Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 01-04-2024 | Cijfer: 9.8 | Gelezen: 5189
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 48 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 304
Een por van Greet bracht me weer bij het heden. “Kom Kees. Op je plaats gaan zitten. ‘Sound the Trumpet!’ en laten we er iets moois van maken.” “Gaat lukken, Greet…” Even later zat iedereen weer, behalve Annemarieke. Die was achter haar lessenaar gaan staan.
“Dames en heren, het eerste stuk na de pauze komt uit Engeland. Geschreven in 1694 door Henry Purchell en genaamd: Ode for Queen Mary's Birthday: Come Ye Sons of Art, Sound the Trumpet. In de muziekwereld staat het werk kortweg bekend als ‘Sound the trumpet’. Het grappige is: in het hele stuk komt geen trompet voor; het is een muzikale dialoog tussen twee sopranen, ondersteund door basso continuo, viool en klavecimbel…”
Ze hield even stil en trok een ondeugend gezicht. “Ondanks wat protesten hebben we Kees zover kunnen krijgen dat hij, samen met Greet, één van de sopraanpartijen voor zijn rekening nam. En nee, daar is geen ziekenhuisopname bij te pas gekomen.”

Gelach in de kerk en ik draaide me demonstratief naar haar om en maakte een vermanend gebaar met mijn vinger. Ze vervolgde: “De vele werken van Punchell worden nog steeds heel veel gespeeld. Hij werd geboren in 1659 en overleed in 1695, slechts 36 jaar jong. Overigens voor die tijd geen bijzonder vroege leeftijd om te overlijden. En in die tijd heeft hij meer dan 800 werken gecomponeerd… Opera’s, religieuze muziek, trio-sonates, suites… De man was zeer veelzijdig. Laten we naar hem gaan luisteren, op een prachtige manier vertolkt door Wendy van Dalen, zang, Hendrik Zwart achter de toetsen, Greet Zwart en Kees Jonkman op de bugel.”
Wendy ging staan, Greet en ik ook. Hendriks keyboard was tijdens de pauze al naar voren gereden en zo stonden we in een halve cirkel. Klaas keek ons beurtelings aan, knikte, en Hendrik zette in. En na twee maten volgde Wendy: haar stem knálde de kerk in. En na haar eerste zin beide bugels: warm, soepel Wendy begeleidend of haar tegenstem spelend.
Klaas was daadwerkelijk naar de zijkant gelopen en dirigeerde niet meer. Na een paar maten liet ik de bladmuziek los en keek afwisselend naar Wendy, Greet en Hendrik. Niemand van ons vieren leidde; we vormden op dat moment één loepzuiver instrument.
Toen na twee en een halve minuut het slotakkoord wegstierf was het een paar seconden stil in de kerk. Daarna kwam het applaus. Lang. We keken elkaar aan konden niet anders dan elkaar met een brede lach bij de hand pakken en diep buigen. Annemarieke ging weer staan en zei: “Ik weet niet of mevrouw Jonkman er van genoten heeft dat haar echtgenoot nu sopraan heeft gespeeld, maar…”
Joline zat op de derde rij van voren, stond op en riep: “Dat gaan we na het concert uitgebreid evalueren!” De concertgangers schoten in de lach en Joline ging met een blos zitten. Annemarieke keek me aan. “Nou… Sterkte, Kees. Dames en heren, de volgende marsen spelen we achter elkaar aan: allereerst de Boreelmars, daarna de Mars de Medici, gevolgd door de Onderofficiersmars.”

Ondertussen was het keyboard weer naar achteren gereden en zat de fanfare weer in de oorspronkelijke opstelling. Klaas ging weer op zijn verhoging staan en hief zijn baton. De Boreelmars was kort, maar de muziek sprak wel aan. Ik kon nu lekker ontspannen spelen; de grootste spanning was er af. De Mars de Medici was langer en daar zaten ook een paar gemene stukjes in voor de bugel. Daar fietste ik gelukkig zonder uitglijers doorheen. De Onderofficiersmars hoefden we gelukkig niet te zingen, dat scheelde weer… Je zou je kapot schamen voor de tekst.
Annemarieke nam daarna weer het woord.
"Onze fanfare maakt deel uit van het OOCL, het Operationeel Ondersteunings Commando Land. Dit is het grootste onderdeel van de Koninklijke Landmacht. Alle logistieke en gevechts-ondersteunende eenheden zijn ingedeeld bij het OOCL: genie, artillerie, inlichtingen, verkenners, bevoorrading en transport, een geneeskundige eenheid, verbindingen, de Ondersteuningsgroep CLAS, het CIMIC-bataljon en het Explosieven Opruimingscommando. Allemaal aangestuurd door een relatief kleine staf in Apeldoorn. Zonder OOCL geen gevechtskracht. Napoleon zei het al: ‘Een leger marcheert op zijn maag.’ Daarom zijn we vereerd dat commandant OOCL vandaag hier ook is. Voor hem, maar ook als hommage voor al onze collega’s bij het OOCL: de OOCL-mars!”

Klaas hief zijn baton en even later dreunde de mars door de kerk. Niet moeilijk voor de bugelpartij; twee keer eenzelfde ‘couplet’, dan een intermezzo en nog een keer het couplet, iets forser om het af te maken. Een beetje pompeus, maar goed… Ik moest na het slotakkoord een beetje lachen. De mars paste wel goed bij deze commandant…
“Dames en heren, we zijn bijna aan het einde van dit relatieconcert. Een relatieconcert omdat onze fanfare in Vught gelegerd is en sommigen onder u wellicht last hebben van onze geluidsoverlast. Wij eindigen onze concerten altijd met het Wilhelmus; het 1e couplet. Mag ik u verzoeken om, voor zover dat mogelijk is, te gaan staan?”
Ook de fanfare ging staan en even later klonk de overbekende melodie door de kerk, meegezongen door de aanwezigen. Men had de tekst voor de zekerheid maar achterop het programmaboekje gedrukt. Na het zingen was het even stil, tot Annemarieke zei: “Dank u wel. U mag weer plaatsnemen. Het woord is aan de commandant van het OOCL.”

De generaal stond op en liep het podium op. “Edelachtbare, geachte dames en heren. Ik woon slechts zelden concerten bij van ‘mijn’ vier fanfares. Ik heb me vanavond voorgenomen om dat vaker te doen, want wat ik hier hoorde was bijzonder mooi. De fanfare die u hier ziet bestaat uit beroepsmuzikanten. Daarnaast doen onze vier fanfares als het nodig is, ook ander werk. Als de situatie er om vraagt worden ze ook voor andere taken ingezet. Taken die niets met muziek te maken hebben. Ze zijn lid van het OOCL, dus zijn ze flexibel.
En qua muziek hebben ze een druk leven. Van de vier weekenden in de maand zijn ze er vaak twee op pad, in binnen- of buitenland. Moeten regelmatig in Den Haag zijn om statiebezoeken van de nodige muziek te voorzien. Of ze lopen mee tijdens Veteranendag of de Nijmeegse Vierdaagse. En nee, dan lopen ze niet de complete vier keer vijftig kilometer te spelen; volgens mij houdt niemand dat vol. Hoe dan ook: ondanks dat er wel eens smalend over militaire muzikanten wordt gedaan: ook zij werken keihard en soms op tijden dat u en ik al comfortabel op één oor liggen.
Dames en heren, mag ik nogmaals een hartelijk applaus voor de Regiments Fanfare Bereden Wapenen?” We moesten weer staan en Klaas boog.
De generaal ging verder. “Ik heb mij laten influisteren dat er nog een toegift komt. Maar Annemarieke kan u daar veel beter iets over vertellen dan ik. Ga je gang!” Ze nam de microfoon over.

“Dank u wel generaal… Die toegift, dames en heren, is heel bijzonder. Gespeeld en gezongen door drie mensen die géén deel uitmaken van de fanfare, maar er wel nauw mee verbonden zijn. U heeft hen al een keer als solist kunnen horen, en nu nog een keer. Het stuk wat zij spelen komt uit een Zweedse film. Een vrouw die onder de knoet zit van haar jaloerse echtgenoot, zingt zich met dit lied vrij. Het lied wordt het Zweeds gezongen; een Nederlandse vertaling die bij de muziek zou passen doet dit lied veel en veel tekort. Dus: als uw kennis van de Zweedse taal wat roestig is geworden: de Nederlandse vertaling vindt u in het programmaboekje. Dames en heren, graag uw aandacht voor ‘Gabriëlla’s Song’ uit de film ‘As it is in Heaven’. Klaas wenkte Hendrik, Wendy en mij en liep toen naar de zijkant van het podium. Het keyboard werd weer naar voren gereden en Wendy zette ‘haar’ microfoon opzij en uit.
De eerste maten klonken bij Hendrik vandaan, daarna begon Wendy te zingen. Zachtjes, maar loepzuiver en helder. De kerk was doodstil. Ik mocht haar ondersteunen met de bugel; ik speelde de sopraanpartij van de koorbegeleiding, Hendrik de andere partijen. Ook ik moest zachtjes spelen, zelfs zonder versterking. Het tempo was lager dan tijdens de repetities, dus ik moest mijn adem goed managen.
Gedurende het stuk gaf Wendy meer volume en de laatste drie zinnen knálde ze er uit. En ik moest meegaan, Hendrik ook. Voor Hendrik geen probleem; zolang zijn keyboard van voldoende elektronen werd voorzien, was er niks aan de hand. Maar nu moest ook ik tussen de regels door, ademhalen. Wendy had dat prima door; ze liet in de laatste, voluit gezongen zin, twee adempauzes vallen. En daar maakte ik dankbaar gebruik van. Zodoende konden we het laatste akkoord lang volhouden! Daarna was het stil in de kerk.
En die stilte duurde een aantal seconden, totdat iemand aarzelend begon te klappen. Daarna namen alle aanwezigen het applaus over. Hendrik kwam naast Wendy staan, ik ook en ze pakte onze handen. Samen bogen we. Daarna gaf Wendy Hendrik een zoen, draaide zich om en gaf mij er ook een. “Dank je wel, Kees.” “Jij ook bedankt, Wendy.” Ik liep naar Hendrik en die grinnikte al.
“Ik weet ’t Kees, je gaat me niet zoenen. Maar dank je wel, man.” We gaven elkaar een hand.
Klaas pakte de microfoon. “Dames en heren, onze gastmusici! Wendy van Dalen en haar vriend Hendrik Zwart: zang en toetsen. Kees Jonkman op de bugel. Dank jullie wel! En dank u wel voor uw aanwezigheid en uw applaus. Neem gerust nog een drankje, dat was bij de prijs van de tickets inbegrepen en rij voorzichtig naar huis!” Toen zette hij de microfoon uit. Ik plofte even op mijn stoel. Een paar slokken water hielpen tegen de adrenalinekater.

Greet legde een hand op mijn schouder. “Prachtig gespeeld, Kees. Ik had kippenvel…” Ik keek haar aan. “Jouw verdienste, Greet. Jij heb me op dit niveau getild. Dat applaus van net was ook voor jou, ook al wisten die lui in de kerk dat niet.” Ze lachte. “Er zijn er een paar die dat wél weten, Kees. Jouw familie, Joline en haar familie, jullie complete vriendengroep… Oh, en Anita natuurlijk. Die regelmatig als uithuilbureau moest fungeren als jij er weer een zootje van gemaakt had…” Ze keek plagend.
“Wachtmeester, u bent soms een vals kreng.” “Sóms?” hoorden we achter ons. Joline kwam het podium op. “Kees..” Ze zei verder niets, omhelsde me en legde haar hoofd op mijn schouder. Even stonden we zo, tot ik me realiseerde dat we op het podium stonden, in het volle zicht van iedereen die onze kant uit keek. “Schat, zullen we even van dit podium af gaan?” Joline keek even op. “Nee hoor. Iedereen mag zien dat ik jouw vrouw ben en dat ik vreselijk trots ben op mijn Kees.” Ze sloeg haar armen om mijn nek en zoende me. “Ik heb zó genoten vanavond… Van mijn eigen ridder.”
“Vreet je deze majoor niet op, mevrouw? Dan kunnen we hem niet nog een keer misbruiken…” De stem van Klaas achter me. “Laat dat misbruiken maar aan mij over, luitenant”, zei ze ad rem. Toen maakte ze zich los en gaf Klaas een hand. “Dank je wel. Ik heb genoten vanavond!”
Klaas zat ook niet om een antwoord verlegen. “Ja, dat zag ik net…” Ik schoot in de lach en stak mijn duim op. Joline zuchtte. “Kerels… Ik zoek Greet wel op.” Maar ze bleef mijn hand vasthouden. “Schat, ik heb nogal dorst. Eerst even een glas van het een of ander naar binnen gieten.” We liepen naar de counter waar de drankjes werden ingeschonken. Links en rechts kreeg ik wat complimenten, net als de ander leden van de Fanfare. Totdat ik achter me een stem hoorde.
“Voor een leerling van Greetje doe je het niet onaardig, meneer Jonkman.” Ik draaide me om en stond tegenover Ton Koopman. “Dank u wel, meneer Koopman. Uit uw mond een enorm compliment.” Hij lachte. “Zo is het ook bedoeld. En jij was geen beroepsmusicus? Nou, je kunt er zo voor doorgaan. Ik heb ook genoten. Van jou én van die zangeres. Wat een stem! Zelden zo’n mooie stem gehoord…” “Wendy is nu 2e jaars op het koninklijk conservatorium. Laat het haar ook weten dat u het mooi vond, meneer Koopman.”
Hij stompte me speels. “Mijn voornaam is Ton, Kees. En wat ik de laatste keer in Eindhoven tegen je zei, zeg ik nu weer: ik wil graag een keer samen met jou spelen. De volgende keer dat in Eindhoven ben, ga ik je bellen!” Hij gaf mij en Joline nog een hand en verdween met kwieke pas in de massa.

“Zóóó… die heb je te pakken, Kees.” De stem van Greet achter me. “Een dik compliment van Ton… Hij is er best zuinig mee.” “Nóg zuiniger dan jij, Greet?” Ze stak haar tong uit. Ondertussen kregen we onze drankjes en ik goot een glas ijsthee bijna in één keer naar binnen. “Zo. Daar was ik aan toe… Even een beetje uit de menigte, Joline.” We namen wat afstand van de counter en ik kon even acclimatiseren.
“Majoor Jonkman…” Ik draaide me om: commandant OOCL stond voor me. “Ik wil nogmaals mijn verontschuldigingen uitspreken voor mijn nogal lompe benadering van een uurtje geleden.” Hij keek naar Joline. “Ook aan u, mevrouw Jonkman.” “No hard feelings, generaal. Ik hoop dat u genoten heeft.” “Dat heb ik zeker. Militaire marsen… ach, die hoor ik vaker. Maar die andere stukken… U speelde prachtig, majoor.” “Ik stond daar niet alleen, generaal. Wendy, Hendrik, wachtmeester Greet Zwart… We deden het samen. En ik ben een leerling van Greet op de bugel, Hendrik is een leerling van haar op het orgel en Wendy wordt ook nogal eens door Greet gecoacht, dus in feite zijn de solo’s van ons háár grootste verdienste. Dat mag u ook aan haar, aan hen kenbaar maken.” Hij knikte. “Ga ik ook doen. Zie jij haar ergens?” Ik keek rond en wees.
Wendy was makkelijk te vinden door haar rode jurk. “Bij het podium, generaal. Daar staan ze alle drie met elkaar te kletsen.” “Mooi. Ga ik nu heen. En sterkte met de evaluatie van je sopraanstem!”

Hij liep weg richting podium en ik keek Joline aan. “Ja, nu moet ik wel hé?” Haar ogen lachten. “Tut!” Even later voegden we ons bij de rest van onze vriendenclub. En Pa, Ma, Rob en Tony. Pa keek me aan. “Ik heb je nog nooit zó horen spelen, Kees.” En Ma knikte instemmend. “Dank je wel Pa. Ik vond het heerlijk. Met name ‘Sound the trumpet’ en ‘Gabriëlla’s song’. Hoewel ik er behoorlijk tegenop zag.”
Ma vulde aan: “Jullie waren bij beide stukken één. Synergie in levende lijve. Prachtig om te horen, maar ook om te zien.” We kletsten nog even, maar toen kwam de man met de hamer. Ik kakte in. “Ik pak mijn spullen even, schat. En daarna wil ik naar huis. En jij mag rijden; ik denk dat ik het bord ‘Einde bebouwde kom’ niet eens meer meemaak.” Ik nam afscheid van Klaas. “Mogen we, als het uitkomt, nog een keer een beroep op je doen, Kees?” “Je mag het altijd vragen, Klaas. Maar hou er rekening mee dat het antwoord ook wel eens ‘nee’ kan zijn. Wij, Joline en ik, hebben een nogal druk leven.” Hij knikte. “Hoe dan ook: hartelijk bedankt, Kees.” “Graag gedaan, Klaas. En dat méén ik; ik heb ook vreselijk genoten vanavond. Ook van jouw vertrouwen, toen je gewoon wegliep bij onze solo’s.” Hij gniffelde. “Dirigeren was op die momenten totaal nutteloos geweest.”
Eenmaal buiten gaf ik de sleutels van de Volvo aan Joline. Lot en Mar waren met hun eigen auto gekomen; die kwamen wel thuis. Ik legde de bugelkoffer achterin, samen met mijn uniformjasje en plofte toen op de bijrijdersplaats. “Maak me bij de afrit Veldhoven maar wakker, Joline.” Ondeugend zei ze: “Ik zal Bach op een Engels orgel opzetten, Kees. Als jij je broek dan uitdoet…” Ik haalde het bord ‘Einde bebouwde kom’ inderdaad niet; binnen een minuut was ik in slaap gedonderd.

“Dames en heren. Wij naderen station Veldhoven. Station Veldhoven, eindpunt van deze trein. Denkt u bij het uit- of overstappen aan uw bagage en vergeet vooral uw bugelkoffer niet.”
De stem van Joline haalde me bij bewustzijn. “Verdien jij je geld tegenwoordig als machinist, schat?” Ze knikte. “Dat zie je toch? Ik heb stuur, gaspedaal en rem binnen hand- en voetbereik. Dus ben ik de machinist, tevens stuurvrouw én gezagvoerster.” “Laat Rob het maar niet horen…” Ze haalde haar schouders op en even later reden we de parkeerplaats op. “Dank je wel voor het rustige rijden, Jolien. Ik heb even heerlijk kunnen slapen.” Ze lachte lief. “Had je nodig, dat zag ik.” Eenmaal binnen deed ik mijn jasje uit. De oksels van mijn overhemd vertoonden wat vochtige vlekken. Joline zag het en trok haar neus op. “Wil de majoor Jonkman zich met gezwinde spoed richting douche begeven en zich daar even grondig opfrissen? Op deze manier heeft dit meisje namelijk totaal geen zin om het onderzoek naar de gender-identiteit van de majoor Jonkman uit te voeren. Dank u.” Ze wees. “Goed schat, ik ben al op weg, schat…”
Broek uit, stropdas af, overhemd uit, schoenen, sokken ondergoed… Het koude water voelde als een bevrijding, maar toch zette ik de kraan al snel wat warmer. Inzepen, afspoelen, kraan uit en afdrogen. Héhé… Dat voelde beter. Boxer aan, T-shirt en een oude broek aan. Slippers er onder. “Zo, ik ben weer fris en fruitig, schatje.” Joline keek wat meewarig naar mijn outfit. “Is dit diezelfde vent die anderhalf uur geleden een prachtig stuk muziek liet horen?” Ze liep op me af en kuste me. “Ja, dit is diezelfde vent… Gelukkig.”
Haar armen gleden om me heen. “Ik ben zo trots op jou! Mijn vent, die daar voor een paar honderd mensen zo prachtig stond te spelen… En ik heb genoten van je muziek, maar veel meer nog: van je ogen. Die drukten uit wat je voelde… Passie voor de muziek, voor het stuk wat je speelde, je was op dat moment helemaal wég. In een andere wereld.” Ik keek haar oplettend aan. Gelukkig, geen tekenen van jaloezie op Wendy, Greet of wie dan ook. “Jolien: Ja, ik was gelukkig. Mooie muziek uit deze bugel halen… Ik weet dat ik het kan en het geeft me rust. En tegelijkertijd: kracht. Mijn soms veel te drukke kop loopt er door leeg, ik kan dingen van me afzetten. En genieten van wat ik samen met Greet, Hendrik, Wendy, enfin de hele fanfare kon laten horen. Wat dat is de essentie van mooie muziek: je doet het sámen. Komt samen tot een prachtig resultaat. En dat gevoel van verbondenheid is minstens net zo belangrijk als het resultaat: de muziek. Ik hoop van harte dat je niet jaloers bent geweest. Zoals na dat weekend in Duitsland.”
Ze keek me recht aan. “Nee. Geen seconde. Ik was alleen maar trots. Op mijn vent van wie ik hou. En toen die generaal mij met ‘juffrouw’ aansprak, wat was ik trots dat ik hem als antwoord kon geven dat hij me aan mocht spreken met ‘mevrouw Jonkman’. Jouw vrouw, Kees.” Ik trok haar tegen me aan. “Je bent een schat, Joline. Mijn muze. Nog steeds…” Een lange, tedere zoen volgde.
Tot de buitendeur openging. Margot en Charlotte liepen even later de kamer in. “Hoi! We zijn er weer! Ach gut… Wij dachten nog even te kunnen genieten van een knappe majoor in z’n goeie pak. Helaas!” Lot vulde aan: “Ja, nu zien we alleen maar een vent in een nogal afgetrapte broek, een simpel wit T-shirt en op sloffen. Dat is wel een desillusie.” Joline deed een stap naar hen toe. “Meiden… Jullie lopen een redelijk risico op een enorme trap onder jullie kont! En met deze schoentjes gaan jullie dat niet fijn vinden! Ik heb vandaag al een generaal op z’n nummer gezet; twee omhooggevallen tutjes kunnen er makkelijk bij!” Ze knipoogde. “Nog even wat drinken, meiden?” Ze knikten. “Geef maar zo’n laf mixdrankje. Slapen we goed op, ondanks dat die Grenadiersmars nog in onze oren naklinkt.” “Kun je nagaan hoe dat bij mij is, dames. Ik zat vlak voor die trompetten…”
“Heb je zelf voor gekozen, Kees. Geen medelijden mee.” Margot zei het met een ondeugende glimlach. “Geef mij ook maar een borrel, schat. Ben ik ook wel aan toe.” Joline liep al richting keuken. “Dan neem ik er zelf ook wel eentje. Als tegengif, zeg maar.”

Even zaten we nog na te kletsen over het concert, tot Joline vroeg: “Ga je dit vaker doen, Kees? Je hebt er van genoten, dat kon ik met bakken van je gezicht afscheppen.” Ik moest even nadenken. “Ja, ik heb er vreselijk van genoten. Heerlijk om in zo’n gezelschap mooie muziek te maken. Dat men mij blijkbaar goed genoeg vond om als solist op te treden. Had ik een jaar geleden nooit gedacht. Maar dit kost tijd. Ik ben er nu 4 weken mee bezig geweest. Niet alleen het repeteren; dat kon nu lekker in de tijd dat ik anders in Eindhoven repeteerde. Maar ook het repeteren thuis heeft best wel veel tijd gekost. En dat wreekt zich op den duur, Joline. Misschien één keer jaar of zo. Dat is nog wel te doen. Maar ik ga geen ‘vaste gastspeler’ zijn bij deze Fanfare, noch bij een van de andere muziekkorpsen van Defensie. En bovendien: wie weet is Klaas stiekem wel teleurgesteld omdat ik niet het niveau haalde wat hij wel verwacht had.”
“Bullshit, majoor Jonkman”, zei Margot meteen. “Ik heb tijdens de borrel na het concert een paar lui iets over Wendy, Hendrik en jou horen zeggen. En dat was zonder meer zéér positief. En niet alleen het publiek, maar ook jouw ouders en zelfs een paar lui van de fanfare zelf. Kortom: klets niet uit je nek.” Charlotte knikte. “En dat geldt voor mij ook.” Ik keek Joline aan en die grinnikte. “Tja, ik heb niets opgevangen, behalve van een paar collega’s van DT. Voor de rest hadden wij het te druk om een generaal op z’n donder te geven en later excuses van diezelfde generaal in ontvangst te nemen…” Snel legde ze het verhaal uit en de zussen moesten lachen.
Ik dacht even na. “Ik ben in feite wel benieuwd of hij de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht nog gaat bellen, dames… Zou ik wel eens bij willen zijn. Lijkt me lachen…” De zussen keken vragend. “Wie?” “De IGK, dames. Die generaal in z’n gevechtspak op mijn bevordering. Die even kwam uitleggen waarom Fred en ik zijn carrière bijna om zeep hadden geholpen.” De glaasjes waren ondertussen leeg. “Kom meiden, we gaan naar bed. Jullie moeten morgen weer op de gewone tijd op; Kees en ik kunnen uitslapen, want wij hebben morgen vrij. Nou ja, Kees niet helemaal, want die moet ’s middags nog even in Nijmegen opdraven…” Margot keek ondeugend. “Denk eraan: morgenochtend niet, zodra wij onze charmante hielen hebben gelicht, hier de beest gaan uithangen, meneer en mevrouw! Wij inspecteren de wasmand morgenavond nauwkeurig en o wee als we daar restanten van een losbandig leven in aantreffen!”
Joline snoof. “Margot, ten eerste zijn wij netjes getrouwd en dan mag je je losbandig gedragen met je huwelijkspartner en ten tweede: ik heb de afgelopen weken regelmatig ‘restanten van een losbandig leven’ in de wasmand aangetroffen en dat was niet mijn lingerie of de boxers van Kees, maar dat waren sexy setjes van jullie! En lakens!” Lot begon te lachen. “Zo. Daar heb je niet van terug, zus. Voortaan eerst denken voor je iets zegt.” Margot keek zielig. “Betrapt…” Ik trok haar overeind. “Kom maar schatje. Ik denk dat ik binnenkort de wasmand eens ga legen. Ben nu wel nieuwgierig geworden… Ik hoop alleen niet daar een boxer van Gerben of een onderbroek van Rogier aan te treffen. Die interesseren mij niet zo gek veel.”
Joline keek smerig en Margot snauwde: “Ik heb Gerben gezegd dat wij nog niet in gemeenschap van wasmachines leven, dus dat hij z’n vuile spullen gerust mee naar huis mag nemen.” En Lot vulde aan: “Idem voor Rogier!” Joline keek nu weer ondeugend. “Hé, da’s nou jammer.” “Dames, genoeg vunzige praat. Naar bed jullie!” Ik wees. “Jawel, meneer Jonkman”, zei Lot semi-verlegen. “Da’s vijf keer, Lotje. Doe maar op bed, op Margot, dan heeft die er ook lol van. En het spaart batterijen. Wieberen!”

Ze sloten de deur van hun kamer achter zich en ik liep mijn veiligheidsrondje om daarna in de slaapkamer te eindigen. “Kees… Kun je m’n rits even opendoen?” Joline stond met haar rug naar me toe. “Met alle soorten van genoegen, schoonheid.” Even daarna stapte ze uit haar jurkje en draaide zich om. “Wat wil jij, Kees? Lekker in slaap donderen of de wasmand vullen?” Ik schoot in de lach. “Wat heb jij toch poëtische omschrijvingen van seks, schat…” Ik nam haar in mijn armen. “Ik wil lekker tegen mijn blonde feeks aan in slaap vallen, schat. Ben nu redelijk ‘op’. Met jou vrijen zou nu niks anders zijn dan het bevredigen van mijn mannelijke lusten. Ik zou je tekort doen en dat wil ik niet.” Ik kreeg een zoen. “Prima… Maar morgenochtend zorg je maar dat je helemaal bent opgeladen, want…” Haar ogen fonkelden. We kleedden ons verder uit en even later lagen we lekker tegen elkaar. “Jolien…?” “Hmmm?” “Ik was blij dat je erbij was, schat. Je bent nog steeds mijn muze.”
Ze giebelde. “En ik help je wel om een generaal te laten dimmen, schatje. Ik hoefde niet eens met m’n tieten te zwaaien.” “Nee, dat viel me ook al op. Maar je hebt wel aardig wat geleerd van Claar. Je toontje toen je zei dat hij je mocht aanspreken met ‘mevrouw Jonkman’… Exact mijn lieve, verlegen en maagdelijke oudste zus.”
“Mooi. Altijd handig om te gebruiken. En nu lekker slapen, mooie toeteraar.” “Gaat lukken, schat. Welterusten.” Een laatste zoen en ik was binnen een paar seconden vertrokken…

Vrijdagochtend werd ik nogal moeizaam wakker. Een blik op de wekker liet 09:10 zien. Wááát? Tien over negen? Wat in vredesnaam… Oh wacht even. Concert en vandaag vrij. Pfff… Was dat even schrikken… Naast me was het bed leeg. Joline was er dus al uit, de zussen naar DT en ik moest vanmiddag opdraven in Nijmegen. Die slaap had ik wel nodig gehad; mijn kop was nogal duf. Eerst maar eens douchen, dan was ik dat ten minste kwijt. En vijf minuten later stond ik me af te drogen, nu met iets minder spinnenwebben in mijn hoofd. Koud water hielp daar prima tegen. Joline’s hoofd kwam om de hoek van de deur. “Ah, meneer mijn echtgenoot is ein-de-lijk wakker…” Ze klonk plagend. “Er staat koffie voor je klaar, Kees.”
“Dank je wel, schoonheid. Ben ik wel voor ‘in the mood’, om het maar even bij koper te houden.” “Laat Glenn Miller er even buiten, Kees. Da’s iets voor ’s avonds, bij een dansles bijvoorbeeld. Niet om kwart over negen ’s ochtends.” Ze verdween en ik kleedde me een beetje aan. Trainingsbroek, T-shirt, slippers. Eerst koffie en wat te eten. De koffie stond op de bar en uit de keuken kwam de lucht van vers gebakken brood. “Een lekker broodje erbij?” Ik knikte, liep om de bar heen en gaf Joline een zoen. “Hoi mooie en vooral lieve vrouw. Fijn dat je me liet snurken. Hoe laat was jij er uit?” “Om vijf over half zes, Kees. Normale tijd. Ik heb ontbeten met Lot en Mar, ze de deur uitgewerkt en ben toen gaan studeren. Totdat ik douche hoorde en wist dat jij terug was in het land der levenden…” Ze keek plagend.
“Heb ik je wakker gesnurkt?” Ze schudde haar hoofd. “Nee hoor. Je lag heerlijk diep te slapen. Op je zij. En mijn biologische wekker liep af, dus toen ging ik er maar uit. De meiden zijn keurig op tijd naar DT vertrokken.” Ik dronk rustig mijn koffie en at drie boterhammen. We kletsten nog wat na over gisteravond.
“Greet heeft me niet één keer een verwijtende blik toegeworpen, Jolien. Dat vond ik toch wel het grootste succes van de avond.” Ze lachte gemeen. “Ik had Greet opdracht gegeven om een beetje mild voor je te zijn, Kees… Geintje!” Ik gromde. “Ik hoor het donderdag wel van haar, denk ik. Wie weet heeft ze zich inderdaad ingehouden.” Ik zette mijn bordje in de afwasmachine. “Zo. En nu wil ik nog even studeren op de tekeningen van Nijmegen, schat. Met mijn eigen tekeningen er naast. Wie weet kom ik nog wat schokkends tegen of iets wat we maandag kunnen gebruiken.” Joline knikte. “Is goed. Mijn hoofd staat nu ook niet in de stand ‘Hevig vrijen’. Doen we vanavond wel. Na dansles, oké?” Ik knikte. “Beloofd. En nu ga ik aan ’t werk.” “En ik nog even aan de studie.”

Ik liep naar de studeerkamer, pakte mijn originele tekeningen en hing die op mijn tekenbord. De tekeningen die ik van Rogier had gekregen op het grote beeldscherm van de computer. Nauwkeurig vergeleek ik het een en ander. Duyvestein had al bezuinigd op aggregaten; in mijn tekeningen stonden er 6, bij hem maar 4. En de specificaties waren ook anders.
Ik had forse, fluisterstille Bredenoord aggregaten op mijn tekening staan; voor de SEH, cardiologie en de operatieafdeling elk een 1250 KVA unit, bij de andere afdelingen elk 1000 KVA. Duyvestein vond 4 aggregaten van 1000 KVA blijkbaar voldoende en er was geen prioritering voorgesteld voor de diverse afdelingen. Sukkels… Een verpleegafdeling gebruikt veel minder stroom dan de OK of Radiologie. En desnoods ontruim je verpleegafdelingen of voegt ze samen. Nee hoor… Alles om de kosten laag te houden.
En… geen Bredenoord units, maar ‘gewone’ aggregaten. Niet gedempt. Lekker dan… Lig je bij te komen van een operatie, heb je op je ziekenhuiskamer constant het gedreun van een aggregaat aan je kop… Nou ja, compassie met de medemens was Duyvestein vreemd, dat wist ik ondertussen wel.
Tot zover de aggregaten… Nu de voorziening om die aggregaten meteen hun werk te laten doen als de stroom uitviel. Dáár lag de kracht van mijn ontwerp; het gewone 230V netwerk zorgde voor spanning op een stel relais. Normaal, met 230V er op, stonden die ‘in rust’. Als die spanning wegviel, klapte het relais om en bekrachtigde een solenoïde die een zware schakelaar omgooide. Daardoor zou er 24V gelijkspanning uit de back-up-accu's richting de aggregaten gaan, die hun startmotor bekrachtigde. Tegelijkertijd zou er 24V diezelfde accu’s richting een stel trafo’s gaan die dit omvormden naar 230V. Dit was nodig om de tijd op te vangen die de aggregaten nodig hadden om ‘on line’ te komen. Zo’n aggregaat moest op toeren komen en de spanning moest stabiel zijn voordat er gebruikers aan werden gekoppeld. Als dat het geval was, ging er automatisch een schakelaar om en daarna nam de noodstroomvoorzienig vanuit het aggregaat het over.
Simpel en hufterproof, mits… de 24V accu’s aan de druppellading stonden én elke maand gecheckt en elk jaar vervangen werden. Geen compromissen hierin! Een procedure om het systeem regelmatig te testen en een voorbeeld van een onderhoudsovereenkomst met Bredenoord had ik als bijlage bijgevoegd. Bij Duyvestein niets van te vinden. Maar wellicht hadden Rogier of een van zijn mensen zelf iets verzonnen… Die waren ook niet gek.
Ik bekeek de tekening uit Amsterdam verder. Een aantal componenten omcirkelde ik digitaal; daar was me de functie niet geheel duidelijk van óf ze waren van twijfelachtige kwaliteit; uit China. De 1e laptop die Rogier had beschreven stond ook op het schema, aangeduid als ‘besturingssysteem’. De tweede, verborgen laptop er achter niet. Nee, dat haalde je de koekoek…
Zo was ik geconcentreerd bezig. Om twaalf uur had ik het wel gezien. Ik maakte een aantal foto’s van mijn eigen tekeningen, en zette die, samen met de tekeningen die ik van Rogier gekregen had, in een Powerpoint. Weinig tekst, veel tekeningen. Het was geen presentatie waar ik trots op was. In feite weinig anders dan steeds twee deeltekeningen naast of achter elkaar waar de kritische punten rood omlijnd waren. Maar goed, het moest maar zo. Ik verwachtte niet dat het complete management technische tekeningen kon lezen, dus plakte ik er een sheet aan vast met de belangrijkste zaken die verbeterd moesten worden. En zuchtend ook maar een grof geschat kostenplaatje. Dat bracht me op een idee. Ik belde Rogier.

“Hé Kees, zeg het maar. Rij jij nu Nijmegen in en heb je honger?”
“Nee, zo erg is het nog niet. Rogier, heb jij inzicht in de kosten die jullie de laatste vier jaar aan het noodstroomsysteem en de, ahum… ‘service’ van Duyvenstein kwijt zijn geweest?”
“Daar kan ik wel achter komen, maar dan moet ik even naar de financiële afdeling gaan. Wanneer heb je het nodig?”
Ik grinnikte. “Binnen tien minuten. Dus er is geen haast bij.”
“Fijne vent… Ik loop nu beneden in de kelder en ‘financiën’ zit boven, potdorie. Even serieus kerel.”
“Ik vertrek om 13:30 richting Nijmegen, want om 15:00 zou die bespreking beginnen. Lukt dat voor die tijd?”
Een lichte aarzeling. “Weet ik niet. Ik weet niet of men daar één-twee-drie een uitdraai van kan maken. Weet je wat? Ik ga wel even sparren met hoofd Finance & Control. Da’s een sympathieke dame. Als zij een uitdraai kan laten maken van die kosten, heb je in ieder geval iets op papier. Is dat oké?”
“Prima. Ik heb hier een nogal grof kostenplaatje wat een revisie jullie zou kosten, maar graag wil ik ook de andere kant laten zien: hoeveel het jullie had gekost als Amsterdam gewoon door was gegaan. En neem daarbij die tijdlijn op die verborgen computer ook mee, Rogier!”
Een nogal nadrukkelijk “Ahum… Dacht je dat ik al seniel aan het worden ben, Kees?”
“Nee, maar wellicht zat je met je gedachten al bij jullie hoofd Finance & Control… Ik weet het niet…
“Kijk je een beetje uit? Er zal in dit ziekenhuis vast nog wel ergens een bot aardappelschilmesje aanwezig zijn.”
Hij grinnikte. “Komt voor de bakker, Kees. Tot straks.”
En hij verbrak de verbinding.

Nou ja, het financiële plaatje kwam straks dan wel. Hopen dat dat een beetje goed uitpakte, want als álle potentieel zwakke plekken in het systeem aangepakt moesten worden, kostte dit het ziekenhuis veel geld. Héél veel geld zelfs. Enfin, we zien wel.
Ik beveiligde mijn presentatie, sloot de laptop af en deed hem in de tas. Tas in de gang… Nu eerst eten, daarna omkleden. Half twee vertrek.
Ik liep de kamer in; Joline zat over haar laptop gebogen. Ik keek even op het scherm: een uitgebreid organogram van een mij op het oog onbekende organisatie. Ik stal een zoentje. “Hoi schat… Ben je wat opgeschoten?” Ik knikte. “Ja. En Rogier weer met werk opgezadeld.” Ze keek op. “Nu al? En hij staat nog niet op de loonlijst van DT.” “Kan hij alvast wennen, schoonheid. ’t Is niet altijd feest bij de Piraten. Tussen onze orgies door moet er af en toe nog wel eens gewerkt worden.” Ze blies minachtend. “Wil jij mee naar Nijmegen, Joline? Want het was jouw idee om Duyvestein maandag in de val te laten lopen…” Ze draaide zich naar me om. “Wat heb ik voor meerwaarde daar, Kees?” Ze keek ondeugend. “…behalve om met m’n tieten te zwaaien?”

Ik tikte op haar neus.
“Het was jouw idee, schat. En ik heb gemerkt dat jij regelmatig mijn ideeën fijn slijpt. Nóg beter maakt. Nu ook weer: ik was van plan om het ziekenhuis digitaal af te sluiten van Amsterdam; jij stelt een ‘heterdaadje’ voor met die monteurs van Duyvestein. Véél beter om die club keihard aan te pakken. Wie weet, heb je in Nijmegen weer zo’n ingeving. Ik wil je graag mee hebben.” Ze zuchtte. “Oké, ik ga mee. Wie weet kan ik nog wat zinnigs zeggen over de cijfertjes. Want dat zal meneer Jonkman wel zijn vergeten.” Ik schudde mijn hoofd. “Niks ervan. De cijfertjes worden geleverd door Rogier. Dat was dat werk waarmee ik hem opzadelde. Kunnen we In Nijmegen nog mooi in die presentatie gieten.” “Nou, kom op dan, ridder. Ook even verkleden; zo kun je niet bij de board of directors van een net ziekenhuis aankomen.”
We kleedden om snel om; ik m’n blauwe pak aan, Joline een nette rok, blouse met een vestje en een shawltje. Laptop in de tas, appartement afsluiten en even later zaten we op de snelweg. Joline pakte mijn laptop. “Even die presentatie bekijken. Wie weet staat er ergens nog een foutje in; kunnen we niet hebben.” Toen we Nijmegen binnenreden belde Joline Rogier.

“Hé Rogier, wij staan over tien minuten voor de ingang van het ziekenhuis. Kun je ons opvangen?”
“Hoi Joline. Ik zal er zijn. Fred is hier al.”
“Mooi zo. Dan hoop ik dat jullie bedrijfsrestaurant nog wat broodjes over heeft; we hebben nog niet gegeten.”

Een grinnik klonk en hij verbrak de verbinding. Ik keek Joline snel aan. “Eten… Ja, nu je het zegt, ik begin weer een beetje trek te krijgen. Goed van jou!” Een brede glimlach kwam retour. “Ik hoorde jouw maag al rommelen toen we langs Oss reden, Kees.” Ik mopperde: “Ja, vind je het gek? Al die vleeswaren daar…”

We reden Nijmegen in. Bijna dezelfde route als naar Malden: knooppunt Neerbosch, het Maas/Waalkanaal over, op de rotonde rechts aanhouden en vervolgens alsmaar rechtdoor, onder een aantal verkeerslichten door, langs het voormalige Philips Semiconductors, daarna een flauwe bocht naar rechts en een kilometer verderop linksaf een grote parkeerplaats op. Een kaartje trekken en daarna zette ik de auto neer.
We liepen naar de ingang, een grote draaideur door en in de hal er achter stonden Rogier en Fred.
“Kijk aan, ons ontvangstcomité… Kijk eens wat vriendelijker Fred! Je staat erbij als een hele louche uitsmijter met een ochtendhumeur.” Hij keek Joline aan. “Als u gezien hebt wat ik deze week heb gezien, kijkt u ook zo, mevrouw Jonkman.”
Rogier leidde ons naar het restaurant. “Eerst koffie jongens. En ik heb voor jullie een paar broodjes laten aanrukken. Service van de zaak; we willen niet dat onze gasten meteen patiënt worden wegens ondervoeding.”
Hij kreeg twee lunchpakketzakjes mee van het personeel achter de balie. “Alsjeblieft.”

Fred fronste. “En waar is mijn lunchpakket, meneer van der Vlist?” “Jij hebt net al zes boterhammen van je eigen lunchpakket naar binnen zitten werken, meneer vreetbaal. En twee worstenbroodjes uit deze toko, door ondergetekende bekostigd. Doe nou niet alsof je nog niks gehad hebt.” Fred keek teleurgesteld. “Verdorie… Ik kan er niet zo goed tegen als lui tegenover me lekker zitten te smikkelen en ik op een houtje moet bijten…”
Ik haalde het roerstaafje uit mijn beker koffie. “Hier. Heb je een houtje waar je op kan bijten, vreetzak.” Hij griste een broodje uit de papieren zak voor me. “Dit is beter.” Met één hap was de helft van het broodje verdwenen. Joline keek hem hoofdschuddend aan. “Je blijft een lopende biobak, Fred van Laar…”
Rogier gniffelde. “Kees, als je te kort komt…” Ik schudde mijn hoofd. “Nee hoor. Drie broodjes is voorlopig wel genoeg. En als ik honger krijgt, rijden we straks wel even langs Malden. Worden we weer in de watten gelegd door mijn lieve schoonmoeder.”
“Als ze goulash heeft, rij ik mee, Kees…”
Fred keek hoopvol en Joline zei scherp: “Fred van Laar: zojuist heb je een broodje van mijn echtgenoot gegapt, dat is nog tot daar aan toe. Maar als jij denkt dat je mijn lieve Ma en sympathieke Pa tot de bedelstaf te veroordelen door jouw vreetzucht: vergeet het! Duidelijk?”
Langzaam begon Fred weer te lachen. “Háp…”
Joline snauwde: “Ja, hap… Hap maar in de rest van dat gejatte broodje, daar doe je beter aan.”
Ik keek Joline aan. “Op bezoek gaan bij Rob en Tony is wel een goed idee, schat. Even met hen sparren over deze onfrisse toestand.” Joline dacht even na. “Ja. Misschien ook even stoom afblazen.”
Ze keek Fred en Rogier aan. “En jullie gaan dan mee. Goulash of niet. Ik bel ma wel even.”
Ze pakte haar telefoon.
“Ma? Joline hier. Komt het uit als Kees, Fred, Rogier en ik straks even langskomen?”
Ze had haar telefoon niet op de speaker, dus konden het antwoord niet horen, maar Joline zei:
“Dank je wel! Lief van je… Wát zei je? Goulash? Er zit iemand tegenover me zijn lippen al af te likken en nee, dat is Kees deze keer niet. Ja, ik bel wel wanneer we hier klaar zijn. Tot straks!”

Ze legde haar telefoon weg en keek Fred aan. “Jij heb mazzel, grote vriend…” Ondertussen waren Joline en ik uitgegeten. “Kom lui. Mee naar mijn bureau. Over een kwartier start het vuurwerk.” Rogier stond op. Bladen op een karretje zetten, door een gang, een lift in en eenmaal op de 2e verdieping een gang door en uiteindelijk deed Rogier een deur open. Ondertussen was ik mijn oriëntatie redelijk kwijt. Wát een bochten en hoeken…
We liepen zijn kantoor binnen: lekker ruim, maar sober ingericht. Een bureau met twee grote beeldschermen, een zitje met drie makkelijke stoelen, wastafel, een paar foto’s aan de muur en in de hoek… “Wat is dat, Rogier? Een veldbed?” Hij gniffelde en knikte. “Ja. Die staat hier altijd. Als ik ’s nachts een klus heb gehad, slaap ik hier. Van de week sliep ik samen met Fred op de ‘uitslaapkamer’ in de kelder, maar normaal lig ik hier te maffen na een doorwaakte nacht.”
Hij gniffelde. “Ik had dit bedje ook tijdens mijn vakantie mee; het scheelde weinig of Lot en ik hadden er samen op gelegen, op die camping in de Harz. Maar ik geloof niet dat dat een comfortabele optie was geweest.”
Fred keek peinzend. “Ik weet zeker van niet. Zo’n stuk hout in je rug…”

Joline keek uit het raam: het had zicht op de centrale hal. “Ik begrijp nu wat je bedoelde, Rogier. Je kunt hier vreugde en verdriet naast elkaar zien.” Ik keek ook: mensen die het ziekenhuis in- en uitliepen. Ouders met een kind, een aantal ballonnen aan haar pols. Een ouder stel, waarvan de man uiterst langzaam liep, de dame naast hem die een infuusstandaard voortrolde… “Ja. Dit is goed voor de motivatie, denk ik.”
Rogier knikte. “Inderdaad. Maar: heb jij je presentatie op die laptop, Kees? Dan krijg je van mij nog wat financiële dingetjes, liefdevol opgesteld door ons hoofd Finance & Control. Ook in Powerpoint. Als het goed is heb je ze al in je mail.” Ik opende de laptop: Outlook gaf aan dat er mail was van ene v.d. Vlist. Een presentatie van drie sheets. Die voegde ik toe aan de mijne.
“Dank je wel. Scheelt een boel gokwerk.”
“Degene die dit heeft opgesteld, zit erbij, Kees. Mevrouw Houtert.”
Ik knikte. “Mooi, dan krijgt die de credits. Ik ben er klaar voor, Rogier.”
Hij knikte. “Oké. Dan stel ik voor dat we naar de overkant van de gang gaan; daar is de vergaderzaal. Dan kun jij je laptop aan de beamer hangen, Kees.” Fred bromde: “Mijn presentatie heb je ook op de mail, Kees. Mag ik die vanaf jouw computer doen? Scheelt weer gehannes.” Ik knikte. Even daarna, in de vergaderzaal kon ik de laptop aan het systeem hangen en de eerste sheet kwam op de beamer. Mooi. Ik zette Fred z’n presentatie er meteen achteraan, dan kon hij na mijn verhaal meteen door met het ICT-gebeuren.
En toen was het even wachten op de rest van het gezelschap…
Lees verder: Mini - 306
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...