Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Datum: 04-03-2021 | Cijfer: 9.3 | Gelezen: 3624
Lengte: Lang | Leestijd: 30 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Borsten, Vingeren,
Heb ik me vergist?
Ik pak mijn gsm van het nachtkastje en zie tientallen gemiste berichtjes. Evy zoekt geen genezing. Ze klampt zich krampachtig aan me vast. Haar woorden van liefde zijn geen uiting van geven, maar van nemen.
Onder de douche besef ik dat ze me misleid heeft. Haar liefdesuiting gisteren was slechts een drogreden om me op te eisen. Ze weet dat ik me niet volledig aan haar kan geven. Dat ik enkel haar gids op het pad naar levenskracht wil zijn. Noem me een redder, je persoonlijke swami. Dat zei ik haar. Ze knikte. En toen was er het bedrog.

Vanavond moet ik met haar praten. Ik kan haar enkel helpen als ze in mij de houvast ziet waar ze zich aan overeind kan houden op de momenten dat het evenwicht weg is. Ik wil haar ondersteunen zodat ze zelf terug verder kan stappen. Ze mag niet verwachten dat ik haar zal dragen.

Straks. Bij jou thuis.
De woorden die ik haar terugstuur. Vier woorden die een belofte inhouden voor haar. Vier woorden die een taak worden voor mij.


*****

De moordenaar zat op zijn knieën op het bed. Hij droeg een hoodie, waardoor zijn gezicht niet zichtbaar was Met beide handen drukte hij de keel van Saartje toe. Ze verroerde zich niet. Haar ogen waren wijd opengesperd. Marc spurtte naar het bed. Verschrikt gaf de moordenaar Marc een duw waardoor deze zijn evenwicht verloor, en vluchtte via de voordeur weg.
Direct trok Marc zich recht aan het bed en boog zich over het bewusteloze lichaam van Saartje. Hij voelde geen hartslag meer. Zonder nadenken opende hij haar mond. In een poging haar te reanimeren drukte hij zijn mond op de hare. De paniek in zijn hoofd nam elke vorm van denken over. Hij mocht haar niet verliezen. Enkel zij wist wie haar moordenaar was.
Het lichaam schokte en Saartje hapte naar lucht. Marc trok haar naar zich toe en sloot haar in zijn armen. "Nu is het goed. Je bent veilig. Hij is weg."

Marc schrok wakker. Waar was hij eigenlijk?
Toen hij naast zich keek en Erika zag, wist hij het weer. Hij had nooit gedacht dat hij opnieuw met haar in bed zou belanden.
Ze sliep nog. Haar standaard strenge uiterlijk leek nu vredig zoals ze daar lag. Nu nog wel, maar als ze wakker werd en hem zag, schrok ze zich waarschijnlijk een ongeluk. Dit allemaal was vast haar bedoeling niet. Zou zij zich nog herinneren hoe ze hier waren beland?
Haar ademhaling was heel rustig.
Met een bonkend hoofd trachtte Marc de slaap uit zijn hersenen te verdrijven. Hij was het allang afgeleerd om bij een kater de alcohol af te zweren. Hij telde uit hoeveel minuten het nog zou duren voordat zijn werkdag erop zat en hij weer de verzachtende hand van de roes kon voelen. Ondertussen keek hij naar het gezicht van Erika. Hij zag voor het eerst de schoonheid in haar klassieke gelaat. Hij had zin om haar te kussen, maar het was beter van niet. Dat was te persoonlijk. Die fout zou hij niet nogmaals in zijn leven maken.

Zo stil mogelijk kroop Marc uit het bed. HIj wou haar niet wakker maken. Hij pakte zijn gsm van het nachtkastje, raapte zijn kleren op die verspreid over de vloer lagen en begaf zich naar de deur. Op het moment dat hij de klink naar beneden duwde, ging zijn gsm af. Marc swipete als een gek met zijn wijsvinger over het scherm, maar het reageerde niet direct op zijn bewegingen. Hij haatte al deze moderne elektronica. Helaas had hij geen keuze. Apps waren naar het schijnt de toekomst.
Als verzet had hij iemand van de ict-dienst het gerinkel van een oud telefoontoestel laten instellen. Daar had hij nu spijt van.

Erika opende haar ogen en keek glimlachend naar de naakte gestalte van Marc. Hij was geen Adonis of Hercules. Zowel zijn buik als zijn billen verloren duidelijk de strijd tegen de zwaartekracht. Dat maakte voor haar allemaal niets uit. Zij was een van de weinigen die zijn zachtaardige kant onder ogen had gekregen. Hij vertederde haar. Daarenboven was hij de enige agent die tijdens lijkschouwingen begreep waar ze het over had. Terwijl zij praatte, maakte hij al conclusies voor zijn onderzoek. Ze vond zijn analytische brein sexy.
Gisterenavond was ze met een bepaald doel op zijn uitnodiging ingegaan. Ze kende zijn zwakke plekken. Ze had die heel subtiel gebruikt om hem te krijgen waar ze wou. In haar bed.
Dat hij in alle stilte had willen wegsluipen, deed haar beseffen dat het weer een tijdje zou duren voor hij daar weer zou belanden. Misschien bij de volgende moord?

“Marc Debruyne.” Met een schaapachtige grijns keek Marc naar de glimlachende Erika. Hij was blij dat hij zichzelf niet kon zien staan. Een naakte man met zijn kleren in de ene en een gsm in de andere hand.
De boodschap die in zijn oor klonk, scherpte plots zijn aandacht aan. “Wat heeft hij gedaan? … Zet hem alvast in een verhoorkamer. Ik ben zo snel mogelijk daar. Is Van Calster al op de hoogte? … Ok!”
Marc duwde zijn gsm af. Hij wilde zo snel mogelijk naar het politiebureau vertrekken. Dat Erika wakker was, maakte het niet eenvoudiger voor hem. Hij besefte dat hij iets zou moeten zeggen.
“Hoi! Ik moet… Eh… je weet wel.” Hij stak de hand met de gsm halfslachtig de lucht in en vluchtte weg uit de slaapkamer van Erika.

Myriam stond Marc op te wachten voor de verhoorkamer. Ze had een dun dossiermapje in haar hand waar ze hem mee tegemoet zwaaide.
“Kijk eerst hier eens naar?”
“Wat is dat?”
“De telefoniegegevens van Saartje. We kregen ze gisterenavond via mail.” Myriam wist dat Marc ze niet had bekeken. Als hij zich vastbeet in een zaak, kende hij geen uren. Maar als hij stopte met werken, dan eindigde het ook voor hem. Mails lezen was sowieso niet aan hem besteed. Daar had hij Myriam voor.
“En? Iets interessants ontdekt?”
“Bekijk de gemarkeerde stukken maar!”
Marc opende het mapje en bladerde snel door de documenten. Zijn lichaam mocht dan al slachtoffer zijn van zijn levenswijze, maar zijn hersenen waren snel en scherp. Hij had zich ooit verdiept in het snellezen, en dat kwam hem nu goed van pas.
Plots lichtten zijn ogen op. “We hebben hem.”

Met een klik ging de zware deur van de verhoorkamer open. Het was een grote, kale ruimte met groezelige witte muren. Het rook er muf, ondanks de ratelende airco aan het plafond. Midden in de ruimte stond een tafel van grijs metaal die aan de vloer was vastgemaakt. De drie metalen stoelen die in de ruimte rond de tafel stonden, waren aan de tafelpoten vastgeketend. Op een van de stoelen zat Johnny ongeïnteresseerd voor zich uit te staren. Hij droeg een vuile trainingsbroek, sportschoenen en een smerig T-shirt met een onleesbare opdruk. Hij stonk een uur in de wind.

Marc en Myriam gingen zwijgend tegenover hem zitten. Myriam staarde hem minachtend aan.
“Heb je genoeg gezien, schatje?” Johnny had een donkere stem. "Of wil je mijn pik ook zien?” Hij greep in zijn kruis en lachte.

“Ben je zeker dat je geen advocaat wil?” Marc had gezien hoe het gezicht van Myriam rood begon te worden en wilde ingrijpen voor het uit de hand zou lopen.
“Heb ik niet nodig.”
“Vertel ons eens over Frits.”
Johnny begon te grijnzen. “Dat is mijn onderbuurman. Volgende vraag!”
“Waarom heb je hem het ziekenhuis ingeslagen?”
“Heb ik niet gedaan. Hij is tegen mijn vuist aangelopen. Ik stond in de gang en hij kwam eraan en hij keek niet uit. Zo tegen mijn vuist.”

Marc haalde een foto uit het dossier. Het toonde een stevig toegetakelde Frits. Hij had een blauw oog en er ontbraken een paar tanden uit zijn gebit. Zijn hele romp zat vol met gele en donkerblauwe vlekken. Hij gooide de foto recht voor Johnny op tafel.
“Hoe vaak is hij zo tegen je vuist aangelopen?”
Johnny draaide zijn hoofd weg van de foto. “Praatjes!”
“Wat bedoel je?”
Johnny richtte zich rechtstreeks tot Marc. Zijn ogen begonnen een dreigende uitstraling te krijgen. “Frits heeft veel te veel praatjes. Hij moest eens dringend leren om zijn achterbakse mond dicht te houden.” Johnny veranderde plots van toon. “Wat doen jullie hier trouwens? Moeten jullie niet zoeken naar de moordenaar van Saartje in plaats van aan mijn hoofd te komen zeuren over die oude zak? Hij leeft nog. Daar ben ik zeker van.”
Marc vond dat het tijd werd om de aanval in te zetten. “Dat klopt. We zijn hier omdat je verdacht wordt van poging tot moord op Frits Van Deun.”

"Nu moet het afgelopen zijn!" De vuist van Johnny kwam dreunend op de tafel neer en hij stond op. "Jullie kunnen me niet zomaar beschuldigen! Ik verdom het om hier nog langer naar te luisteren!"
"Als ik u was, zou ik maar weer gaan zitten," zei Myriam scherp.
De man zette uitdagend zijn handen in zijn zij. "O, en wat anders? Ga je me opsluiten vanwege een banale ruzie? Rot toch op!" Johnny was al op weg naar de deur.
"Je wordt ook verdacht van de moord op Saartje."
Johnny keerde terug en keek ongelovig naar Marc.
"Dit ga je toch niet menen, hé?" Johnny zette beide vuisten op de tafel neer en leunde voorover tot zijn gezicht nog maar enkele centimeters van dat van Marc verwijderd was.
Plots grijnsde hij. Hij kon ruiken dat Marc maar weinig concrete aanwijzingen in handen had. “Jij bent hopeloos, meneer de agent. Je kan me een nachtje opsluiten, je kan me morgen nog een keertje ondervragen, je kan de hele wereld verkondigen dat je een verdachte hebt. Proficiat! Maar uiteindelijk zal je me moeten laten gaan, want ik heb met die moord niks te maken.”

Marc voelde de aandrang om die arrogante man op zijn gezicht te slaan, maar uiterlijk bleef hij ijzig kalm.
“Weet je wat? Misschien kan jij inderdaad beter eerst een nachtje afkoelen in een kille cel.”
Johnny geeuwde. "Heeft een van jullie sukkelaars al de moeite genomen om mijn alibi te checken? Of om zelfs maar aan mij te vragen waar ik was rond de tijd van de moord? Laat ik het nogmaals duidelijk stellen: ik heb haar niet vermoord."
"Je beseft toch dat de handelingen van de voorbije uren niet in jouw voordeel spreken?"
Johnny ging weer zitten en trok nonchalant zijn schouders op. "Ik geef toe dat ik nogal impulsief ben. Daar ben ik niet trots op."

“Waar was je rond de tijd van de moord?” Het besef dat het vorige verhoor met Johnny een beetje uit de hand was gelopen en dat hij zelfs de meest voor de hand liggende vragen niet had gesteld, knaagde aan Marc. Ditmaal zou hij zich niet laten leiden door zijn antipathie voor de man.
“Eindelijk, ik dacht dat jullie het nooit zouden vragen.”
“Waar was u….”
“Wanneer was dat?”
“Eergisteren, ergens tussen één en drie uur ‘s ochtends.”
“Ik lag in mijn bed.”
“Kan iemand dat bevestigen?”
“Ja.” Zelfzeker staarde hij Marc recht in de ogen.
“Wie?”
“Een of ander sletje dat zich niet meer kon inhouden om zich rond mijn paal te hijsen. En geloof me maar, ze heeft het geweten. Ik heb haar in al haar gaatjes...”
“Hoe heet ze?”
Even snel als hij gekomen was, verdween de winnaarsblik in Johnny’s ogen. Even werd het stil. “Dat weet ik niet.”

"Luister eens, het interesseert ons niet hoe u uw leven invult, met wie u omgaat of met wie u het bed deelt. Maar er is wel sprake van moord."
Johnny zweeg even. Hij had het warm. De verhoorkamer leek wel een broeikas. Deden ze dat expres, het zo heet maken? Slaan mensen dan sneller door? Moest hij toch niet naar een advocaat vragen? Was hij echt verdacht?
"Ik weiger nog langer jullie spelletje mee te spelen. Ik heb jullie gisteren alles al verteld wat ik weet."
“Is dat zo? Volgens mij heb je tegen ons gelogen.”
Johnny stiet een geringschattend geluid uit. “En waarom zou ik gelogen hebben?”
“Dat weet je best.”
“Dat weet ik niet.”

Myriam, die de hele tijd met oplopende verbazing de conversatie tussen de twee mannen gevolgd heeft, besloot dat het tijd was zich te mengen in het gesprek. “U kunt maar beter meewerken, zodat we later niet tot de ontdekking komen dat u iets verzwegen hebt.”
“Luister, schatje…” begon Johnny.
Myriam onderbrak hem boos en schoof een stapeltje papieren naar Johnny. “Hier!”.
Johnny hief een van zijn wenkbrauwen op. “En wat is dat?”
“Een overzichtje van je telefoontjes en smsjes naar Saartje. Je hebt haar de laatste tijd gebombardeerd met berichten.”
“En wat dan nog? Die chickies hebben niet liever.”

“Ze was mijn type niet. Ze begon aan mijn kop te zeuren. Dan moeten ze oprotten.” De stem van Myriam galmde luid door de de verhoorkamer. Marc en Johnny staarden haar aan. Ze had haar notitieboekje vast.
“Dat is wat je ons gisteren vertelde over je ‘relatie’ met Saartje. En nu een kleine bloemlezing uit het verzamelde werk van Johnny Gevers: ‘Neem je telefoon op, trut. Wie was die gast die bij je naar binnen ging, vuile slet. Ik hoor je neuken tot op de gang, hoer.’ En nu de leukste: ‘Ik maak je kapot.’ Het ziet er dus toch naar uit dat je tegen ons hebt gelogen.”

“Volgens mij,” pikte Marc in, “is de hele situatie vrij duidelijk. Je was boos omdat Saartje je afgewezen had, besloot haar te stalken met berichtjes in de hoop dat ze zou bijdraaien. Maar dat deed ze niet. Integendeel! Toen ze iemand anders bij haar uitnodigde, sloegen je stoppen door. Je wachtte tot haar bezoek weg was en sloop haar appartement binnen. Het kwam tot een verhitte discussie. Je verloor je zelfbeheersing, net zoals bij Frits, en je wurgde haar.”
“Bullshit!”
“Hoe is het dan wel verlopen?”
“Ik weiger nog langer mee te werken aan deze bullshit.”
“Ok, morgen praten we verder.” Marc en Myriam stonden op en liepen de verhoorkamer uit.
Myriam draaide zich om naar de agent die voor de deur op wacht stond. “Neem zijn vingerafdrukken en sluit hem op in een cel. Dan kan hij tot bezinning komen.”

De gang was zo goed als verlaten. De meeste rechercheurs zaten op de briefing die ondertussen was begonnen.
“Nog snel een koffie?” Marc wachtte het antwoord van myriam niet af en liep naar de koffiemachine. “Wat denk jij?”
“Hij heeft een duidelijk motief, zijn alibi lijkt nergens naar, hij heeft tegen ons gelogen en hij heeft gedreigd om haar kapot te maken. Dat lijkt me zo klaar als een klontje.”
Met een beker in hun handen gingen ze naar de briefingruimte. De deur van de verhoorkamer stond nog open. Marc keek vanuit zijn ooghoek naar binnen. De agent die Johnny had moeten meenemen, lag bewusteloos op de grond. Myriam haastte zich naar de man toe die stilaan begon bij te komen.
“Karel, wat is er gebeurd?”
De man wreef over zijn voorhoofd. Op zijn slaap begon zich een buil te vormen. “Ik weet het niet zeker. Ik had net mijn handboeien genomen toen er een berichtje op mijn gsm binnenkwam. Ik was even afgeleid en plots voelde ik een slag.”
Marc liep naar de ingang van het politiebureau. Op straat was er niets meer te zien.

Marc en Myriam zaten in een anonieme wagen op de parking voor het flatgebouw. Er was een klopjacht op Johnny bezig. Ze hielden de ingang in het oog tot een ploeg hen zou komen aflossen. Johnny was niet in zijn appartement. Dat hadden ze gecontroleerd. Hoe groot was de kans dat hij hier zou opduiken? Zou hij zo stom zijn? Ondanks zijn ruwe uiterlijk en grove gedrag was hij allesbehalve dom.

Marc overpeinsde de hele situatie. Denk het ondenkbare.
Een mooie vrouw dood in een badkuip, gewurgd zonder dat ze zichzelf verdedigde.
Had Johnny haar vermoord? Te voor de hand liggend. Ondenkbaar? Nee. En toch. Als dit een uit de hand gelopen ruzie was, zou Saartje zichzelf toch niet zomaar hebben laten wurgen. Zou Johnny alle sporen zorgvuldig hebben weggewerkt? Zijn eigen appartement was een puinhoop.
Als hij het niet was geweest, wie dan? Carlos? Te braaf? Denk het ondenkbare. De woede van een afgewezen vriend? Hij heeft wel een alibi. Eentje op video zelfs.

“Marc, je hebt daar iets hangen.”
Verstoord keek Marc naar Myriam. Hij hield er niet van om uit zijn gedachten te worden weggerukt met banale bagatellen. Ze wees naar haar mond.
“Wat?”
“Laat maar.” Myriam kwam met haar hand naar zijn hoofd. Weer doemde het beeld van Myriam in de parkeergarage in zijn hoofd op. Ditmaal met de stem van Erika als voice-over. “Wat is er eigenlijk aan de hand tussen jou en Myriam? … Zo’n groot speurder en toch heb je geen flauw benul ...Toen jullie gisteren bij mij waren, zag ik iets anders. Gedraagt ze zich niet anders de laatste tijd?”
Instinctief trok hij zijn hoofd achteruit tot hij tegen het zijraam botste. Daardoor moest Myriam verder voorover leunen. Ze hing een beetje over hem heen. Haar vinger wreef lang zijn mondhoek en hing toen plots voor zijn ogen. Er hing looksaus aan van de durum die ze net in de auto hadden opgegeten.
“Wat krijg jij nu?” Myriam stak de vinger in haar mond en likte hem af.
“Kon je geen zakdoekje gebruiken?”
“Ik ben niet vies van jou, hoor.”

Met een vrij stevige duw, probeerde hij Myriam uit zijn comfortzone te krijgen.
"Hé, kijk toch uit."
"Sorry je borsten hangen in de weg, ze zijn nogal groot."
"Hou je dan niet van groot?"
"Groot wel, maar die van jou..."
"Wat is er met die van mij?"
"Euh... Ze hangen een beetje."
"Wat had je verwacht? Dat ik er uitzie als een supermodel? Get a life. Ik ben er al 45 en heb twee kinderen. Jij moet trouwens veel zeggen."
"Hoezo?"
"Heb jij je bierbuik al eens bekeken?" Myriam keek hem vernietigend aan. Ze kon er niet goed tegen om geconfronteerd te worden met haar eigen zwakheden.
“Stel je niet aan, Myriam,” zei Marc. “Ik mag je toch een beetje plagen?”
“Ik word niet graag geplaagd met ...”
“Met je hangborsten,” vulde hij snel aan. “Oeps, grapje.”
Myriam zuchtte en duwde met beide handen haar borsten omhoog. “Wat wil je, zo jong ben ik niet meer.”
“Ik hoop dat je man je nog knap vindt.”
“Lul.”
“Meneer lul voor jou.”
“Wel, meneer lul. Stop ermee. Ik wil deze onzin niet ook nog eens op mijn werk. Het is al erg genoeg… Laat maar.”
Een lichte klop op het autoraam deed hen beiden opschrikken. Het waren de agenten die hen kwam aflossen.
“Wat doen wij nu?”
“We gaan naar Het ronde vierkant. Volgens Frits hing Saartje daar vaak rond. Misschien kunnen ze daar ons iets meer over haar vertellen.”

Gezien het vroege uur, was het café eerder verlaten. Aan de bar zaten twee koppels gezellig met elkaar te keuvelen. Voor de vrouwen stonden glazen cuba libre. Marc voelde hun ogen branden. Bloednerveus werd hij ervan. Naast de vrouwen aan de bar zaten twee jonge mannen. Hun T-shirts spanden strak om hun spieren, de armen vol tattoos. Ze dronken gulzig van hun halveliterglazen bier. "Love will tear us apart" van Joy Division schalde door de kroeg. In de hoek brulde een zatte man mee. Aan een tafeltje zat een oudere vrouw zwijgend voor zich uit te staren. Ze prikte een olijf aan een prikker en keek even op.

Marc plofte zich neer op een kruk en wenkte de barman. Hij draaide zijn hoofd naar Myriam. “Jij ook een whisky?”
“Marc! We zijn aan het werk,” berispte die hem.
“Ik ben altijd aan het werk. Ik moet kunnen nadenken.”
“Wat is dat toch met jou?”
Marc keek Myriam vragend aan.
“De laatste dagen ben je jezelf niet meer.”
Een diepe zucht volgde. “Ik krijg maar geen vat op deze zaak.”
“We hebben de dader toch?”
“Ik weet het niet meer. Johnny lijkt niet in het plaatje te passen.”

Marc zag dat de barman even niets stond te doen en wenkte hem. Hij toonde zijn badge. “Vriend, ik zou je een paar vragen willen stellen over Saartje.”
De man wreef even met zijn hand door zijn haar. “Wat wil je weten? Veel ga ik je niet kunnen vertellen. Ze heeft hier ongeveer een jaar gewerkt. Ze deed haar werk goed, was de favoriete serveerster van een aantal klanten. Ze was betrouwbaar en efficiënt. Ze hield van mannen en mannen hielden van haar. Meestal de foute mannen.”
“Had jij een relatie met haar?”
“Nee, maar we zijn af en toe samen uit geweest. Ik mocht haar wel. Je moest bij haar niet op je woorden letten. Ze kon wel tegen een stootje. Jammer dat ze ermee stopte.”
“Wanneer is ze gestopt met haar werk hier?”
“Dat moet ergens vorig jaar zijn geweest. Ze leerde toen haar vriend kennen. Cedric of zoiets.”
“Carlos?”
“Juist, die. Het leek me best een aardige kerel.”
“Maar?”
De barman haalde zijn schouders op. “Rijke families. Verwende kinderen. Ze doen dikwijls dingen die niet deugen. Stelen, vandalisme, een dakloze in elkaar slaan.”
Marc trok een wenkbrauw op. “Carlos? Wij hadden gehoord dat hij haar rustiger maakte.”
De barman werd wat zenuwachtig. “In het begin misschien. Als hij drugs genomen had, kwam er iets donkers in hem naar boven.”

“Waarom stopte ze met werken? Had ze plannen?”
“Ik schonk nooit veel aandacht aan wat ze zei wanneer ze begon op te scheppen. Het was volgens mij toch alleen maar bedoeld om indruk te maken. Bovendien suggereerde ze dat ze gauw niet meer zou hoeven rondzeulen met dienbladen of om fooien bedelen. Ik nam aan dat het opschepperij was. Ze pochte graag over haar veroveringen."
“Veroveringen?”
"Af en toe praatte ze over een bepaalde kerel, maar ze heeft nooit namen genoemd. Ze deed altijd heel geheimzinnig over de mannen met wie ze omging.”

Myriam haalde een foto van Johnny uit haar tas. "Heb je haar wel eens met deze man gezien?"
Hij bestudeerde de foto. "Ja." hij krabde peinzend over zijn kaak. “Ik herinner me hem omdat ik dacht dat hij helemaal niet haar type was. Hij was nogal gewoontjes, simpel. Saartje viel meer op flitsende types met geld. Dekhengsten met een vette bankrekening."
Hoofdschuddend ging de barman zitten. "Dit klinkt fout. Ik mocht haar echt. Ze was jong en een beetje dom, maar ze had het hart op de juiste plaats.”

“Waren Saartje of deze man eergisteren hier?”
“Saartje niet, dat weet ik zeker. Ik heb haar al een paar weken niet meer gezien. Hij is hier even geweest, maar is dadelijk vertrokken.”
“Ben je daar zeker van?”
“Ja, want elke keer hij hier binnenkomt, houden we ons hart vast. Meestal zorgt hij voor problemen. Hij heeft de gewoonte ons vrouwelijk cliënteel lastig te vallen.”

Marc dronk zijn glas in één teug leeg. “Je hebt ons enorm geholpen. Als je nog iets te binnen schiet, zou ik het op prijs stellen als je me belde." Marc stond op en gaf hem een kaartje.
“Natuurlijk.”

“Is het nodig dat we camerabeelden van het café opvragen?” Myriam keek vanuit haar ooghoeken naar Marc, die niet reageerde. Hij staarde afwezig uit het autoraam naar buiten. Toch had hij haar gehoord.
“Laat maar. Daar gaan we Johnny niet mee vinden.”
Myriam concentreerde zich weer op de weg. Ze hoopte dat Johnny zo snel mogelijk kon worden gevat. Weer een dossier dat dan zou kunnen worden geklasseerd. Niet dat iemand het zich zou aantrekken. Er was immers niemand die Saartje miste. Zorgvuldig had ze iedere emotionele betrokkenheid uit haar leven gebannen.

“Myriam?”
“Ja.”
“Wil je hier stoppen en me eruit laten? Ik moet nog even iets doen. Ik zie je morgenvroeg wel.”
Myriam parkeerde langs de weg. Marc leek wat zenuwachtig. Zo had ze hem nog nooit gezien. Dit was niet de stress die rond hem hing als hij zich in een zaak vastbeet. Er was iets anders aan de hand. In haar achteruitkijkspiegel zag ze Marc wegwandelen. Plots stond hij stil. Hij belde aan bij een herenhuis en keek even haar richting uit. Myriam reed verder naar het politiebureau. Er moest dringend wat papierwerk worden ingevuld.

Als een schuchter jongetje dat zich achter de rokken van zijn moeder verbergt, keek Marc naar de grond. HIj durfde Erika niet aankijken. “Over gisteren…”
“Gisteren is gisteren.”
“Ik had niet…”
“Wou je niet? Ik heb er geen spijt van.”
“Weet je…”
“Ja.”
“Ik wil niet…”
“Nee, ik ook niet.”
“Hoewel dat het… heel…”
“Dat wel!”
“Dus jij…?”
“Iets drinken?”
“Whisky?”
“Zeker?”
“Ja. Jij?”
“Ja.”

*****

Hier begon het. In dit bad. Het bad waarin we nu tegenover elkaar zitten. Hier sprak ze de woorden uit die haar lot uitdrukten: eeuwige rust. Mijn besluit is genomen.

Haar uitgesproken excuses klinken vals in mijn oren. Ik zie hoe ze wegkijkt als ze zich bewust is van de leugen. Als haar blik zich nadien weer naar mij richt, zie ik het weer. De harde glans die door haar verdrietige weemoed wordt opgewekt.
De eerste avond in de bar was het diezelfde gepijnigde glans die me mijn vleugels deed uitslaan opdat ze zich eronder kon schuilen. Als de aartsengel Michaël. Opgeroepen als beschermengel van het uitverkoren volk.

Ze wentelt zich in haar lijden. Ze wil zich niet losrukken van het onvermogen om dit leven aan te kunnen. Als een pasgeboren baby wil ze gevoed en verzorgd worden. De kracht die ik in haar vermoedde om boven zichzelf uit te stijgen, was slechts een fata morgana.

“Kom hier.”
Mijn armen zijn geopend. Ze glijdt door het bad naar me toe. Een korte kus op mijn lippen. Een judaskus?
Ze keert zich om zodat ze in mijn armen komt te liggen. Dit deden we gisterenavond ook. Genieten in elkaars armen. Mijn handen zorgen voor de strelingen van het lijfje dat te weinig aanrakingen heeft gekend.
Ze eindigen op haar gevoeligste plekje. Het knobbeltje dat in verbinding staat met haar diepste verlangen. Mijn vingers helpen haar naar de overgave. Ik houd mezelf niet in. Even kijkt ze naar me op. De geilheid in haar ogen vergroot als haar oogbollen glaziger worden en recht naar boven gericht staan. Op hetzelfde moment opent haar mond. Een pieptoon overstijgt het klotsen van het water door haar trillende benen.

En dan is er rust. Evy sluit haar ogen. Ze laat zich onder water zakken. Nu is het aan mijn lichaam om spanning te voelen. Mijn armen en benen klemmen zich rond haar lichaam. Ze houden haar onder water. Het warme water waar ze in wou blijven liggen. Het is pas als de lucht in haar longen bijna op is en ze weer naar boven wil komen, dat ze doorheeft dat het niet lukt.
Het begint met een lichte tegendruk van haar lichaam. Ze is echter niet sterk genoeg. Ik zie dat haar ogen openvliegen. Paniek!
Natuurlijk is ze bang voor het onbekende. Maar een leven zonder lijden wacht haar. Ik verwijt mezelf dat ik zo lang heb gewacht om haar dit te geven. Haar roep om verlossing was zo duidelijk. Ik heb mijn fout ingezien en zet die nu recht.

Evy opent haar mond en wil me iets toeschreeuwen. Waarschijnlijk wil ze me danken. Hierdoor stroomt het water haar mond in. Heel even nog probeert ze tegen te spartelen. Ze heeft de instincten van haar lichaam niet in de hand. Net zoals ze haar gedachten niet in de hand had.

Ze heeft eindelijk de eeuwige rust waar ze me om smeekte.
Mijn eigen lichaam wordt gevuld met het warme gevoel van liefde en het opwekkende gevoel van beloning. God gaf zijn aartsengel de opdracht om zijn wil te voltooien. En ik deed het.
Eén ding moet ik nog doen. Hier mag ik niet te lang mee wachten.
Trefwoord(en): Borsten, Vingeren, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...