Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 20-03-2024 | Cijfer: 9.8 | Gelezen: 4695
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 42 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 301
Om vijf over twaalf stonden we in de hal. De lopers waren al vertrokken. Even later kwam er een mij onbekende Audi het parkeerterrein oprijden. Een man van middelbare leeftijd stapte uit en ik liep naar hem toe.
“Meneer van Ommeren?” Hij knikte en ik stak mijn hand uit. “Kees Jonkman. Welkom. Mag ik u voorstellen aan mijn echtgenote Joline en de juridisch adviseur van DT, mevrouw Angelique Jacobs?” Hij gaf beide dames een hand. “Wat een charmant welkomstcomité… Ben ik niet zo gewend!” Joline lachte liefjes. “Voor mensen die misschien iets voor ons kunnen betekenen zijn we altijd aardig, meneer van Ommeren.”
En ik vulde aan: “En we geven ze te eten. Alstublieft, uw lunch. Mogen we u uitnodigen om een stukje te wandelen?” Hij knikte. “Graag. Lang genoeg in de auto gezeten. Overigens, mijn voornaam is Jan.” Joline knikte. “Mooi. De voornaam van mijn echtgenoot kent u ondertussen wel, naast mij loopt Angelique en ik ben Joline.” Hij knikte. “Dat praat een stuk makkelijker. Maar… vanwaar met z’n drieën?” Ik maakte een uitnodigend gebaar. “Zullen we gaan lopen? Onderweg leg ik het uit.” We vertrokken en liepen bewust een andere kant uit dan die van de paardenwei. En onderweg begon ik te praten.
“Beste Jan. We hebben elkaar nu een paar keer telefonisch gesproken, maar verder kennen we je niet. En je komt uit een bedrijf wat een regelrechte concurrent van DT is. Weliswaar vertelde je vanochtend dat je ontslag hebt genomen, maar dat kunnen we nog nergens verifiëren. Neem ons dus niet kwalijk dat we wat voorzichtig zijn.”
Hij keek ons beurtelings aan.
“Oké, dat is duidelijk. En ik begrijp jullie attitude, want Duyvestein heeft jullie in het verleden nogal dwarsgezeten. Ik zal iets over mezelf vertellen. Ik ben na mijn afstuderen in Leiden bij een advocatenkantoor gaan werken. Eerst de kleinere zaken, maar langzaam maar zeker mocht ik ook grotere zaken doen. Ik specialiseerde me in fiscaal recht en won een aantal zaken. Vijf jaar geleden kwam Duyvestein op de proppen; hij zocht een hoofd Juridische zaken én iemand die zijn bedrijf ‘kon beschermen tegen valse claims’. Zo noemde hij het. Bood me een riant salaris en ik stapte over.
In het begin: twee juristen. Dat werden er uiteindelijk vijf, want er kwamen nogal wat claims binnen. De drie nieuwelingen deden er alles aan om de baas tevreden te stellen. Gingen bijna over lijken. En als ik er wat van zei, renden ze naar de baas om hun beklag te doen en kreeg ik op m’n donder dat ik meer in het belang van het bedrijf moest denken en handelen. Dat ging me steeds meer tegenstaan, maar goed; ik verdiende er een dikke boterham mee.
Een paar maanden geleden zag ik pas goéd wat voor vent Duyvestein was; hij vloekte een van de ingenieurs helemaal de grond in toen die een ontwerp had gemaakt. Er zaten volgens hem veel te veel dure componenten in, de winstmarge was op die manier veel te laag. ‘Vervangen! En ik wil een winstmarge van minimaal 25 procent zien, anders kun je vertrekken!’ De collega vertrok met hangende pootjes en wilde twee dagen daarna zijn ontslag indienen. Gelukkig kwam hij eerst naar mij en ik adviseerde hem om nog even te blijven en zich te láten ontslaan. Scheelde hem WW.
Enfin, dat gebeurde een maand later en ik kreeg de opdracht om de collega het vel over de oren te halen. ‘Hoe je het doet interesseert me niet, maar ik wens geen cent meer aan die vent te besteden!’ Dát werd me toegeblaft. Uiteindelijk ging de rechter er niet in mee en kreeg die collega een fatsoenlijke ontslagvergoeding. Dat was het begin van mijn einde; mijn jongere collega’s begonnen mij ook tegen te werken, om maar in een goed blaadje bij Duyvestein te komen én om zichzelf te promoten om mijn positie over te nemen natuurlijk. Een roedel hyena’s.
Een week geleden had ik weer een aanvaring met meneer: ik moest en zou DT in het algemeen en jou in bijzonder helemaal kapot maken. In verband met die centrale in Bosnië én recent dat ziekenhuis in Nijmegen. DT mocht nóóit dat ziekenhuis overnemen. ‘Dan kan ik m’n bedrijf wel opdoeken, van Ommeren!’ Hij gaf geen antwoord op mijn vraag waarom dan wel. ‘Mijn zaken! Te technisch. Heb jij geen verstand van! Doe wat ik je zeg, anders kun je vertrekken. Ik bepaal het beleid hier!’ Enfin, een dag daarna, na werktijd ben ik eens gaan praten met een van de systeemontwerpers; en ik kreeg te horen dat men expres een aantal zwakke componenten in de diverse systemen had ingebouwd. En bij het ziekenhuis in Nijmegen kon men zelfs vanuit Amsterdam storingen in de systemen veroorzaken. De betrokken ontwerper schrok zich te pletter toen hij het verteld had. ‘Als je dit naar buiten brengt, ben ik m’n baan kwijt, van Ommeren! Dus je houdt je mond!’
Ik heb hem aangeraden om ook ontslag te nemen; binnen een week zou hij wel een andere baan hebben gevonden. Men zit te springen om goeie ingenieurs. Hij nam gisteren afscheid. Nou ja… Hij kreeg ook een half uur om z’n spullen te pakken. En gisteravond heb ik een goed gesprek gehad met mijn vrouw. En die zei: ‘Wegwezen daar. De laatste maanden ben je heel vaak down en sacherijnig. Niet meer de vent waarmee in getrouwd ben. Morgen neem je ontslag. Of je laat je ontslaan, dat mag je zelf weten.’ Mijn vrouw heeft thuis de broek aan, dat is nu wel duidelijk, geloof ik.”
Joline grinnikte.

Hij keek me aan. “Dat is mijn verhaal. Vanochtend heb ik ontslag genomen. En terwijl ik m’n spullen aan het pakken was, kwam een van de andere juristen mijn bureau binnen en zei: ‘Wegwezen hier, van Ommeren. Je hebt hier niets meer te zoeken. Mijn bureau uit!’ Ik heb hem de deur gewezen, die achter hem op slot gedraaid en vervolgens de paar persoonlijke bezittingen die ik daar had in een doos gedaan. En mijn computer leeg gemaakt; alle aantekeningen die ik op een externe harde schijf had gezet, gewist en de schijf opnieuw geformatteerd. Knappe jongen die daar nog iets nuttigs af kan halen. Vervolgens mijn sleutels en parkeerkaart ingeleverd en vertrokken. Jou gebeld en nu sta ik hier.” Hij lachte schamper. “Als werkzoekende meester in de rechten, maar dat weet het UWV nog niet.”
Joline zei zachtjes:
“Jan, als jij denkt dat DT werk voor je heeft, moet ik je teleurstellen. Sowieso heeft onze juridische afdeling het minder druk dan die in Amsterdam, omdat DT wat minder last heeft van klanten die klagen, maar onze juridische afdeling bestaat uit één FTE, en die loopt naast me. Angelique spit regelmatig ‘de kleine lettertjes’ door, maar doet daarnaast ook werk voor de rest van het Backoffice. Want zoveel juridisch werk hebben we nou ook weer niet. Gelukkig.”
Hij schudde zijn hoofd.
“Daar was ik niét naar aan het vissen, Joline. Sorry als ik die indruk wekte. Maar ik ga natuurlijk wel op zoek naar een baan. Liefst weer terug in een advocatenkantoor, want ik heb even genoeg van het juridisch getouwtrek in het bedrijfsleven.”

Ik had ondertussen even nagedacht.
“Jan, kun je mij de naam en het telefoonnummer geven van die ontwerper die er samen met jou is uitgetrapt? Als dat een eerlijke vent is en een goeie ingenieur, kunnen wij hem wel gebruiken, denk ik.”
“Dan moet je nog even wachten. Mijn telefoon ligt nog in de auto. Bewust niet meegenomen.”
Ik knikte. “Oké. Ik ga hem straks bellen en vragen of hij eens richting Gorinchem wil komen. Helpt jou niets, maar hem wel. En wie weet… DT ook.” Joline gaf me een bijna onzichtbaar knikje.

“Oké, tot zover jouw belevenissen op de Zuid-as. Nu de mijne: Ik heb stage gelopen bij Duyvestein. Vier jaar geleden. Jij werkte daar toen al, we zijn elkaar niet tegen gekomen, want ik werkte natuurlijk op de onderste verdieping in een soort bezemkast; jij op de bovenste verdieping. Mocht ik niet komen. Gelukkig maar. De ervaringen van die collega-ontwerper komen 100% overeen met mijn ervaringen daar.
Mijn dissertatie was gebaseerd op een ontwerp voor de noodstroomvoorziening van een fictief ziekenhuis. Als voorbeeld had ik een ziekenhuis in Nijmegen genomen: redelijk modern, maar modulair opgezet. Na 6 maanden keihard werken had ik het ontwerp klaar. Mijn stagebegeleider, prima vent overigens, vond het uitstekend. Duyvestein waarschijnlijk ook, met dien verstande dat hij de duurdere componenten wilde laten vervangen door goedkope shit uit China. Was ik het niet mee eens, maar goed; mijn verdediging was geënt op het oorspronkelijk ontwerp. Wat hij verder met dat ontwerp zou doen, zou me een zorg zijn. Ik was in die tijd wellicht wat naïef.
Na mijn stage daar en mijn afstuderen heb ik de deur daar op de Zuid-as nogal nadrukkelijk achter me dichtgetrokken met het heilige voornemen daar nóóit meer één poot binnen te zetten. Tot nu toe is dat gelukt.

Nu de ironische grap van dit verhaal: via-via is DT uitgenodigd om het noodstroomsysteem van een zeker ziekenhuis in Nijmegen te gaan renoveren. Veel te veel storingen en telkens ligt de storing aan het ziekenhuispersoneel, nooit aan het systeem of de ontwerpers. Dus: kassa voor de firma Duyvestein. Aanstaande vrijdag ben ik uitgenodigd om daarover een presentatie te geven, want de firma Duyvestein heeft recent te horen gekregen dat ze niet meer welkom zijn. Dat ontplofte een beetje, tot en met het hardhandig verwijderen van Duyvestein in persoon uit het ziekenhuis. De kans is nogal groot dat DT de zaak daar overneemt. Dan heeft jou opvolger iets om zijn juridisch tanden in te zetten.”
Hij lachte. “Melktandjes, Kees. Meneertje is nét vier jaar afgestudeerd. Maar ja, hij danst mooi naar de pijpen van de directie, dus…”
Ik knikte. “Ik ken het. Naar boven likken, en vooral hard naar onderen trappen. Gelukkig heeft dat ziekenhuis ook een paar juristen in dienst. Naast dit gevalletje liggen Duyvestein en DT op ander gebied óók op ramkoers; die waterkrachtcentrale in Bosnië. Jij hebt ons geholpen om die ‘diplomaat’ te laten arresteren, door je verklaring dat je hem op de Zuid-as gezien hebt. En zijn voornaam, volgens jou Albert of zo, was niet helemaal correct; meneer heette Alfred. Maar goed, dat was voldoende om hem wéér in zijn zielige nekvel te grijpen en te arresteren. Hij had nog wat meer op z’n kerfstok, maar daar zal ik je niet mee vermoeien. Feit is dat Duyvestein dolgraag die centrale wil ontwerpen. Levert internationaal aanzien op. En hij is woedend dat DT een paar stappen voor ligt.” Jan knikte. “Ja, daar weet ik alles van.”

Ik vervolgde: “Kortom: de firma Duyvestein en de Firma Developing Technics liggen elkaar niet zo erg. En Kees Jonkman en de heer Duyvestein als personen liggen elkaar ook niet. Iemand die glashard zegt dat hij met zijn auto over me heenrijdt als hij me op straat ziet en ‘voor de zekerheid’ zijn auto daarna nog even in z’n achteruit zet, gooit bij mij geen hoge ogen. Los van een paar andere bedreigingen. Daarom heb ik aangifte gedaan en is meneer even meegenomen naar het politiebureau.
Oftewel: geüniformeerde politie heeft bij hem aangebeld en hem, in het volle zicht van de omwonenden, in een politieauto gepropt en meegenomen. Dát verwijt kreeg ik ook nog een keer te horen. Ik heb ‘m in een nogal onaangenaam telefoongesprek verteld dat, als hij zo doorgaat, hij wel eens binnen z’n eigen toko gearresteerd zou kunnen worden. En dat z’n medewerkers dan ook eindelijk een leuke dag op het werk hadden gehad. Hij was ‘not amused’, geloof ik.”

Jan stopte het restant van zijn laatste broodje in zijn mond en zei even daarna:
“Jij hebt lef…” Ik haalde mijn schouders op. “Hoezo? Ik heb niets met hem te maken, ik heb ondertussen binnen technisch Nederland een aardige reputatie en binnen DT ook én ik heb een aantal hele goeie vrienden om me heen staan. Twee daarvan lopen nu naast je. Bovendien: ik heb voor hetere vuren gestaan en ben nogal bekend met het fenomeen ‘geweld’; ik heb drie jaar bij Defensie gewerkt als infanterist, inclusief twee nogal gewelddadige missies. Eentje naar Bosnië en eentje naar Afghanistan. Kees Jonkman wordt vrij onaangenaam in de omgang als men hem zit te treiteren, Jan.”

Hij knikte.
“Ik had al wat dingen gelezen over jullie. Dwong wel respect af.” Even was het stil, toen zei hij: “Kees, Ik ga jullie waarschuwen. Niet alleen jou, maar heel Developing Technics. Duyvestein heeft het in z’n kop om jullie bedrijf compleet de grond in te trappen en jou in het bijzonder. Degene die nu mijn ouwe kantoor aan het herinrichten is, was daar al mee bezig.
Binnenkort gaat er waarschijnlijk een dagvaarding komen voor DT, wegens voorkennis van dat project in Bosnië. En zodra jullie ook maar één poot binnen dat ziekenhuis in Nijmegen zetten, komt daar ook een reactie op. Hou daar ernstig rekening mee.”
Ondertussen waren we omgedraaid en liepen we rustig terug richting DT. Joline keek hem aan.

“Jan, dat is in feite geen nieuws. We weten ondertussen hoe meneer werkt. DT voor de rechter brengen heeft waarschijnlijk een boemerangeffect op Duyvestein. DT is een firma die over het algemeen uiterst goed werk levert en prima bekend staat in de nautische sector, de offshore, de petrochemie en bij een aantal andere bedrijven. En binnenkort hopelijk binnen de ziekenhuiswereld. Vraag rond bij onze klanten en je krijgt alleen maar lovende recensies.
Ons motto is: ‘Build to last’. Wat wij ontwerpen moet gewoon goed werken. Jaren lang, 24/7. En misschien niet voorzien van het nieuwste van het nieuwste; onze ontwerpers zijn soms wat conservatief. Maar als er iets stuk gaat is het relatief simpel te repareren, met simpel gereedschap. En het hoeft niet aan een veel te dure computer met nog duurdere software gehangen te worden om een diagnose te stellen. Dát is de kracht van DT.
Zijn we bang voor concurrentie? Nee. Als iemand anders denkt dat hij beter kan ontwerpen voor een lagere prijs: prima, ga vooral je gang, no hard feelings. Misschien kunnen we er wat van leren. Maar als een bedrijf ons pootje wil lichten, gaat dat bedrijf het bijzonder moeilijk krijgen, dat weet ik wel. In de rechtszaal delven ze het onderspit. Duyvestein sowieso. En als iemand ons fysiek bedreigd of daadwerkelijk tot geweld overgaat: diegene mag de rest van zijn leven heel goed over z’n of haar schouders gaan kijken. Totdat hij of zij in de bak zit.”

Jan gniffelde.
“Ik heb zoiets gelezen. Over een zekere familie de Rooy.” “Nou, dan weet je waar Duyvestein mee te maken gaat krijgen.” Angelique brak in. “En die ‘hyena’ die nu jouw kantoor opnieuw inricht krijgt met mij te maken.”
Wat mij op een gedachte bracht. “Jan, even iets anders…Een paar jaar geleden kreeg een jurist van Duyvestein de opdracht om een binnenhuisarchitect af te laten zien van een eis tot betaling. Die jurist ving bot. Was dat jouw opvolger, misschien?” “Wanneer was dat, Kees?” Ik dacht na. “Exact weet ik het niet meer, dat moet ik navragen. Een jaar of twee, drie misschien?” Hij knikte nadenkend. “Zou zo maar eens kunnen. Hoezo?” Ik grijnsde. “Dat was mijn pa. Die kreeg opdracht om jullie kantoren op te leuken. Maar er was niets goed. Te duur, paste niet bij de sfeer, enfin een heleboel smoezen en toen hij een rekening indiende kwam er een jong juristje bij hem op bezoek die hem moest overtuigen dat hij zijn rekening in moest trekken. Uiteindelijk moest Duyvestein wél betalen. Mijn pa is niet helemaal achterlijk. De naam Jonkman zou hij vanaf dat moment al gekend moeten hebben. Enfin, ik heb bij hem stage gelopen, iets daarvoor, dus de naam Jonkman was al een synoniem voor ‘lastpost’ en ‘de vleesgeworden eigenwijsheid’.”
“Ja, daar is in de jaren daarna niks aan veranderd, Kees…” giechelde Angelique en Joline gromde. “Kijk jij uit, mevrouw Jacobs? Ik draag die naam ook en daar ben ik best trots op!” Angelique glimlachte liefjes. “Oh, dan is die reputatie alleen maar verdubbeld…”
Ik zuchtte. “Sorry Jan. We sarren elkaar nogal graag. Zeker dit kleintje hier.”

Hij lachte. “Ik merk zoiets. Wil jij mijn telefoonnummer, Kees? Als je vragen hebt over de Zuidas, kun je me bellen. Normaal ben ik best wel loyaal tegenover een werkgever, maar dat gevoel heb ik de laatste paar maanden een beetje losgelaten.”
“Heb je een kaartje met je huidige nummer? Dan loop ik niet het risico dat ik iemand anders van die toko aan de lijn krijg…”
Hij gaf me een visitekaartje en streepte een 06-nummer door. “Das was mijn werktelefoon. Die heb ik compleet gewist en teruggezet op ‘fabrieksinstellingen’. Daar is mijn opvolger vast heel blij mee. Het onderste nummer is van m’n eigen telefoon. Die kun je gewoon bellen. En jouw nummer heb ik.” We stonden weer op de parkeerplaats van DT.
“Ik ga mijn vrouw blij maken. En vanavond neem ik haar mee uit eten. We hebben wat te vieren. Morgen ga ik me wel aanmelden bij het UWV. Weer eens iets nieuws…”
We gaven elkaar een hand. “Jan, dank je wel voor je openheid en de waarschuwing. We houden onze ogen en oren wijd open.” Hij knikte. Tot ziens, Angelique, Joline en Kees.”

Hij stapte in en reed rustig de parkeerplaats af. Joline keek me aan. “Goeie vent, Kees. Ik begrijp alleen niet dat hij het zo lang bij de firma Duyvestein uit heeft gehouden.” Ik haalde mijn schouders op. “Misschien dat meneer D. te A de écht smerige zaakjes aan wat ‘loyaler’ personeel overliet? Wie het weet, mag het zeggen. Kom, we gaan naar binnen. Ik wil me nog een tijdje verdiepen in dat metaalbedrijf.” Joline knikte. “Ik loop wel even Theo langs. Dan kun jij weer lekker tekenen…”

Samen met Gerben noteerde ik de punten waar ik morgen speciale aandacht aan wilde besteden. En ik belde het bedrijf op om zeker te weten dat men wist dat we morgen kwamen. Dat zat wel snor; de bedrijfsleider was er van op de hoogte. “Mogen we morgen in het bedrijf ook foto’s nemen, meneer? Dat scheelt ons enorm in het ontwerpen…”
“Natuurlijk, meneer Jonkman. We werken niet voor de overheid, we doen niets geheimzinnigs. Ja, we doen alle soorten metaalbewerking, maar niks vreselijk spannends hoor. Wat wij doen, zo zijn er tientallen bedrijven in Nederland. Alleen… wij zijn de beste natuurlijk.” Ik grinnikte. “Goed om te horen. We zien elkaar morgen!” “Oké. Om acht uur staat verse koffie klaar.” We verbraken de verbinding.

“Leuke lui, Kees. Zo te horen echte Brabanders.” Ik knikte. “Ja. Gelukkig zijn er nog normale mensen op deze wereld…” Gerben keek me oplettend aan. “Zo te zien heb jij een zekere toko in Amsterdam in je gedachten, klopt dat?” Ik knikte. “Ja. En ik ben in staat om de eigenaar van die tent hoogstpersoonlijk een pak rammel te geven. Hoe meer ik van die vent weer, hoe minder ik hem mag.”
“Nou, dan zal ik je eerst maar eens een bakje koffie geven. Om even tot rust te komen.” Hij liep weg, om een paar minuten later terug te komen met twee koffie. “Zo. En nu ga jij even zitten en naar Gerben luisteren.” Ik keek hem verwonderd aan. Dat was niet de toon die Gerben normaal tegen me gebruikte. Ook niet thuis. Hij ging tegenover me zitten en begon te praten.
“Kees, ik ken je nu een aantal weken als een vent die meestal de mensen positief benaderd. En als dat niet het geval is, is daar een gegronde reden voor. Deze meneer uit Amsterdam is daar eentje van. Waarom? Zet de redenen eens rationeel onder elkaar en vertel ze eens.”
Ik dacht na, met een bak koffie onder mijn neus.
“Gerben, allereerst: ik ben allergisch voor lui die zichzelf boven de maatschappij plaatsen. Om wat voor reden dan ook. Omdat ze groot en sterk zijn, omdat ze geld hebben, vanwege religie of wat dan ook. Je maakt deel uit van die maatschappij. Jouw handel en wandel heeft invloed op anderen. Ten goed of ten kwade. Alleen maar jouw zin doordouwen is asociaal en verruwt de maatschappij.
Ik heb stage gelopen bij dit bedrijf. Mijn 2e stage, tijdens mijn Master. Mijn 1e stage liep ik bij Damen. Heerlijk, een ander woord heb ik er niet voor. Ja, keihard werken, maar bijna hetzelfde als hier: samen klaren we de klus, dus stevig buffelen maar op z’n tijd een geintje. En of dat nou bij de lassers in de productiehal was, bij de ontwerpers of op een van de kantoren boven…
In een goeie sfeer mooie schepen ontwerpen en bouwen. Trots zijn op je product.

Mijn 2e stage was dus in Amsterdam. Compleet het tegenovergestelde. Onderlinge jaloersheid, omlaag trappen en naar boven likken. Ik kreeg als stagiair natuurlijk de rotklussen. Geen punt, dat wist je van te voren. Mijn stagebegeleider had gelukkig vrij snel door wat ik kon. Hij heeft me goed geholpen bij mijn afstudeeronderwerp en mijn dissertatie. Uiteindelijk werd het onderwerp zonder pardon door de firma Duyvestein ingepikt, want “je hebt er in onze tijd aan gewerkt, jongeman, dus hebben wij de rechten er op!” Een van de ontwerpers snauwde me dat toe.
Naïef als ik toen nog was, trapte ik er in. Zij zetten dus hun naam op de tekeningen, zonder vermelding van de mijne. En, wat veel kwalijker was: ze vervingen de dure componenten door shit uit China. Enfin, hetzelfde grapje wat de werkvoorbereider in Eindhoven wilde flikken: goedkope componenten in het systeem zetten, maar dure componenten op de rekening.
Ik kwam er achter en werd woest. Eén week voor mijn afstuderen. En uiteindelijk werd me te verstaan gegeven dat de ingenieur weliswaar ontwerpt, maar dat de boekhouder bepaalt. Iets met ‘aandeelhouders tevreden houden’ en zo. Dat kreeg ik van Duyvestein persoonlijk te horen op mijn laatste dag daar.
Tien minuten daarna liep ik daar de deur uit en een week later verdedigde ik mijn dissertatie in Eindhoven. Met het originele ontwerp. Mijn profs waren er bijzonder over te spreken. Maar tijdens mijn werk als docent in Eindhoven zag ik ‘mijn’ ontwerp op een aantal plaatsen opduiken. Oh, heel verkapt, maar ik kende het natuurlijk als geen ander. Een tijdje over gedacht om Duyvestein aan te klagen wegens schending van auteursrecht, maar daar, op advies van een van de mededocenten, van afgezien. Ze hadden nét voldoende veranderingen aangebracht…”

Ik nam nog een slok van mijn koffie.
“Een aantal weken terug werd ik als reservist opgeroepen om me eens te buigen over een nieuwe waterkrachtcentrale in Centraal Bosnië. Samen met Fred op verkenning geweest daar en bij terugkomst kregen we te horen dat er drie bedrijven in Nederland in staat waren om zoiets te ontwerpen: DT, een bedrijf waar een goeie vriend van me werkt én die club uit 020. En die laatste begon me in de tijd dat ik de directeur uithing dus te bestoken met dreigmails. Nou ja, ze hadden geen schijn van kans, want ze hadden hun info gekregen van een ex-diplomaat die mee was geweest tijdens die verkenning. Daar kwam Buitenlandse Zaken achter en die hebben Duyvestein al geschrapt als bedrijf wat uitgenodigd wordt om een offerte te maken. Dat weten ze in Amsterdam nog niet officieel, maar ze vermoeden al wel wat, denk ik.

En nu dit gesodemieter met dat ziekenhuis in Nijmegen. Vanmiddag hoorde ik dat de firma Duyvestein is staat is om vanuit Amsterdam een storing in het stroomsysteem van dat ziekenhuis te veroorzaken. Hoe haal je het in je kop? Dat kan levens kosten. Maar de firma D. te A. zit daar niet zo mee; die wil de aandeelhouders tevreden houden… Wel potdomme!”

Ik kreeg een brainwave. “Gerben, ik ga nú een telefoontje plegen naar Rogier. Eens kijken of hij het ziekenhuis digitaal kan loskoppelen van Duyvestein. Heb jij z’n nummer?” Hij schudde het hoofd. “Dan loop ik even naar Lot.” Die keek verwonderd. “Waarom, Kees?”
“Niet nu, Lot. Graag zijn nummer, straks leg ik het uit.”
Met het 06-nummer op een kladje liep ik terug en belde.
“Van der Vlist”, klonk een ondertussen bekende stem.
“Hé Rogier, met Kees. Bel ik gelegen?”
“Jij belt niet tijdens werktijd voor een geintje, dus brandt los, Opperpiraat.”
Gerben grinnikte. “Mooi zo. Rogier, heeft de firma Duyvestein een digitale verbinding met jullie noodstroomsysteem?”
“Ehhh… Ja. Was nodig om het systeem te kunnen monitoren, zeiden ze. Hoezo?” “Advies van mij: Trek onmiddellijk de stekker eruit. Ik heb uit betrouwbare bron vernomen dat men in Amsterdam storingen in jullie systeem kan veroorzaken. En dan moeten er weer lui uit Amsterdam naar Nijmegen komen om de klus te klaren en ondertussen loopt de teller…”
Een lange grom klonk.
“Hoe betrouwbaar is die bron, Kees?”
“Uiterst betrouwbaar. Meer zeg ik er niet over.”
“Oké, ik leg dit voor nú voor aan mijn baas. Die gaat er wat van vinden, denk ik…”
Hij was even stil.
“Rogier, ben je er nog?”
“Jajaja… Ben even aan het nadenken… Jouw bud Fred… Dat is toch zo’n cybergoeroe? Kun je die niet nú deze kant uitsturen? Dan kan hij alvast eens gaan snuffelen, nu we die verbinding met Amsterdam nog hebben. Misschien kan hij wat datacommunicatie onderscheppen, dan hebben we meteen keihard bewijs…”
Gerben en ik zaten elkaar aan te gapen.
“Potdomme Rogier…” “Dat zijn er vijf, Kees. Ik stuur Lot wel om je te controleren.”
“Hoeft niet; je bijna medezwager zit tegenover me en luistert mee.”
“Ik zal er op toezien, Rogier!” riep Gerben.
“Mooi zo makker. Samen houden we Kees wel aan het werk. Kun jij Fred deze kant uit sturen, Kees?”
“Nee. Ik moet dan eerst diep door het stof bij zijn direct leidinggevende of ik wellicht even gebruik kan maken van Fred z’n kennis en vaardigheden. En dat kost me weer een paar schoenen, denk ik.”
“Lul niet, Kees. Als ik Fred zo inschat…”
“Ja. Maar ik moet het wél met Joline overleggen, Rogier. Formeel staat er niks op papier tussen jouw ziekenhuis en DT. Fred belt je zó op. En bedankt voor deze suggestie, kerel!”
“Joo… Ik bel vanavond Lot wel even. En misschien mag jij dan ook een minuutje zendtijd. Doei!”

Hij hing op en ik sprong overeind. “Naar Jolien.” Gerben liep mee en ik legde de situatie snel uit.
Joline aarzelde geen seconde. “Fred! Kun je even komen?” “Voor u altijd, geliefde leidinggevende!” Hij beende het bureau binnen. “Shit, Kees zit hier ook al. Kan ik geen oneerbare voorstellen doen…”
Joline kapte hem af. “Kees, leg jij het even uit? Technisch verhaal, dus daar wil ik buiten blijven.” Ik bracht Fred snel in het plaatje en gaf hem het telefoonnummer van Rogier. “Bel hem zelf maar even. En als Jolien…”
Verder kwam ik niet. “Natuurlijk ga je die kant uit, Fred. Dat ziekenhuis is een potentiële klant. Vrijdag zit Kees daar om zijn plannen te presenteren. Als jij wat bewijs kunt leveren voor de praktijken van Duyvestein en co, is DT zonder veel moeite binnen. En als het langer duurt dan de normale werktijd, dan compenseer je dat.”
Hij knikte. “Prima, Jolien. Ik bel Rogier, pak m’n spullen en ben er weg van.” “Vergeet Wilma niet te bellen dat het misschien later wordt!”
En ik vulde pesterig aan: “Doe maar. Anders loopt jullie douche-schema in de soep.” Een lage grom was het antwoord en Gerben, Joline, Mar en Lot gniffelden.
“Zo. Crisis-management… Ik ga Theo maar eens inlichten, denk ik.” Joline knikte. “Doe maar. Dit is best wel belangrijk.”

Ik liep bij Theo naar binnen. Die was aan het bellen en wees me een stoel. Nadat hij opgehangen had, keek hij me aan. “Jij zit op hete kolen, Kees. Komt dat door je wandelingetje vanmiddag of…?” Ik knikte en legde hem de zaak snel uit. “Fred is nu richting Nijmegen om daar eens digitaal rond te neuzen, chef.” Hij keek serieus. “En als Fred wat vindt?” “Als Fred vindt wat ik vermoed, namelijk dat er vanuit Amsterdam een commando is gegeven om een storing te veroorzaken, stelt hij dat veilig, geeft door aan de directie van het ziekenhuis en schat ik dat een aantal lui in Amsterdam van hun bed gelicht worden.
Moedwillig een storing veroorzaken in een ziekenhuis kan wel eens opgevat worden als een meervoudige poging tot doodslag, baas.”

Hij zakte achterover. “Ik heb het je al vaker gezegd, Kees, maar nu nog een keer: DT is geen detectivebureau of opsporingsinstantie. DT is een gerenommeerd ingenieursbureau. En jij bent daar teamleider. Verder niks. Duidelijk?”
Ik ging op de rand van mijn stoel zitten. “Dat zal best, Theo. Maar ik word witheet als ik bespeur dat lui er met MIJN ontwerpen vandoor gaan, die verzieken met goedkope rotzooi én ze op afstand in storing kunnen zetten. En daarmee dus mensenlevens in gevaar brengen. Wat dát doet die klootzak daar in Amsterdam. En dat wil ik, koste wat het kost voorkomen. En Rogier, Joline, Angelique, Gerben en Fred staan exact zo in de wedstrijd.”
Hij zuchtte. “Jaja, dat begrijp ik allemaal wel, maar in feite zou DT zich hier helemaal niet mee bezig moeten houden… Verdomme, wat een gesodemieter weer…” Hij keek me aan. “Kees, er uit; ik ga even overleggen met Gertie… Ach verdorie, blijf maar hier ook, maar doe de deur even dicht. Nee, haal Angelique er maar bij.”
Ik liep de gang in. “An kun je even bij Theo komen?” “Aha… Koekjes!” was de reactie.
Ze liep achter me aan en ik deed de deur van Theo’s bureau dicht. Die was al aan het praten met Gertie.
“…En Fred is nu naar Nijmegen om een en ander digitaal uit te pluizen. Wat vind jij ervan?”
Het was even stil aan de andere kant, toen klonk Gertie’s stem.
“Prima actie van de heren, Theo. En denk er aan: we hebben nu kennis van een mogelijk misdrijf. Als die kennis bewaarheid wordt, moeten we dat aangeven bij de diverse instanties. Doen we dat niet, dan zijn we medeplichtig. En stel dat die club uit Amsterdam morgen een enorme storing veroorzaakt in Nijmegen? En mensen die aan de hartbewaking liggen, overlijden? Baby’s in hun couveuse? Kun jij je dan nog recht in de spiegel aankijken? Eerlijk antwoorden, Theo!”
Hij keek ons aan en kleurde.
“Kees en Angelique zitten erbij, schat. Wil je me niet zo op m’n donder geven?”
“Lul niet, meneer Koudstaal. Geef antwoord op mijn vraag.”
“Ik zou m’n ogen uit m’n kop schamen, Gertie.”
“Precies. En ik ook. En geef me nu Kees maar even.”
Theo gaf me zijn telefoon.
“Hallo Gertie, Kees hier.”
“Hoi Kees. Goed luisteren, dit is geen geintje: prima reactie van je om Fred naar Nijmegen te sturen.”
“Dat was geen idee van mij, Gertie. In eerste instantie stelde ik voor om de digitale verbinding met Amsterdam te verbreken.
Rogier van der Vlist, nu nog hoofd TD van het ziekenhuis, maar binnenkort komt hij bij DT werken, had het idee om Fred bij hun te laten neuzen. Alle credits naar hem toe.”
“En die Rogier komt binnenkort bij DT werken? Slimme vent!”
“Ja, zeker weten. Hij heeft Charlotte aan de haak geslagen, dus dan moet je wel slim zijn.”
Ze lachte. “Ja, zeker weten…”
Ik ging verder. “Maar Gertie: dit hele gebeuren vloeide voort uit een één op één gesprekje tussen Gerben van Wiers en mij. Dus ook Gerben heeft hieraan bijgedragen.”
“Gerben… Da’s toch jouw nieuwste Piraat?”
“Ja.”
“Mooi. Ook goed van hem. Nogmaals Kees: prima actie. Mijn goedkeuring heeft het. Ik hoop van harte dat Fred bewijs boven tafel haalt; dan gaat dat rechtstreeks door naar de politie.”
“Ehh, nee Gertie. Dan gaat dat rechtstreeks door naar de directie van dat ziekenhuis. Zij doen aangifte. DT heeft hier in feite nog niets mee te maken, behalve het bewijs leveren. En meneer Jan van Ommeren, voormalig hoofd juridische zaken van Duyvestein, is de klokkenluider. Maar goed, die heeft vandaag ontslag genomen, hoeft niet bang te zijn voor zijn positie.”
Het was even stil.
“Je hebt gelijk. De eerste betrokkene is het ziekenhuis. Maar DT zal er ook nog wel mee te maken krijgen, dat voel ik op m’n klompen aan. En geef die telefoon nu maar weer aan Theo.”
Ze lachte even. “Neem Angelique maar mee naar de koffiehoek; het is nu even tijd voor overleg tussen de groot-aandeelhoudster van DT en de directie. Dág Kees…”
Ik gaf de telefoon aan Theo.
“Wij gaan koffie drinken, chef. Opdracht van je grootste aandeelhoudster."

Hij gromde wat en wees naar de deur, die Angelique even later achter zich sloot. “Jullie hebben weer eens in een wespennest zitten wroeten, Kees?” “Nee An. De wespen kwamen op ons af om te prikken. En we laten ze nu zien dat wij daar niet zo van gediend zijn.” Angelique tapte haar koffie, daarna was het mijn beurt.
“Kom Kees, even mee naar mijn bureau. Koppen bij elkaar steken.”

We gingen zitten. “Kees, als dit naar buiten komt, kan dit verstrekkende gevolgen hebben. Hoeveel ziekenhuizen heeft Duyvestein als klant?” Ik haalde m’n schouders op. “Vier? Vijf? Weet ik zo niet. Hoezo?” “Nou, als het bekend wordt wat zij met dat ziekenhuis in Nijmegen flikten, zijn ze alle andere ziekenhuizen kwijt, dat begrijp je toch wel?” Ik keek haar aan. “Ik ben niet helemaal seniel, An.”
“Dus moet Fred wel héél overtuigend bewijs hebben, anders valt dit hele verhaal in het water. Wat weten we tot nu toe?” Ik dacht even na. “Dat ze, sinds dat systeem geïnstalleerd is, wel bijzonder veel geld kwijt zijn aan kleine storingen, grotere storingen en updates.
Ondanks de 'garantie' van de firma Duyvestein; telkens ligt de storing aan personeel van het ziekenhuis. Met de smoezen: ‘Deze verzegeling is verbroken’, ‘er is aan gesleuteld door onbevoegden’, deze leiding is niet meer origineel’ en dat soort gelul. Alles om het ziekenhuis maar geld uit de zak te kloppen.” Ik keek haar aan. “Dit moet acuut stoppen, An. Anders gaat het misschien mensenlevens kosten.”
Ze knikte.
“En daarom moet Fred ook keihard en waterdicht bewijs hebben. Zeg hem dat maar.” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Dat mag jij hem duidelijk maken. Met redenen omkleed. Nú. Hij zal nog wel in de auto zitten, maar meneer heeft een prima werkende handsfreeset in die baggerbak van ‘m zitten.”
Angelique pakte haar telefoon en toetste een nummer in.
“Fred? Met Angelique. Kan ik je even lastig vallen zonder dat je op je voorligger klapt?”
“Vertel het maar, kleintje.”
“Fred, als je zo meteen ter plekke bent: zorg voor overtuigend bewijs. Maak foto’s, zorg dat je getuigen hebt, neem Rogier mee op sleeptouw, maar als het klopt wat er aan de hand is, gaat deze firma keihard onderuit. Daar helpt geen moedertjelief aan. Maar: dan moeten jouw bewijzen ab-so-luut waterdicht zijn, begrepen?”
Hij antwoordde even serieus. “An, als ik vind wat ik denk dat er te vinden is, zal zelfs de meest verstokte digibeet snappen dat ze een heel vuil spelletje spelen, daar in Amsterdam. Don’t worry.”
“Mooi. Nóg een dringend advies: niemand van die toko uit Amsterdam komt het ziekenhuis meer in. Ook niet een van hun onderaannemers of installateurs. Prent dat goed in de oren van Rogier. Ze moeten geen enkele kans krijgen om bewijzen te vernietigen. En moet ik je liefje nog bellen dat het wellicht wat later wordt?”
Hij grinnikte, de stoomwals kwam weer voorbij. “Nee hoor. Die is al op de hoogte. Maar dank voor het aanbod. Nou, ik ben bijna bij knooppunt Valburg, daar moet ik naar het zuiden. En het is hier een beetje druk, ik hang op. Doei!”
En de verbinding viel weg.

Angelique keek me aan. “Zo. Dat is in goeie en vooral grote handen. En ik hoop dat Rogier voldoende invloed heeft bij zijn bazen.” Ik knikte. “Ik denk dat dat wel goed zit. Zijn directe chef baalde er in ieder geval van dat hij vertrok.”
An knikte. “Mooi. Dan wachten we nu maar af wat Fred vindt. Ik denk dat het wel even duurt.” Ik keek twijfelend. “Vergis je niet in mijn bud, An. Die vent is steengoed in z’n vak. Een van de beste in Nederland en nee, dat is niet omdat hij m’n bud is.” “We zien het wel, Kees. En nu m’n hok uit; ik heb nog wat kleine lettertje liggen. En jij waarschijnlijk een aantal tekeningen die af moeten. Húp!”

Ik vertrok weer naar m’n eigen kantoortje. Hoewel… toch maar even de rest van de piraten inlichten. “Even luisteren, lui”, zei ik even later. “Wellicht hebben jullie al iets van Gerben gehoord, maar…” Compact legde ik het verhaal uit. Henk keek me weer eens hoofdschuddend aan. “Je doet het wéér hé Kees? Jezelf in de nesten werken…”
Gerben schoot fel uit. “Nee, dat doet hij niet! Die kloothommel in Amsterdam doet dat helemaal zelf. Ik kén dat soort lui. Alleen maar geïnteresseerd in winstcijfers. Wát ze laten produceren boeit hen geen moer, als de klant maar betaalt. En véél! En deze mooie meneer in Amsterdam speelt met de levens van mensen in één, misschien wel meerdere ziekenhuizen. Gelukkig dat die jurist last van z’n geweten kreeg, anders hadden we nóg niks geweten…”
Henk legde een hand op Gerben z’n arm. “Kalm maar. Ik begrijp wat je bedoelt, maar dit is niet de eerste keer dat Kees… hoe zeg ik dat netjes? …zichzelf wat minder populair maakt.”
Gerben keek hem aan. “Klopt. En naar wat ik vernomen heb, was dat elke keer terecht. Enfin, daar weet mijn lieve vriendin alles van.”
Henk knikte. “En daarom snap ik jouw uitval ook. Maar Gerben: het is nu uit onze handen. Fred is nu bezig om te zoeken naar bewijzen en als die er zijn gaat die meneer in Amsterdam en waarschijnlijk een paar personeelsleden van hem een hele zware pijp roken. Voor nu: ontspannen geluiden blijven maken.”
Hij keek me aan.
“Kees, wat kunnen wij doen?” Ik schudde mijn hoofd. “Je hebt gelijk; het is voorlopig in Fred z’n grote klauwen. Loslaten en doorgaan met jullie gewone werk, heren. Nog twee uurtjes, dan kunnen we weer de aardappels schillen. Dank voor de aandacht.” Ik verdween nu toch naar m’n eigen kantoor. De voorbereidingen voor dat metaalbedrijf waren gereed, nu toch me maar eens verdiepen in de tekeningen van Rogier van het ziekenhuis. En ondertussen stiekem wachten op een berichtje van Fred…
Lees verder: Mini - 303
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...