hij riep mij op en zei ons te blijven waar we zaten; bij dat riviertje. Er zou luchtsteun komen.
En die kwam: twee A-10’s van de Amerikanen kwamen even later over en besproeiden de bosrand met hun kanonnen en gooiden er nog een paar bommen op. De A-10 is een vliegtuig wat gebouwd is om troepen op de grond te ondersteunen. In de jaren '70 ontworpen om Russische tanks te bestrijden met een beest van een kanon in de neus. De Talibs waren er doodsbang voor en terecht. Na die aanval werd het stil. De rest van het peloton ging ook via de rivier naar de overkant en even later, onder dekking van onze voertuigen gingen we weer voorwaarts. In de bosrand vonden we een aantal lijken en gewonden. En behoorlijk wat sleuven. Teken dat de Talibs van plan waren om daar lang weerstand te bieden.
Als we die brug over zouden zijn gegaan, waren we afgeslacht; vanuit hun opstelling hadden ze ons tot op honderd meter kunnen laten naderen en als ze dan het vuur hadden geopend…” “Dan hadden we hier niet gezeten, Kees”, bromde Fred. Ik knikte. “Die kans was inderdaad vrij klein geweest, makker. Maar goed, die nacht overnachtten wij in die groenstrook. Was op zich een prima plek. Niet te naderen zonder jezelf vreselijk bloot te geven. De volgende ochtend werden we afgelost door het derde peloton en konden wij een stuk terug. Ook het derde peloton ging via de rivier; de brug was nog niet gecontroleerd.
Wij liepen terug, redelijk ontspannen en meneer hier wilde gewoon de brug over.” “Ja, verdomme, niet nóg een keer een nat pak halen. Ik was er wel een beetje klaar mee.” Fred keek verongelijkt. “En toen heb ik meneer hier dus bij z’n lurven gepakt en vloekend onderuitgehaald. We hebben de brug aan de onderkant bekeken, want we zouden toch nat worden: toen bleek er een redelijke springlading onder die brug te zitten, met een paar ouwe Russische antitankmijnen er tussen…”
Fred keek schuldbewust. “En had ik alsnog een nat pak…” Wilma schudde haar hoofd. “Je bent af en toe een enorme dwarsligger, Fredje van Laar.” Ik grinnikte. “Ach hij had ook wel z’n goeie momentjes, hoor. Dat bleek een week later, bij de doorzoeking van een quala. Een quala is overigens een verzameling hutjes van leem en klei.
Drones hadden opvallend veel verkeer gezien van en naar een quala in een vrij afgelegen deel van de vallei. Wij moesten daar maar eens gaan kijken; de knappe koppen vermoedden dat zich daar iets afspeelde wat niet pluis was. Enfin, het tweede peloton werd erop af gestuurd.
En we voelden al snel dat er iets loos was: normaal als je door ‘veilig’ gebied reed, stonden er kinderen langs de kant te zwaaien en te bedelen. Nu niet. Het was muisstil op de weg, terwijl het ‘veilig’ gebied was; gebied wat wij onder controle dachten te hebben. De luit vond het ook verdacht, liet de voertuigen halt houden en met de boordwapens de quala onder waarneming houden. Wij zouden te voet via een omtrekkende beweging de quala binnengaan en onderzoeken. Enfin, zo geschiedde en toen we binnenkwamen stuitten we op een man of vijftien Taliban die meteen begonnen te schieten. Onze boordwapens konden op dat moment niks doen want we vochten op ultra-korte afstand.
Enfin: Fred en ik zaten in zo’n huisje en kregen vuur van achter een muurtje. Talibs. We konden ze niet alleen horen, maar zelfs ruiken. Na een tijdje werd het stil en ik wilde om een muurtje heen kijken wat er aan de andere kant zat. En toen vond meneer hier het nodig om me terug te sleuren en toe te bijten dat hij er nog aan toe was om sergeant te worden. Vervolgens pakt hij een handgranaat, trekt de pin er uit, wacht twee seconden en gooit hem om het hoekje. Het ding explodeert, wij meteen er vurend achteraan. En daar lagen vijf dode talibs, wapens nog in de hand. Ze zaten gewoon te wachten op ons. Als ik om die hoek had gekeken, was ik het hoekje om gegaan. Letterlijk. Ik weet in feite niet of ik daarna nog bedankt heb, Fred…”
Hij grinnikte. “Weet ik ook niet meer, stomme lul dat je bent. Schenk me nog maar een borrel in, dan accepteer ik dat wel als bedankje.” Joline stond op, pakte de fles Jägermeister en schonk Fred z’n glaasje weer vol. Toen zette ze fles neer, omhelsde Fred en zei: “Als die lompert hiernaast het niet gedaan heeft, dan doe ik het wel voor hem.” Ze kuste hem drie keer en zei toen zachtjes: “Dank je wel Fred, dat je op ‘m gepast hebt.”
Wilma pakte de fles van tafel en schonk mijn glaasje vol. Toen omhelsde ze mij. “En jij ook bedankt Kees, dat je Fredje in de gaten heb gehouden.” Ook ik kreeg drie zoenen. Ik schonk de glazen van de dames vol. Fred en ik keken elkaar even aan en we hieven onze glaasjes. “Dank je wel, makker.” Fred grijnsde. “Jij ook bedankt, Kees.” De borrel ging in één keer achterover en Fred zei toen droogjes: “En zo zijn wij échte buddy’s geworden.” Wilma en Joline keken elkaar aan. “Deze uitgebreide versie had ik ook nog niet gehoord, Wilma. Die vent van mij is ook nogal zwijgzaam over bepaalde dingen.” Wilma knikte. “Ik ken het verschijnsel… Maar gelukkig praat Fred nu meer. En nu als hij wakker is, in plaats van in z’n slaap.”
Even was het stil. Toen zei Joline: “Zeg heren… over slapen gesproken: het is ondertussen half twaalf. Dit meisje is eraan gewend geraakt dat zij rond een uur of tien in bed ligt. Weliswaar is het morgen zondag en kunnen we uitslapen en zo, maar toch… De luiken beginnen dicht te vallen. En die wijn helpt ook niet om wakker te bijven.” Wilma gaapte ook nadrukkelijk. “Hier nog zo eentje… Ik heb afgelopen week een paar avonden late dienst gehad. M'n bioritme ligt een beetje in puin. Dus als jullie even laten zien hoe we van die bank een slaapbank kunnen maken… Wij hebben slaapzakken bij ons.” Even later was de bank uitgeklapt en lagen er twee gestapelde matjes naast voor Fred. Hij keek er tevreden naar. “Dit gaat prima lukken, jongens…”
Joline wees hen de logeerbadkamer. “Morgenochtend rond een uur of negen ontbijten? Wilma knikte. “Is goed!” Ik pakte de ontbijtspullen alvast uit de kastjes. “Hoef ik morgen minder kabaal te maken… Dame en heer: welterusten en dank voor deze gezellige avond.” “Maf ze, Kees. Tot morgen.”
Met de deur van de slaapkamer dicht keek ik naar Joline. En zij naar mij. “Kees Jonkman, soms ben jij veel te bescheiden. Nú hoor ik pas het echte verhaal van die brug. Tot vandaag dacht ik dat het alleen maar een stomme streek van Fred was.” Ik haalde mijn schouders op. “Joline, ik heb niets anders gedaan dan me verplaatsen in de tegenstander. Dat doet elke goeie militaire commandant. Ja, dan levert soms een nat pak op. Beter dan een pak met gaten en bloedspetters.” Ze liep op me af en omhelsde me. “Ik snap nu een stuk beter wat Fred en jou verbindt. En waardeer Fred daar steeds meer om.” “Fred is mijn bud. En dat is méér dan iemand zich kan voorstellen. En ik ben er trots op dat ik zijn bud mag zijn.” Ze knikte.
“En met Wilma heb ik een prima band. Ook een schat.” Ik knikte. “Maar nu gaan wij lekker slapen, schatje. Als dat ten minste lukt met die motorkettingzaag hiernaast…” Tien minuten later, toen we net in bed lagen, hoorden we Fred inderdaad snurken. Joline giechelde. “Nu weet ik was Wilma moet doormaken… Arme meid.” “Liever dit geluid dan een Fred die ligt te dromen, schat…” Ik voelde hoe ze knikte. “Ja, inderdaad. Je hebt gelijk.”
Ik bedwong de neiging om te grinniken en pakte haar hand. “Ook dát hebben we samen gefikst, schat…” Joline lachte zachtjes. “Stiekem zijn we tóch een stel zielenknijpers, meneer Jonkman.” Ze rolde naar me toe. “En morgen... Morgen ga ik iets anders eens uitknijpen. De hele weekendproductie van je zaadfabriekjes opeisen. Helemaal voor mij alleen. Welterusten, schatje…” Ik zocht haar lippen. “Slaap lekker lieverd. Welterusten Balou.” De beer antwoordde: “Ik weet niet of ik kan slapen, Kees met die machine in de huiskamer.”
Joline antwoordde: “Kom maar bij Jolientje, Balou. Ik zal je oren wel dichthouden. Met mijn borsten.”
Ze trok de beer op zich. Ik mompelde: “Daarvoor kom je wat borst tekort, Jolientje.”
Een gegiecheld “Je bent gewoon jaloers, Kees….” was het laatste wat ik hoorde.
Lees verder: Mini - 137
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10