Door: Oelewapper
Datum: 30-03-2021 | Cijfer: 9.4 | Gelezen: 3644
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 40 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Politie, Romantiek, Voyeurisme,
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 40 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Politie, Romantiek, Voyeurisme,
Vervolg op: De Engel Des Doods - 3
“Allemaal willen ze iets van me. Ze graaien naar me en pakken het van me af. Mijn zorgzaamheid, mijn lijf, mijn skills, mijn tieten, mijn kut. En als ze het hebben, dan verfrommelen ze me en gooien me weg. Ik krijg niets terug. Nooit.
Het begon met mijn pa. Nadat mama gestorven was, mocht ik haar rol overnemen. Wassen, plassen, mijn broertje opvoeden en me door hem laten neuken. Toen hij me per ongeluk volstak, schopte hij me buiten. Hij noemde me een hoer.
Ik trok mijn plan. Altijd gedaan. Elke keer als ik iemand leerde kennen, beloofde hij me de hemel op aarde. Ze gaven me enkel de hel. Zelfs die enige aardige jongen bleek een klootzak die enkel de hacks van de games wilde leren kennen. Hij deed of hij interesse had in mij. Na mijn geheimen ontnam hij mij mijn vertrouwen in de mens.”
Dit waren haar woorden die eerste avond. Ik zag potentieel in Evy. Ik beloofde om haar te leren hoe ze moest nemen. Om zichzelf terug op te bouwen.
“Ik ga je niet neuken!” Het was het laatste wat ze zei voor we toen de bar verlieten. Een uur later had ik haar alle sterren van de nachthemel laten zien. Ze blaakte weer van energie. Ditmaal had ze niet gegeven. Voor het eerst in haar leven had ze genomen en genoten.
Ik was echter te laat. Er was geen beterschap mogelijk. Ik heb echter gedaan wat ik moest doen. Mijn rol is uitgespeeld. Mijn laatste boodschap liet ik achter.
Hoe dankbaar ik ook ben dat ik twee mensen heb kunnen redden, ik besef dat dit geen patroon mag worden. ik moet ook aan mezelf denken.
*****
Triiiiiiiiing! Triiiiiiiiing! Het schelle, snerpende geluid van een telefoon sneed als een vlijmscherp mes door de hersenen van Marc. Hij boog naar zijn nachtkastje. Zijn hand schoot vooruit om zijn gsm te pakken. Hij greep echter in het luchtledige, waardoor hij zijn evenwicht verloor en op de grond belandde. Verdwaasd opende hij zijn ogen en keek rond zich.
Waar was hij? In plaats van een bed zag hij een zetel. Het rinkelen van zijn gsm lokte zijn blik naar een salontafel. De woonkamer van Erika. Wat was er gebeurd? Ze hadden gedronken. Ze hadden gepraat over de zaak. Puzzelstukken proberen in elkaar te leggen. En toen niets meer.
Marc keek naar het scherm van zijn telefoon. 06:59. Myriam. Hij nam op. “Ja?” Geen vriendelijke goedemorgen. Niet op dit uur.
“Godverdomme, Marc, doe eens open, wil je? Er is weer een moord gebeurd.”
Marc kreunde. Hier was hij al een paar dagen bang voor. De zorgvuldigheid waarmee het appartement van Saartje was opgeruimd, was het belangrijkste element dat hem in de hele zaak had dwarsgezeten. Erika had vannacht nog smalend gezegd dat hij moest ophouden met zijn krampachtige zoektocht naar seriemoordenaars. Het leven is geen politieroman.
Hij had het desondanks anders aangevoeld. Helaas haalde hij nu zijn gelijk binnen.
“Marc, wil je me binnenlaten?”
“Hoe? Waar ben je?”
“Ik sta voor je voordeur te wachten. Ik kom je ophalen om rechtstreeks naar de plaats-delict te rijden. Ik heb je al verschillende keren proberen te bellen, maar je nam niet op. Doe je nu nog open of hoe zit het?”
“Nee.”
Er viel een korte stilte. Myriam leek verbijsterd.
Marc probeerde zijn gedachten te ordenen. Het was moeilijk. Een vervelende hoofdpijn zeurde in zijn hoofd. Hij moest beginnen bij het begin. “Waar is het?”
“Waar is wat?”
“Waar ligt het lijk?”
“Celestijnenlaan. Jij bent niet thuis, he?” Een verwonderde nieuwsgierigheid klonk in Myriams stem door.
“Nee. Ik kom zelf naar daar.” Het was vlakbij. Tien minuutjes wandelen vanaf het huis van Erika. Dat viel mee. De buitenlucht zou hem helpen om zijn hersenen op gang te trekken.
“Wie is het?” Myriam klonk gretig. Marc voelde de bui al hangen. Ze zou een hele dag aan zijn kop lopen zagen. Te laat had hij gezien dat ze was blijven wachten om te kijken waar hij naartoe ging. Hij had het pas opgemerkt toen hij al had aangebeld. Hij had beter moeten opletten.
“Wie is wie?”
“Wie woont er in het huis waar je bent blijven slapen?”
“Doe dat ertoe?”
Weer een stilte. Bijna oorverdovend. Toen klonk Myriams stem kort en toonloos. “Doe mijn groeten aan Erika.”
Even later liep Marc met een afhaalkoffie in zijn hand naar het appartement van het nieuwe slachtoffer. Hij had zich aangekleed en was direct vertrokken. Had hij nog iets tegen Erika moeten zeggen? Een boodschap achterlaten? Hij had er pas aan gedacht toen hij de voordeur al achter zich had dichtgetrokken. Zijn gedachten waren bij Myriam.
Waarom deed ze nu zo moeilijk? Hij had jaren probleemloos met haar samengewerkt. Ze waren beide binnenvetters. Werk en privé bleven zoveel mogelijk gescheiden. Ze voelden zich daar goed bij. Op werkvlak waren ze complementair. Hij deed het ouderwetse speur- en denkwerk. Zij was volledig mee met de moderne technieken. Daarenboven was zij beter in het iets subtielere verhoorwerk.
De aanrakingen van de voorbije dagen en deze plotselinge aanval op zijn persoonlijke leven verontrustten hem. Het was vooral de opmerking van Erika die hem aan het denken had gezet. “Wat is er eigenlijk aan de hand tussen jou en Myriam?” Was er iets aan de hand? Of was het net de opmerking die hem deed denken dat dat het geval was.
En waarom vroeg Myriam wie er in het huis woonde als ze het al wist? Hij was haar partner en geen verdachte. Waar bemoeide ze zich eigenlijk mee?
Aan de andere kant was ze misschien gewoon bezorgd. Hij kon niet anders dan aan zichzelf toegeven dat hij de voorbije dagen een paar steken had laten vallen. Dat was hem nog nooit gebeurd. Dronk hij te veel? Werd hij te oud? Nee, dat kon het niet zijn. Hij was nog maar net 51 geworden. Hij voelde zich wel veel ouder. Of was hij zijn mojo kwijt?
Toen hij aan het appartementsblok kwam, stond Myriam hem al op te wachten. Ze keek ostentatief naar haar uurwerk. Nog voor ze iets kon zeggen, kapte hij haar af.
“De zaak. Zeg maar!”
“Evy Truyaert, weer een jong meisje. Woonde alleen. In een leeggelopen bad gevonden. Tot zover de overeenkomsten.”
“Wie heeft haar gevonden?”
Een grote grijns verscheen op Myriams gezicht. Een jongen uit het gebouw hier recht tegenover. Ze keek naar de andere kant van de drukke steenweg. Hij had haar dood in haar bad zien liggen vanuit zijn slaapkamer.
Marc trok zijn wenkbrauwen op. “Ik kan niet wachten op dat verhoor.”
Het schokkende beeld dat hem wachtte toen Marc de badkamer in ging, zoog alle lucht uit zijn longen.
"Jezus Christus." zijn stem was een zwakke fluistering. Hij voelde een enorme leegte in zijn maag, terwijl hij naar het tafereel voor zich staarde.
Haar bleke borsten werden doorkruist door diepe, donkere halen, alsof de dader er een wilde pentekening in had gekerfd. Het tafereel zag er extreem bloederig uit. Rode strepen, als een snelle haastige notitie, die de woorden "LOVE U 2" vormden.
"Oh mijn God," kreunde Myriam, "denk je dat ze nog leefde toen..."
“De handtekening van het kwaad,” mompelde Marc.
Ze was jong en blond. Haar kristalheldere groene ogen waren open en staarden in het niets. Terwijl hij het lichaam van Evy bestudeerde, vroeg Marc zich af of het overleden meisje haar moordenaar in de ogen had gekeken. Ze kende hem in ieder geval wel, dat was duidelijk. De deuren waren niet geforceerd. Er was geen worsteling geweest, en hoewel Marc er zeker van was dat het slachtoffer seks had gehad met de dader, verwachtte hij niet dat er sprake was van verkrachting. Ook ditmaal waren alle sporen nauwkeurig verwijderd.
“Geen verwondingen aan haar hals,” verklaarde Myriam. Marc tilde voorzichtig een van Evy’s handen op en bestudeerde de perfect gevijlde en gelakte nagels. “Laat een monster nemen van onder haar nagels, misschien heeft ze hem wel gekrabd.”
“EVY!!!” Tumult op de gang deed Marc opschrikken uit zijn overpeinzingen. Toen hij de gang in keek, zag hij een meisje zijn richting uitkomen.
Een agent deed zijn best om haar bij te houden en de pas af te snijden, maar ze liet zich niet stoppen. Marc schudde ongelovig zijn hoofd en begon tegen Myriam te mompelen. “Onvoorstelbaar toch, hang een politielint en zet er een agent bij, en dan nog lopen ze er dwars doorheen. Alsof dat lint daar niet voor hen hangt.”
“Ik ben haar vriendin,” klonk het ferm.
De agent greep haar arm vast.
“Laat me verdomme los, klootzak!” schreeuwde ze, terwijl ze zich probeerde los te rukken. Toen kreeg ze Marc en Myriam in de gaten. “Waar is Evy? Wat is er gebeurd?”
“Juffrouw, ik stel voor dat we even een rustige plek opzoeken.” Marc had zich midden in het deurgat geposteerd zodat het meisje in de gang moest blijven staan. “Geloof me, dit wil je echt niet zien.”
“Wat…. wat is er gebeurd?”
“Ik vrees dat ze dood is. Om het leven gebracht.”
Het meisje keek Marc met verbijstering aan. “Dat kan niet!”
“Het spijt me…”
Het meisje staarde verslagen voor zich uit. “Arme Evy, het is zo erg,” huilde ze. “We hadden afgesproken om vandaag te gaan winkelen. Maar ze reageerde niet op mijn berichtjes.”
“En u bent?”
“Tina, een vriendin.”
“Bent u al lang bevriend met haar?”
“Een vijftal jaar, ik ken haar van Het ronde vierkant. Dat is ons stamcafé.”
“Ik weet dat dit moeilijk voor u is, maar ik wil u graag een paar vragen stellen. Zo kunt u me helpen in het vinden van de dader.”
Tina legde een hand op haar hart. “Ik wil graag helpen.”
“Hoe zit het met mannen? Met wie ging ze om?”
“Ze had geregeld contact met mannen. Ze is mooi en jong.”
“Met wie had ze intiem contact? En dan bedoel ik onlangs.”
“Ik kende ze niet allemaal. Met sommigen had ze maar even contact, met anderen wat langer. De afgelopen twee weken was er volgens mij echter maar één.”
“En wie was dat?”
“Johnny. Johnny Gevers. Een paar dagen geleden heeft ze hem de bons gegeven. Ze ontdekte dat hij nog andere meisjes neukte. Hij had zijn gsm op tafel laten liggen toen hij naar het toilet ging. Er kwam een berichtje binnen van een meisje dat zei dat hij haar gerust moest laten. Ze ontdekte nog veel meer. Ik heb hem altijd een klootzak gevonden. Een egoïst.” Na een lange diepe zucht, ging ze verder. “Ik maakte me zorgen, want ze zag er de laatste tijd zo bleek uit en ze at niet veel meer.”
“Heb je een idee waar we Johnny kunnen vinden?”
Tina trok haar schouders even op. “In Het ronde vierkant? Hoewel hij daar de laatste tijd niet welkom meer was. Of bij zijn motorclub?”
“Zat hij in een motorclub?” Marc en Myriam keken elkaar geschokt aan. Ze beseften dat ze hun research niet goed hadden gedaan. Hier hadden ze geen flauw benul van.”
“Hij had in elk geval een jasje met hun logo op de rug. Een doodskop waar een slang doorkruipt, met de woorden ‘No more borders’.”
Ogenblikkelijk nam Myriam haar gsm. Ze belde deze info door naar de chef. Even later kwam ze terug bij Marc die Tina had overgedragen aan de zorgende handen van een agente die zich verder om haar zou bekommeren.
“En?” Marc keek bezorgd. Dat Johnny’s naam weer opdook, verontrustte hem. Had hij zich dan toch vergist? Was Johnny wel degelijk de moordenaar? Hij kon zich niet voorstellen dat Johnny na elke moord zorgvuldig alle sporen zou wissen. Maar dit kon geen toeval zijn.
“Ze gaan dit direct onderzoeken. We moeten ons onderzoek van de pd verder afronden. Ze zullen ons op de hoogte houden.”
“Wilt u graag een koekje bij de koffie?” De vraag was nutteloos want de grote ronde blikken doos stond al open op de salontafel.
De oubolligheid droop van de muren af in het appartement waar Marc en Myriam net koffie geserveerd hadden gekregen. Een wandkast stond vol met beeldjes en andere prullaria. Naast de gezette vrouw zat een opgeschoten puberjongen verlegen naar de grond te staren. Sinds ze waren toegekomen, hadden Marc en Myriam nog geen woord kunnen zeggen. Het leek alsof de vrouw in geen jaren nog bezoek had gehad en dat ze dit nu ruimschoots wilde compenseren.
“Toen hij het vanmorgen tegen me zei, ben ik zelf ook gaan kijken. En ja, het was duidelijk, he. Ze ligt daar in dat bad. Ze beweegt niet. En zo zonder water zou dat wel heel koud zijn. Of ze zou de verwarming moeten aanzetten, natuurlijk. Dat kon je niet zien, he. Gelukkig is onze Laurent zo attent en oplettend. Ik zou nooit gezien hebben dat er daar nog steeds licht brandde. Gelukkig heeft onze Laurent die sterrenkijker voor zijn verjaardag gevraagd. Anders had hij dat nooit per ongeluk gezien. Het is een echte wetenschapper, onze Laurent, altijd aan het lezen en in zijn boeken aan het kijken. Tv kijken interesseert hem niet. Af en toe wat iPad, maar dat is normaal, he, tegenwoordig. En op tinternet staat veel meer dan in de boeken, he. Af en toe zeg ik wel eens dat hij met zijn vriendjes buiten moet gaan spelen, maar ja, je weet hoe dat gaat. Zo erg vind ik dat niet, hoor. Het is buiten ook zo gevaarlijk. En hij is nog de enige die ik heb. Albert, dat is zijn vader, is ooit sigaretten gaan kopen. Daar moet ik geen tekeningetje bij maken, zeker? Onze Laurent heeft nu ook een halfzus, Delphine, maar die hebben we nog nooit te zien gekregen. Maar wij hebben het hier goed samen. He, Laurent?”
Laurent reageerde niet. Hij keek de rechercheurs met een beschaamde, verontschuldigende blik aan.
Marc wilde gebruik maken van deze plotselinge onderbreking om het gesprek naar zijn hand te zetten. Hij keek Laurent recht aan. “Als ik het goed begrijp, heb je gisterenavond gezien dat er licht brandde in dat appartement. Hoe komt het dat je je dat herinnert?”
Nog voor Laurent zijn mond kon openen, had zijn moeder weer het woord genomen.
“Awel ja, dat is wat ik zei, he. Onze Laurent heeft oog voor dat soort dingen. Het is een echte onderzoeker. En een goed geheugen, he. Hij heeft altijd goede punten op school. Hij gaat het nog ver brengen, onze Laurent, denk je niet?”
Marc zag de vrouw ademhalen en sprong recht. “Laurent, kunnen we eens even naar je kamer gaan kijken? Blijft u maar bij mijn collega, mevrouw. Dan kan ze uw gegevens…”
“Zeg maar Paola, meneer. En hoe heet u ook weer?” Twee paar ogen keken Marc aan. De eerste twee vol adoratie, die van Myriam vol verwijt. Het was echter nodig om Laurent even alleen te kunnen spreken.
“Sorry! Mijn moeder kan nogal…”
“Niet erg, jongen.” Marc legde zijn hand op de schouder van Laurent. Hij stond naast de sterrenkijker en keek naar de ramen van de flat van Evy. “Was dat het enige licht dat je gisteren zag branden?”
“Er waren er nog.”
“Maar toen je het vanmorgen zag branden, wist je zeker dat dat hetzelfde was?”
Laurents gezicht kleurde rood. Marc keek naar de lucht.
“Laurent, even tussen ons. Door het terras van het appartement hierboven, zie je niet veel sterren, he?”
Laurent ging op zijn bed zitten, schudde zijn hoofd en zuchtte.
“Gebruik je die kijker om naar mensen te kijken?” Een knikje. “Heb je haar gisteren al in dat bad zien liggen?”
De stem van Laurent klonk heel stil, bijna fluisterend. “Ja. De eerste keer dat ik keek, lag ze al zo. Ik zag enkel haar hoofd met opengesperde ogen en die ene arm die buiten het bad hing. Ik wist dat er iets mis was. Ik heb de heel nacht niet kunnen slapen. Elk uur keek ik opnieuw. Ik hoopte dat ik mis was. Dat ze weg zou zijn. Dat ze in haar bed zou liggen.”
“Hoe laat heb je haar voor het eerst gezien?”
“Half één.”
“Heb je haar ervoor nog levend gezien?”
“Nee. Mama had bridgeavond met haar vriendinnen. Dan moet ik in de woonkamer zijn om hen drinken te geven enzo.”
“Heb je haar de voorbije dagen of weken met iemand samen gezien?”
“Af en toe was er wel iemand. Vaak iemand anders. Ik heb… had het het liefste als ze alleen…” Laurent brak zijn zin af, alsof hij zich verklapte.
Marc ging naast hem op het bed zitten. “Zeg het maar, jongen. Ik begrijp het wel.”
“Als ze alleen was, liep ze naakt rond. Ze was zo mooi. Zo puur. Ik kon uren naar haar kijken. Tijdens het eten staarde ze altijd naar buiten, soms zelfs in mijn richting. Ik praatte dan tegen haar. Als ze aan het gamen was, soms urenlang, werd ze levendig. Ze ging altijd heel erg in het spelen op. Maar meestal was ze zo triest. Ik heb haar maar één keer echt zien lachen. Dat beeld vergeet ik nooit meer. Ze was zo...” Marc voelde medelijden voor deze jongen. Vanuit de gevangenis die zijn moeder voor hem gemaakt had, had hij één uitvlucht gehad. Die was nu ook weg.
“Zou je iemand kunnen herkennen van haar bezoekers?”
“Nee. Als er iemand was, stopte ik met kijken. Dan was ze zichzelf niet meer.”
“Wil je me helpen?”
Laurent keek vragend naar Marc op. “Ja, natuurlijk.”
“Wil je heel diep nadenken over wat je de laatste tijd gezien hebt? Als er dingen zijn waarvan je denkt dat ze anders waren dan normaal, kan je het me dan laten weten?” Marc gaf zijn kaartje aan de jongen. Die keek hem aan en knikte. Hij liet Laurent achter op zijn bed om Myriam te verlossen van Paola die ondertussen haar levensverhaal zat te vertellen.
“Hoe serieus is het?”
Marc en Myriam waren onderweg naar het forensisch instituut voor de lijkschouwing van Evy. Myriam reed. Marc staarde uit het raam. Niets ongewoons. Ware het niet dat Marc sowieso zwijgzaam was als hij de puzzelstukjes in zijn hoofd probeerde in elkaar te passen, dan had je kunnen zeggen dat hij stiller was dan anders.
“Wat zei je?” Marc snapte niet dat Myriam hem uit zijn concentratie haalde. Ze wist dat hij nu stilte nodig had.
“Ik vroeg hoe serieus het is?”
“Er is een tweede dode op vier dagen tijd en het ziet ernaar uit dat het dezelfde dader is. ik zou dus zeggen dat het heel serieus is.”
“Ik bedoelde jij en Erica.”
Marc staarde naar Myriam. Zij bleef de weg in het oog houden. Na twee volle minuten doorbrak hij de stilte. “Dat zijn jouw zaken niet. Ze is een vriendin. Af en toe gebruik ik haar als sparring partner om theorieën af te toetsen.”
“Godverdomme, Marc.” Myriam klonk woedend. “Daar heb je al een partner voor. Mij! Maar ik tast meestal in het duister als het om je theorieën gaat.”
Marc besefte dat hij nu op zijn woorden moest letten. Diplomatie was niet zijn sterkste kant, maar als hij in zijn leven één ding had geleerd, was het dat je een boze vrouw niet mag uitdagen. “Myriam. Jij bent ook een speurder. Wij moeten los van elkaar kunnen werken om de denkfouten uit elkaars conclusies te kunnen halen. Maar om conclusies te hebben, moet je eerst nadenken. Erika is een wetenschapster. Zij denkt anders. Snap je?”
De rest van de rit was het stil.
Met één oogopslag zag Erika dat de spanning te snijden was tussen Marc en Myriam. Er was iets gebeurd. Dat zag ze al een tijdje aankomen. Voorlopig was dit haar probleem niet.
“Maak er geen gewoonte van om zo snel aan mijn tafel te staan. Ze ligt hier nog maar net. Je mag drie vragen stellen en dan hoepelen jullie op. Het verslag krijg je vandaag nog.”
Myriam, die meestal een eindje van de snijtafel af stond, bevond zich nu vlak naast Marc. Ze keek Erika kwaad aan. Die herkende ook nog iets anders in haar blik. Myriam was jaloers. Ze vroeg zich af of Marc iets over hun nachtelijke uitspatting had verteld. Dat zou haar verbazen.
“Wat is de doodsoorzaak?”
“Verdrinking: 90% zeker. Voor die overige 10% moet ik eerst snijden.”
“Die inkerving?”
“Post mortem: te weinig bloed.”
“Heb je vanavond tijd?”
Erika trok een wenkbrauw op. Ze kon niets lezen in Marcs ogen. Myriam stond op kookpunt. “De drie pistolen. Acht uur. En nu buiten allebei!”
Buiten aan de auto ging de gsm van Marc. Hij nam op. “Debruyne.” Zijn ogen werden groot. Hij deed teken aan Myriam dat ze moest instappen. “We komen eraan.”
Myriam zat ongeduldig te wachten toen Marc zich in de autostoel liet zakken.
“En?”
“Ze weten waar Johnny is. De motorclub bleek gewoon een bende mannen met een midlife crisis te zijn die zich stoerder voordoen dan ze zijn. Johnny is het neefje van een van hen, Karel Gevers. Hij wist te vertellen dat Johnny hem gevraagd had of hij in zijn caravan mocht logeren. Hij gebruikt die geregeld. Ze vertrekken zo meteen vanuit het politiekantoor.”
“Waar rijd ik naartoe?”
“Camping De zonnekoning.”
In zijn caravan zat Johnny op dat moment met zijn broek op zijn knieën, een biertje in zijn ene en zijn stijve leuter in zijn andere hand een pornofilm te kijken.
Een naakte, blanke vrouw met kort, zwart haar lag voorovergebogen over een tafel, de armen voor zich uitgestrekt op het tafelblad, het gezicht van de camera afgewend. Haar leeftijd was moeilijk in te schatten, maar het kon in ieder geval niet meer zijn dan dertig. Vanaf de rechterkant kwam een oudere vadsige man het beeld in lopen. Hij was naakt en droeg een masker. Zijn huid was lijkbleek en zijn rug stond vol donkere haren. Hij had een erectie. De man trok de billen van de vrouw open, duwde zijn pik bij haar naar binnen en greep haar bij de lendenen. Hij stootte hard, in steeds hetzelfde ritme. De vrouw hield zich met beide handen aan de tafelranden vast. Ze gooide haar hoofd in haar nek. Haar gezicht vertrok van de pijn. Na een poosje liet de man haar los en liep weer uit beeld, even achteloos als hij verschenen was.
De camera zwenkte weg. Achter de vrouw stond een groepje mannen. Ze lachten. De camera zwenkte terug naar de vrouw. Een tweede man kwam op de vrouw af. Ook hij was volledig naakt. En dan een derde en een vierde. Allemaal vergrepen ze zich op quasi identieke manier aan de vrouw, de ene wat ruwer dan de andere. Wanneer ze elk hun plezier hadden gehad, bleef de vrouw liggen. Bewegingloos. Zaad droop uit haar kut op de vloer.
De camera draaide weer naar het groepje mannen. Ze juichten en staken hun handen in de lucht als zegevierende wielrenners.
Juichen was echter iets dat Johnny niet deed op dat moment. Met weemoed dacht hij terug aan de voorbije dagen. Saartje en Evy, ze hadden het, wat hem betrof, zelf gezocht. De meeste grietjes wisten dat hij geen gever maar een nemer was en gingen hem wijselijk uit de weg.
Saartje had niet veel in de gaten gehad. Sterker nog, ze scheen zich op haar gemak te voelen. Ze had haar schoenen uitgetrokken en het ene been over het andere geslagen. Met een glas wijn in haar hand had ze Johnny intens aangekeken.
“Je woont hier leuk,” had hij gezegd.
Ze glimlachte en bedankte hem. Johnny bestudeerde intussen haar lichaam.
Haar borsten waren eerder klein. Dat had hij dadelijk gemerkt. Maar wat hem betrof, ging het niet louter en alleen over het uiterlijk. Beschikbaarheid was het belangrijkste criterium.
En gewillig, dat was ze zeker geweest. Na nog een paar glaasjes wijn, hing ze al aan zijn hals. Ze begon hem zonder veel omhaal of introductie te zoenen. Ze kon het goed, had duidelijk ervaring en deed niet flauw. Haar tong stak ze zonder aarzelen in Johnny’s mond. En van die directe stijl, daar hield hij wel van.
“De wereld zit vol hufters,” had ze gezegd toen ze het weken daarna had uitgemaakt. En dat zette kwaad bloed. Hij had geprobeerd haar voor zich terug te winnen door haar te overstelpen met berichtjes - de meeste meisjes waren daar gevoelig voor - maar het dreef hen nog verder uiteen. Dat ze uiteindelijk vermoord werd, was haar verdiende loon. Ze had hem maar niet moeten bedriegen.
Gelukkig had hij vrij snel Evy leren kennen. Ze zat wat zielig te doen aan de toog van zijn stamcafé. Hij had haar overladen met complimenten en weer een glimlach op haar gezicht getoverd. Geef een vrouw aandacht en ze doet alles voor je. Dat was zijn motto. De seks viel echter tegen. Het bad waar ze graag in zat, was veel te klein voor hen beiden en Johnny was er nerveus door geworden.
Die meisjes hadden het zelf gezocht, daar was Johnny van overtuigd. Alleen wist hij dat de politie dat nooit zou geloven. Daarom was hij op de vlucht gegaan.
“Waar ben je in godsnaam mee bezig?”
Het had niet veel gescheeld of ze hadden een jogger geraakt. De man was net op tijd uit de weg gesprongen toen ze langsreden. In plaats van vaart te minderen, duwde Myriam het gaspedaal nog verder in.
“Dit keer moeten we hem te pakken krijgen!”
“Als je ons maar heel houdt,” mopperde Marc, terwijl hij zijn arm uit het raam stak en het blauwe zwaailicht op het dak plaatste.
Myriam negeerde hem, haar ogen waren strak op het busje gericht dat veel te traag voor haar reed. Het zwaailicht verspreidde een blauwe gloed en de sirene schalde ongeduldig, maar dat leek niet veel te helpen.
De man aan de receptie van de camping was een vijftiger met een slecht verzorgde grijze baard. Hij droeg een T-shirt van Iron Maiden dat strak gespannen stond rond zijn bierbuik. Zijn armen en nek stonden vol tatoeages.
“Politie! Inspecteur Debruyn en Van Calster.” Myriam zwaaide met haar politiepenning naar de nors kijkende man. “Kunt u me de caravan aanwijzen van Karel Gevers?”
De receptionist zuchtte hoorbaar. “Politie? Laat me raden. Jullie zoeken zijn neef Johnny? Doe geen moeite. HIj is er niet.”
“Weet u dat zeker?”
“Heel zeker. De laatste keer dat ik hem heb gezien, was twee maanden geleden.”
“Kan hij niet ongemerkt gepasseerd zijn?”
“Dat is onmogelijk. Dit is de enige ingang. Misschien dat mijn collega hem de voorbije nacht ingecheckt heeft, maar daarvoor moet ik in mijn papieren kijken. Die liggen in mijn kantoor. hebt u even?” De man verdween in het kleine hokje achter de balie. Zodra hij uit het zicht van de agenten was, nam hij zijn gsm en tikte snel “Flikken hier voor jou. Wegwezen!”
“Kan je dat nu geloven? Ik zou die man een boete willen geven voor obstructie van het onderzoek en smaad aan de politie. En nog één, gewoon omdat hij een lul is.” Myriam was ziedend. De receptionist was hen net komen zeggen dat hij eerst zijn koffiepauze ging nemen. Dat was volgens hem door de vakbond allemaal vastgelegd in een CAO.
Marc had het gezicht van Myriam rood zien worden en had haar snel naar buiten gewerkt. Net toen ze haar furieuze monoloog wou verderzetten, werd haar aandacht afgeleid door een naderende stofwolk.
Een zware Ford Ranger pickup kwam met hoge snelheid op hen toegereden. Zonder snelheid te minderen knalde hij door de slagboom heen.
Myriam en Marc sprongen in hun wagen en zetten de achtervolging in. Marc pakte de microfoon om de centrale te waarschuwen. “Alpha Brava 14 hier, verdachte gaat op de vlucht. We rijden nu op de verbindingsweg richting E314. We hebben dringend versterking nodig en een wegblokkade aan de oprit.”
“Dat wordt moeilijk. Onze wagens zitten vast achter een omgekantelde veewagen.”
“Verdomme!” Iedere seconde die verstreek, vergrootte de kans dat Johnny weer zou ontkomen. “Sneller Myriam! Sneller!”
In de verte zagen ze een tractor vanuit een veldweg traag de baan opdraaien. Hij sleepte een aanhangwagen vol bieten mee en nam in zijn bocht de hele breedte van de weg in beslag. Johnny die vooral in zijn achteruitkijkspiegel zijn achtervolgers in het oog hield, merkte het gevaarte veel te laat op. Hij besefte dat het te laat was om te remmen.
Met een heftige ruk aan zijn stuur reed de Ford op een greppel langs de weg af. Hij schoot hobbelend nog enkele meters door, tot hij, met twee wielen boven de greppel hangend tot stilstand kwam. Het chassis schoof krakend nog een paar centimeters verder en de wagen begon vervaarlijk over te hellen.
Myriam trok haar dienstwapen en snelde naar de Ranger. “Steek je handen uit het raam, stap uit de auto en ga plat op je buik liggen!” schreeuwde ze.
Even volgde er geen enkele reactie.
Myriam vloekte binnensmonds. Het moest nu gebeuren. Ze was vrij zelfzeker, maar zou nu toch wel graag versterking zien. “Je moet doen wat ik je heb gezegd!” Ze zag hoe Johnny haar door zijn achteruitkijkspiegel zat aan te staren. Na een tijdje kwam er beweging. Johnny stak zijn handen door het raampje en opende het portier van de buitenkant. Met de ogen op Myriam gericht, stak hij zijn handen in de lucht. Hij stapte langzaam de auto uit en liet zich op zijn knieën zakken, legde zijn handen op zijn rug en wachtte.
“Ik ben onschuldig! Jullie hebben de verkeerde.”
“Marc, de handboeien!”
“Handboeien?”
“In het handschoenenkastje, verdomme.”
Toen Marc zich omdraaide en Myriam haar partner eventjes geërgerd aankeek, gebeurde het. Johnny schoot vliegensvlug recht, gaf Myriam een vuistslag tegen het hoofd en smeet haar tegen de grond. Hij begon te rennen.
Marc vloekte. Hij zou hem pakken. Die klootzak. Die Moordenaar.
Hij versnelde. Sneller, sneller…
Ze liepen nu langs de snelweg in de richting van de rotonde.
Marc kon het tempo niet volgen. Zijn borstkas deed pijn. Zijn been bonsde.
Maar hij sloot het allemaal buiten. Hij zou Johnny krijgen. Hem voor de rechter slepen. “Johnny, dit zijn je laatste stappen als vrij man. Geniet er van, jij ellendige etter.”
De afstand tussen hen vergrootte. Vijftig meter, vijfenzeventig meter. Johnny keek over zijn schouder. Zijn gezicht was een en al opstandigheid. Hij maakte een haakse bocht naar rechts en rende de weg over, vlak voor een motorfiets die moest uitwijken. Hij sprong over de vangrails, de snelweg op.
Marc bleef abrupt stilstaan, met grote ogen van ongeloof. Hij hoorde het piepen van banden, een luide knal. Hij zag Johnny een salto maken over de motorkap van een aanstormende Tesla, tegen de voorruit klappen en hoog de lucht in geslingerd worden. Andere voertuigen weken uit, remmen krijsten.
Er volgde een smak als van een zak aardappelen die van grote hoogte op de grond viel.
Toen een moment van volkomen stilte. Alsof iemand een pauzeknop had gedrukt. Tijdelijk verdoofd door de shock keek Marc naar het tafereel en probeerde te verwerken wat hij zag: auto’s en vrachtwagens, allemaal gestopt, veel ervan in vreemde hoeken alsof een reuzenhand met speelgoedautootjes had gespeeld.
Een jongeman rende naar het midden van de autosnelweg, naar het slappe hoopje waaruit een lange, donkere bloedvlek zich begon te verspreiden. Hij zag de man stilstaan, zich omdraaien en overgeven. Een vrouw gilde als een sirene. Ze stond trillend naast een blauwe BMW en hield zich aan het portier vast. Twee mannen stapten uit de Tesla, die een ingedeukte motorkap en een gebarsten voorruit had. De voorkant van het dak was ook ingedeukt.
Marc vermande zich. Zijn professionalisme nam het weer van hem over. Hij pakte zijn telefoon en verzocht om een ziekenwagen. De vrouw bij de BMW stond nog altijd te krijsen, een doordringend, verschrikkelijk geluid. Marc rende naar Johnny toe. Toen hij bij het lichaam aankwam, moest hij een paar keer slikken om zelf niet over te geven. Het lichaam lag in een onnatuurlijk verwrongen houding op de grond. Het hoofd was opengespleten en hersenweefsel lekte naar buiten.
Een robuuste man van een jaar of dertig in slobberende spijkerbroek liep naar het lichaam toe en filmde alles kalmpjes met zijn telefoon.
Woedend schreeuwde Marc tegen hem. “Politie! Stop met filmen! Ga achteruit!”
De kerel bleef opstandig doorgaan en zoomde nu op het hoofd in. Marc stapte op hem af, griste de telefoon uit zijn hand en keilde hem in de berm. De man bleef met open mond staan.
De bestuurder van de Tesla, een oudere man met een asgrauw gezicht in een duur uitziend kostuum, kwam langzaam naar hem toe, alsof hij slaapwandelde, gevolgd door een jongen van begin twintig.
“Politie? Bent u van de politie?”
“Ja.”
“Ik… Oh God! Hij rende ineens voor me langs. Ik had geen enkele kans.”
“Ik heb het zien gebeuren. Wat is uw naam?”
“Jos Tielemans.”
“Ok, Jos, ga bij je wagen staan en wacht tot ik bij u kom. Ik heb u nog een paar vragen te stellen.”
Er tolden allerlei gedachten door Marcs hoofd toen Myriam naar hem toe kwam gesneld.
“Shit Marc,” reageerde ze.
Marc wees naar de bestuurder van de Tesla die naast hem stond. “Blijf bij hem tot er back-up arriveert.”
Hij dacht snel na. Hij moest de plaats van het ongeluk afschermen en namen en adressen van getuigen noteren voordat ze weggingen. Tot zijn opluchting hoorde hij het gejank van sirenes die snel dichterbij kwamen.
Toen hoorde hij een motor starten. Een jonge vrouw in een rode Mini wilde wegrijden. Hij sprintte naar haar toe en ging voor de auto staan om haar tegen te houden. Ze draaide het raampje omlaag en leek volkomen in paniek.
“Ik moet gaan. Ik ben te laat voor een tandartsafspraak.”
“Ik heb uw naam en adres nodig.”
“Ik heb niks gezien.”
“Uw naam!” blafte Marc. Geschrokken zette ze meteen de motor weer af.
Hij zou een heleboel moeten uitleggen. Hij dacht nu al aan de vragen die ze zouden stellen. Moest je hem wel achtervolgen? Heb je waarschuwingen geroepen? Maar dat was voor later.
Ontdaan en aangeslagen kostte het hem moeite om zijn aandacht erbij te houden. Hun hoofdverdachte was dood. Het feit dat hij ervandoor was gegaan, sprak boekdelen. Onschuldige mannen rennen niet weg voor de politie. Hij had geroepen dat hij onschuldig was, maar waarom bleef hij dan niet staan?
Hij zou het allemaal moeten onderzoeken.
“We hebben onszelf niets te verwijten. Hij ging ervandoor en keek niet uit. Wat hadden we moeten doen? Hem neerschieten? Dan zaten we nu bij Comité P.”
De stem van Marc drong amper tot Myriam door. Ze zat verslagen aan de toog van De drie pistolen. Nadat ze was bekomen van de slag die Johnny haar had gegeven, had ze de achtervolging ingezet. Doordat ze verder weg was, had ze de Tesla wel zien aankomen. Ze had gegild. Niemand had haar gehoord.
“Dan had hij wel nog geleefd.” Ze pakte haar glas whisky, dat nog voor de helft gevuld was, en dronk de inhoud in één keer leeg. Met een simpel gebaar deed ze teken aan de barman. Hij kwam direct met de fles naar haar toe. Zodra haar glas was bijgevuld, bracht ze het glas weer naar haar lippen.
Marc pakt haar hand vast om haar tegen te houden. “Niet overdrijven. Dit is een gevaarlijk goedje.”
Myriam keek hem spottend aan. “Wie het zegt!”
“Wil ik je naar huis brengen?” De hand van Marc drukte die van Myriam naar beneden waardoor het glas weer op de toog kwam te staan. Zijn hand bleef die van Myriam vasthouden. Ze staarde ernaar. Langzaam ging haar blik via zijn arm naar zijn ogen die haar bezorgd aankeken.
“Hadden we dit kunnen voorkomen?” Ze zat gevangen in zijn blik. Die wilde haar geruststellen. Hij gaf haar troost, meer dan zijn woorden zouden kunnen doen.
“Geen idee. Sommige dingen kan je niet voorkomen. Denk ik. We zullen het nooit weten. We kunnen enkel doen wat we doen.” Marc had geen flauw idee meer wat hij aan het zeggen was, en vooral niet waarover hij het eigenlijk had.
Voor de eerste keer in jaren voelde hij een connectie met Myriam die woorden oversteeg. Zij leek recht zijn ziel in te kijken. Daarmee trok ze heel voorzichtig de deur open die hij sinds zijn ex gesloten hield. Voor de allereerste keer zag hij haar ook als een vrouw.
Myriam herhaalde zijn woorden. “We kunnen enkel doen wat we doen.” Op hetzelfde moment bewogen hun hoofden dichterbij. Hun ogen bleven gefixeerd tot hun lippen elkaar vonden. Hun kus was zacht en teder. Ze kende niet de dierlijke lust die Marc enkele dagen geleden voor Erika had gevoeld in het toilethokje van dezelfde bar.
Het was iets wat ze allebei nodig hadden. Een bescherming tegen het gezamenlijke schuldgevoel voor de dood van Johnny. Waar de whisky de pijn niet leek weg te nemen, lukte dit wel.
De tong van Myriam glipte de mond van Marc binnen. Haar handen sloten zich rond zijn hoofd. Zijn handen trokken haar heupen dichter tegen zijn lichaam aan.
“Laat volgende keer iets weten als onze afspraak niet doorgaat.” De stem van Erika klonk scherp. Ze schrokken op en zagen hoe Erika zich doorheen het volk naar buiten wurmde, om uiteindelijk de deur van de bar achter zich dicht te laten vallen.
Het begon met mijn pa. Nadat mama gestorven was, mocht ik haar rol overnemen. Wassen, plassen, mijn broertje opvoeden en me door hem laten neuken. Toen hij me per ongeluk volstak, schopte hij me buiten. Hij noemde me een hoer.
Ik trok mijn plan. Altijd gedaan. Elke keer als ik iemand leerde kennen, beloofde hij me de hemel op aarde. Ze gaven me enkel de hel. Zelfs die enige aardige jongen bleek een klootzak die enkel de hacks van de games wilde leren kennen. Hij deed of hij interesse had in mij. Na mijn geheimen ontnam hij mij mijn vertrouwen in de mens.”
Dit waren haar woorden die eerste avond. Ik zag potentieel in Evy. Ik beloofde om haar te leren hoe ze moest nemen. Om zichzelf terug op te bouwen.
“Ik ga je niet neuken!” Het was het laatste wat ze zei voor we toen de bar verlieten. Een uur later had ik haar alle sterren van de nachthemel laten zien. Ze blaakte weer van energie. Ditmaal had ze niet gegeven. Voor het eerst in haar leven had ze genomen en genoten.
Ik was echter te laat. Er was geen beterschap mogelijk. Ik heb echter gedaan wat ik moest doen. Mijn rol is uitgespeeld. Mijn laatste boodschap liet ik achter.
Hoe dankbaar ik ook ben dat ik twee mensen heb kunnen redden, ik besef dat dit geen patroon mag worden. ik moet ook aan mezelf denken.
*****
Triiiiiiiiing! Triiiiiiiiing! Het schelle, snerpende geluid van een telefoon sneed als een vlijmscherp mes door de hersenen van Marc. Hij boog naar zijn nachtkastje. Zijn hand schoot vooruit om zijn gsm te pakken. Hij greep echter in het luchtledige, waardoor hij zijn evenwicht verloor en op de grond belandde. Verdwaasd opende hij zijn ogen en keek rond zich.
Waar was hij? In plaats van een bed zag hij een zetel. Het rinkelen van zijn gsm lokte zijn blik naar een salontafel. De woonkamer van Erika. Wat was er gebeurd? Ze hadden gedronken. Ze hadden gepraat over de zaak. Puzzelstukken proberen in elkaar te leggen. En toen niets meer.
Marc keek naar het scherm van zijn telefoon. 06:59. Myriam. Hij nam op. “Ja?” Geen vriendelijke goedemorgen. Niet op dit uur.
“Godverdomme, Marc, doe eens open, wil je? Er is weer een moord gebeurd.”
Marc kreunde. Hier was hij al een paar dagen bang voor. De zorgvuldigheid waarmee het appartement van Saartje was opgeruimd, was het belangrijkste element dat hem in de hele zaak had dwarsgezeten. Erika had vannacht nog smalend gezegd dat hij moest ophouden met zijn krampachtige zoektocht naar seriemoordenaars. Het leven is geen politieroman.
Hij had het desondanks anders aangevoeld. Helaas haalde hij nu zijn gelijk binnen.
“Marc, wil je me binnenlaten?”
“Hoe? Waar ben je?”
“Ik sta voor je voordeur te wachten. Ik kom je ophalen om rechtstreeks naar de plaats-delict te rijden. Ik heb je al verschillende keren proberen te bellen, maar je nam niet op. Doe je nu nog open of hoe zit het?”
“Nee.”
Er viel een korte stilte. Myriam leek verbijsterd.
Marc probeerde zijn gedachten te ordenen. Het was moeilijk. Een vervelende hoofdpijn zeurde in zijn hoofd. Hij moest beginnen bij het begin. “Waar is het?”
“Waar is wat?”
“Waar ligt het lijk?”
“Celestijnenlaan. Jij bent niet thuis, he?” Een verwonderde nieuwsgierigheid klonk in Myriams stem door.
“Nee. Ik kom zelf naar daar.” Het was vlakbij. Tien minuutjes wandelen vanaf het huis van Erika. Dat viel mee. De buitenlucht zou hem helpen om zijn hersenen op gang te trekken.
“Wie is het?” Myriam klonk gretig. Marc voelde de bui al hangen. Ze zou een hele dag aan zijn kop lopen zagen. Te laat had hij gezien dat ze was blijven wachten om te kijken waar hij naartoe ging. Hij had het pas opgemerkt toen hij al had aangebeld. Hij had beter moeten opletten.
“Wie is wie?”
“Wie woont er in het huis waar je bent blijven slapen?”
“Doe dat ertoe?”
Weer een stilte. Bijna oorverdovend. Toen klonk Myriams stem kort en toonloos. “Doe mijn groeten aan Erika.”
Even later liep Marc met een afhaalkoffie in zijn hand naar het appartement van het nieuwe slachtoffer. Hij had zich aangekleed en was direct vertrokken. Had hij nog iets tegen Erika moeten zeggen? Een boodschap achterlaten? Hij had er pas aan gedacht toen hij de voordeur al achter zich had dichtgetrokken. Zijn gedachten waren bij Myriam.
Waarom deed ze nu zo moeilijk? Hij had jaren probleemloos met haar samengewerkt. Ze waren beide binnenvetters. Werk en privé bleven zoveel mogelijk gescheiden. Ze voelden zich daar goed bij. Op werkvlak waren ze complementair. Hij deed het ouderwetse speur- en denkwerk. Zij was volledig mee met de moderne technieken. Daarenboven was zij beter in het iets subtielere verhoorwerk.
De aanrakingen van de voorbije dagen en deze plotselinge aanval op zijn persoonlijke leven verontrustten hem. Het was vooral de opmerking van Erika die hem aan het denken had gezet. “Wat is er eigenlijk aan de hand tussen jou en Myriam?” Was er iets aan de hand? Of was het net de opmerking die hem deed denken dat dat het geval was.
En waarom vroeg Myriam wie er in het huis woonde als ze het al wist? Hij was haar partner en geen verdachte. Waar bemoeide ze zich eigenlijk mee?
Aan de andere kant was ze misschien gewoon bezorgd. Hij kon niet anders dan aan zichzelf toegeven dat hij de voorbije dagen een paar steken had laten vallen. Dat was hem nog nooit gebeurd. Dronk hij te veel? Werd hij te oud? Nee, dat kon het niet zijn. Hij was nog maar net 51 geworden. Hij voelde zich wel veel ouder. Of was hij zijn mojo kwijt?
Toen hij aan het appartementsblok kwam, stond Myriam hem al op te wachten. Ze keek ostentatief naar haar uurwerk. Nog voor ze iets kon zeggen, kapte hij haar af.
“De zaak. Zeg maar!”
“Evy Truyaert, weer een jong meisje. Woonde alleen. In een leeggelopen bad gevonden. Tot zover de overeenkomsten.”
“Wie heeft haar gevonden?”
Een grote grijns verscheen op Myriams gezicht. Een jongen uit het gebouw hier recht tegenover. Ze keek naar de andere kant van de drukke steenweg. Hij had haar dood in haar bad zien liggen vanuit zijn slaapkamer.
Marc trok zijn wenkbrauwen op. “Ik kan niet wachten op dat verhoor.”
Het schokkende beeld dat hem wachtte toen Marc de badkamer in ging, zoog alle lucht uit zijn longen.
"Jezus Christus." zijn stem was een zwakke fluistering. Hij voelde een enorme leegte in zijn maag, terwijl hij naar het tafereel voor zich staarde.
Haar bleke borsten werden doorkruist door diepe, donkere halen, alsof de dader er een wilde pentekening in had gekerfd. Het tafereel zag er extreem bloederig uit. Rode strepen, als een snelle haastige notitie, die de woorden "LOVE U 2" vormden.
"Oh mijn God," kreunde Myriam, "denk je dat ze nog leefde toen..."
“De handtekening van het kwaad,” mompelde Marc.
Ze was jong en blond. Haar kristalheldere groene ogen waren open en staarden in het niets. Terwijl hij het lichaam van Evy bestudeerde, vroeg Marc zich af of het overleden meisje haar moordenaar in de ogen had gekeken. Ze kende hem in ieder geval wel, dat was duidelijk. De deuren waren niet geforceerd. Er was geen worsteling geweest, en hoewel Marc er zeker van was dat het slachtoffer seks had gehad met de dader, verwachtte hij niet dat er sprake was van verkrachting. Ook ditmaal waren alle sporen nauwkeurig verwijderd.
“Geen verwondingen aan haar hals,” verklaarde Myriam. Marc tilde voorzichtig een van Evy’s handen op en bestudeerde de perfect gevijlde en gelakte nagels. “Laat een monster nemen van onder haar nagels, misschien heeft ze hem wel gekrabd.”
“EVY!!!” Tumult op de gang deed Marc opschrikken uit zijn overpeinzingen. Toen hij de gang in keek, zag hij een meisje zijn richting uitkomen.
Een agent deed zijn best om haar bij te houden en de pas af te snijden, maar ze liet zich niet stoppen. Marc schudde ongelovig zijn hoofd en begon tegen Myriam te mompelen. “Onvoorstelbaar toch, hang een politielint en zet er een agent bij, en dan nog lopen ze er dwars doorheen. Alsof dat lint daar niet voor hen hangt.”
“Ik ben haar vriendin,” klonk het ferm.
De agent greep haar arm vast.
“Laat me verdomme los, klootzak!” schreeuwde ze, terwijl ze zich probeerde los te rukken. Toen kreeg ze Marc en Myriam in de gaten. “Waar is Evy? Wat is er gebeurd?”
“Juffrouw, ik stel voor dat we even een rustige plek opzoeken.” Marc had zich midden in het deurgat geposteerd zodat het meisje in de gang moest blijven staan. “Geloof me, dit wil je echt niet zien.”
“Wat…. wat is er gebeurd?”
“Ik vrees dat ze dood is. Om het leven gebracht.”
Het meisje keek Marc met verbijstering aan. “Dat kan niet!”
“Het spijt me…”
Het meisje staarde verslagen voor zich uit. “Arme Evy, het is zo erg,” huilde ze. “We hadden afgesproken om vandaag te gaan winkelen. Maar ze reageerde niet op mijn berichtjes.”
“En u bent?”
“Tina, een vriendin.”
“Bent u al lang bevriend met haar?”
“Een vijftal jaar, ik ken haar van Het ronde vierkant. Dat is ons stamcafé.”
“Ik weet dat dit moeilijk voor u is, maar ik wil u graag een paar vragen stellen. Zo kunt u me helpen in het vinden van de dader.”
Tina legde een hand op haar hart. “Ik wil graag helpen.”
“Hoe zit het met mannen? Met wie ging ze om?”
“Ze had geregeld contact met mannen. Ze is mooi en jong.”
“Met wie had ze intiem contact? En dan bedoel ik onlangs.”
“Ik kende ze niet allemaal. Met sommigen had ze maar even contact, met anderen wat langer. De afgelopen twee weken was er volgens mij echter maar één.”
“En wie was dat?”
“Johnny. Johnny Gevers. Een paar dagen geleden heeft ze hem de bons gegeven. Ze ontdekte dat hij nog andere meisjes neukte. Hij had zijn gsm op tafel laten liggen toen hij naar het toilet ging. Er kwam een berichtje binnen van een meisje dat zei dat hij haar gerust moest laten. Ze ontdekte nog veel meer. Ik heb hem altijd een klootzak gevonden. Een egoïst.” Na een lange diepe zucht, ging ze verder. “Ik maakte me zorgen, want ze zag er de laatste tijd zo bleek uit en ze at niet veel meer.”
“Heb je een idee waar we Johnny kunnen vinden?”
Tina trok haar schouders even op. “In Het ronde vierkant? Hoewel hij daar de laatste tijd niet welkom meer was. Of bij zijn motorclub?”
“Zat hij in een motorclub?” Marc en Myriam keken elkaar geschokt aan. Ze beseften dat ze hun research niet goed hadden gedaan. Hier hadden ze geen flauw benul van.”
“Hij had in elk geval een jasje met hun logo op de rug. Een doodskop waar een slang doorkruipt, met de woorden ‘No more borders’.”
Ogenblikkelijk nam Myriam haar gsm. Ze belde deze info door naar de chef. Even later kwam ze terug bij Marc die Tina had overgedragen aan de zorgende handen van een agente die zich verder om haar zou bekommeren.
“En?” Marc keek bezorgd. Dat Johnny’s naam weer opdook, verontrustte hem. Had hij zich dan toch vergist? Was Johnny wel degelijk de moordenaar? Hij kon zich niet voorstellen dat Johnny na elke moord zorgvuldig alle sporen zou wissen. Maar dit kon geen toeval zijn.
“Ze gaan dit direct onderzoeken. We moeten ons onderzoek van de pd verder afronden. Ze zullen ons op de hoogte houden.”
“Wilt u graag een koekje bij de koffie?” De vraag was nutteloos want de grote ronde blikken doos stond al open op de salontafel.
De oubolligheid droop van de muren af in het appartement waar Marc en Myriam net koffie geserveerd hadden gekregen. Een wandkast stond vol met beeldjes en andere prullaria. Naast de gezette vrouw zat een opgeschoten puberjongen verlegen naar de grond te staren. Sinds ze waren toegekomen, hadden Marc en Myriam nog geen woord kunnen zeggen. Het leek alsof de vrouw in geen jaren nog bezoek had gehad en dat ze dit nu ruimschoots wilde compenseren.
“Toen hij het vanmorgen tegen me zei, ben ik zelf ook gaan kijken. En ja, het was duidelijk, he. Ze ligt daar in dat bad. Ze beweegt niet. En zo zonder water zou dat wel heel koud zijn. Of ze zou de verwarming moeten aanzetten, natuurlijk. Dat kon je niet zien, he. Gelukkig is onze Laurent zo attent en oplettend. Ik zou nooit gezien hebben dat er daar nog steeds licht brandde. Gelukkig heeft onze Laurent die sterrenkijker voor zijn verjaardag gevraagd. Anders had hij dat nooit per ongeluk gezien. Het is een echte wetenschapper, onze Laurent, altijd aan het lezen en in zijn boeken aan het kijken. Tv kijken interesseert hem niet. Af en toe wat iPad, maar dat is normaal, he, tegenwoordig. En op tinternet staat veel meer dan in de boeken, he. Af en toe zeg ik wel eens dat hij met zijn vriendjes buiten moet gaan spelen, maar ja, je weet hoe dat gaat. Zo erg vind ik dat niet, hoor. Het is buiten ook zo gevaarlijk. En hij is nog de enige die ik heb. Albert, dat is zijn vader, is ooit sigaretten gaan kopen. Daar moet ik geen tekeningetje bij maken, zeker? Onze Laurent heeft nu ook een halfzus, Delphine, maar die hebben we nog nooit te zien gekregen. Maar wij hebben het hier goed samen. He, Laurent?”
Laurent reageerde niet. Hij keek de rechercheurs met een beschaamde, verontschuldigende blik aan.
Marc wilde gebruik maken van deze plotselinge onderbreking om het gesprek naar zijn hand te zetten. Hij keek Laurent recht aan. “Als ik het goed begrijp, heb je gisterenavond gezien dat er licht brandde in dat appartement. Hoe komt het dat je je dat herinnert?”
Nog voor Laurent zijn mond kon openen, had zijn moeder weer het woord genomen.
“Awel ja, dat is wat ik zei, he. Onze Laurent heeft oog voor dat soort dingen. Het is een echte onderzoeker. En een goed geheugen, he. Hij heeft altijd goede punten op school. Hij gaat het nog ver brengen, onze Laurent, denk je niet?”
Marc zag de vrouw ademhalen en sprong recht. “Laurent, kunnen we eens even naar je kamer gaan kijken? Blijft u maar bij mijn collega, mevrouw. Dan kan ze uw gegevens…”
“Zeg maar Paola, meneer. En hoe heet u ook weer?” Twee paar ogen keken Marc aan. De eerste twee vol adoratie, die van Myriam vol verwijt. Het was echter nodig om Laurent even alleen te kunnen spreken.
“Sorry! Mijn moeder kan nogal…”
“Niet erg, jongen.” Marc legde zijn hand op de schouder van Laurent. Hij stond naast de sterrenkijker en keek naar de ramen van de flat van Evy. “Was dat het enige licht dat je gisteren zag branden?”
“Er waren er nog.”
“Maar toen je het vanmorgen zag branden, wist je zeker dat dat hetzelfde was?”
Laurents gezicht kleurde rood. Marc keek naar de lucht.
“Laurent, even tussen ons. Door het terras van het appartement hierboven, zie je niet veel sterren, he?”
Laurent ging op zijn bed zitten, schudde zijn hoofd en zuchtte.
“Gebruik je die kijker om naar mensen te kijken?” Een knikje. “Heb je haar gisteren al in dat bad zien liggen?”
De stem van Laurent klonk heel stil, bijna fluisterend. “Ja. De eerste keer dat ik keek, lag ze al zo. Ik zag enkel haar hoofd met opengesperde ogen en die ene arm die buiten het bad hing. Ik wist dat er iets mis was. Ik heb de heel nacht niet kunnen slapen. Elk uur keek ik opnieuw. Ik hoopte dat ik mis was. Dat ze weg zou zijn. Dat ze in haar bed zou liggen.”
“Hoe laat heb je haar voor het eerst gezien?”
“Half één.”
“Heb je haar ervoor nog levend gezien?”
“Nee. Mama had bridgeavond met haar vriendinnen. Dan moet ik in de woonkamer zijn om hen drinken te geven enzo.”
“Heb je haar de voorbije dagen of weken met iemand samen gezien?”
“Af en toe was er wel iemand. Vaak iemand anders. Ik heb… had het het liefste als ze alleen…” Laurent brak zijn zin af, alsof hij zich verklapte.
Marc ging naast hem op het bed zitten. “Zeg het maar, jongen. Ik begrijp het wel.”
“Als ze alleen was, liep ze naakt rond. Ze was zo mooi. Zo puur. Ik kon uren naar haar kijken. Tijdens het eten staarde ze altijd naar buiten, soms zelfs in mijn richting. Ik praatte dan tegen haar. Als ze aan het gamen was, soms urenlang, werd ze levendig. Ze ging altijd heel erg in het spelen op. Maar meestal was ze zo triest. Ik heb haar maar één keer echt zien lachen. Dat beeld vergeet ik nooit meer. Ze was zo...” Marc voelde medelijden voor deze jongen. Vanuit de gevangenis die zijn moeder voor hem gemaakt had, had hij één uitvlucht gehad. Die was nu ook weg.
“Zou je iemand kunnen herkennen van haar bezoekers?”
“Nee. Als er iemand was, stopte ik met kijken. Dan was ze zichzelf niet meer.”
“Wil je me helpen?”
Laurent keek vragend naar Marc op. “Ja, natuurlijk.”
“Wil je heel diep nadenken over wat je de laatste tijd gezien hebt? Als er dingen zijn waarvan je denkt dat ze anders waren dan normaal, kan je het me dan laten weten?” Marc gaf zijn kaartje aan de jongen. Die keek hem aan en knikte. Hij liet Laurent achter op zijn bed om Myriam te verlossen van Paola die ondertussen haar levensverhaal zat te vertellen.
“Hoe serieus is het?”
Marc en Myriam waren onderweg naar het forensisch instituut voor de lijkschouwing van Evy. Myriam reed. Marc staarde uit het raam. Niets ongewoons. Ware het niet dat Marc sowieso zwijgzaam was als hij de puzzelstukjes in zijn hoofd probeerde in elkaar te passen, dan had je kunnen zeggen dat hij stiller was dan anders.
“Wat zei je?” Marc snapte niet dat Myriam hem uit zijn concentratie haalde. Ze wist dat hij nu stilte nodig had.
“Ik vroeg hoe serieus het is?”
“Er is een tweede dode op vier dagen tijd en het ziet ernaar uit dat het dezelfde dader is. ik zou dus zeggen dat het heel serieus is.”
“Ik bedoelde jij en Erica.”
Marc staarde naar Myriam. Zij bleef de weg in het oog houden. Na twee volle minuten doorbrak hij de stilte. “Dat zijn jouw zaken niet. Ze is een vriendin. Af en toe gebruik ik haar als sparring partner om theorieën af te toetsen.”
“Godverdomme, Marc.” Myriam klonk woedend. “Daar heb je al een partner voor. Mij! Maar ik tast meestal in het duister als het om je theorieën gaat.”
Marc besefte dat hij nu op zijn woorden moest letten. Diplomatie was niet zijn sterkste kant, maar als hij in zijn leven één ding had geleerd, was het dat je een boze vrouw niet mag uitdagen. “Myriam. Jij bent ook een speurder. Wij moeten los van elkaar kunnen werken om de denkfouten uit elkaars conclusies te kunnen halen. Maar om conclusies te hebben, moet je eerst nadenken. Erika is een wetenschapster. Zij denkt anders. Snap je?”
De rest van de rit was het stil.
Met één oogopslag zag Erika dat de spanning te snijden was tussen Marc en Myriam. Er was iets gebeurd. Dat zag ze al een tijdje aankomen. Voorlopig was dit haar probleem niet.
“Maak er geen gewoonte van om zo snel aan mijn tafel te staan. Ze ligt hier nog maar net. Je mag drie vragen stellen en dan hoepelen jullie op. Het verslag krijg je vandaag nog.”
Myriam, die meestal een eindje van de snijtafel af stond, bevond zich nu vlak naast Marc. Ze keek Erika kwaad aan. Die herkende ook nog iets anders in haar blik. Myriam was jaloers. Ze vroeg zich af of Marc iets over hun nachtelijke uitspatting had verteld. Dat zou haar verbazen.
“Wat is de doodsoorzaak?”
“Verdrinking: 90% zeker. Voor die overige 10% moet ik eerst snijden.”
“Die inkerving?”
“Post mortem: te weinig bloed.”
“Heb je vanavond tijd?”
Erika trok een wenkbrauw op. Ze kon niets lezen in Marcs ogen. Myriam stond op kookpunt. “De drie pistolen. Acht uur. En nu buiten allebei!”
Buiten aan de auto ging de gsm van Marc. Hij nam op. “Debruyne.” Zijn ogen werden groot. Hij deed teken aan Myriam dat ze moest instappen. “We komen eraan.”
Myriam zat ongeduldig te wachten toen Marc zich in de autostoel liet zakken.
“En?”
“Ze weten waar Johnny is. De motorclub bleek gewoon een bende mannen met een midlife crisis te zijn die zich stoerder voordoen dan ze zijn. Johnny is het neefje van een van hen, Karel Gevers. Hij wist te vertellen dat Johnny hem gevraagd had of hij in zijn caravan mocht logeren. Hij gebruikt die geregeld. Ze vertrekken zo meteen vanuit het politiekantoor.”
“Waar rijd ik naartoe?”
“Camping De zonnekoning.”
In zijn caravan zat Johnny op dat moment met zijn broek op zijn knieën, een biertje in zijn ene en zijn stijve leuter in zijn andere hand een pornofilm te kijken.
Een naakte, blanke vrouw met kort, zwart haar lag voorovergebogen over een tafel, de armen voor zich uitgestrekt op het tafelblad, het gezicht van de camera afgewend. Haar leeftijd was moeilijk in te schatten, maar het kon in ieder geval niet meer zijn dan dertig. Vanaf de rechterkant kwam een oudere vadsige man het beeld in lopen. Hij was naakt en droeg een masker. Zijn huid was lijkbleek en zijn rug stond vol donkere haren. Hij had een erectie. De man trok de billen van de vrouw open, duwde zijn pik bij haar naar binnen en greep haar bij de lendenen. Hij stootte hard, in steeds hetzelfde ritme. De vrouw hield zich met beide handen aan de tafelranden vast. Ze gooide haar hoofd in haar nek. Haar gezicht vertrok van de pijn. Na een poosje liet de man haar los en liep weer uit beeld, even achteloos als hij verschenen was.
De camera zwenkte weg. Achter de vrouw stond een groepje mannen. Ze lachten. De camera zwenkte terug naar de vrouw. Een tweede man kwam op de vrouw af. Ook hij was volledig naakt. En dan een derde en een vierde. Allemaal vergrepen ze zich op quasi identieke manier aan de vrouw, de ene wat ruwer dan de andere. Wanneer ze elk hun plezier hadden gehad, bleef de vrouw liggen. Bewegingloos. Zaad droop uit haar kut op de vloer.
De camera draaide weer naar het groepje mannen. Ze juichten en staken hun handen in de lucht als zegevierende wielrenners.
Juichen was echter iets dat Johnny niet deed op dat moment. Met weemoed dacht hij terug aan de voorbije dagen. Saartje en Evy, ze hadden het, wat hem betrof, zelf gezocht. De meeste grietjes wisten dat hij geen gever maar een nemer was en gingen hem wijselijk uit de weg.
Saartje had niet veel in de gaten gehad. Sterker nog, ze scheen zich op haar gemak te voelen. Ze had haar schoenen uitgetrokken en het ene been over het andere geslagen. Met een glas wijn in haar hand had ze Johnny intens aangekeken.
“Je woont hier leuk,” had hij gezegd.
Ze glimlachte en bedankte hem. Johnny bestudeerde intussen haar lichaam.
Haar borsten waren eerder klein. Dat had hij dadelijk gemerkt. Maar wat hem betrof, ging het niet louter en alleen over het uiterlijk. Beschikbaarheid was het belangrijkste criterium.
En gewillig, dat was ze zeker geweest. Na nog een paar glaasjes wijn, hing ze al aan zijn hals. Ze begon hem zonder veel omhaal of introductie te zoenen. Ze kon het goed, had duidelijk ervaring en deed niet flauw. Haar tong stak ze zonder aarzelen in Johnny’s mond. En van die directe stijl, daar hield hij wel van.
“De wereld zit vol hufters,” had ze gezegd toen ze het weken daarna had uitgemaakt. En dat zette kwaad bloed. Hij had geprobeerd haar voor zich terug te winnen door haar te overstelpen met berichtjes - de meeste meisjes waren daar gevoelig voor - maar het dreef hen nog verder uiteen. Dat ze uiteindelijk vermoord werd, was haar verdiende loon. Ze had hem maar niet moeten bedriegen.
Gelukkig had hij vrij snel Evy leren kennen. Ze zat wat zielig te doen aan de toog van zijn stamcafé. Hij had haar overladen met complimenten en weer een glimlach op haar gezicht getoverd. Geef een vrouw aandacht en ze doet alles voor je. Dat was zijn motto. De seks viel echter tegen. Het bad waar ze graag in zat, was veel te klein voor hen beiden en Johnny was er nerveus door geworden.
Die meisjes hadden het zelf gezocht, daar was Johnny van overtuigd. Alleen wist hij dat de politie dat nooit zou geloven. Daarom was hij op de vlucht gegaan.
“Waar ben je in godsnaam mee bezig?”
Het had niet veel gescheeld of ze hadden een jogger geraakt. De man was net op tijd uit de weg gesprongen toen ze langsreden. In plaats van vaart te minderen, duwde Myriam het gaspedaal nog verder in.
“Dit keer moeten we hem te pakken krijgen!”
“Als je ons maar heel houdt,” mopperde Marc, terwijl hij zijn arm uit het raam stak en het blauwe zwaailicht op het dak plaatste.
Myriam negeerde hem, haar ogen waren strak op het busje gericht dat veel te traag voor haar reed. Het zwaailicht verspreidde een blauwe gloed en de sirene schalde ongeduldig, maar dat leek niet veel te helpen.
De man aan de receptie van de camping was een vijftiger met een slecht verzorgde grijze baard. Hij droeg een T-shirt van Iron Maiden dat strak gespannen stond rond zijn bierbuik. Zijn armen en nek stonden vol tatoeages.
“Politie! Inspecteur Debruyn en Van Calster.” Myriam zwaaide met haar politiepenning naar de nors kijkende man. “Kunt u me de caravan aanwijzen van Karel Gevers?”
De receptionist zuchtte hoorbaar. “Politie? Laat me raden. Jullie zoeken zijn neef Johnny? Doe geen moeite. HIj is er niet.”
“Weet u dat zeker?”
“Heel zeker. De laatste keer dat ik hem heb gezien, was twee maanden geleden.”
“Kan hij niet ongemerkt gepasseerd zijn?”
“Dat is onmogelijk. Dit is de enige ingang. Misschien dat mijn collega hem de voorbije nacht ingecheckt heeft, maar daarvoor moet ik in mijn papieren kijken. Die liggen in mijn kantoor. hebt u even?” De man verdween in het kleine hokje achter de balie. Zodra hij uit het zicht van de agenten was, nam hij zijn gsm en tikte snel “Flikken hier voor jou. Wegwezen!”
“Kan je dat nu geloven? Ik zou die man een boete willen geven voor obstructie van het onderzoek en smaad aan de politie. En nog één, gewoon omdat hij een lul is.” Myriam was ziedend. De receptionist was hen net komen zeggen dat hij eerst zijn koffiepauze ging nemen. Dat was volgens hem door de vakbond allemaal vastgelegd in een CAO.
Marc had het gezicht van Myriam rood zien worden en had haar snel naar buiten gewerkt. Net toen ze haar furieuze monoloog wou verderzetten, werd haar aandacht afgeleid door een naderende stofwolk.
Een zware Ford Ranger pickup kwam met hoge snelheid op hen toegereden. Zonder snelheid te minderen knalde hij door de slagboom heen.
Myriam en Marc sprongen in hun wagen en zetten de achtervolging in. Marc pakte de microfoon om de centrale te waarschuwen. “Alpha Brava 14 hier, verdachte gaat op de vlucht. We rijden nu op de verbindingsweg richting E314. We hebben dringend versterking nodig en een wegblokkade aan de oprit.”
“Dat wordt moeilijk. Onze wagens zitten vast achter een omgekantelde veewagen.”
“Verdomme!” Iedere seconde die verstreek, vergrootte de kans dat Johnny weer zou ontkomen. “Sneller Myriam! Sneller!”
In de verte zagen ze een tractor vanuit een veldweg traag de baan opdraaien. Hij sleepte een aanhangwagen vol bieten mee en nam in zijn bocht de hele breedte van de weg in beslag. Johnny die vooral in zijn achteruitkijkspiegel zijn achtervolgers in het oog hield, merkte het gevaarte veel te laat op. Hij besefte dat het te laat was om te remmen.
Met een heftige ruk aan zijn stuur reed de Ford op een greppel langs de weg af. Hij schoot hobbelend nog enkele meters door, tot hij, met twee wielen boven de greppel hangend tot stilstand kwam. Het chassis schoof krakend nog een paar centimeters verder en de wagen begon vervaarlijk over te hellen.
Myriam trok haar dienstwapen en snelde naar de Ranger. “Steek je handen uit het raam, stap uit de auto en ga plat op je buik liggen!” schreeuwde ze.
Even volgde er geen enkele reactie.
Myriam vloekte binnensmonds. Het moest nu gebeuren. Ze was vrij zelfzeker, maar zou nu toch wel graag versterking zien. “Je moet doen wat ik je heb gezegd!” Ze zag hoe Johnny haar door zijn achteruitkijkspiegel zat aan te staren. Na een tijdje kwam er beweging. Johnny stak zijn handen door het raampje en opende het portier van de buitenkant. Met de ogen op Myriam gericht, stak hij zijn handen in de lucht. Hij stapte langzaam de auto uit en liet zich op zijn knieën zakken, legde zijn handen op zijn rug en wachtte.
“Ik ben onschuldig! Jullie hebben de verkeerde.”
“Marc, de handboeien!”
“Handboeien?”
“In het handschoenenkastje, verdomme.”
Toen Marc zich omdraaide en Myriam haar partner eventjes geërgerd aankeek, gebeurde het. Johnny schoot vliegensvlug recht, gaf Myriam een vuistslag tegen het hoofd en smeet haar tegen de grond. Hij begon te rennen.
Marc vloekte. Hij zou hem pakken. Die klootzak. Die Moordenaar.
Hij versnelde. Sneller, sneller…
Ze liepen nu langs de snelweg in de richting van de rotonde.
Marc kon het tempo niet volgen. Zijn borstkas deed pijn. Zijn been bonsde.
Maar hij sloot het allemaal buiten. Hij zou Johnny krijgen. Hem voor de rechter slepen. “Johnny, dit zijn je laatste stappen als vrij man. Geniet er van, jij ellendige etter.”
De afstand tussen hen vergrootte. Vijftig meter, vijfenzeventig meter. Johnny keek over zijn schouder. Zijn gezicht was een en al opstandigheid. Hij maakte een haakse bocht naar rechts en rende de weg over, vlak voor een motorfiets die moest uitwijken. Hij sprong over de vangrails, de snelweg op.
Marc bleef abrupt stilstaan, met grote ogen van ongeloof. Hij hoorde het piepen van banden, een luide knal. Hij zag Johnny een salto maken over de motorkap van een aanstormende Tesla, tegen de voorruit klappen en hoog de lucht in geslingerd worden. Andere voertuigen weken uit, remmen krijsten.
Er volgde een smak als van een zak aardappelen die van grote hoogte op de grond viel.
Toen een moment van volkomen stilte. Alsof iemand een pauzeknop had gedrukt. Tijdelijk verdoofd door de shock keek Marc naar het tafereel en probeerde te verwerken wat hij zag: auto’s en vrachtwagens, allemaal gestopt, veel ervan in vreemde hoeken alsof een reuzenhand met speelgoedautootjes had gespeeld.
Een jongeman rende naar het midden van de autosnelweg, naar het slappe hoopje waaruit een lange, donkere bloedvlek zich begon te verspreiden. Hij zag de man stilstaan, zich omdraaien en overgeven. Een vrouw gilde als een sirene. Ze stond trillend naast een blauwe BMW en hield zich aan het portier vast. Twee mannen stapten uit de Tesla, die een ingedeukte motorkap en een gebarsten voorruit had. De voorkant van het dak was ook ingedeukt.
Marc vermande zich. Zijn professionalisme nam het weer van hem over. Hij pakte zijn telefoon en verzocht om een ziekenwagen. De vrouw bij de BMW stond nog altijd te krijsen, een doordringend, verschrikkelijk geluid. Marc rende naar Johnny toe. Toen hij bij het lichaam aankwam, moest hij een paar keer slikken om zelf niet over te geven. Het lichaam lag in een onnatuurlijk verwrongen houding op de grond. Het hoofd was opengespleten en hersenweefsel lekte naar buiten.
Een robuuste man van een jaar of dertig in slobberende spijkerbroek liep naar het lichaam toe en filmde alles kalmpjes met zijn telefoon.
Woedend schreeuwde Marc tegen hem. “Politie! Stop met filmen! Ga achteruit!”
De kerel bleef opstandig doorgaan en zoomde nu op het hoofd in. Marc stapte op hem af, griste de telefoon uit zijn hand en keilde hem in de berm. De man bleef met open mond staan.
De bestuurder van de Tesla, een oudere man met een asgrauw gezicht in een duur uitziend kostuum, kwam langzaam naar hem toe, alsof hij slaapwandelde, gevolgd door een jongen van begin twintig.
“Politie? Bent u van de politie?”
“Ja.”
“Ik… Oh God! Hij rende ineens voor me langs. Ik had geen enkele kans.”
“Ik heb het zien gebeuren. Wat is uw naam?”
“Jos Tielemans.”
“Ok, Jos, ga bij je wagen staan en wacht tot ik bij u kom. Ik heb u nog een paar vragen te stellen.”
Er tolden allerlei gedachten door Marcs hoofd toen Myriam naar hem toe kwam gesneld.
“Shit Marc,” reageerde ze.
Marc wees naar de bestuurder van de Tesla die naast hem stond. “Blijf bij hem tot er back-up arriveert.”
Hij dacht snel na. Hij moest de plaats van het ongeluk afschermen en namen en adressen van getuigen noteren voordat ze weggingen. Tot zijn opluchting hoorde hij het gejank van sirenes die snel dichterbij kwamen.
Toen hoorde hij een motor starten. Een jonge vrouw in een rode Mini wilde wegrijden. Hij sprintte naar haar toe en ging voor de auto staan om haar tegen te houden. Ze draaide het raampje omlaag en leek volkomen in paniek.
“Ik moet gaan. Ik ben te laat voor een tandartsafspraak.”
“Ik heb uw naam en adres nodig.”
“Ik heb niks gezien.”
“Uw naam!” blafte Marc. Geschrokken zette ze meteen de motor weer af.
Hij zou een heleboel moeten uitleggen. Hij dacht nu al aan de vragen die ze zouden stellen. Moest je hem wel achtervolgen? Heb je waarschuwingen geroepen? Maar dat was voor later.
Ontdaan en aangeslagen kostte het hem moeite om zijn aandacht erbij te houden. Hun hoofdverdachte was dood. Het feit dat hij ervandoor was gegaan, sprak boekdelen. Onschuldige mannen rennen niet weg voor de politie. Hij had geroepen dat hij onschuldig was, maar waarom bleef hij dan niet staan?
Hij zou het allemaal moeten onderzoeken.
“We hebben onszelf niets te verwijten. Hij ging ervandoor en keek niet uit. Wat hadden we moeten doen? Hem neerschieten? Dan zaten we nu bij Comité P.”
De stem van Marc drong amper tot Myriam door. Ze zat verslagen aan de toog van De drie pistolen. Nadat ze was bekomen van de slag die Johnny haar had gegeven, had ze de achtervolging ingezet. Doordat ze verder weg was, had ze de Tesla wel zien aankomen. Ze had gegild. Niemand had haar gehoord.
“Dan had hij wel nog geleefd.” Ze pakte haar glas whisky, dat nog voor de helft gevuld was, en dronk de inhoud in één keer leeg. Met een simpel gebaar deed ze teken aan de barman. Hij kwam direct met de fles naar haar toe. Zodra haar glas was bijgevuld, bracht ze het glas weer naar haar lippen.
Marc pakt haar hand vast om haar tegen te houden. “Niet overdrijven. Dit is een gevaarlijk goedje.”
Myriam keek hem spottend aan. “Wie het zegt!”
“Wil ik je naar huis brengen?” De hand van Marc drukte die van Myriam naar beneden waardoor het glas weer op de toog kwam te staan. Zijn hand bleef die van Myriam vasthouden. Ze staarde ernaar. Langzaam ging haar blik via zijn arm naar zijn ogen die haar bezorgd aankeken.
“Hadden we dit kunnen voorkomen?” Ze zat gevangen in zijn blik. Die wilde haar geruststellen. Hij gaf haar troost, meer dan zijn woorden zouden kunnen doen.
“Geen idee. Sommige dingen kan je niet voorkomen. Denk ik. We zullen het nooit weten. We kunnen enkel doen wat we doen.” Marc had geen flauw idee meer wat hij aan het zeggen was, en vooral niet waarover hij het eigenlijk had.
Voor de eerste keer in jaren voelde hij een connectie met Myriam die woorden oversteeg. Zij leek recht zijn ziel in te kijken. Daarmee trok ze heel voorzichtig de deur open die hij sinds zijn ex gesloten hield. Voor de allereerste keer zag hij haar ook als een vrouw.
Myriam herhaalde zijn woorden. “We kunnen enkel doen wat we doen.” Op hetzelfde moment bewogen hun hoofden dichterbij. Hun ogen bleven gefixeerd tot hun lippen elkaar vonden. Hun kus was zacht en teder. Ze kende niet de dierlijke lust die Marc enkele dagen geleden voor Erika had gevoeld in het toilethokje van dezelfde bar.
Het was iets wat ze allebei nodig hadden. Een bescherming tegen het gezamenlijke schuldgevoel voor de dood van Johnny. Waar de whisky de pijn niet leek weg te nemen, lukte dit wel.
De tong van Myriam glipte de mond van Marc binnen. Haar handen sloten zich rond zijn hoofd. Zijn handen trokken haar heupen dichter tegen zijn lichaam aan.
“Laat volgende keer iets weten als onze afspraak niet doorgaat.” De stem van Erika klonk scherp. Ze schrokken op en zagen hoe Erika zich doorheen het volk naar buiten wurmde, om uiteindelijk de deur van de bar achter zich dicht te laten vallen.
Lees verder: De Engel Des Doods - 5
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10