Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 04-05-2024 | Cijfer: 9.8 | Gelezen: 5038
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 67 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 307
De wekker liep af en ik gaf het ding een optater. Hé? Naakt gaan slapen? Ik schudde mijn hoofd. Dat deed ik alleen maar als we… Ik keek naast me, waar Joline met een brede lach op haar gezicht naar me lag te kijken. “Hé, mooie slaapkop van me…” “Dag mooie mevrouw. Hoe heeft u geslapen?” Haar mondhoeken gingen wat omlaag. “Ik ben gisteravond ernstig in jou teleurgesteld, Kees. Ik was je lekker aan het strelen en plotseling had je de motorkettingzaag gestart.” Ik trok een wenkbrauw op. “Wát? Heb ik jou zo in de steek gelaten?” Ze giebelde nu. “We zouden nog even knuffelen. En jij lag lekker op je rug en ik streelde je. En in no-time was je in slaap gevallen, minnaar-van-niks.” Ze lachte me nu uit. “Enfin, ’s middags had je ten minste wél gepresteerd, dat scheelt iets.”
Ik trok haar tegen me aan. “Sorry schat…” Een zoen was het antwoord en daarna hoorde ik: “Net zo goed als jij het een compliment vindt als ik onder jouw handen in slaap val, vind ik dat ook, Kees.” Haar ogen sprongen nu in de stand ‘ondeugend’. “Nee, ik heb daarna mijn mechanische vriendje met rust gelaten. Ik heb me héél stilletjes omgedraaid en ben snel daarna ook in slaap gevallen, schatje.” Ik wiste denkbeeldig zweet van mijn voorhoofd. “Poeh… Dat is dan wel weer een geruststelling. Maar wat dacht je? Gaan we eruit? Even douchen, netjes aankleden, lekker ontbijten en om 09:15 in de kerk zijn.” Een knik was het antwoord en we liepen richting douche. “Niet koud, Kees.” “Heb ik ook niet zo’n behoefte aan, Jolien.”

Na de douche kleedden we ons aan: Joline in een voor haar best lange rok: tot over de knieën. “Ik sta daar op die orgelgalerij schat. Als ik een kort rokje aan heb en mensen omkijken als ik ga zingen, kunnen de lui op de achterste rijen rechtstreeks onder mijn rokje kijken. Geen zin in een privé-preek van Richard over aanstootgevende kleding in de kerk.” Ik gniffelde. “Nou ja, wellicht schenkt hij er wat avondmaalswijn bij, schat.” Een minachtende blik was haar reactie. Na het ontbijt nog even een kam door m’n haren, een borstel over mijn schoenen en ik was er klaar voor. Joline had iets meer tijd nodig voor haar haren. Toen pakte ik de bugelkoffer en we stapten de voordeur uit.
Om exact 09:15 liepen we de kerkzaal in. Greet was er al, Wendy en Hendrik kwamen een minuut na ons binnen. “Goedemorgen, dames en heren. Gaan we er vandaag weer wat moois van maken?” Greet keek ons onderzoekend aan en we knikten braaf. “Mooi zo. Dan stel ik voor dat we eerst ‘You raise me up’ even doornemen, voordat er mensen in de kerk zitten. Een beetje verrassingseffect, zeg maar.”
Hendrik kroop op de orgelbank en ik keek verwonderd. “Ja Kees. Hendrik begeleid dit. Anders was hij voor Jan Doedel mee gekomen.” Ik wees op Wendy. “Sinds wanneer heet jij Jan Doedel, schoonheid?” Ze stak haar tong uit. Hendrik zette de eerste akkoorden in en Wendy en Joline begonnen zachtjes te zingen. Té zachtjes. Greet tikte af. “Iets meer volume, dames. Straks is de kerk vol en kan het geluid minder goed weg. Overnieuw.” Hendrik trok nog snel een register extra uit en het lied klonk weer. Net als op onze bruiloft leidde Wendy, maar de wat warmere stem van Joline ondersteunde haar prima. Bij het tweede couplet viel ik in en konden de dames met wat meer volume zingen. Daarna speelde Hendrik nog een korte fantasie op het stuk en sloot af.

Greet knikte. “Prima, meiden. Jullie vullen elkaar goed aan.” Ik keek Hendrik aan. “Ga je mee? Beneden is er vast wel een bak koffie te scoren.” Greet keek mij onheilspellend aan. “Wil je me even later uitspreken… majóór? Ik had willen zeggen dat jullie het ook leuk deden, maar dat compliment kun je nu op je buik schrijven!”
“Dan zeg ik het maar! Kees, Hendrik: prima gespeeld! En dames: prachtig gezongen!” Richard, de dominee, stond beneden in de deuropening. Greet mopperde: “Ik hoop dat ze het nu niet in hun bol krijgen en er straks een bende van maken, Richard.” “Gaan ze niet doen, mevrouw Zwart. En jij ook niet, denk er aan!” Met een zwaai verdween hij in de hal. “Nou, je hoort het, Greet. Nu eens van het oppergezag.” Ze snoof. “Kom, nog even die Deense Prins doornemen, Kees."
Ik pakte de muziek van Clarke en kort daarna schalde de muziek door de kerk. Het thema eerst op orgel, de herhaling van het thema op de bugel, met het orgel op de achtergrond. Ik was blij met de vele oefeningen op ‘loopjes en trillers’; die kon ik nu goed gebruiken. Mijn vingervlugheid was erop vooruit gegaan, en dat was goed te horen! Toen de laatste klank was weggestorven keek Greet me aan en knikte goedkeurend.
Daarna keek ze op haar horloge. “Schaapjes, Kees. Het thema van deze dienst. Kan nog nét.” Ik pakte de muziek van “Schäfe sollen sicher weiden”. Hele andere muziek: romantisch, ingetogen. Het kostte me even moeite om over te schakelen. En terwijl wij speelden kwamen de eerste gemeenteleden de kerk al in. Na de laatste maat schoof Greet van de orgelbank af. “Even naar beneden, naar Richard.”
Dat deed ze altijd: nog even met de predikant overleggen voor de dienst begon. Informeren naar afwijkingen of bijzonderheden. Weer een teken dat Greet haar werk als organiste uiterst serieus nam. Ik wist dat er genoeg organisten waren die de orde van dienst kregen en zich daar weliswaar keurig aan hielden, maar totaal niet geïnteresseerd waren in de Boodschap van de dienst zelf. In Amersfoort hadden we zo’n organist gehad. Zat tijdens de preek in een boekje te lezen en moest zelfs één keer tijdens een dienst erop attent gemaakt worden dat de preek afgelopen was en dat hij aan de bak moest. Ik moest gniffelen. Dat zou Greet niet overkomen…
Ze kwam even later weer naar boven. “Geen bijzonderheden, gelukkig.” Om zeven voor tien ging ze achter de speeltafel zitten en keek me aan. Op een hoofdknik begon ze te spelen en ik volgde haar. Zachtjes, ingetogen, zoals Bach het hopelijk bedoeld had. En terwijl we de laatste maten speelden liep de ouderling het liturgisch centrum op. “Goedemorgen gemeente…” De bekende mededelingen volgden: wie de voorganger was, de ouderling van dienst, de doelen van de collectes en het thema van de dienst: de Goede Herder.
"...Daar hebben we al een introductie op gehad vanaf de orgelgalerij met het stuk ‘Schäfe können sicher weiden’. Het orgel wordt vandaag bespeeld door Greet en Hendrik Zwart, We mogen genieten van twee zangeressen: Wendy van Dalen en Joline Jonkman. En de bugel wordt bespeeld door Kees Jonkman. Het intochtslied is…”

De dienst begon. Ik hoefde niet alle liederen te begeleiden, dus had ook mijn momentjes ontspanning. Toen Richard aan zijn preek begon dwong ik mezelf goed te luisteren. Zijn ‘slotpleidooi’ trof me bijzonder. “Gemeente, als laatste: de Heer mogen wij zien als onze goede Herder. Hij die erop uit gaat als een van ons de kudde de kudde laat en z’n eigen weg zoekt. En daardoor in de problemen komt. En wat die problemen zijn hoef ik u niet uit te leggen, dat is voor eenieder verschillend. Maar Hij gaat ons zoeken, reken daar op. En dan is het aan ons om Zijn hulp te accepteren. Dát is de vrije keuze die onze Schepper ons gelaten heeft. We kunnen Hem aankijken en zeggen dat we onze eigen zaakjes wel opknappen; we kunnen Zijn hulp ook accepteren en Hem daarna dankzeggen. En een voorbeeld van zo’n dankzegging gaan we nú horen.”

Hendrik zat al klaar, Joline en Wendy stonden naast me. Een lieve knipoog van Joline en we wachtten op het intro. Dat kwam, héél zacht op de 8-voet holpijp. En bij het eerste couplet trok hij er bliksemsnel een register bij en Wendy en Joline begonnen zachtjes te zingen. En ik speelde mee, ook zo zacht mogelijk. Het was stil in de kerk. We speelden een rustig tempo, waardoor ik elk nootje exact op de plaats kon zetten waar ik het wilde hebben.
Bij het tweede couplet veranderde Hendrik van klavier; het eerste couplet speelde hij op het borstwerk, na de transponatie één toon hoger, ging hij verder op het hoofdwerk. Méér volume. En dat deden Wendy en Joline ook; beide stemmen schalden de kerk in. Ik kreeg een blik van Greet en gehoorzaamde: ook ik moest meer volume geven! Nodig ook, anders verdween de bugel compleet. Na het laatste accoord was de kerk weer stil.
Richard ging staan. “You raise me up. Dat doet de Goede Herder met ons. En dan kunnen we alles aan, gemeente. Amen.”

Greet en Hendrik wisselden bliksemsnel van plaats, Greet duwde een aantal registers in en speelde het voorspel voor het volgende lied. Gelukkig zonder mij; ik moest even bijkomen. Joline ook; zij zat met een zakdoek voor haar ogen en ik legde een hand op haar knie. Daarna volgden gebeden, de collecte en moesten we gaan staan voor het slotlied. “Ook een danklied, gemeente. ‘Halleluyah, sing to Jesus’.
Greet keek me aan en na haar voorspel knikte ze zetten we samen in. Eén van de mooiste gezangen uit Wales. En gelukkig niet vertaald in het Nederlands, dan zou er weinig meer van de tekst overblijven. De zegen volgde en daarna kreeg Richard een hand van de ouderling. En hij keek omhoog, naar ons en gaf een knikje richting orgelgalerij.
Daarna klonk het orgel weer: de “Deense Prins’ deed zijn intrede. Fors, maar bij de herhalingen, als ik mee moest spelen, deed Greet er nog een schepje bovenop. Ze had bijna alle registers uitgetrokken en daar moest ik overheen!

Aan het einde van het stuk stond ik bijna te hijgen en ik mopperde: “Als je nog eens iets weet, wachtmeester…” Ze giechelde. “Anita zei vanmorgen dat ik je maar eens terug moest pakken voor die looptraining, een paar weken terug. En nu sta jij met ademtekort. Waarschijnlijk zal mijn liefje je beneden in de hal belangstellend vragen of je nog adem hebt, Kees.” Ik gromde. “Dan heeft jouw liefje een probleem, reken daar maar op.”
Joline sprong er tussen in. “Niks ervan. Anita gaat Kees niet pesten en Kees gaat niet in haar billen knijpen. We zijn hier in een kerk, ik heb zojuist een hele mooie dienst mee mogen maken en die wil ik niet verpesten met een vechtpartij in de hal beneden. Je houdt je liefje maar in bedwang, Greet. Dan doe ik dat met Kees.” Ze knipoogden naar elkaar. Wendy en Hendrik stonden het, met de armen om elkaar, even aan te kijken. “Is de vrede getekend, dames en heer?” Wendy keek ons stuk voor stuk aan. “Mooi. Dan de muziek opbergen, bugel inpakken en naar beneden voor een kop koffie of thee. Húp!”
Joline gaf haar een knuffel. “Dank je wel voor je steun, Wendy. Met jou samen kon ik het. Net als op onze bruiloft.” “En met jou samen dit lied zingen was heerlijk, Jolien. Dank je wel.” Even later liepen we omlaag en gaven Richard een hand. “Van Wendy wist ik dat ze prachtig kon zingen, Joline. Maar jullie samen… Wauw!” Joline pakte mijn hand. “Óns lied, Richard. Op onze bruiloft hebben we het ook samen gezongen en gespeeld. Greet op een keyboard, Kees op de bugel, Wendy en ik zingend. En het geldt voor de volle honderd procent voor ons samen, maar ook als danklied richting Boven.”
Hij keek ons aan. “Goed om te horen. En dank jullie wel. En Greet: ik was blij dat ik al hier stond toen jullie dat stuk na de dienst speelden. Nu zijn mijn oren ten minste niet helemaal…” Ik knikte. “Mevrouw wilde even ‘vol gas’. En gaf mij een seintje dat ik mee moest doen. Nou ja, als je strenge bugeldocente dat zegt, moet je wel gehoorzamen, hé?” Hij knikte. “Ik ken het gevoel, Kees. Mevrouw Zwart zet mij ook wel eens voor het blok. En nu zullen jullie wel aan koffie toe zijn, denk ik. Of thee.”

Even later hadden we een glas thee in handen en stonden Wendy en Joline in een kleine kring van mensen die hen complimenteerden. Ik hield wat afstand, hield er niet zo van om in het middelpunt te staan. Een wat oudere heer sprak me aan. “Mag ik u wat vragen, meneer Jonkman? Die dame die samen met Wendy zong… Is dat uw echtgenote?” Ik knikte. “Doet zij ook iets in de muziek? Is ze zangeres? Wat een prachtige stem… Paste precies als aanvulling bij Wendy. Nét iets warmer. En ik heb kijk op muziek, meneer Jonkman.” “Mijn vrouw is econome, meneer…” Hij stak zijn hand uit. “Wim. Wim Brun.” “En ik ben Kees, maar dat wist u al. Om op uw vraag terug te komen: ze is econome. Hoofd Backoffice van het bedrijf waar ik ook werk. Heeft, behalve op onze bruiloft, volgens mij nog nooit in het openbaar gezonden. En het lied op onze bruiloft was ook ‘You raise me up’. Óns lied. Samen kunnen wij bijna alles aan. En met Hulp van Boven.”
Hij keek me aan. “Jullie zijn pas een paar maanden geleden hier gekomen. Samen met twee andere dames, maar die zie ik nu niet…” Ik knikte. “Die twee andere dames hebben ons hiermee naar toe gesleept. Ik kwam hier al eerder; op donderdagavond heb ik hier bugel-les van Greet Zwart. Maar zij hebben ons naar de kerkdiensten gesleept. Iets waar we hen heel dankbaar voor zijn.” “Dat begrijp ik. Greet speelt prachtig, Richard is een prima dominee en deze gemeente is bijzonder gastvrij en kijkt naar elkaar om.” “Dat heb ik gemerkt, Wim. Tijdens de begrafenis van een van jullie leden, een paar weken terug. En hier zit jeugd in de kerk. Niet alleen kinderen, maar ook pubers en jongvolwassenen. Dat mist in andere kerken nogal.”
Hij knikte nadenkend. “Hoe dan ook: Dank voor jullie ondersteuning vandaag. Ik heb genoten. En jouw vrouw… Als ze nog geen zangles heeft, moet ze dat héél snel wel gaan doen.” Ik keek twijfelend en hij vervolgde: “Als jullie meer willen weten: kom maar eens een keer bij ons thuis. Greet weet wel wie ik ben en wat ik doe. En nu wenkt mijn echtgenote; we zouden op bezoek gaan bij een van onze kinderen. Fijne zondag, Kees!”

Hij beende weg en ik richtte mijn aandacht weer op Joline. Die keek op dat moment om en wenkte. Ik liep naar het groepje toe. “U riep, mevrouw?” Ze sloeg een arm om mijn middel. “Ja. Ook jij mag horen dat je mooi gespeeld hebt.” Een paar mensen bevestigden dat en Greet zei gemeen lachend: “En dan te bedenken dat ik deze meneer zo’n tien maanden geleden verweet dat hij absoluut fantasieloos speelde… Ja, hij blies de nootjes, maar enig gevoel zat er niet in. Een typische techneut, niet gehinderd door enige vorm van emotie.”
Ik begon te grommen en Joline zei liefjes: “Op momenten dat jij er niet bij ben, Greet, laat de heer Jonkman écht wel gevoelens zien, hoor.” “Ik wil het niet weten”, zei Greet mopperend, wat een lachbui tot gevolg had. Anita sloeg een arm om haar heen. “Laat die techneut met z’n gebrek aan gevoel nou maar lekker naar huis gaan, schat. Dat doen wij ook.” De omstanders grinnikten. We namen afscheid en zaten even later in de auto.
“Wat me opviel in de hal net, Jolien: niemand keek afkeurend of afwijzend toen Anita Greet even omhelsde. Er zijn kerkgemeenschappen die daar een voorbeeld aan kunnen nemen. Heel veel kerkgenootschappen zelfs.” Ze knikte. “Viel mij ook al op. Maar goed, men zal er wel van op de hoogte zijn dat Greet en Anita bij elkaar horen. Weet je nog hoe Anita na de kerstnachtdienst naar boven stormde om Greet uitgebreid te bedanken?” Ik keek vragend. “Daar was jij niet bij, schat. Jij kwam pas later het balkon op stormen.”
Joline giechelde. “Klopt, maar ik hoorde Anita wel tegen een ander gemeentelid zeggen dat ze haar liefje even ging bedanken. En de dame in kwestie lachte er om. Dus… men is hier niet homofoob, Kees.”

Eenmaal thuis maakte ik koffie en even later zaten we op de bank, armen om elkaar heen. “Hé mooie zangeres… heb ik jou al verteld dat ik vreselijk trots op je ben?” Ze glimlachte. “Nee, nog niet. Toen Wendy en ik in de hal complimenten in ontvangst stonden te nemen, was jij weer eens pilaar aan het spelen. ‘Ja, hij is nuttig, maar valt niet op.’ Je eigen woorden, Kees Jonkman.” Ik zuchtte. “Ik hou er niet zo van om in het middelpunt van de belangstelling te staan, schat. Dat weet je toch?” Ze knuffelde me. “Ja, dat weet ik en daar ben ik best wel blij mee. Als ik zie hoe sommige mensen vreselijk hun best doen om belangrijk te lijken, maar in feite alleen maar gebakken lucht produceren, ga ik bijna gierend over m’n nek.”
“Oh, gebakken lucht produceren doe ik ook hoor. Met name na een flinke portie goulash…” Ze keek me met een smerig gezicht aan. “Smeerlap.” Ik trok haar naar me toe. “Joline Jonkman – Boogers: jouw vent is bijzonder trots op jou. Je hebt een prachtige stem. En ik ben niet de enige die dat vond. In de hal heb ik een kort gesprekje met een wat oudere meneer gehad die vond dat jij iets met die stem moest gaan doen. Ene meneer… Wacht even… Oh ja: Brun. Wim Brun. Geen idee wie of hij is, maar hij was bijzonder lovend over jou.”
Joline trok een wenkbrauw op. “Nou dan wil ik wel eens weten waarom deze meneer zo onder de indruk was.” “Greet kende hem wel en wist wat hij deed, zei hij.” Joline keek peinzend. “Nou, pak je telefoon maar en bel Greet eens op, zou ik zeggen…” Even later had ik Greet aan de lijn.
“Hoi Greet, met Kees. Lekker aan de koffie?”
“Daar bel jij niet voor, lompe zandhaas! Vertel!”
“Greet na de dienst had ik een kort gesprekje met ene meneer Wim Brun. Die was lyrisch over Joline. Nou ja, over haar stem, hoop ik tenminste…”
Een dubbel lachsalvo klonk aan de andere kant en ik vervolgde: “Wie is dat en wat doet hij?”
“Wim is zangpedagoog. Geeft les op diverse middelbare scholen in de omgeving. Coacht een aantal veelbelovende zangtalenten. Heeft een feilloos gehoor. En als hij Joline een compliment maakt, is dat best wel een dikke veer die ze in haar…”
Verder kwam ze niet. “Geen enkele vent steekt een veer in mijn achterwerk, Greet! Zelfs niet de vent die nu naast me zit!”
Weer een lachsalvo, toen de stem van Anita.
Heel onschuldig vroeg ze: “Iets anders wellicht wél, Jolien?”
Die keek hopeloos naar mij en breed grijnzend zei ik: “Bedrijfsgeheim, Anita. Ik vraag toch ook niet hoe…”
Greet onderbrak me snijdend. “Nee, dat doe je inderdaad maar niet… majóór!”
Nu moest wij lachen en ik ging verder. “Hij was van mening dat Joline ‘iets met haar stem moest gaan doen’, Greet.”
Even was het stil. “Ik deel die mening, Kees. Jouw echtgenote heeft een mooie, warme stem en met wat scholing zou ze daar inderdaad iets mee kunnen. Daar ben ik vandaag ook achter gekomen. Anita en ik zaten de dienst nog eens te bekijken op ‘Kerkdienst gemist’, en ‘You raise me up’ was prachtig om te horen en om te zien. Twee mooie dames die, zonder bekken te trekken, prachtig zongen. Zelfs die hoge d in het laatste couplet.”
Ik kon het niet laten. “Tja, jullie hebben natuurlijk meer kijk op ‘mooie dames’ dan ik…Au, blond krengetje!”
Joline had me een harde stomp gegeven.
“Jij hebt best wel kijk op mooie dames, Kees. Anders was je niet met zo’n mooie dame getrouwd. Maar terug naar Wim Brun: een compliment van hem is ongeveer net zoveel waard als een compliment van Ton Koopman over mijn orgelspel. Zo, nu weet je hoe de vork in de steel zit. Hij is niet de eerste de beste, Kees. Zit samen met mij in de commissie ‘Eredienst’ en is muzikaal bijzonder goed onderlegd.”
“We gaan een en ander eens in overweging nemen, Greet. En Anita. Dank voor de info en een fijne zondag samen.”
“Ook van mij! Met of zonder veer!” riep Joline nog, toen verbrak ik de verbinding.

“Rare muts. Met je veer…” Ik knuffelde haar en ze giebelde. “Liever iets anders, Kees…” Toen keek ze weer serieus. “Ik ga geen zanglessen nemen, Kees. Althans: niet nu. We hebben sowieso een best volle agenda samen: dinsdag loopgroep, donderdag bugelles, vrijdag dansles, zaterdag het huis aan kant maken, m’n studie die ook best tijd kost, mijn echtgenoot die binnen niet al te lange tijd een paar weken op een booreiland rondhangt of in Bosnië, klussen bij de zussen of er komt iets anders onverwachts… We hebben een grote vriendengroep die we ook niet mogen verwaarlozen en vaak komt er nog iets onverwachts om de hoek waaien, zoals een malafide club uit 020 die we moeten uitschakelen. Zangles plus het huiswerk en oefenen daarvoor zou wel eens iets te veel hooi op mijn vork kunnen zijn. Misschien als ik de studie heb afgerond, dan ga ik er eens over denken. Niet eerder.”
Ze giebelde. “En dan heb ik het nog niet eens over de voorwerpen gehad die jij soms in mijn achterwerk mag steken. Of aan de voorkant. Of in mijn mond…”
Ik gniffelde en ze had meteen door wat ik bedoelde. “Nee, niet in die volgorde, Kees Jonkman! Smeerlap…” Ik knuffelde haar. “Ik ben nog steeds een open boek voor je, merk ik wel.” Ze knikte met een triomfantelijk lachje. “Ja. En da’s maar goed ook. Dan weet je waar je als meisje aan toe bent.” Een lachende zoen besloot haar opsomming. “Kom, even kalm aan vandaag, Kees. Lekker lezen, misschien een wandelingetje? En vanavond op tijd de koffer in. Morgen wordt waarschijnlijk heftig.” Ik knikte. “Zeker weten! Gelukkig wordt het dan voor andere lui een stuk heftiger, schat.”
Ze bromde. “Hebben ze verdiend. De over het paard getilde klootzakken.” Ik keek op. Joline gebruikte bijna nooit scheldwoorden. “Ja, Kees… Klootzakken. Geldwolven. Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken. Ik schijt op dat soort types. Je kunt ook goed geld verdienen door een fatsoenlijk product te maken tegen een beschaafde prijs. En dan blijft er ook een nette winstmarge over.” Ze stond op en pakte een boek uit de serie van Thea Beckman: ‘Het gulden vlies van Thule’. “Het laatste boek van de serie. Helaas. Heb jij die al gelezen?”
Ik schudde mijn hoofd. “Nee, nog niet aan toegekomen. Hoezo?” “In dit boek gaan een stel hufters ook op jacht naar een goudschat. Ten koste van veel levens én de natuur. Er zit nogal wat moraal in dit boek verwerkt. Maar goed, ook een mooi liefdesverhaal. En dat ga ik nú weer eens lezen. Duik jij maar in dat moord-en-doodslag-scenario's van meneer Clancy.”

Even later was het stil, zaten we allebei lekker ontspannen te lezen, dicht tegen elkaar aan met een mooi stuk muziek op de achtergrond. En soms haalden we een glas drinken en wat kaas. Om drie uur klapte Joline haar boek dicht. “Zo, thriller-meneer… Gaan wij nog een stukje lopen?” “Thriller-meneer? Hé, ik vreet geen batterijen, hoor!” Ze giechelde. “Nee, dan zouden Claar en Mel je al veel eerder verleid hebben met hun tongzoenen en had Jolientje het nakijken.”
Ik kietelde haar en ze gilde. “Niet doen, Kees! Stop daarmee! Néééé…” Ik liet haar los en zei: “Wil jij nooit meer dat soort rare fantasieën uit, Joline Jonkman? Een beetje mijn schattige zusjes beschuldigen dat ze hun uiterst saaie broer zouden willen gebruiken voor eigen genot, ben je helemaal bedonderd?” Ze keek me lachend aan. “Jij kwam met die batterijen op de proppen, Kees. Ik niet. Ik trek even een broek aan; met deze wat langere rok loopt het niet prettig.” “Je kunt ook een kortere rok aandoen, schat…” Een vernietigende blik was het antwoord, toen verdween ze in de slaapkamer.
En toen ze terugkwam had ze inderdaad een nette lange broek aan. Stevige wandelschoenen er onder, een trui over haar blouse heen. “Je bent er helemaal klaar voor, zie ik.” Joline knikte. “Jij ook even omkleden, meneer. Niet in je goeie pak over de hei lopen. Spijkerbroek, stevige schoenen, overhemd en een trui. Húp!” Even later was ik ook in wandeltenue. “En waar gaan we heen, mevrouw?” “Naar de hei. En zonder tankbanen of natte greppeltjes, Kees!” “Jawel mevrouw. Rijden we naar de hei of…” “Lopen, idioot. Drie kilometer en je bent er. Dan nog vier kilometer in het bos of over de hei, drie kilometer terug en we hebben de stappenteller weer tevredengesteld.” “Oké, oké… Ik vraag het maar…”
Ik keek even op buienradar: Geen nattigheid vandaag. Mooi. Temperatuur? 19 graden, precies genoeg om het niet koud te krijgen als je lekker liep. Dus liepen we even later zonder jas de deur uit. Na een kilometer zei Joline dan ook: “Dit is prima wandelweer. Niet te koud, niet te warm, niet te nat… “ Ik knikte. “Ik heb ook wel eens mindere weersomstandigheden meegemaakt in deze omgeving… Zoals een plotselinge zomerbui op een willekeurige zondagmiddag, iets meer dan een jaar geleden.” Ze gniffelde. “Ja, die herinner ik me ook nog wel. Met name de straf die de ondeugende secretaresse kreeg toen we terugkwamen. Jolientje was toen nog niet in beeld.” “Nee, die kwam pas bij een potje schaak, een week later of zo. Het arme kind…” Even later liepen we in het bos.
Daar was het redelijk rustig; een paar ouderparen met of zonder kinderen, een jong stel met een hond… De hond liep los, dat mocht hier. Het dier, een boxer, kwam kwispelend naar ons toe. Joline ging even op haar hurken zitten en stak haar hand uit. Snuffeldesnuffel… “Mag ik hem aaien? Het is een aardige hond!” Ze knikten. De staart ging snel heen weer en even later had Joline de eerste lik te pakken.
Toen kwam het dier naar mij en ik bleek ook goedgekeurd te zijn. Ook kwispelen en een paar likken over mijn hand. “Nounou… Jullie zijn populair bij onze Berry!” De dame van het stel lachte en Joline keek op. “Ik denk dat ik wel weet waarom. We hebben de hond van mijn ouders een paar weken geleden te logeren gehad en waarschijnlijk ruikt jullie Berry onze Bengel nog.”
De man keek verwonderd. “Een paar weken geleden?” Joline knikte. “Ooit eens gelezen dat honden de geur van een andere hond tot twee of drie weken daarna nog kunnen ruiken.” Ze kwam overeind en keek ondeugend. “Ja, en dat kunnen ze ook als de bazen zich gewoon gewassen hebben hoor.” Het stel schoot in de lach. “Goed om te weten. Nou, wij lopen weer door. Berry, kóm!” De boxer rende met het stel mee.

“Leuke hond, Kees. En deze mensen hadden ten minste de oren van het beest niet gecoupeerd en de staart afgeknipt.” “Dat mag al een tijd niet meer, schat. Staan best wel stevige straffen op en terecht. Je reinste dierenmishandeling. En dat allemaal omdat zo’n dier er ‘conform de ras-standaard’ uit moet zien. Gelul. Degene die dat heeft bepaald mogen ze ook de oren van afknippen. Staart gaat niet, maar ik weet daar wel een goed alternatief voor.” Joline giechelde. “En daarna kan de dierenbeul plaatsnemen in de sopraansectie van het koor zeker?”
Ik knikte. “Dat dacht ik al. Vind ik gemeen, schat. Ben je je pik kwijt, sta je plotseling tussen allemaal bloedmooie meiden van 17, 18 jaar en je kunt niks voor hen betekenen… Gemene straffen bedenk jij!” “Ja Kees, zo ben ik. En z’n oren is hij ook al kwijt, dus kan er ook niet lekker geil aan z’n oorlelletje gesabbeld wo…”

Mijn telefoon ging en ik viste het ding uit m’n zak. Geen nummermelding.
“Jonkman.”
“Hé Kees, Fred hier. Alarm. Vijf minuten geleden ging er een seintje vanuit Amsterdam naar Nijmegen. Die storing die ze morgen zouden veroorzaken hebben ze nu al in werking gezet, de klootzakken.”
Ik zette mijn telefoon op de speaker, zodat Joline mee kon luisteren.
“En is er daadwerkelijk iets in storing gezet, Fred?”
De bergingstank kwam weer langs: hij lachte grommend. “Nee, natuurlijk niet, eikel. Dat zorgt Fred van Laar wel voor. Maar ons plannetje moeten we wél gaan uitvoeren nu. Kun jij als de bliksem deze kant uitkomen?”
“We lopen nu op de Oirschotse Hei. Over een klein halfuur thuis, omkleden en dan stap ik in de auto. Over… vijf kwartier kan ik in Nijmegen zijn, maat.”
“Mooi, want als er actie komt, heb ik je waarschijnlijk nodig. Ik spring zo meteen ook in de auto en rij die kant uit. Rogier is gewaarschuwd, die is ook al onderweg en licht zijn bazen in.”
“Mooi, Fred. Bel jij jouw vriendinnetje even op?”
“Ik zit naast Fredje, hoor Kees”, hoorde ik Wilma roepen.
“Hoi knappe mede-bruid. Ik bedoelde in feite Fred z’n politie-vriendinnetje. Rechercheur van Helvoort. Anna voor intimi en ja, daar hoort Fred ook bij.”
Een lage grom kwam door de telefoon. “Zit jij te stoken in een goed huwelijk, Kees?”
Ik grinnikte. “Ja. Dan hebben jullie reden voor een goedmaak-douche-sessie.”
“Hebben we nu geen tijd meer voor, rotzak. Fred is over vier minuten weg.”
Joline giebelde en riep: “Dan pak je je elektrische vriendje daarna toch even, Wilma?”
Even was het stil. “Je bent al net zo’n rotzak als die vent van je, mevrouw Jonkman.” Wilma’s stem klonk dreigend.
“Mee eens, Wilma. Maar ja, ze draagt nu mijn naam en dan hoort dat er een beetje bij, zeg maar.”
Fred klonk weer. “Jongens, kappen nu. Ik moet nog wat spullen pakken, daarna ben ik naar Nijmegen. Ik hoop je daar straks te zien, Kees.”
“Roger. Wij rennen nú naar huis.”

Ik verbrak de verbinding. “Looppas, Jolien. In één streep naar huis.” Ze knikte en we begonnen te rennen. Een stevig duurloop-tempo. “Goed dat we het afgelopen jaar veel gerend hebben, Kees.” Ik knikte grimmig, was in m’n gedachten al in Nijmegen. Even later vroeg Joline hijgend: “Wil je dat ik mee ga, schat?” Ik dacht even na. “In feite is het niet nodig, Jolien. Man- en vrouwkracht genoeg. Jouw grootste bijdrage heb je al geleverd in ons gevechtsplan. Tenzij dat je héél graag wilt…”
Ze schudde haar hoofd. “Nee. Jij loopt geen direct gevaar. Ik blijf wel lekker thuis. Kan ik morgen rustig naar Utrecht, mijn prof blij maken.” “Die is altijd blij als zijn knapste studente met hem wil praten, schat ik zo.” Eenmaal thuisgekomen dirigeerde Joline me naar de douche.
“Even douchen jij.” “Hé schat, volgens mij hadden wij geen reden voor goedmaaksex, hoor!” Een diepe zucht klonk.
“Nee, eikel. Maar we hebben net stevig gerend. In kleren die daar niet voor bedoeld zijn. Eén minuut douchen, afdrogen, aankleden. Ik leg wel kleren voor je klaar. Wil je nog wat eten voor vertrek?” Ik trok mijn overhemd al uit. “Misschien een paar boterhammen voor in de auto. In het ziekenhuis hebben ze wel wat te bikken, denk ik.”
Ze knikte en streelde even over mijn borst. “Lekker lijf…” En toen verdween ze in de kamer. Ik sprong onder de douche. Inzepen, haren wassen, afspoelen, klaar. Tijdens het afdrogen liep ik de slaapkamer in. Joline had een spijkerbroek, ruitjesoverhemd en trui klaargelegd. Sokken en schoenen stonden voor het bed, evenals een rugzak. Een snelle blik daarin liet wat toiletspullen, handdoek en schoon ondergoed zien. Mijn echtgenote kon nog steeds prima anticiperen! Ik kleedde me snel aan en liep de keuken in.

“Dank je wel voor de service, lieve echtgenote van me…” Ik zoende haar, totdat Joline me wegduwde. Ze drukte een lunchtrommel en een flesje drinken in mijn handen. “Alsjeblieft. En nu wegwezen met je lekkere kontje, anders sleur ik je in bed, rand ik je langdurig aan en ontsnapt Duyvestein. Ga je niet willen.” “Nou het eerste deel wél, schatje. Zeker weten.” Ze giebelde. “Mooi. Dan ga ik daarover fantaseren als ik dadelijk mijn vriendje op Wifi eens ga pakken.”
Ik zuchtte, trok haar naar me toe en kuste haar. “Ik bel je wel, schat. Als het echt laat wordt, slaap ik wel in het ziekenhuis. Bedden genoeg daar.” “Kijk je uit met al die knappe verpleegkundigen, Kees? Nou ja, Fred is er ook bij en Rogier ook. Die houden jou wel in de gaten.” Een snelle zoen volgde. “Pas goed op, Kees. En laat je niet door je woede meeslepen.” Ik knikte. “Goed, Jolien.”

Nog één zoen, toen pakte ik m’n spullen en rende de trappen af. De lift ging nu te langzaam. Auto uit de garage, slingerdeslinger door Veldhoven heen en na een paar minuten reed ik op de snelweg. Het was redelijk rustig. Cruisecontrol op 105. Harder rijden had geen zin, scheelde misschien twee minuten en kostte teveel stress. Bach aan en maar een boterham naar binnen werken. Wacht even… Theo bellen. En Henk. Ik drukte de toets in van het telefoonprogramma op de secundaire display en drukte daarna op toets 5: Theo’s telefoon.
“Koudstaal”, hoorde ik daarna.
“Theo, Kees hier. Ik ben nu onderweg naar Nijmegen. Meneer Duyvestein heeft…”
Hij onderbrak me. “…zijn plannetjes iets vervroegd, hoorde ik al van Fred. Help ze uit de shit, Kees. En het zal me jeuken of we er werk aan overhouden; dit gelazer moet vandaag stoppen.”
“We doen ons best, chef. Als er bijzonderheden zijn, hoor je het wel.”
“Voorzichtig zijn, Kees!” Gertie op de achtergrond.
“Hoor ik daar de groot-aandeelhoudster van de firma DT? Ik ben altijd voorzichtig mevrouw. Maar fijn dat u bezorgd bent over mijn welzijn. Dat doet me deugd.”
“Laat die groot-aandeelhoudster maar aan mij over, piraat. Jij hebt je handen vol aan je eigen echtgenote en die van Fred erbij. Doei, Kees…”

Gniffelend verbrak hij de verbinding. Altijd goed om met een lolletje te eindigen, dat wist Theo net zo goed als ik. Henk bellen… “Hoi Kees”, hoorde ik even later. “Jij belt nooit op een zondagmiddag! Waar is de paniek?”
“In Nijmegen, Henk…” Beknopt vertelde ik wat er loos was en even later eindigde ik met: “…en nu rij ik net Uden voorbij, op weg naar Nijmegen. Fred en Rogier zullen er ook wel zijn.”
“Pfffff…. Wát een verhaal, man. Hoe heb je het gore lef om een ziekenhuis moedwillig te verkloten?”
“Ja, dat zou ik de heren ook wel willen vragen. Maar goed, waar ik voor bel: het zou wel eens kunnen zijn dat morgen later ben. Theo heb ik net aan de lijn gehad; die weet er van.”
“Kalm aan, Kees. Geen zaken die bloedspoed vereisen, we rooien het wel in Gorinchem.”
“Oké, vriend, dank je wel!” Einde gesprek.

Even later reed ik het gebouw van Hulphond Nederland voorbij, te herkennen aan een grote, gestyleerde kop van een Labrador op een poster. Een mooie club met prima doelstellingen. Toch eens vragen of we daar niet iets voor konden betekenen… Peter van Uhm was altijd laaiend enthousiast over die Stichting. Zouden Jolien en ik gastgezin kunnen zijn? Dan zou de hulphond-in-opleiding altijd mee moeten naar DT… Met Bengel was dat prima gedaan, maar met een jonge pup die af en toe ook nog zijn boodschapjes achter liet… Het leek me wel mooi! Zonder zussen en zonder hond was het best stil in huis; stiekem misten we Bengel echt wel.
Maar eens bij Jolien in de week leggen. Ik moest gniffelen. Beweging zou de hond in ieder geval niet tekort komen. Maandag tussen de middag rennen, dinsdag ’s avonds rennen, woensdag weer bij DT, donderdag uithijgen en vrijdag naar Mariëtte. Het arme beest zou de eerste week gesloopt zijn… Even later draaide ik de A-73 op. De route kende ik ondertussen wel en tien minuten later reed ik de parkeerplaats van het ziekenhuis op. Die was redelijk vol. Tja, zondagmiddag, bezoekuur…
Ik belde Fred. “Waar zitten jullie?” “Bureau Rogier. Hij haalt je wel op. Wacht maar in het restaurant.” Klik.
Hmmm… Fred was kortaf. Dat kon twee dingen betekenen: hij was druk, óf er liep iets niet zoals gepland. Even later kwam Rogier in beeld.
“Hoi Kees. Eén moment, even wat voedingswaren inslaan voor meneer van Laar.” Bij de counter kocht hij een stuk of tien broodjes. “Declareer ik wel.” Met de etenswaar in een zak liepen we naar boven. Fred zat achter Rogier z’n bureau, laptop voor zich. “Hé maat…”
Hij keek niet op. “Hoi Kees. Sorry, even nog wat instellen. Momentje.” Zijn vingers gleden razendsnel over de toetsen en na een paar minuten leunde hij achterover.
“Zo. Dat is gereed. Wij zijn er klaar voor, Rogier.” Die knikte. “Nu maar hopen dat ze vanuit Amsterdam een paar mannetjes hierheen sturen. Dan hebben we ze klem. Koffie, Kees?”
Ik knikte en we liepen de gang in. In een pantry stond een verse kan koffie te dampen. Hij schonk twee koppen in en een beker heet water voor Fred. Theezakje erbij en we liepen terug. Fred zat achterovergeleund op zijn stoel, met zijn voeten op het bureau een broodje naar binnen te werken. “Hé meneer van Laar! Hou je er rekening mee dat dit mijn bureau is waar je nu je maat 52 slagschepen op laat rusten?”
“Laat ‘m, Rogier. Zo zit meneer altijd als hij heeft zitten ‘werken’. Om met z’n eigen woorden te spreken: op een paar knopjes drukken achterover leunen, slim kijken en de techniek doet de rest.” Rogier mopperde: “Leg dan potdomme op z’n minst een stuk papier onder…” Vingers, handen en hij ging naar de grond en drukte zich op. Toen Rogier weer overeind kwam zei Fred droogjes: “Zag er geroutineerd uit, meneer van der Vlist. Veel geoefend, dit weekend?”
Hij bromde: “Behoorlijk. Vanmorgen bij het opstaan was het meteen raak. Tien keer. En Lot was onverbiddelijk.” We lachten hem uit en toen zei ik: “Oké jongens, einde gein; wat is er gebeurd en wat moet er nog gebeuren?” Snel werd ik bijgepraat. Fred z’n computer thuis sloeg alarm toen er digitaal een opdracht uit Amsterdam bij het ziekenhuis binnenkwam: storing veroorzaken op de polikliniek Heelkunde. Het signaal ging vanuit de ‘verstopte laptop’ naar de systeemlaptop maar werd onderweg effectief tegengehouden door de laptop die Fred er tussen had gezet. Deze gaf echter braaf aan dat de storing in werking was getreden. En dat signaal was weer naar Amsterdam gegaan.
Tot zover prima. Fred had Rogier gebeld, die had z’n directeur ingelicht en een kwartier voordat ik aankwam was er een telefoontje richting Amsterdam gegaan. Niet door de directeur, maar door het hoofd Civiele Dienst, Rogier z’n chef. Die had bijna om assistentie gesmeekt. Degene die in Amsterdam de telefoon had opgenomen had in eerste instantie bot geweigerd. Vijf minuten later had Duyvestein teruggebeld.
“Oh, en nu is de firma Duyvestein plotseling wél goed genoeg? Als jullie in de shit zitten? Luister meneer, ik kan iemand sturen, maar dan verwacht ik dat mijn firma ook de opdracht krijgt om uw noodstroomvoorziening te renoveren. En op onze voorwaarden. Maar goed, voor die beslissing zult u waarschijnlijk geen mandaat hebben, dat regel ik wel met uw directie. Ik kom zelf wel mee en ik verwacht dat een directielid met voldoende mandaat ook aanwezig is, dan kunnen we meteen zaken doen.”
Het hoofd TD had toegestemd en de verbinding verbroken. Hij zit nu hier tegenover, Kees. In beraad met de directeur en de OR.” Ik knikte.
“Tot zover prima Rogier. Fred: jouw vriendinnetje Anne?” “Is al onderweg hier naartoe, Kees. En ze neemt een paar collega’s mee. In burger.” Ik dacht snel na. “Mooi. Dan is de val gezet. Aan de vos om het aas te pakken, daarna klapt de val keihard dicht.” Ik ging zitten en dronk rustig m’n koffie. Fred verschool zich achter zijn mok thee.

Rogier ijsbeerde door het bureau, duidelijk nerveus. Fred keek hem aan. “Ga eens zitten, man! Doe niet zo opgefokt!” Hij schoot uit. “Ja maar… als dit nou eens mislukt? Dan sta ik hier mooi voor lul, verdomme… En nee, ik druk me niet op, bekijk het maar!” Hij was bloednerveus, dat was duidelijk. Ik greep in en beet hem toe: Zitten jij! Je klep houden en eens goed naar Kees en Fred luisteren.” Hij keek me verwonderd aan; die toon had hij van mij nog nooit gehoord.
“Ja, maar…” Fred baste; “Ja maar is hetzelfde als ‘nee’. En dat willen wij even niet meer horen, begrepen?” Ik nam het over. “Rogier, alles staat klaar om Duyvestein keihard in de val te laten trappen. Behalve de politie; nou als die niet op tijd komt houden
Kees en Fred die lui wel in bedwang. Hebben we vaker gedaan, weet je nog?
Het is nu uit onze handen. Alles staat klaar; zodra meneer Duyvestein hier z’n lelijke tronie laat zien staat hij al met één poot in het Huis van bewaring. En z’n monteur ook. Telefoons wordt ingepikt, en zijn kompanen in Amsterdam worden achter de TV vandaan gesleurd en ook in de cel geflikkerd. Het OM krijgt keiharde bewijzen; van ons, waarschijnlijk ook uit de telefoon van de diverse lieden en ze gaan keihard gestrekt en voor jaren de bak in.
Ons plan, in feite Joline d’r plan, is waterdicht, geloof me nou maar. Het helpt je niks als je hier staat te nagelbijten en je laminaat loopt te verslijten. Kap daarmee. Ga pissen, was je handen en neem meteen die kan koffie mee. Ik lust nog wel een bakje.”
“Ik ook”, zei Fred.

Hij keek ons aan. “Jullie zijn wel héél koeltjes.” Fred knikte. “Ja, dat zijn we. Omdat we weten dat wij ons best hebben gedaan. Nu moeten anderen, de politie, de zaak overnemen. Kunnen wij niets aan veranderen. Dus: even ontspannen en de boel de boel laten. Het heeft geen zin om jezelf op te vreten als anderen jouw werk moeten afmaken, Rogier. Zonde van de energie.” Ik vulde aan: “Een van de vele lessen die wij in dienst hebben geleerd. En in Afghanistan nog veel beter. En het voordeel is: nu zijn er geen lui die met machinegeweren of AK-47’s op je schieten. Dat maakt het een stuk makkelijker om van je koffie te genieten. De koffie die ik nog steeds niet heb, overigens. Waar wacht je op, sukkel?”
Ik wees en Rogier verdween hoofdschuddend. “Zo. Die had even een lesje nodig, Kees.” Ik knikte. “Ja. Vriend Rogier is duidelijk niet in dienst geweest en mag de cursus ‘stressbestendigheid’ gaan volgen. Maar goed, er is een aantal mensen die hem daarmee kunnen helpen. Een stuk of dertien.” Fred gniffelde. “Met Charlotte voorop, denk ik. Die heeft die cursus ondertussen wel afgelegd in huize Jonkman.”
Ik knikte. “Ja. En is samen met Margot met best wel goeie resultaten geslaagd.” De deur ging open en de directeur van het ziekenhuis kwam binnen, samen met Rogier en een van de dames van de OR. “Meneer van Laar, meneer Jonkman…” Handen werden geschud. “Wat doen we zo dadelijk, heren?”

Fred nam het woord. “Als die monteur hier als eerste is, mag hij de… ahum…’storing’ gaan verhelpen. Zal wel weer het bekende verhaal zijn: verbroken verzegelingen, niet-geijkte componenten en zo, maar hij zal er in no-time achter komen dat er geen sprake van storing is. En wellicht in de paniekmodus gaan en hun verborgen laptopje willen bekijken. En als hij dát doet, en de ruimte openmaakt waar het ding staat, heeft hij een politieman achter zich staan die hem arresteert. En op dat moment moeten we ervoor zorgen dat hij meteen z’n telefoon kwijt is, meneer, zodat hij geen alarm kan slaan.
Als Duyvestein hier aankomt, gaat u met hem in gesprek over dat contract. In de vergaderruimte hier tegenover. Op het moment dat de monteur in handen van de politie is, komt diezelfde politie hem hier arresteren. Ook meteen mobiele telefoon in beslag nemen, geen communicatie-mogelijkheid richting Amsterdam.
En in Amsterdam staan nú al een aantal politielui in de startblokken om de rest van dat zootje wat in het complot zat achter de TV weg te sleuren, hoorde ik van Anna.” “Anna?” “Die vrouwelijke rechercheur, meneer.” “Oh ja. En waar is die dame nu? Zonder haar…” “
Ze is onderweg hierheen, meneer. Staat met een kwartie…” De telefoon op Rogier z’n bureau ging over en hij nam op. “Van der Vlist…” Zijn gezicht betrok. “Oké, ik kom ‘m wel ophalen. Geef de man een bak koffie en vraag hem even te wachten… Dank je!” Hij legde de hoorn neer. “De receptie. Monteur van Duyvestein staat al beneden. En nog geen politie, verdomme!” Ik stond op. “Dan gaan wij even in actie komen, Rogier. Heb jij iets voor me waaraan je kunt zien dat ik van het ziekenhuis ben?” Hij deed een kast open en haalde er een stofjas uit met het logo van het ziekenhuis. “Je ben nu bevorderd tot monteur, Kees.”
Ik trok het ding aan. “Lekker dan… Ik had op z’n minst een doktersjas verwacht, inclusief stethoscoop en thermometer.” De dame van de OR giechelde. “Die verstrekken we alleen aan universitair geschoold personeel, meneer Jonkman.” Ik keek haar aan. “Mooi. Kom op met die doktersjas dan, want ik mag Ir. Voor m’n naam zetten, net als mijn vriend Fred daar. Maar ik betwijfel of jullie zijn maat hebben.”

Fred gromde even. “Pas jij een beetje op? Ik ga zo meteen wel naar de hal, als jullie weg zijn met die vent van Duyvestein. Vang ik Anna wel op. Via telefoon contact houden, Kees.” Ik knikte en keek Rogier aan. “Ben je er klaar voor? Kom op dan. En denk er aan: geen geweld, tenzij dat meneer probeert om z’n telefoon te gebruiken.”
We liepen omlaag. Een man zat naast de receptie een beker koffie te drinken. Gereedschapskoffer naast zich met het logo van Duyvestein z’n firma er op. Rogier stelde zichzelf voor als hoofd TD en mij als een van zijn monteurs De man noemde ook zijn naam: Jeroen. Hij stond op. “Zal ik meteen maar aan de slag gaan? Want jullie zullen wel op hete kolen zitten, denk ik.” “Nee, kalm aan. Het is niet zo druk bij Heelkunde; de patiënten die daar waren hebben we weggesluisd naar Dermatologie en Chirurgie. Daar kwamen de meesten vandaan. Drink rustig je koffie op, wij nemen ook nog een bak. Kees, kun jij die even halen?” Hij keek me met een strak gezicht aan. “Oké chef…”
Ik liep naar de balie van het restaurant. De vuile schurk… Nu even de chef uithangen? Die krijg je terug, meneer van der Vlist! Mét rente, verdorie. Ik moest grinniken. Met twee koffie kwam ik terug. “Alstublieft meneer van der Vlist.” Hij knikte, keek me gelukkig niet aan. Rustig kletsten we over de storing en vervolgens over koetjes en kalfjes. En uit een ooghoek zag ik Fred lopen, gevolgd door die vrouwelijke rechercheur en drie man. Mooi… Alle componenten op hun plaats.
“Ik ga nog even pissen, meneer van der Vlist. Want als we bezig zijn…” Hij knikte, ik verdween een gang in en belde Fred. “Hoi maat. Over een paar minuten zitten we in de kelder. Staan jouw camera’s klaar?” “Die staan al een uur lang op te nemen, vriend. Anna blijft boven met één agent, de andere twee komen straks naar beneden, zodra wij zien dat jullie daar ook zijn, oké?” “Prima… Rock and Roll, Fred.” Een grinnik kwam terug en ik verbrak de verbinding.

Even later liepen we een trap af naar de kelder. Een doolhof door en wéér een trap af, naar de serverruimte. “Eerst maar eens digitaal kijken waar de ellende zit, heren. Voordat ik smerige handen ga krijgen.” Hij liep naar de ‘systeemlaptop’ in het afgesloten kastje, opende dat en keek naar de gegevens. “Aha… Daarvoor moet ik even in die schakelkast daar, heren. Even wat zaken uitschakelen, anders krijg ik een opdoffer.” De ruimte waar de schakelkast stond was te klein voor drie personen; er paste nét één man in, dus Rogier en ik bleven buiten de deur staan. Nou ja, de camera’s die Fred had opgehangen zouden een prima beeld opleveren van de activiteiten van de man.
Na een paar minuten ging mijn telefoon. “Arresteer hem maar, meneer Jonkman. We hebben hier genoeg wettig en overtuigend bewijs. Neem ‘m daarna maar mee naar boven.” De vrouwelijke rechercheur. “Oké, dank je wel! We komen er aan!” Ik knikte naar Rogier en die zei neutraal: “Jeroen… Heb je even?” De man draaide zich om. “Kom maar even naar buiten. Ik klets niet zo graag tegen iemand z’n kont.”
De man kroop achteruit en kwam wat moeizaam de kleine ruimte uit. “Jeroen, je gaat met ons mee. Nú.” Hij wees op de open schakelkast. “En dit dan? Dat kun je toch niet zo achterlaten?” Rogier knikte. “Jawel hoor, gaat prima. Ik draai zo meteen de deur wel op slot. En ik wil je telefoon. Nú.” De ogen van de monteur werden groot. “Wát???” “Je telefoon! En de code om het ding te ontgrendelen.”
Hij begon te sputteren. “Wat is dit voor onzin? Ik kom hier om jullie uit de shit te helpen en nu…” “Jeroen, alles wat je zegt kan en zal tegen je gebruikt worden. Alles in deze ruimte is opgenomen, ook je gepruts aan die tweede verstopte laptop van jouw mooie firma. Je kunt kiezen of delen: je haalt zélf alles uit je zakken en geeft het aan ons, of wij kleden je tot op je ondergoed uit. En dat je dan in je pendekje door de gangen van dit mooie ziekenhuis loopt boeit ons niet. Jouw firma heeft dit ziekenhuis ondertussen ik weet-niet-hoeveel euro armer gemaakt met in scéne gezette storingen. Dat stopt vandaag. Jij bent de eerste arrestant, er gaan er nog een aantal volgen. Dus… wat zal het zijn?”
De stem Rogier was zacht, maar messcherp. ‘Jeroen’ keek naar een ontsnappingsroute, maar die was er niet; Rogier stond vlak voor hem en ik blokkeerde de deur. Hij verkoos te bluffen. “Flikker op met z’n tweeën met je onzinverhalen. Laat me er langs, ik kom hier nooit meer!” Hij probeerde Rogier opzij te duwen maar dat ging niet simpel; Rogier had ongeveer hetzelfde postuur als ik en de monteur was een kop kleiner en nogal tenger gebouwd.
“Niet meewerken? Oké, dan maar op een andere manier.” Rogier draaide zijn arm hard om en drukte hem op de grond, knie in z’n rug. “Kees… fouilleer jij meneer even.” “Is niet nodig. Ik neem hem wel over.” Een stem achter ons; een man legitimeerde zich als politieman. “U bent gearresteerd wegens meewerken aan grootschalige fraude en pogingen tot meervoudige doorslag. Alles wat u zegt of doet kan en al tegen u gebruikt worden.”
Al liggend werden hem handboeien aangedaan, toen werd hij overeind getrokken. “Waar is uw telefoon?” “Zak in de stront, jullie”, was het compacte commentaar. “Laat mij hem maar even fouilleren, agent.” Snel gleed ik met mijn handen over zijn kleren. Een portemonnee, pen, autosleutels, wat schroevendraaiers, een USB-stick en een telefoon kwamen tevoorschijn. Het verdween in een plastic zak.
“Zo. Nu meekomen. Proberen te ontvluchten staat gelijk aan heel veel pijn hebben, goed begrepen?” De politieman klikte de handboeien een klik vaster. Hij keek Rogier aan. We hebben twee arrestantenbussen achter staan. Hoe komen we daar zonder dat we door de hal moeten?” Rogier grijnsde. “Via het mortuarium. Als meneer wil ontsnappen is hij daar meteen op het goeie adres.” Ik had moeite om mijn lachen in te houden. Even later zat de monteur in een arrestantenbus, die meteen vertrok.
“Zo. Da’s één. Ik hoop dat men ondertussen ook de grote baas van dat bedrijf te pakken heeft.”

Ik belde Fred. “Is meneer Duyvestein zelf al gesignaleerd, makker?” “Hij is er over vijf minuten, Kees. Belde net.”
“Mooi. Geef me Anna even, Fred.”
Even later hoorde ik de vrouwelijk rechercheur. “Wat is er, meneer Jonkman?”
“Mijn voornaam is Kees, Anna… Mag ik bij de arrestatie van Duyvestein zijn?”
Even was het stil. “Hij wordt in de hal opgewacht door een van directeuren. Dan is hij in ieder geval de draaideur door, kan hij wat minder snel ontsnappen. Er staan ook twee mensen van mij in de hal… En ik zelf uiteraard. Hij maakt weinig kans om ervan door te gaan, Kees. En waarom wil je zijn arrestatie bijwonen?”
“Ik heb nog een paar appeltjes met deze fraaie meneer te schillen, Anna. En nee, ik zal m’n handen thuishouden. Mits hij dat ook doet, uiteraard. Maar ik wil ‘m wél verrassen.”
“Oké. Maar hou je op de achtergrond tot meneer gearresteerd is.”
“Roger, dank je wel.” Ik hing op.

“Ik ben er ook bij, Kees”, gromde Rogier. En als meneer een poging doet om ervandoor te gaan…” “We houden ons wel op de achtergrond, Rogier. Geen zin om smerige handen te krijgen. Want die krijg je als je die zuidas-rioolrat aanraakt. Kom, hier achter deze info-balie gaan staan. Wij in de schaduw, hij in het volle licht als hij binnenkomt.”
Even later stopte een Jaguar pal voor de draaideur. Duyvestein stapte uit, griste een koffertje van de achterbank, klikte de auto op slot en liep naar binnen. Een gastheer die hem aansprak over zijn parkeergedrag werd opzij lomp geduwd en kreeg een vloekpartij over zich heen. “Wát een…” hoorde ik zachtjes naast me.
Hij werd ontvangen door een van de heren die bij de bespreking waren geweest. Ze liepen langs ons heen zonder dat Duyvestein mij in de gaten had. Zij namen de lift, Rogier, Anna, twee van haar collega’s en ik namen de trap. Boven zagen we nog nét de deur van de conferentieruimte achter hen dichtgaan. Anna wees beide agenten op de deur.
“Ik ga zo dadelijk naar binnen met deze beide heren en arresteer hem. Julllie blijven in de deuropening staan. Hij komt er alleen maar geboeid uit. Duidelijk?” Twee knikken.
“Kees, jij wilde bij de arrestatie zijn? Mooi. Dan gaan jullie twee eerst naar binnen, ik kom er meteen achteraan. Meneer zal wel uit z’n slof schieten, want hij kent jullie beiden, geloof ik?”
Rogier knikte. “Zeker weten. Vorige week heb ik hem…uche-uche… even geholpen om dit ziekenhuis te verlaten.” Ze knikte en wees. “Oké, naar binnen dan. We gaan het zien.”
Rogier deed de deur open en stapte naar binnen. De geneesheer-directeur wees. “Mag ik u voorstellen aan ons hoofd Technische Dienst, de heer van de Vlist?” Duyvestein draaide zich naar ons toe. “Jou kén ik… Meer spierbal dan hersens! Jij hebt nog wat van mij tegoed, mannetje!”
Toen viel zijn blik op mij. “En wat doet Jonkman hier? Mijn voormalig stagiair… Ga je me wéér een mes in de rug planten, Jonkman?” Zijn toon was woedend.
“Nee hoor. Zonde van het mes, dit mooie tapijt en de verbandmiddelen die ze zouden moeten gebruiken. En de arbeidsuren van de dames en heren medici natuurlijk. Maar ik stel voor dat je even gaat luisteren naar de dame hier naast me.” Ik knikte naar Anne. Die liet haar politiepas zien. “Meneer, ik ben rechercheur van Helvoort. Ik arresteer u op grond van verdenking van grootschalige oplichting van meerdere ziekenhuizen en het organiseren van meervoudige poging tot doodslag. Wellicht komen er nog andere aanklachten bij, maar daarvoor heb ik het bewijs nog niet rond. Handen op uw rug, graag.”
Zijn mond viel open. “Gearresteerd? Ik? Wie denk je wel dat je bent, juffrouw?” Hij pakte zijn tas van de grond en beende richting deur. Rogier haakte hem behendig pootje en zat binnen een kwart seconde bovenop Duyvenstein en trok zijn rechterarm in een nogal gemene hoek omhoog. “Rustig blijven, anders doe ik je écht pijn, vuile hufter.”
Snel klikte Anna één handboei om de pols van Duyvestein. “Andere hand graag…” Rogier trok die onder hem vandaan. De andere helft van de handboei ging daar snel omheen. Hij werd overeind getrokken en begon te tieren. Anna verblikte of verbloosde niet, wenkte de beide politielui die binnen waren gekomen. “Fouilleren. Helemaal, tot z’n onderbroek aan toe voor mijn part.”

Het eerste wat tevoorschijn kwam was zijn mobiele telefoon. “Dat is mijn telefoon! Afblijven met je vuile tengels!” Een van de agenten in burger zei droog: “Meneer, u bent gearresteerd. Al uw spullen worden op het bureau onderzocht en vervolgens netjes in een kluisje opgeborgen. En als u vrij komt, krijgt u het allemaal weer terug, wees maar niet bang. We zijn redelijk eerlijk bij de politie.” Even later was hij ‘clean en op tafel lagen zijn telefoon, sleutels, wat kleingeld en een portefeuille.
Zijn koffertje lag er naast, nog dicht. Anne probeerde het open te maken, maar het ding zat op slot. Ze keek Duyvestein aan. “Je mag kiezen. Je vertelt me de code van de sloten, of ik maak het ding zelf open. Op de afdeling Chirurgie zullen ze nog wel wat scherpe scalpels hebben liggen. En ik wil de code van je telefoon. Nú.” Hij schudde zijn hoofd. “Nooit! Jullie komen nooit in mijn telefoon. Die is bijzonder goed beveiligd.” “Ja, dat dacht je van je tweede, verstopte laptopje ook, Duyvestein.” Ik keek hem strak aan. “Vertel eens: waarom heb je die aanval op Heelkunde vervroegd? Die stond toch pas voor morgenmiddag rond drie uur op het schema?”
Hij werd wit. “Hoe weet jij…”
“Je weet niet half wat wij weten, Duyvestein. Verder zal ik er niet over uitweiden; de moraal van dit verhaal is dat wij jouw telefoon net zo makkelijk kunnen kraken als dat tweede laptopje in die systeemkast. Dat laptopje was binnen een kwartiertje gepiept. Dus: wat zal het zijn?” “Stik er maar in, Jonkman.” “Goed hoor.” Ik keek Rogier aan. “Kun jij Fred even ophalen?” Even later kwam Fred binnen, zijn ogen flikkerend.
“Moest er een telefoon gekraakt worden? Geef maar… Oh, een I-Phone 13? Zo gepiept…” Bliksemsnel gingen zijn handen over het miniscule toetsenbordje. Een minuut later gaf het ding het opstart-riedeltje. Fred typte nog even door en legde de telefoon toen weer op de tafel. “Het nieuwe wachtwoord is Annefleur. Aan elkaar, met de A als hoofdletter. Lekker makkelijk."

En met een honende blik op Duyvestein: “Volgende keer maar eens een échte ICT-er dat laptopje laten beveiligen, meneer. Niet een of andere prutser.”
Anne was er klaar mee en wees. “Afvoeren in de arrestantenbus. Doe ook maar een stel boeien om z’n voeten.” Ze grijnsde. “En één van jullie mag een Jaguar naar het bureau rijden.” Hevig vloekend en scheldend werd Duyvestein afgevoerd. Anne pakte haar eigen telefoon en toetste een nummer in.
“Hans? Anne hier. Start operatie Hospitaal nú.”
“Oké”, was het korte antwoord. “We bellen wel als alle verdachten zijn opgepakt.”
Ze verbrak de verbinding. “Binnen nu en vijf minuten wordt iedereen die we verdenken van betrokkenheid gearresteerd. Eén monteur, twee juristen en het hoofd planning. En hun kantoorpand wordt verzegeld en morgen uitgekamd. Door komt niemand meer binnen tot de politie Amsterdam klaar is.”
Ik stak twee duimen op. Ze wendde zich tot de directie-vertegenwoordiging en de ene dame van de OR. “Ik ga er vandoor; de heren hier zorgen er wel voor dat deze louche firma verder geen schade kan veroorzaken. Dank voor uw medewerking.”
De geneesheer directeur liep naar haar toe en gaf haar een hand. “Dank ú voor uw tijd en expertise, mevrouw. Mogen wij u op niet al te lange termijn een uitnodiging sturen voor een écht bedankje?”
Anne schudde haar hoofd. “Nee meneer. Het is m’n werk om dit soort lui buiten de samenleving te zetten. Werk, maar ik heb er veel plezier in. U hoeft ons niet persoonlijk te bedanken; betaal gewoon uw belasting, dan krijgen wij ons salaris, oké?”
Ze gaf iedereen een hand en vertrok toen.

We liepen samen naar het bureau van Rogier en zagen nog nét dat Duyvestein strompelend de hal door werd geleid. Diverse mensen keken nog verwonderd. De gastheer die hij had uitgevloekt stond het met een brede lach aan te kijken. Mooi, die had ook z’n genoegdoening.
“Heren…” De directeur keek ons aan. “Mag ik jullie trakteren op een warme maaltijd? Het is er tijd voor en de keuken is hier prima. Dus…” Fred bromde. “Gelukkig. Eindelijk iemand die het begrijpt…” “Kom, naar het personeelsrestaurant.”
De dame van de OR liep voorop, Fred vlak achter haar aan.
Lees verder: Mini - 309
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...