Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Datum: 02-03-2025 | Cijfer: 9.3 | Gelezen: 2702
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 43 minuten | Lezers Online: 2
Mijn naam is Evi, ik ben 19 en studeer. Als bijbaantje werk ik een paar ochtenden per week als barista bij een Starbucks in een tankstation aan de snelweg. Dat is leuk werk, en de laatste tijd nog leuker, want een paar keer per week komt Julie langs voor een cappuccino. Ik weet dat ze Julie heet omdat we altijd de naam van de gasten vragen en op de koffiebekers schrijven. Julie is een flink stuk ouder dan ik en erg mooi. Ze is slank, elegant, goed gekleed en duidelijk een carrièrevrouw. Als ik haar zie parkeren met haar Range Rover slaat mijn hart telkens een beetje over. Dan komt ze binnen en draaien alle mannen hun ogen naar haar. Ze weet het, maar geeft ze geen aandacht. Tegen mij is Julie altijd vriendelijk en geeft me soms een complimentje, en laatst dacht ik te zien hoe ze iets te lang naar mijn lichaam staarde. Ik fantaseer over haar, maar maak me geen illusies – ze heeft waarschijnlijk een succesvolle man, woont in een riante villa en haalt haar neus op voor jonge meisjes als ik.

Vandaag is ze er weer, en omdat ik toch niets te verliezen heb, besluit ik iets te proberen. Ik pak een beker en de stift, mijn hand al een beetje trillend. Als ze binnenkomt, haar hakken tikkend op de vloer, kijkt ze me aan met die hazelnootbruine ogen, en ik voel mijn wangen rood worden. “Goedemorgen, Evi,” zegt ze, haar stem warm en melodieus, een vleugje speelsheid dat mijn hart sneller doet kloppen. “Goedemorgen,” mompel ik, mijn stem hoger dan ik wil. Ze leunt lichtjes tegen de toonbank, haar parfum – jasmijn en sandelhout – zweeft naar me toe, en ik moet mezelf dwingen om niet te staren. “Je… je naam?” vraag ik, ook al ken ik haar uit mijn hoofd, ook al heb ik haar in mijn dromen geschreven. Ze glimlacht, haar hoofd een tikje schuin. “Julie,” zegt ze, en dan voegt ze eraan toe, “maar doe er eens iets speciaals bij, hmm?” Haar woorden zijn een zachte uitdaging, en mijn adem stokt.

Met trillende hand schrijf ik Julie op de beker, en na een korte hapering vervang ik het puntje op de i door een klein hartje, mijn wangen nu gloeiend. Ze kijkt ernaar, haar lippen openen zich iets, en dan wordt haar blik zachter, warmer. “Dat vind ik leuk,” zegt ze, haar stem lager nu, een intiem geluid dat mijn knieën slap maakt. “Ik, eh… ik ga je cappuccino maken,” stamel ik, terwijl ik me naar de machine omdraai om mijn blozende gezicht te verbergen. Mijn vingers trillen terwijl ik de espresso giet, ik klop het melkschuim tot het perfect glad is, en dan – alsof ik niet anders kan – teken ik een hartje in het schuim, subtiel maar duidelijk, een stukje van mezelf dat ik haar geef. Als ik de beker neerzet, ontmoeten mijn ogen de hare, en ik zie een glinstering van herkenning. “Mooi,” zegt ze zacht, haar vingers strijken langs de rand van de beker, en ik beeld me in dat ze dat hartje voelt. “Je hebt echt talent hiervoor.”

“Dank je,” fluister ik, mijn stem bijna verloren in het zachte gezoem van de koelkast. Ze pakt de beker op, haar nagels tikken ertegenaan, en ik kijk toe hoe ze een slok neemt, haar lippen het schuim rakend. Een klein beetje blijft achter op haar bovenlip, en zonder nadenken flap ik eruit: “Je hebt, eh… wat schuim…” Ik wijs naar mijn eigen mond, meteen wensend dat ik mijn tong had ingeslikt. Ze lacht zacht, een warme klank die door me heen trilt, en veegt het schuim weg met haar duim, die ze kort aflikt. “Dank je, Evi,” zegt ze, haar ogen niet wegkijkend, “anders had ik er de hele dag zo bij gelopen.”

Ik glimlach nerveus, mijn handen om de toonbank geklemd om het trillen te stoppen. Ze zet de beker neer en leunt dichterbij, haar parfum mijn hoofd licht makend. “Weet je,” begint ze, haar stem een fluistering die mijn huid laat tintelen, “ik kom hier niet alleen voor de koffie. De manier waarop je dat hartje tekende… dat deed iets met me.” Mijn adem stokt, mijn ogen wijd van ongeloof, en ik voel mijn keel droog worden. “Echt?” piep ik, mezelf vervloekend voor hoe klein ik klink. Ze knikt, haar glimlach teder nu. “Echt. En ik hoop dat je het niet erg vindt als ik morgen weer kom. Misschien… met een iets langere pauze?”

“Ik… nee, dat vind ik niet erg,” zeg ik snel, mijn woorden struikelend. “Ik bedoel, graag zelfs.” Haar ogen lichten op, en ze reikt in haar tas, haalt een visitekaartje tevoorschijn en schuift het naar me toe. Crèmekleurig, met gouden letters: Lumière d’Or – Julie de Vries, CEO. “Voor als je een keer zin hebt om te kletsen,” zegt ze, haar vingers strijken even langs de mijne – een warme, zachte aanraking die mijn arm laat gonzen. “Tot morgen, Evi,” voegt ze toe, en met een laatste glimlach draait ze zich om, haar heupen wiegend terwijl ze wegloopt, de truckers negerend zoals altijd.

Ik blijf achter, het kaartje in mijn hand, mijn vingers die tintelen waar ze me raakte. Mijn hart bonkt in mijn oren, en een warme gloed verspreidt zich door mijn borst, zoet en een beetje eng. Ik kijk naar de beker met het hartje, nu half leeg, en voel een glimlach opkomen – onzeker, maar vol hoop. Morgen, denk ik, terwijl ik het kaartje in mijn zak stop en mijn vingers er beschermend overheen strijk. Morgen zou alles anders kunnen zijn.

Mijn dienst bij Starbucks eindigt om half elf, en terwijl ik mijn schort afleg en mijn tas pak, voelt mijn lijf nog steeds licht en bruisend van die ochtend met Julie. Haar visitekaartje zit veilig in mijn broekzak, en mijn vingers glijden er steeds naartoe, strijken over de rand alsof het een talisman is. De geur van koffie hangt nog in mijn haar als ik naar buiten stap, de frisse februarilucht een koele prikkel tegen mijn warme wangen. Ik fiets naar de hogeschool, terwijl ik het tankstation achter me laat, maar Julie blijft in mijn hoofd – haar stem, zacht en melodieus, die “Tot morgen, Evi” fluistert, haar vingers die langs de mijne streken, zo vluchtig maar zo voelbaar. Mijn benen trappen automatisch, maar mijn gedachten draaien om haar glimlach, die subtiele glinstering in haar ogen toen ze mijn hartje zag. Wat bedoelde ze met “een langere pauze”? Mijn hart slaat een slag over bij de gedachte, en ik voel een warme tinteling laag in mijn buik.

Op de hogeschool is het een gewone dag, maar voor mij voelt alles anders. Ik zit in een collegezaal over journalistiek, mijn notitieboek open, maar mijn pen krast alleen haar naam in de kantlijn – Julie, met een klein hartje boven de i, net als op die beker. De docent praat over interviewtechnieken, maar ik hoor haar amper. In plaats daarvan zie ik Julie voor me, leunend tegen de toonbank, haar crèmekleurige blazer strak om haar schouders, haar rok die haar benen langer doet lijken. Ik vraag me af hoe haar huid zou voelen onder die stof, glad en warm, en mijn wangen kleuren rood bij de gedachte. Een medestudent naast me vraagt iets over mijn aantekeningen, en ik mompel een vaag antwoord, mijn stem die trilt omdat ik half in een dagdroom zit. Haar parfum – jasmijn en sandelhout – lijkt nog in mijn neus te hangen, ook al weet ik dat het onmogelijk is.

De dag sleept zich voort, college na college, maar Julie blijft. In de kantine eet ik een broodje, mijn ogen die staren naar het tafelblad terwijl ik haar stem in mijn hoofd hoor: “Dat hartje gisteren… dat deed iets met me.” Wat bedoelde ze? Deed het haar hart ook sneller kloppen, zoals het mijne nu? Ik neem een slok water, maar het koelt de hitte in mijn lijf niet af. Ik zie haar voor me, hoe ze die cappuccino nam, haar lippen tegen het schuim, een klein beetje dat ze met haar duim wegveegde. Mijn vingers knijpen in mijn broodje, en ik voel een lichte kriebel tussen mijn benen, een verlangen dat ik niet durf te benoemen. Ik probeer me te focussen op een groepsopdracht later die middag, maar terwijl ik met mijn studiegenoten praat, dwaalt mijn blik af naar het raam, en ik zie haar Range Rover in mijn gedachten, glanzend en statig, met haar achter het stuur, misschien aan mij denkend.

Tegen de tijd dat de lessen eindigen, is het al schemerig buiten. Ik fiets terug naar mijn studentenkamer, de koude wind snijdt in mijn gezicht, maar binnenin brandt iets warms, iets wat niet weggaat. Mijn kamer is klein en rommelig – een eenpersoonsbed met een verkreukelde deken, een bureau vol boeken, een lamp die een zachte gloed werpt over de muren. Ik schop mijn sneakers uit, laat mijn tas vallen en vis het visitekaartje uit mijn zak. Lumière d’Or – Julie de Vries, CEO. Ik draai het om in mijn handen, mijn duim glijdt over de gouden letters, en ik voel mijn adem versnellen. Ik plof op mijn bed, nog in mijn jeans en blouse, en leun achterover tegen het kussen, het kaartje naast me op het matras. Mijn ogen vallen dicht, en Julie is er meteen – haar heupen wiegend terwijl ze wegloopt, haar stem fluisterend in mijn oor, haar vingers die de mijne raken.

Mijn hart bonkt nu, een ritme dat door mijn hele lijf echoot. Ik laat mijn hand over mijn buik glijden, voel de warmte van mijn huid door mijn blouse heen. Julie’s glimlach flitst door mijn hoofd, teder maar met die speelse rand, en ik vraag me af hoe het zou zijn als ze hier was, naast me, haar ogen op mij gericht zoals vanochtend. Mijn vingers spelen aarzelend met de knoop van mijn jeans, maar de tinteling in mijn onderbuik groeit, een stille drang die ik niet kan negeren. Ik adem diep in, de geur van mijn eigen shampoo vermengd met een vage hint van koffie, maar in mijn gedachten is het haar parfum dat me opslokt. Mijn hand glijdt lager, en ik weet dat ik niet meer terug kan – Julie heeft zich in me genesteld, en vannacht is ze van mij, al is het maar in mijn hoofd.

Ik laat de knoop van mijn jeans los, mijn vingers trillen terwijl ik hem opendoe en de rits omlaag trek, het zachte geluid dat een fluistering is in de stille kamer. Mijn blouse kruipt omhoog als ik me achterover laat zakken op het bed, mijn hoofd tegen het kussen, mijn benen lichtjes gespreid. De stof van mijn slipje – simpel wit katoen – voelt strak tegen mijn huid, en ik voel de warmte eronder, een natte gloed die al begint te pulseren. Ik sluit mijn ogen, en daar is ze: Julie, in die crèmekleurige blazer, haar rok die strak om haar heupen zit, maar nu staat ze hier, aan het voeteneind van mijn smalle bed. Haar hazelnootbruine ogen kijken me aan, glinsterend van iets ondeugends, en ze glimlacht – die glimlach die mijn knieën slap maakte vanochtend.

Mijn rechterhand glijdt onder de rand van mijn slipje, mijn vingers strijken over de zachte haartjes daar, en ik hap naar adem als ik voel hoe nat ik al ben. In mijn hoofd leunt Julie voorover, haar handen op mijn knieën, haar nagels die lichtjes over mijn dijen schrapen terwijl ze mijn benen verder spreidt. “Je bent prachtig, Evi,” fluistert ze, haar stem laag en warm, en zelfs nu, alleen in mijn kamer, voel ik mijn wangen rood worden. Mijn middelvinger glijdt tussen mijn schaamlippen, nat en glad, en ik kreun zacht als ik de warmte daar voel, de zachte zwelling van mijn eigen verlangen. Ik stel me voor dat het haar vingers zijn, elegant en zeker, die me openen, haar duim die rond mijn clitoris cirkelt zonder nog aan te raken, plagend zoals ze vanochtend was met haar woorden.

"Mijn ademhaling versnelt, korte, hoge kreuntjes die de stilte van mijn kamer vullen terwijl ik mijn vingers dieper laat glijden, twee nu, die in en uit bewegen in een langzaam, nat ritme. Het soppende geluid van mijn eigen nattigheid maakt me rood van schaamte, maar ook heter, wilder. Julie’s gezicht zweeft voor me, haar lippen iets geopend, haar tong die even over haar onderlip glijdt zoals ze dat schuim aflikte. In mijn fantasie trekt ze haar blazer uit, laat hem op de grond vallen, en haar blouse volgt, en onthult een gladde, bleke huid en een zwarte kanten bh die haar borsten omhelst. Ze klimt op het bed, haar knieën aan weerszijden van mijn heupen, en leunt omlaag, haar adem warm tegen mijn nek. “Ik heb de hele dag aan je gedacht,” fluistert ze, en ik voel mijn spieren aanspannen rond mijn vingers bij die woorden.

Ik duw mijn slipje omlaag met mijn vrije hand, schop het van mijn enkels, en spreid mijn benen wijder, mijn hielen die in het matras graven. Mijn vingers bewegen sneller nu, glibberig van mijn eigen vocht, en ik kreun luider – “Oh, Julie” – mijn stem een rauwe, wanhopige klank die ik niet herken. Ik zie haar voor me, haar handen die mijn blouse open rukken, met knoopjes die springen, haar lippen die mijn borsten vinden. Mijn linkerhand glijdt onder mijn blouse, knijpt in mijn borst door mijn simpele bh heen, mijn duim die wrijft over mijn tepel tot die hard wordt, pijnlijk gevoelig. In mijn hoofd zuigt Julie eraan, haar tong nat en warm, draaiend in trage cirkels, haar tanden die plagen terwijl haar vingers lager gaan, mijn jeans en slipje al lang verdwenen in deze droom.

Mijn rechterhand versnelt, mijn vingers die stoten in een ritme dat mijn heupen doet kantelen, mijn duim die nu eindelijk mijn clitoris raakt – een harde, pulserende knop die schokt onder mijn aanraking. Ik hijg, mijn adem stokkend, en ik zie Julie’s gezicht boven me, haar haar losgekomen uit die elegante knot, blonde lokken die over mijn borst vallen terwijl ze me aankijkt. “Kom voor me, Evi,” zegt ze, haar stem hees en dwingend, en ik voel mijn hele lijf verstrakken. Mijn vingers krullen binnenin, raken die ene plek diep in me, en mijn duim wrijft harder, sneller, nat en glibberig langs mijn clitoris. De hitte bouwt op, een strakke, brandende golf die vanuit mijn onderbuik explodeert, en ik schreeuw – “Julie, oh fuck, Julie!” – mijn stem breekt terwijl mijn climax me overspoelt.

Mijn benen trillen ongecontroleerd, mijn tenen die krullen, en ik voel mijn spieren samentrekken rond mijn vingers, een nat, pulserend ritme dat mijn kreunen begeleidt. Golven van genot schieten door me heen, mijn rug kromt van het bed, mijn blouse plakt aan mijn bezwete huid. Ik zie haar nog steeds, Julie, haar lippen glanzend van een triomfantelijke glimlach, haar hand strijkt over mijn wang terwijl ik schok na schok nageniet. Mijn ademhaling vertraagt, zwaar hijgen dat de kamer vult, en ik laat mijn hand slap tussen mijn benen vallen, mijn vingers, nat en warm, tegen mijn dij. Mijn ogen openen traag, de fantasie vervaagt, en ik lig alleen in mijn verkreukelde bed, het visitekaartje naast me als een stille getuige.

Mijn hart bonkt nog na, mijn lijf zwaar en voldaan, maar er is iets nieuws – een honger, een verlangen dat niet weg is, maar sterker wordt. Ik draai me op mijn zij, trek de deken over me heen, en mijn vingers vinden het kaartje weer, strijken over Julie’s naam. Morgen, denk ik, terwijl ik mijn ogen sluit en een zachte glimlach mijn lippen krult. Morgen zie ik haar echt, en misschien… misschien hoeft het niet alleen een fantasie te zijn.

De ochtend komt te snel na een nacht vol dromen over Julie – haar stem, haar aanraking, haar ogen die me vasthielden terwijl mijn eigen handen me naar een hoogtepunt brachten. Ik word wakker met een bonkend hart, mijn lijf nog loom van de nasleep, het verkreukelde visitekaartje onder mijn kussen. Vandaag voel ik me anders – nerveus, maar ook bruisend, alsof er iets groots gaat gebeuren. Ik trek mijn jeans en een simpele groene trui aan, iets minder saai dan gisteren, en bind mijn haar in een strakke paardenstaart.

Mijn spiegelbeeld kijkt me aan met grote, onzekere ogen, maar ik glimlach toch, terwijl ik aan haar woorden denk: “Misschien… met een iets langere pauze.” Wat bedoelde ze? Mijn maag fladdert terwijl ik mijn tas pak en naar het tankstation fiets, terwijl de koude ochtendlucht tegen mijn wangen snijdt.

Bij Starbucks is het al iets drukker, een paar vroege chauffeurs die hun koffie bestellen, maar mijn ogen schieten steeds naar de parkeerplaats. Ik werk op autopilot – espresso gietend, melkschuim klopend – maar mijn gedachten zijn bij haar. Haar Range Rover verschijnt precies om half negen, blinkend in de zon, en mijn adem stokt als ze uitstapt. Vandaag draagt ze een donkergrijze jurk, strak om haar middel, met een dunne riem die haar figuur accentueert, en haar hakken tikken hetzelfde verleidelijke ritme als altijd. Ze komt binnen, de deurbel rinkelt, en haar hazelnootbruine ogen vinden de mijne meteen. “Goedemorgen, Evi,” zegt ze, haar stem warm en melodieus, een glimlach die om haar lippen speelt en mijn hart een slag doet overslaan.

“Goedemorgen,” mompel ik, mijn wangen rood terwijl ik een beker pak. “Je naam?” vraag ik, ook al weet ik die, ook al heb ik hem vannacht gefluisterd. “Julie,” zegt ze, en dan leunt ze dichterbij, haar parfum – jasmijn en sandelhout – dat mijn zintuigen vult. “Met dat hartje weer, alsjeblieft.” Mijn vingers trillen terwijl ik Julie schrijf en het puntje op de i vervang door een klein, bibberig hartje. Ze glimlacht, teder maar met die speelse rand, en ik draai me om om haar cappuccino te maken, mijn handen onhandig terwijl ik probeer het melkschuim perfect te maken. Een subtiel hartje vormt zich in het schuim, en als ik de beker neerzet, zie ik haar ogen oplichten. “Mooi,” zegt ze zacht, haar vingers strijken langs de mijne als ze hem aanpakt – een warme, opzettelijke aanraking die mijn adem doet stokken.

Ze neemt een slok, haar lippen tegen het schuim, en ik kijk gefascineerd toe, terwijl mijn gedachten naar vannacht flitsen, hoe ik me haar lippen op mijn huid voorstelde. Ze zet de beker neer en kijkt me aan, haar hoofd een tikje schuin. “Ik heb vandaag wat tijd,” zegt ze, haar stem lager nu, intiemer. “Zullen we even zitten?” Mijn hart slaat over, en ik knik, te snel, te gretig. “Ja, eh… mijn dienst eindigt zo,” stamel ik, en ze glimlacht breder. “Ik wacht wel,” zegt ze, en ze loopt naar een tafeltje in de hoek, terwijl haar heupen wiegen op een manier die mijn ogen niet loslaat.

Tien minuten later klok ik uit, mijn schort afleggend met trillende handen, en ik loop naar haar toe, mijn tas over mijn schouder. Ze zit aan het tafeltje, haar benen elegant over elkaar geslagen, de cappuccino half op. “Kom zitten,” zegt ze, gebarend naar de stoel tegenover haar, en ik laat me neerploffen, mijn knieën zwak. De truckers aan de andere tafels kijken, maar zij negeert ze, haar ogen alleen op mij. “Ik wilde even met je praten,” begint ze, haar vingers die spelen met de rand van haar beker. “Dat hartje… je bent niet bang om iets te laten zien, hè?” Mijn wangen branden, en ik kijk omlaag, terwijl mijn handen in mijn schoot friemelen. “Ik… ik weet niet, het was gewoon… een impuls,” mompel ik.

Ze lacht zacht, een warme klank die door me heen trilt. “Ik hou van impulsen,” zegt ze, en ze leunt voorover, haar ellebogen op de tafel, haar gezicht dichter bij dat van mij. “Weet je, Evi, ik kom hier al weken, en jij bent de enige reden dat ik blijf terugkomen.” Mijn adem stokt, mijn ogen groot van ongeloof. “Echt?” piep ik, en ze knikt, haar glimlach teder nu. “Echt. Je hebt iets… iets echts. En ik wil dat beter leren kennen.” Haar hand reikt over de tafel, haar vingers strijken licht over de mijne, en ik voel een elektrische schok door mijn arm schieten, dezelfde tinteling die ik vannacht voelde, maar nu echt.

Ik slik, mijn keel droog, en mijn stem trilt als ik zeg: “Ik… ik denk ook aan jou. Veel.” Haar ogen lichten op, en haar duim wrijft zacht over mijn knokkels, een kleine, intieme beweging die mijn hart sneller doet kloppen. “Dat dacht ik al,” zegt ze, haar stem een fluistering nu. “Zullen we ergens naartoe waar het rustiger is? Mijn auto staat buiten.” Mijn hoofd tolt, maar ik knik, niet in staat om iets anders te doen. Ze staat op, haar hand nog even op de mijne, en ik volg haar, mijn benen die wiebelen terwijl we naar de parkeerplaats lopen.

Haar Range Rover ruikt naar leer en een vleugje haar parfum als ik instap, mijn tas op mijn schoot. Ze start de motor, maar rijdt niet meteen weg – in plaats daarvan draait ze zich naar me toe, haar ogen glinsterend in het zachte licht. “Evi,” zegt ze, haar hand die op mijn dij rust, warm door de stof van mijn jeans heen, “ik wil je niet overhaasten. Maar ik wil je wel zien. Echt zien.” Haar vingers knijpen lichtjes, en ik voel die warmte weer, lager nu, pulserend. “Ik… ik wil dat ook,” fluister ik, mijn stem amper hoorbaar, en ze glimlacht, een belofte in haar ogen.

Ze rijdt een stukje verder, parkeert langs een rustige zijweg, en draait zich weer naar me toe. Haar hand glijdt van mijn dij naar mijn wang, haar duim strijkt over mijn onderlip, en ik hap naar adem, terwijl mijn hele lijf tintelt. “Mag ik?” vraagt ze, haar stem hees, en ik knik, terwijl ik mijn ogen sluit als ze voorover leunt. Haar lippen raken de mijne, zacht eerst, een voorzichtige kus die naar koffie en iets zoets smaakt. Dan drukt ze harder, haar tong glijdt langs mijn onderlip, en ik open mijn mond en laat haar binnen. Onze tongen dansen, nat en warm, en ik kreun zacht, mijn handen die instinctief naar haar haar reiken, haar blonde lokken zacht tussen mijn vingers. Haar hand glijdt naar mijn nek, trekt me dichterbij, en ik voel haar adem versnellen, haar borsten die tegen de mijne drukken door onze kleren heen.

Julie’s lippen verlaten de mijne, en ik voel de warmte van haar adem nog op mijn huid terwijl ze zich terugtrekt, haar hazelnootbruine ogen die glinsteren in het zachte licht van de Range Rover. Mijn hart bonkt in mijn borst, mijn lippen tintelen van onze kus, en mijn vingers zitten nog verstrengeld in haar blonde haar, zacht en warrig onder mijn aanraking. Haar hand rust op mijn nek, haar duim strijkt loom over mijn kaak, en ik kan amper geloven dat dit echt gebeurt – dat zij hier is, zo dichtbij, terwijl haar parfum mijn hoofd vult. Maar dan klinkt er een zachte ping van mijn telefoon in mijn tas, een herinnering aan de wereld buiten deze auto, en ik voel mijn maag samentrekken. “Oh,” mompel ik, mijn stem, schor en een beetje buiten adem, “mijn pauze… die is bijna voorbij.”

Julie’s wenkbrauwen gaan iets omhoog, een speelse glimlach die om haar lippen speelt terwijl ze haar hand langzaam laat zakken, haar vingers die nog even langs mijn schouder strijken voor ze ze op haar eigen schoot legt. “Jammer,” zegt ze, haar stem laag en warm, een toon die mijn wangen weer rood maakt. “Ik had je graag langer gehouden.” Ik bloos nog dieper, terwijl mijn ogen naar mijn handen flitsen, die nu nerveus in mijn schoot friemelen. “Ik moet weer aan het werk,” zeg ik zacht, bijna verontschuldigend, alsof ik haar teleurstel. “Maar… ik ben om elf uur klaar. En vandaag heb ik geen colleges.” Mijn stem trilt een beetje, en ik durf haar niet aan te kijken, bang dat ze mijn hoop zal zien, die stille vraag die ik niet hardop durf te stellen.

Ze leunt iets naar me toe, haar parfum – jasmijn en sandelhout – zweeft weer naar me toe, en ik voel haar ogen op me, doordringend maar teder. “Elf uur, hmm?” zegt ze, haar toon peinzend, alsof ze iets overweegt. Dan glimlacht ze, breder nu, en haar hand vindt de mijne weer, haar vingers sluiten zich om mijn knokkels in een zachte, zelfverzekerde greep. “Dan sta ik om elf uur hier weer,” zegt ze, haar stem een belofte die mijn hart sneller doet kloppen. “En dan gaan we samen een stukje rijden. Wat denk je daarvan?” Haar duim wrijft over mijn hand, een kleine, intieme beweging die een warme tinteling door mijn arm stuurt, en ik voel mijn adem stokken. Een stukje rijden met haar – alleen wij tweeën, in deze auto, na die kus. Mijn hoofd tolt, maar ik knik, mijn lippen die krullen in een onzekere glimlach. “Ja… dat lijkt me fijn,” fluister ik, mijn stem amper hoorbaar boven het zachte gebrom van de motor.

Ze lacht zacht, een warme klank die de spanning in mijn lijf een beetje breekt, en ze laat mijn hand los, haar vingers strijken nog een laatste keer langs de mijne. “Mooi,” zegt ze, en ze start de auto weer, haar ogen die twinkelen van iets ondeugends. “Dan breng ik je nu terug, zodat je baas geen reden heeft om te klagen.” Ik glimlach nerveus, terwijl ik mijn tas steviger vastgrijp terwijl ze terugrijdt naar het tankstation. De rit is kort, te kort, en als we stoppen bij de parkeerplaats, voel ik haar blik weer op me, zwaar en uitnodigend. “Tot elf uur, Evi,” zegt ze, haar stem een zachte streling, en ik knik, mijn wangen gloeiend als ik uitstap, mijn benen die nog wiebelen van alles wat er net gebeurde.

De deur van de Range Rover sluit met een zachte klik achter me, en ik kijk haar na terwijl ze wegrijdt, haar auto die glanst in de ochtendzon. Mijn lippen voelen nog steeds de hare, warm en nat, en mijn hart bonkt in mijn keel terwijl ik terugloop naar Starbucks. De komende uren zijn een waas – ik giet koffie en schuim melk, glimlach naar klanten, maar mijn gedachten zijn bij haar. Haar tong die langs mijn lippen gleed, haar hand op mijn nek, haar belofte van elf uur. Mijn collega vraagt of ik me goed voel, en ik mompel iets over moe zijn, maar de waarheid is dat ik bruis, mijn lijf tintelt van verwachting. Elke keer dat de klok dichter bij elf uur tikt, voel ik die warme gloed in mijn onderbuik groeien, dezelfde die me vannacht over de rand duwde.

Als mijn dienst eindelijk eindigt, trek ik mijn schort af, mijn handen die trillen terwijl ik mijn tas pak. Ik stap naar buiten, de koude lucht prikt tegen mijn verhitte wangen, en daar staat ze – haar Range Rover precies op tijd, en wacht op mij. Julie stapt uit, leunt tegen de auto met een glimlach die mijn knieën slap maakt, en ik weet dat dit meer is dan een ritje. Dit is het begin van iets groots, iets wat mijn dromen vannacht ver zal overtreffen.

Ik stap in Julie’s Range Rover, de geur van leer en haar parfum – jasmijn en sandelhout – vult mijn neus terwijl ik de deur dichttrek. Mijn tas ligt op mijn schoot, mijn handen knijpen nerveus in de riem, en ik voel mijn hart bonken als ze me aankijkt met die hazelnootbruine ogen, glinsterend van iets warms en speels. “Klaar?” vraagt ze, haar stem zacht maar met een randje dat mijn wangen rood maakt. Ik knik, mijn lippen die krullen in een onzekere glimlach, en ze start de motor, haar handen die zelfverzekerd om het stuur liggen terwijl we de parkeerplaats van het tankstation verlaten. De wereld buiten glijdt voorbij – vrachtwagens, kale bomen, de grijze snelweg – maar binnen deze auto voelt het alsof we in een cocon zitten, alleen zij en ik.

Ze rijdt zonder haast, haar vingers die tikken op het stuur in een rustig ritme dat mijn zenuwen een beetje kalmeert. “Ik dacht dat we een stukje langs de rivier konden gaan,” zegt ze, terwijl haar ogen even naar mij flitsen voor ze weer op de weg richten. “Het is mooi daar, en rustig.” Haar stem is melodieus, een zachte uitnodiging, en ik mompel een “Klinkt goed,” mijn stem die trilt van de spanning die nog in mijn lijf zit na die kus van eerder. De stad maakt plaats voor smallere wegen, en al snel zie ik de rivier naast ons glimmen in de februarizon, het water traag en zilverachtig onder een bleke hemel. Julie zet de radio aan, een zachte jazzmelodie vult de ruimte, en ik voel mijn schouders een beetje ontspannen, ook al blijft mijn hart snel kloppen.

Ze kijkt weer naar me, haar glimlach teder nu, en haar rechterhand verlaat het stuur en rust even op mijn knie. Haar vingers zijn warm door de stof van mijn jeans heen, en ik voel een tinteling omhoog schieten, recht naar mijn onderbuik. “Je bent stil,” zegt ze, haar duim wrijft zacht over mijn knie, een kleine, intieme beweging die mijn adem doet stokken. “Gaat het?” Ik slik, mijn keel droog, en knik snel. “Ja, ik… ik ben gewoon…” Mijn woorden haperen, en ik lach nerveus, terwijl mijn ogen op haar hand gericht zijn. “Ik weet niet wat ik moet zeggen.” Ze lacht zacht, een warme klank die door me heen trilt, en haar hand knijpt lichtjes in mijn knie voor ze die weer op het stuur legt. “Je hoeft niets te zeggen, Evi. Ik vind het fijn om gewoon bij je te zijn.”

Mijn wangen branden, en ik voel die warme gloed weer, dezelfde die me vannacht overspoelde. De weg kronkelt langs de rivier, en Julie wijst naar een paar eenden die over het water glijden, haar stem luchtig als ze een verhaal vertelt over hoe ze vroeger met haar vader hier kwam vissen. Ik luister, gefascineerd door hoe haar gezicht oplicht, haar elegantie even vervangen door iets speels en alledaags. Maar mijn ogen dwalen steeds naar haar lippen, hoe ze bewegen, hoe ze vanochtend tegen de mijne voelden – zacht, nat, hongerig. Mijn vingers friemelen met de riem van mijn tas, en ik stel me voor hoe het zou zijn om haar weer te kussen, hier, nu, met de rivier als stille getuige.

De Range Rover staat stil langs het uitkijkpunt, de rivier glinstert traag in de verte, en de stilte in de auto is zwaar, geladen met iets wat mijn adem versnelt. Julie draait zich naar me toe, haar donkergrijze jurk ritselt zacht tegen de leren stoel, en haar hazelnootbruine ogen vinden de mijne, donker en intens, een stille honger die mijn hart in mijn keel doet kloppen. “Ik heb hier de hele ochtend aan gedacht,” zegt ze, haar stem hees en laag, een fluistering die mijn huid laat tintelen. Haar hand reikt naar mijn gezicht, haar vingers strijken over mijn wang, en haar duim rust op mijn onderlip en wrijft er langzaam overheen, een zachte druk die mijn mond doet trillen. Ik hap naar adem, terwijl mijn lippen iets openen onder haar aanraking, en ik voel een warme golf door mijn onderbuik trekken. “Ik ook,” fluister ik, mijn stem rauw en amper hoorbaar, en dat is alles wat ze nodig heeft.

Ze leunt voorover, haar parfum – jasmijn en sandelhout – vult mijn longen als haar gezicht dichterbij komt, en dan raken haar lippen de mijne, zacht eerst, een voorzichtige streling die naar koffie en iets zoets smaakt, een warme gloed die mijn hele lijf opslokt. Mijn ogen vallen dicht, en ik voel hoe haar lippen zich steviger tegen de mijne drukken, voller nu, nat en warm terwijl ze haar hoofd kantelt, onze monden die perfect in elkaar passen. Haar tong glijdt traag over mijn onderlip, een natte, plagende streek die mijn adem doet stokken, en ik open mijn mond verder en laat haar binnen met een zachte kreun die ik niet kan tegenhouden. Haar tong vindt de mijne, zacht en glibberig, en ze duwt hem dieper, proeft me met een hongerige draai die mijn hoofd licht maakt. Het is nat, rommelig, een dans van tongen die tegen elkaar wrijven en zuigen, en ik proef haar speeksel, warm en zoet, vermengd met de mijne terwijl onze lippen smakkend tegen elkaar bewegen.

Mijn handen reiken instinctief naar haar, mijn vingers grijpen haar schouders en knijpen in de stof van haar jurk, en ik voel de warmte van haar lichaam erdoorheen, haar spieren die zich aanspannen onder mijn aanraking. Haar hand glijdt van mijn wang naar mijn nek, haar nagels schrapen licht over mijn huid, een prikkelende lijn die me kippenvel geeft, en ze trekt me dichterbij, onze borsten die tegen elkaar drukken door onze kleren heen. Ik voel haar adem versnellen, korte, hete pufjes tegen mijn lippen terwijl ze me harder kust, haar tong nu sneller, dieper, draaiend rond de mijne in een natte, gulzige dans. Mijn kreun wordt luider, een rauw “Mmm” dat uit mijn keel rolt, en ik duw mijn tong terug tegen de hare, wrijvend, stotend, proevend hoe ze smaakt – een mix van cappuccino en iets uniek haar, iets wat mijn lijf doet trillen.

Haar vrije hand vindt mijn dij, haar vingers spreiden zich over mijn jeans, knijpen stevig terwijl ze me nog dichter naar zich toe trekt, mijn heupen die kantelen op de stoel. Ik voel haar borsten tegen de mijne, haar harde tepels die prikken door de stof van haar jurk, en mijn eigen tepels reageren, die verstijven onder mijn trui, pijnlijk gevoelig tegen mijn bh. Haar lippen verlaten de mijne even, zuigen kort op mijn onderlip, een natte, smakkende kus die een zachte “Oh” aan me ontlokt, en dan duikt ze weer naar binnen, haar tong glijdt langs mijn tanden en zoekt de mijne opnieuw, en we versmelten in een chaos van natte warmte, speeksel dat langs mijn kin druppelt, onze adem hijgend en onregelmatig. Haar hand in mijn nek knijpt harder, haar duim drukt tegen mijn slagader, voelt mijn bonkende hartslag, en ik hoor haar zacht kreunen, een laag, gutturaal geluid dat mijn onderbuik laat samentrekken, een pulserende hitte die mijn slipje nat maakt.

Ik verlies mezelf in haar, mijn tong wrijft wild tegen de hare, mijn lippen zuigen op haar bovenlip, en ik proef het zweet dat zich mengt met haar zoetheid, een zilte rand die me duizelig maakt. Mijn vingers glijden van haar schouders naar haar haar, grijpen de blonde lokken en trekken lichtjes terwijl ik haar dichterbij wil, meer van haar wil. Haar hand op mijn dij schuift hoger, haar duim strijkt gevaarlijk dicht langs de naad van mijn jeans, en ik voel een schok door mijn clitoris gaan, een natte, hunkerende puls die me doet hijgen tegen haar mond. Onze kus wordt slordiger, wanhopiger, tanden die per ongeluk tegen elkaar tikken, lippen die glanzen van speeksel, en ik voel haar borsten rijzen en dalen tegen de mijne, haar adem heet en snel terwijl ze mijn naam mompelt – “Evi” – een fluistering die in mijn mond trilt.

Ze trekt zich eindelijk terug, haar lippen rood en opgezwollen, glanzend van onze kus, en haar ogen zijn donker, bijna zwart van verlangen, haar adem hijgend terwijl ze me aankijkt. Een dun sliertje speeksel verbindt onze lippen nog even, breekt als ze verder leunt, en ik voel mijn eigen lippen kloppen, nat en gevoelig. Haar duim veegt over mijn kin, wist het vocht daar weg, en ze glimlacht, ademloos en triomfantelijk. “Je maakt het moeilijk om te stoppen,” zegt ze, haar stem schor, haar hand die nog in mijn nek rust, haar vingers strijken loom over mijn bezwete huid. Ik lach nerveus, mijn wangen gloeiend, mijn lijf trillend van de nasleep. “Jij ook,” fluister ik, mijn stem rauw, en ze lacht weer, haar hand glijdt naar mijn dij, knijpt nog een laatste keer voor ze zich terugtrekt, waardoor we beiden een moment krijgen om te ademen.

Ik blijf nog even staan nadat ik ben uitgestapt, mijn ogen volgen de glanzende achterkant van haar Range Rover tot die om de hoek verdwijnt, en mijn vingers glijden naar mijn lippen, strijken over de plek waar haar tong de mijne raakte – nat, warm, een smaak die nog in mijn mond hangt. Mijn hart bonkt, een wilde mix van opwinding en zenuwen, en ik voel die warme gloed weer door mijn onderbuik trekken, dezelfde die me vannacht over de rand duwde. La Perle. Vanavond. Met Julie. Het voelt als een droom, maar haar parfum – jasmijn en sandelhout – zweeft nog om me heen, een stille belofte dat dit echt is.

Ik draai me om en loop terug naar mijn fiets, mijn benen nog een beetje wiebelig, mijn tas die zwaait over mijn schouder. De koude februari lucht prikt tegen mijn verhitte wangen, maar ik merk het amper – mijn hoofd is al bij vanavond, bij haar ogen die me aankijken over een kaarsverlicht tafeltje, haar hand die misschien weer de mijne vindt. Thuis, in mijn kleine, rommelige kamer, zal ik me klaarmaken, maar nu… nu voelt alles nog te groot, te nieuw. Ik haal diep adem, stap op mijn fiets, en begin te trappen, terwijl de wind langs mijn gezicht snijdt terwijl mijn gedachten tollen.

Maar dan, net als ik de hoek om ga, zie ik iets uit mijn ooghoek – een glimp van zwart metaal, een auto die langzaam rijdt, te langzaam, en mijn adem stokt. Het is niet haar Range Rover, maar iets aan de manier waarop hij achter me aan lijkt te rijden, maakt mijn maag draaien. Is het toeval? Of… kijkt iemand naar me? Ik trap harder, mijn hartslag versnelt, en ineens voelt de middag niet meer alleen maar warm en veelbelovend. Wat als er meer is dat ik niet zie, iets wat Julie’s wereld met zich meebrengt? Ik schud mijn hoofd, zeg tegen mezelf dat ik paranoïde ben, maar als ik achterom kijk, is de auto nog steeds daar, een schaduw die me volgt tot ik de straat van mijn kamer insla – en dan, abrupt, verdwijnt.

Ik stop bij mijn deur, met hijgende adem, mijn vingers die trillen terwijl ik mijn fiets op slot zet. Mijn ogen schieten nog een keer de straat in, maar het is stil, leeg. Toch blijft dat gevoel hangen, een koude rilling die zich mengt met de hitte van Julie’s kus. Vanavond wordt bijzonder, dat weet ik zeker – maar wat als er meer op me wacht dan alleen een diner?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...