Door: Maxine
Datum: 27-05-2020 | Cijfer: 9.6 | Gelezen: 9845
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 95 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Zussen,
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 95 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Zussen,
Vervolg op: De Gezusters Santegoed - 31
Ik rijd dan naar mijn afspraak, en kom dan rond zes uur thuis terug. Chantal begroet me met een zoen, en ik ga buiten nog even wat spelen met Renn, omdat het eten nog niet klaar is. Dat is heerlijk ontspannend voor mij en voor Renn. Als ik een kwartier later terugkom, is Renn lekker moe, en gaat in haar mand liggen.
Chantal zegt vertederd: ‘Och, wat heb je toch met haar gedaan?’
‘Gewoon, even met de boemerang gegooid. Dat vindt ze prachtig om achteraan te rennen, terwijl ik amper moeite hoef te doen om de boemerang terug te krijgen.’
‘Zo blijft ze haar conditie wel houden!’
‘Zullen we straks nog een lekker groot stuk met haar gaan wandelen?’
‘Dat is een goed idee! Het is nou zo’n lekker weer!’
We gaan dan snel eten, maar als we klaar zijn met eten, en met Renn willen gaan wandelen, komt plotseling Kurt met zijn fiets aangereden.
‘Hey, Kurt! Wat brengt jou hier?’
‘Ik zou graag even met je spreken, als dat kan.’
‘We wilden net met Renn gaan wandelen.’
‘Oh, dan loop ik wel even mee. Ik kan wel wat beweging gebruiken.’
We lopen dan samen met Renn onze wandeling. Kurt begint dan te praten.
‘John, ik heb gehoord, wat je met Harrie gedaan hebt. Waarvoor dank, maar ik denk, dat ik Harrie zelf ook wel de baas kan!’
‘Je had misschien Harrie wel de baas gekund, maar je had hem niet zijn mond kunnen snoeren. Hij verspreidde namelijk roddels over jou, die je eigenlijk je baan zouden kunnen kosten. En dat moest ik dus meteen aanpakken. Geloof me maar, die houdt nu wel zijn mond.’
‘Jij kent hem beter, maar ik geloof echt, dat ik het ook wel zelf gekund had. Maar ik wil niet ondankbaar zijn, zeker niet tegenover jou.’
‘Dat zit wel goed. Maar is dat alles, waarover je wilde praten?’
‘Nee, dat was maar bijzaak. Ik wilde eigenlijk even praten over Ylke.’
Hij heeft meteen de aandacht van mij en Chantal.
‘En wat is er met Ylke?’
‘Niets! En eigenlijk alles! John, ik ben, denk ik, verliefd!’
‘Op Ylke?’
‘Ja! En nog niet zo’n beetje ook!’
Ik kijk Chantal aan. ‘Heeft Ylke dan iets gezegd over Kurt?’
‘Nee, maar ze was wel heel erg goed gehumeurd. Maar ze wilde me niets over haar weekend vertellen.’
Kurt glimlacht. ‘Dat kan ik me wel voorstellen. Ze zal niet veel gedaan hebben, afgelopen weekend. En ik ook niet.’
‘En hoe wil jij dat dan weten?’
‘Omdat we nu al dagenlang met elkaar aan het appen zijn. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. En ’s nachts krijg ik soms nog berichtjes van haar, maar die beantwoord ik ’s morgens pas weer.’
Chantal kijkt verrast. ‘Echt? Ylke is normaal niet het type, dat zulke dingen doet!’
‘Wil je mijn telefoon eens zien?’
Hij pakt zijn telefoon en laat dan een lange conservatie zien, met honderden berichtjes, die van Ylke komen. Terwijl hij het laat zien, komt er een nieuw bericht van Ylke.
‘Kurt, waar ben je!’
‘Ik ben bij John en Chantal. Ik kan even niet beantwoorden.’
‘Oké!’
Kurt steekt zijn telefoon weer weg. ‘En zo gaat het dus de hele dag. Gelukkig heeft ze vandaag niet zo veel berichtjes gestuurd, zodat ik wel normaal kon werken.’
Chantal lacht. ‘Dus dat was er aan de hand. Ik had al zo’n vermoeden!’
Kurt haalt zijn schouders op.
Ik zeg: ‘En nu?’
‘Ja, dat is juist het probleem. Ik merk, dat ik haar erg leuk begin te vinden. Ze is echt een leuke meid, met een interessante kijk op het leven. Maar ik weet niet goed, hoe ik dit moet aanpakken. Want hoe goed ken ik haar nu eigenlijk? En jullie kennen haar een stuk beter, dus kom ik jullie om raad vragen.’
Chantal glimlacht. ‘En dat doe je goed. Ylke is nogal een sterke persoonlijkheid, die zich niet gemakkelijk aan de kant laat zetten. Daar moet je tegen kunnen. Ze komt uit een welgestelde familie, maar daar loopt ze zelf niet zo mee te koop. Wel houdt ze van oude spullen. Haar huis hangt vol met antiek, en curiosa. Ze houdt van muziek, klassieke muziek.
Dat is ook de reden, dat ze naar het conservatorium gaat. En ze kan ontzettend goed zingen. Maar ze heeft iemand nodig, die haar rust kan brengen. Iemand, die tegen haar nooit aflatende commentaar kan, maar niet te bang is om haar terecht te zetten. Al je dat voor haar kunt betekenen, dan maak je een kans bij haar. Maar dat is nogal een hele opgave, want er zijn je er al velen voorgegaan.’
‘Hmm, na alles wat mij gebeurd is, ben ik niet meer zo snel bang om mijn mond open te trekken, Chantal. En dat heeft ze ook al gemerkt, want we hebben al flink over bepaalde dingen gediscussieerd. En daar hebben we al flink de degens gekruist. Dus ze weet, dat ik niet bang ben voor haar. Maar dan weet ik nog niet, hoe ik het met haar moet aanpakken. Ik heb echt geen idee, hoe ik haar voor me kan winnen.’
Chantal lacht. ‘Alleen al het feit, dat ze nog steeds met je appt, zegt mij, dat je haar al voor de helft binnen hebt. Maar daarmee ben je er nog niet. Ze houdt van originele ideeën. Bedenk dus voor haar iets heel origineels. En heb je haar ook al verteld over jouw achtergrond en geschiedenis?’
Kurt knikt. ‘Dat was een van de dingen, waarover we gediscussieerd hebben. Maar je hebt me net een goed idee gegeven! Dat is heel erg origineel, en misschien ook nog wel in haar interesses. Dat zou ik wel eens kunnen proberen.’
‘Wat ga je dan doen?’
‘Haar meenemen naar een kunstvoorstelling, maar dan wel een hele aparte. Ik denk, dat ze dat wel kan waarderen. Je kunt er namelijk niet zomaar naar toe. Je moet een uitnodiging hebben.’
‘Dat is toch niet zo heel origineel, Kurt?’
‘Is dat zo? Kun jij zomaar een gevangenis is om naar een voorstelling te gaan kijken?’
‘In een gevangenis?’
‘Ja, dat daar criminelen zitten, wil niet zeggen, dat ze daar niet kunstzinnig geïnspireerd kunnen zijn! Een keer per jaar maken ze daar een eigen kunstvoorstelling, en daar mogen alleen gedetineerden, bewakers en familie van gedetineerden komen. Maar omdat ik ook gezeten heb, mag ik komen kijken, en ik mag ook iemand meenemen. Ik wilde eerst alleen gaan, maar misschien is dit iets voor Ylke om eens te zien. Gedetineerden kunnen erg kunstzinnig zijn, want je hebt immers tijd genoeg om iets te bedenken en om te oefenen.’
Chantal kijkt geschokt, maar moet wel lachen. ‘Nou, als dat niet meer origineel is! Daar is Ylke zeker gevoelig voor, en het vertelt meteen ook meer over jouw verleden. Ik zou het zeker niet bij iedere vrouw doen, maar bij Ylke kun je zoiets wel proberen. Die is wel voor zoiets in.’
‘Dan ga ik dat doen, Chantal. Wat vind jij ervan, John?’
‘Ik geef Chantal gelijk. Dit moet je zeker niet bij een andere vrouw als Ylke proberen. Maar Ylke is lekker excentriek, en die kan zoiets wel waarderen. Maar dat gaat dus jullie eerste date worden?’
Kurt lacht. ‘Ja, en eigenlijk klinkt het belachelijk. Welke gek neemt zijn eerste date mee naar de gevangenis, waar hij zelf enkele jaren heeft gezeten.’
‘Jij dus. Maar heb je daar ook zelf meegedaan aan die kunstvoorstellingen?’
‘Niet zelf meegedaan, maar ik heb wel geholpen. Er moeten immers ook decors gemaakt worden, en ik heb geholpen bij het maken van de muziekstukken.’
‘En daarom hebben ze je nog een keer uitgenodigd?’
Kurt knikt. ‘Ja, maar ik wil ze laten zien, dat ik clean ben gebleven, en dat er voor hun ook hoop gloort. Ik weet wel, dat niet iedereen zoveel geluk als ik zal hebben, maar ik kan ze op zijn minst wat hoop geven.’
‘Wat bedoel je met clean? Toch geen drugs?’
‘Nee, dat bedoel ik niet. Daarmee wordt bedoeld, dat je op het rechte pad bent gebleven. En dankzij jullie hulp lukt me dat erg goed. Ik ben nu uit de schulden, en daar zou ik nu anders nog niet zijn. En ik heb geen enkele reden om me weer op het verkeerde pad te bewegen.’
‘En zeker niet, als je weer een nieuwe vriendin zou krijgen.’
‘Dan al helemaal niet meer! En daarbij vind ik Ylke ook gewoon mooi! Ja, ze is wel wat gezet, maar dat vind ik niet zo erg. Daar houd ik wel een beetje van.’
Chantal zegt: ‘Ik zou het erg leuk vinden, als jullie twee samen wat zouden krijgen. Je bent een goede man voor haar. Je achtergrond is misschien niet het allerbeste, en zeker haar vader zal er niet blij mee zijn. Maar dat kan juist Ylke niets interesseren. Ze is altijd wel wat rebels geweest tegen haar ouders, en dat zal ook wel niet veranderen.’
‘Ik hoop, dat het wat wordt. God, ik voel me net weer een tiener, die voor het eerst een meisje mee uit vraagt.’
Ik lach. ‘Maar je redt je wel, Kurt. Daar maak ik me geen zorgen over. Doe nou maar zoals je normaal doet, dan komt het wel goed.’
We komen dan weer terug bij ons huis, en daar neemt Kurt weer afscheid. Maar hij is maar een kwartier weg, of dan staat opeens Ylke op de stoep.
Ik zie haar de binnenplaats op rijden en zeg: ‘Daar heb je de andere helft van Kurt al.’
Chantal lacht. ‘Het zou me niet verwonderen, als ze vragen komt stellen over Kurt. Want anders had ze wel gebeld.’
Ylke komt zoals altijd gewoon binnen met een klopje op de deur.
‘Hoi, Ylke! Wat brengt jou nog vandaag nog hier? Kun je niet meer zonder ons?’
Ylke steekt haar tong naar me uit.
‘Vandaag even niet, John. Ik zit met enkele vragen, waar ik nu al een paar dagen niet meer van kan slapen, en ik hoop, dat je me een paar antwoorden kunt geven, John.’
Ik hou me van de domme en zeg: ‘Is je wagen kapot?’
‘Nee, je moest toch wel beter weten. Dat ding gaat nooit meer kapot! Daar zorg ik wel voor. Nee, ik denk, dat ik verliefd begin te worden, maar het probleem is, dat ik die jongen eigenlijk niet zo goed ken. En jij kent hem een stuk beter.’
‘Laat me raden, je hebt het over Kurt?’
‘Hoe weet jij dat nou? Ja, daar heb ik wel wat vragen over.’
‘Zo’n grote verrassing is dat nu ook weer niet, Ylke. Je was nogal geïnteresseerd in hem op Chantals verjaardag. Dan hoef ik niet lang na te denken. Maar je hebt dus vragen over hem. Wat wil je weten?’
‘Ja, waar moet ik beginnen? Allereerst wil ik weten, of hij te vertrouwen is. Ik bedoel, ik weet, dat hij in de gevangenis heeft gezeten. En je weet ook, wie mijn vader is. Als ik met Kurt thuis zou komen aanzetten, dan zou dat op zijn minst een behoorlijke schok zijn. Niet dat ik daar veel om zou geven, maar ik kan er toch op zijn minst wat rekening mee houden.’
‘Of je Kurt kunt vertrouwen, dat moet je maar zelf beoordelen. Ik kan je alleen vertellen, dat ik dat wel doe. Stel, Chantal en ik moeten dringend weg, dan zou ik met gerust hart de sleutel aan Kurt geven, om de bloemen water te komen geven. En dan vertel ik hem ook nog gerust waar alles ligt.
Kijk, Kurt is geen slechte man! Hij heeft verkeerde keuzes gemaakt in zijn leven, doordat hij opgetrokken is met mensen, die heel bewust in het criminele circuit zaten. Ze hebben hem, om het netjes te zeggen, iets lekkers voorgehouden op een leeftijd, dat je zulke zaken niet helder kunt doorzien. En toen was het al te laat voor hem. En als je daar eenmaal zit, ben je er zomaar nog niet uit. Daar kom je alleen uit, als je hulp krijgt van je familie en vrienden.’
‘En dat is, wat je voor Kurt gedaan hebt. Je hebt hem een helpende hand gegeven.’
‘Juist. Van zijn ouders kon hij niets verwachten, die zijn niet in staat om hem te helpen. Dus moest iemand anders zijn lot aantrekken. En het lot heeft ons weer elkaar laten vinden. Kurt is vroeger altijd een vriend van me geweest, tot we ieder naar een andere school gingen. En daar is het voor Kurt fout gegaan. Maar dat had misschien ook wel andersom kunnen gebeuren, dat ik het slachtoffer was geworden om in het criminele circuit terecht te komen.
Want die mogelijkheid is er zeker geweest.
Of waarom denk je, dat ik ben gaan kickboksen? Voor mij is dat mijn redding geweest. Maar ik had mijn ouders, die me nog iets richting konden geven, dat had Kurt niet. Maar voor onze wegen van elkaar gescheden werden, waren we goede vrienden van elkaar. En ik heb geen enkele reden gehad om daar nu anders over te denken. Ik zie hem nog steeds als een goede vriend.’
Ylke glimlacht. ‘Je bent ieders vriend, John. Maar dat siert je. Je bent altijd loyaal naar je vrienden, en dat vind ik wel bijzonder. En dat maakt je ook een goede vriend.’
‘Ik vind, dat je een vriend door dik en dun moet steunen. Een vriend ben je niet voor alleen de leuke momenten. Je bent pas echt een vriend als je er ook bent, als je iemand pas echt nodig heeft.’
‘Daar heb je absoluut gelijk in. Maar die vrienden zijn helaas dun gezaaid.’
‘Kurt is ook wel zo iemand, Ylke. Hij zal niet snel vergeten, wat iemand voor je gedaan heeft, en dat zal hij je ook teruggeven. Je moet Kurt niet op zijn uiterlijk beoordelen. Kurt is gevoelig, diepzinnig, en hij kan erg genieten van kleine dingen. Maar dat komt ook, doordat hij nooit veel heeft gehad. Maar de dingen, die hij wel heeft, die koestert hij. En dat zijn ook dingen, waar je nooit aan moet komen. Kurt wordt ook niet snel boos, hij is geen vechtersbaas, al kan hij verdomd goed vechten. Dat heb ik toen wel gezien in Kampen.’
‘Dus als ik jou zo hoor, dan kan ik hem wel vertrouwen, dat is me nu wel duidelijk. En je verhaal bevestigt wel de indruk, die ik van hem heb. En dat hij diepzinnig is, dat heb ik al gemerkt. Dat is ook de reden, dat hij me opgevallen is. En ook, dat hij me niet zo aankijkt, alsof ik zo’n dik monster ben. Hij zegt me, dat hij dat juist mooi aan me vindt. En dat hij dat juist sexy vindt. Dat voelt wel even raar, maar het heeft me wel gevleid.’
‘Maar je bent ook een mooie vrouw, Ylke. En dat zeg ik echt niet, om je een plezier te doen. Je bent niet de magerste, maar je bent echt niet te dik. Oké, een fotomodel zal je nooit worden, maar je doet toch zeker wat mannenhoofden naar je omdraaien, als je voorbij loopt.’
‘Daar merk ik anders weinig van, John!’
‘Omdat je denkt, dat je dik en lelijk bent! Ik ben heus niet de enige, die over jou zegt, dat je een mooie vrouw bent. Niet mijn type, maar dat is wat anders.’
‘Nee, jouw type is Chantal, dat hoef je me niet te vertellen. Dat kan ik wel zien aan de manier, hoe je naar haar kijkt.’
‘Dus jij denkt werkelijk, dat Kurt me mooi vindt?’
‘Dat denk ik niet alleen, ik weet het heel zeker! Dat heeft hij me zelf gezegd.’
Ylke kijkt me geschokt aan. ‘Heeft hij met jou al over mij gepraat?’
‘Jazeker! Wat dacht jij dan? Kurt is een goede vriend van me, en ik durf te wedden, dat je al met Chantal over Kurt gepraat hebt?’
‘Nou ja, we hebben elkaar de laatste dagen niet zo veel gezien, maar ik zou dat inderdaad anders wel gedaan hebben. Maar ik had niet gedacht, dat Kurt daar zo open over zou zijn.’
‘Kurt mag misschien niet zo prater zijn, Ylke, maar tegen de mensen die hij vertrouwt, durft hij best wel iets te zeggen.’
‘En jij bent een van zijn beste vrienden. Ik begrijp het. Net als Chantal mijn beste vriendin is.’
Chantal kijkt even verbaasd op. Ze zegt dan ook: ‘Maar je hebt toch ook andere vriendinnen, waar je al veel langer vriendin mee bent?’
‘Dat is ook zo, maar jou vertrouw ik helemaal. En dat doe ik niet helemaal bij mijn andere vriendinnen. Die hebben al veel te vaak dingen gezegd of doorverteld, waar ik niet blij mee was. Dat zou jij nooit doen, daar ben ik van overtuigd.’
‘In dat geval ben ik graag je beste vriendin, Ylke. En jou beschouw ik ook als een van mijn beste vriendinnen. In Kampen heb ik ook wel vriendinnen, die ik blindelings vertrouw, maar die zie ik nu niet meer zo veel. En jou zie ik bijna iedere dag. En ik vind het leuk om je om me heen te hebben. Je bent lekker eigenzinnig, en je hebt ook nooit lacherig gedaan over mijn accent, zoals die anderen wel soms deden.’
‘Dat vond ik toen zo’n onzin! Waarom denk je, dat ik alleen maar dialect met je praat, als we daar zijn? En ik moet zeggen, dat je het heel goed oppikt. Nu is er niemand meer, die je nog met je accent plaagt. Je hebt in amper een half jaar tijd je accent ingeruild voor een Limburgs accent.’
‘Dacht je, dat ik dat niet wist. En ik vind het helemaal niet erg om in dialect te praten. Je weet toch, wat ik van mijn vrienden heb gekregen?’
‘Dat was eigenlijk helemaal niet nodig, want over een jaar lukt het je niet meer eens om nog dat noordelijk accent te spreken!’
‘Maar ik vind het juist erg leuk, dat geschenk. Maar we dwalen af. We waren niet over mij bezig, maar over jou en Kurt.’
‘Ja, je hebt gelijk. Eigenlijk weet ik nu wel een beetje meer over hem.’
Ze krijgt opeens een berichtje. Ze kijkt meteen.
‘O, dat is van Kurt. Wacht, even lezen.’
Ze slikt een keer, als ze zijn berichtje leest.
‘Hij vraagt me uit op een date! Of ik met hem naar een bijzondere kunstvoorstelling wil gaan! Wat denken jullie? Zou ik dat doen?’
Chantal kijkt me lachend aan. ‘John, vertel Ylke nou maar van straks. Ze komt het toch wel te weten.’
Ylke kijkt verbaasd. ‘Wat is er nou weer?’
Lachend zeg ik: ‘We stonden er net niet van te kijken, dat jij opeens voor de deur stond, Ylke. Je mag een keer raden, wie er een kwartier voordat jij hier aankwam, net hier weg was gereden op zijn fiets?’
De ogen van Ylke worden groot. ‘Kurt? Maar waarom?’
‘Hij zat met ongeveer dezelfde vragen als jij. En wie kennen jou het beste? Ik en Chantal. En aan wie kom jij advies vragen over Kurt?’
Ylke lacht nu ook. ‘Ja, bij jullie. Is hij echt hier geweest?’
Ik knik. ‘Het is een wonder, dat jullie elkaar niet gezien hebben.’
‘Maar weten jullie dus ook al meer over die kunstvoorstelling, waar hij me mee naar toe wil nemen?’
‘Een klein beetje. Ik ga niet alles verklappen, maar wel dat het een heel bijzondere voorstelling zal zijn, waar je niet zomaar naar toe kan. Dat is alles, wat ik erover zeg.’
‘Is hij dan zo van de kunst? Wat moet ik me daar dan bij voorstellen?’
‘Ik ga je echt niets verklappen over die voorstelling, Ylke, want dan zou de verrassing eraf zijn. Maar je zal nu wel weten, dat hij pas verhuisd is?’
‘Ja, dat heeft hij me verteld.’
‘Dan zal ik je eens een paar foto’s van zijn woonkamer laten zien. Niet op het meubilair letten, daar gaat het ook niet om.’
Ik laat dan een paar foto’s van de muren van de woonkamer van Kurt zien. Ylke kijkt met grote ogen.
‘Wauw! Heeft hij dat zelf gedaan?’
Ik knik. ‘Hij kon altijd al goed tekenen, maar dit noem ik kunst met een grote K. Sommigen hangen kunst aan de muur, maar bij Kurt is de hele muur kunst.’
Ylke is best onder de indruk. ‘Daar heeft hij me nog niets over verteld. Maar dat is echt indrukwekkend! Die jongen heeft talent!’
‘Aan jou de taak om er nog meer uit te halen, Ylke. Want Kurt heeft iemand nodig, die hem de weg kan wijzen. En jij hebt iemand nodig, die niet te bang is om jou op je plaats te wijzen. En Kurt is echt niet bang aangelegd. Door zijn verleden is hij die angst wel kwijt.’
‘En waarom zou ik iemand nodig hebben, die me op mijn plaats kan zetten?’
‘Omdat je soms best bazig kan zijn. Daar kun je niets aan doen, zo ben je nu eenmaal. Maar ik denk, dat het je goed zou doen, dat je weet, dat er ook iemand is, die je op je plaats durft te zetten, als dat nodig is.’
Ylke lacht weer. ‘Nou ja, ik durf best toe te geven, dat ik niet graag de touwtjes uit handen zal geven. Of zoals jij dat zegt, dat ik bazig ben. Als Kurt dan maar niet verwacht, dat ik altijd naar hem luister!’
‘Kurt maakt zich geen illusies. Maar ik raad je wel aan om naar hem te luisteren, als hij boos wordt. Maar dat zal je snel genoeg merken. Kurt laat namelijk niet meer met zich sollen, maar heeft er geen behoefte aan om de baas te spelen. Ja is ja bij hem, en nee is nee. En ga je geen verandering meer in brengen.’
‘Dus standvastig is hij ook nog? Hmm, dat kon dan wel eens botsen. Verdorie, jullie kennen me al veel te goed!’
‘Je zit ook veel te veel hier, daardoor leren we je wel kennen. Maar je bent er wel van plan voor te gaan?’
‘Natuurlijk! Hij heeft een lekker kontje, en is ook goed gespierd. Ik heb mijn ogen ook niet in mijn zak zitten!’
We laten dan het onderwerp Kurt voor wat het is, en kletsen over andere zaken. Maar het is al laat, als Ylke weer op huis aan gaat.
Als Chantal en ik weer in bed liggen, moet Chantal lachen.
‘Wat een toestand van die beiden. Maar wel leuk, dat ze juist allebei op een dag advies aan ons komen vragen.’
‘Als ik het moet zeggen, wordt het nog wel wat met die twee. Die zijn wel aan elkaar gewaagd.’
‘Dat ben ik met je eens. Maar ik had het nooit zien aankomen, jij wel?’
‘Ze hebben elkaar ook nog niet zo vaak gezien, maar nu zijn ze toevallig wel allebei vrijgezel. Dus op zich is het zo vreemd nog niet.’
Chantal wil glimlachen, maar vertrekt dan plotseling van de pijn. Ze heeft al een paar dagen, dat ze wat buikpijn heeft, maar nu lijkt het dus serieus te zijn.
‘John, haal me een aspirientje, ik heb echt heel erg buikpijn.’
‘Ik haal geen aspirine, Chantal. Ik bel de dokter! Ik vind het niet normaal, dat je zoveel pijn hebt!’
Ik bel meteen de huisartsenpraktijk op en beschrijf de klachten van Chantal. En ik krijg te horen, dat ik als de wiedeweerga naar het ziekenhuis moet rijden met Chantal, want zoals ik het beschrijf, zou Chantal best wel eens last kunnen hebben van een blinde darmontsteking.
Daar schrik ik toch wel van, en Chantal eveneens. Een weekendtas met wat kleding is snel gepakt en ik help Chantal naar beneden. Joey is door het tumult ook wakker geworden.
‘Joey, doe jij de deur en de poort even open? Chantal moet nu naar het ziekenhuis, ze heeft een blinde darmontsteking!’
Joey knikt en haast zich voor ons uit. In zijn T-shirt rent hij naar buiten heen, en het deert hem niet, dat het buiten regent. Hij opent de poort, en ook al meteen de loods. Ik werp hem de sleutels toe, zodat hij de auto kan voorrijden. Amper tien minuten na het telefoongesprek zijn we al op weg naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis worden we al opgewacht, en daar nemen de verpleegsters het van me over. Ik moet toezien, hoe Chantal achter de deuren op een brancard verdwijnt. Bij de balie geef ik alle gegevens van Chantal door, zodat het ziekenhuis een dossier voor haar kan aanmaken. Dan krijg ik door, waar ik heen moet. Op de afdeling, waar Chantal moet zijn, krijg ik al te horen, dat Chantal al meteen naar de operatiezaal gebracht is, omdat de ontsteking toch wel ernstig blijkt te zijn, zodat een directe ingreep noodzakelijk is. Ze laten me plaatsnemen in de wachtkamer. Ik kijk op de klok. Het is net voorbij middernacht. Ik twijfel even, of ik Joris en Jolien moet bellen, maar besluit het dan toch te doen.
Slaperig wordt er opgenomen.
‘Met Joris Santegoed!’
‘Joris, met John! Luister, ik heb net Chantal naar het ziekenhuis gebracht met een acute blinde darmontsteking!’
Joris is meteen wakker. ‘Wat? Heeft ze een blinde darmontsteking? Hoe ernstig is het?’
‘Serieus genoeg om meteen geopereerd te worden. Ik heb haar naar het ziekenhuis gebracht, en moest toen nog haar gegevens invullen. En toen ik op de afdeling kwam, waar ze naar toe is gebracht, was ze al weggebracht naar de OK. Meer weet ik op dit moment nog niet.’
‘Lieve God! Dan moet het echt ernstig zijn! Bedankt, dat je gebeld hebt, John. We zullen voor haar bidden.’
‘Dank je, dat ga ik ook doen.’
‘In de donkere dagen is Gods kracht het grootst!’
Ik ben zelf dan niet zo kerkelijk, maar ik hoop werkelijk, dat het allemaal goed gaat. Als ik daarvoor weer moet bidden tot God, dan moet het maar.
‘Dank je, Joris. Ik laat meteen wat weten, als ik nieuws heb. Zou ik Melissa ook nog bellen?’
‘Ik zou het niet doen, John. Ze kan toch niet veel doen, en misschien is de operatie al achter de rug, voordat ze er zou zijn. Ik zou haar morgenvroeg bellen, dan informeer ik wel Johan en Michel.’
‘Goed, maar die bel ik zelf ook nog wel even op om ze het laatste nieuws te vertellen.’
‘Dat is goed. Ik wens je sterkte!’
‘Bedankt. Sorry, dat ik je hiermee moest wakker maken.’
‘Dat geeft niet. Ik ben blij, dat je gebeld hebt.’
We beëindigen het gesprek, en ik ga weer terug naar de spreekkamer, waar ik uitgelopen ben. De spreekkamer is leeg, en ik voel me machteloos. Het huilen staat me nader dan het lachen, en ik staar wezenloos voor me uit. En zo zit ik minstens een kwartier, voordat een verpleegster me komt vragen, of ik iets lust te drinken. En dan besef ik me, dat ik dorst heb.
‘Graag wat koffie, als dat mogelijk is.’
‘Geen probleem. Met iets erin?’
‘Nee, gewoon zwart.’
Een paar minuten later komt ze terug. Ze geeft me een bekertje koffie en zegt glimlachend: ‘Het is niet de allerbeste koffie, maar het is te drinken. We hebben er in ieder geval niemand voor op moeten nemen, die de koffie niet kon verdragen.’
Ik moet lachen om haar opmerking. Het doet mijn sombere gedachten verdrijven. Schijnbaar heeft ze wat tijd en vraagt: ‘Is dat je vriendin, die ze de OK in hebben gereden?’
‘Ja, ze is mijn alles.’
‘Zijn jullie al lang samen?’
‘Bijna acht maanden, maar over anderhalve maand gaan we al trouwen.’
‘O, dat is snel! Maar waarom niet? Ik zag op haar dossier, dat ze in Kampen geboren is. Komt ze daar vandaan?’
Ik knik. ‘Ik heb haar daar ontmoet, toen ik daar moest zijn vanwege mijn werk.’
Ik vertel haar dan het verhaal, hoe ik Chantal ontmoet heb. En dat doet me goed. De verpleegster hoort het met grote interesse aan, en het doet mijn zorgen over Chantal wat vergeten.
Als ik mijn verhaal verteld heb, zegt ze: ‘Als ik het zo hoor, dan is jullie relatie echt al intens. Ik kan me best voorstellen, dat je je erge zorgen om haar maakt.’
‘Ik zou echt niet meer zonder haar kunnen. Ik zou verloren zijn, voor altijd!’
‘Zal ik eens voor je informeren of er al nieuws over haar is?’
‘Dat zou fijn zijn. En ik houd je toch maar van het werk.’
‘Ach, zo druk is het vannacht gelukkig niet. En soms is het ook belangrijk om de wederhelft van onze patiënten steun te verlenen. Want als die er goed aan zijn, scheelt dat meestal ook in het herstel van onze patiënten. Bovendien zag je er uit, alsof je een praatje nodig had.’
‘Ja, dank je. Dit heeft me echt goed gedaan.’
Ze glimlacht met een knikje en staat dan op.
‘Als ik wat weet, zal ik het meteen aan je vertellen. Maar maak je niet te veel zorgen, je vriendin is in goede handen! Het komt heus wel goed!’
Ze loopt weg, en ik blijf weer alleen achter. Ik stuur dan een berichtje naar Joey, want die zal zich ook wel zorgen maken. En dat blijkt ook zo te zijn, want ik krijg meteen antwoord terug. Een paar minuten later komt de verpleegster terug.
‘Veel nieuws heb ik helaas nog niet, maar ik weet wel, dat ze nog steeds bezig zijn. Dat is niet helemaal normaal, misschien dat er complicaties zijn. Maar ik zie geen paniek of heel moeilijke gezichten in de OK.’
‘Ah, dank je. Nou ja, dat is ten minste al iets van nieuws. En ik vertrouw er maar op, dat geen nieuws goed nieuws is.’
‘Zo is dat. En als je wilt, hier om de hoek is een kleine kapel, waar je kunt bidden. Baat het niet, dan schaadt het niet.’
‘Ja, dat lijkt me een goed idee. Als ik hier niet ben, dan kun je me waarschijnlijk daar vinden.’
Ze glimlacht weer en ik sta op. De kapel is direct naast de wachtkamer, en ik loop er naar binnen. Het licht is er schemerig, en ik neem plaats op een van de bankjes in de kapel. En daar begin ik te bidden. Ik richt mijn smeekbeden richting de hemel, en smeek om het leven van Chantal.
En daar laat ik me ook gaan. Het is lang geleden, dat ik voor het laatst gehuild heb. Echt gehuild. Dat was toen mijn vader stierf. Ik merk niet eens, dat er iemand de kapel ingelopen komt.
‘Mijnheer Vliegers?’
Ik ontwaak uit mijn verdriet en kijk om. Daar staat een man, zo te zien een arts.
‘Ik heb nieuws over uw vriendin.’
Ik sta meteen op en loop naar hem toe em kijk hem hoopvol aan.
‘Gaat het weer goed met haar?’
‘Ja, ze is weer in orde, maar er waren wel wat complicaties. De ontsteking was veel groter, dan ze zou moeten zijn. U heeft er echt goed aan gedaan, om haar onmiddellijk te brengen, want zou ze tot morgenvroeg gewacht hebben, dan zou de ontsteking levensbedreigend kunnen zijn geweest. Maar dat gevaar is nu wel voorbij, al moeten we natuurlijk wel even afwachten hoe het herstel zal verlopen. Ze zal enkele dagen hier moeten blijven, want ze heeft door haar ontsteking aan het blinde darmkanaal ook enkele ontstekingen aan andere organen gekregen, waardoor ze nu erg zwak is.’
Ik kijk geschokt en geschrokken.
‘Hoe ernstig is het, dokter?’
‘Ernstig niet, maar wel serieus. Een gedeelte van haar darmen zijn ontstoken, maar dat zal niet de grootste problemen opleveren. Onze zorg gaat nu uit naar haar baarmoeder, want die is ook ontstoken. Gelukkig nog niet ernstig, maar het zou wel kunnen, dat ze er onvruchtbaar door zal worden. Nu zijn we er nog op tijd bij, dus er is een grote kans, dat alles weer goed komt, maar ik vond, dat ik het u toch moest vertellen.’
‘Weet ze het zelf al?’
‘Nee, ze is nog niet ontwaakt uit haar narcose.’
‘Mag ik al bij haar?’
‘Normaal zou ik dat toestaan, maar vanwege haar zwakke weerbaarheid, wil ik dat toch even uitstellen. We hebben haar nu in quarantaine liggen. Het spijt me, dat ik u geen beter nieuws kan vertellen.’
‘U heeft uw best gedaan, dokter. Ik ben al lang blij, dat ze nog leeft. Was het echt zo erg?’
De dokter knikt. ‘Ze heeft geluk gehad, dat de ontsteking niet open geknapt is, want dan was het heel erg serieus geworden.’
‘Had ze kunnen sterven?’
‘Dat was inderdaad mogelijk geweest. Maar ik durf er bijna zekerheid op te geven, dat het gevaar nu echt wel geweken is. Maar u zal geduld moeten hebben.’
Ik knik, en bedank de man voor de informatie. Ik kijk weer op de klok, en zie dat het al half drie is. Ik herinner me de belofte aan Joris, en die bel ik dan ook meteen op. Ik vertel hem, wat de dokter gezegd heeft, en daar schrikt hij eveneens erg van.
‘Goeie genade! Dan is het maar goed, dat je meteen de dokter hebt opgebeld, John! Moeten we naar jou toekomen?’
‘Nee, dat is ook weer niet nodig. Ik bel straks Daan en mijn moeder op. Maar zodra ik nieuws heb, laat ik het je meteen weten.’
‘Dat is goed. John. Ik ben blij, dat je gebeld hebt.’
Ik ga weer in de wachtkamer zitten, en probeer wat te slapen, wat me niet gemakkelijk afgaat. De stoelen zijn hard en niet echt comfortabel. Maar het lukt me toch en tegen half zeven word ik wakker, als er iemand de wachtkamer in gelopen komt. Tot mijn verbazing is het Joey, die me komt opzoeken.
Hij groet me, zonder iets te zeggen.
Het is even stil, en dan vraagt hij me: ‘Hoe gaat het met Chantal?’
‘Ze ligt in quarantaine, maar volgens de dokter is ze niet meer in gevaar. Verder weet ik nog niets.’
‘Ben je al bij haar geweest?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Mocht nog niet. Die ontsteking schijnt haar verzwakt te hebben, en ze willen niet, dat ze meer risico loopt.’
‘Verdorie, wat een toestand! Vind je het erg, als ik ook hier blijf?’
‘En je werk dan?’
‘Ik heb Henk een berichtje gestuurd, dat Chantal in het ziekenhuis ligt, en dat ik vandaag liever niet wil komen werken. En dat vond hij goed.’
Ik ben blij, dat Joey er nu is. Hij mag dan zoiets als een pleegzoon zijn, maar hij is al twintig.
‘Was je geschrokken vannacht?’
‘Ja, behoorlijk! Ik was blij, dat je me op de hoogte hebt gehouden met die berichtjes. Ik heb amper kunnen slapen. Heb je eigenlijk wel geslapen?’
‘Een beetje, hier in de wachtkamer. Dus niet echt.’
‘Kun je hier nergens een beetje liggen?’
‘Hiernaast is wel een kapel, met banken. Daarop zou ik wel even kunnen rusten.’
‘Waarom ga jij dan daar niet even liggen. Dan blijf ik wel hier, en maak ik je wakker, als er nieuws is.’
Ik knik, en begeef me naar de kapel. Daar leg ik me neer op de harde banken van de kapel, en val vrijwel meteen in slaap. Plotseling word ik dan weer wakker gemaakt. Voor mijn gevoel heb ik maar een paar minuten geslapen, maar mijn horloge vertelt me iets anders. Het is al bijna tien uur.
Ik open mijn ogen en zie Joey.
‘John, de dokter is er. Hij heeft nieuws.’
Ik knik en sta meteen op. Ik trek mijn kleding weer strak en loop dan de wachtkamer weer in. Daar staat de dokter geduldig op me te wachten.
‘Ah, mijnheer Vliegers. Het spijt me, dat ik u niet eerder kon berichten, maar nu heb ik wel goed nieuws. De koorts van mevrouw Santegoed neemt af, en dat is een goed teken. Het is nu afwachten hoe de antibiotica aanslaat. En als u wilt, mag u uw vriendin bezoeken, maar dan moet u wel even beschermende kleding aan. We willen immers de gezondheid van uw vriendin niet in gevaar brengen.’
Ik knik, en volg de man. Maar voordat ik wegloop, vraag ik aan Joey: ‘Kun je mij even wat verse kleren halen, en wat toiletspullen? Ik ga hier voorlopig nog niet weg, en ik kan toch niet in deze spullen blijven rondlopen.’
‘Ik pak wel wat uit de wasmand. Chantal had die al gewassen, maar nog niet in de kasten geruimd.’
‘Als je dat zou willen doen, dan zou ik je heel erg dankbaar zijn.’
Ik volg dan de dokter, waar ik me laat helpen door een verpleegster, die me een beschermende overall aanreikt, die ik over mijn kleding moet trekken. En ik krijg overtrekschoentjes, een haarnetje en handschoenen. En ik moet mezelf even wassen, wat ik helemaal niet erg vind. En dan moet ik ook nog een mondkapje op. En dan brengt de verpleegster me naar de kamer, waar Chantal ligt.
Ik loop de kamer in, waar Chantal in een groot wit bed ligt. De verpleegster zegt me: ‘Maximaal een kwartier, mijnheer. Ze heeft haar rust goed nodig om te herstellen.’
Ik knik. Dan loop ik naar Chantal toe. Ze ziet er zwak uit, haar huid is bleek, en steekt erg af tegen haar rode haren.
‘Hey, liefje. Gaat het een beetje?’
Ze probeert te glimlachen. ‘Nu gaat het een beetje, maar toen de verdoving uitgewerkt was, deed het nog behoorlijk pijn. Maar nu heb ik weer een pijnstiller.’
‘Dat was maar net op tijd, vertelde de dokter me.’
Ze knikt. ‘Dank je, dat je me direct naar het ziekenhuis gebracht hebt.’
‘Wat moest ik dan, Chantal? Waarom heb je me niet gezegd, dat je zoveel pijn had?’
‘Ik dacht, dat het wel over zou gaan. En ik wilde je niet ongerust maken.’
‘Doe dat alsjeblieft nooit weer, Chantal. Ik was toch zo ongerust!’
Ze knikt. ‘Heeft de dokter je iets verteld? Ik heb al een paar keren gevraagd, maar ze willen me niets vertellen. Ik krijg alleen te horen, dat ik moet proberen te slapen.’
‘Je hebt een acute blinde darmontsteking gehad, en die ontsteking heeft zich uitgeslagen op enkele andere organen. Daarom lig je hier.’
Daarmee lijkt ze genoeg te nemen.
‘Heb je mijn ouders gebeld?’
‘Vrijwel meteen toen ik in de wachtkamer zat. Ze vroegen of ze moesten komen, maar ik heb ze verteld, dat het nu nog geen nut heeft. Ik heb zelfs een hele nacht moeten wachten, voordat ik jou mocht bezoeken.’
‘Ben je de hele nacht hier gebleven?’
‘Natuurlijk! Ik laat jou echt niet alleen in deze toestand! Al vergaat nu de wereld, mijn plaats is hier!’
Chantal kijkt me vol ongeloof aan. ‘En je werk dan? En Joey?’
‘Joey is pas later hierheen gekomen, maar hij is nu even naar huis heen om me wat kleren te halen. En dan kijk ik of ik me hier ergens wat kan opfrissen. Maar hij komt zo terug.’
‘En weten Melissa, Johan en Michel het ook al?’
‘Nog niet. Je vader belt Johan en Michel op, maar dat doe ik straks ook nog zelf even. Melissa bel ik zo wel even op. Maar vanmorgen was het nog veel te vroeg om te bellen.’
‘Heb je je werk ook al gebeld?’
‘Oeps, nog niet eens aan gedacht. Dat ga ik zo meteen ook maar even doen.’
De dokter komt dan binnen.
‘Ah, u bent ook al hier. Dat maakt het voor mij wat gemakkelijker. Ik heb van het lab resultaten terug. Mevrouw, u heeft echt veel geluk gehad. U heeft een bacterie infectie onder de leden. Als uw vriend u een uur later had gebracht, dan was u er wellicht niet meer geweest. Maar goed, dat is nu achter ons, en de medicijnen, die u nu krijgt, lijken wel aan te slaan. Dus dat is goed nieuws.’
Chantal knikt, maar is duidelijk geschokt. Ik houd haar hand troostend vast.
De dokter gaat verder. ‘Omdat het een bacterie infectie is, hoeft u niet langer in strenge quarantaine te blijven, dus uw vriend hoeft die beschermende kleding niet meer aan, maar die moet wel zuiver zijn, en hij moet zich nog wel wassen, voordat hij hier naar binnen gaat.’
Daar is Chantal duidelijk wel blij om.
‘Maar u moet voorlopig wel veel rusten. Het zal nog wel even duren, voordat de ontstekingen helemaal verdwenen zijn, en tot die tijd moet u hier blijven.’
Ik zeg dan: ‘Dus het grootste gevaar is wel geweken?’
De dokter knikt. ‘Ja, dat is geen probleem meer. We hebben haar appendix verwijderd, zodat de ontsteking niet verder kon gaan. En daarmee is de ontstekingshaard er niet langer meer. Maar we willen wel waakzaam blijven op nieuwe ontstekingen, daarom blijft ze nog wel in quarantaine. Maar dan niet meer zo streng.’
Dat is voor ons beiden wel een opluchting. ‘En hoe vaak mag ik haar bezoeken?’
‘Gewoon met de bezoekuren. Maar ik wil wel even aanmerken, dat er niet meer dan twee personen op bezoek mogen komen. Maar we zullen er geen probleem van maken, als uw bezoek iets langer duurt, dan het normale bezoekuur. Maar u moet natuurlijk niet overdrijven.’
Ik sta dan op en zeg: ‘Dan ga ik maar eens rondbellen, dat je voorlopig op ander adres logeert, Chantal! Maar ik hoop niet te lang, want ik ga je heel erg missen, Chantal!’
Ze glimlacht, en ik meen zowaar weer wat kleur op haar wangen te zien.
‘Dat hoop ik ook, John!’
Dan richt ze zich tot de dokter.
‘Hoelang moet ik nog hier blijven, dokter?’
‘Dat hangt ervan af hoe je herstel is. Dat kan dagen zijn, maar ook een paar weken.’
‘Dus ik zal wel weer fit zijn over anderhalve maand? Want dan gaan we trouwen!’
De dokter glimlacht. ‘Zo lang gaat het waarschijnlijk niet duren. Daar zal u wel tijdig van hersteld zijn, maakt u zich daarover maar geen zorgen. Maar dan moet u wel veel en goed rusten.’
Ik glimlach en zeg: ‘Dan doe jij je best maar om te rusten, dan zorg ik thuis wel, dat alles blijft draaien. En ik zal het nieuws wel verspreiden.’
Ik knijp haar zachtjes in haar hand en zeg dan: ‘Ik hou van je, Chantal. Met heel mijn hart. Dus zorg er voor, dat je snel weer beter wordt.’
‘Ik hou ook veel van jou, John. Maar het zal moeilijk worden om te slapen, zonder jou in het bed.’
‘Dat overleven we wel, Chantal.’
Ze glimlacht en ik sta dan op, want de verpleegster komt me halen. Ik wuif haar nog een handkusje toe, en verlaat dan de kamer met flinke tegenzin. Maar ik ben wel opgelucht, dat de dokter ons redelijk goed nieuws kwam brengen. Natuurlijk is het een tegenvaller, dat Chantal nog in het ziekenhuis moet blijven, maar ik ben vooral opgelucht, dat ze buiten levensgevaar is.
Mijn maag begint dan te knorren en ik besluit naar het restaurant in het ziekenhuis wat te gaan eten. En daar bel ik ook iedereen op, die ik nog moet bellen. En terwijl ik aan het bellen ben, komt Joey binnen gelopen. Ik roep hem, en hij komt bij me zitten. Ik vraag hem, of hij zelf ook al gegeten heeft, en dat blijkt niet zo te zijn. Ik geef hem wat geld, zodat hij zich wat koffie en een broodje kan halen.
Dan informeer ik hem over Chantal, en ik zie de opluchting in zijn ogen.
‘Gelukkig, dus ze is nu buiten gevaar?’
‘Ja, maar die infectie schijnt dus wel best heftig te zijn. We mogen haar bezoeken tijdens bezoekuren, maar er mogen dan maar twee personen binnen. Dus het is nog steeds best serieus. Maar de dokter heeft goed hoop, dat het snel weer goed komt.’
‘Blijf je nu nog hier?’
‘Ik weet het niet. Het heeft ook niet veel zin om nog hier te blijven.’
‘Dus ik heb je kleren voor niets opgehaald?’
‘Tja, niets aan te doen. Voor hetzelfde geld hadden we slecht nieuws gekregen, en dan had je me met geen mogelijkheid hiervandaan gekregen!’
‘Dat geloof ik je meteen.’
We eten ons broodje op, en drinken onze koffie op. Dan ruimen we het tafeltje op, waarna ik nog even terug naar de wachtkamer loop. Daar heb ik mijn jas laten liggen. Maar in de wachtkamer is het nu druk, maar er is geen spoor van mijn jas. Maar als ik informeer bij de balie, blijkt die daar netjes te zijn bewaard. En dat is maar goed ook, want daar zaten mijn autosleutels in. En dan vertrek ik weer naar huis, maar niet voordat ik me nog even geïnformeerd heb naar de bezoekuren, want die wil ik voor geen goud meer missen.
Eenmaal thuis voelt het huis leeg zonder Chantal. Om iets om handen te hebben, begin ik met wat huishoudelijke taken. Tegen de middag komen Daan en Melissa op bezoek.
‘Ah, je bent weer thuis. Hoe gaat het met Chantal?’
‘Naar omstandigheden goed. Maar het had behoorlijk naar kunnen aflopen, als ik niet meteen de dokter had gebeld. En dat die me meteen naar het ziekenhuis had doorgestuurd.’
‘Ik schrok me rot, zeg! Ik ben meteen in de trein gestapt en naar huis gegaan. Ik kon echt niet langer meer in op college blijven!’
Dan kijkt ze me aan en zegt: ‘En hoe gaat het met jou?’
‘Ik ben geschrokken, maar het gaat wel met me. Ik ben alleen moe, ik heb amper wat geslapen.’
‘Dat geloof ik meteen. Heb je een idee, waardoor Chantal opeens zo ziek is geworden?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Dat kan echt van alles zijn geweest, Melissa. En waar kun je een bacterie infectie van krijgen, waar je ook nog eens een blinde darmontsteking kunt krijgen? Ik ben geen dokter, ik weet het echt niet.’
Melissa zegt dan: ‘Waarom ga jij niet even wat slapen. Daan en ik doen die klusjes wel, waar je nu mee bezig bent. Je moet sterk zijn, voor als je haar gaat bezoeken. Je mag haar toch wel bezoeken?’
‘Ja, vanmorgen mocht ik even een kwartiertje bij haar. Ze moet nu nog wel in quarantaine blijven, maar ik mag haar twee keer per dag bezoeken. Eenmaal ’s middags en eenmaal ’s avonds. Maar er mogen maar twee personen naar binnen, vanwege de quarantaine.’
‘Zou ik dan vanavond met je mee mogen, John?’
‘Ja, natuurlijk! Je bent toch haar zus!’
‘Dank je. Dat zou ik erg fijn vinden.’
‘Ik pik je wel even op, als ik naar het ziekenhuis rijd.’
‘Dat is goed. En ga jij nu maar eens lekker slapen, en daarna eens goed douchen, zodat je straks weer fris Chantal kunt bezoeken.’
Ik knik, en ga dan direct naar de slaapkamer. Maar het voelt vreemd in bed, leeg, alleen… Toch lukt het me om in slaap te vallen, want ik ben echt bekaf.
Pas uren later word ik weer wakker, als ik honger begint te krijgen. Ik kijk op de wekker en zie, dat het al half zes is. En het bezoekuur is begint al om half zeven. Ik sta meteen op, douche me snel, en loop dan naar beneden. Tot mijn verbazing is Melissa er nog steeds, en heeft ze eten gekookt.
Ze glimlacht en zegt: ‘Ik bedacht me, dat je uitgeput moest zijn, en helemaal niet zou denken, dat je ook nog moest eten. Dus heb ik maar even gekookt, en zijn we meteen hier blijven eten.’
‘Dank je, Melissa. Dat stel ik echt op prijs.’
Ze heeft wat pasta klaargemaakt, en dat eet ik snel op, want ik wil wel op tijd zijn voor het bezoekuur. Dan vertrek ik met Melissa naar het ziekenhuis, waar ik best nog wel even moet zoeken om een parkeerplaats te vinden. Het is nu best druk. Maar we komen wel op tijd aan bij Chantal.
Het doet me echt deugd, dat Chantal echt al wat meer kleur in haar gezicht heeft gekregen. Ze ziet er nu ook een stuk minder zwak en vermoeid uit.
‘En, liefje? Heb je een beetje kunnen slapen?’
‘Ja, maar niet zo heel goed. Ik mis mijn persoonlijk verwarmingselement in bed.’
Ik lach. ‘Dat heb ik ook gemist. Ik heb zowat de hele middag in bed gelegen. Maar ik was uitgeput, dus ik heb in een diepe coma gelegen.’
Melissa lacht. ‘Zeg dat wel! Hij heeft niet eens gemerkt, dat ik jullie kleren in de kast heb gelegd.’
‘Ben je dan bij ons geweest, Melissa?’
Melissa knikt. ‘Ik ben meteen naar huis heen gekomen, ik kon echt niet meer langer op college blijven. En toen heb ik John aangeboden wat huishoudelijke klusjes voor hem op te knappen, zodat ik zelf ook wat om handen had. En bovendien zag John er verschrikkelijk uit! Die heb ik naar bed gestuurd. En wonder boven wonder, luisterde hij ook nog eens!’
‘Alsof ik nooit luister, Melissa! Ik ben Daan niet!’
Chantal lacht. ‘Ik heb nooit last van John. Gelukkig niet. Misschien is dat ook wel de reden, waarom het zo goed tussen ons twee gaat.’
‘Dat kan best. Maar hoe gaat het nu met jou?’
‘Ik voel me nu stukken beter. De pijn is weg, dat scheelt natuurlijk. Ze zijn nu allerlei onderzoeken aan het doen, om te kijken hoe ze die ontstekingen zo snel mogelijk kunnen laten verdwijnen. Maar ik schrok wel even, toen de gynaecoloog kwam om me te onderzoeken. Hij vertelde me, dat ik ook een lichte ontsteking had aan mijn baarmoeder. En als dat niet snel weg ging, dat ik misschien onvruchtbaar zou kunnen worden. Daar ben ik wel even van geschrokken.’
Melissa knikt. ‘Dat geloof ik meteen. Maar je zal toch ook wel geschrokken zijn van wat de dokter je vanmorgen vertelde?’
‘Ja, natuurlijk! Maar dat is nu niet meer zo’n risico. Maar ik had niet verwacht, dat die ontsteking zich zover verspreid had!’
‘Ja, dat is natuurlijk wel even schrikken. Weten ze nu ook, waardoor het gekomen is?’
‘Ze hebben een vermoeden. Ik heb me laatst ergens aan gekrast. Dat zou een oorzaak kunnen zijn. Het is wel vermoeiend, allemaal die onderzoeken. En het ergste is, dat je alleen maar in bed mag liggen. Zelfs naar de wc gaan, dat mag ik niet alleen, want ik mag niet buiten de kamer komen.’
‘Behandelen ze je hier wel goed?’
‘Daarover heb ik geen klagen. En het eten smaakt ook nog goed.’
Dan wordt er gewoon over andere dingen gepraat. Maar het valt me zwaar om afscheid van Chantal te nemen. Want even zoenen is er nu ook even niet bij.
’s Middags ben ik natuurlijk weer op bezoek. Ik heb op mijn werk kunnen regelen, dat ik maar halve dagen werk, zolang Chantal ziek is. Maar het is duidelijk, dat Chantal het wel prettig vindt, dat ik even alleen op bezoek kom. Het geeft ons de gelegenheid om weer goed met elkaar te praten. Maar dan geef ik haar wel door, dat vanavond haar vader en moeder op bezoek komen, en dat ik thuis zal blijven, omdat het bezoek beperkt is. Dat begrijpt ze, maar vindt het wel jammer.
Net voor het bezoekuur is afgelopen komt echter de dokter nog even op bezoek.
‘Ah, mijnheer Vliegers! Ik hoorde van de verpleegsters, dat u op bezoek was. Dus ik neem me even de vrijheid om van de gelegenheid gebruik te maken. Want nu kan ik u beiden spreken.’
‘O, dat kan. Ik heb voor vanmiddag toch nog niets verder gepland.’
‘Het is alleen maar goed nieuws, hoor! U hoeft zich geen zorgen te maken. We meten nu meerdere keren per dag of de ontstekingen afnemen, en dat blijkt het geval te zijn. Vanaf morgen mag mevrouw weer op de gewone afdeling herstellen, en dan mag er ook weer meer bezoek komen.’
Chantal kijkt verheugd. ‘Dus ik mag ook al eerder weer hier weg?’
‘Dat valt nog te bezien. De gynaecoloog had nog wel wat zorgen, dat wil hij nog even onderzoeken. Want ik begreep, dat u beiden een kinderwens heeft?’
We knikken gelijktijdig. De dokter glimlacht. ‘Dat is dus duidelijk. Kijk, de ontsteking zou gevolgen kunnen hebben voor de vruchtbaarheid. En mijn collega wil gewoon zeker weten, dat er door de ontsteking geen beschadiging is opgelopen. Daarvoor zijn nog wat aanvullende onderzoeken nodig, maar is het ook noodzakelijk, dat mevrouw helemaal hersteld is. Dus ze zal nog wat geduld moeten oefenen. Maar in het tempo, hoe het herstel nu inzet, lijkt me het niet heel erg lang te duren, voordat ze helemaal genezen is.’
‘Dat hoor ik graag, dokter. U doet fantastisch werk, maar ik ben toch liever thuis.’
‘Dat kan ik me heel erg goed indenken. Nu, dan laat ik jullie weer alleen.’
Chantal vraagt dan nog aan de dokter: ‘Dokter, als het dan toch al zoveel beter met me gaat, zou er voor vanavond met het bezoekuur ook wat meer bezoekers hier naar binnen mogen? Mijn ouders komen vanavond, en ze komen van ver. En dan zou John niet op bezoek kunnen komen, en dat zou ik heel erg vinden.’
‘Dat is geen probleem. Ik zal de zuster informeren, dat u vanavond drie personen op bezoek mag hebben. Maar de voorschriften blijven nog wel gelden, de beschermende kleding blijft voorgeschreven.’
‘Dat is niet erg, dokter. Maar u heeft me wel erg blij gemaakt.’
Ze schenkt de dokter een glimlach, waarop de man weer verder met zijn werk gaat. Ik blijf nog een kwartier bij Chantal, en ga dan weer naar huis. Ik bel Jolien op, dat ik vanavond met ze mee naar Chantal heen kan. Dat vinden ze fijn, want dat betekent dat het al een stuk beter met Chantal gaat.
Joris en Jolien pikken me op bij me thuis, waarna ik ze de weg wijs naar het ziekenhuis. Terwijl we naar het ziekenhuis rijden, vraagt Jolien me: ‘Wat een schok, John! Heb jij het al een beetje kunnen verwerken?’
‘Moeilijk. Het is nogal wat, dat je te horen krijgt, dat Chantal dood had kunnen zijn, als ik niet meteen had gereageerd. Want die bacterie infectie is nogal agressief geweest. Het is een wonder, dat ze zo goed op de medicijnen reageert en daardoor voorspoedig hersteld.’
‘Heb je wel een beetje kunnen slapen?’
‘Het gaat, maar ik mis Chantal naast me. Het is haast niet te geloven, hoe snel je aan elkaar went.’
Jolien glimlacht. ‘Chantal heeft het met jou getroffen, John. Ik weet het, ik heb het al vaker gezegd, maar ik meen het ook. Ze zeggen wel eens, dat op ieder potje een dekseltje past, maar in jullie geval is dat ook echt waar.’
Voor Joliens doen is dit een erg groot compliment, en zo pak ik dat dan ook op.
‘Maar vind je het dan niet erg, dat ik haar helemaal naar het zuiden heb geroofd?’
‘Natuurlijk vind ik het jammer, dat Chantal nu zo ver van ons af woont, maar als ik eerlijk ben, dan denk ik niet, dat ze ooit in Kampen zou gaan wonen. Dan was ze haar liefde voor muziek gevolgd, en daar gebleven, waar ze werk zou vinden. En Melissa is eigenlijk precies hetzelfde. Dat is deels mijn eigen schuld, ik ben veel te streng voor hen geweest. Dat zie ik nu in, en als dat mijn straf is, dan draag ik dat met liefde. Het had immers ook anders voor me uit kunnen pakken, ze hadden me misschien helemaal niet meer willen zien!’
‘Dat geloof ik niet, Jolien. Je moet niet zo hard zijn voor jezelf, je was misschien wel streng, dat kan zijn. Maar als ik Chantal en Melissa over jou hoor praten, dan zijn ze niet boos op je. Ze begrijpen waarom je het deed. Misschien was dat voorheen anders, daarover kan ik niet oordelen. Maar over wat ik hoor en ervaar, zijn ze trots op je.’
‘Trots op mij? Hoe bedoel je?’
‘Nou, ze vinden, dat je je behoorlijk hebt veranderd. Je bent nu veel vrijer, dan voorheen, losser. En je lijkt meer plezier in je leven gevonden te hebben. En dat vinden ze een hele prestatie, en daar zijn ze trots op.’
‘O, dat hebben ze anders nog nooit tegen me verteld. Daar sta ik wel even van te kijken! Och, ik krijg er kippenvel door!’
Ik zie de ogen van Jolien vochtig worden, en ze wendt zich even af. Joris zit met een glimlach achter het stuur, en de hand, die hij vrij heeft, legt hij troostend op de schouder van Jolien.
‘Zie je nou wel, Jolien? Ik zei toch, dat je het nog goed kon maken!’
Jolien begint te huilen, want blijkbaar heeft haar dit diep geraakt. Maar als we de parkeerplaats van het ziekenhuis bereiken, droogt ze haar tranen. Ze vraagt me: ‘Wil je hierover nog niets tegen Chantal en Melissa vertellen?’
‘En waarom niet? Het is geen schande om te huilen! Maar ik kan wel zien, waar Chantal haar koppigheid vandaan heeft. Ik heb haar gezegd, dat ze het je moest vertellen, dat ze trots op je was. Maar ze vond, dat jij daar maar eens naar moest vragen. Wat dat betreft is ze nog als vroeger. Wat sommige dingen betreft, kan ze echt heel koppig zijn, terwijl ze met andere dingen juist weer heel open is.’
Jolien glimlacht. ‘Dat koppig zijn, dat zou wel kunnen zijn. Ik kan dat ook heel erg zijn.’
Joris zegt daarop: ‘Daar kun je zeker van zijn, Jolien. Wat dat betreft lijken ze allemaal wel op jou! Maar gelukkig hebben ze ook het rustige gemoed van mij gekregen.’
Jolien glimlacht naar haar man. Dan kijkt ze mij aan. ‘Maar ik denk wel, dat Chantal en Melissa gelijk hebben. Ik ben ook heel erg veranderd. Ik heb me nooit beseft, dat het gezinsleven zo’n zware tol van me eiste. Dat deed ik mezelf ook aan, want ik was veel te druk bezig met dingen, die ook verder ook nog belangrijk vond. En toen plotseling iedereen het huis uit was, had ik opeens tijd over. En dat gaf me tijd om eens na te denken, waarom iedereen er zo op gebrand was om het huis uit te gaan. Natuurlijk was dat allemaal toeval, maar ook weer niet helemaal. Maar ik had er wel zelf aan bijgedragen, dat ze weg wilden. Nu zijn ze gelukkig allemaal goed terecht gekomen, daar ben ik erg blij mee. Maar ik heb me wel schuldig gevoeld, tot Joris me zei, dat ik het misschien toch nog wel goed kon maken. En nu vertel je me, dat me dat ook nog gelukt is, John. Hoe denk je, dat ik me nu voel?’
De glimlach in haar gegroefde gezicht had me dat allang verraden.
Ik knik alleen, dat ik het begrijp. Dan stappen we uit de auto en lopen het ziekenhuis is. Eenmaal bij Chantal laat Jolien niets meer merken van het gesprek, dat ik zojuist met haar gevoerd heb ik hun auto. Ze geeft Chantal alle aandacht, en daar is ook helemaal niets mis mee. Als het bezoekuur bijna voorbij is, vraagt ze echter aan mij en Joris: ‘Zouden jullie me even alleen met Chantal kunnen laten praten? Ik heb een paar vragen aan haar, die ik graag alleen met haar zou bespreken.’
We staan verbaasd op, en lopen dan de kamer uit. We wachten iets verder op wat stoelen van een wachtkamer. Joris zegt dan: ‘Je zal waarschijnlijk amper begrijpen, wat voor impact je woorden in de auto op Jolien hebben gehad. Je had haar niet gelukkiger kunnen maken, John. Maar het heeft me heel wat woorden en overtuigingskracht gekost om haar zover te krijgen, dat ze zich ging veranderen.’
‘Maar waarom heeft ze dan steeds ontkent, dat ze veranderd is? Ik bedoel, Chantal en ook Melissa hebben dat vaker tegen haar gezegd.’
‘Ze is zo koppig als een ezel. Toegeven is in haar ogen verliezen. En je zal al wel gemerkt hebben, dat Chantal ook niet altijd de gemakkelijkste is.’
‘Ja, maar toch niet zo vaak. Ze durft ook toe te geven, maar niet altijd. En dat zie ik Jolien nou net niet zo vaak doen.’
Joris lacht. ‘Zo te zien, heb je een goede mensenkennis, John. Maar dat wist ik al.’
Maar dan komt Jolien al uit de kamer. Ze zegt: ‘Chantal vraagt nog naar je, John.’
Ik loop weer terug, en wil weer een overall aantrekken, maar de verpleegster zegt: ‘Neem zo maar even afscheid, dat kan wel. Maar wel even je handen wassen.’
Ik was vlug mijn handen, en ga dan snel naar Chantal toe. Ik geef haar een knuffel en kus haar. Dan wens ik haar een goedenacht toe, en ga dan weer met tegenzin weg.
Zwijgend loop ik dan met Joris en Jolien naar hun auto. En het is ook stil in de auto. Als ze me naar huis hebben gebracht, vraag ik ze: ‘Nog zin in een kop koffie, voordat jullie weer naar huis heen rijden?’
‘Dat zou fijn zijn, John.’
Ze lopen met mij naar binnen heen, waar we ons in de woonkamer op de banken nestelen. Ik zet koffie en voorzie ze van wat lekkernijen, die we altijd wel in de kast hebben staan.
Als ik dan terugkom met de koffie, praten we een lange tijd met elkaar. Over Chantal, over mij, over Jolien, over hunzelf. Ik krijg behoorlijk wat dingen te horen, die ik nog nooit eerder gehoord had. Maar het begint wel erg laat te worden, en ik schrik als ik op de klok kijk. ‘Oei, is het al zo laat! En jullie moeten nog twee uur rijden, voordat jullie thuis zijn!’
Joris kijkt geschrokken op, maar glimlacht dan. ‘Ach, zo erg is dat ook weer niet, John. Ik heb morgen toch een vrije dag. Jolien en ik zouden wat boodschappen gaan doen, en ik moet thuis nog wat klusjes doen.’
‘O, maar zouden jullie dan vannacht dan nog wel terug rijden? Jullie kunnen ook wel hier blijven slapen, dan kunnen jullie morgen in alle rust weer naar huis rijden.’
Jolien en Joris kijken aangenaam verrast. ‘Dat is ook wel een goed idee. Maar we hebben helemaal niets bij!’
‘Ach, je kunt van mij een pyjama krijgen, en Jolien kan wel een nachthemd van Chantal aan. Dat moet haar ook wel passen. En ik heb nog nieuwe tandenborstels liggen, die hadden we eigenlijk al aangeschaft voor als Leonie en Dean met haar kinderen zou komen logeren, maar naar het schijnt, zal dat niet meer nodig zijn. Die komen waarschijnlijk hier in Echt komen wonen.’
‘Daar had Chantal me van verteld. Dat zal je moeder wel fijn vinden.’
‘Ze is er echt blij mee, Jolien. Want zelf kan ze er niet naar toe, nu wonen ze veel te ver weg. Dat is vier uur rijden, haast niet te doen.’
‘Ben je er wel eens geweest?’
‘Jawel, een paar jaren geleden wilde Dean nog eens terug naar zijn eigen land om het beetje familie, dat hij nog heeft, te bezoeken. En toen ben ik met ze mee gegaan. En we zijn toen vanuit daar vertrokken. Dus ben ik eerst een week daar komen logeren, en daarna zijn we nog vier weken in Amerika geweest. Dat was erg leuk.’
‘Heeft je schoonbroer er dan geen moeite mee om hier te blijven?’
‘Nee, helemaal niet! De enige mensen, die hij gaat missen, dat zijn de vrienden, die hij daar in het leger heeft. En vorig jaar is zijn tante ook nog overleden, dus nu heeft hij daar alleen nog maar een neef. En dat is zijn hele familie. Ja, er is nog wel meer familie, maar daar heeft hij helemaal geen contact meer mee, sinds het overlijden van zijn ouders.’
‘Oei, dat lijkt me echt verschrikkelijk!’
‘Hmm, Dean lijkt me er niet echt mee te zitten. Hij voelt zich hier thuis, spreekt vloeiend Nederlands, en zelfs dialect. Dat heeft Leonie hem geleerd. En dat maakt, dat hij zich overal thuis kan voelen. En daarbij voelt hij zich al jaren geen echte Amerikaan meer. Het is, dat hij bij hen in dienst was, anders was hij waarschijnlijk al veel eerder hier gaan wonen.’
‘En hun kinderen dan? Wat ze hadden toch twee kinderen?’
‘Ja, Jake en Stephanie. Die zijn nog jong genoeg. En bovendien spreken die net zo goed Nederlands als Engels. Die zullen zich wel snel aanpassen, dat lijkt me geen probleem.’
‘Nou ja, dan lijkt me dat ook geen probleem. Dus jouw familie komt dichterbij wonen, terwijl onze familie juist verderaf gaat wonen.’
Ik glimlach. ‘Tja, daar kan ik ook niets aan doen. Maar twee uur rijden, dat is toch nog wel te doen, of niet dan?’
‘Jawel, gelukkig wel.’
‘Willen jullie nog iets anders drinken? Wat sterkers?’
Joris zegt meteen: ‘De laatste keer heb je me laten proeven van een whisky, mag ik die nog eens proberen?’
‘Of ik die nog heb, dat weet ik niet, maar ik heb in ieder geval wel iets vergelijkbaars. En jij, Jolien?’
Ze twijfelt, en Joris zegt: ‘Ach, doe toch niet zo vroom. Je gaat heus niet naar de hel, als je eens wat alcohol drinkt.’
‘Dat is het niet, maar ik weet niet wat lekker is. Ik drink nooit vaak alcohol.’
‘Mijn moeder heeft altijd graag een cognac of een stevige port. Ik kan je wel even laten proeven?’
Dat vindt Jolien een goed idee, en even later kom ik met een paar flessen terug en wat glazen. Ik schud Joris een goed glas whisky in, en voor Jolien schud ik een paar kleine scheutjes in een paar glazen, zodat ze even kan proeven. De cognac vindt ze te sterk, maar de port kan ze wel waarderen. Dat had ik al verwacht, want die is wat zoeter van smaak, maar toch nog best sterk. En daar schud ik haar een glas van vol. Zelf schud ik me ook wat whisky in.
We praten dan nog wat verder over de terugkeer van mijn zus en haar man, en ik sta verbaasd te kijken, als Jolien haar glas al redelijk snel leeg heeft. Maar als ik vraag, of ik vol mag schudden, stemt ze toe. Joris fronst een wenkbrauw, maar zegt er niets over.
Tegen de tijd, dat Joris en ik onze glazen leeg hebben, heeft Jolien haar glas alweer leeg. En ze begint aanzienlijk spraakzamer te worden, en lacht nogal. En als ze dan naar het toilet heen moet, moet Joris zachtjes lachen.
‘John, dat is toch best een sterke port! En ze heeft al twee glazen uit!’
‘Dat is een Port van twintig procent. Volgens mij heeft ze niet in de gaten, dat het best sterk spul is. Moet ik haar iets anders inschenken?’
‘Ben je gek! Laat ze maar eens dronken worden. Ze is best gespannen vanwege Chantal. Misschien dat ze nu even wat kan ontspannen.’
‘Oké, maar mij niet aankijken, als ze morgen een zware kop heeft!’
‘Laat dat maar mijn zorg zijn, John. Lekkere whisky trouwens! Zit er nog meer onder de kurk?’
‘Het is een nieuwe fles, dus er is nog genoeg!’
Jolien komt dan weer terug. Ze zegt: ‘Poeh! Die port is wel stevige wijn! Ik sta al behoorlijk onvast op mijn benen!’
‘Tja, het is geen wijn van tien procent, Jolien! Deze heeft twintig procent!’
‘Geen wonder! Maar hij is wel lekker. Zou ik er nog een doen?’
‘Ach, waarom niet? Ik heb Joris ook net een nieuw glas ingeschonken.’
Jolien haalt haar schouders op. ‘Pff, een keer doorzakken is ook niet erg.’
Ik schud haar glas weer vol, en doe mijn glas dan zelf ook weer vol.
Joey komt dan thuis, hij is bij Veerle geweest.
Hij wordt uitbundig begroet, alsof hij familie is. Dat doet de jongen zichtbaar goed.
Ik vraag hem dan ook: ‘Lust je ook een glas whisky?’
Hij haalt zijn neus op. ‘Nee, ik pak me wel een pilsje. Ik houd niet van dat sterke spul!’
‘Dat moet je zelf weten. En kom er dan gezellig bij zitten.’
Hij komt even later met een pilsje in zijn hand erbij zitten. Maar hij vraagt eerst: ‘En, hoe gaat het nu met Chantal?’
‘Goed, morgen mag ze naar de gewone afdeling. Maar ze moet nog wel meer herstellen van haar ontstekingen.’
‘O, kan ik dan morgen mee om haar te bezoeken?’
‘Als je dat wilt, Joey. Je hebt haar nog niet kunnen bezoeken, sinds ze in het ziekenhuis ligt. Wanneer wil je gaan? ’s Middags of ’s avonds?’
‘Doe maar ’s avonds, want ik heb nog school. En dan kan ik Chantal ook meteen het goede nieuws vertellen! Ik kan al eerder afstuderen! Dat komt, omdat ik mijn vorige opleiding toch al voor een gedeelte afgemaakt had. Ik kan dit jaar al examen doen, en dan ben ik klaar!’
‘O, dat is inderdaad goed nieuws. Maar dat ga je wel halen. Je hebt goede cijfers, en tegenwoordig heb je ook de techniek in handen.’
‘Ja, en allemaal dankzij jou! Maar zou je dat nog wel even geheim voor haar willen houden? Ik wil het haar graag zelf vertellen!’
Ik knik. ‘En wat ga je dan doen? Bij Henk werken?’
‘Dat weet ik nog niet. Bij Henk zou ik zo kunnen beginnen, maar dat is bak- en braadwerk. En ik heb gemerkt, dat ik het speciale laswerk wel leuk vind. Ik ga kijken, of ik daar niet werk in kan vinden.’
‘Dat gaat je ook wel lukken, Joey. Daar ben ik van overtuigd!’
Joey staat dan op en omhelst me plotseling.
‘Bedankt, John! Voor alles! Je hebt me alles geleerd! En niet alleen het lassen, maar ook om weer een keurige jongeman te zijn.’
‘Zoveel heb ik niet gedaan, Joey. Ik heb je alleen de weg gewezen, de rest heb je zelf gedaan.’
‘Jawel, je hebt wel veel gedaan! Waar zou ik nu zijn, als je me niet in huis had genomen? Waarschijnlijk high op een bankje in het park. Geen cent op zak, en geen toekomstperspectief. En wat heb ik nu? Bijna een diploma op zak, vakkennis, een heldere blik op de toekomst, en iemand op wie ik kan leunen en terugvallen, mocht dat nodig zijn. En een leuke vriendin, waar ik erg verliefd op ben. Dat zou ik allemaal niet hebben, als jij niets gedaan zou hebben. En wat kon ik nou werkelijk aan lassen? Niets! Je hebt het me allemaal geleerd!’
‘Maar zonder je eigen inzet en talent had je het nooit zo snel geleerd, Joey! Nee, je kon niet lassen, omdat je je nooit voor iets geïnteresseerd had. Maar het enige, wat ik voor je gedaan heb, is je ogen openen. De rest heb je zelf gedaan. Natuurlijk heb ik je wat voorgedaan en geleerd, maar het is een andere zaak, als je het al na een keer voordoen al zelf kunt. En je hebt jezelf aan mij gespiegeld. Dat kan ik goed merken aan je gedrag. Dat vind ik dan wel fijn. Maar ik hoef je verder niets te leren, je doet het uit jezelf.’
Jolien zegt daarop: ‘Maar je bent ook een goed voorbeeld, John. Het is niet meer dan logisch, dat Joey dat dan aan jou spiegelt. Je mag best trots zijn op jezelf, en wat je voor Joey hebt gedaan. En ook al lijkt het in jouw ogen niet veel, wat je doet, dat is het wel. Het zijn niet altijd de grote dingen, die het verschil maken. Juist die kleine dingen maken een wereld van verschil. En dat is juist waarom Chantal ook zoveel van je houdt. Je doet niet groots of anders dan je bent. Jij bent jezelf, altijd en overal. Dus iedereen die je kent, weten ook wat ze aan je hebben. En dat is in jouw geval een hele goede eigenschap.’
Joey knikt. ‘Dat klopt. Toen ik hierheen ging, had ik me voorgesteld dat ik hier een zware tijd zou krijgen. Nou, het was verre van dat! Niet dat je niet streng voor me bent geweest, maar je gaf me het gevoel welkom te zijn, en dat ik een reden had van bestaan. Je zei het niet met zoveel woorden, maar je liet het me wel blijken. En je bent een veel betere leraar, dan alle leraren op school! Ja, misschien heb ik wel talent, maar je liet het zo gemakkelijk lijken en dat was het dan ook. Je zei me precies wat ik moest doen, en dat begreep ik dan ook! Als leraren me op school hetzelfde willen leren, dan denk ik af en toe: Waar zijn ze mee bezig! Ik heb medestudenten dan maar mijn manier, of liever gezegd jouw manier, uitgelegd, en daarmee had ik betere resultaten, dan op de manier van mijn leraar.’
‘Oké, dat klopt. Omdat ik je pleegouder ben, moest ik dus ook naar ouderavonden. En daar kreeg ik dus te horen, dat je best een getalenteerde lasser bent. Maar dat ik zoveel invloed op je heb gehad, daarvan was ik me dan weer niet bewust. Ik wist wel, dat je mijn uitleg goed begreep, maar dat je ook je medestudenten daarmee geholpen hebt, dat heb je me nooit verteld, Joey.’
Joey glimlacht. ‘Dat heb ik dan ook weer van jou geleerd, John. Je schept nooit op over je daden. Ik snap best, dat Chantal zo snel verliefd op je is geworden. Je weet mensen snel op hun gemak te stellen, waardoor ze graag in je nabijheid zijn. Kijk maar naar je vrienden, ze komen graag hier! De club, zonder jou zou die niet lang meer bestaan. Je bent de motor van de club, dat zal iedereen beamen. Zou jij er ooit mee stoppen, dan is dat ook het einde van de club.’
‘Ja, dat van de club, dat weet ik. Maar het is ook een gezellige club zo samen! Het is alleen jammer, dat er zich verder niemand geroepen voelt om zelf wat actiever te zijn.’
Joey kijkt me aan en zegt: ‘Als ik straks op mezelf ga wonen, dan wil ik ook mijn steentje bijdragen in de club! Want de club heeft me mijn auto gegeven, en daar mag ik best wel iets voor terugdoen!’
Ik lach en zeg: ‘Weet wat je zegt, Joey! Want we zoeken nog een secretaris! Je mag meteen beginnen!’
‘Nu nog niet, John. Eerst mijn school afmaken. Dat is belangrijk. En dan wil ik best die taak als secretaris op me nemen!’
‘Nou, dan stel ik dat voor op de volgende vergadering! Bereid je maar vast voor!’
Joey lacht. Hij drinkt zijn pilsje leeg en zegt: ‘Ik ga maar snel naar boven, voordat ik zo meteen nog meer functies op mijn nek krijg!’
Hij verontschuldigt zich bij Joris en Jolien en wenst iedereen een goedenacht.
Als hij weg is, zegt Jolien: ‘Wat een heerlijk jong is het toch! En hij is echt heel erg veranderd. Ik had het er laatst nog over met een vriendin van me, die hem en zijn moeder goed kent. Volgens haar is het een hemelsbreed verschil en een godswonder dat Joey zo snel en zo goed veranderd is.’
Joris knikt. ‘Dat ben ik met Jolien eens. De verandering van omgeving heeft een hemelsbreed verschil voor Joey gemaakt. Maar niet alleen voor Joey. Ook voor Chantal. Want ook bij haar zie ik positieve ontwikkelingen, en die kunnen alleen maar veroorzaakt zijn door jou, John.’
Ik begin me wat opgelaten te voelen, en Joris ziet dat.
‘Kom, we zullen eens van onderwerp veranderen, want John voelt zich wat opgelaten.’
Jolien knikt en zegt: ‘Nou, dan wil ik wel eens van John weten, hoe hij Chantal van haar maagdelijkheid heeft beroofd. Chantal wil het me niet vertellen!’
Ik kijk Jolien geschokt aan. ‘Dat meen je toch niet werkelijk, Jolien!’
Joris kijkt Jolien bestraffend aan. ‘Geen port meer voor jou, Jolien! Kom, dit gaat toch wel een beetje te ver, vind je niet?’
‘Nee, ik meen het serieus. Chantal zegt wel de hele tijd, dat haar ontmaagding door John erg bijzonder voor haar was, maar ze wil niet vertellen wat er precies is gebeurd.’
Ik zucht eens. Maar Joris zegt: ‘Jolien! Zoiets vraag je toch niet!’
‘Laat maar, Joris. Ik zal de gekuiste versie wel vertellen. Zo’n geheim is het nou ook weer niet!’
Ze kijken allebei verbaasd om, want schijnbaar had Jolien niet verwacht, dat ik zo snel zou toegeven. Ze kijken dan gespannen toe, als ik het verhaal uit de doeken doe.
‘Het was daags na mijn verjaardag. We hadden alles opgeruimd, en ik was in de loods bezig. Ik had de loods deur open gezet, zodat de warmte eruit kon. Ik zat in mijn auto te overdenken, wat me allemaal gebeurd is, toen mijn ex opeens de loods binnen gelopen kwam. Dat stomme wijf probeerde me te versieren, terwijl ze wist, dat het over tussen ons was. Dat was het al jaren, maar ik ben altijd veel te soft tegen haar geweest, tegen beter weten in liet ik haar toe in mijn vriendenkring. Daan kent haar nog wel, hij woonde er toen nog naast. Marieke.
Maar het kreng werd woedend, toen ik haar afwees. En toen kreeg ze de pech, dat Chantal net de loods in kwam gelopen. Toen probeerde Marieke haar woede op Chantal te koelen, maar daar kwam ze van een koude kermis thuis. Chantal had haar al gevloerd, voordat Marieke er erg in had. Als Chantal gewild had, had ze Marieke bont en blauw kunnen slaan, ze had haar helemaal in haar macht. Marieke besefte toen, dat ze verslagen was, en beende driftig weg, door Chantal nageschreeuwd, als ze haar nog ooit eens in de buurt van mij zag, dat ze haar ogen uit zou krabben.’
Joris en Jolien vallen bijna van hun stoel af van ongeloof.
‘Echt? Was Chantal jaloers?’
Ik knik. ‘Heel erg jaloers, maar dat kan ik wel begrijpen. Chantal begreep meteen, waarom Marieke was gekomen, en ze wilde onder geen beding dat gevecht om mij verliezen. Niet dat er iets te verliezen was, maar goed. Ik zou hoe dan ook voor Chantal gekozen hebben.
Maar Chantal won, en ze zat zo onder adrenaline, en we waren allebei zo geschokt door de gebeurtenis, dat de lust het van het verstand overwon. Toen is het gebeurd. Maar we hebben er allebei geen spijt van gehad. Ik denk zelfs, dat het goed voor ons is geweest. Als we langer gewacht hadden, dan was de frustratie te hoog geworden, en wie weet of we dan nog wel bij elkaar zouden zijn gebleven.’
‘Wauw! Nu je het zo vertelt, kan ik het heel goed begrijpen, dat het gebeurd is. Dus ze heeft echt voor jou gevochten? Dat moet dan wel speciaal voor je gevoeld hebben.’
‘Ja, maar voor mij had het niet gehoeven. Maar je begrijpt natuurlijk wel, dat Marieke hier dus niet meer binnenkomt. Ik vind het jammer voor haar man, want die mag ik graag. Maar hij heeft er begrip voor. Het laatste wat ik over haar gehoord heb, is dat ze gaan verhuizen. Joost komt eigenlijk uit de buurt van Valkenburg, en daar wil hij terug naar toe. En Marieke volgt hem. Dat is op zich ook al een wonder, want eerst speelde ze de baas over hem, nu schijnen die rollen omgedraaid te zijn. Hoe dan ook, Marieke is geschiedenis, maar wel de oorzaak ervan, dat Chantal haar maagdelijkheid heeft verloren.’
‘Maar dan begrijp ik niet, waarom Chantal me dat niet wil vertellen? Is ze dan zo bang, dat ik het afkeur?’
‘Ik weet het niet, Jolien. Dat moet je haar zelf maar eens vragen. Maar ze zal niet blij zijn, dat ik het nu aan jullie heb verteld.’
‘Van ons hoort ze niets, John.’
Jolien moet lachen. ‘Niet te geloven! Chantal, die om een man vecht! Mijn Chantal!’
‘Ze is er niet trots op, Jolien. Ze heeft er toen niet van kunnen slapen. Ze vond het verschrikkelijk, dat ze gevochten heeft.’
‘Ja, ze heeft nu eenmaal een afkeer van vechten. Maar het verbaast me wel, dat ze je gesteund heeft, toen je die wedstrijd hebt gedaan.’
‘Ze wilde me eerst daarin ook niet steunen, maar ze begreep, waarom ik het wilde doen. Ik deed het niet voor mezelf, dat heeft misschien ook gescheeld. Jolien knikt begrijpend.
‘Dat is ook een van de redenen, waarom ze van je houdt, John. Je bent niet zelfzuchtig. Je doet het niet om er beter van te worden. Kijk maar naar Joey! Zeg nou niet, dat die jongen je geen last heeft bezorgd, want dat geloof ik je niet.’
‘Natuurlijk heeft hij me af en toe kopzorgen bezorgd. Hij is negentien jaar oud! Het heeft me heel wat energie en tijd gekost om hem te krijgen, waar hij nu is.’
‘O? En wie zei zojuist, dat je amper wat gedaan hebt? Spreek je jezelf nu niet tegen?’
‘Ik heb hem niet veel geleerd! Ik heb hem alleen maar de weg gewezen. Dat ik daarbij soms streng moest zijn, dat ontken ik ook niet.’
‘Maar iemand de weg wijzen, is ook iemand leren, John. Misschien besef je jezelf dat niet, maar je bent een geboren leraar. Altijd bezig om iemand te leren te leven. Zelf mij heb je dat geleerd, en Joris ook. Je hebt er misschien alleen maar voor gezorgd, dat Joris zijn droom in vervulling ging, maar daardoor is ons persoonlijke leven wel flink veranderd. Buiten dat onze kinderen plots allemaal het huis uit zijn, heeft ons dat een impuls gegeven eens wat meer te genieten van het leven. We hoorden de verhalen van Chantal, wat je allemaal met haar gedaan hebt. En toen beseften we, dat een gedeelte van onze droom wel vervuld was, maar dat we met die andere helft zelf iets moesten doen. En dat is de les, die je ons gegeven hebt.’
Jolien kijkt Joris met een glimlach aan. En dan zegt ze: ‘En die les hebben we ons nu goed ter harte genomen. Ik heb nu ingezien, dat er meer is, dan alleen de kerk en mijn gezin. Dat is misschien de grootste verandering, die jullie aan mij gemerkt hebben. Maar er is meer. Want ik besefte ook, dat ik niet de oma wilde zijn, die ik als moeder wel voor mijn kinderen was. Doordat Helen in verwachting raakte, heeft dat wel wat bij mij losgemaakt.’
Joris zegt dan: ‘Maar die les heb je dan weer door je buurjongetje geleerd, Jolien.’
Jolien lacht. ‘Dat is waar. Het leuke van jonge kinderen is, dat ze onbevangen zeggen, wat ze menen. En dat deed Bart, onze buurjongen, dus ook, toen ik hem vroeg of hij mij wel aardig vond.
Hij vond me wel aardig, maar ook eng! En daar ben ik over na gaan denken. En toen kwam ik tot het besef, dat straks mijn kleinkinderen misschien ook wel zo over me denken. En dat wilde ik niet.’
‘Ik geloof niet, dat je nu nog een enge oude oma voor je kleinkinderen zal zijn, Jolien. Je bent echt veranderd, maar in de goede zin van het woord.’
‘Ja, maar ik had er een Limburger voor nodig om me de ogen te openen. Wist je trouwens, dat ik je de eerste keer het liefste meteen weer buiten de deur had gezet? Ik vond je brutaal en onbeschoft, want zoiets was ondenkbaar in mijn wereld. Maar je was standvastig en bleek toch heel erg aardig te zijn. En toen je Joris in je wagen liet rijden, terwijl je hem amper kende, toen wist ik, dat je niet zoals anderen bent. Je bent een man van je woord, en je gevoel voor onrecht is oprecht. En daarmee heb je bij mij weer de juiste snaar geraakt. Hoewel je nog maar amper de kerk bezoekt, ken ik amper iemand, die een betere christen is, dan jij.’
Ik haal mijn schouders op. Voor mij is dit heel normaal, zo hebben mijn ouders me altijd opgevoed.
‘Jolien, ik weet gewoon niet beter. Ik ben altijd opgevoed door mijn ouders, dat ik altijd moest opkomen voor de zwakkeren, en in mijn ogen waren dat de mensen, die onrecht zijn aangedaan. Want ooit zal je dat belonen. En dat is ook waar gebleken. Toen ik nog jong was, was ik echt geen lieverdje. Ik was rebels, het zal wel te maken hebben met puberen. Maar de groep, waar ik toen vaak bij rond hing, was toen een jongen aan het pesten, die verstandelijk niet helemaal goed was. En dat vond ik niet kunnen. Ik heb toen echt tegen die groep gevochten, terwijl ik juist bevriend met hen wilde zijn. Nou ja, je hoeft niet lang na te denken, dat ik dat gevecht niet gewonnen heb, ik was alleen, en hun waren met hun zestien. Ik ben half het ziekenhuis in geslagen, maar er werd toch over me gesproken.
En dat kwam mijn huidige trainer, Otto Hensgens, ter ore. Hij belde mijn ouders op en vroeg ze, of ze mij niet naar zijn sportschool wilde sturen. Hij zou me daar waarden en discipline bij gaan brengen. En dat heeft hij ook gedaan, ook al had ik in het begin helemaal geen zin om het hem naar zijn zin te maken. Maar hij had een afspraak met mijn ouders gemaakt, dat hij me van school kwam halen, en dat hij mocht doen, wat nodig was. En wat heb ik daar afgezien. En ik had ook geen andere keuze. Het was of naar zijn sportschool, of naar een internaat. En dat laatste wilde ik absoluut niet. Dus heb ik even doorgebeten, en zijn intensieve training doorstaan. En toen bleek, dat ik het kickboksen wel leuk begon te vinden. En ik begon in te zien, dat rondhangen met die gasten, geen goed idee was.
Maar het waren wel eenzame jaren. Pas toen ik zeventien werd, ontmoette ik Gerard, je weet wel de zanger van the Crazy Horses. Gerard is een jaar ouder dan mij, en had zijn rijbewijs al. Hij had al werk, en van dat geld heeft hij zijn eerste wagen gekocht, een oude Chevy. Dat ding was volledig afgeragd, maar Gerard reed maar wel mooi rond in zijn Amerikaan. We raakten in gesprek, en voordat we het wisten, waren we vrienden. Ik heb toen alles op alles gezet om me ook zo’n wagen te kunnen veroorloven. Ik werkte veertig tot zeventig uur per week, soms zelfs nog wat langer. Het leverde me een hoop geld op, maar toen werd mijn vader ziek.
Dat veranderde mijn prioriteiten, want ik woonde toen nog thuis. Maar ik ben wel doorgegaan met hard werken, tot het moment, dat mijn vader echt ernstig ziek werd, en op dat moment heb ik de stap gezet om het huis van mijn ouders te gaan overnemen. Dat heeft me toen veel geld gekost, waar ik trouwens nu veel profijt van heb. Voor mijn verjaardag heeft mijn vader me toen wat geld gegeven, en vertelde me toen, dat ik me daar maar een mooie wagen van moest kopen. Hij wist goed, waar ik al die jaren eigenlijk voor gespaard had. En dat heb ik ook gedaan, want ik wilde hem trots maken. Maar die wagen was een regelrechte miskoop. Maar het heeft er wel voor gezorgd, dat ik Daan ontmoet heb. En samen met hem heb ik toen mijn huidige wagen gekocht. Mijn vader heeft hem nog gezien, en hij vond hem prachtig. Een week, voordat hij stierf, heeft hij nog een ritje in die wagen gemaakt.’
De tranen staan in mijn ogen, maar het kan me niets interesseren.
Joris en Jolien hebben ook betraande ogen. Ik ga verder met mijn verhaal.
‘Toen mijn vader stierf, heb ik gezworen mijn Cadillac nooit te zullen verkopen. Al moet ik droog brood eten, dat gebeurt niet! Maar ik begon me wel te beseffen, dat mijn leven door een bepaald incident gevormd was. En dat was, dat ik opgekomen was, voor iemand, die zich niet goed kon verweren. En ik ben nog steeds iedereen dankbaar, die me toen geholpen hebben, om me op het goede spoor te brengen. Want anders was ik niet beter terecht gekomen, dan Kurt. En kijk eens, waar ik nu ben?’
‘Ik weet zeker, dat je vader nu ontzettend trots op je is. En je moeder, Tinie, is het heel zeker! We bellen wel eens met elkaar en dan praat ze vol trots over je. En gelijk heeft ze. Als jij mijn zoon zou zijn geweest, dan zou ik ook erg trots op je zijn. Maar gelukkig kan ik je over niet al te lange tijd schoonzoon noemen, en dan officieel!’
‘Vooropgesteld, dat Chantal dan wel weer helemaal genezen is, Jolien. Het baart me toch wel wat zorgen, dat ze zo plotseling zo ziek is geworden.’
Ik kijk wat door de donkere ramen, en ik denk weer aan Chantal. Ik mis haar echt heel erg. Jolien ziet het en glimlacht.
‘Misschien moesten we maar eens gaan slapen, John. Het was goed eens met elkaar te praten, maar we hebben nog veel meer tijd om met elkaar te praten. Ik begrijp nu een heel stuk beter, waarom je zo bent, zoals je bent. En dat maakt je tot een nog betere kerel, dan ik al over je dacht.’
‘Dank je, Jolien! En ook jij, Joris! Zover je je schoonouders kun kiezen, dan kan ik met gerust hard zeggen, dat ik geen betere schoonouders kon treffen. De start is misschien geen droomstart geweest, maar zeker geen valse start.’
We staan dan op en wensen elkaar een goedenacht.
Chantal zegt vertederd: ‘Och, wat heb je toch met haar gedaan?’
‘Gewoon, even met de boemerang gegooid. Dat vindt ze prachtig om achteraan te rennen, terwijl ik amper moeite hoef te doen om de boemerang terug te krijgen.’
‘Zo blijft ze haar conditie wel houden!’
‘Zullen we straks nog een lekker groot stuk met haar gaan wandelen?’
‘Dat is een goed idee! Het is nou zo’n lekker weer!’
We gaan dan snel eten, maar als we klaar zijn met eten, en met Renn willen gaan wandelen, komt plotseling Kurt met zijn fiets aangereden.
‘Hey, Kurt! Wat brengt jou hier?’
‘Ik zou graag even met je spreken, als dat kan.’
‘We wilden net met Renn gaan wandelen.’
‘Oh, dan loop ik wel even mee. Ik kan wel wat beweging gebruiken.’
We lopen dan samen met Renn onze wandeling. Kurt begint dan te praten.
‘John, ik heb gehoord, wat je met Harrie gedaan hebt. Waarvoor dank, maar ik denk, dat ik Harrie zelf ook wel de baas kan!’
‘Je had misschien Harrie wel de baas gekund, maar je had hem niet zijn mond kunnen snoeren. Hij verspreidde namelijk roddels over jou, die je eigenlijk je baan zouden kunnen kosten. En dat moest ik dus meteen aanpakken. Geloof me maar, die houdt nu wel zijn mond.’
‘Jij kent hem beter, maar ik geloof echt, dat ik het ook wel zelf gekund had. Maar ik wil niet ondankbaar zijn, zeker niet tegenover jou.’
‘Dat zit wel goed. Maar is dat alles, waarover je wilde praten?’
‘Nee, dat was maar bijzaak. Ik wilde eigenlijk even praten over Ylke.’
Hij heeft meteen de aandacht van mij en Chantal.
‘En wat is er met Ylke?’
‘Niets! En eigenlijk alles! John, ik ben, denk ik, verliefd!’
‘Op Ylke?’
‘Ja! En nog niet zo’n beetje ook!’
Ik kijk Chantal aan. ‘Heeft Ylke dan iets gezegd over Kurt?’
‘Nee, maar ze was wel heel erg goed gehumeurd. Maar ze wilde me niets over haar weekend vertellen.’
Kurt glimlacht. ‘Dat kan ik me wel voorstellen. Ze zal niet veel gedaan hebben, afgelopen weekend. En ik ook niet.’
‘En hoe wil jij dat dan weten?’
‘Omdat we nu al dagenlang met elkaar aan het appen zijn. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. En ’s nachts krijg ik soms nog berichtjes van haar, maar die beantwoord ik ’s morgens pas weer.’
Chantal kijkt verrast. ‘Echt? Ylke is normaal niet het type, dat zulke dingen doet!’
‘Wil je mijn telefoon eens zien?’
Hij pakt zijn telefoon en laat dan een lange conservatie zien, met honderden berichtjes, die van Ylke komen. Terwijl hij het laat zien, komt er een nieuw bericht van Ylke.
‘Kurt, waar ben je!’
‘Ik ben bij John en Chantal. Ik kan even niet beantwoorden.’
‘Oké!’
Kurt steekt zijn telefoon weer weg. ‘En zo gaat het dus de hele dag. Gelukkig heeft ze vandaag niet zo veel berichtjes gestuurd, zodat ik wel normaal kon werken.’
Chantal lacht. ‘Dus dat was er aan de hand. Ik had al zo’n vermoeden!’
Kurt haalt zijn schouders op.
Ik zeg: ‘En nu?’
‘Ja, dat is juist het probleem. Ik merk, dat ik haar erg leuk begin te vinden. Ze is echt een leuke meid, met een interessante kijk op het leven. Maar ik weet niet goed, hoe ik dit moet aanpakken. Want hoe goed ken ik haar nu eigenlijk? En jullie kennen haar een stuk beter, dus kom ik jullie om raad vragen.’
Chantal glimlacht. ‘En dat doe je goed. Ylke is nogal een sterke persoonlijkheid, die zich niet gemakkelijk aan de kant laat zetten. Daar moet je tegen kunnen. Ze komt uit een welgestelde familie, maar daar loopt ze zelf niet zo mee te koop. Wel houdt ze van oude spullen. Haar huis hangt vol met antiek, en curiosa. Ze houdt van muziek, klassieke muziek.
Dat is ook de reden, dat ze naar het conservatorium gaat. En ze kan ontzettend goed zingen. Maar ze heeft iemand nodig, die haar rust kan brengen. Iemand, die tegen haar nooit aflatende commentaar kan, maar niet te bang is om haar terecht te zetten. Al je dat voor haar kunt betekenen, dan maak je een kans bij haar. Maar dat is nogal een hele opgave, want er zijn je er al velen voorgegaan.’
‘Hmm, na alles wat mij gebeurd is, ben ik niet meer zo snel bang om mijn mond open te trekken, Chantal. En dat heeft ze ook al gemerkt, want we hebben al flink over bepaalde dingen gediscussieerd. En daar hebben we al flink de degens gekruist. Dus ze weet, dat ik niet bang ben voor haar. Maar dan weet ik nog niet, hoe ik het met haar moet aanpakken. Ik heb echt geen idee, hoe ik haar voor me kan winnen.’
Chantal lacht. ‘Alleen al het feit, dat ze nog steeds met je appt, zegt mij, dat je haar al voor de helft binnen hebt. Maar daarmee ben je er nog niet. Ze houdt van originele ideeën. Bedenk dus voor haar iets heel origineels. En heb je haar ook al verteld over jouw achtergrond en geschiedenis?’
Kurt knikt. ‘Dat was een van de dingen, waarover we gediscussieerd hebben. Maar je hebt me net een goed idee gegeven! Dat is heel erg origineel, en misschien ook nog wel in haar interesses. Dat zou ik wel eens kunnen proberen.’
‘Wat ga je dan doen?’
‘Haar meenemen naar een kunstvoorstelling, maar dan wel een hele aparte. Ik denk, dat ze dat wel kan waarderen. Je kunt er namelijk niet zomaar naar toe. Je moet een uitnodiging hebben.’
‘Dat is toch niet zo heel origineel, Kurt?’
‘Is dat zo? Kun jij zomaar een gevangenis is om naar een voorstelling te gaan kijken?’
‘In een gevangenis?’
‘Ja, dat daar criminelen zitten, wil niet zeggen, dat ze daar niet kunstzinnig geïnspireerd kunnen zijn! Een keer per jaar maken ze daar een eigen kunstvoorstelling, en daar mogen alleen gedetineerden, bewakers en familie van gedetineerden komen. Maar omdat ik ook gezeten heb, mag ik komen kijken, en ik mag ook iemand meenemen. Ik wilde eerst alleen gaan, maar misschien is dit iets voor Ylke om eens te zien. Gedetineerden kunnen erg kunstzinnig zijn, want je hebt immers tijd genoeg om iets te bedenken en om te oefenen.’
Chantal kijkt geschokt, maar moet wel lachen. ‘Nou, als dat niet meer origineel is! Daar is Ylke zeker gevoelig voor, en het vertelt meteen ook meer over jouw verleden. Ik zou het zeker niet bij iedere vrouw doen, maar bij Ylke kun je zoiets wel proberen. Die is wel voor zoiets in.’
‘Dan ga ik dat doen, Chantal. Wat vind jij ervan, John?’
‘Ik geef Chantal gelijk. Dit moet je zeker niet bij een andere vrouw als Ylke proberen. Maar Ylke is lekker excentriek, en die kan zoiets wel waarderen. Maar dat gaat dus jullie eerste date worden?’
Kurt lacht. ‘Ja, en eigenlijk klinkt het belachelijk. Welke gek neemt zijn eerste date mee naar de gevangenis, waar hij zelf enkele jaren heeft gezeten.’
‘Jij dus. Maar heb je daar ook zelf meegedaan aan die kunstvoorstellingen?’
‘Niet zelf meegedaan, maar ik heb wel geholpen. Er moeten immers ook decors gemaakt worden, en ik heb geholpen bij het maken van de muziekstukken.’
‘En daarom hebben ze je nog een keer uitgenodigd?’
Kurt knikt. ‘Ja, maar ik wil ze laten zien, dat ik clean ben gebleven, en dat er voor hun ook hoop gloort. Ik weet wel, dat niet iedereen zoveel geluk als ik zal hebben, maar ik kan ze op zijn minst wat hoop geven.’
‘Wat bedoel je met clean? Toch geen drugs?’
‘Nee, dat bedoel ik niet. Daarmee wordt bedoeld, dat je op het rechte pad bent gebleven. En dankzij jullie hulp lukt me dat erg goed. Ik ben nu uit de schulden, en daar zou ik nu anders nog niet zijn. En ik heb geen enkele reden om me weer op het verkeerde pad te bewegen.’
‘En zeker niet, als je weer een nieuwe vriendin zou krijgen.’
‘Dan al helemaal niet meer! En daarbij vind ik Ylke ook gewoon mooi! Ja, ze is wel wat gezet, maar dat vind ik niet zo erg. Daar houd ik wel een beetje van.’
Chantal zegt: ‘Ik zou het erg leuk vinden, als jullie twee samen wat zouden krijgen. Je bent een goede man voor haar. Je achtergrond is misschien niet het allerbeste, en zeker haar vader zal er niet blij mee zijn. Maar dat kan juist Ylke niets interesseren. Ze is altijd wel wat rebels geweest tegen haar ouders, en dat zal ook wel niet veranderen.’
‘Ik hoop, dat het wat wordt. God, ik voel me net weer een tiener, die voor het eerst een meisje mee uit vraagt.’
Ik lach. ‘Maar je redt je wel, Kurt. Daar maak ik me geen zorgen over. Doe nou maar zoals je normaal doet, dan komt het wel goed.’
We komen dan weer terug bij ons huis, en daar neemt Kurt weer afscheid. Maar hij is maar een kwartier weg, of dan staat opeens Ylke op de stoep.
Ik zie haar de binnenplaats op rijden en zeg: ‘Daar heb je de andere helft van Kurt al.’
Chantal lacht. ‘Het zou me niet verwonderen, als ze vragen komt stellen over Kurt. Want anders had ze wel gebeld.’
Ylke komt zoals altijd gewoon binnen met een klopje op de deur.
‘Hoi, Ylke! Wat brengt jou nog vandaag nog hier? Kun je niet meer zonder ons?’
Ylke steekt haar tong naar me uit.
‘Vandaag even niet, John. Ik zit met enkele vragen, waar ik nu al een paar dagen niet meer van kan slapen, en ik hoop, dat je me een paar antwoorden kunt geven, John.’
Ik hou me van de domme en zeg: ‘Is je wagen kapot?’
‘Nee, je moest toch wel beter weten. Dat ding gaat nooit meer kapot! Daar zorg ik wel voor. Nee, ik denk, dat ik verliefd begin te worden, maar het probleem is, dat ik die jongen eigenlijk niet zo goed ken. En jij kent hem een stuk beter.’
‘Laat me raden, je hebt het over Kurt?’
‘Hoe weet jij dat nou? Ja, daar heb ik wel wat vragen over.’
‘Zo’n grote verrassing is dat nu ook weer niet, Ylke. Je was nogal geïnteresseerd in hem op Chantals verjaardag. Dan hoef ik niet lang na te denken. Maar je hebt dus vragen over hem. Wat wil je weten?’
‘Ja, waar moet ik beginnen? Allereerst wil ik weten, of hij te vertrouwen is. Ik bedoel, ik weet, dat hij in de gevangenis heeft gezeten. En je weet ook, wie mijn vader is. Als ik met Kurt thuis zou komen aanzetten, dan zou dat op zijn minst een behoorlijke schok zijn. Niet dat ik daar veel om zou geven, maar ik kan er toch op zijn minst wat rekening mee houden.’
‘Of je Kurt kunt vertrouwen, dat moet je maar zelf beoordelen. Ik kan je alleen vertellen, dat ik dat wel doe. Stel, Chantal en ik moeten dringend weg, dan zou ik met gerust hart de sleutel aan Kurt geven, om de bloemen water te komen geven. En dan vertel ik hem ook nog gerust waar alles ligt.
Kijk, Kurt is geen slechte man! Hij heeft verkeerde keuzes gemaakt in zijn leven, doordat hij opgetrokken is met mensen, die heel bewust in het criminele circuit zaten. Ze hebben hem, om het netjes te zeggen, iets lekkers voorgehouden op een leeftijd, dat je zulke zaken niet helder kunt doorzien. En toen was het al te laat voor hem. En als je daar eenmaal zit, ben je er zomaar nog niet uit. Daar kom je alleen uit, als je hulp krijgt van je familie en vrienden.’
‘En dat is, wat je voor Kurt gedaan hebt. Je hebt hem een helpende hand gegeven.’
‘Juist. Van zijn ouders kon hij niets verwachten, die zijn niet in staat om hem te helpen. Dus moest iemand anders zijn lot aantrekken. En het lot heeft ons weer elkaar laten vinden. Kurt is vroeger altijd een vriend van me geweest, tot we ieder naar een andere school gingen. En daar is het voor Kurt fout gegaan. Maar dat had misschien ook wel andersom kunnen gebeuren, dat ik het slachtoffer was geworden om in het criminele circuit terecht te komen.
Want die mogelijkheid is er zeker geweest.
Of waarom denk je, dat ik ben gaan kickboksen? Voor mij is dat mijn redding geweest. Maar ik had mijn ouders, die me nog iets richting konden geven, dat had Kurt niet. Maar voor onze wegen van elkaar gescheden werden, waren we goede vrienden van elkaar. En ik heb geen enkele reden gehad om daar nu anders over te denken. Ik zie hem nog steeds als een goede vriend.’
Ylke glimlacht. ‘Je bent ieders vriend, John. Maar dat siert je. Je bent altijd loyaal naar je vrienden, en dat vind ik wel bijzonder. En dat maakt je ook een goede vriend.’
‘Ik vind, dat je een vriend door dik en dun moet steunen. Een vriend ben je niet voor alleen de leuke momenten. Je bent pas echt een vriend als je er ook bent, als je iemand pas echt nodig heeft.’
‘Daar heb je absoluut gelijk in. Maar die vrienden zijn helaas dun gezaaid.’
‘Kurt is ook wel zo iemand, Ylke. Hij zal niet snel vergeten, wat iemand voor je gedaan heeft, en dat zal hij je ook teruggeven. Je moet Kurt niet op zijn uiterlijk beoordelen. Kurt is gevoelig, diepzinnig, en hij kan erg genieten van kleine dingen. Maar dat komt ook, doordat hij nooit veel heeft gehad. Maar de dingen, die hij wel heeft, die koestert hij. En dat zijn ook dingen, waar je nooit aan moet komen. Kurt wordt ook niet snel boos, hij is geen vechtersbaas, al kan hij verdomd goed vechten. Dat heb ik toen wel gezien in Kampen.’
‘Dus als ik jou zo hoor, dan kan ik hem wel vertrouwen, dat is me nu wel duidelijk. En je verhaal bevestigt wel de indruk, die ik van hem heb. En dat hij diepzinnig is, dat heb ik al gemerkt. Dat is ook de reden, dat hij me opgevallen is. En ook, dat hij me niet zo aankijkt, alsof ik zo’n dik monster ben. Hij zegt me, dat hij dat juist mooi aan me vindt. En dat hij dat juist sexy vindt. Dat voelt wel even raar, maar het heeft me wel gevleid.’
‘Maar je bent ook een mooie vrouw, Ylke. En dat zeg ik echt niet, om je een plezier te doen. Je bent niet de magerste, maar je bent echt niet te dik. Oké, een fotomodel zal je nooit worden, maar je doet toch zeker wat mannenhoofden naar je omdraaien, als je voorbij loopt.’
‘Daar merk ik anders weinig van, John!’
‘Omdat je denkt, dat je dik en lelijk bent! Ik ben heus niet de enige, die over jou zegt, dat je een mooie vrouw bent. Niet mijn type, maar dat is wat anders.’
‘Nee, jouw type is Chantal, dat hoef je me niet te vertellen. Dat kan ik wel zien aan de manier, hoe je naar haar kijkt.’
‘Dus jij denkt werkelijk, dat Kurt me mooi vindt?’
‘Dat denk ik niet alleen, ik weet het heel zeker! Dat heeft hij me zelf gezegd.’
Ylke kijkt me geschokt aan. ‘Heeft hij met jou al over mij gepraat?’
‘Jazeker! Wat dacht jij dan? Kurt is een goede vriend van me, en ik durf te wedden, dat je al met Chantal over Kurt gepraat hebt?’
‘Nou ja, we hebben elkaar de laatste dagen niet zo veel gezien, maar ik zou dat inderdaad anders wel gedaan hebben. Maar ik had niet gedacht, dat Kurt daar zo open over zou zijn.’
‘Kurt mag misschien niet zo prater zijn, Ylke, maar tegen de mensen die hij vertrouwt, durft hij best wel iets te zeggen.’
‘En jij bent een van zijn beste vrienden. Ik begrijp het. Net als Chantal mijn beste vriendin is.’
Chantal kijkt even verbaasd op. Ze zegt dan ook: ‘Maar je hebt toch ook andere vriendinnen, waar je al veel langer vriendin mee bent?’
‘Dat is ook zo, maar jou vertrouw ik helemaal. En dat doe ik niet helemaal bij mijn andere vriendinnen. Die hebben al veel te vaak dingen gezegd of doorverteld, waar ik niet blij mee was. Dat zou jij nooit doen, daar ben ik van overtuigd.’
‘In dat geval ben ik graag je beste vriendin, Ylke. En jou beschouw ik ook als een van mijn beste vriendinnen. In Kampen heb ik ook wel vriendinnen, die ik blindelings vertrouw, maar die zie ik nu niet meer zo veel. En jou zie ik bijna iedere dag. En ik vind het leuk om je om me heen te hebben. Je bent lekker eigenzinnig, en je hebt ook nooit lacherig gedaan over mijn accent, zoals die anderen wel soms deden.’
‘Dat vond ik toen zo’n onzin! Waarom denk je, dat ik alleen maar dialect met je praat, als we daar zijn? En ik moet zeggen, dat je het heel goed oppikt. Nu is er niemand meer, die je nog met je accent plaagt. Je hebt in amper een half jaar tijd je accent ingeruild voor een Limburgs accent.’
‘Dacht je, dat ik dat niet wist. En ik vind het helemaal niet erg om in dialect te praten. Je weet toch, wat ik van mijn vrienden heb gekregen?’
‘Dat was eigenlijk helemaal niet nodig, want over een jaar lukt het je niet meer eens om nog dat noordelijk accent te spreken!’
‘Maar ik vind het juist erg leuk, dat geschenk. Maar we dwalen af. We waren niet over mij bezig, maar over jou en Kurt.’
‘Ja, je hebt gelijk. Eigenlijk weet ik nu wel een beetje meer over hem.’
Ze krijgt opeens een berichtje. Ze kijkt meteen.
‘O, dat is van Kurt. Wacht, even lezen.’
Ze slikt een keer, als ze zijn berichtje leest.
‘Hij vraagt me uit op een date! Of ik met hem naar een bijzondere kunstvoorstelling wil gaan! Wat denken jullie? Zou ik dat doen?’
Chantal kijkt me lachend aan. ‘John, vertel Ylke nou maar van straks. Ze komt het toch wel te weten.’
Ylke kijkt verbaasd. ‘Wat is er nou weer?’
Lachend zeg ik: ‘We stonden er net niet van te kijken, dat jij opeens voor de deur stond, Ylke. Je mag een keer raden, wie er een kwartier voordat jij hier aankwam, net hier weg was gereden op zijn fiets?’
De ogen van Ylke worden groot. ‘Kurt? Maar waarom?’
‘Hij zat met ongeveer dezelfde vragen als jij. En wie kennen jou het beste? Ik en Chantal. En aan wie kom jij advies vragen over Kurt?’
Ylke lacht nu ook. ‘Ja, bij jullie. Is hij echt hier geweest?’
Ik knik. ‘Het is een wonder, dat jullie elkaar niet gezien hebben.’
‘Maar weten jullie dus ook al meer over die kunstvoorstelling, waar hij me mee naar toe wil nemen?’
‘Een klein beetje. Ik ga niet alles verklappen, maar wel dat het een heel bijzondere voorstelling zal zijn, waar je niet zomaar naar toe kan. Dat is alles, wat ik erover zeg.’
‘Is hij dan zo van de kunst? Wat moet ik me daar dan bij voorstellen?’
‘Ik ga je echt niets verklappen over die voorstelling, Ylke, want dan zou de verrassing eraf zijn. Maar je zal nu wel weten, dat hij pas verhuisd is?’
‘Ja, dat heeft hij me verteld.’
‘Dan zal ik je eens een paar foto’s van zijn woonkamer laten zien. Niet op het meubilair letten, daar gaat het ook niet om.’
Ik laat dan een paar foto’s van de muren van de woonkamer van Kurt zien. Ylke kijkt met grote ogen.
‘Wauw! Heeft hij dat zelf gedaan?’
Ik knik. ‘Hij kon altijd al goed tekenen, maar dit noem ik kunst met een grote K. Sommigen hangen kunst aan de muur, maar bij Kurt is de hele muur kunst.’
Ylke is best onder de indruk. ‘Daar heeft hij me nog niets over verteld. Maar dat is echt indrukwekkend! Die jongen heeft talent!’
‘Aan jou de taak om er nog meer uit te halen, Ylke. Want Kurt heeft iemand nodig, die hem de weg kan wijzen. En jij hebt iemand nodig, die niet te bang is om jou op je plaats te wijzen. En Kurt is echt niet bang aangelegd. Door zijn verleden is hij die angst wel kwijt.’
‘En waarom zou ik iemand nodig hebben, die me op mijn plaats kan zetten?’
‘Omdat je soms best bazig kan zijn. Daar kun je niets aan doen, zo ben je nu eenmaal. Maar ik denk, dat het je goed zou doen, dat je weet, dat er ook iemand is, die je op je plaats durft te zetten, als dat nodig is.’
Ylke lacht weer. ‘Nou ja, ik durf best toe te geven, dat ik niet graag de touwtjes uit handen zal geven. Of zoals jij dat zegt, dat ik bazig ben. Als Kurt dan maar niet verwacht, dat ik altijd naar hem luister!’
‘Kurt maakt zich geen illusies. Maar ik raad je wel aan om naar hem te luisteren, als hij boos wordt. Maar dat zal je snel genoeg merken. Kurt laat namelijk niet meer met zich sollen, maar heeft er geen behoefte aan om de baas te spelen. Ja is ja bij hem, en nee is nee. En ga je geen verandering meer in brengen.’
‘Dus standvastig is hij ook nog? Hmm, dat kon dan wel eens botsen. Verdorie, jullie kennen me al veel te goed!’
‘Je zit ook veel te veel hier, daardoor leren we je wel kennen. Maar je bent er wel van plan voor te gaan?’
‘Natuurlijk! Hij heeft een lekker kontje, en is ook goed gespierd. Ik heb mijn ogen ook niet in mijn zak zitten!’
We laten dan het onderwerp Kurt voor wat het is, en kletsen over andere zaken. Maar het is al laat, als Ylke weer op huis aan gaat.
Als Chantal en ik weer in bed liggen, moet Chantal lachen.
‘Wat een toestand van die beiden. Maar wel leuk, dat ze juist allebei op een dag advies aan ons komen vragen.’
‘Als ik het moet zeggen, wordt het nog wel wat met die twee. Die zijn wel aan elkaar gewaagd.’
‘Dat ben ik met je eens. Maar ik had het nooit zien aankomen, jij wel?’
‘Ze hebben elkaar ook nog niet zo vaak gezien, maar nu zijn ze toevallig wel allebei vrijgezel. Dus op zich is het zo vreemd nog niet.’
Chantal wil glimlachen, maar vertrekt dan plotseling van de pijn. Ze heeft al een paar dagen, dat ze wat buikpijn heeft, maar nu lijkt het dus serieus te zijn.
‘John, haal me een aspirientje, ik heb echt heel erg buikpijn.’
‘Ik haal geen aspirine, Chantal. Ik bel de dokter! Ik vind het niet normaal, dat je zoveel pijn hebt!’
Ik bel meteen de huisartsenpraktijk op en beschrijf de klachten van Chantal. En ik krijg te horen, dat ik als de wiedeweerga naar het ziekenhuis moet rijden met Chantal, want zoals ik het beschrijf, zou Chantal best wel eens last kunnen hebben van een blinde darmontsteking.
Daar schrik ik toch wel van, en Chantal eveneens. Een weekendtas met wat kleding is snel gepakt en ik help Chantal naar beneden. Joey is door het tumult ook wakker geworden.
‘Joey, doe jij de deur en de poort even open? Chantal moet nu naar het ziekenhuis, ze heeft een blinde darmontsteking!’
Joey knikt en haast zich voor ons uit. In zijn T-shirt rent hij naar buiten heen, en het deert hem niet, dat het buiten regent. Hij opent de poort, en ook al meteen de loods. Ik werp hem de sleutels toe, zodat hij de auto kan voorrijden. Amper tien minuten na het telefoongesprek zijn we al op weg naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis worden we al opgewacht, en daar nemen de verpleegsters het van me over. Ik moet toezien, hoe Chantal achter de deuren op een brancard verdwijnt. Bij de balie geef ik alle gegevens van Chantal door, zodat het ziekenhuis een dossier voor haar kan aanmaken. Dan krijg ik door, waar ik heen moet. Op de afdeling, waar Chantal moet zijn, krijg ik al te horen, dat Chantal al meteen naar de operatiezaal gebracht is, omdat de ontsteking toch wel ernstig blijkt te zijn, zodat een directe ingreep noodzakelijk is. Ze laten me plaatsnemen in de wachtkamer. Ik kijk op de klok. Het is net voorbij middernacht. Ik twijfel even, of ik Joris en Jolien moet bellen, maar besluit het dan toch te doen.
Slaperig wordt er opgenomen.
‘Met Joris Santegoed!’
‘Joris, met John! Luister, ik heb net Chantal naar het ziekenhuis gebracht met een acute blinde darmontsteking!’
Joris is meteen wakker. ‘Wat? Heeft ze een blinde darmontsteking? Hoe ernstig is het?’
‘Serieus genoeg om meteen geopereerd te worden. Ik heb haar naar het ziekenhuis gebracht, en moest toen nog haar gegevens invullen. En toen ik op de afdeling kwam, waar ze naar toe is gebracht, was ze al weggebracht naar de OK. Meer weet ik op dit moment nog niet.’
‘Lieve God! Dan moet het echt ernstig zijn! Bedankt, dat je gebeld hebt, John. We zullen voor haar bidden.’
‘Dank je, dat ga ik ook doen.’
‘In de donkere dagen is Gods kracht het grootst!’
Ik ben zelf dan niet zo kerkelijk, maar ik hoop werkelijk, dat het allemaal goed gaat. Als ik daarvoor weer moet bidden tot God, dan moet het maar.
‘Dank je, Joris. Ik laat meteen wat weten, als ik nieuws heb. Zou ik Melissa ook nog bellen?’
‘Ik zou het niet doen, John. Ze kan toch niet veel doen, en misschien is de operatie al achter de rug, voordat ze er zou zijn. Ik zou haar morgenvroeg bellen, dan informeer ik wel Johan en Michel.’
‘Goed, maar die bel ik zelf ook nog wel even op om ze het laatste nieuws te vertellen.’
‘Dat is goed. Ik wens je sterkte!’
‘Bedankt. Sorry, dat ik je hiermee moest wakker maken.’
‘Dat geeft niet. Ik ben blij, dat je gebeld hebt.’
We beëindigen het gesprek, en ik ga weer terug naar de spreekkamer, waar ik uitgelopen ben. De spreekkamer is leeg, en ik voel me machteloos. Het huilen staat me nader dan het lachen, en ik staar wezenloos voor me uit. En zo zit ik minstens een kwartier, voordat een verpleegster me komt vragen, of ik iets lust te drinken. En dan besef ik me, dat ik dorst heb.
‘Graag wat koffie, als dat mogelijk is.’
‘Geen probleem. Met iets erin?’
‘Nee, gewoon zwart.’
Een paar minuten later komt ze terug. Ze geeft me een bekertje koffie en zegt glimlachend: ‘Het is niet de allerbeste koffie, maar het is te drinken. We hebben er in ieder geval niemand voor op moeten nemen, die de koffie niet kon verdragen.’
Ik moet lachen om haar opmerking. Het doet mijn sombere gedachten verdrijven. Schijnbaar heeft ze wat tijd en vraagt: ‘Is dat je vriendin, die ze de OK in hebben gereden?’
‘Ja, ze is mijn alles.’
‘Zijn jullie al lang samen?’
‘Bijna acht maanden, maar over anderhalve maand gaan we al trouwen.’
‘O, dat is snel! Maar waarom niet? Ik zag op haar dossier, dat ze in Kampen geboren is. Komt ze daar vandaan?’
Ik knik. ‘Ik heb haar daar ontmoet, toen ik daar moest zijn vanwege mijn werk.’
Ik vertel haar dan het verhaal, hoe ik Chantal ontmoet heb. En dat doet me goed. De verpleegster hoort het met grote interesse aan, en het doet mijn zorgen over Chantal wat vergeten.
Als ik mijn verhaal verteld heb, zegt ze: ‘Als ik het zo hoor, dan is jullie relatie echt al intens. Ik kan me best voorstellen, dat je je erge zorgen om haar maakt.’
‘Ik zou echt niet meer zonder haar kunnen. Ik zou verloren zijn, voor altijd!’
‘Zal ik eens voor je informeren of er al nieuws over haar is?’
‘Dat zou fijn zijn. En ik houd je toch maar van het werk.’
‘Ach, zo druk is het vannacht gelukkig niet. En soms is het ook belangrijk om de wederhelft van onze patiënten steun te verlenen. Want als die er goed aan zijn, scheelt dat meestal ook in het herstel van onze patiënten. Bovendien zag je er uit, alsof je een praatje nodig had.’
‘Ja, dank je. Dit heeft me echt goed gedaan.’
Ze glimlacht met een knikje en staat dan op.
‘Als ik wat weet, zal ik het meteen aan je vertellen. Maar maak je niet te veel zorgen, je vriendin is in goede handen! Het komt heus wel goed!’
Ze loopt weg, en ik blijf weer alleen achter. Ik stuur dan een berichtje naar Joey, want die zal zich ook wel zorgen maken. En dat blijkt ook zo te zijn, want ik krijg meteen antwoord terug. Een paar minuten later komt de verpleegster terug.
‘Veel nieuws heb ik helaas nog niet, maar ik weet wel, dat ze nog steeds bezig zijn. Dat is niet helemaal normaal, misschien dat er complicaties zijn. Maar ik zie geen paniek of heel moeilijke gezichten in de OK.’
‘Ah, dank je. Nou ja, dat is ten minste al iets van nieuws. En ik vertrouw er maar op, dat geen nieuws goed nieuws is.’
‘Zo is dat. En als je wilt, hier om de hoek is een kleine kapel, waar je kunt bidden. Baat het niet, dan schaadt het niet.’
‘Ja, dat lijkt me een goed idee. Als ik hier niet ben, dan kun je me waarschijnlijk daar vinden.’
Ze glimlacht weer en ik sta op. De kapel is direct naast de wachtkamer, en ik loop er naar binnen. Het licht is er schemerig, en ik neem plaats op een van de bankjes in de kapel. En daar begin ik te bidden. Ik richt mijn smeekbeden richting de hemel, en smeek om het leven van Chantal.
En daar laat ik me ook gaan. Het is lang geleden, dat ik voor het laatst gehuild heb. Echt gehuild. Dat was toen mijn vader stierf. Ik merk niet eens, dat er iemand de kapel ingelopen komt.
‘Mijnheer Vliegers?’
Ik ontwaak uit mijn verdriet en kijk om. Daar staat een man, zo te zien een arts.
‘Ik heb nieuws over uw vriendin.’
Ik sta meteen op en loop naar hem toe em kijk hem hoopvol aan.
‘Gaat het weer goed met haar?’
‘Ja, ze is weer in orde, maar er waren wel wat complicaties. De ontsteking was veel groter, dan ze zou moeten zijn. U heeft er echt goed aan gedaan, om haar onmiddellijk te brengen, want zou ze tot morgenvroeg gewacht hebben, dan zou de ontsteking levensbedreigend kunnen zijn geweest. Maar dat gevaar is nu wel voorbij, al moeten we natuurlijk wel even afwachten hoe het herstel zal verlopen. Ze zal enkele dagen hier moeten blijven, want ze heeft door haar ontsteking aan het blinde darmkanaal ook enkele ontstekingen aan andere organen gekregen, waardoor ze nu erg zwak is.’
Ik kijk geschokt en geschrokken.
‘Hoe ernstig is het, dokter?’
‘Ernstig niet, maar wel serieus. Een gedeelte van haar darmen zijn ontstoken, maar dat zal niet de grootste problemen opleveren. Onze zorg gaat nu uit naar haar baarmoeder, want die is ook ontstoken. Gelukkig nog niet ernstig, maar het zou wel kunnen, dat ze er onvruchtbaar door zal worden. Nu zijn we er nog op tijd bij, dus er is een grote kans, dat alles weer goed komt, maar ik vond, dat ik het u toch moest vertellen.’
‘Weet ze het zelf al?’
‘Nee, ze is nog niet ontwaakt uit haar narcose.’
‘Mag ik al bij haar?’
‘Normaal zou ik dat toestaan, maar vanwege haar zwakke weerbaarheid, wil ik dat toch even uitstellen. We hebben haar nu in quarantaine liggen. Het spijt me, dat ik u geen beter nieuws kan vertellen.’
‘U heeft uw best gedaan, dokter. Ik ben al lang blij, dat ze nog leeft. Was het echt zo erg?’
De dokter knikt. ‘Ze heeft geluk gehad, dat de ontsteking niet open geknapt is, want dan was het heel erg serieus geworden.’
‘Had ze kunnen sterven?’
‘Dat was inderdaad mogelijk geweest. Maar ik durf er bijna zekerheid op te geven, dat het gevaar nu echt wel geweken is. Maar u zal geduld moeten hebben.’
Ik knik, en bedank de man voor de informatie. Ik kijk weer op de klok, en zie dat het al half drie is. Ik herinner me de belofte aan Joris, en die bel ik dan ook meteen op. Ik vertel hem, wat de dokter gezegd heeft, en daar schrikt hij eveneens erg van.
‘Goeie genade! Dan is het maar goed, dat je meteen de dokter hebt opgebeld, John! Moeten we naar jou toekomen?’
‘Nee, dat is ook weer niet nodig. Ik bel straks Daan en mijn moeder op. Maar zodra ik nieuws heb, laat ik het je meteen weten.’
‘Dat is goed. John. Ik ben blij, dat je gebeld hebt.’
Ik ga weer in de wachtkamer zitten, en probeer wat te slapen, wat me niet gemakkelijk afgaat. De stoelen zijn hard en niet echt comfortabel. Maar het lukt me toch en tegen half zeven word ik wakker, als er iemand de wachtkamer in gelopen komt. Tot mijn verbazing is het Joey, die me komt opzoeken.
Hij groet me, zonder iets te zeggen.
Het is even stil, en dan vraagt hij me: ‘Hoe gaat het met Chantal?’
‘Ze ligt in quarantaine, maar volgens de dokter is ze niet meer in gevaar. Verder weet ik nog niets.’
‘Ben je al bij haar geweest?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Mocht nog niet. Die ontsteking schijnt haar verzwakt te hebben, en ze willen niet, dat ze meer risico loopt.’
‘Verdorie, wat een toestand! Vind je het erg, als ik ook hier blijf?’
‘En je werk dan?’
‘Ik heb Henk een berichtje gestuurd, dat Chantal in het ziekenhuis ligt, en dat ik vandaag liever niet wil komen werken. En dat vond hij goed.’
Ik ben blij, dat Joey er nu is. Hij mag dan zoiets als een pleegzoon zijn, maar hij is al twintig.
‘Was je geschrokken vannacht?’
‘Ja, behoorlijk! Ik was blij, dat je me op de hoogte hebt gehouden met die berichtjes. Ik heb amper kunnen slapen. Heb je eigenlijk wel geslapen?’
‘Een beetje, hier in de wachtkamer. Dus niet echt.’
‘Kun je hier nergens een beetje liggen?’
‘Hiernaast is wel een kapel, met banken. Daarop zou ik wel even kunnen rusten.’
‘Waarom ga jij dan daar niet even liggen. Dan blijf ik wel hier, en maak ik je wakker, als er nieuws is.’
Ik knik, en begeef me naar de kapel. Daar leg ik me neer op de harde banken van de kapel, en val vrijwel meteen in slaap. Plotseling word ik dan weer wakker gemaakt. Voor mijn gevoel heb ik maar een paar minuten geslapen, maar mijn horloge vertelt me iets anders. Het is al bijna tien uur.
Ik open mijn ogen en zie Joey.
‘John, de dokter is er. Hij heeft nieuws.’
Ik knik en sta meteen op. Ik trek mijn kleding weer strak en loop dan de wachtkamer weer in. Daar staat de dokter geduldig op me te wachten.
‘Ah, mijnheer Vliegers. Het spijt me, dat ik u niet eerder kon berichten, maar nu heb ik wel goed nieuws. De koorts van mevrouw Santegoed neemt af, en dat is een goed teken. Het is nu afwachten hoe de antibiotica aanslaat. En als u wilt, mag u uw vriendin bezoeken, maar dan moet u wel even beschermende kleding aan. We willen immers de gezondheid van uw vriendin niet in gevaar brengen.’
Ik knik, en volg de man. Maar voordat ik wegloop, vraag ik aan Joey: ‘Kun je mij even wat verse kleren halen, en wat toiletspullen? Ik ga hier voorlopig nog niet weg, en ik kan toch niet in deze spullen blijven rondlopen.’
‘Ik pak wel wat uit de wasmand. Chantal had die al gewassen, maar nog niet in de kasten geruimd.’
‘Als je dat zou willen doen, dan zou ik je heel erg dankbaar zijn.’
Ik volg dan de dokter, waar ik me laat helpen door een verpleegster, die me een beschermende overall aanreikt, die ik over mijn kleding moet trekken. En ik krijg overtrekschoentjes, een haarnetje en handschoenen. En ik moet mezelf even wassen, wat ik helemaal niet erg vind. En dan moet ik ook nog een mondkapje op. En dan brengt de verpleegster me naar de kamer, waar Chantal ligt.
Ik loop de kamer in, waar Chantal in een groot wit bed ligt. De verpleegster zegt me: ‘Maximaal een kwartier, mijnheer. Ze heeft haar rust goed nodig om te herstellen.’
Ik knik. Dan loop ik naar Chantal toe. Ze ziet er zwak uit, haar huid is bleek, en steekt erg af tegen haar rode haren.
‘Hey, liefje. Gaat het een beetje?’
Ze probeert te glimlachen. ‘Nu gaat het een beetje, maar toen de verdoving uitgewerkt was, deed het nog behoorlijk pijn. Maar nu heb ik weer een pijnstiller.’
‘Dat was maar net op tijd, vertelde de dokter me.’
Ze knikt. ‘Dank je, dat je me direct naar het ziekenhuis gebracht hebt.’
‘Wat moest ik dan, Chantal? Waarom heb je me niet gezegd, dat je zoveel pijn had?’
‘Ik dacht, dat het wel over zou gaan. En ik wilde je niet ongerust maken.’
‘Doe dat alsjeblieft nooit weer, Chantal. Ik was toch zo ongerust!’
Ze knikt. ‘Heeft de dokter je iets verteld? Ik heb al een paar keren gevraagd, maar ze willen me niets vertellen. Ik krijg alleen te horen, dat ik moet proberen te slapen.’
‘Je hebt een acute blinde darmontsteking gehad, en die ontsteking heeft zich uitgeslagen op enkele andere organen. Daarom lig je hier.’
Daarmee lijkt ze genoeg te nemen.
‘Heb je mijn ouders gebeld?’
‘Vrijwel meteen toen ik in de wachtkamer zat. Ze vroegen of ze moesten komen, maar ik heb ze verteld, dat het nu nog geen nut heeft. Ik heb zelfs een hele nacht moeten wachten, voordat ik jou mocht bezoeken.’
‘Ben je de hele nacht hier gebleven?’
‘Natuurlijk! Ik laat jou echt niet alleen in deze toestand! Al vergaat nu de wereld, mijn plaats is hier!’
Chantal kijkt me vol ongeloof aan. ‘En je werk dan? En Joey?’
‘Joey is pas later hierheen gekomen, maar hij is nu even naar huis heen om me wat kleren te halen. En dan kijk ik of ik me hier ergens wat kan opfrissen. Maar hij komt zo terug.’
‘En weten Melissa, Johan en Michel het ook al?’
‘Nog niet. Je vader belt Johan en Michel op, maar dat doe ik straks ook nog zelf even. Melissa bel ik zo wel even op. Maar vanmorgen was het nog veel te vroeg om te bellen.’
‘Heb je je werk ook al gebeld?’
‘Oeps, nog niet eens aan gedacht. Dat ga ik zo meteen ook maar even doen.’
De dokter komt dan binnen.
‘Ah, u bent ook al hier. Dat maakt het voor mij wat gemakkelijker. Ik heb van het lab resultaten terug. Mevrouw, u heeft echt veel geluk gehad. U heeft een bacterie infectie onder de leden. Als uw vriend u een uur later had gebracht, dan was u er wellicht niet meer geweest. Maar goed, dat is nu achter ons, en de medicijnen, die u nu krijgt, lijken wel aan te slaan. Dus dat is goed nieuws.’
Chantal knikt, maar is duidelijk geschokt. Ik houd haar hand troostend vast.
De dokter gaat verder. ‘Omdat het een bacterie infectie is, hoeft u niet langer in strenge quarantaine te blijven, dus uw vriend hoeft die beschermende kleding niet meer aan, maar die moet wel zuiver zijn, en hij moet zich nog wel wassen, voordat hij hier naar binnen gaat.’
Daar is Chantal duidelijk wel blij om.
‘Maar u moet voorlopig wel veel rusten. Het zal nog wel even duren, voordat de ontstekingen helemaal verdwenen zijn, en tot die tijd moet u hier blijven.’
Ik zeg dan: ‘Dus het grootste gevaar is wel geweken?’
De dokter knikt. ‘Ja, dat is geen probleem meer. We hebben haar appendix verwijderd, zodat de ontsteking niet verder kon gaan. En daarmee is de ontstekingshaard er niet langer meer. Maar we willen wel waakzaam blijven op nieuwe ontstekingen, daarom blijft ze nog wel in quarantaine. Maar dan niet meer zo streng.’
Dat is voor ons beiden wel een opluchting. ‘En hoe vaak mag ik haar bezoeken?’
‘Gewoon met de bezoekuren. Maar ik wil wel even aanmerken, dat er niet meer dan twee personen op bezoek mogen komen. Maar we zullen er geen probleem van maken, als uw bezoek iets langer duurt, dan het normale bezoekuur. Maar u moet natuurlijk niet overdrijven.’
Ik sta dan op en zeg: ‘Dan ga ik maar eens rondbellen, dat je voorlopig op ander adres logeert, Chantal! Maar ik hoop niet te lang, want ik ga je heel erg missen, Chantal!’
Ze glimlacht, en ik meen zowaar weer wat kleur op haar wangen te zien.
‘Dat hoop ik ook, John!’
Dan richt ze zich tot de dokter.
‘Hoelang moet ik nog hier blijven, dokter?’
‘Dat hangt ervan af hoe je herstel is. Dat kan dagen zijn, maar ook een paar weken.’
‘Dus ik zal wel weer fit zijn over anderhalve maand? Want dan gaan we trouwen!’
De dokter glimlacht. ‘Zo lang gaat het waarschijnlijk niet duren. Daar zal u wel tijdig van hersteld zijn, maakt u zich daarover maar geen zorgen. Maar dan moet u wel veel en goed rusten.’
Ik glimlach en zeg: ‘Dan doe jij je best maar om te rusten, dan zorg ik thuis wel, dat alles blijft draaien. En ik zal het nieuws wel verspreiden.’
Ik knijp haar zachtjes in haar hand en zeg dan: ‘Ik hou van je, Chantal. Met heel mijn hart. Dus zorg er voor, dat je snel weer beter wordt.’
‘Ik hou ook veel van jou, John. Maar het zal moeilijk worden om te slapen, zonder jou in het bed.’
‘Dat overleven we wel, Chantal.’
Ze glimlacht en ik sta dan op, want de verpleegster komt me halen. Ik wuif haar nog een handkusje toe, en verlaat dan de kamer met flinke tegenzin. Maar ik ben wel opgelucht, dat de dokter ons redelijk goed nieuws kwam brengen. Natuurlijk is het een tegenvaller, dat Chantal nog in het ziekenhuis moet blijven, maar ik ben vooral opgelucht, dat ze buiten levensgevaar is.
Mijn maag begint dan te knorren en ik besluit naar het restaurant in het ziekenhuis wat te gaan eten. En daar bel ik ook iedereen op, die ik nog moet bellen. En terwijl ik aan het bellen ben, komt Joey binnen gelopen. Ik roep hem, en hij komt bij me zitten. Ik vraag hem, of hij zelf ook al gegeten heeft, en dat blijkt niet zo te zijn. Ik geef hem wat geld, zodat hij zich wat koffie en een broodje kan halen.
Dan informeer ik hem over Chantal, en ik zie de opluchting in zijn ogen.
‘Gelukkig, dus ze is nu buiten gevaar?’
‘Ja, maar die infectie schijnt dus wel best heftig te zijn. We mogen haar bezoeken tijdens bezoekuren, maar er mogen dan maar twee personen binnen. Dus het is nog steeds best serieus. Maar de dokter heeft goed hoop, dat het snel weer goed komt.’
‘Blijf je nu nog hier?’
‘Ik weet het niet. Het heeft ook niet veel zin om nog hier te blijven.’
‘Dus ik heb je kleren voor niets opgehaald?’
‘Tja, niets aan te doen. Voor hetzelfde geld hadden we slecht nieuws gekregen, en dan had je me met geen mogelijkheid hiervandaan gekregen!’
‘Dat geloof ik je meteen.’
We eten ons broodje op, en drinken onze koffie op. Dan ruimen we het tafeltje op, waarna ik nog even terug naar de wachtkamer loop. Daar heb ik mijn jas laten liggen. Maar in de wachtkamer is het nu druk, maar er is geen spoor van mijn jas. Maar als ik informeer bij de balie, blijkt die daar netjes te zijn bewaard. En dat is maar goed ook, want daar zaten mijn autosleutels in. En dan vertrek ik weer naar huis, maar niet voordat ik me nog even geïnformeerd heb naar de bezoekuren, want die wil ik voor geen goud meer missen.
Eenmaal thuis voelt het huis leeg zonder Chantal. Om iets om handen te hebben, begin ik met wat huishoudelijke taken. Tegen de middag komen Daan en Melissa op bezoek.
‘Ah, je bent weer thuis. Hoe gaat het met Chantal?’
‘Naar omstandigheden goed. Maar het had behoorlijk naar kunnen aflopen, als ik niet meteen de dokter had gebeld. En dat die me meteen naar het ziekenhuis had doorgestuurd.’
‘Ik schrok me rot, zeg! Ik ben meteen in de trein gestapt en naar huis gegaan. Ik kon echt niet langer meer in op college blijven!’
Dan kijkt ze me aan en zegt: ‘En hoe gaat het met jou?’
‘Ik ben geschrokken, maar het gaat wel met me. Ik ben alleen moe, ik heb amper wat geslapen.’
‘Dat geloof ik meteen. Heb je een idee, waardoor Chantal opeens zo ziek is geworden?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Dat kan echt van alles zijn geweest, Melissa. En waar kun je een bacterie infectie van krijgen, waar je ook nog eens een blinde darmontsteking kunt krijgen? Ik ben geen dokter, ik weet het echt niet.’
Melissa zegt dan: ‘Waarom ga jij niet even wat slapen. Daan en ik doen die klusjes wel, waar je nu mee bezig bent. Je moet sterk zijn, voor als je haar gaat bezoeken. Je mag haar toch wel bezoeken?’
‘Ja, vanmorgen mocht ik even een kwartiertje bij haar. Ze moet nu nog wel in quarantaine blijven, maar ik mag haar twee keer per dag bezoeken. Eenmaal ’s middags en eenmaal ’s avonds. Maar er mogen maar twee personen naar binnen, vanwege de quarantaine.’
‘Zou ik dan vanavond met je mee mogen, John?’
‘Ja, natuurlijk! Je bent toch haar zus!’
‘Dank je. Dat zou ik erg fijn vinden.’
‘Ik pik je wel even op, als ik naar het ziekenhuis rijd.’
‘Dat is goed. En ga jij nu maar eens lekker slapen, en daarna eens goed douchen, zodat je straks weer fris Chantal kunt bezoeken.’
Ik knik, en ga dan direct naar de slaapkamer. Maar het voelt vreemd in bed, leeg, alleen… Toch lukt het me om in slaap te vallen, want ik ben echt bekaf.
Pas uren later word ik weer wakker, als ik honger begint te krijgen. Ik kijk op de wekker en zie, dat het al half zes is. En het bezoekuur is begint al om half zeven. Ik sta meteen op, douche me snel, en loop dan naar beneden. Tot mijn verbazing is Melissa er nog steeds, en heeft ze eten gekookt.
Ze glimlacht en zegt: ‘Ik bedacht me, dat je uitgeput moest zijn, en helemaal niet zou denken, dat je ook nog moest eten. Dus heb ik maar even gekookt, en zijn we meteen hier blijven eten.’
‘Dank je, Melissa. Dat stel ik echt op prijs.’
Ze heeft wat pasta klaargemaakt, en dat eet ik snel op, want ik wil wel op tijd zijn voor het bezoekuur. Dan vertrek ik met Melissa naar het ziekenhuis, waar ik best nog wel even moet zoeken om een parkeerplaats te vinden. Het is nu best druk. Maar we komen wel op tijd aan bij Chantal.
Het doet me echt deugd, dat Chantal echt al wat meer kleur in haar gezicht heeft gekregen. Ze ziet er nu ook een stuk minder zwak en vermoeid uit.
‘En, liefje? Heb je een beetje kunnen slapen?’
‘Ja, maar niet zo heel goed. Ik mis mijn persoonlijk verwarmingselement in bed.’
Ik lach. ‘Dat heb ik ook gemist. Ik heb zowat de hele middag in bed gelegen. Maar ik was uitgeput, dus ik heb in een diepe coma gelegen.’
Melissa lacht. ‘Zeg dat wel! Hij heeft niet eens gemerkt, dat ik jullie kleren in de kast heb gelegd.’
‘Ben je dan bij ons geweest, Melissa?’
Melissa knikt. ‘Ik ben meteen naar huis heen gekomen, ik kon echt niet meer langer op college blijven. En toen heb ik John aangeboden wat huishoudelijke klusjes voor hem op te knappen, zodat ik zelf ook wat om handen had. En bovendien zag John er verschrikkelijk uit! Die heb ik naar bed gestuurd. En wonder boven wonder, luisterde hij ook nog eens!’
‘Alsof ik nooit luister, Melissa! Ik ben Daan niet!’
Chantal lacht. ‘Ik heb nooit last van John. Gelukkig niet. Misschien is dat ook wel de reden, waarom het zo goed tussen ons twee gaat.’
‘Dat kan best. Maar hoe gaat het nu met jou?’
‘Ik voel me nu stukken beter. De pijn is weg, dat scheelt natuurlijk. Ze zijn nu allerlei onderzoeken aan het doen, om te kijken hoe ze die ontstekingen zo snel mogelijk kunnen laten verdwijnen. Maar ik schrok wel even, toen de gynaecoloog kwam om me te onderzoeken. Hij vertelde me, dat ik ook een lichte ontsteking had aan mijn baarmoeder. En als dat niet snel weg ging, dat ik misschien onvruchtbaar zou kunnen worden. Daar ben ik wel even van geschrokken.’
Melissa knikt. ‘Dat geloof ik meteen. Maar je zal toch ook wel geschrokken zijn van wat de dokter je vanmorgen vertelde?’
‘Ja, natuurlijk! Maar dat is nu niet meer zo’n risico. Maar ik had niet verwacht, dat die ontsteking zich zover verspreid had!’
‘Ja, dat is natuurlijk wel even schrikken. Weten ze nu ook, waardoor het gekomen is?’
‘Ze hebben een vermoeden. Ik heb me laatst ergens aan gekrast. Dat zou een oorzaak kunnen zijn. Het is wel vermoeiend, allemaal die onderzoeken. En het ergste is, dat je alleen maar in bed mag liggen. Zelfs naar de wc gaan, dat mag ik niet alleen, want ik mag niet buiten de kamer komen.’
‘Behandelen ze je hier wel goed?’
‘Daarover heb ik geen klagen. En het eten smaakt ook nog goed.’
Dan wordt er gewoon over andere dingen gepraat. Maar het valt me zwaar om afscheid van Chantal te nemen. Want even zoenen is er nu ook even niet bij.
’s Middags ben ik natuurlijk weer op bezoek. Ik heb op mijn werk kunnen regelen, dat ik maar halve dagen werk, zolang Chantal ziek is. Maar het is duidelijk, dat Chantal het wel prettig vindt, dat ik even alleen op bezoek kom. Het geeft ons de gelegenheid om weer goed met elkaar te praten. Maar dan geef ik haar wel door, dat vanavond haar vader en moeder op bezoek komen, en dat ik thuis zal blijven, omdat het bezoek beperkt is. Dat begrijpt ze, maar vindt het wel jammer.
Net voor het bezoekuur is afgelopen komt echter de dokter nog even op bezoek.
‘Ah, mijnheer Vliegers! Ik hoorde van de verpleegsters, dat u op bezoek was. Dus ik neem me even de vrijheid om van de gelegenheid gebruik te maken. Want nu kan ik u beiden spreken.’
‘O, dat kan. Ik heb voor vanmiddag toch nog niets verder gepland.’
‘Het is alleen maar goed nieuws, hoor! U hoeft zich geen zorgen te maken. We meten nu meerdere keren per dag of de ontstekingen afnemen, en dat blijkt het geval te zijn. Vanaf morgen mag mevrouw weer op de gewone afdeling herstellen, en dan mag er ook weer meer bezoek komen.’
Chantal kijkt verheugd. ‘Dus ik mag ook al eerder weer hier weg?’
‘Dat valt nog te bezien. De gynaecoloog had nog wel wat zorgen, dat wil hij nog even onderzoeken. Want ik begreep, dat u beiden een kinderwens heeft?’
We knikken gelijktijdig. De dokter glimlacht. ‘Dat is dus duidelijk. Kijk, de ontsteking zou gevolgen kunnen hebben voor de vruchtbaarheid. En mijn collega wil gewoon zeker weten, dat er door de ontsteking geen beschadiging is opgelopen. Daarvoor zijn nog wat aanvullende onderzoeken nodig, maar is het ook noodzakelijk, dat mevrouw helemaal hersteld is. Dus ze zal nog wat geduld moeten oefenen. Maar in het tempo, hoe het herstel nu inzet, lijkt me het niet heel erg lang te duren, voordat ze helemaal genezen is.’
‘Dat hoor ik graag, dokter. U doet fantastisch werk, maar ik ben toch liever thuis.’
‘Dat kan ik me heel erg goed indenken. Nu, dan laat ik jullie weer alleen.’
Chantal vraagt dan nog aan de dokter: ‘Dokter, als het dan toch al zoveel beter met me gaat, zou er voor vanavond met het bezoekuur ook wat meer bezoekers hier naar binnen mogen? Mijn ouders komen vanavond, en ze komen van ver. En dan zou John niet op bezoek kunnen komen, en dat zou ik heel erg vinden.’
‘Dat is geen probleem. Ik zal de zuster informeren, dat u vanavond drie personen op bezoek mag hebben. Maar de voorschriften blijven nog wel gelden, de beschermende kleding blijft voorgeschreven.’
‘Dat is niet erg, dokter. Maar u heeft me wel erg blij gemaakt.’
Ze schenkt de dokter een glimlach, waarop de man weer verder met zijn werk gaat. Ik blijf nog een kwartier bij Chantal, en ga dan weer naar huis. Ik bel Jolien op, dat ik vanavond met ze mee naar Chantal heen kan. Dat vinden ze fijn, want dat betekent dat het al een stuk beter met Chantal gaat.
Joris en Jolien pikken me op bij me thuis, waarna ik ze de weg wijs naar het ziekenhuis. Terwijl we naar het ziekenhuis rijden, vraagt Jolien me: ‘Wat een schok, John! Heb jij het al een beetje kunnen verwerken?’
‘Moeilijk. Het is nogal wat, dat je te horen krijgt, dat Chantal dood had kunnen zijn, als ik niet meteen had gereageerd. Want die bacterie infectie is nogal agressief geweest. Het is een wonder, dat ze zo goed op de medicijnen reageert en daardoor voorspoedig hersteld.’
‘Heb je wel een beetje kunnen slapen?’
‘Het gaat, maar ik mis Chantal naast me. Het is haast niet te geloven, hoe snel je aan elkaar went.’
Jolien glimlacht. ‘Chantal heeft het met jou getroffen, John. Ik weet het, ik heb het al vaker gezegd, maar ik meen het ook. Ze zeggen wel eens, dat op ieder potje een dekseltje past, maar in jullie geval is dat ook echt waar.’
Voor Joliens doen is dit een erg groot compliment, en zo pak ik dat dan ook op.
‘Maar vind je het dan niet erg, dat ik haar helemaal naar het zuiden heb geroofd?’
‘Natuurlijk vind ik het jammer, dat Chantal nu zo ver van ons af woont, maar als ik eerlijk ben, dan denk ik niet, dat ze ooit in Kampen zou gaan wonen. Dan was ze haar liefde voor muziek gevolgd, en daar gebleven, waar ze werk zou vinden. En Melissa is eigenlijk precies hetzelfde. Dat is deels mijn eigen schuld, ik ben veel te streng voor hen geweest. Dat zie ik nu in, en als dat mijn straf is, dan draag ik dat met liefde. Het had immers ook anders voor me uit kunnen pakken, ze hadden me misschien helemaal niet meer willen zien!’
‘Dat geloof ik niet, Jolien. Je moet niet zo hard zijn voor jezelf, je was misschien wel streng, dat kan zijn. Maar als ik Chantal en Melissa over jou hoor praten, dan zijn ze niet boos op je. Ze begrijpen waarom je het deed. Misschien was dat voorheen anders, daarover kan ik niet oordelen. Maar over wat ik hoor en ervaar, zijn ze trots op je.’
‘Trots op mij? Hoe bedoel je?’
‘Nou, ze vinden, dat je je behoorlijk hebt veranderd. Je bent nu veel vrijer, dan voorheen, losser. En je lijkt meer plezier in je leven gevonden te hebben. En dat vinden ze een hele prestatie, en daar zijn ze trots op.’
‘O, dat hebben ze anders nog nooit tegen me verteld. Daar sta ik wel even van te kijken! Och, ik krijg er kippenvel door!’
Ik zie de ogen van Jolien vochtig worden, en ze wendt zich even af. Joris zit met een glimlach achter het stuur, en de hand, die hij vrij heeft, legt hij troostend op de schouder van Jolien.
‘Zie je nou wel, Jolien? Ik zei toch, dat je het nog goed kon maken!’
Jolien begint te huilen, want blijkbaar heeft haar dit diep geraakt. Maar als we de parkeerplaats van het ziekenhuis bereiken, droogt ze haar tranen. Ze vraagt me: ‘Wil je hierover nog niets tegen Chantal en Melissa vertellen?’
‘En waarom niet? Het is geen schande om te huilen! Maar ik kan wel zien, waar Chantal haar koppigheid vandaan heeft. Ik heb haar gezegd, dat ze het je moest vertellen, dat ze trots op je was. Maar ze vond, dat jij daar maar eens naar moest vragen. Wat dat betreft is ze nog als vroeger. Wat sommige dingen betreft, kan ze echt heel koppig zijn, terwijl ze met andere dingen juist weer heel open is.’
Jolien glimlacht. ‘Dat koppig zijn, dat zou wel kunnen zijn. Ik kan dat ook heel erg zijn.’
Joris zegt daarop: ‘Daar kun je zeker van zijn, Jolien. Wat dat betreft lijken ze allemaal wel op jou! Maar gelukkig hebben ze ook het rustige gemoed van mij gekregen.’
Jolien glimlacht naar haar man. Dan kijkt ze mij aan. ‘Maar ik denk wel, dat Chantal en Melissa gelijk hebben. Ik ben ook heel erg veranderd. Ik heb me nooit beseft, dat het gezinsleven zo’n zware tol van me eiste. Dat deed ik mezelf ook aan, want ik was veel te druk bezig met dingen, die ook verder ook nog belangrijk vond. En toen plotseling iedereen het huis uit was, had ik opeens tijd over. En dat gaf me tijd om eens na te denken, waarom iedereen er zo op gebrand was om het huis uit te gaan. Natuurlijk was dat allemaal toeval, maar ook weer niet helemaal. Maar ik had er wel zelf aan bijgedragen, dat ze weg wilden. Nu zijn ze gelukkig allemaal goed terecht gekomen, daar ben ik erg blij mee. Maar ik heb me wel schuldig gevoeld, tot Joris me zei, dat ik het misschien toch nog wel goed kon maken. En nu vertel je me, dat me dat ook nog gelukt is, John. Hoe denk je, dat ik me nu voel?’
De glimlach in haar gegroefde gezicht had me dat allang verraden.
Ik knik alleen, dat ik het begrijp. Dan stappen we uit de auto en lopen het ziekenhuis is. Eenmaal bij Chantal laat Jolien niets meer merken van het gesprek, dat ik zojuist met haar gevoerd heb ik hun auto. Ze geeft Chantal alle aandacht, en daar is ook helemaal niets mis mee. Als het bezoekuur bijna voorbij is, vraagt ze echter aan mij en Joris: ‘Zouden jullie me even alleen met Chantal kunnen laten praten? Ik heb een paar vragen aan haar, die ik graag alleen met haar zou bespreken.’
We staan verbaasd op, en lopen dan de kamer uit. We wachten iets verder op wat stoelen van een wachtkamer. Joris zegt dan: ‘Je zal waarschijnlijk amper begrijpen, wat voor impact je woorden in de auto op Jolien hebben gehad. Je had haar niet gelukkiger kunnen maken, John. Maar het heeft me heel wat woorden en overtuigingskracht gekost om haar zover te krijgen, dat ze zich ging veranderen.’
‘Maar waarom heeft ze dan steeds ontkent, dat ze veranderd is? Ik bedoel, Chantal en ook Melissa hebben dat vaker tegen haar gezegd.’
‘Ze is zo koppig als een ezel. Toegeven is in haar ogen verliezen. En je zal al wel gemerkt hebben, dat Chantal ook niet altijd de gemakkelijkste is.’
‘Ja, maar toch niet zo vaak. Ze durft ook toe te geven, maar niet altijd. En dat zie ik Jolien nou net niet zo vaak doen.’
Joris lacht. ‘Zo te zien, heb je een goede mensenkennis, John. Maar dat wist ik al.’
Maar dan komt Jolien al uit de kamer. Ze zegt: ‘Chantal vraagt nog naar je, John.’
Ik loop weer terug, en wil weer een overall aantrekken, maar de verpleegster zegt: ‘Neem zo maar even afscheid, dat kan wel. Maar wel even je handen wassen.’
Ik was vlug mijn handen, en ga dan snel naar Chantal toe. Ik geef haar een knuffel en kus haar. Dan wens ik haar een goedenacht toe, en ga dan weer met tegenzin weg.
Zwijgend loop ik dan met Joris en Jolien naar hun auto. En het is ook stil in de auto. Als ze me naar huis hebben gebracht, vraag ik ze: ‘Nog zin in een kop koffie, voordat jullie weer naar huis heen rijden?’
‘Dat zou fijn zijn, John.’
Ze lopen met mij naar binnen heen, waar we ons in de woonkamer op de banken nestelen. Ik zet koffie en voorzie ze van wat lekkernijen, die we altijd wel in de kast hebben staan.
Als ik dan terugkom met de koffie, praten we een lange tijd met elkaar. Over Chantal, over mij, over Jolien, over hunzelf. Ik krijg behoorlijk wat dingen te horen, die ik nog nooit eerder gehoord had. Maar het begint wel erg laat te worden, en ik schrik als ik op de klok kijk. ‘Oei, is het al zo laat! En jullie moeten nog twee uur rijden, voordat jullie thuis zijn!’
Joris kijkt geschrokken op, maar glimlacht dan. ‘Ach, zo erg is dat ook weer niet, John. Ik heb morgen toch een vrije dag. Jolien en ik zouden wat boodschappen gaan doen, en ik moet thuis nog wat klusjes doen.’
‘O, maar zouden jullie dan vannacht dan nog wel terug rijden? Jullie kunnen ook wel hier blijven slapen, dan kunnen jullie morgen in alle rust weer naar huis rijden.’
Jolien en Joris kijken aangenaam verrast. ‘Dat is ook wel een goed idee. Maar we hebben helemaal niets bij!’
‘Ach, je kunt van mij een pyjama krijgen, en Jolien kan wel een nachthemd van Chantal aan. Dat moet haar ook wel passen. En ik heb nog nieuwe tandenborstels liggen, die hadden we eigenlijk al aangeschaft voor als Leonie en Dean met haar kinderen zou komen logeren, maar naar het schijnt, zal dat niet meer nodig zijn. Die komen waarschijnlijk hier in Echt komen wonen.’
‘Daar had Chantal me van verteld. Dat zal je moeder wel fijn vinden.’
‘Ze is er echt blij mee, Jolien. Want zelf kan ze er niet naar toe, nu wonen ze veel te ver weg. Dat is vier uur rijden, haast niet te doen.’
‘Ben je er wel eens geweest?’
‘Jawel, een paar jaren geleden wilde Dean nog eens terug naar zijn eigen land om het beetje familie, dat hij nog heeft, te bezoeken. En toen ben ik met ze mee gegaan. En we zijn toen vanuit daar vertrokken. Dus ben ik eerst een week daar komen logeren, en daarna zijn we nog vier weken in Amerika geweest. Dat was erg leuk.’
‘Heeft je schoonbroer er dan geen moeite mee om hier te blijven?’
‘Nee, helemaal niet! De enige mensen, die hij gaat missen, dat zijn de vrienden, die hij daar in het leger heeft. En vorig jaar is zijn tante ook nog overleden, dus nu heeft hij daar alleen nog maar een neef. En dat is zijn hele familie. Ja, er is nog wel meer familie, maar daar heeft hij helemaal geen contact meer mee, sinds het overlijden van zijn ouders.’
‘Oei, dat lijkt me echt verschrikkelijk!’
‘Hmm, Dean lijkt me er niet echt mee te zitten. Hij voelt zich hier thuis, spreekt vloeiend Nederlands, en zelfs dialect. Dat heeft Leonie hem geleerd. En dat maakt, dat hij zich overal thuis kan voelen. En daarbij voelt hij zich al jaren geen echte Amerikaan meer. Het is, dat hij bij hen in dienst was, anders was hij waarschijnlijk al veel eerder hier gaan wonen.’
‘En hun kinderen dan? Wat ze hadden toch twee kinderen?’
‘Ja, Jake en Stephanie. Die zijn nog jong genoeg. En bovendien spreken die net zo goed Nederlands als Engels. Die zullen zich wel snel aanpassen, dat lijkt me geen probleem.’
‘Nou ja, dan lijkt me dat ook geen probleem. Dus jouw familie komt dichterbij wonen, terwijl onze familie juist verderaf gaat wonen.’
Ik glimlach. ‘Tja, daar kan ik ook niets aan doen. Maar twee uur rijden, dat is toch nog wel te doen, of niet dan?’
‘Jawel, gelukkig wel.’
‘Willen jullie nog iets anders drinken? Wat sterkers?’
Joris zegt meteen: ‘De laatste keer heb je me laten proeven van een whisky, mag ik die nog eens proberen?’
‘Of ik die nog heb, dat weet ik niet, maar ik heb in ieder geval wel iets vergelijkbaars. En jij, Jolien?’
Ze twijfelt, en Joris zegt: ‘Ach, doe toch niet zo vroom. Je gaat heus niet naar de hel, als je eens wat alcohol drinkt.’
‘Dat is het niet, maar ik weet niet wat lekker is. Ik drink nooit vaak alcohol.’
‘Mijn moeder heeft altijd graag een cognac of een stevige port. Ik kan je wel even laten proeven?’
Dat vindt Jolien een goed idee, en even later kom ik met een paar flessen terug en wat glazen. Ik schud Joris een goed glas whisky in, en voor Jolien schud ik een paar kleine scheutjes in een paar glazen, zodat ze even kan proeven. De cognac vindt ze te sterk, maar de port kan ze wel waarderen. Dat had ik al verwacht, want die is wat zoeter van smaak, maar toch nog best sterk. En daar schud ik haar een glas van vol. Zelf schud ik me ook wat whisky in.
We praten dan nog wat verder over de terugkeer van mijn zus en haar man, en ik sta verbaasd te kijken, als Jolien haar glas al redelijk snel leeg heeft. Maar als ik vraag, of ik vol mag schudden, stemt ze toe. Joris fronst een wenkbrauw, maar zegt er niets over.
Tegen de tijd, dat Joris en ik onze glazen leeg hebben, heeft Jolien haar glas alweer leeg. En ze begint aanzienlijk spraakzamer te worden, en lacht nogal. En als ze dan naar het toilet heen moet, moet Joris zachtjes lachen.
‘John, dat is toch best een sterke port! En ze heeft al twee glazen uit!’
‘Dat is een Port van twintig procent. Volgens mij heeft ze niet in de gaten, dat het best sterk spul is. Moet ik haar iets anders inschenken?’
‘Ben je gek! Laat ze maar eens dronken worden. Ze is best gespannen vanwege Chantal. Misschien dat ze nu even wat kan ontspannen.’
‘Oké, maar mij niet aankijken, als ze morgen een zware kop heeft!’
‘Laat dat maar mijn zorg zijn, John. Lekkere whisky trouwens! Zit er nog meer onder de kurk?’
‘Het is een nieuwe fles, dus er is nog genoeg!’
Jolien komt dan weer terug. Ze zegt: ‘Poeh! Die port is wel stevige wijn! Ik sta al behoorlijk onvast op mijn benen!’
‘Tja, het is geen wijn van tien procent, Jolien! Deze heeft twintig procent!’
‘Geen wonder! Maar hij is wel lekker. Zou ik er nog een doen?’
‘Ach, waarom niet? Ik heb Joris ook net een nieuw glas ingeschonken.’
Jolien haalt haar schouders op. ‘Pff, een keer doorzakken is ook niet erg.’
Ik schud haar glas weer vol, en doe mijn glas dan zelf ook weer vol.
Joey komt dan thuis, hij is bij Veerle geweest.
Hij wordt uitbundig begroet, alsof hij familie is. Dat doet de jongen zichtbaar goed.
Ik vraag hem dan ook: ‘Lust je ook een glas whisky?’
Hij haalt zijn neus op. ‘Nee, ik pak me wel een pilsje. Ik houd niet van dat sterke spul!’
‘Dat moet je zelf weten. En kom er dan gezellig bij zitten.’
Hij komt even later met een pilsje in zijn hand erbij zitten. Maar hij vraagt eerst: ‘En, hoe gaat het nu met Chantal?’
‘Goed, morgen mag ze naar de gewone afdeling. Maar ze moet nog wel meer herstellen van haar ontstekingen.’
‘O, kan ik dan morgen mee om haar te bezoeken?’
‘Als je dat wilt, Joey. Je hebt haar nog niet kunnen bezoeken, sinds ze in het ziekenhuis ligt. Wanneer wil je gaan? ’s Middags of ’s avonds?’
‘Doe maar ’s avonds, want ik heb nog school. En dan kan ik Chantal ook meteen het goede nieuws vertellen! Ik kan al eerder afstuderen! Dat komt, omdat ik mijn vorige opleiding toch al voor een gedeelte afgemaakt had. Ik kan dit jaar al examen doen, en dan ben ik klaar!’
‘O, dat is inderdaad goed nieuws. Maar dat ga je wel halen. Je hebt goede cijfers, en tegenwoordig heb je ook de techniek in handen.’
‘Ja, en allemaal dankzij jou! Maar zou je dat nog wel even geheim voor haar willen houden? Ik wil het haar graag zelf vertellen!’
Ik knik. ‘En wat ga je dan doen? Bij Henk werken?’
‘Dat weet ik nog niet. Bij Henk zou ik zo kunnen beginnen, maar dat is bak- en braadwerk. En ik heb gemerkt, dat ik het speciale laswerk wel leuk vind. Ik ga kijken, of ik daar niet werk in kan vinden.’
‘Dat gaat je ook wel lukken, Joey. Daar ben ik van overtuigd!’
Joey staat dan op en omhelst me plotseling.
‘Bedankt, John! Voor alles! Je hebt me alles geleerd! En niet alleen het lassen, maar ook om weer een keurige jongeman te zijn.’
‘Zoveel heb ik niet gedaan, Joey. Ik heb je alleen de weg gewezen, de rest heb je zelf gedaan.’
‘Jawel, je hebt wel veel gedaan! Waar zou ik nu zijn, als je me niet in huis had genomen? Waarschijnlijk high op een bankje in het park. Geen cent op zak, en geen toekomstperspectief. En wat heb ik nu? Bijna een diploma op zak, vakkennis, een heldere blik op de toekomst, en iemand op wie ik kan leunen en terugvallen, mocht dat nodig zijn. En een leuke vriendin, waar ik erg verliefd op ben. Dat zou ik allemaal niet hebben, als jij niets gedaan zou hebben. En wat kon ik nou werkelijk aan lassen? Niets! Je hebt het me allemaal geleerd!’
‘Maar zonder je eigen inzet en talent had je het nooit zo snel geleerd, Joey! Nee, je kon niet lassen, omdat je je nooit voor iets geïnteresseerd had. Maar het enige, wat ik voor je gedaan heb, is je ogen openen. De rest heb je zelf gedaan. Natuurlijk heb ik je wat voorgedaan en geleerd, maar het is een andere zaak, als je het al na een keer voordoen al zelf kunt. En je hebt jezelf aan mij gespiegeld. Dat kan ik goed merken aan je gedrag. Dat vind ik dan wel fijn. Maar ik hoef je verder niets te leren, je doet het uit jezelf.’
Jolien zegt daarop: ‘Maar je bent ook een goed voorbeeld, John. Het is niet meer dan logisch, dat Joey dat dan aan jou spiegelt. Je mag best trots zijn op jezelf, en wat je voor Joey hebt gedaan. En ook al lijkt het in jouw ogen niet veel, wat je doet, dat is het wel. Het zijn niet altijd de grote dingen, die het verschil maken. Juist die kleine dingen maken een wereld van verschil. En dat is juist waarom Chantal ook zoveel van je houdt. Je doet niet groots of anders dan je bent. Jij bent jezelf, altijd en overal. Dus iedereen die je kent, weten ook wat ze aan je hebben. En dat is in jouw geval een hele goede eigenschap.’
Joey knikt. ‘Dat klopt. Toen ik hierheen ging, had ik me voorgesteld dat ik hier een zware tijd zou krijgen. Nou, het was verre van dat! Niet dat je niet streng voor me bent geweest, maar je gaf me het gevoel welkom te zijn, en dat ik een reden had van bestaan. Je zei het niet met zoveel woorden, maar je liet het me wel blijken. En je bent een veel betere leraar, dan alle leraren op school! Ja, misschien heb ik wel talent, maar je liet het zo gemakkelijk lijken en dat was het dan ook. Je zei me precies wat ik moest doen, en dat begreep ik dan ook! Als leraren me op school hetzelfde willen leren, dan denk ik af en toe: Waar zijn ze mee bezig! Ik heb medestudenten dan maar mijn manier, of liever gezegd jouw manier, uitgelegd, en daarmee had ik betere resultaten, dan op de manier van mijn leraar.’
‘Oké, dat klopt. Omdat ik je pleegouder ben, moest ik dus ook naar ouderavonden. En daar kreeg ik dus te horen, dat je best een getalenteerde lasser bent. Maar dat ik zoveel invloed op je heb gehad, daarvan was ik me dan weer niet bewust. Ik wist wel, dat je mijn uitleg goed begreep, maar dat je ook je medestudenten daarmee geholpen hebt, dat heb je me nooit verteld, Joey.’
Joey glimlacht. ‘Dat heb ik dan ook weer van jou geleerd, John. Je schept nooit op over je daden. Ik snap best, dat Chantal zo snel verliefd op je is geworden. Je weet mensen snel op hun gemak te stellen, waardoor ze graag in je nabijheid zijn. Kijk maar naar je vrienden, ze komen graag hier! De club, zonder jou zou die niet lang meer bestaan. Je bent de motor van de club, dat zal iedereen beamen. Zou jij er ooit mee stoppen, dan is dat ook het einde van de club.’
‘Ja, dat van de club, dat weet ik. Maar het is ook een gezellige club zo samen! Het is alleen jammer, dat er zich verder niemand geroepen voelt om zelf wat actiever te zijn.’
Joey kijkt me aan en zegt: ‘Als ik straks op mezelf ga wonen, dan wil ik ook mijn steentje bijdragen in de club! Want de club heeft me mijn auto gegeven, en daar mag ik best wel iets voor terugdoen!’
Ik lach en zeg: ‘Weet wat je zegt, Joey! Want we zoeken nog een secretaris! Je mag meteen beginnen!’
‘Nu nog niet, John. Eerst mijn school afmaken. Dat is belangrijk. En dan wil ik best die taak als secretaris op me nemen!’
‘Nou, dan stel ik dat voor op de volgende vergadering! Bereid je maar vast voor!’
Joey lacht. Hij drinkt zijn pilsje leeg en zegt: ‘Ik ga maar snel naar boven, voordat ik zo meteen nog meer functies op mijn nek krijg!’
Hij verontschuldigt zich bij Joris en Jolien en wenst iedereen een goedenacht.
Als hij weg is, zegt Jolien: ‘Wat een heerlijk jong is het toch! En hij is echt heel erg veranderd. Ik had het er laatst nog over met een vriendin van me, die hem en zijn moeder goed kent. Volgens haar is het een hemelsbreed verschil en een godswonder dat Joey zo snel en zo goed veranderd is.’
Joris knikt. ‘Dat ben ik met Jolien eens. De verandering van omgeving heeft een hemelsbreed verschil voor Joey gemaakt. Maar niet alleen voor Joey. Ook voor Chantal. Want ook bij haar zie ik positieve ontwikkelingen, en die kunnen alleen maar veroorzaakt zijn door jou, John.’
Ik begin me wat opgelaten te voelen, en Joris ziet dat.
‘Kom, we zullen eens van onderwerp veranderen, want John voelt zich wat opgelaten.’
Jolien knikt en zegt: ‘Nou, dan wil ik wel eens van John weten, hoe hij Chantal van haar maagdelijkheid heeft beroofd. Chantal wil het me niet vertellen!’
Ik kijk Jolien geschokt aan. ‘Dat meen je toch niet werkelijk, Jolien!’
Joris kijkt Jolien bestraffend aan. ‘Geen port meer voor jou, Jolien! Kom, dit gaat toch wel een beetje te ver, vind je niet?’
‘Nee, ik meen het serieus. Chantal zegt wel de hele tijd, dat haar ontmaagding door John erg bijzonder voor haar was, maar ze wil niet vertellen wat er precies is gebeurd.’
Ik zucht eens. Maar Joris zegt: ‘Jolien! Zoiets vraag je toch niet!’
‘Laat maar, Joris. Ik zal de gekuiste versie wel vertellen. Zo’n geheim is het nou ook weer niet!’
Ze kijken allebei verbaasd om, want schijnbaar had Jolien niet verwacht, dat ik zo snel zou toegeven. Ze kijken dan gespannen toe, als ik het verhaal uit de doeken doe.
‘Het was daags na mijn verjaardag. We hadden alles opgeruimd, en ik was in de loods bezig. Ik had de loods deur open gezet, zodat de warmte eruit kon. Ik zat in mijn auto te overdenken, wat me allemaal gebeurd is, toen mijn ex opeens de loods binnen gelopen kwam. Dat stomme wijf probeerde me te versieren, terwijl ze wist, dat het over tussen ons was. Dat was het al jaren, maar ik ben altijd veel te soft tegen haar geweest, tegen beter weten in liet ik haar toe in mijn vriendenkring. Daan kent haar nog wel, hij woonde er toen nog naast. Marieke.
Maar het kreng werd woedend, toen ik haar afwees. En toen kreeg ze de pech, dat Chantal net de loods in kwam gelopen. Toen probeerde Marieke haar woede op Chantal te koelen, maar daar kwam ze van een koude kermis thuis. Chantal had haar al gevloerd, voordat Marieke er erg in had. Als Chantal gewild had, had ze Marieke bont en blauw kunnen slaan, ze had haar helemaal in haar macht. Marieke besefte toen, dat ze verslagen was, en beende driftig weg, door Chantal nageschreeuwd, als ze haar nog ooit eens in de buurt van mij zag, dat ze haar ogen uit zou krabben.’
Joris en Jolien vallen bijna van hun stoel af van ongeloof.
‘Echt? Was Chantal jaloers?’
Ik knik. ‘Heel erg jaloers, maar dat kan ik wel begrijpen. Chantal begreep meteen, waarom Marieke was gekomen, en ze wilde onder geen beding dat gevecht om mij verliezen. Niet dat er iets te verliezen was, maar goed. Ik zou hoe dan ook voor Chantal gekozen hebben.
Maar Chantal won, en ze zat zo onder adrenaline, en we waren allebei zo geschokt door de gebeurtenis, dat de lust het van het verstand overwon. Toen is het gebeurd. Maar we hebben er allebei geen spijt van gehad. Ik denk zelfs, dat het goed voor ons is geweest. Als we langer gewacht hadden, dan was de frustratie te hoog geworden, en wie weet of we dan nog wel bij elkaar zouden zijn gebleven.’
‘Wauw! Nu je het zo vertelt, kan ik het heel goed begrijpen, dat het gebeurd is. Dus ze heeft echt voor jou gevochten? Dat moet dan wel speciaal voor je gevoeld hebben.’
‘Ja, maar voor mij had het niet gehoeven. Maar je begrijpt natuurlijk wel, dat Marieke hier dus niet meer binnenkomt. Ik vind het jammer voor haar man, want die mag ik graag. Maar hij heeft er begrip voor. Het laatste wat ik over haar gehoord heb, is dat ze gaan verhuizen. Joost komt eigenlijk uit de buurt van Valkenburg, en daar wil hij terug naar toe. En Marieke volgt hem. Dat is op zich ook al een wonder, want eerst speelde ze de baas over hem, nu schijnen die rollen omgedraaid te zijn. Hoe dan ook, Marieke is geschiedenis, maar wel de oorzaak ervan, dat Chantal haar maagdelijkheid heeft verloren.’
‘Maar dan begrijp ik niet, waarom Chantal me dat niet wil vertellen? Is ze dan zo bang, dat ik het afkeur?’
‘Ik weet het niet, Jolien. Dat moet je haar zelf maar eens vragen. Maar ze zal niet blij zijn, dat ik het nu aan jullie heb verteld.’
‘Van ons hoort ze niets, John.’
Jolien moet lachen. ‘Niet te geloven! Chantal, die om een man vecht! Mijn Chantal!’
‘Ze is er niet trots op, Jolien. Ze heeft er toen niet van kunnen slapen. Ze vond het verschrikkelijk, dat ze gevochten heeft.’
‘Ja, ze heeft nu eenmaal een afkeer van vechten. Maar het verbaast me wel, dat ze je gesteund heeft, toen je die wedstrijd hebt gedaan.’
‘Ze wilde me eerst daarin ook niet steunen, maar ze begreep, waarom ik het wilde doen. Ik deed het niet voor mezelf, dat heeft misschien ook gescheeld. Jolien knikt begrijpend.
‘Dat is ook een van de redenen, waarom ze van je houdt, John. Je bent niet zelfzuchtig. Je doet het niet om er beter van te worden. Kijk maar naar Joey! Zeg nou niet, dat die jongen je geen last heeft bezorgd, want dat geloof ik je niet.’
‘Natuurlijk heeft hij me af en toe kopzorgen bezorgd. Hij is negentien jaar oud! Het heeft me heel wat energie en tijd gekost om hem te krijgen, waar hij nu is.’
‘O? En wie zei zojuist, dat je amper wat gedaan hebt? Spreek je jezelf nu niet tegen?’
‘Ik heb hem niet veel geleerd! Ik heb hem alleen maar de weg gewezen. Dat ik daarbij soms streng moest zijn, dat ontken ik ook niet.’
‘Maar iemand de weg wijzen, is ook iemand leren, John. Misschien besef je jezelf dat niet, maar je bent een geboren leraar. Altijd bezig om iemand te leren te leven. Zelf mij heb je dat geleerd, en Joris ook. Je hebt er misschien alleen maar voor gezorgd, dat Joris zijn droom in vervulling ging, maar daardoor is ons persoonlijke leven wel flink veranderd. Buiten dat onze kinderen plots allemaal het huis uit zijn, heeft ons dat een impuls gegeven eens wat meer te genieten van het leven. We hoorden de verhalen van Chantal, wat je allemaal met haar gedaan hebt. En toen beseften we, dat een gedeelte van onze droom wel vervuld was, maar dat we met die andere helft zelf iets moesten doen. En dat is de les, die je ons gegeven hebt.’
Jolien kijkt Joris met een glimlach aan. En dan zegt ze: ‘En die les hebben we ons nu goed ter harte genomen. Ik heb nu ingezien, dat er meer is, dan alleen de kerk en mijn gezin. Dat is misschien de grootste verandering, die jullie aan mij gemerkt hebben. Maar er is meer. Want ik besefte ook, dat ik niet de oma wilde zijn, die ik als moeder wel voor mijn kinderen was. Doordat Helen in verwachting raakte, heeft dat wel wat bij mij losgemaakt.’
Joris zegt dan: ‘Maar die les heb je dan weer door je buurjongetje geleerd, Jolien.’
Jolien lacht. ‘Dat is waar. Het leuke van jonge kinderen is, dat ze onbevangen zeggen, wat ze menen. En dat deed Bart, onze buurjongen, dus ook, toen ik hem vroeg of hij mij wel aardig vond.
Hij vond me wel aardig, maar ook eng! En daar ben ik over na gaan denken. En toen kwam ik tot het besef, dat straks mijn kleinkinderen misschien ook wel zo over me denken. En dat wilde ik niet.’
‘Ik geloof niet, dat je nu nog een enge oude oma voor je kleinkinderen zal zijn, Jolien. Je bent echt veranderd, maar in de goede zin van het woord.’
‘Ja, maar ik had er een Limburger voor nodig om me de ogen te openen. Wist je trouwens, dat ik je de eerste keer het liefste meteen weer buiten de deur had gezet? Ik vond je brutaal en onbeschoft, want zoiets was ondenkbaar in mijn wereld. Maar je was standvastig en bleek toch heel erg aardig te zijn. En toen je Joris in je wagen liet rijden, terwijl je hem amper kende, toen wist ik, dat je niet zoals anderen bent. Je bent een man van je woord, en je gevoel voor onrecht is oprecht. En daarmee heb je bij mij weer de juiste snaar geraakt. Hoewel je nog maar amper de kerk bezoekt, ken ik amper iemand, die een betere christen is, dan jij.’
Ik haal mijn schouders op. Voor mij is dit heel normaal, zo hebben mijn ouders me altijd opgevoed.
‘Jolien, ik weet gewoon niet beter. Ik ben altijd opgevoed door mijn ouders, dat ik altijd moest opkomen voor de zwakkeren, en in mijn ogen waren dat de mensen, die onrecht zijn aangedaan. Want ooit zal je dat belonen. En dat is ook waar gebleken. Toen ik nog jong was, was ik echt geen lieverdje. Ik was rebels, het zal wel te maken hebben met puberen. Maar de groep, waar ik toen vaak bij rond hing, was toen een jongen aan het pesten, die verstandelijk niet helemaal goed was. En dat vond ik niet kunnen. Ik heb toen echt tegen die groep gevochten, terwijl ik juist bevriend met hen wilde zijn. Nou ja, je hoeft niet lang na te denken, dat ik dat gevecht niet gewonnen heb, ik was alleen, en hun waren met hun zestien. Ik ben half het ziekenhuis in geslagen, maar er werd toch over me gesproken.
En dat kwam mijn huidige trainer, Otto Hensgens, ter ore. Hij belde mijn ouders op en vroeg ze, of ze mij niet naar zijn sportschool wilde sturen. Hij zou me daar waarden en discipline bij gaan brengen. En dat heeft hij ook gedaan, ook al had ik in het begin helemaal geen zin om het hem naar zijn zin te maken. Maar hij had een afspraak met mijn ouders gemaakt, dat hij me van school kwam halen, en dat hij mocht doen, wat nodig was. En wat heb ik daar afgezien. En ik had ook geen andere keuze. Het was of naar zijn sportschool, of naar een internaat. En dat laatste wilde ik absoluut niet. Dus heb ik even doorgebeten, en zijn intensieve training doorstaan. En toen bleek, dat ik het kickboksen wel leuk begon te vinden. En ik begon in te zien, dat rondhangen met die gasten, geen goed idee was.
Maar het waren wel eenzame jaren. Pas toen ik zeventien werd, ontmoette ik Gerard, je weet wel de zanger van the Crazy Horses. Gerard is een jaar ouder dan mij, en had zijn rijbewijs al. Hij had al werk, en van dat geld heeft hij zijn eerste wagen gekocht, een oude Chevy. Dat ding was volledig afgeragd, maar Gerard reed maar wel mooi rond in zijn Amerikaan. We raakten in gesprek, en voordat we het wisten, waren we vrienden. Ik heb toen alles op alles gezet om me ook zo’n wagen te kunnen veroorloven. Ik werkte veertig tot zeventig uur per week, soms zelfs nog wat langer. Het leverde me een hoop geld op, maar toen werd mijn vader ziek.
Dat veranderde mijn prioriteiten, want ik woonde toen nog thuis. Maar ik ben wel doorgegaan met hard werken, tot het moment, dat mijn vader echt ernstig ziek werd, en op dat moment heb ik de stap gezet om het huis van mijn ouders te gaan overnemen. Dat heeft me toen veel geld gekost, waar ik trouwens nu veel profijt van heb. Voor mijn verjaardag heeft mijn vader me toen wat geld gegeven, en vertelde me toen, dat ik me daar maar een mooie wagen van moest kopen. Hij wist goed, waar ik al die jaren eigenlijk voor gespaard had. En dat heb ik ook gedaan, want ik wilde hem trots maken. Maar die wagen was een regelrechte miskoop. Maar het heeft er wel voor gezorgd, dat ik Daan ontmoet heb. En samen met hem heb ik toen mijn huidige wagen gekocht. Mijn vader heeft hem nog gezien, en hij vond hem prachtig. Een week, voordat hij stierf, heeft hij nog een ritje in die wagen gemaakt.’
De tranen staan in mijn ogen, maar het kan me niets interesseren.
Joris en Jolien hebben ook betraande ogen. Ik ga verder met mijn verhaal.
‘Toen mijn vader stierf, heb ik gezworen mijn Cadillac nooit te zullen verkopen. Al moet ik droog brood eten, dat gebeurt niet! Maar ik begon me wel te beseffen, dat mijn leven door een bepaald incident gevormd was. En dat was, dat ik opgekomen was, voor iemand, die zich niet goed kon verweren. En ik ben nog steeds iedereen dankbaar, die me toen geholpen hebben, om me op het goede spoor te brengen. Want anders was ik niet beter terecht gekomen, dan Kurt. En kijk eens, waar ik nu ben?’
‘Ik weet zeker, dat je vader nu ontzettend trots op je is. En je moeder, Tinie, is het heel zeker! We bellen wel eens met elkaar en dan praat ze vol trots over je. En gelijk heeft ze. Als jij mijn zoon zou zijn geweest, dan zou ik ook erg trots op je zijn. Maar gelukkig kan ik je over niet al te lange tijd schoonzoon noemen, en dan officieel!’
‘Vooropgesteld, dat Chantal dan wel weer helemaal genezen is, Jolien. Het baart me toch wel wat zorgen, dat ze zo plotseling zo ziek is geworden.’
Ik kijk wat door de donkere ramen, en ik denk weer aan Chantal. Ik mis haar echt heel erg. Jolien ziet het en glimlacht.
‘Misschien moesten we maar eens gaan slapen, John. Het was goed eens met elkaar te praten, maar we hebben nog veel meer tijd om met elkaar te praten. Ik begrijp nu een heel stuk beter, waarom je zo bent, zoals je bent. En dat maakt je tot een nog betere kerel, dan ik al over je dacht.’
‘Dank je, Jolien! En ook jij, Joris! Zover je je schoonouders kun kiezen, dan kan ik met gerust hard zeggen, dat ik geen betere schoonouders kon treffen. De start is misschien geen droomstart geweest, maar zeker geen valse start.’
We staan dan op en wensen elkaar een goedenacht.
Lees verder: De Gezusters Santegoed - 33
Trefwoord(en): Zussen,
Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10