Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: JohanK
Datum: 19-03-2024 | Cijfer: 9.2 | Gelezen: 3255
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 35 minuten | Lezers Online: 1
Dit eerste deel van deze kleine fantasiereeks beschrijft hoe wij verzeild zijn geraakt in een kleine afgezonderde leefgemeenschap in de Himalaya beland zijn. Van seks is hier nog geen sprake dat is voor het vervolg.

Samen met mijn vriendin Aparna was ik, Ben, op ontdekkingsreis gegaan naar haar roots. Aparna was lang geleden, op 3 jarige leeftijd, geadopteerd door een Nederlands-Engels echtpaar. De man was in die tijd van de adoptie werkzaam voor een Engels bedrijf tijdelijk gedetacheerd in New Delhi. De details van de adoptie wareb helaas niet meer bekend. Na lang zoeken had Aparna het vermoeden dat zij afkomstig moest zijn uit Gangroti of omgeving. Ik had er een hard hoofd in want we praten over een dorp of kleine stad waar het overgrote deel van de bevolking uit mannen bestond. En dat gold eigenlijk voor de hele regio, die deel uitmaakt van het zuidelijke Himalaya gebergte en erg ruig is. Waarom zou men hier een meisje ter adoptie aanbieden als er al zo weinig vrouwen waren. Dat ging er bij mij niet in, maar Aparna was er rotsvast van overtuigd dat ze op het goede pad was.

Op het moment van dit verhaal was ik 35 jaar, jarenlang beroepsmilitair geweest, eerst groene baret en daarna blauwe baret ofwel deel uitmakend van vredesmissies van de V.N. Op een van deze missies had ik de 2 jaar jongere Aparna leren kennen, die als arts werkzaam was bij de organisatie ‘Artsen zonder grenzen’. En waren we aan elkaar blijven hangen. Vorig jaar nadat ik een paar maanden was afgezwaaid, had ook Aparna haar werkzaamheden voor deze organisatie beëindigd en waren we eerst een aantal maanden de wereld door getrokken voordat we ons begonnen te bezinnen over onze toekomst of beter het ‘wat nu’.

Bij Aparna leefde de drang om te onderzoeken waar haar roots lagen. Ze had er in het verleden wel eens onderzoek naar gedaan maar was daar weinig mee opgeschoten. Helaas waren haar pleegouders al lang overleden, en het enige wat ze wist dat ze via via geadopteerd was. Verdere navraag leverde weinig op, slechts wat verwijzingen naar deze regio. En hoewel de U.K. toch bekend staat om zijn goede administratie, ook van medewerkers van Engelse bedrijven overzee, lag er hier een rookgordijn omheen. Daar we beiden erg avontuurlijk ingesteld zijn, en niet terugdeinzen voor wat uitdagingen en erg primitieve omstandigheden hadden we de gok gewaagd om in deze streek onze voelhorens uit te steken. Aparna kon, met wat kleine aanpassingen, doorgaan voor een Indische en ik was daar haar begeleider annex man. En daar deze streek veel Hindoeïstische tempels en bedevaartsoorden kent, hadden we meegelift met de diverse pelgrimstochten. Natuurlijk bleef ik een buitenstaander maar na verloop van tijd was dat geaccepteerd. En een betere dekmantel konden we niet bedenken.

Aparna had vanzelfsprekend zo her en der wat doorgevraagd, schijnbaar zonder veel succes. Toch kwam bij ons na een tijdje onverhoeds dat onderbuik gevoel op dat we geschaduwd werden, eerst bij mij en wat later ook bij Aparna. Ik kreeg kriebels in mijn rug en deelde dat gevoel met haar. Waarop ze ook moest toegeven dat ze soms mensen op een vreemde manier naar haar zag kijken en dat sommigen dan snel hun vinger voor de mond deden om te zeggen dat ze stil moest zijn. Meer was het niet, maar ik begon nu ook wat beter om mij heen te kijken en zag wat Aparna bedoelde. We droomden dus niet maar wisten ook niet wat we hiermee moesten aanvangen. Het beste was om gewoon mee te gaan in de dagelijkse routine van de pelgrims, om maar niet op te vallen.

De laatste plaats die we aandeden was Gangotri, gelegen in het district Nagar van de Indiase staat Uttar Pradesh. Het is een hindoeïstische pelgrimsstad aan de oevers van de rivier de Bhagirathi – de oorsprong van de rivier de Ganges. De stad ligt aan de Greater Himalayan Range, op een hoogte van 3.100 meter. Volgens een populaire hindoeïstische legende daalde de godin Ganga hier neer toen Shiva de machtige rivier uit de lokken van zijn haar bevrijdde.

Eenmaal daar aangekomen vond Aparna een klein briefje in haar jas, met de mededeling dat we ons die komende nacht om 3.00 uur gereed moesten houden om te vertrekken. En dat we alleen het hoogstnodige en meest waardevolle moesten meenemen.

Alles was, tot mijn grote verbazing, erg goed voorbereid. Achteraf begreep ik waarom, daar we de grens met Tibet, ofwel China, zouden passeren. De eerste paar uur werden we geblinddoekt op ezels ver de bergen in gevoerd. We hadden geen idee in welke richting of welke weg we volgden. Vervolgens moesten we alles afgeven en al onze kleren uitdoen. Ons wassen in een ijskoude beek, waarna we werden ingesmeerd met een erg stinkende zalf. Enerzijds om onze geuren te verdrijven anderzijds vormde het ook een goede bescherming tegen de kou. We kregen aangepaste kleren, schoeisel en zelfs wat wapens t.w. messen. En slechts die privé spullen die ‘veilig’ waren, dus sowieso geen telefoon of horloges. Als laatste voldoende eten en drinken en om vervolgens aan ons lot te worden overgelaten met de opmerking dat we de weg wisten.

Dat was wel een erg cryptische opmerking als je midden in onbekend gebied wordt gedropt. We gingen in tegenovergestelde richting als onze eerdere begeleiders verder en een kleine 2 uur later kwamen we bij een driesprong aan en kwam de eerste twijfel op.

We onderzochten de diverse afslagen op een teken, zonder te weten naar wat we precies zochten. Na een uurtje zoeken gingen we even rustig zitten om te overleggen. We zaten in een vrij diep ravijn waar nauwelijks daglicht binnen viel. Toch gebeurde dat opeens en we keken beiden nog eens rustig om ons heen. Plotseling dacht ik iets te zien in een van de rotswanden en wees Aparna erop. En vrijwel meteen herkenden we beiden het symbool.

Aparna had al haar hele leven een kleine tatoeage net boven haar navel. Als je niet beter wist zou je denken dat het een soort moedervlek was. Ze had zich al die jaren al afgevraagd wat de betekenis hiervan was en nooit de zin ervan begrepen. Nu viel het kwartje en we begaven ons met meer vertrouwen en moed op weg. Na dik 2 uur, toen de schemering, als je dat ten minste zo zou kunnen noemen, inviel, zagen we het teken weer staan en vonden we een kleine grot waar naast wat dekens lagen ook iets om te eten was. En iedere keer weer die zalf. Zo waren we in bijna 4 weken dieper de Himalaya binnen getrokken totdat we tot onze verbazing bij een klein gehuchtje uitkwamen. Waar we vriendelijk werden opgevangen en van elkaar gescheiden. Aparna werd door twee oudere vrouwen meegenomen en in een hut ondergebracht. Ik werd door een 4-tal mannen in een andere hut ondergebracht en kreeg eten en drinken aangeboden.

En vond me veel later weer terug in de Hindu tempel van Gangotri. Deze tempel was nu totaal verlaten, alle pelgrims waren weg en het stadje lag er ook erg verlaten bij. Een paar honderd inwoners, meer niet. Niets te zien van Aparna en mijn spullen inclusief geld lagen in een buidel naast mij. Plus een briefje, blijkbaar geschreven door Aparna, waarin ze me voor alles bedankte en zei dat ze bij haar ‘familie’ was teruggekeerd en ik haar niet moest gaan zoeken.

Nou daar was ze bij mij mee aan het verkeerde adres. Ik laat me niet zo maar aan de kant zetten en was erop gebeten haar terug te vinden. Zo goed en zo slecht als het kon had ik wat achtergebleven inwoners aangesproken en die bleken tot mijn verrassing uitermate hulpvaardig. Ik kreeg wat extra eten mee en ze wezen me de richting uit die ik moest volgen. Al snel vond ik de eerste tekens terug en schoot aardig op. In mijn eentje ging het een stuk sneller maar ook dat was relatief. Ik was aan mij zelf overgeleverd en een ding dat ik wel geleerd had tijdens mijn militaire loopbaan was om te overleven met een klein rantsoen. En in deze helse koude, die iemand sloopt en energie vreet, was voldoende eten en rust nemen een absoluut vereiste. Tot mijn verbazing en opluchting vond ik in de eerste grot toch weer wat eten en drinken. En spullen om vuur mee te maken. Hield men mij in de gaten of was het vergelijkbaar met wat je in die trekkershutten in de Alpen en Pyreneeën ook aantrof, nl. dat de voorraden geregeld aangevuld werden. Na iets meer dan 4 weken kwam ik weer in het gehuchtje aan, dat er nu helaas verlaten bijlag. Waar ik gehoopt had hier meer informatie te krijgen over hoe verder te gaan, moest ik het weer alleen uitzoeken. Gelukkig was er voldoende voedsel aanwezig en kon ik ook een haardvuur aanleggen. Dus had ik 1 dag rust genomen om daarna snel verder te trekken. De winter (in zoverre je daar in de Himalaya van kan spreken) kondigde zich aan en langer wachten leek me onverstandig. Na een beetje zoekwerk vond ik snel de juiste richting, en begaf me weer op pad.

Voor mijn gevoel leek het wat makkelijker te gaan en kreeg ik goede hoop dat alles nu snel zou aflopen. Maar dan had ik me in het grillige weer van de Himalaya vergist en brak de winter echt door. Ijskoude sneeuwstormen, erger nog dan die van de afgelopen weken, belemmerden nu een snelle voortgang. Teruggaan was geen optie, stil wegkruipen in een grot ook niet, temeer daar de voorraad etenswaren snel slonk. Het had ook weinig zin om mij af te vragen waar ik aan begonnen was, dit moest gewoon snel tot een einde komen, en dan had ik het niet over mijn eigen einde.

Dag na dag ploeterde ik verder, maar had niet het gevoel veel op te schieten. Gelukkig volgden de grotten zich, volgens mij, nu wat sneller op, en trof ik er naast eten ook voldoende materiaal aan voor een vuurtje om mij warm te houden, en nog belangrijker om de kleren te drogen. Alle gevoel van tijd en plek was ik kwijt geraakt, leefde gewoon bij de dag. En toen bereikte ik opeens het einde van het pad, kon nog net voorkomen dat ik niet in een diepe kloof viel. Het had echt een haartje gescheeld, en nog altijd moest ik voorzichtig zijn, want met deze harde rukwinden was de kans levensgroot om mijn evenwicht te verliezen. Ik keek eens goed rond en realiseerde me dat dit geen recente kloof was en er ook nooit een hangbrug of iets dergelijks geweest moest zijn. Het kon niet anders maar ik moest me verlopen hebben, ergens een teken gemist hebben. En toen sloeg voor een moment de paniek toe, was ik het even totaal kwijt. Gelukkig herpakte ik me snel en keerde nu erg voorzichtig op mijn schreden terug. Na pakweg 150 meter zag ik tot mijn vreugde weer het teken, dat blijkbaar dankzij de toenemende wind was vrijgekomen van de sneeuw. De goden moesten me goedgezind zijn, was de gedachte die in mij naar boven borrelde en een paar tellen later vond ik een erg smalle spleet waar ik me met moeite doorheen wrong. En waarachter ik een enorm grote grot aantrof, die bij nader onderzoek dieper in de berg door scheen te lopen. Maar dat was voor later zorg, eerst was het tijd om uit te rusten, bij te komen van de eerdere paniekaanval, wat te eten en mij op te warmen. En merkte ik naast het eten, het houtvuur ook een fakkel op die ik meteen ontstak. Eindelijk weer wat licht en warmte en dat deed me goed. Iets later, na het eten, legde ik me op een beschermde plek te rusten om de volgende dag uitgerust wakker te worden.

Na het ontbijt, of wat daarvoor door kon gaan, begaf ik me onder het licht van de fakkel dieper de grot waar ik tot mijn grote vreugde halverwege weer het teken tegenkwam. Wat het was wist ik niet maar ik kreeg de hoop dat deze reis nu snel tot een einde zou gaan komen.

Deze diepe grot eindigde echter ook weer abrupt bij een kloof en in de diepte hoorde ik het geruis van water, een rivier of waterval dacht ik. Scheen eens rond met de fakkel en zag iets verder een opgerolde baal touw liggen waarvan bij nauwkeuriger kijken een uiteinde om een stenen piek vastgemaakt te zijn. Een duidelijker aanwijzing kon ik niet krijgen, en wikkelde daarop het touw helemaal af om het andere uiteinde om mij heen te bevestigen. Maakte de fakkel uit en begon langzaam aan de afdaling. Beetje bij beetje zakte ik langs de steile wand omlaag om uiteindelijk op een brede richel, die langs een stomende en kolkende beek liep, te eindigen. Ik keek het tafereel eens aan, en voelde de stoom van het water op mij neerslaan. Verbaasd bedacht ik me dat dit het resultaat moest zijn van thermische activiteit, een soort van warm waterbron, nog net geen geiser. Voor het eerst sinds tijden had ik het weer eens erg warm, liep zelfs te zweten. Ik zocht naar het teken, wat ik vrij snel zag en volgde de weg langs deze kleine woest stromende beek. Om uiteindelijk bij een middelgrote waterval uit te komen die pakweg 30 meter boven mij naar beneden stortte. Ik keek weer goed rond of er een andere in- of uitgang was en zag op het eerste oog niets. Geen gat, geen richel helemaal niks. Totdat opeens het water langzamer naar beneden begon te komen en uiteindelijk stilviel. Ik stond er met verbazing naar te kijken en begreep dat dit mijn kans moest zijn. Maar hoe kwam ik bij dat gat, het was uiteindelijk nog altijd dik 30 meter boven mij en die rotswand was spekglad. En toen viel er zomaar een stuk touw naar beneden, het eerste teken van leven of hulp na maanden rond gezworven te hebben. Ik greep het touw vast en met mijn, zo voelde het, laatste krachten klauterde omhoog. Eenmaal bij het gat aangekomen zag ik nog altijd niemand, maar constateerde dat dit touw door een gat nog verder naar boven doorliep. Daar moest ergens iets of iemand zijn zijn. Ik liet het touw los en liep of beter kroop door het spiegelgladde gat naar de andere opening waar licht door naar binnenviel. Nog een kleine 50 meter te gaan, en ik hoopte en verlangde intens naar het einde van deze zoektocht.

Eenmaal aan het einde van deze tunnel gekomen moest ik mijn ogen beschermen tegen het felle licht. Ik kroop uit het gat naar een pad dat links van de uitgang lag en langzaam omhoog liep. Na een kleine 40 meter gekropen te hebben bereikte ik een klein vlak stukje dat een meter of 6 hoger lag dan de uitgang van de tunnel. Nog altijd mijn ogen beschermend tegen het felle licht vleide ik me neer tegen een rotswand en keek voorzichtig rond. Er heerste een aangename temperatuur en ik zag een klein dampende meer voor me liggen. En sloot mijn ogen weer enerzijds omdat het licht te fel was, anderzijds omdat mijn lichaam de warmte omhelsde.

Hoeveel later ik wakker werd weet ik niet meer en deed er ook niet toe. Ik vond mezelf terug in een zacht en groot bed, dat zich ook nog eens bevond in een heerlijk warme en lichte ruimte. En toch had ik het ijskoud en had me daarom blijkbaar diep gewikkeld in een laken. Van dekens of iets dergelijks was geen sprake. Andere gedachten gingen niet door mij heen, alleen dat ik me moest beschermen tegen de kou en meer nog dat ik hoognodig moest. Bij het opstaan merkte ik dat ik volledig naakt was. En niet alleen dat, ook gewassen en zelfs geschoren. Vandaar dat gevoel van kou, schoot door mij heen, en trok een laken om mij heen om vervolgens op zoek te gaan naar een toilet. Het vertrek kende geen enkele deur, slechts gordijnen waarvan ik op goed geluk eentje opende. En een aanblik kreeg op een grotere ruimte, waar een aantal vrouwen en een enkele man aanwezig waren, allen meer dan luchtig gekleed. Ware het niet dat ik die lichamelijke behoefte had om mij te ‘ontlasten’, dan had ik zomaar aangenomen dat ik in de hemel beland was. Maar ja daar hebben ze die lichamelijke behoeften niet, veronderstelde ik . Het contrast was in ieder geval te groot voor mij, mijn laatste herinneringen waren alleen maar bij die koude en barre trektocht.

Iedereen sprong op en voordat ik het wist hing een van de vrouwen om mijn nek, en begon mij hartstochtelijk te kussen. Totaal overdonderd liet ik haar maar begaan en kon mij geen houding geven. Had het alleen maar ijs en ijskoud en die erg dringende behoefte. De vrouw was een beetje beduusd door mijn lauwe reactie, helemaal toen ik zei dat ik hoognodig moest en het ook ijskoud had. Ze begon onbedaarlijk te huilen en werd opgevangen door een van de andere vrouwen. Een ander vergezelde me naar een plek waar ik mijn behoeften kon doen, en beloofde te kijken of er wat kleren voor mij waren. Die broodnodige pauze gaf me de tijd om na te denken wat er nu gebeurd was? Flarden van het einde van de trektocht kwamen bij me op, en ik kon me nog herinneren dat ik bij een klein meertje was gaan zitten, daarna niets meer tot zojuist.

Wat later kreeg ik wat kleren aangereikt, maar die waren ook weer zo dun dat ik het koud bleef houden. Warmere kleding hadden ze niet omdat het hier niet noodzakelijk was, zo kreeg ik te horen. Maar ja, die woorden waren niet genoeg om de koude uit mijn lichaam te verdrijven en dus wikkelde ik me weer in die lakens. Blijkbaar was die koude van de laatste weken gewoon tot diep in mijn botten doorgedrongen, had mijn lichaam min of meer overgenomen. Of zoals men wel eens zegt: “het zat tussen mijn oren”.

Vervolgens liep ik naar buiten, de mensen voor een moment links laten liggend. Keek rond om een idee te krijgen waar ik mij bevond maar het was een surrealistisch beeld wat zich voor mijn ogen ontvouwde. Een groene omgeving, veel bloemen, bomen en een beek die rustig stroomde. En dat tussen metershoge of beter kilometers hoge bergwanden die links en rechts van mij tot hoog in de hemel reikten. Er vielen tot mijn grote verbazing zelfs wat zonnestralen op een van die bergwanden. Bij nader inzien bleek dat deze kloof nog verder doorliep dan ik dacht. Liep er vervolgens wat beetje dieper in, en hoorde het fluiten van, dacht ik, vogels en zag zelfs een paar dieren, geiten zo te zien, staan grazen.

Gekker moest het niet worden. De verbazing moet in ieder geval wel op mijn gezicht hebben gestaan toen ik terugliep in de richting van die ‘ruimte’ welke bij nader inzien een grote grot bleek te zijn, die deel uitmaakte van een zeg maar groter grotten complex. Ergens deed het me denken aan een ‘oud indianen dorp’ dat ik ooit in het zuiden van de U.S. gezien had, of oudere prehistorische dorpen uit bijvoorbeeld de Ardèche in Frankrijk.

Ik zocht een rustig plekje uit om deze hele omgeving in mij op te nemen en de indrukken te verwerken. En toen viel mij opeens in dat er sprake was geweest van een oudere hindoeïstische tempel die dieper in de bergen lag, en waar wij op zoek naar geweest waren. Dit had wel niets van een tempel weg maar waar dan wel van? Was dit het legendarische ‘Shangri La’ ?

Shangri-La is de naam van het aardse paradijs uit de roman Lost Horizon, dat in 1933 geschreven is door de Engelse romanschrijver James Hilton. Dit boek is in 1937 en in 1973 verfilmd. Het gaat over vier Britten die een vliegtuigongeluk overleven en terechtkomen in een klooster aan de voet van de Tibetaanse berg Karakal. Het overweldigend mooie klooster draagt de naam Shangri-La. Shangri-La is synoniem geworden voor het aards paradijs, maar specifiek ook voor het beeld van een utopie in de Himalaya. Het verhaal van Shangri-La is gebaseerd op het idee van Shambhala, een mystieke stad volgens Tibetaans-boeddhistische traditie.

Waar stond die Godin Ganga nogmaals voor: was dat niet iets als oermoeder of bron van leven? En leek deze plaats niet op zoiets als ‘de hof van Eden’ , zo puur als deze omgeving op mij overkwam of waren dit allemaal waanvoorstellingen van mij? Of had ik een klap voor mij kop gekregen deze laatste weken? Maar het begon een beetje te dagen bij mij.

En richtte mijn blik weer naar de ‘zaal’, waar deze vrouw naar mij stond te kijken. Nu bekeek ik haar wat zorgvuldiger en met meer aandacht en dacht Aparna in haar te herkennen. Wenkte naar haar waarop ze naar me toe gerend kwam en in mijn armen sprong. Ik had alle moeite om op de been te blijven, en kuste haar vervolgens even hartstochtelijk als zij daarvoor bij mij gedaan had. Toen we elkaar wat later loslieten had ik eindelijk de tijd haar eens goed aan te kijken. Wat ik dan ook met een grote en gelukkige lach deed. Het besef dat ik haar eindelijk en ook in goede gezondheid had aangetroffen had begon door te druppelen bij mij, en dat mijn zoektocht tot een einde gekomen was.

Ik moest slikken toen ik haar zo voor mij zag staan. Die jurk die ze aanhad stelde weinig tot niets voor, haar heerlijke vrouwelijkheid was gewoon zichtbaar, zo doorschijnend was die jurk. Ik begreep nu waarom ik haar niet direct herkende, haar haar was langer en lag golfend over haar schouders. Daarbij was ze wat slanker geworden wat haar goed uitkwam. Maar de grootste verandering lag toch wel in haar gezicht, de ogen die straalden en haar een ontspannen uitstraling gaven. Als ik niet beter wist had ze zomaar, zeker in dat gewaad, een priesteres van een Vesta tempel geweest kunnen zijn. Of in onze tijd gastvrouw van een erg luxe bordeel. Ik complimenteerde haar met haar verschijning door te zeggen: “Deze paar weken hierzo hebben je erg goed gedaan zie ik. Je ziet er fantastisch en ook erg gelukkig uit. Heb je gevonden waar je op zoek naar was?”

En toen kwamen de tranen. Ze wierp zich in mijn armen en zei snikkend: “Dat had ik al lang met jou, besef ik nu. Daar had ik niet hier naar toe voor hoeven te komen, schat. Het idee dat je niet zou komen voor mij, of onderweg verongelukt was zonder dat ik dat ooit te weten zou komen, maakte me gek. Ik heb de dagen geteld en je hebt er erg lang over gedaan. Het was een lijdensweg voor me, die 77 dagen wachten. En toen je eindelijk aankwam miste ik dat moment. Iedereen eigenlijk omdat niemand hier het nog echt verwachtte. Een paar van ons zagen wel dat meertje vollopen, maar ze legden op dat moment dat verband niet meer. Het was zij” en ze wees naar een oudere vrouw “die schreeuwde dat er iemand moest zijn aangekomen, waarop wij allen naar de ingang van die tunnel renden. En daar lag je dan, als dood tegen die muur. Ik herkende je niet, maar wist dat jij het moest zijn. Wie anders kon die tocht nu gemaakt hebben. Je zag er niet uit met die baard, en je stonk vreselijk. We hebben je hier naar toe gedragen, gewassen en geschoren. Je het er niets van gemerkt en alleen maar geslapen. Ik heb je al die dagen met mijn lichaam warm gehouden samen met een aantal andere vrouwen, want hier zijn geen dekens. Je lag de hele tijd maar te rillen van de kou, terwijl het hier absoluut niet koud is.”

In mijn hoofd maakte ik tegelijkertijd een kleine rekensom, en moest concluderen dat ik een dikke maand vanaf dat gehuchtje nodig moet hebben gehad om hier te komen. Dat leek me wel erg veel, maar aan de andere kant was ik ook alle besef van tijd en plek kwijt geraakt. Was ik alleen maar met overleven bezig geweest, meer niet.

Ik knuffelde Aparna en zei: “ Ik ben gelukkig je weer bij mij te hebben, dat is het enige wat nu telt schat.” Pakte haar stevig vast en kuste haar tranen weg. Ze lachte door de tranen heen naar me zeggende: “Weet je dat je de eerste man sinds 9 jaar bent die hier weer aankomt. Gemiddeld komen hier per 10 jaar 8 vrouwen en 1 man aanzetten. Niet al die vrouwen hadden een man of vriend maar het overgrote gedeelte wel. En die vrouwen weten niet wat met hun gebeurd is, of zij gewoon de moed niet hadden om die tocht te ondernemen of onderweg verongelukt zijn. Dat laatste was mijn grote angst ook, want dat je aan die tocht zou beginnen twijfelde ik niet aan.”

Ik keek eens naar de groep mensen die verderop naar ons stond te kijken. En vroeg aan Aparna: “Wordt het niet eens tijd mij voor te stellen aan de anderen en dan kunnen jullie mij bijpraten over waar ik ben etc?”

Aparna maakte zich met tegenzin los van mij en we liepen terug naar de anderen. Ze stelde me nu met een grote lach voor: “Dit is hem nu, mijn Ben. Ik heb jullie toch gezegd dat hij zou komen, dat niets maar ook echt niets hem zou tegenhouden, ook de Himalaya niet. Jullie geloofden mij niet, maar ik ken hem beter dan iemand anders.” Ze keek me verliefd aan en zei: “Hij heeft daar wel de tijd genomen, maar toen ik hem een paar dagen geleden zo zag liggen bij de ingang van die grot, begreep ik pas goed hoe zwaar het voor hem geweest moet zijn.” Vervolgens stelde ze me aan iedereen, en begreep ik dat deze gemeenschap uit 4 mannen en 29 vrouwen bestond. En wij zouden de jongsten worden, met onze 35 en 33 jaar.

De vrouwen waren allemaal hetzelfde gekleed als Aparna en zagen er net zo aantrekkelijk als haar uit. Dit zou een paradijs voor vrouwen zijn, met name voor degenen die op een natuurlijke wijze aan hun lichaam wilden werken, niet middels chirurgische ingrepen, fitness training of aangepaste diëten, concludeerde ik op het eerste oog. Ook de paar mannen zagen er goed verzorgd en gezond uit, en ik vroeg me af hoe het hier met de seks stond. 4 mannen voor 29 vrouwen, dat leek me wel een grote uitdaging.

Alsof de oudste vrouw mijn gedachten geraden had vroeg ze schalks aan mij: “En vind je ons niet aantrekkelijk of opwindend Ben?” Ik keek haar verbaasd aan, verrast als ik was door haar directheid. Ook Aparna giechelde bij deze vraag en bij het overgrote deel van de anderen zag ik ook een glimlach op hun gezicht verschijnen. “Waarom zou ik jullie niet aantrekkelijk vinden” was mijn wedervraag. Waarop de dame met een lach antwoordde: “Je hebt denk ik, samen met die 77 dagen die Aparna op je gewacht heeft zeker 120 dagen geen seks gehad. En dan staan hier zoveel mooie vrouwen vrijwel naakt voor je. Bij deze mannen” wijzend naar de andere 4 “was bij hun eerste aanblik op ons duidelijk te zien hoe opgewonden ze wel niet raakten door ons. Wij schijnen echter op jou niet zo een indruk te maken” en ze wees naar mijn onderlichaam waar geen spoor van een erectie te zien was. Ik moest lachen om haar constatering en zei: “Onderschat jullie uitwerking op mij niet. Mijn lichaam moet nog ontdooien na al die weken in die vreselijke koude. Ik begrijp wel dat hier een warm klimaat heerst, maar mijn lichaam of mijn geest heeft dat nog niet door, zegt dat het nog altijd koud is. Al die weken heb ik dat gevoel van kou uit zelfbescherming buiten mijn systeem weten te houden maar blijkbaar, nu ik weer veilig ben, keert dit met een boemerang bij mij terug. En daarnaast heb ik haar Aparna, mijn geliefde. Ik weet nog niets van de seksuele gewoontes hier, misschien kan zij mij daar later meer over vertellen.”

Aparna sprong daar al direct op in: “Lieve Ben, kijk eens om je heen 4 mannen en 27 vrouwen. Wat denk jezelf. Ze kennen hier geen exclusiviteit, dat zou niet werken. Iedereen heeft hier zo zijn behoeftes, zeker de vrouwen. Ruzie maken of jaloers zijn heeft dan ook geen zin hier, wordt ook niet getolereerd. En ik gun iedere vrouw sex met jou. Zolang ik maar niet verwaarloosd wordt door je. Want ik heb geen behoefte aan seks met een andere man, en dat is voor niemand een probleem. Men respecteert elkaars keuze. Trouwens, we zijn hier aan elkaar overgeleverd, kunnen hier niet meer weg, dus ga niet moeilijk doen.”

Mijn hoofd tolde van alle informatie die over mij heen gesproeid werd. Was mijn leven al niet op de kop gezet, dan was dat nu zeker wel gelukt. Het was teveel tegelijkertijd dus ging ik er eens rustig voor zitten. Toen nam een van de mannen het woord en die stelde voor om nu gewoon eerst eens samen wat te drinken en eten, en dat de mannen dan later mij gingen bijpraten over en het hoe en wat hier. Uiteindelijk konden zij mijn verwarring het beste begrijpen omdat het hun ook overkomen was.

De maaltijd was erg simpel en voedzaam. Deze keer was het een beetje chaotisch, hoorde ik later, omdat iedereen bij wijze van spreken aan mijn lippen hing. Uiteindelijk was ik nieuw hier, en hoorden ze andere verhalen uit de buitenwereld. Maar meer nog gingen de vragen over mijn wedervaren. Zelf dwaalden mijn ogen regelmatig over het hele gezelschap, kon mijn ogen niet afwenden van het vrouwelijke schoon wat hier om mij heen zat, om iedere keer weer bij Aparna uit te komen. Die toch wel onder de indruk was toen ik vertelde over mijn tocht, in zoverre ik mij ten minste details kon herinneren. Want de laatste paar weken was ik alleen maar met overleven bezig geweest, zonder mij echt bewust te zijn geweest van de omgeving. Ze schrok pas echt toen ik vertelde dat ik op het nippertje niet in een ravijn gestort was.

De andere mannen deelden daarop ook hun ervaringen met de groep, om mijn reis in perspectief te zetten. Zij waren in een ander jaargetijde gekomen, dus konden beter de omgeving beschrijven dan ik. Uiteindelijk begrepen veel ‘alleenstaande’ vrouwen hoe zwaar die tocht geweest moest zijn voor hun afwezige, en misschien wel verongelukte, partners. En dat de geluksfactor om dit te overleven erg groot moest zijn, en ik veel te danken had aan mijn militaire opleiding.

Iemand vertelde nog dat de legendes zeiden dat het eerste deel van het pad al sinds eeuwen het ‘pad van de liefde’ genoemd werd, omdat het door de man en vrouw samen afgelegd werd. En dat het tweede stuk het “pad van de man” heette. Omdat dit pad alleen door de man afgelegd en overwonnen moest worden. En hij zich daarmee onderscheidde van de gewone man. Dit omdat deze man vele ontberingen moest overwinnen, en de zwaarste was wellicht zichzelf. Hij zo het recht verdiende tot toegang en eeuwig verblijf in de tempel van de moedergodin.

Ik moest er wel om grinniken en het deed me denken aan de verhalen of sagen van ondermeer de Vikingen met hun Walhalla. Maar dit lachen leverde me zgn. “boze en lachende gezichten” op samen met reacties in de trant van “zijn wij jouw inspanning dan niet waard, of wat zit je de hele tijd stiekem te gluren?”

Voor het eerst had ik het wat minder koud. En zat nog meer vol met vragen.

Wat zou de toekomst mij brengen?

Einde deel 1
Lees verder: Shangri La - 2
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...