Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 09-10-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 2584
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 72 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 393
Met de auto in de garage lieten we eerst Mocca uit. Die deed het een beetje kalm aan, waarschijnlijk nog wat stijfjes van al het gestoei met Bengel. Maar goed, een dappere drol kwam er wel uit. Vervolgens de drie weekendtassen naar boven brengen en eenmaal binnen plofte ik op de bank. “Zo. Nu even uitpuffen hoor… Het was best wel druk op de weg.”
Een zoentje op mijn hoofd was de beloning. “Je bent een prima chauffeur. Ik heb heerlijk kunnen slapen in de auto. Zal ik nu een bakje koffie voor je maken? Heb je wel verdiend omdat je me zo comfortabel hebt thuisgebracht.” Ik knikte. “Lijkt me wel lekker, mevrouw Jonkman. En ik ruik dat parfum van je nog steeds… Is ook lekker.” Ze giechelde. “Ik verdenk een van de dames Boogman ervan dat ze ook informatie hebben ingewonnen bij Denise. Of wellicht Angelique. Vannacht hielden ze echter hun mond stijf dicht.” Ik bromde: “Zeldzaam… Zouden meer vrouwen moeten doen…” Een tik op mijn hoofd was de volgende beloning. “Oppassen jij! Macho…”

Vijf minuten later had ik een lekkere kop koffie voor me staan; Joline warme melk. “Ik ga, als we de troep hebben opgeruimd, nog even slapen, Kees.” Ze giebelde. “Het was vannacht inderdaad net zo’n pyjama-party als op de lagere school. Dan denk je dat iedereen een beetje in slaap gesukkeld is, en vervolgens hoor je een giechel ergens vandaan komen, waar dan weer commentaar op komt. En dan duurt het weer een half uur voor het weer een beetje stil is, en dan een grap vanuit een andere hoek van de kamer…”
“Poe… Blij dat ik dat niet meegemaakt heb. Bij ons was het na een paar minuten stil; ik sliep al voordat Fred z’n machinerie startte. Gelukkig.” Ze legde een hand in mijn nek. “Jaja… Slapen wanneer je slapen kunt, hé? Dat kennen wij vrouwen niet. Bij ons is het meer ‘Kwebbelen wanneer er geen kerels in de buurt zijn.’ Is ook heel gezellig.” Ik keek haar over mijn mok aan. “Jolien, jij zei in de auto dat het ‘waardevol’ was met de meiden… Vertel eens…”

Ze keek voor zich uit. “Een deel, Kees. We hebben elkaar beloofd dat een deel van de conversatie binnen die muren zou blijven. Greet en Anita vertelden hoe moeilijk zij het gehad hebben om, ook voor zichzelf, te erkennen dat ze lesbisch waren. En dat uiteindelijk te aanvaarden. Die twee zijn best eenzaam geweest voor ze elkaar leerden kennen. En Greet wilde aan zichzelf bewijzen dat ze niét lesbisch was; kreeg verkering met een knul toen ze een jaar of negentien was.
En een paar maanden daarna is ze met hem naar bed geweest. Enfin, het bekende verhaal: de knul gaat veel te snel, komt klaar, mompelt iets van ‘Dank je wel het was lekker, schat’, kleedt zich aan en nokt af, Greet in grote verwarring en huilend achterlatend. De dag daarna heeft ze de verkering verbroken met in haar hoofd maar één gedachte: ‘Dit nooit meer!’ En vervolgens heeft ze alle kerels die in haar leven langskwamen en pogingen deden om haar te versieren luid en duidelijk laten weten ‘niet beschikbaar’ te zijn. Dat duurde vier jaar. Vier jaar waarin ze zich helemaal op haar studie aan het Conservatorium heeft gewijd. En toen liep ze Anita tegen het lijf…”
Joline glimlachte. “De details daarvan vertel ik niet, Kees. Heb ik beloofd.” Ik knikte. “Dan wil ik ze ook niet horen, schat. Wat is wel weet is dat ze, toen ze tegen me vertelde dat ze lesbisch was een opmerking maakte dat ze ervaring met een man had gehad. En dat dat meteen de laatste keer was. En dat kwam er behoorlijk bitter uit.” Joline knikte. “In een gesprek met jou en haar neefje Hendrik, toch? En dat jij toen droog zei dat je niet, herhaal: niét stapelverliefd op haar was… Toen ze dat vertelde gierden alle meiden in mijn kamertje van het lachen, Anita het hardst.”
“Blij toe dat een simpele opmerking van mij, een jaar na dato, toch nog enige amusementswaarde heeft, schat. Als ik geen emplooi meer kan vinden als ingenieur, kan ik wellicht nog als cabaretier aan de slag. Samen met Fred. Zou een onverslaanbaar duo zijn, denk ik…” Joline humde sarcastisch. “Jaja… Jij de grappen vertellen en Fred ze omgeven met militaire schuttingtaal zeker? Echt niet. Probeer dat overmorgen maar, op de KMA. Eens kijken wat die generaal daarvan vindt. En nu gaat dit meisje een slaapje doen. Maak me rond twee uur maar wakker, schatje. Niet later, anders slaap ik vannacht niet.” Ze zag mijn blik en snauwde: “Nee, dan gaan we geen andere dingen doen, Kees Jonkman!” Ik grinnikte. “Je kent me veel te goed, Jolien. Maarre… als jij de binnenkant van je oogleden gaat bekijken, bel ik Brecht op of we samen de dienst kunnen doornemen. Anders moet dat vanavond, en dan ben jij nét weer fris, fruitig en gereed om leuke dingen te doen, en dan moet ik me bezig houden met een andere vrouw… Geen zin in.”
Ze bromde: “Nou vooruit dan maar. Die argumenten zijn wel redelijk goed.” Ze kuste me. “Lekker toeteren met Brecht, jij. Ik zal er morgen van genieten. Ik neem Mocca wel mee naar de slaapkamer; die is vandaag redelijk ‘op’, denk ik.” De hond was na binnenkomst rechtstreeks naar zijn mand gesjokt, er in geploft en vrijwel meteen in slaap gevallen.

“Mocca!”
Er ging één oog open.
“Mocca, kóm!”
Twee ogen open, maar verder geen reactie. Joline liep de slaapkamer in.
“Mocca: zoek Joline!”
Kijk, nu kwam er wel beweging: Mocca stond op, rekte zich uit en trippelde de slaapkamer in.
“Goed zo. Brave hond… Kleedje!”
Bónk…

De slaapkamerdeur ging dicht en ik wist dat Mocca nu op zijn kleedje voor het bed lag. Prima…
Ik belde Brecht. “Hoi dame… Bel ik gelegen?”
Enigszins gedempt hoorde ik: “Sorry Kees, ik nam nét een hap van een broodje kaas.”
“Lekker… Geniet ervan. Maar wat ik vragen wil: gaan wij nog even samen oefenen vanmiddag? Vanavond kan ik helaas niet.”
“Da’s prima! Hoe laat?”
“Nou, zodra jij je broodje kaas op hebt natuurlijk…”
“Ja zeg, mag ik even rustig eten? Het leven van een studente is al zo zwaar. Over een uurtje bij de kerk, oké?”
“Is goed. Dan eet ik nog wel een paar broodjes kaviaar. Verschil moet er zijn.”
Sarcastisch klonk: “Kaviaar, notabene… Doe maar duur. Volgens mij sta jij weer eens enorm te bluffen, meneer!”
Ik grinnikte. “Oké, oké… Maar ik ga wel een broodje ei eten.”
“Nou, eet smakelijk dan maar! En denk er aan: goed kauwuh, zodat ‘t etuh geleikmatuh in je bloed komp!”
“Hé, jij kent van Kooten en de Bie! Goed zo… Er is nog hoop voor deze wereld!”
Ze gniffelde. “Dankzij de lessen ‘culturele vorming’ op de HAVO. Maarre… mijn broodje wordt oud, tot over een uur!”
Ze hing op.

En ik maakte dus maar wat boterhammen klaar. Met inderdaad een gekookt eitje er op. Daarna de bugel even nakijken… Vijfenvijftig minuten later stond ik bij de kerk te wachten. En te wachten… Tien minuten later kwam Brecht op de fiets aan rijden. Demonstratief keek ik op m’n horloge.
“Goede avond mevrouw…” Ze keek verwonderd. “Avond?” “Ja. Als je nóg later was geweest was het al avond geworden.” Ze zette haar fiets op slot en opende de kerkdeur. “Je lijkt Greet wel…” Ik grinnikte. “Mevrouw Zwart en ik hebben een paar jaar gemeenschappelijke achtergrond, weet je nog? Defensie. En onder andere één uitdrukking is daar naar binnen gestampt: ‘Militaire tijd is vijf minuten vóór tijd’.”
Ze zuchtte demonstratief. “Ja, dat heb ik wel eens meegekregen, geloof ik. Kom, aan ’t werk.”
We namen de liederen samen door. Hier een kleine wijziging, daar een couplet harder of juist rustiger… Beiden maakten we aantekeningen. En bij sommige liederen moest ik als ‘registrant’ optreden; Greet bediende de registers meestal zelf, behalve als het écht niet lukte omdat ze haar handen teveel nodig had. Brecht miste die behendigheid nog een beetje. Nou ja, zolang als ik niet met de bugel bezig was, kon dat prima.
Na een uurtje keken we elkaar aan. “Nou, volgens mij zijn we er klaar voor, Kees.” “Bijna. Wat speel jij voor de dienst?” “Ik improviseer wel wat, denk ik. Het intochtslied leent zich daar wel voor.” Dat lied was: ‘Wij komen hier ter ere van uw Naam…’ en ik knikte.
“Ja. Mooie melodie. Maak je daar weer een fuga van? Dat deed je vorige week prachtig!” Ze haalde haar schouders op. “Weet ik nog niet. Als ik ga improviseren lig ik de avond te voren in bed en werk ik in gedachten wat uit. Of dat nu een fuga is of ‘zomaar’ de melodie met wat tierelantijntjes… Ik heb dan iets in gedachten en de volgende ochtend, voor de dienst probeer ik even iets. En als dat lukt laat ik gewoon mijn gedachten los en speel ik. Zo werkt dat bij mij.”
Ik keek haar aandachtig aan. “Besef je dat je daar héél zuinig op moet zijn? Er zijn niet veel musici die dat kunnen, Brecht.” Weer een schouderophalen. “Dat doe ik al vanaf m’n tiende, Kees. Vind ik leuk. Spelen met de muziek, luisteren naar wát je speelt terwijl je handen en voeten gewoon hun gang gaan. Bekende akkoorden, zodat de gemeente iets van de melodie herkent, maar toch elke keer verrast wordt door een andere twist in de muziek…”
Ze lachte. “En de bugelist die ernaast staat ook.” Ik bromde wat, en vroeg toen: “En wat speel je na de preek? Heeft Richard je het thema van de preek al gegeven?” Ze keek verwonderd. “Ehh… Nee. Waarom zou hij dat doen?”
“Om jou in staat te stellen om iets toepasselijks te spelen tijdens het ‘meditatief moment’ na de preek. Het staat zo slordig als hij gepreekt heeft over ‘Als iemand u op de linkerwang slaat, keer hem ook de rechter toe’ en jij gaat tijdens dat meditatieve moment vól op het orgel, alle registers uit met de melodie van ‘Voorwaarts Christenstrijders’… Weinig gelegenheid tot meditatie voor deze gemeente en een zwaar contrast met de preek van Richard. Dan krijg je na de dienst nóg een preek, denk ik.” Brecht lachte even.
“Hoe gaat die melodie dan? Ben ik wel benieuwd naar…” Ik pakte mijn telefoon en zocht op Youtube. Even later had ik ‘m gevonden, een uitvoering in een Amerikaanse kerk. Volume flink hard… En de marsmelodie knálde uit het speakertje. Na het eerste couplet zette ik de telefoon uit en Brecht lachte. “Ja, dan wordt er niet gemediteerd, vrees ik. Je hebt gelijk. Ik bel de dominee even…” Ze toetste een nummer in op haar telefoon.

“Dag dominee, met Brecht Solinge. Bel ik gelegen?”
Ik hoorde de stem van Richard. “Hoi Brecht. Zeg het maar.”
“Dominee, ik mag morgen de dienst muzikaal ondersteunen… Graag zou ik willen weten waar u over preekt, zodat ik iets toepasselijks kan spelen na de preek.”
“Oei… De tekst waar ik over ga preken die heb je al; de roeping van de discipelen door Jezus, aan het begin van zijn rondreis door Israël. In feite een preek voor één van de eerste zondagen na Kerst, maar… En waar ik uitkom: ik weet het nog niet. Dat vormt zich tijdens het schrijven van de preek en het lezen van allerlei commentaren op de tekst.”
Ik moest lachen; bijna hetzelfde als de manier waarop de improvisaties van Brecht ontstonden.
“Wie hoor ik daar op de achtergrond ginnegappen, Brecht?”
“Dat is Kees Jonkman, dominee; we zitten in de kerk, zijn even aan het oefenen.”
“Oefenen? Greet staat toch op het rganistenrooster? Ik heb haar ten minste de orde van dienst gestuurd... Is er wat met haar?”
Ik boog me naar de telefoon.
“Hoi Richard. En nee, er is niks met Greet, behalve dat ze wellicht nog moet uithijgen van een nogal pittig Sinterklaasfeest bij mijn schoonouders. Zij zit morgen wél hier boven, maar dan als trainer en coach van Brecht en van mij.”
“Oké… Maar Kees: zorg jij dat Greet morgen niet helemaal is afgedraaid en uitgeput? Anders krijg je met mij te maken, denk er aan; ik ben uiterst zuinig op goeie organisten!”
“Nou, wees dan maar net zo uiterst zuinig op mevrouw Solinge hier naast me. Want die is er morgen van. Als het goed is, speelt Greet geen noot op dat mooie orgel van jullie.”
“Nou, we horen het wel. Ehh Brecht: kun jij een beetje uit de voeten met die tekst?”
Ze keek ondeugend. “Alleen uit de voeten? Dat klinkt een beetje kaal, dominee. Mag ik m’n handen ook gebruiken?”
“Je bent als net zo bijdehand als Greet. Ja, dat mag. Enne… Brecht: hou eens op met dat ‘dominee’. Als jij morgen speelt, gaan we op voet van gelijkwaardigheid met elkaar om. Wat jij doet, kan ik absoluut niet, wat ik doe… nou ja, daar heb ik ook wat jaren studie aan besteed, zeg maar. Ik heet Richard, maar dat wist je al lang. Oké?”
Ze kleurde. “Is goed… Richard.”
“Dat klonk nog wat aarzelend, maar vooruit. Is Kees nog bij je?”
Ze gaf de telefoon aan mij.
“Kees hier...”
“Wees jij ook een beetje zuinig op Brecht?”
“Zeker weten. Enfin, dat hoor je morgen wel. See you, Richard.”
“Tot morgen, Kees. Prima om met jullie samen een mooie dienst ervan te maken.”
Hij verbrak de verbinding.

“Nou, dat wordt lang nadenken in bed, vanavond Brecht…” Ze keek ondeugend. “Waarover, Kees?” “Over je improvisatie na de preek, kletskous. Niet over knappe jongens, dat doe je maar in je eigen tijd.”
Even vertrok ze haar gezicht en ik zei: “Sorry. Dat lag misschien nog té gevoelig?” Ze schudde haar hoofd. “Nee. Die knul is verleden tijd. Over en uit. De looser. Oh, wat ben ik stoer… Het ene na het andere meisje proberen te versieren. Maar ondertussen is zijn reputatie aardig om zeep geholpen: een vriendin van mij, bij wie hij ook tussen de lakens probeerde te komen, heeft een nogal stevige pa. En die stelde het niet op prijs dat zijn dochter een paar weken terug plotseling het hele huis bij elkaar gilde, omdat hij haar probeerde uit te kleden zonder haar toestemming. Kortom: even later zat hij op het politiebureau. Sinds die tijd loopt hij als ‘Remy’ door de school.”
Ik trok een wenkbrauw op. “Remy? Wie of wat…?” “Ken je het boek ‘Alleen op de wereld’ van Hector Malot? De hoofdpersoon van dat boek heet Remy. Vandaar.”

Ze keek even grimmig, wees toen naar het orgel. “Sinds mijn fout met hem is dít mijn vriend geworden, Kees. Ik kan er heel veel mee, haal er troost uit als ik lekker speel of moeilijke stukken tóch goed lukken. Heerlijk.” Ik knikte. “Ik begrijp je. Ik kan mezelf ook helemaal verliezen in de muziek. Maar ben daarna weer enorm blij dat ik mijn vrouw weer kan omhelzen, Brecht.” “Dat begrijp ik wel… Zo’n knappe dame…” Ik schudde mijn hoofd. “Op zo’n moment zie ik Joline niet als ‘knappe dame’. Ik zie m’n buddy, m’n soulmate, de vrouw van wie ik over zestig wil winnen bij de wekelijkse bingo in het verzorgingshuis en van bij wie ik elke dag de steunkousen mag aantrekken…” Brecht schoot in de lach. “Nou, da’s een mooie liefdesverklaring… Die ga ik onthouden! Als er ooit een knul bij mij een aanzoek doet en op één knie voor me zit en vraagt of ik met ‘m wil trouwen… Vraag ik ‘m op de man af of hij dan ook bereid is om over zestig jaar m’n steunkousen aan te trekken. Als hij dan een smerig gezicht trekt, weet ik dat hij de verkeerde is.”
Ik grinnikte. “Zó bont heb ik het niet gemaakt bij Joline, maar wij zitten elkaar wél regelmatig te sarren wie het eerste potje bingo in het bejaardentehuis gaat winnen. Ik denk dat het Joline wordt, want die is ten eerste nogal goed met cijfers, maar bovendien ben ik vier en een half jaar ouder dan zij, en dat tikt aardig aan als je boven de tachtig bent…” Ze grinnikte nog wat na, maar pakte toen het liedboek, bladerde wat door het alfabetisch register en zei toen: “Já! Dat wordt ‘m!” Ze zocht het lied op en even later had ik het voor me: ‘Jezus die langs het water liep – En Josef en Andreas riep…’ Een leuke, beetje staccato melodie bij de eerste regels, die verderop echter overging in een wat vloeiender melodielijn. “En wat maak je daarvan, Brecht?” Ze draaide naar het klavier. “Zoiets, denk ik…”
Ze begon simpel met de eerste regels. Rechterhand, één vinger, gespeeld op een Fluit 4. Na de tweede regel kwam er een tweede vinger aan de rechterhand bij, die het thema overnam. Toen een vinger van de linkerhand, een octaaf lager en uiteindelijk ook het pedaal. Wéér een soort fuga, maar heel lichtvoetig. De laatste twee regels speelde ze zonder fuga, maar heel rustig, bijna kabbelend, om na twee minuten te eindigen met een zacht slotakkoord. En weer: zonder muziek, haar ogen dicht, of kijkend naar de pijpen boven haar. Niet naar haar handen of voeten, die vonden bijna als vanzelf hun weg.
“Wauw… Je ziet de discipelen bijna opstaan en achter Hem aanlopen, Brecht. En hun eigen opinie’s en meningen zich uiteindelijk melodieus mengen in het tweede deel van het couplet…” Ze lachte verlegen. “Dank je wel. Dit vind ik zó leuk… En morgen klinkt het weer anders, dan heb ik er vannacht over na liggen denken en ben op ideeën gekomen… Veel leuker dan domweg de partituren spelen.”
“Hohoho mevrouw… Ook als je ‘domweg’ de partituren speelt, kun je als musicus je eigen twist aan de muziek geven, hoor. Dat is een nogal pittig lesje wat ik van Greet heb geleerd. Weet je: een jaar geleden speelde ik ‘fantasieloos’ volgens haar. Ja, ik speelde wat er op de partituur stond, maar niks meer of minder. En dan kreeg ik een preek. “Ja Kees, je speelt de nootjes, en dat doe je prima, maar je wilt of durft er niks van jezelf in te leggen. Wees eens wat expressiever, dúrf wat meer!”
Nou ja, toen gaf ik natuurlijk tegengas: dat er musici zijn die denken dat ze een werk van Bach of Händel kunnen ‘verbeteren’ door het vol te stoppen het trillers, vibrato en andere opsmuk… En dat ik daar een bloedhekel aan heb. De arrogantie ten top. En het muziekstuk wordt er niet mooier van… Kortom: voer voor een nogal pittige discussie, afgewisseld met stukken muziek waarvan ik vond dat de dames en heren musici zichzelf veel te veel op de voorgrond zetten en de componist in feite maar een zielige sloeber vonden; zij konden het véél beter…
Enfin, je kent Greet: die ging toen ook los en liet me stukken horen waarbij de dames en heren musici hele kleine nuances in een stuk in brachten. Nuances die de muziek op een veel hoger plan brachten en die hoogstwaarschijnlijk een klein, minzaam glimlachje op het normaal zo strenge gezicht van Herr Kapellmeister Johann Sebastian Bach hadden teweeg gebracht. Enfin, we vonden elkaar ergens in het midden. Sinds die tijd speel ik met wat meer gevoel, vindt onze strenge bugeljuf.”
Ze schaterde het uit. “Bugeljuf? Noem jij haar zo zonder dat je klappen krijgt?” Ik grinnikte. “Brecht even voor de goede orde: vanaf het begin dat we kennismaakten, voelden Greet en ik een ‘klik’. Natuurlijk door onze achtergrond: we zijn beiden militair, beiden Veteraan, hebben in dezelfde tijd in Bosnië gediend… Maar we zijn beiden ook redelijk recht-voor-z’n-raap. Als een van ons je niet mag, ben jij de eerste die het weet. En niet de rest van de wereld en jij als laatste. Ze is een schat van vrouw en ik ben dolblij voor haar dat de crisis met Anita vorige week op een hele goeie manier is geëindigd… O shit, nu praat ik m’n mond voorbij!”

Ik voelde dat ik rood werd. “Sorry, dat had ik niet moeten zeggen.” Ze knikte. “Ik weet wat er aan de hand was, Kees. Ik heb Greet zondagmiddag gebeld en kreeg ze samen aan de lijn. Want ik wilde ook weten wat er aan de hand was…” Er gleed een ondeugend trekje over haar gezicht en ik rook lont. “Je kreeg ze samen aan de lijn… Laat me raden…” Brecht knikte. “Ze lagen in bed. Wat ze deden toen ik belde weet ik natuurlijk niet, maar het was een relatief kort gesprekje. En ik hoorde dat jij haar ook had gebeld. ‘Alles in de hand, Brecht! Dank voor je belletje, maar maak je geen zorgen!’ En ik hoorde Anita er achteraan zeggen: ‘Jaja, alles in de hand? Hou je je een beetje in, Greet Zwart?’ en toen verbrak Greet de verbinding.”
Ik schoot in de lach. “Ik geloof dat ik er een beetje beeld bij heb… Zelfs met mijn lompe hetero Infanterie-voorkomen… Hahaha, wat een mop… Die heb ik gisteravond niet gehoord!” “Gisteravond? Ben je gisteren bij hen geweest dan?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Joline en ik hebben een forse vriendenclub. Een paar ken je, anderen niet. Maar de zussen Boogman, je weet wel, die twee bruine krullebollen en hun vrienden, mijn twee zussen en hun vrienden, mijn bud Fred en z’n vrouw, een paar lui van ons werk… ‘The Fabulous Fourteen’, zo noemden we ons.
En die veertien mensen vierden gisteren Sinterklaasavond bij de ouders van Joline. En mijn ouders waren er ook bij. En… we hadden Greet en Anita ook uitgenodigd.
Reden: Anita bekende tegen Joline dat ze in feite weinig ‘echte vrienden’ hebben. Ja, kennissen, collega’s, mensen hier uit de kerk, maar vrienden: nee. Misschien eng om een lesbisch stel als vrienden te hebben, ik weet ’t niet. Hoe dan ook: we hebben de rest van onze vriendenclub een appje gestuurd met de vraag of Greet en Anita erbij konden horen. De antwoorden: een unaniem: ja. Greet kenden de meesten al, hetzij van ons trouwen, hetzij uit onze verhalen. Anita nog niet, maar dat zou goedkomen.
Dus sinds gisteravond zijn ze lid van onze vriendengroep. Én: de ouders van Joline en mijn ouders ook. Nu dus 20 mensen. De nieuwe naam moet nog komen. Hoe dan ook: we hebben gisteren vreselijk met elkaar gelachen. En dan is de benaming ‘strenge bugeljuf’ nog bijzonder beschaafd, vergeleken met andere titels. En toen we gingen slapen, de dames in Joliens ouwe kamer en de heren in de gymzaal in de kelder, Daar waar de heren allemaal binnen het kwartier lagen te snurken, was er op Joline d'r ouwe kamertje een soort pyjamaparty die tot een uur of drie duurde. Niet zo gek met al die giebels… Vanmorgen zijn we rond tien uur uit Malden vertrokken naar huis. Joline ligt, as we speak, uit te slapen. En ik denk dat dat bij een aantal andere dames ook zo is. De watjes…”
Brecht dacht na. “Mooi, Kees. Ik heb een paar weken terug, na mijn… ahum… onderbreking van orgelles, een heel lang en goed gesprek met haar gehad. Geen toets aangeraakt, alleen maar zitten kletsen met elkaar. En niet als docent en leerling, maar als goede vriendinnen. En toen ook wat van haar geschiedenis gehoord. Niet fijn. We hebben soms samen zitten sniffen hier.” Ik knikte. “Ik dacht een paar weken terug al wat vochtvlekken op de orgelbank gezien te hebben…”
“Rótvent!” Brecht schoot uit en ik lachte haar uit. “Háp!” Ze bromde wat onverstaanbaars en toen: “Eens even kijken we we als afsluiting van de dienst kunnen spelen…” Ze bladerde in een partiturenboek. “Hé, ken jij de orkestsuite nr 3 van Bach?” “Kennen ja. Kunnen spelen? Ik heb de Suite op de G-snaar wel eens geprobeerd, maar miste toen een fatsoenlijke begeleiding. Dat was nog in het pré Greet tijdperk.” Brecht sloeg de partituur open.
“Dan gaan we die nú oefenen. Jij de partij voor de 1e viool. Dat is prima binnen het bereik van de bugel. En je kent de melodie, dus dat zou een makkie moeten zijn. Jij was toch van het exact nootjes lezen? Nou dan…” Ik keek in een stel lachende ogen. “Mevrouw Solinge, het is dat ik de begeleiding van de kerkdienst morgen niet in de war wil schoppen door je van dit balkon af te mieteren, maar anders…” Ze duwde een paar registers weg. “Zo. kalm aan, alleen op hout spelen. Het enige metaal is die toeter van je. En jij ook rustig aan graag. Ik tel af…”
Even later klonken de klanken van één van de meest bekende stukken van Bach door de kerk: de Suite op de G-snaar uit de 3e Orkestsuite, BWV 1068. 'Air' zoals het stuk in de hedendaagse tijd werd genoemd. Zo had Rick van der Linden het in de jaren '70 ten minste populair gemaakt, met zijn popgroep 'Ekseption'. Ik speelde uiterst rustig en beheerst. Maar na een paar maten stopte Brecht. “Dit gaat zo niet, Kees. Jij moet de muziek lezen en ik heb maar één partituur. Je staat recht in m’n oren te blazen en de kans op Tinnitus is voor een organist al behoorlijk aanwezig. Hoe doen we dat?”
Ik wees op de kast met muziek. “D’r is hier een nogal forse muziekbibliotheek Brecht. Ligt de suite daar ergens tussen?” Ze keek twijfelend en trok de kast open. Een redelijke bende van dikke muziekboeken tot en met losse blaadjes. “Foei. Ik dacht dat de Opperwachtmeester een beetje ordelijk mens was. Als ik bij één van mijn kerels zijn PGU-kast zo aantrof, was hij zwaar de sigaar!”
“De wat-voor-kast?” “PGU-kast. Kast voor de Persoonlijke Gevechts Uitrusting, oftewel de kast waar de militair al zijn groene spul bewaart. Momenteel moeten dat twee forse kasten zijn, want men heeft nogal wat spul. En er komt steeds meer bij. Maar dat terzijde: we hebben nog steeds geen 2e partituur.” Ze pakte het boek. “Ik spring wel even op de fiets. Drie straten verder is een boekhandel met een kopieer-apparaat. Als jij ondertussen de Senseo eens aanzwengelt… Ik heb wel zin in een bak koffie.”
“Zeker mevrouw… Wilt u er wellicht een koekje bij?”
“Nou… Dat zou wel lekker zijn, meneer…”
“Dan mag u dat zelf gaan kopen. Met uw uiterst riante organistenvergoeding die u straks opstrijkt, kan dat er wel af, denken wij zo.”
Ze keek sip. “De bakker zit een straat verderop, Kees.” “Nou dan is je Strava ook weer blij. Die calorieën die zo’n stuk slagroomgebak je oplevert, ben jij dan wel kwijt. En bij mij verdwijnen ze ook wel als ik blaas. Húp, aan de slag!”
Ze keek me sip aan. “Jij bent al net zo hard als Greet…” “Daarom mogen Greet en ik elkaar ook zo bijzonder graag, Brecht. Nou, wat doe je nog hier? Ik zie je nog, hoor je nog en ruik je nog. En proef nog steeds geen slagroomtaart. Rennen met je kadaver! Ik vermaak me wel met je vriendje.”
“Pardon?”
Ik wees op het orgel en ze zuchtte. “Zeker… Majóór!” “Goed zo, je leert het al.” Ze rende de trap af en verdween, het boek met de partituren onder de arm. Leuke meid… Even in die kast met muziek kijken. Ik hoorde mijn instructeur van het Schoolbataljon Zuid in gedachten al donderen:
‘Is dit een organische macro-biologische boerderij, of een PGU-kast op een nette kazerne, Jonkman? Moet je kijken: je helm komt verdomme uit zichzelf je kast uit marcheren, zoveel beesten zitten er nog in! En als je je vinger over je schoenen haalt, heb je voldoende rundvee-DNA bij elkaar geschraapt dat je er drie mega-stallen mee kunt vullen! Ben jij belazerd… Opnieuw! En om 17:00 her-inspectie!’

En dan kon recruut Jonkman zuchtend z’n uitrusting opnieuw schoonmaken en de kast opnieuw mesbreed inrichten, met de opbeurende gedachte dat het om 17:00 waarschijnlijk nóg niet goed was. En om 18:00 misschien… Als sergeant van Alphen ten minste fatsoenlijk gegeten had… En dan zaten de maten al lang thuis…
Al snuffelend in de kast vond ik toch enige vorm van ordening: alle partituren van Bach stonden of lagen op de bovenste plank. De andere componisten op de planken er onder, gescheiden door houten schotjes. Het zag er niet uit, maar als je het systeem eenmaal door had, was het makkelijk zoeken. En hoe waren de werken van Bach geordend… Verrek! Ze stonden of lagen zelfs op BWV-nummer. Ik spitte de papierwinkel door en jawel: bijna achteraan: BWV-1068! In gedachten nam ik alle lelijke woorden die ik tegen Greet zou uiten, terug.
Brecht nog over de jank helpen: demonstratief zette ik de muziek van de Suite op de lessenaar van het orgel. Zelfs de aantekeningen van Greet stond er op. Mevrouw Solinge zou me straks waarschijnlijk ernstig willen pijnigen, maar goed, kleinigheden hou je altijd. Nu naar beneden, de Senseo aanzetten, anders zou ze helemaal…
Vijf minuten later kwam Brecht de hal binnen. “Weet je wel dat het best lastig fietst met je handen vol met Bach en gebak, Kees?” Ik keek om. “Je had Bach ook op je bagagedrager kunnen zetten, Brecht. Gun de man ook een lolletje… Koffie?” Ze knikte. “Mét slagroomgebak! Als Gerard morgen die doos vindt, zal hij wel denken wie er heeft zitten snoepen terwijl hij er niet bij was…”
“Zijn probleem, Brecht. Lekker, hier was ik wel aan toe. Al dat geklets en geblaas… Jij hebt het maar makkelijk met je windmachine…” Ze snoof minachtend. “Had je maar orgelles moeten nemen, Kees. In plaats van zo’n bugel. Overigens wel een hele mooie bugel trouwens.” Ik knikte en vertelde het verhaal hoe ik het instrument had gekregen. “Ik heb ‘m nu exact een jaar, Brecht. En mijn spel is met meer dan honderd procent erop vooruit gegaan. Dankzij Greet en dankzij die mooie bugel.”
Ze was niet haar mondje gevallen dat bleek nu maar weer: met een uitgestreken gezicht zei ze: “Speelde je zó slecht dan?” “Vuil kreng. Ik krijg je nog wel! Maar dank voor de taart, taart.” Nu keek zij boos. “Zeg dat maar als ik zestig ben. En jij als zeventigjarige in je scootmobiel over straat tuft, met nieuwe steunkousen voor je echtgenote in het mandje voor je. Als je durft.” Tien minuten later gingen weer naar boven en zwaaide ze haar benen over de orgelbank.
“WÁT?? Had jij die de hele tijd bij je?”
Ze wees naar de partituur voor haar, op de muziekplank boven de klavieren. “Ahum… Ik heb even zitten spitten in de ogenschijnlijke chaos van onze geliefde opperwachtmeester. En kon enige vorm van ordening ontdekken en toen was het vinden van deze partituur een makkie. Desondanks: de taart was wel lekker. Dank je wel, Brecht.” Ze gromde, pakte de partituur van Greet en gaf die aan mij. “Hier. Doe jij het maar met de losse blaadjes. Ik heb ten minste een fatsoenlijk boek. Aan ’t werk!”

Even later klonk de overbekende melodie door de kerk. Hij moest een paar keer over, omdat ik op de verkeerde momenten adem haalde. Bach had het stuk voor violen geschreven, met een clavecimbel, chello’s en een bas. Niet voor bugel, dat was wel duidelijk. Dus de adempauzes moest ik goed noteren, anders ging het fout. Enfin, ik kon redelijk zacht spelen, dat scheelde weer lucht. De vierde keer ging het van begin tot eind goed en we keken elkaar aan. “Dat gaat lukken. Morgenochtend nog even het middendeel spelen, daar ben je nog wat onzeker, Kees. Maar waarschijnlijk hoort alleen Greet dat.”
Ik keek twijfelend. “Mijn lieve echtgenote is ook uiterst kritisch geworden op mijn muziek, Brecht. En dan te bedenken dat ze, voor ze mij leerde kennen, redelijk onbekend was met het fenomeen Johann Sebastian Bach…” “Ik heb haar een keer horen zingen, samen met Wendy. Klonk uitstekend, dus zij is best wel muzikaal.” Ik knikte. “Eén van de dingen waar wij nu samen van kunnen genieten. Maar waar ik van ga genieten is een ritje naar huis.
En wellicht een dutje op de bank. Want ondanks dat wij kerels snel sliepen, was het gisteravond toch een uur of één, en vanochtend ging de wekker weer vroeg. En wat er na dat dutje gaat gebeuren weet ik niet, maar in sprookjes wordt dat meestal nogal cryptisch weergegeven met de zinsnede ‘en ze leefden nog lang en gelukkig.’ Trek je conclusies.”
Brecht keek smerig. “Blij toe dat de details niet in die boeken staan. Heb ik even m’n bekomst van, dank je wel.” Ik schudde mijn hoofd. “Sorry. Daar had jij geen fijne herinnering aan. Mijn excuses.” Ik pakte verder zwijgend mijn bugel in en ook Brecht was stil bezig. Tot ik op het punt stond de trap af te lopen. Toen pakte ze mijn hand.
“Kees… Volgens mij gaat het goedkomen morgen. Jij en ik voelen elkaar ook prima aan. Dank je wel.” “Jij ook bedankt, Brecht. Je speelt prima, je improvisatietalent is gigantisch, daar sta ik elke keer met open mond naar te luisteren en van te genieten. Straks lekker slapen, morgen om… hoe laat hier?” “Ehhh… kwart over negen, oké?”
Ik keek donker. “Ik hoop dat ik mevrouw Jonkman zover kan krijgen dat ze dan ook hierheen komt. En anders rijdt ze maar een halfuurtje later met haar eigen bolide deze kant uit… En hopen dat onze strenge bugel- en orgeljuf op tijd is morgen. Da’s voor haar soms wel een dingetje.” Brecht keek ongelovig. “Greet te laat? Echt niet. Maak dat de kat wijs.” Ik gniffelde. “Ooit vertel ik je wel eens een keer. Tot morgen!”

Ik liep de trap af. Een blik op m’n horloge: 15:35. Sjongejonge… dat was een lange sessie. En dan te bedenken dat de organistenvergoeding voor een dienst 40 euro was… We hadden nu? Drie uur gespeeld. Da’s 13 euro 33 per uur. Nee, wacht even: morgen ook een uur natuurlijk, tijdens de dienst. Een tientje per uur. Daar komt Kees Jonkman écht z’n bed niet voor uit. En ik wist dat de organistenvergoeding in deze kerk aan de ruime kant was; organisten in andere kerken moesten het met 25 euro doen, soms nog minder. Maar ja… Hoeveel zou een dominee voor een preekbeurt krijgen? Die had een wetenschappelijke opleiding. Maar eens aan Richard vragen. Dat waren iets andere bedragen dan bij DT… In gedachten reed ik op de automatische piloot naar huis.

Nee, niet naar huis. Eerst naar de supermarkt, boodschappen doen. Dat hadden we nog niet gedaan en ik had geen zin om zondag te dineren met aardappelpuree uit een pakje, een blik Corned Beef en ingeblikte spinazie. Er moest wel wat vers spul tussen zitten. En de melk was ook bijna op… Hadden we nog brood? Oh ja: eieren en keukenrollen. Staand op de parkeerplaats maakte ik snel een lijstje. Eten voor vandaag, eten voor morgen… brood, keukenpapier… WC-papier hadden we nog genoeg… Oh wacht even: Joline zei eergisteren dat haar maandverband bijna op was…
Ik grinnikte. Dat zou de eerste keer zijn dat ik voor háár maandverband zou kopen. Toen ik het voor de eerste keer kocht, was dat voor Lot en Mar. En ik wist welk merk en welke maat Joline had, dus… Oh, en iets lekkers voor bij de koffie morgen. Maar een winkelwagentje meenemen, in plaats van een mandje. Zo’n weekend-expeditie pakte altijd wat groter uit dan door de week. Achter zo’n karretje liep ik naar binnen en liep methodisch de winkel door. Ik wist waar alles stond, dus dat was simpel. Ik moest even wachten voor een van de winkel-medewerkers die bezig was de vloer schoon te maken onder een van de rekken. En dat duurde langer dan ik vermoedde. De knul zat ook te hannessen met zijn dweil in een emmer met zo’n dweil-uitpers-inrichting.

“Sorry, mag ik even langs?”
Hij keek op en ik keek recht in het gezicht van de knul die zo onbeschoft had staan claxonneren in de auto van zijn oma. “Volgens mij kennen wij elkaar, nietwaar?” Hij sloeg zijn ogen neer, zei niets terug. “Ben je aan het werk gezet door je oma?” Een knik. “Prima. Die begrijpt het ten minste. En bevalt het hier een beetje?”
Hij haalde zijn schouders op. “Vroeg opstaan. Vanochtend moest ik om zes uur hier zijn. Eerst vakken vullen, daarna magazijn opruimen, nu de winkel schoonhouden… Maar ze zijn wel aardig tegen me.” Ik gaf hem een dreun op zijn schouder. “Mooi dat je aan het werk bent. Genoeg lui die thuis zitten te lamballen. Of de claxon van de auto van hun oma zitten uitproberen, natuurlijk…”
Hij keek schuldbewust. “Sorry nog daarvoor, meneer.” “Is goed. Nou, ik ga verder met de boodschappen; tot hoe laat moet je doorgaan?” “Tot vier uur, meneer.” “En daarna? Vanavond stappen met je vrienden?”
Hij schudde zijn hoofd. “Vanavond vroeg slapen. Ben best wel kapot. Ik ben dit niet gewend.” “Moe zijn is wel eens goed voor de mens. Ik kan maar één ding zeggen: volhouden. Het verdient misschien minder dan de directeur van Ahold, maar je leert er wel van.”

Ik liep door. Zo, weer een levensles uitgedeeld aan de jeugd. En prima dat zijn oma hem (waarschijnlijk met een trap onder zijn kont) aan het werk heeft gezet. Die mevrouw had haar hersens op de goeie plek zitten… Met een redelijk vol karretje bereikte ik de kassa en sloot aan in de rij. Voor mij geen ‘zelfscan-kassa’; voor hetzelfde geld was je iets vergeten te scannen, werd je gecontroleerd en stond je voor joker. Dan maar even wachten in de rij. Soms ook gezellig en je komt er af en toe een slimme kassière tegen met grote belangstelling voor A.I…
Vandaag helaas niet; het meisje achter de kassa was duidelijk niet ‘in the mood’ voor een gesprekje. Nogal verveeld schoof ze de boodschappen over de scanner en het ‘goedemiddag’ kwam ook nogal plichtmatig uit haar mond. Nee, geen levende reclame voor deze supermarkt… Eerder een slecht prototype van een…
Hoe had Zelda zichzelf als kassière een keertje genoemd? Oh ja… ‘Bliebmiep’, naar het geluid wat de scanner maakte als er een product overheen geschoven werd. ‘blieb… blieb… blieb…’ Toch eens vragen. Ik legde mijn boodschappen op de band. En daar gingen de aardappels: blieb. Het vlees: blieb… enzovoorts. Zeventien bliebs later produceerde de kassa de score: “Vierendertig euro zestig, meneer.” Ik betaalde en keek haar aan.
“Komt dat geblieb van dat ding je na een dagje kassa niet terug in je dromen? Ik zou er stapeldol van worden, denk ik…” Ze keek me verwonderd aan. “U bent de eerste die dat vraagt, meneer. En ja, de eerste dagen achter de kassa hoorde ik ’s avonds dat ding nog steeds piepen. Maar na een week hoor je het niet meer. Je went er aan, denk ik.” “Nou, sterkte dan met je oren en alvast een goed weekend gewenst!”
Ze keek op haar horloge. “Nog twee uur, meneer.” “Geniet ervan! Zonder ‘blieb’. Uiteindelijk bleek ze wel te kunnen lachen, en dat zag er goed uit. Nou ja, sommige klanten waren ook lompe Tinussen: geen boe of bah. Spullen op de band kwakken, ondertussen op je smartphone kijken of, nóg erger: gewoon doortelefoneren over niks, betalen en wegwezen. Of er een mens van vlees en bloed achter de kassa zat of niet: boeit dat? Welnee.
Ik zette mijn spullen in een doos en liep naar de auto. Húp achterin dat spul; op naar huis. Eens kijken of Joline nog op bed lag… Toen ik de voordeur opendeed hoorde ik snelle hondenpoten in de hal. En werd bestormd door Mocca.
“Jajaja, bruin monstertje… Waar is Joline?” Hup, de hond maakte rechtsomkeert en rende de kamer in. Daar zat Joline op de bank, laptop op schoot. “Hoi schoonheid. We hebben weer te eten voor het weekend.” Ze trok een wenkbrauw op. “Oké… Dus voor volgend weekend ook, begrijp ik?” Ze lachte me uit. “Ik heb niet de hele tijd liggen slapen, schat. Een uurtje wat gedut, toen er uit gegaan en samen met Mocca boodschappen gedaan. En vervolgens aan het werk: de suggesties van professor van Weenen aan het verwerken. Voortaan even appen of er nog boodschappen gedaan moeten worden, Kees!”
Ik kuste haar. “Sorry. Niet bij nagedacht.” Joline haalde haar schouders op. “We hebben een vriezer, Kees. Dat spul bederft niet zo snel. Lekker gespeeld?” Ik knikte. “Ja. Met Brecht is het anders dan met Greet, maar volgens mij komt het morgen wel goed qua muziek.” “Je zorgt er maar voor… Majóór!” We grinnikten om haar ‘Greet-imitatie’. “Ik ga dit spul even opruimen. En dan de bugel schoonmaken.”

Joline knikte. “En dan koffie? Ben ik in ieder geval wel aan toe. Al die cijfertjes…” “Tja, jij wilde je nagels niet smerig maken… Je had gewoon ontwerptechniek kunnen gaan studeren aan de TU. Had me wel gezellig geleken om jou een aantal keren college te geven. Als je dan in de voorste bankjes zat…”
Vanuit de kamer hoorde ik sceptisch: “Jaja… In een kort rokje zeker? Dan was er he-le-maal niks terecht gekomen van de hoorcolleges van docent Jonkman! Die had alleen maar onsamenhangende taal uitgeslagen terwijl hij naar mijn mooie benen keek en er alles aan deed om dat te verbergen!” “Je kent me te goed, schat.”
Ik voelde van achteren twee armen om me heen glijden. “Ja. En daar ben ik blij mee. Ik ken je ondertussen dusdanig goed dat ik weet waar jij opgewonden van wordt, waar je gillend van baalt en waar je pisnijdig over kan worden. En dat opgewonden deeltje ga ik vanavond eens gebruiken, denk ik…” Een nat tongetje gleed over mijn oor. “Hmm… Dat klinkt veelbelovend. En het voelt net zo.” “Precies. Zorg dus maar dat de magazijnen vol zijn, want vanavond kom ik ze hoogstpersoonlijk leegtrekken!”
Ik draaide me in haar armen om en kuste haar. “Lijkt me heerlijk, Jolien. Lekker samen vrijen…” Ze knikte. “Ja. Dus: vroeg eten, daarna lekker op de bank een beetje knuffelen en als de hormonen écht op hol gaan duiken we het bed in. Vroeg. Want jij zal er wel weer vroeg uit moeten, denk ik.” “Nou ja, vroeg, vroeg… Kwart over negen in de kerk. Nemen Brecht en ik nog één stuk door: de suite op de G-snaar van Bach.” Ze fronste. “Dat is toch dat stuk wat ze ‘Air’ noemen? Spelen jullie dat?”
Ik knikte. “Ja. Na de dienst. En als het fout gaat, rennen de mensen Richard voorbij om maar zo snel mogelijk uit de kerk te zijn. Geen handje, geen ‘Prettige zondag, dominee’, nee: vluchten!” Ik kreeg een tik op mijn neus. “Ik geloof er geen lor van. Je staat de zaak weer eens te belazeren, Kees.” “We gaan het zien, Jolien. En horen natuurlijk.” Ze bromde wat, kuste me op m’n neus en hoorde ik: Jij gaat er iets moois van maken. Samen met Brecht. En Greet zit ook op die orgelgalerij, dus als jullie er een potje van maken, grijpt zij wel in. Als noodrem.”
Ik visualiseerde het even en moest grinniken. “Ja, dan propt ze een doek in mijn bugel en sleurt Brecht van orgelbank af, roept: ‘Sorry gemeente. Die twee hier maakten er een potje van! We beginnen opnieuw met dit lied…’ Ik zie het voor me. En Brecht en ik liggen in een hoekje van de galerij uit te huilen en te bekomen van de klappen…”
Joline snoof. “Die jullie dan ook verdiend hebben, praatjesmaker. Kom, we laten Mocca even uit. Even frisse lucht happen, want behalve op de fiets naar de winkel heb ik de hele tijd binnen gezeten. En Mocca moet ook even kunnen rennen.” Tien minuten later liepen we buiten. Ja, het was fris, maar gelukkig droog. Mocca perste er uit wat er uit moest en we liepen toen door naar het losloopveld. ‘Sluis’ door, hesje en riem af: “Mocca: release!”
En meteen stormde hij weg, richting klimrek. Húp, er op, zitten en rondkijken. Maar behalve een paar lawaaierige eksters in de bomen en die saaie Kees en Joline was er weinig bijzonders te zien, dus sprong hij er vanaf en begon te snuffelen. Achter op het veld had zich een modderplas gevormd en voor we konden reageren lag Mocca op z’n rug in die plas. En even later op z’n buik, lekker eigenwijs te kijken.
“Stom beest”, mopperde Joline “Het is nét aan vijf graden boven nul en meneer gaat zich even ‘wassen’ in een gore modderplas. Die gaat straks in één rechte lijn onder de douche, Kees! Ik wil morgen wel met een fatsoenlijk uitziende hond naar de kerk, niet met een of andere zandhaas.” “Dat ga je toch wel, mooie dame. Die staat nu naast je.”
“Ja, maar die heeft z’n zand ten minste thuisgelaten en heeft morgen en net pak aan. Enfin, Mocca z’n tuigje is in ieder geval schoon gebleven, dat heb ik hier.” De hond was ondertussen lekker aan het rotzooien in de plas; vanaf z’n staart tot en met z’n neus zat hij onder de bruine smurrie. Nou ja, Mocca was van zichzelf al bruin, dat scheelde…
“Nou, dat wordt een lekkere bende in huis… En je zult het zien: als we hem roepen staat hij zich pal naast ons uit te schudden en zitten wij ook onder de troep.” Daar had ze wel een punt… Nou ja, lang leve de wasmachine. En de douche. Voor Mocca. Die zat er niet zo mee, in tegenstelling tot Bengel. We lieten Mocca nog even dollen, toen riep Joline hem. En natuurlijk: pál naast mij begon hij zich uit te schudden. Mijn broek zat onder de blubber en Joline lachte me uit en prees Mocca.
“Goeie hond hoor! Laat Kees maar zandhaas zijn!” Ze maakte er een foto van. “Die stuur ik wel op naar Greet, als je haar weer hebt zitten pesten, Kees!” “Wacht maar, meisje Jonkman. Ik krijg jou nog wel, met je leuke ideetjes…” Vanuit de hal liep ik in één streep richting douche, met Mocca aan de lijn. “Zo meneer… wij gaan even samen douchen! Ik kleedde me uit op de broek na en deed de douche aan. Lauw water. Waar was de hondenshampoo? Ah, dáár. “Mocca, hierrr!”
De hond kwam nieuwsgierig om de hoek van de douche kijken. “Zit!” En met de douche spoelde ik hem eerst grondig af. Toen de shampoo… inzepen en oppassen voor sbuit, ogen en oren. Mocca vond het prima, hapte regelmatig naar de straal. Goor shampoowater gleed richting doucheputje. Water wat langzaam maar zeker helderder werd. “Zo. Volgens mij ben jij weer schoon. En mijn broek ook, verdorie…”
“Die hoorde ik, Kees! Vijf keer!”
Joline kwam de douche binnen en Mocca schoot op haar af en sprong tegen haar op. “Mocca! Néé! Zit!” Afdrukken van twee natte hondenpoten waren zichtbaar op haar broek en ik lachte haar uit. En nog meer toen Mocca zich uit ging schudden: Joline was nu ook nogal vochtig. Ze schudde haar hoofd. “Dom beest… Nou ja, dit is ten minste schoon water, dat scheelt. Ik zal je even afdrogen, smeerlap.”
De handdoek deed goede zaken, de föhn en de borstel even later ook. En Mocca vond het prima; die zat, zeker met de föhn op zich gericht duidelijk te genieten. “Zo. Dat was een éénmalig uitje, Mocca. Jij gaat niet meer in die blubberzooi liggen rollen.” Joline hanteerde vervolgens de borstel, iets waar Mocca ook kon van genieten; de ogen gingen half dicht en hij liet zich lekker door Joline borstelen. Een kwartiertje later hadden we weer een schone, droge hond, waarvan de vacht mooi glom. “Zo. Dit ziet er beter uit dan een half uurtje geleden”.
Joline deed een paar stappen terug en keek naar Mocca. “We zouden Mocca volgend voorjaar eens mee moeten nemen naar die camping in Duitsland, schat. Waar we dat moddergevecht hebben gehouden met Claar, Ton, Mel en Rob. Had hij wel op prijs gesteld, denk ik.” Joline keek twijfelend. “Ik niet. Wéér m’n bikini vol blubber? En Herr Schmidt maar genieten… Bovendien hadden we aan één camper dan niet genoeg, dan moesten er minstens vier mee. Nein, danke sehr.”
Ondertussen was ik ook schoon en droog. “Trek jij maar eens wat netjes aan, Kees. Kan ik van genieten.” Joline knipoogde. “Zeker, mevrouw. Dan weet ik dat ik ook ga genieten.” “Zou zo maar eens kunnen, schatje. Maar eerst eten. En ik kook vanavond, jij hebt gereden en geblazen. Ik heb alleen maar liggen slapen.” “Hoho mevrouw… Volgens mij had u ook nog wat met cijfertjes gedaan vandaag, dus niet zo minachtend over uw eigen bezigheden, graag.” Ze knikte. “Da’s ook weer waar. Maar ik kook!”

Ze verdween naar de huiskamer en ik schoor me en kleedde me aan. Nette broek, witte coltrui en een jasje er overheen. Dat zou mevrouw Jonkman – Boogers wel op prijs kunnen stellen. Eenmaal terug in de huiskamer legde Joline net de laatste hand aan het eten. Ik zette de borden op de bar, bestek en glazen erbij en even later zette Joline een pan spaghetti op de bar. Na een moment stilte schepten we op. “Dit is lekker, Jolien! Nét anders dan ‘normaal’.” Ze lachte. “Bladzijde 522, Kees. Spaghetti conform Rob Junior.”
Mijn mond zakte open. “Ik dacht dat die oliestoker alleen het recept van kokend water kende… En nu ga je me vertellen dat hij deze heerlijke spaghetti heeft uitgevonden?” Ze knikte. “Rob is best goed met pasta. Weet je die macaroni nog, op die camping in Duitsland, toen wij naakt de camper kwamen binnenstappen?” Ik knikte. “Zeker weten. Hoewel mijn aandacht even werd afgeleid door de blote aanwezigheid van mijn geliefde. En mijn even naakte oudste zusje natuurlijk.”
Ze keek misprijzend. “Smeerlap. Maar goed, die macaroni was ook van hem.” Ik stak, met een mond vol, mijn duim op. Toen bietste ik een loshangende sliet spaghetti van haar vork en zoog die deels naar binnen. Joline begreep het meteen. “Oh, jij hebt een bepaalde Disneyfilm gezien en wil die scéne naspelen? Goed hoor…” Ze zocht het andere eind van de sliert en zoog die naar binnen. Langzaam maar zeker kwamen onze monden dichter bij elkaar, tot onze lippen elkaar vonden. De sliert spaghetti werd onbarmhartig in tweeën gekauwd en toen zoenden we. Ik zag de pretoogjes van Joline vlakbij en sloeg mijn armen om haar heen. Toen we loslieten legde zij haar hoofd op mijn schouder.
“Lief…” hoorde ik in mijn oor en ik kuste haar mooie blonde haren. “Jij bent ook lief. En ik wil je nooit kwijt, Joline Jonkman.” Ze bromde: “Ik jou ook niet, Kees.” “Goed schat, dan zijn we het daarover eens.” Een lange kus volgde, toen zei ze giebelend: “Wat doen we? De rest van de spaghetti net zo opeten als die laatste sliert? Dan zijn we misschien om één uur vannacht klaar met eten…” “Zeker weten. Als elke sliert gevolgd wordt door zo’n lekkere zoen… En wellicht een passionele vrijpartij… Stonden die in het receptenboek? Zo niet, moeten we dat in de versie voor onze drie dochters nog even aanvullen…”
Wéér een misprijzende blik. “Echt niet. Dan kookt een van die meiden voor het eerst spaghetti als ze 14 is, en natuurlijk ‘helemaal toevallig’ is dan de nog puistige linkerbuurjongen op bezoek en eet mee. En dan volgt zo’n spaghetti-zoenmoment? Ik dacht het niet. Dan flitst het mes van Mama Jonkman-Boogers bliksemsnel tussen beide geliefden door om die spaghettisliert door te snijden, gevolgd door de snijdend uitgesproken tekst:
“Als jullie willen zoenen: prima. Over 4 jaar. Als mijn dochter 18 is. Dan mag ze het zelf weten. Tot die tijd: handjes op een plek houden waar ik ze kan zien, puistenkop!”
Ik keek semi-teleurgesteld. “Jij gunt je kinderen ook helemaal niks hé?” Joline keek ondeugend. “Nee. Want ik weet hoe die jochies van 15 zijn. Eén en al hormonen. Geef ze een vinger en ze zitten met hun pubertengels al in je beha…” “Oh? Ervaring mee? Met je buurjongen?” Ze schudde haar hoofd. “Echt niet! Dan had mijn stoere oudste broer hem bij kop en kont gepakt en over de heg gesmeten, in plaats van lessen tongzoenen te geven. Nee, ik heb wel eens wat gezien in de fietsenstalling op school. Handen die bliksemsnel onder een truitje vandaan kwamen als ik binnenkwam. Of andere handen die even bliksemsnel uit een broek gleden, vergezeld van een betrapte blik of de hatelijke opmerking: ‘Kon je niet even wachten?’
Ze grinnikte nu voluit. “Eén keer kon ik het niet laten: Nelie, een klasgenote met een wat twijfelachtige reputatie als het om jongens ging, snauwde tijdens zo’n confrontatie ook eens: “Had je niet even buiten kunnen blijven?” En toen flapte ik er uit: “Hoezo? Waren jullie nog niet klaar dan? Gelukkig maar. Voor hetzelfde geld was ik dan uitgegleden…” Het knulletje in kwestie had een paar weken daarvoor een dappere poging gedaan om mijn maagdelijke billetjes te betasten. Onder mijn rokje nog wel.” Nu keek ze ronduit hooghartig. “En liep daarbij stuk op het koude pantser van Joline Boogers, bijgenaamd ‘de IJskoningin’.
Ze bleef grinniken. “Eén van de eerste keren dat ik het geheime wapen van Ma in praktijk heb gebracht. Vól op z’n oor. En dat was twee dagen later nog te zien.” Ik kuste haar weer. “Goed zo, meisje Boogers. Als kerels zonder toestemming aan je meer dan volmaakte billetjes zitten, mag je van je af meppen. Mijn toestemming heb je… Maarre… Je had het net over je ‘maagdelijke billetjes’: had je toen de steel van je haarborstel nog niet ontdekt?”
Haar blik veranderde bliksemsnel van ‘triomfantelijk’ naar ‘ronduit boos’. “Kees Jonkman… Kijk uit jij…” Ik grinnikte. “Kom, de volgende sliert pasta. Goedmaak-spaghetti.” Ze bromde wat terwijl we beiden dezelfde sliert pasta naar binnen zogen. En even later raakten onze lippen elkaar weer. Nu sloeg ik mijn armen om haar heen en streelde haar schouders. En even later hoorde ik zachtjes: “Je bent een rotzak, Kees. Een hele gemene, verdraaid lekker zoenende, gemene rotzak.” “Daar doe ik het voor, schat.”
Nog een zoen volgde, snel en guitig. “Kom, verder eten en nu normaal, gek. Anders is het koud. De volgende zoenen doen we later vanavond wel.”

Tijdens de rest van de maaltijd bespraken we Joline’s dissertatie. “Het zou wel eens behoorlijke gevolgen kunnen hebben in Roemenië, Kees. Charles keek nogal verontrust toen ik mijn voorlopige conclusies op zijn bureau legde…”
Ik keek haar aan. “Met naam en toenaam, Joline?” Ze schudde haar hoofd. “Nee. Ik heb puur de functies aangewezen die ik nogal… hoe zeg ik dat netjes? … verdacht van corruptie. En banden met buitenlandse mogendheden. Zeg maar met één specifieke buitenlandse mogendheid, aan de oostkant van de Zwarte Zee.” Ze keek grimmig.
“De Russische Federatie?” Een knik. “Dat verwondert me niets, schat. Meneer Putin en z’n vriendjes willen meer invloed in de zuidelijke en oostelijke landen van zowel de EU als de NATO. Vergis je niet: de bezetting van de Krim, een paar jaar geleden, is volgens mij nog maar een voorproefje van wat ons te wachten staat. Ik begreep dat het leger van de Oekraïne momenteel een nogal hevige transformatie doorgaat, met steun van een aantal NATO-landen om hun krijgsmacht op orde te brengen. Dat zouden ze in meer landen moeten doen.
En Putin wil dolgraag weten wat de zwakke plekken zijn van de schepen die in Roemenië gebouwd worden, om daar later tactisch voordeel uit te halen. Damen bouwt daar immers ook rompen voor oorlogsschepen…” Joline knikte. “Ja. En juist met dié rompen is het meeste aan de hand, Kees. Oh, op het oog niet zoveel afwijkend van de rest: een spant verkeerd gelast hier of daar, staal wat niet aan de specificaties voldoet, gebruikt, lassen die, als ze geröntgend worden, niet voldoen aan de standaarden…
“Tja, kleine foutjes worden er altijd wel gemaakt, juffrouw. We werken hier onder hoogspanning, ziet u.”
Een letterlijk citaat van een van de kwaliteitsmanagers, die vent die mijn aantekeningen wel zou beoordelen.” Ze keek grimmig. “De vent die volgens mij een hele grote rol speelt in de malversaties daar.” Ik keek bezorgd. “Schat, als dit openbaar wordt… Je begrijpt dan hopelijk dat je best wel kwetsbaar bent.”
Ze knikte. “Ja, dat begrijp ik. En ik heb Charles laten beloven dat hij niet onmiddellijk na het verdedigen van mijn dissertatie schoon schip laat maken daar. Laat de betrokken functionarissen eerst maar eens flink zweten. En het management de touwtjes langzaam maar zeker aantrekken. En dan, als men er, liefst door eigen onderzoek, achter komt waar de corruptie zit, die lui met een enorme schop onder hun hol de gevangenis in trappen. Dan kan Damen daar met een schone lei verder gaan. Scheelt miljoenen euro’s. En de schepen worden er beter van.” Ze giebelde.
“En dat blonde meisje uit Holland? Oh, je bedoelt dat blondje wat vorig jaar hier twee weken rondliep? Joh, die was zó blond dat ze het verschil niet wist tussen Mig lassen en Mag lassen. Nee, dáár komt het niet van…” Ik bleef bedenkelijk kijken en Joline vervolgde: “Ik heb me redelijk ‘blond’ gedragen op technisch gebied, Kees. Maar ondertussen wel gezien dat er een levensgroot verschil was tussen de lassen die makkelijk zichtbaar waren en lassen die diep in de ballasttanks van de schepen zaten, waar de heren inspecteurs niet zo graag kwamen.
Met een van de lassers ben ik op een middag eens zo’n schip ingegaan, want ik ‘wilde me verdiepen in de arbeidsomstandigheden van de lassers’. En terwijl we uiteindelijk in een van de ballasttanks zaten, m’n ogen goed de kost gegeven. Echt… Sommige lassen: ik zou het zelf beter kunnen. Stalen platen zaten met drie, vier punten aan elkaar gepuntlast, de rest van de verbinding was gewoon open. Was geen las-elektrode bij in de buurt geweest. Lekker makkelijk en snel verdiend. 'En ach, ze kijken het in Nederland toch wel na, en dan lassen ze het wel dicht. Of niet. Niet ons probleem.'
Aan die vent die me op sleeptouw nam, een goeie gast trouwens, niets laten merken; hij denkt nog steeds dat ik bijzonder geïnteresseerd was in het feit of en hoe de lassers in die ruimten wel met de buitenwereld in contact stonden, of ze op tijd hun pauzes kregen en welke PBM’s ze gebruikten…” Gedurende haar verhaal begon ik te glimlachen en ze snibde: “Jij hebt wel een hele gemene grijns op je toet, Kees Jonkman! Vertel!”
“Je eigen woorden, schat… ‘Ik heb me behoorlijk blond gedragen’… Als ik dat had gezegd, of iemand van DT of uit onze vriendengroep had hij of zij een enorme pets gekregen.” Ze snoof. “Vast. Ik mag dat van mezelf zeggen. Iemand anders niet. Ook jij niet, meneertje, denk er aan!” “Misschien dat het volgend jaar in een Sinterklaasgedicht terugkomt, schat. De goede Sint weet álles.” Ze keek nu ronduit dreigend. “Dan weet ik de informant van de Sint wel te vinden! En die krijgt op z’n lazer, reken maar!”
Ondertussen was het dessert ook op. “Kom, afruimen en het spul in de machine stoppen, dan is die weer eens vol en kan aan het werk.” We laadden de afwasmachine vol. Tabletje er in en het ding begon even later te brommen. “Koffie, Jolien?” Een knik. “Ja. Even lekker uitbuiken met een goeie Cappuccino. Daarna ga ik weer even aan de studie, Kees.”

En dat deed ze dan ook: na de koffie zat ze weer ijverig te knoppenbonken, haar ogen strak op het beeldscherm en haar geschreven documentatie. Ik wist dat ik haar nu niet moest storen; Joline zat nu in een ‘flow’ en zou kribbig worden als ik haar uit haar concentratie zou halen. Dus pakte ik een boek van Douglas Reeman.
Zoals gewoonlijk de bekende verhaallijn: een eenzame, in zichzelf gekeerde zee-officier die de zee op moet met een schip met een nogal twijfelachtige reputatie. En met een bemanning waarvan een aantal lui er uit sprongen, hetzij positief, hetzij negatief. Hij komt in een haven, maakt daar kennis met een jongedame waar hij bijzonder snel van onder de indruk is. En die jongedame werkt ergens op een hoofdkwartier waarbij ze al zijn acties kan volgen en zich vreselijk zorgen maakt over de vent waar ze stiekem best wel van onder de indruk is.
En na een hevige zeeslag met een ogenschijnlijk veel sterkere vijand, komt hij met zijn deels aan barrels geschoten schip weer in de haven, wordt geëerd en sluit de jongedame uiteindelijk in zijn armen. En ze leefden nog lang en gelukkig.
De verhaallijn mocht dan bekend zijn, Reeman kon wél uitstekend vertellen én hij wist heel veel van het type schepen waar het om ging. En dat maakte zijn boeken in mijn optiek waardevol: ik kon geen fouten ontdekken als het ging om militaire zaken of scheepstypen.
Hij beschreef de omstandigheden op bijvoorbeeld een Flowerclass korvet uitstekend. De scheepjes waren gebaseerd op een civiele ‘walvisjager’. Konden op bijna elke willekeurige, kleine werf in de U.K. of in Canada gemaakt worden. Traag, met een oud type triple-expansie stoommachine, topzwaar door de toegevoegde bewapening en elektronica, zoals radar en de Asdic, gecombineerd met een behoorlijke lading dieptebommen. Dieptebommen die per stuk 100 kilo wogen. En de 'Flowers' hadden er 80 aan boord, soms wel meer. Bijzonder oncomfortabele schepen voor de bemanning. Een bemanning die verdubbeld was ten opzichte van het originele walvisjager-ontwerp: 90 man moesten aan boord van de kleine scheepjes een slaapplaats vinden...

Kortom: ik was helemaal wég in mijn boek, tot Joline op mijn knie tikte. “Zeg Kees… Wat dacht je ervan? Zullen we bedstee eens opzoeken? Het is bijna half elf.” Ik schrok. “Shit, zo laat al? Sorry schat, ik was helemaal verdiept in mijn boek.” Ze glimlachte. “En ik in m’n scriptie, mooie vent. En we hadden nog wel zulke leuke plannetjes voor vanavond… Zullen we die uitstellen tot morgen? Want als we nu nog de liefde gaan vieren, kun jij morgen geen fatsoenlijke noot meer uit je bugel persen en krijg je indringende vragen van Greet en van Brecht.”
“Ja. En dat moeten we te allen tijde voorkomen, schat. Greet gaat dan héél smerig kijken en Brecht wordt jaloers op jou, omdat je zo’n lekkere lover hebt.” “Je bent nog steeds een arrogante vent, Kees Jonkman. Húp, in de benen, ons bruine monstertje moet er nog even uit. Daarna bij je vrouw in bed komen.” Even later liep ik buiten, met Mocca naast me. Een plasje op het uitlaatveld, geen ‘grote boodschap’. Had ik ook niet verwacht. Meneer deed dat ’s morgens en ’s avonds een keertje en de ‘avondboodschap’ had hij al vanmiddag gedaan. Mocca trippelde keurig naast me: doorgehangen lijn, regelmatig opkijken… “Brave hond, Mocca!”
Een kwispel en een brokje later liepen we weer de hal in. Brievenbus checken: een uitnodiging voor de ledenvergadering van de VVE. In de lift bekeek ik de agenda. De verkiezing van Joline als bestuurslid, plus bespreking van een paar zaken met betrekking tot het onderhoud van de gemeenschappelijke ruimtes. Hamerstukken dus. Nou ja, dan konden we na de vergadering even wat intensiever kennismaken met de andere bestuursleden. Eenmaal weer thuis rende Mocca naar Joline en vroeg om aandacht. Samen knielden we even bij de hond, die dat helemaal prima vond. Lekker geaaid worden… Ga door!
Daarna gaf ik hem de overgebleven beloningsbrokjes en stuurde Mocca naar zijn mand.

Veiligheidsrondje… vervolgens de slaapkamer in. “Zo. Fort Knox is weer veilig, schat. We kunnen met een gerust geweten gaan slapen.” Met een mond vol tandenborstel knikte Joline. En tien minuten later lagen we lekker in bed. “Kees…?” “Hmmm?” Morgenavond wél lekker rollebollen? Want maandagavond moeten we naar Breda, dinsdag loopgroep, woensdag zijn we allebei stijf van de loopgroep én is die vergadering van de VVE, donderdag bugelles en vrijdag mogen we weer losgaan op de dansvloer…”
Joline zuchtte en vervolgde: “Waarom ben ik in hemelsnaam met jou getrouwd? M’n hele week zit ramvol. Vroeger kon ik nog wel eens slap op de bank hangen en Netflixen…” “Ja, ik ook schat. Maar sinds dat jij hier woont is er van slap hangen geen sprake meer. In ieder geval niet van ‘slap’.”
"Een smeerlap ben je. Slapen jij. Morgen moet je presteren. Een uurtje op de bugel en een uur op mij. Heb je je energie hard voor nodig.” Ik draaide me naar haar om. “Dat uur bij jou heb ik wel zin in, schat.” Ze zei zachtjes: “Ik ook. Maar dat uur in de kerk is ook de moeite waard, Kees. Goed luisteren naar Richard en kijken naar mijn vent als hij staat te spelen.” “Ik hoop ook luisteren naar mij en naar Brecht, schat. Anders staan en zitten we voor Jan Doedel op die galerij.”
Een zucht klonk, gevolgd door een ‘meisjes-stemmetje. “Zeker, meneer. Ik luister altijd naar u, meneer…” “Goed zo. Dan nu braaf een lief welterusten-zoentje aan meneer geven en dan lekker slapen, meisje.” Ze gehoorzaamde, maar terwijl ze me zoende voelde ik een ondeugend handje richting mijn boxer glijden. “Even voelen of u slap ligt te hangen, meneer…”
Ik haalde haar hand weg. “Morgen, meisje. Nu lekker slapen. Heb je nodig.” Even later was het vrij stil op de slaapkamer….
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...