Door: Brechtje.S
Datum: 02-03-2022 | Cijfer: 9.2 | Gelezen: 2553
Lengte: Lang | Leestijd: 27 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Lang | Leestijd: 27 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Liederlijk Verleden - 3
De zaterdagochtend van mijn negentiende verjaardag stond Stef al vroeg bij ons thuis aan de deur. In zijn ene hand hield hij een enorme ruiker bloemen en in de andere een klein pakje, waar een heel mooi gouden halskettinkje bleek in te zitten. Ik was heel blij met beide cadeautjes, maar toen moeder even de kamer verliet om koffie voor ons te maken, fluisterde hij me toe dat hij nog een verrassing voor me had.
“Maar die is voor vanavond laat op de zolder,” voegde hij er met een vette knipoog aan toe.
Hoe ik ook aandrong, meer wilde hij niet loslaten. In mijn fantasie zag ik mezelf die avond al een of ander lingeriesetje uitpakken. In de voorbije maanden had ik ontdekt hoeveel leuke spulletjes er te koop waren om er als vrouw voor een man zo verleidelijk mogelijk uit te zien. Het werd een soort fobie en sindsdien ging daar een flink deel van mijn zakgeld aan op. De bewondering in zijn ogen, telkens ik mij voor hem in een nieuw setje showde, was mijn beloning. Maar die spullen waren prijzig en wogen nogal op mijn studentenbudget. Een cadeautje in die richting zou dus meer dan welkom zijn.
Het pakje dat hij me die avond in de hand drukte, kon nooit een of ander stuk pikante lingerie bevatten. Daarvoor was het veel te klein.
“Is dit wat ik denk dat het is?” vroeg ik weifelend, nadat ik het had geopend. In het papiertje zaten twee handgerolde sigaretten, maar dan bijna anderhalve keer de lengte van een normale sigaret.
“Ja, schat,” zei hij glimlachend. “Vanavond gaan we een jointje roken.”
“Ik… Ik weet niet of ik dat wel wil, Stef. Je hebt me beloofd dat je me nooit meer tot iets zult verplichten wat ik niet wil.”
“Ik verplicht je toch niets, ik stel het alleen maar voor.”
“Wel zonde van het geld natuurlijk, als ik niet wil.”
“Nee, Lies. Zit daar maar niet over in. Ik kreeg ze van Dirk. Gratis, om het eens te proberen. Volgens hem komt Nicole pas goed los als ze eerst een jointje gerookt heeft.”
Nicole was sinds een paar maanden het lief van Stefs vriend. Voor zover ik haar intussen kende, leek ze mij een echte losbol en het verbaasde me niet dat zij zoiets wel eens probeerde. Moest ik dat daarom zonodig ook doen? Nee toch?
Ik antwoordde dat ik niet aan de drugs wilde, waarop hij repliceerde dat het niet om een echte drug ging. Hooguit was het een softdrug die helemaal niet verslavend werkte, zo stelde hij. Daarnaast wees hij me erop dat ik zelf ook wel wist dat ik moeite had om tijdens het vrijen verder te gaan dan hetgeen we tot dan toe deden.
Daar had hij een punt moest ik toegeven. Veel verder dan rechttoe - rechtaan waren we nog niet geraakt en dat lag inderdaad aan mij. Altijd hield ik de boot af als hij een beetje wilde experimenteren. Er waren momenten dat ik het best anders zou willen, maar ik kon het niet. Tijdens de daaropvolgende discussie liet ik me overtuigen om het ten minste een keer te proberen.
Na een fikse hoestbui toonde hij me hoe het wel moest en een flink aantal trekjes later voelde ik me zowaar licht worden in mijn hoofd. De vrijpartij die volgde, was intenser dan alles wat we voordien beleefden. Ik stond dingen toe die ik tot dan toe nooit voor mogelijk had gehouden. Sterker nog, als in een roes ging ik in alles met hem mee en ik genoot er nog van ook.
Vanaf die dag ging het snel. Het jointje roken werd een vast onderdeel in ons minnespel en weldra bleef het niet bij één joint per avond. Niet alleen mijn beleving veranderde. Ook mijn denken verruimde en zo kon het gebeuren dat ik geen bezwaar maakte toen Stef me een aantal weken later vroeg of ik het goed vond dat Dirk en Nicole met ons meegingen naar de zolder. Daar aangekomen rookten we eerst met zijn vieren samen een jointje, waarna we ieder met onze eigen partner ‘aan de slag’ gingen.
Die eerste keer voelde ik me behoorlijk vreemd. Vrijen terwijl een ander koppel op een paar passen van ons vandaan flink tekeer ging, werkte remmend. Maar ook dat wende. Na alweer een paar weken leek het wel alsof ik alle gevoel voor schaamte verloren had, als ik eerst maar dat opkikkertje gerookt had. Ik schroomde me niet langer om samen met Stef toe te kijken hoe Nicole en Dirk de liefde bedreven en hen daarbij aan te moedigen. Ik begon het zelfs leuk te vinden als zij nadien ook voor ons ‘supporterden.’
Ook toen Nicole mij op een keer fluisterend vroeg of ik het zag zitten om samen met haar onze mannetjes op een erotische show te trakteren, aarzelde ik niet. In mijn benevelde geest kwam het gewoon op me over als een logisch vervolg.
Kort daarna werd ons kringetje uitgebreid, eerst met Koen. Nicole en ik waren er natuurlijk altijd bij, maar Stef en Dirk waren de baas. Zij bepaalden onderling wie er mee mocht naar ‘onze’ zolder. Nogal wat jonge mannen die bij hen in de smaak vielen, wisten weldra de weg naar de zolder te vinden. Iedereen die een uitnodiging kreeg was wel verplicht om te zorgen voor wat sterks ter consumptie, dat was de voorwaarde.
Nicole en ik kregen steevast de rol van gastvrouw toebedeeld. Het was aan ons om de heren te bedienen, bijna in ‘de staat der staten,’ dus met heel weinig om het lijf. Als de heren zich dan gedroegen zoals van hen verwacht mocht worden, dan waren Dirk en Stef wel zo goed om hen even ‘de vrije hand’ te geven. Eenmaal onder invloed was ik een sloerie geworden, die er niet eens aan dacht om te protesteren. Zolang de nacht maar eindigde in de vertrouwde sterke armen van Stef vond ik alles best. Nicole en ik ondergingen de gekste rituelen zonder morren. Het scheren was daarbij een vast onderdeel, maar toen er op den duur op bepaalde plaatsen niets meer te scheren viel, gingen in een knotsgekke nacht onze hoofdharen eraf. Stef en Dirk hadden dat zo beslist en gek genoeg hadden Nicole en ik de aanwezige mannen nog aangemoedigd ook.
Dat het uitgerekend onze kale kopjes waren die bij een aantal mensen in het dorp nog meer vragen deed reizen, dat hadden we niet in de gaten. Wisten wij veel dat er onder de jongemannen die wij op de zolder op bezoek kregen, er een paar bij waren die hun mond voorbij gepraat hadden. We zouden dat echter snel ondervinden.
“Hallo, is daar iemand?”
Precies op het moment waarop mijn gedachten stilstonden bij dat ene moment uit het verleden wat ik nog het meest van al verfoeide, leek Stef te vinden dat hij me voldoende tijd had gegund. Ik was er niet echt rouwig om, maar meer nog dan zijn woorden was het zijn warme hand op mijn dij die me terughaalde naar het heden. Terwijl ik met een haastig gebaar zijn hand van mijn rok wegduwde, viel mijn oog op het dasboard klokje. Het was al tien over vier.
“Breng me terug, Stef,” smeekte ik nerveus, “meer tijd heb ik echt niet.”
“Nee, Lies,” antwoordde hij rustig. “Zo gemakkelijk kom je niet van me af. Pas als we echt met elkaar gepraat hebben, breng ik je terug.”
“Ik heb jou niets te zeggen, begrijp dat toch.”
“Dat geloof je zelf toch niet.” Vertel me om te beginnen maar eens waar je de voorbije minuten aan zat te denken.”
“Ik dacht na over wat ik mijn man voor het avondeten ga klaarmaken,” jokte ik.
Waar ik dit onbenullig antwoord zo snel vandaan haalde, begreep ik zelf niet. Geen seconde had ik aan Remco gedacht sinds ik het huis uit ging.
“Onzin, Lisa Peters! Wat wordt het? Ofwel praten we, ofwel bellen we jouw man. Nadat ik hem verteld heb waar en met wie jij op dit ogenblik uithangt, geef ik hem wel even aan jou door. Dan kun je hem gelijk zeggen dat hij de aardappeltjes alvast mag beginnen schillen.”
In normale omstandigheden zou ik ongetwijfeld geschaterd hebben om de spitsvondige manier waarop hij inspeelde op mijn laatste woorden. Dit waren echter geen normale omstandigheden, hij had me in zijn macht. Even overwoog ik om het portier open te gooien en het op een lopen te zetten, maar met die hoge hakken onder mijn voeten was dat geen optie. Hij zou me zo inhalen en bovendien gaf ik hem dan pas echt een reden om Remco te bellen. Dat moest ik boven alles zien te vermijden en dus zou er niets anders opzitten dan te doen wat hij van me wilde. Er was geen andere mogelijkheid, ik zou met hem moeten praten.
Toch wilde ik niet al te meegaand lijken. Als hij koppig kon volhouden, dan ik toch zeker ook. Om mezelf een houding te geven kruiste ik de armen en keek zwijgend voor me uit.
“Mooi,” reageerde hij daarop, “zwijgen is nog altijd toestemmen.”
Als je het zelf zegt, dacht ik en klemde mijn lippen nog wat vaster op elkaar.
“Zal ik dan maar beginnen?” vroeg hij, toen hij zag dat ik niet van plan was om te reageren. “Als jij het goed vindt, neem ik je vijftien jaar mee terug in de tijd, naar die keer dat wij elkaar voor het laatst zagen. Dat ene genante moment, weet je nog?”
En of ik dat nog wist! Daar hoefde ik niet eens bij na te denken, die scène stond voor eeuwig in mijn geheugen gegrift. Nu hij zelf daarover begon, voelde dat aan als een kaakslag. Uitgerekend daar wilde ik niet aan herinnerd worden, maar er was geen ontkomen aan. Het leek alsof de film in mijn hoofd na een korte pauze opnieuw werd opgestart. Een ijskoude rilling ging over mijn rug toen de beelden me terug helder voor de geest kwamen.
Ik zag mezelf weer naast Nicole op de grote houten tafel liggen. Zes paar grijpgrage handen van evenveel schaars geklede mannen waren bijna klaar met ons in te oliën van kop tot teen, toen plots de deur openvloog. Pater Jozef, onderpastoor en proost van de jeugdbeweging, staarde ons vanuit de deuropening aan met een blik vol ongeloof. Van pure consternatie liet hij de sleutelbos uit zijn handen vallen. Twee tellen later werd onze ‘geestelijke leider’ opzij geduwd en van achter hem kwamen drie dorpsnotabelen de zolderruimte binnen. De eerste was meneer Dolmans, notaris en nota bene Nicole’s vader. Achter hem kwam dokter Geysen, de vader van Koen, gevolgd door apotheker Wagenmakers, Stefs vader.
Terwijl de verwijten ons om de oren vlogen, waarbij het woord ‘schande’ met regelmaat viel, konden wij niet snel genoeg iets om het lijf hebben. Ieder voor zich grabbelden we naar wat er binnen handbereik lag. Voor we het goed en wel beseften, werden we de trap afgeduwd en gedwongen om in de klaarstaande auto’s te stappen.
In de wagen van de apotheker werd onderweg naar huis geen woord gesproken. Stef en ik mochten niet en zijn vader wilde niet.
Vader Wagenmakers had zijn woorden opgespaard voor mijn ouders, want toen na zijn volgehouden driftig aanbellen, pa en ma in kamerjas de voordeur openden, bracht hij in een stortvloed van woorden verslag uit van de feiten.
Op het ogenblik dat mijn vader me naar binnen sleurde, zag ik nog kans om eventjes naar Stef te zwaaien. Ik zou gezworen hebben dat hij me van achter het autoraam terugzwaaide. Het was de laatste keer dat ik hem zou zien, tot hij die ochtend in de supermarkt onverwacht voor me had gestaan. Hij had me laten stikken toen de notaris het zo wist te orkestreren, dat ik zowat alle schuld alléén over me heen kreeg. Uitgerekend in de periode dat ik me door iedereen verlaten voelde en ik Stef meer dan ooit nodig had, was hij er niet geweest. Waar haalde hij het recht vandaan om mij daar vijftien jaar later nog mee lastig te vallen?
Plots drong het tot me door dat hij de hele tijd dat ik met mijn gedachten bij het verleden was zijn mond had gehouden. Aarzelend draaide ik me naar hem toe.
“Ben je er weer?” Hij probeerde een glimlach te forceren, iets wat hem niet echt lukte. “Heb ik je aandacht, Lies?”
Voor het eerst zag ik iets van droefheid in zijn ogen, geen dreiging, geen overdreven zelfvertrouwen of geen spot, alleen maar droeve ernst. Blijkbaar was hij wel degelijk gekomen om met mij over het verleden te praten en kostte hem dat meer moeite dan hij tot hiertoe liet uitschijnen. Enigszins op mijn hoede, maar wel nieuwsgierig naar wat hij me te zeggen had, knikte ik bevestigend.
“Kijk, Lies,” begon hij, “we deden destijds dingen waar we achteraf geen van allen trots op zijn, maar nu we daar eindelijk eens over kunnen praten, voel ik aan jouw kant alleen maar verwijten.”
“Vindt je het gek? Heb ik daar dan geen reden voor?” Als het zijn bedoeling was om mij uit de tent te lokken, dan was hem dat alvast gelukt.
“Onterecht, Lies.”
“Is dat zo?”
“Ja, nooit heb ik je ergens toe gedwongen. Vertel me dus nu niet dat het allemaal tegen jouw zin was.”
“Poeh, mannen!” sneerde ik, “die begrijpen ook nooit eens wat.”
“Oh nee?”
“Nee! Jij nam mij wel op sleeptouw, weet je nog? Als een verliefde puber liet ik me door jou leiden, en dat heb ik geweten. Daar heb ik ruimschoots voor moeten boeten, maar wat ik nog erger vind en wat ik nooit zal vergeten, dat is dat jij me liet vallen als een baksteen. Dat neem ik je nog altijd heel erg kwalijk, Stef Wagenmakers!”
“Dat weet ik en ik begrijp het ook wel, maar toch is het niet terecht. Ik hield van je zoals ik nadien nooit meer van iemand heb gehouden.”
“Is het niet wat laat om met dat soort praatjes aan te komen?”
”Voor een verklaring is het nooit te laat. Het kan op jou wel overgekomen zijn alsof ik je liet vallen, maar toch was dat niet zo.”
“Oh nee? Waar zat jij dan toen ik door het hele dorp werd uitgespuwd? Ik en ik alléén kreeg alle schuld over me heen. Ik was de dorpshoer en jullie waren enkel maar slachtoffers. Ocharme!”
“Doe niet zo sarcastisch, Lies.”
Beeldde ik het mezelf in of kromp hij echt een beetje ineen? Het was wel duidelijk dat hij zich ook niet echt comfortabel voelde bij dit gesprek. Zo kende ik hem eigenlijk niet. Toch was ik niet van plan om het hem gemakkelijk te maken. Vreemd genoeg luchtte het me op nu ik hem deze dingen ongezouten in zijn gezicht kon zeggen. Misschien had hij toch gelijk en moest dit gesprek inderdaad gevoerd worden.
“Ja zeg, mag ik misschien even?” ging ik verwijtend verder. “Op het moment dat ik jouw steun meer dan ooit nodig had, gaf jij niet thuis. Je leek wel van de aardbol verdwenen.”
“Ik had huisarrest.”
“Huisarrest? Laat me niet lachen!”
“Toch was dat zo, laat het me uitleggen, Lies.”
De volgende minuten was alleen Stef aan het woord. Hij herhaalde nogmaals zijn spijt dat het zo gelopen was, waarna hij begon te vertellen. Al luisterend raakte ik er langzaam van overtuigd dat hij de waarheid sprak. Zijn verhaal liep gelijk met het mijne, dat kon hij niet verzonnen hebben.
Zijn ouders hadden hem verboden om nog met mij om te gaan. De dreiging dat zij niet langer zijn studies zouden betalen, was de stok achter de deur. De eerste week had hij inderdaad huisarrest gekregen, iets waar zijn vader streng op toezag. Zelfs het gebruik van de telefoon was hem niet toegestaan. Ook naar de universiteit mocht hij niet, omdat hij me daar zou kunnen opzoeken zonder dat zijn ouders daar weet van hadden. Tijdens die week had zijn vader, via een kennis, het zo weten te regelen dat hij naar de Sorbonne kon om zijn studie verder te zetten. Zeer tegen zijn zin was hij op zondagochtend door zijn ouders in Brussel op de trein richting Parijs gezet.
Van daaruit had hij zo snel mogelijk contact met me gezocht, maar tevergeefs. In die pre -mobiel tijd was hij wel verplicht om me thuis proberen te bellen, maar telkens hadden mijn ouders de hoorn op de haak gegooid. De Hospita in Leuven had hem ook al niet verder geholpen. Die had alleen weten te vertellen dat ik daar niet meer woonde. Hij had ook verschillende brieven gestuurd, maar telkens waren die ongeopend teruggekomen. Toen hij na drie maanden voor het eerst weer in België was, had hij overal naar mij geïnformeerd maar niemand wist waar ik uithing.
Het kon allemaal kloppen en als vanzelf werd ik mee in het gesprek gezogen. Ik vertelde hoe mijn ouders zich schaamden voor hun dochter en hoe ze me liever kwijt dan rijk waren. Ik was niet langer welkom thuis en dat hadden ze me duidelijk laten merken.
In Leuven deed het ‘nieuwtje’ ook al snel de ronde en na een paar dagen werd ik geschuwd als de pest. Toen het mijn hospita ter ore kwam, werd ik op staande voet het huis uitgezet, want ik had haar goede naam besmeurd.
Hierop nam Stef weer het woord en vertelde dat hij een jaar lang naar me had gezocht. Toen hij het opgegeven had, was hij ervan overtuigd geraakt dat ik niets meer met hem te maken wilde hebben en resoluut voor een leven zonder hem had gekozen. Om mij te vergeten had hij zich voor tweehonderd procent op zijn studie gestort. Zodra hij afgestudeerd was, kon hij meteen aan de slag bij een farmaceutisch bedrijf in de buurt van Parijs en dus was hij in Frankrijk gebleven. Hij was een relatie begonnen met een vrouwelijke collega en na een jaar was hij ook met haar getrouwd. Het was een vergissing gebleken, bekende hij. Na amper twee jaar was hun huwelijk al op de klippen gelopen. Om met een schone lei te herbeginnen was hij daarop maar naar België teruggekeerd, waar hij al zijn tijd en energie gestoken had in het opstarten van een eigen zaak. In het begin was het heel moeilijk geweest, maar nu was hij eigenaar van een goedlopende handel in farmaceutische producten. Hij had intussen vijftien mensen in vaste dienst. Via zijn zaak was hij me een jaar geleden ook weer op het spoor gekomen, heel toevallig.
“Hoezo?” vroeg ik. Natuurlijk wilde ik wel eens weten hoe hij me gevonden had.
“Ken je ‘VZW Het Kruispunt’ nog?”
Een schok ging door me heen. Ook dat wist hij, hij wist dat ik in de psychiatrie had gezeten. Enigszins angstig knikte ik bevestigend.
Op een dag, zo vertelde hij verder, was er een financieel dispuut geweest tussen de VZW en zijn firma, iets wat hij niet aan een ondergeschikte had willen overlaten. Tijdens het onderhoud met de directrice was zijn afkomst ter sprake gekomen en was de naam van ons geboortedorp gevallen. De directrice had hem daarop verteld, dat zij toen ze jaren geleden nog als psychologe voor de VZW werkte, een patiënte uit dat dorp behandeld had. Hij had wel wat moeten aandringen, maar uiteindelijk had ze mijn naam genoemd.
“Was dat mevrouw Devries?” vroeg ik met onvaste stem.
“Ja, ik geloof wel dat ze zo noemde. Zij wist ook niet wat er van jou geworden was, maar ze herinnerde zich nog wel dat ze je destijds geholpen had om binnen te geraken aan de Rijksuniversiteit in Utrecht, in de faculteit diergeneeskunde.
“Dat klopt,” vulde ik aan. “Naar Leuven wilde ik niet terug en van die menswetenschappen had ik schoon genoeg. In België was er op dat moment net een inschrijvingsbeperking afgekondigd in de richting veeartsenei, dus werd het Nederland.”
Ik stond versteld van mezelf. Nauwelijks een handvol minuten eerder was ik er stellig van overtuigd geweest dat ik Stef niets te zeggen had en nu kon het mij plots niet meer schelen. Het voelde aan alsof er een last van mijn schouders viel en ik vroeg hem hoe hij ontdekt had waar ik precies woonde.
Hij antwoordde dat iemand voor hem aan de universiteit van Utrecht wat opzoekwerk had verricht. Het had even geduurd, maar zijn contactpersoon had na een tijdje toch een aantal mogelijke aanknopingspunten gevonden en een daarvan was Remco’s praktijk, waar ik destijds stage had gelopen. Vanaf toen was het simpel geweest, want de eerste de beste dorpeling die hij tegengekomen was, had hem de weg naar het huis van de veearts en zijn ‘Belgische madam’ gewezen.
Onwillekeurig moest ik lachen om de manier waarop hij dat laatste met een Nederlandse tongval probeerde uit te spreken. Het haalde het laatste restje spanning bij me weg en toen hij vervolgens informeerde hoe ik in de psychiatrie verzeild was geraakt, sprak ik vrijuit.
Wat kon het mij nog schelen dat hij wist dat ik in de tijd waarin de hele wereld op mijn hoofd leek neer te storten niet langer voldoende had aan een jointje op zijn tijd. ten slotte was hij het die mij met drugs in contact had gebracht. Voor mij was het wel verslavend gebleken en op mijn zoektocht naar iets sterkers was ik via een kennis in Gent beland.
Gelukkig vroeg Stef niet waar ik het geld voor die drugs vandaan haalde, dus hoefde ik dat ook niet te zeggen. Over mijn korte ‘carrière’ als paaldanseres en animeermeisje hield ik liever mijn mond, maar het was wel de enige manier om snel aan voldoende geld te geraken om mijn drugs te betalen. Het jointje werd vervangen door pillen en toen ook dat niet meer het beoogde resultaat gaf, ging ik aan het snuiven.
Op een dag ging het mis. Een allergische reactie op onzuiver spul zeiden ze in het ziekenhuis. Toen ik voldoende hersteld was, brachten ze mij in contact met ‘Het Kruispunt’ en na een lange weg, met veel vallen en weer opstaan, was ik na ruim een jaar in staat om weer op eigen benen te staan. Mevrouw Devries, tijdens mijn verblijf in de instelling altijd al mijn steun en toeverlaat als ik het moeilijk had, hielp mij om de inschrijving in Utrecht te regelen. Rond die periode had ze ook contact gezocht met mijn ouders, maar die waren niet tot een verzoening bereid. Wel hadden ze doorheen de jaren een aardig potje op mijn naam bijeengespaard en mevrouw Devries kreeg het voor elkaar, dat ze dat afstonden. Dank zij dat spaarboekje kon ik die studies in Nederland betalen.
“In België had ik niets meer te zoeken,” zei ik afrondend, “en dus heb ik hier een heel nieuw leven opgebouwd.”
Stef had me niet één keer onderbroken en het duurde ook een tijdje voor hij iets zei.
“Hehé,” zei hij, dat is niet niks, Lies. Gek toch, dat jij en ik, die zo voor elkaar voorbestemd leken, op die manier uit elkaar zijn gerukt.”
“Ach Stef, het is nu eenmaal zo gelopen. Dat kunnen we niet terugdraaien.”
“Toch ben ik blij dat wij twee daar eindelijk eens over konden praten.”
“Het luchtte in ieder geval op,” gaf ik eerlijk toe.
“Zo voel ik het ook aan. Mag ik je de hand drukken?” Gedurende een paar seconden staarde ik naar zijn uitgestoken hand. Toen ik hem weer aankeek was de vertrouwde guitige glans in zijn ogen weer helemaal terug.
“Gewoon uit dankbaarheid,” drong hij aan. “Omdat je toch naar hier gekomen bent.”
Aarzelend legde ik mijn hand in de zijne. Zijn handdruk voelde stevig en warm. Ergens voelde het ook vertrouwd aan en misschien lag het daaraan dat onze handen langer in elkaar bleven dan zijn dankbaarheid vereiste. Op het moment dat mij dat op ging vallen, trok ik de mijne snel terug.
“En dan nu de tweede reden waarom ik je kwam opzoeken. Lies, ik kom je uitnodigen voor de reünie.”
“De reünie?” Een koude rilling liep over mijn rug. “Welke reünie?”
“Van de jeugdbeweging, ter gelegenheid van hun 25 jarig bestaan. De anderen komen ook allemaal.”
“De anderen?”
“Je weet wel, onze Chiro kliek van destijds.”
“Zie jij die dan nog wel eens?”
“Sommigen wel. Dirk en Nicole zelfs regelmatig. Jij weet dat waarschijnlijk niet, maar die vormen al twaalf jaar een perfect koppel. Twee prachtige kinderen hebben ze, een zoon van tien en een dochter van acht. Koen zie ik ook nog wel eens. Die is echter van kamp veranderd, als je begrijpt wat ik bedoel. Hij komt ook en brengt zijn vriend mee. Bijna iedereen zal er zijn. Jij toch ook, mag ik hopen?”
“Nee Stef,” wist ik met moeite te stamelen. “Dat kan ik echt niet aan.”
“Maar die is voor vanavond laat op de zolder,” voegde hij er met een vette knipoog aan toe.
Hoe ik ook aandrong, meer wilde hij niet loslaten. In mijn fantasie zag ik mezelf die avond al een of ander lingeriesetje uitpakken. In de voorbije maanden had ik ontdekt hoeveel leuke spulletjes er te koop waren om er als vrouw voor een man zo verleidelijk mogelijk uit te zien. Het werd een soort fobie en sindsdien ging daar een flink deel van mijn zakgeld aan op. De bewondering in zijn ogen, telkens ik mij voor hem in een nieuw setje showde, was mijn beloning. Maar die spullen waren prijzig en wogen nogal op mijn studentenbudget. Een cadeautje in die richting zou dus meer dan welkom zijn.
Het pakje dat hij me die avond in de hand drukte, kon nooit een of ander stuk pikante lingerie bevatten. Daarvoor was het veel te klein.
“Is dit wat ik denk dat het is?” vroeg ik weifelend, nadat ik het had geopend. In het papiertje zaten twee handgerolde sigaretten, maar dan bijna anderhalve keer de lengte van een normale sigaret.
“Ja, schat,” zei hij glimlachend. “Vanavond gaan we een jointje roken.”
“Ik… Ik weet niet of ik dat wel wil, Stef. Je hebt me beloofd dat je me nooit meer tot iets zult verplichten wat ik niet wil.”
“Ik verplicht je toch niets, ik stel het alleen maar voor.”
“Wel zonde van het geld natuurlijk, als ik niet wil.”
“Nee, Lies. Zit daar maar niet over in. Ik kreeg ze van Dirk. Gratis, om het eens te proberen. Volgens hem komt Nicole pas goed los als ze eerst een jointje gerookt heeft.”
Nicole was sinds een paar maanden het lief van Stefs vriend. Voor zover ik haar intussen kende, leek ze mij een echte losbol en het verbaasde me niet dat zij zoiets wel eens probeerde. Moest ik dat daarom zonodig ook doen? Nee toch?
Ik antwoordde dat ik niet aan de drugs wilde, waarop hij repliceerde dat het niet om een echte drug ging. Hooguit was het een softdrug die helemaal niet verslavend werkte, zo stelde hij. Daarnaast wees hij me erop dat ik zelf ook wel wist dat ik moeite had om tijdens het vrijen verder te gaan dan hetgeen we tot dan toe deden.
Daar had hij een punt moest ik toegeven. Veel verder dan rechttoe - rechtaan waren we nog niet geraakt en dat lag inderdaad aan mij. Altijd hield ik de boot af als hij een beetje wilde experimenteren. Er waren momenten dat ik het best anders zou willen, maar ik kon het niet. Tijdens de daaropvolgende discussie liet ik me overtuigen om het ten minste een keer te proberen.
Na een fikse hoestbui toonde hij me hoe het wel moest en een flink aantal trekjes later voelde ik me zowaar licht worden in mijn hoofd. De vrijpartij die volgde, was intenser dan alles wat we voordien beleefden. Ik stond dingen toe die ik tot dan toe nooit voor mogelijk had gehouden. Sterker nog, als in een roes ging ik in alles met hem mee en ik genoot er nog van ook.
Vanaf die dag ging het snel. Het jointje roken werd een vast onderdeel in ons minnespel en weldra bleef het niet bij één joint per avond. Niet alleen mijn beleving veranderde. Ook mijn denken verruimde en zo kon het gebeuren dat ik geen bezwaar maakte toen Stef me een aantal weken later vroeg of ik het goed vond dat Dirk en Nicole met ons meegingen naar de zolder. Daar aangekomen rookten we eerst met zijn vieren samen een jointje, waarna we ieder met onze eigen partner ‘aan de slag’ gingen.
Die eerste keer voelde ik me behoorlijk vreemd. Vrijen terwijl een ander koppel op een paar passen van ons vandaan flink tekeer ging, werkte remmend. Maar ook dat wende. Na alweer een paar weken leek het wel alsof ik alle gevoel voor schaamte verloren had, als ik eerst maar dat opkikkertje gerookt had. Ik schroomde me niet langer om samen met Stef toe te kijken hoe Nicole en Dirk de liefde bedreven en hen daarbij aan te moedigen. Ik begon het zelfs leuk te vinden als zij nadien ook voor ons ‘supporterden.’
Ook toen Nicole mij op een keer fluisterend vroeg of ik het zag zitten om samen met haar onze mannetjes op een erotische show te trakteren, aarzelde ik niet. In mijn benevelde geest kwam het gewoon op me over als een logisch vervolg.
Kort daarna werd ons kringetje uitgebreid, eerst met Koen. Nicole en ik waren er natuurlijk altijd bij, maar Stef en Dirk waren de baas. Zij bepaalden onderling wie er mee mocht naar ‘onze’ zolder. Nogal wat jonge mannen die bij hen in de smaak vielen, wisten weldra de weg naar de zolder te vinden. Iedereen die een uitnodiging kreeg was wel verplicht om te zorgen voor wat sterks ter consumptie, dat was de voorwaarde.
Nicole en ik kregen steevast de rol van gastvrouw toebedeeld. Het was aan ons om de heren te bedienen, bijna in ‘de staat der staten,’ dus met heel weinig om het lijf. Als de heren zich dan gedroegen zoals van hen verwacht mocht worden, dan waren Dirk en Stef wel zo goed om hen even ‘de vrije hand’ te geven. Eenmaal onder invloed was ik een sloerie geworden, die er niet eens aan dacht om te protesteren. Zolang de nacht maar eindigde in de vertrouwde sterke armen van Stef vond ik alles best. Nicole en ik ondergingen de gekste rituelen zonder morren. Het scheren was daarbij een vast onderdeel, maar toen er op den duur op bepaalde plaatsen niets meer te scheren viel, gingen in een knotsgekke nacht onze hoofdharen eraf. Stef en Dirk hadden dat zo beslist en gek genoeg hadden Nicole en ik de aanwezige mannen nog aangemoedigd ook.
Dat het uitgerekend onze kale kopjes waren die bij een aantal mensen in het dorp nog meer vragen deed reizen, dat hadden we niet in de gaten. Wisten wij veel dat er onder de jongemannen die wij op de zolder op bezoek kregen, er een paar bij waren die hun mond voorbij gepraat hadden. We zouden dat echter snel ondervinden.
“Hallo, is daar iemand?”
Precies op het moment waarop mijn gedachten stilstonden bij dat ene moment uit het verleden wat ik nog het meest van al verfoeide, leek Stef te vinden dat hij me voldoende tijd had gegund. Ik was er niet echt rouwig om, maar meer nog dan zijn woorden was het zijn warme hand op mijn dij die me terughaalde naar het heden. Terwijl ik met een haastig gebaar zijn hand van mijn rok wegduwde, viel mijn oog op het dasboard klokje. Het was al tien over vier.
“Breng me terug, Stef,” smeekte ik nerveus, “meer tijd heb ik echt niet.”
“Nee, Lies,” antwoordde hij rustig. “Zo gemakkelijk kom je niet van me af. Pas als we echt met elkaar gepraat hebben, breng ik je terug.”
“Ik heb jou niets te zeggen, begrijp dat toch.”
“Dat geloof je zelf toch niet.” Vertel me om te beginnen maar eens waar je de voorbije minuten aan zat te denken.”
“Ik dacht na over wat ik mijn man voor het avondeten ga klaarmaken,” jokte ik.
Waar ik dit onbenullig antwoord zo snel vandaan haalde, begreep ik zelf niet. Geen seconde had ik aan Remco gedacht sinds ik het huis uit ging.
“Onzin, Lisa Peters! Wat wordt het? Ofwel praten we, ofwel bellen we jouw man. Nadat ik hem verteld heb waar en met wie jij op dit ogenblik uithangt, geef ik hem wel even aan jou door. Dan kun je hem gelijk zeggen dat hij de aardappeltjes alvast mag beginnen schillen.”
In normale omstandigheden zou ik ongetwijfeld geschaterd hebben om de spitsvondige manier waarop hij inspeelde op mijn laatste woorden. Dit waren echter geen normale omstandigheden, hij had me in zijn macht. Even overwoog ik om het portier open te gooien en het op een lopen te zetten, maar met die hoge hakken onder mijn voeten was dat geen optie. Hij zou me zo inhalen en bovendien gaf ik hem dan pas echt een reden om Remco te bellen. Dat moest ik boven alles zien te vermijden en dus zou er niets anders opzitten dan te doen wat hij van me wilde. Er was geen andere mogelijkheid, ik zou met hem moeten praten.
Toch wilde ik niet al te meegaand lijken. Als hij koppig kon volhouden, dan ik toch zeker ook. Om mezelf een houding te geven kruiste ik de armen en keek zwijgend voor me uit.
“Mooi,” reageerde hij daarop, “zwijgen is nog altijd toestemmen.”
Als je het zelf zegt, dacht ik en klemde mijn lippen nog wat vaster op elkaar.
“Zal ik dan maar beginnen?” vroeg hij, toen hij zag dat ik niet van plan was om te reageren. “Als jij het goed vindt, neem ik je vijftien jaar mee terug in de tijd, naar die keer dat wij elkaar voor het laatst zagen. Dat ene genante moment, weet je nog?”
En of ik dat nog wist! Daar hoefde ik niet eens bij na te denken, die scène stond voor eeuwig in mijn geheugen gegrift. Nu hij zelf daarover begon, voelde dat aan als een kaakslag. Uitgerekend daar wilde ik niet aan herinnerd worden, maar er was geen ontkomen aan. Het leek alsof de film in mijn hoofd na een korte pauze opnieuw werd opgestart. Een ijskoude rilling ging over mijn rug toen de beelden me terug helder voor de geest kwamen.
Ik zag mezelf weer naast Nicole op de grote houten tafel liggen. Zes paar grijpgrage handen van evenveel schaars geklede mannen waren bijna klaar met ons in te oliën van kop tot teen, toen plots de deur openvloog. Pater Jozef, onderpastoor en proost van de jeugdbeweging, staarde ons vanuit de deuropening aan met een blik vol ongeloof. Van pure consternatie liet hij de sleutelbos uit zijn handen vallen. Twee tellen later werd onze ‘geestelijke leider’ opzij geduwd en van achter hem kwamen drie dorpsnotabelen de zolderruimte binnen. De eerste was meneer Dolmans, notaris en nota bene Nicole’s vader. Achter hem kwam dokter Geysen, de vader van Koen, gevolgd door apotheker Wagenmakers, Stefs vader.
Terwijl de verwijten ons om de oren vlogen, waarbij het woord ‘schande’ met regelmaat viel, konden wij niet snel genoeg iets om het lijf hebben. Ieder voor zich grabbelden we naar wat er binnen handbereik lag. Voor we het goed en wel beseften, werden we de trap afgeduwd en gedwongen om in de klaarstaande auto’s te stappen.
In de wagen van de apotheker werd onderweg naar huis geen woord gesproken. Stef en ik mochten niet en zijn vader wilde niet.
Vader Wagenmakers had zijn woorden opgespaard voor mijn ouders, want toen na zijn volgehouden driftig aanbellen, pa en ma in kamerjas de voordeur openden, bracht hij in een stortvloed van woorden verslag uit van de feiten.
Op het ogenblik dat mijn vader me naar binnen sleurde, zag ik nog kans om eventjes naar Stef te zwaaien. Ik zou gezworen hebben dat hij me van achter het autoraam terugzwaaide. Het was de laatste keer dat ik hem zou zien, tot hij die ochtend in de supermarkt onverwacht voor me had gestaan. Hij had me laten stikken toen de notaris het zo wist te orkestreren, dat ik zowat alle schuld alléén over me heen kreeg. Uitgerekend in de periode dat ik me door iedereen verlaten voelde en ik Stef meer dan ooit nodig had, was hij er niet geweest. Waar haalde hij het recht vandaan om mij daar vijftien jaar later nog mee lastig te vallen?
Plots drong het tot me door dat hij de hele tijd dat ik met mijn gedachten bij het verleden was zijn mond had gehouden. Aarzelend draaide ik me naar hem toe.
“Ben je er weer?” Hij probeerde een glimlach te forceren, iets wat hem niet echt lukte. “Heb ik je aandacht, Lies?”
Voor het eerst zag ik iets van droefheid in zijn ogen, geen dreiging, geen overdreven zelfvertrouwen of geen spot, alleen maar droeve ernst. Blijkbaar was hij wel degelijk gekomen om met mij over het verleden te praten en kostte hem dat meer moeite dan hij tot hiertoe liet uitschijnen. Enigszins op mijn hoede, maar wel nieuwsgierig naar wat hij me te zeggen had, knikte ik bevestigend.
“Kijk, Lies,” begon hij, “we deden destijds dingen waar we achteraf geen van allen trots op zijn, maar nu we daar eindelijk eens over kunnen praten, voel ik aan jouw kant alleen maar verwijten.”
“Vindt je het gek? Heb ik daar dan geen reden voor?” Als het zijn bedoeling was om mij uit de tent te lokken, dan was hem dat alvast gelukt.
“Onterecht, Lies.”
“Is dat zo?”
“Ja, nooit heb ik je ergens toe gedwongen. Vertel me dus nu niet dat het allemaal tegen jouw zin was.”
“Poeh, mannen!” sneerde ik, “die begrijpen ook nooit eens wat.”
“Oh nee?”
“Nee! Jij nam mij wel op sleeptouw, weet je nog? Als een verliefde puber liet ik me door jou leiden, en dat heb ik geweten. Daar heb ik ruimschoots voor moeten boeten, maar wat ik nog erger vind en wat ik nooit zal vergeten, dat is dat jij me liet vallen als een baksteen. Dat neem ik je nog altijd heel erg kwalijk, Stef Wagenmakers!”
“Dat weet ik en ik begrijp het ook wel, maar toch is het niet terecht. Ik hield van je zoals ik nadien nooit meer van iemand heb gehouden.”
“Is het niet wat laat om met dat soort praatjes aan te komen?”
”Voor een verklaring is het nooit te laat. Het kan op jou wel overgekomen zijn alsof ik je liet vallen, maar toch was dat niet zo.”
“Oh nee? Waar zat jij dan toen ik door het hele dorp werd uitgespuwd? Ik en ik alléén kreeg alle schuld over me heen. Ik was de dorpshoer en jullie waren enkel maar slachtoffers. Ocharme!”
“Doe niet zo sarcastisch, Lies.”
Beeldde ik het mezelf in of kromp hij echt een beetje ineen? Het was wel duidelijk dat hij zich ook niet echt comfortabel voelde bij dit gesprek. Zo kende ik hem eigenlijk niet. Toch was ik niet van plan om het hem gemakkelijk te maken. Vreemd genoeg luchtte het me op nu ik hem deze dingen ongezouten in zijn gezicht kon zeggen. Misschien had hij toch gelijk en moest dit gesprek inderdaad gevoerd worden.
“Ja zeg, mag ik misschien even?” ging ik verwijtend verder. “Op het moment dat ik jouw steun meer dan ooit nodig had, gaf jij niet thuis. Je leek wel van de aardbol verdwenen.”
“Ik had huisarrest.”
“Huisarrest? Laat me niet lachen!”
“Toch was dat zo, laat het me uitleggen, Lies.”
De volgende minuten was alleen Stef aan het woord. Hij herhaalde nogmaals zijn spijt dat het zo gelopen was, waarna hij begon te vertellen. Al luisterend raakte ik er langzaam van overtuigd dat hij de waarheid sprak. Zijn verhaal liep gelijk met het mijne, dat kon hij niet verzonnen hebben.
Zijn ouders hadden hem verboden om nog met mij om te gaan. De dreiging dat zij niet langer zijn studies zouden betalen, was de stok achter de deur. De eerste week had hij inderdaad huisarrest gekregen, iets waar zijn vader streng op toezag. Zelfs het gebruik van de telefoon was hem niet toegestaan. Ook naar de universiteit mocht hij niet, omdat hij me daar zou kunnen opzoeken zonder dat zijn ouders daar weet van hadden. Tijdens die week had zijn vader, via een kennis, het zo weten te regelen dat hij naar de Sorbonne kon om zijn studie verder te zetten. Zeer tegen zijn zin was hij op zondagochtend door zijn ouders in Brussel op de trein richting Parijs gezet.
Van daaruit had hij zo snel mogelijk contact met me gezocht, maar tevergeefs. In die pre -mobiel tijd was hij wel verplicht om me thuis proberen te bellen, maar telkens hadden mijn ouders de hoorn op de haak gegooid. De Hospita in Leuven had hem ook al niet verder geholpen. Die had alleen weten te vertellen dat ik daar niet meer woonde. Hij had ook verschillende brieven gestuurd, maar telkens waren die ongeopend teruggekomen. Toen hij na drie maanden voor het eerst weer in België was, had hij overal naar mij geïnformeerd maar niemand wist waar ik uithing.
Het kon allemaal kloppen en als vanzelf werd ik mee in het gesprek gezogen. Ik vertelde hoe mijn ouders zich schaamden voor hun dochter en hoe ze me liever kwijt dan rijk waren. Ik was niet langer welkom thuis en dat hadden ze me duidelijk laten merken.
In Leuven deed het ‘nieuwtje’ ook al snel de ronde en na een paar dagen werd ik geschuwd als de pest. Toen het mijn hospita ter ore kwam, werd ik op staande voet het huis uitgezet, want ik had haar goede naam besmeurd.
Hierop nam Stef weer het woord en vertelde dat hij een jaar lang naar me had gezocht. Toen hij het opgegeven had, was hij ervan overtuigd geraakt dat ik niets meer met hem te maken wilde hebben en resoluut voor een leven zonder hem had gekozen. Om mij te vergeten had hij zich voor tweehonderd procent op zijn studie gestort. Zodra hij afgestudeerd was, kon hij meteen aan de slag bij een farmaceutisch bedrijf in de buurt van Parijs en dus was hij in Frankrijk gebleven. Hij was een relatie begonnen met een vrouwelijke collega en na een jaar was hij ook met haar getrouwd. Het was een vergissing gebleken, bekende hij. Na amper twee jaar was hun huwelijk al op de klippen gelopen. Om met een schone lei te herbeginnen was hij daarop maar naar België teruggekeerd, waar hij al zijn tijd en energie gestoken had in het opstarten van een eigen zaak. In het begin was het heel moeilijk geweest, maar nu was hij eigenaar van een goedlopende handel in farmaceutische producten. Hij had intussen vijftien mensen in vaste dienst. Via zijn zaak was hij me een jaar geleden ook weer op het spoor gekomen, heel toevallig.
“Hoezo?” vroeg ik. Natuurlijk wilde ik wel eens weten hoe hij me gevonden had.
“Ken je ‘VZW Het Kruispunt’ nog?”
Een schok ging door me heen. Ook dat wist hij, hij wist dat ik in de psychiatrie had gezeten. Enigszins angstig knikte ik bevestigend.
Op een dag, zo vertelde hij verder, was er een financieel dispuut geweest tussen de VZW en zijn firma, iets wat hij niet aan een ondergeschikte had willen overlaten. Tijdens het onderhoud met de directrice was zijn afkomst ter sprake gekomen en was de naam van ons geboortedorp gevallen. De directrice had hem daarop verteld, dat zij toen ze jaren geleden nog als psychologe voor de VZW werkte, een patiënte uit dat dorp behandeld had. Hij had wel wat moeten aandringen, maar uiteindelijk had ze mijn naam genoemd.
“Was dat mevrouw Devries?” vroeg ik met onvaste stem.
“Ja, ik geloof wel dat ze zo noemde. Zij wist ook niet wat er van jou geworden was, maar ze herinnerde zich nog wel dat ze je destijds geholpen had om binnen te geraken aan de Rijksuniversiteit in Utrecht, in de faculteit diergeneeskunde.
“Dat klopt,” vulde ik aan. “Naar Leuven wilde ik niet terug en van die menswetenschappen had ik schoon genoeg. In België was er op dat moment net een inschrijvingsbeperking afgekondigd in de richting veeartsenei, dus werd het Nederland.”
Ik stond versteld van mezelf. Nauwelijks een handvol minuten eerder was ik er stellig van overtuigd geweest dat ik Stef niets te zeggen had en nu kon het mij plots niet meer schelen. Het voelde aan alsof er een last van mijn schouders viel en ik vroeg hem hoe hij ontdekt had waar ik precies woonde.
Hij antwoordde dat iemand voor hem aan de universiteit van Utrecht wat opzoekwerk had verricht. Het had even geduurd, maar zijn contactpersoon had na een tijdje toch een aantal mogelijke aanknopingspunten gevonden en een daarvan was Remco’s praktijk, waar ik destijds stage had gelopen. Vanaf toen was het simpel geweest, want de eerste de beste dorpeling die hij tegengekomen was, had hem de weg naar het huis van de veearts en zijn ‘Belgische madam’ gewezen.
Onwillekeurig moest ik lachen om de manier waarop hij dat laatste met een Nederlandse tongval probeerde uit te spreken. Het haalde het laatste restje spanning bij me weg en toen hij vervolgens informeerde hoe ik in de psychiatrie verzeild was geraakt, sprak ik vrijuit.
Wat kon het mij nog schelen dat hij wist dat ik in de tijd waarin de hele wereld op mijn hoofd leek neer te storten niet langer voldoende had aan een jointje op zijn tijd. ten slotte was hij het die mij met drugs in contact had gebracht. Voor mij was het wel verslavend gebleken en op mijn zoektocht naar iets sterkers was ik via een kennis in Gent beland.
Gelukkig vroeg Stef niet waar ik het geld voor die drugs vandaan haalde, dus hoefde ik dat ook niet te zeggen. Over mijn korte ‘carrière’ als paaldanseres en animeermeisje hield ik liever mijn mond, maar het was wel de enige manier om snel aan voldoende geld te geraken om mijn drugs te betalen. Het jointje werd vervangen door pillen en toen ook dat niet meer het beoogde resultaat gaf, ging ik aan het snuiven.
Op een dag ging het mis. Een allergische reactie op onzuiver spul zeiden ze in het ziekenhuis. Toen ik voldoende hersteld was, brachten ze mij in contact met ‘Het Kruispunt’ en na een lange weg, met veel vallen en weer opstaan, was ik na ruim een jaar in staat om weer op eigen benen te staan. Mevrouw Devries, tijdens mijn verblijf in de instelling altijd al mijn steun en toeverlaat als ik het moeilijk had, hielp mij om de inschrijving in Utrecht te regelen. Rond die periode had ze ook contact gezocht met mijn ouders, maar die waren niet tot een verzoening bereid. Wel hadden ze doorheen de jaren een aardig potje op mijn naam bijeengespaard en mevrouw Devries kreeg het voor elkaar, dat ze dat afstonden. Dank zij dat spaarboekje kon ik die studies in Nederland betalen.
“In België had ik niets meer te zoeken,” zei ik afrondend, “en dus heb ik hier een heel nieuw leven opgebouwd.”
Stef had me niet één keer onderbroken en het duurde ook een tijdje voor hij iets zei.
“Hehé,” zei hij, dat is niet niks, Lies. Gek toch, dat jij en ik, die zo voor elkaar voorbestemd leken, op die manier uit elkaar zijn gerukt.”
“Ach Stef, het is nu eenmaal zo gelopen. Dat kunnen we niet terugdraaien.”
“Toch ben ik blij dat wij twee daar eindelijk eens over konden praten.”
“Het luchtte in ieder geval op,” gaf ik eerlijk toe.
“Zo voel ik het ook aan. Mag ik je de hand drukken?” Gedurende een paar seconden staarde ik naar zijn uitgestoken hand. Toen ik hem weer aankeek was de vertrouwde guitige glans in zijn ogen weer helemaal terug.
“Gewoon uit dankbaarheid,” drong hij aan. “Omdat je toch naar hier gekomen bent.”
Aarzelend legde ik mijn hand in de zijne. Zijn handdruk voelde stevig en warm. Ergens voelde het ook vertrouwd aan en misschien lag het daaraan dat onze handen langer in elkaar bleven dan zijn dankbaarheid vereiste. Op het moment dat mij dat op ging vallen, trok ik de mijne snel terug.
“En dan nu de tweede reden waarom ik je kwam opzoeken. Lies, ik kom je uitnodigen voor de reünie.”
“De reünie?” Een koude rilling liep over mijn rug. “Welke reünie?”
“Van de jeugdbeweging, ter gelegenheid van hun 25 jarig bestaan. De anderen komen ook allemaal.”
“De anderen?”
“Je weet wel, onze Chiro kliek van destijds.”
“Zie jij die dan nog wel eens?”
“Sommigen wel. Dirk en Nicole zelfs regelmatig. Jij weet dat waarschijnlijk niet, maar die vormen al twaalf jaar een perfect koppel. Twee prachtige kinderen hebben ze, een zoon van tien en een dochter van acht. Koen zie ik ook nog wel eens. Die is echter van kamp veranderd, als je begrijpt wat ik bedoel. Hij komt ook en brengt zijn vriend mee. Bijna iedereen zal er zijn. Jij toch ook, mag ik hopen?”
“Nee Stef,” wist ik met moeite te stamelen. “Dat kan ik echt niet aan.”
Lees verder: Liederlijk Verleden - 5
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10