Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Leen
Datum: 15-11-2025 | Cijfer: 9.9 | Gelezen: 57
Lengte: Lang | Leestijd: 19 minuten | Lezers Online: 3
Trefwoord(en): Erotisch, Verlangen,
Gert
De felle, onbarmhartige tl-lampen van de bibliotheek zoemen zachtjes boven me en werpen een kille, ziekenhuisachtige gloed op de opengeslagen pagina's voor me. De geur van oud papier en boenwas hangt zwaar in de stille avondlucht. Ik staar naar een vage, zwart-wit afbeelding van de Slag bij Hastings. Een of andere koning met een pijl in zijn oog. Boeiend. Ik tik nerveus met mijn pen op een leeg notitieblaadje. Het is onmogelijk om me te concentreren. Ik ben hier, op een donderdagavond, aan het zwoegen op een werkstuk dat me gestolen kan worden, en waarom? Omdat Carl er niet bij kan zijn. Hij moest naar een verjaardagsfeestje.

Een golf van pure, kinderachtige woede welt in me op. Ik ben pissed. Niet alleen omdat hij er niet is, maar omwille van gisteren. Dat moment na de picknick speelt zich steeds weer af in mijn hoofd. Alsof de film is blijven hangen op repeat, en ik kan er gewoon niet aan ontsnappen. We lagen in mijn kamer, in elkaars armen. De sfeer was perfect, teder, intiem. We hadden de ruzie in het park overleefd en het voelde alsof we weer op één lijn zaten. En ik, idioot die ik ben, dacht dat het moment veilig genoeg was. Ik dacht dat ik de raad van mijn moeder moest volgen. ‘Laat hem mee die muziek ontdekken die je belangrijk vindt.’ Dus zette ik de B-kant van Gerts mixtape op.

De reactie bleef niet uit. Het was alsof ik een emmer ijskoud water over hem heen had gegooid. De jongen die me een uur daarvoor nog vol passie in het gras kuste, de jongen wiens lichaam zo warm en ontspannen tegen het mijne lag, veranderde in een stijve, stille plank. Zijn armen lagen nog steeds om me heen, maar het was een mechanische, lege omhelzing. Alle warmte was eruit. Hij staarde naar mijn plafond met een blik vol onbegrip en... ja, afkeer. Hij zei niets. Geen woord. De donkere, melancholische klanken van The Cure vulden de kamer, maar de stilte tussen ons was oorverdovend, duizend keer luider dan de muziek. Hij haatte het. Ik kon het voelen. Hij haatte de gitaren, hij haatte de trieste zang, en bovenal haatte hij het dat deze muziek, mijn muziek, van Gert kwam.

En nu? Nu is hij op een feestje. Een feestje waar hij niet eens de moeite voor heeft gedaan om me mee te vragen. Geen "Het is misschien saai, maar wil je mee?", geen "Sorry, het is alleen voor de voetbalploeg". Gewoon: "Ik kan niet, ik heb een feestje." Is dit zijn straf? Omdat ik zijn wereld niet goed genoeg vind? Omdat ik me anders kleed, naar andere muziek luister? Of is hij nog steeds boos om die kus op Eva’s feest, en is dit zijn manier om het me betaald te zetten? Hij eist vertrouwen en eerlijkheid, maar bij de eerste de beste test, klapt hij dicht en duwt hij me weg. Hij is gevlucht. En dat maakt me nog kwader dan het feestje zelf.

Ik maak een gefrustreerd, sissend geluid. Een oude man die drie tafels verderop de krant leest, kijkt geïrriteerd op. Ik staar hem boos aan en steek mijn tong uit. Hij kijkt geschokt weg. Met een woedende, abrupte beweging klap ik het zware geschiedenisboek dicht. De harde WHOMP echoot door de stille bibliotheek. De Slag bij Hastings kan me gestolen worden. Carl kan me gestolen worden. Ik voel me gekwetst, genegeerd, en bovenal, ongelooflijk eenzaam.

“Zozo, jij ziet er vrolijk uit,” klinkt een lage, geamuseerde stem vlak voor me. Ik schrik op uit mijn donkere gedachten. Mijn hoofd schiet omhoog en mijn ogen ontmoeten de zijne. Gert. Hij staat aan de andere kant van de tafel, een paar boeken onder zijn arm geklemd, met diezelfde half-verlegen, half-uitdagende grijns op zijn gezicht als de dag dat hij me het bandje gaf. De zware, donkere wolk van frustratie en eenzaamheid die om me heen hing, trekt plotseling op. Een onwillekeurige, oprechte glimlach verschijnt op mijn gezicht, een reactie zo spontaan dat het me zelf verrast. De aanblik van hem, hier, nu, voelt als een onverwacht geschenk. “Je zou voor minder,” zeg ik, en ik probeer de blijdschap in mijn stem te temperen. Ik wijs met een dramatisch gebaar naar het gesloten boek. “Ik moet een werkje maken over de Slag bij Hastings.”

“De Slag bij Hastings?” Hij trekt een vies gezicht en leunt met zijn armen op de tafel, dichter naar me toe. “1066. Willem de Veroveraar. Harold met die pijl in zijn oog. Klinkt als een nachtmerrie.” Ik lach. “Dat is het ook.” “Zal ik je helpen?” vraagt hij, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Ik kijk hem verrast aan. De vraag overvalt me. Ik ben zo gewend om alles alleen te doen, om mijn schoolwerk als een eenzame, verplichte klus te zien. “Jij? Mij helpen met geschiedenis?” Ik probeer het plagerig te laten klinken, maar mijn stem is een beetje te zacht. “Wil je dat?”

Voor ik het goed en wel besef, heeft hij zijn boeken al op tafel gelegd en schuift hij de lege stoel naast me naar achteren. Hij gaat zitten, veel dichterbij dan ik had verwacht. Zijn knie schuurt zachtjes tegen de mijne. Een elektrische rilling trekt door mijn been. “Oké,” zegt hij, en hij wrijft in zijn handen, zijn blik vol oprechte, bijna nerdy interesse op het opengeslagen boek. “Wat hebben we hier? Harold Godwinson… arrogante zak, dacht dat hij koning kon worden. En dan heb je Willem, die dacht: ‘Hell no’.” Ik staar hem met open mond aan. “Wat?” Hij grijnst. “Ik vind dit soort dingen best interessant. Al die intriges, het verraad. Het is net een metal-nummer, maar dan met paarden.”

Zijn enthousiasme werkt aanstekelijk. De zwaarte die al de hele dag op me drukt, begint langzaam op te lossen. Even later werken we vol gedrevenheid aan mijn taak. Gert blijkt verrassend slim te zijn. Hij stelt vragen die me aan het denken zetten, maakt sarcastische opmerkingen over de tactieken van de Normandiërs, en zijn donkere, droge humor maakt de eeuwenoude, stoffige veldslag plotseling levendig. Hij pakt mijn notitieblok. “Je moet het niet zo droog opschrijven, Leen. Je moet het vertellen alsof het een film is. Hier begint de ellende…” Hij begint te schrijven, zijn handschrift is net zo energiek en chaotisch als zijn mixtape.

Ik kijk naar hem, naar zijn geconcentreerde profiel in het felle tl-licht, naar de manier waarop hij gepassioneerd praat over iets wat me een uur geleden nog gestolen kon worden. En het is fijn. Het voelt goed. Het voelt… makkelijk. Geen spanning, geen onuitgesproken verwijten, geen angst om iets verkeerds te zeggen. Gewoon twee mensen die samen aan iets werken. En het schiet nog verdomd goed op ook.

“Voila,” zegt hij een uurtje later en hij duwt mijn notitieblok met een tevreden klopje terug naar mij. “Willem de Veroveraar. Veroverd. Je hebt een tien, garandeerd.” Ik kijk naar de pagina’s vol notities, niet alleen mijn eigen saaie opsommingen, maar ook zijn chaotische, slimme kanttekeningen en sarcastische commentaren. Het is… goed. Het is echt goed.

“Wow, Gert. Dit is… ik weet niet hoe ik je kan bedanken.” Hij leunt achterover op zijn stoel, die gevaarlijk kraakt, en kijkt me aan met die half-grijnzende, half-serieuze blik die ik nu begin te herkennen. “Met een kus?” De woorden hangen in de stille, stoffige lucht van de bibliotheek. Mijn adem stokt in mijn keel. Mijn mond valt open. Een wilde mix van paniek en een vreemde, plotselinge hoop schiet door me heen. Meent hij dat? Is dit een grap? Wil ik dat hij het meent? Ik kan geen woord uitbrengen. Ik staar hem alleen maar aan, en ik voel hoe een dieprode blos zich vanuit mijn nek een weg baant naar mijn wangen.

Hij ziet de totale kortsluiting op mijn gezicht. De speelse grijns verdwijnt onmiddellijk en maakt plaats voor een blik van pure, onhandige paniek. Hij wordt knalrood, nog roder dan ik. “Shit, nee, sorry. Stom.” Hij wrijft over zijn gezicht, kan me plotseling niet meer aankijken. “Dat was een stomme grap. Echt. Ik weet niet waarom ik dat zei. Vergeet het.” Hij schraapt zijn keel en begint overdreven gehaast zijn eigen boeken op een stapel te leggen, de interactie verbrekend. Een ondraaglijke, krakende stilte valt tussen ons. Het enige wat ik hoor is het zachte gezoem van de TL-lampen boven ons en de verre, ritmische klak van de stempel van de bibliothecaresse. Ik kijk naar mijn notitieblok, naar zijn chaotische, briljante handschrift, en weet absoluut niet wat ik moet zeggen.

Hij staat op. Mijn hart zakt in mijn schoenen. Was het dat dan? Gaat hij gewoon weg? “Euh,” begint hij, en hij wijst onhandig met zijn duim over zijn schouder. “Ik ging eigenlijk nog even naar de cd-afdeling. Kijken of ze wat leuks hebben.” Hij kijkt me weer aan, maar nu voorzichtig, alsof hij op glad ijs loopt. “Ga je mee? Gewoon… even kijken?” De opluchting is zo groot dat ik bijna hoorbaar uitadem. Dit is veilig. Dit is zijn wereld. “Ja,” zeg ik, mijn stem is een beetje te hoog. “Ja, is goed.” Ik prop mijn spullen in mijn tas en we lopen zwijgend weg van de tafel, de gang in naar de muziekafdeling. Het voelt onwennig, de echo van zijn mislukte grap hangt nog tussen ons in, maar het voelt ook goed. We lopen naast elkaar, onze armen schuren af en toe tegen elkaar.

Hij stopt bij de metalen rekken en zijn vingers glijden met een geoefende snelheid over de plastic ruggen van de cd’s. De onhandigheid verdwijnt; hier is hij in zijn element. “En…,” begint hij, terwijl hij zogenaamd geconcentreerd een hoesje bestudeert. “Misschien… zin om hierna iets te gaan drinken? In ’t Vliegend Paard of zo? Om het… euh… af te ronden?” Ik kijk naar zijn profiel, naar de manier waarop hij nog steeds een beetje bloost. “Prima,” zeg ik, en dit keer is er geen aarzeling in mijn stem.

Zijn blik schiet naar mij, en hij glimlacht. Een echte, opgeluchte glimlach. “Oké. Cool. Maar eerst… dit.” Hij haalt een cd uit het rek. Ik kijk naar de hoes. Het is een ingetogen, artistieke, zwart-witfoto van een jongeman die er een beetje verloren en peinzend uitziet. De letters bovenaan zeggen: The Smiths - Strangeways, Here We Come. “Deze al gehoord?” vraagt hij. Ik schud mijn hoofd. Hij houdt het hoesje vast alsof het iets kostbaars is. “Dit is… tja…The Smiths.” Hij kijkt me aan, probeert de juiste woorden te vinden. “De zanger, Morrissey, hij zingt alsof hij de meest ellendige, onbegrepen persoon op aarde is, maar hij doet dat op zo'n poëtische manier dat het… mooi wordt, snap je?” Ik knik, hoewel ik het niet echt snap, maar ik wil dat hij doorgaat. “En de gitarist, Johnny Marr…” Hij draait het hoesje om. “Dat is de echte magie. Luister gewoon naar de gitaarlijntjes. Ze klinken niet als gitaren, ze klinken als… regen, of zo. Het is niet boos zoals Metallica, en het is niet simpel zoals punk. Het is gewoon…” Hij zoekt even, en vindt dan het perfecte woord. “Het is slim.” Hij tikt op de hoes. “Dit is muziek voor als je je anders voelt dan de rest. Voor als je het gevoel hebt dat niemand je echt snapt.”

Hij kijkt me aan. En op dat moment weet ik dat hij het niet alleen over het album heeft. Hij heeft het ook over mij. Zijn woorden blijven hangen in de stille lucht van de bibliotheek. Ze zijn niet langer zomaar een beschrijving van een band. Ze zijn een spiegel, en het beeld dat ik erin zie, is pijnlijk en rauw. Het is alsof hij, met die ene achteloze zin, dwars door alle muren heeft gekeken die ik zo zorgvuldig om mezelf heb opgetrokken. De façade van de zwarte kleding, de eyeliner, de geforceerde woede tegen Els, en zelfs de opwinding van de afgelopen dagen. Hij ziet er dwars doorheen, naar het meisje dat ik altijd ben geweest: het meisje dat anders is, het meisje dat onbegrepen is.

Een plotselinge, overweldigende golf van verdriet overspoelt me. Het is de eenzaamheid van de afgelopen jaren, de pijn van de ruzie met Carl, de verwarring van de nacht ervoor. Alles komt in één keer samen, getriggerd door zijn onverwachte, accurate analyse. Ik kan zijn intense, begrijpende blik niet langer verdragen. Het voelt te bloot, te kwetsbaar. Een zwaarte trekt aan mijn schouders en ik buig triest mijn hoofd, mijn blonde haren vallen als een gordijn voor mijn gezicht. Ik staar naar het saaie, gespikkelde linoleum op de vloer, vechtend tegen de tranen die plotseling achter mijn ogen branden.

De sfeer tussen ons kantelt onmiddellijk. Het enthousiasme van Gerts muziekmonoloog verdwijnt als sneeuw voor de zon. “Hé,” hoor ik hem zachtjes zeggen. Zijn stem, net nog vol passie, is nu stil en vol bezorgdheid. Ik voel hem een kleine, aarzelende stap dichterbij zetten. “Wat scheelt er?” Ik vecht ertegen, ik vecht echt. Ik knijp mijn ogen dicht en bal mijn handen tot vuisten, maar het is tevergeefs. De golf van verdriet, zo lang onderdrukt, is te groot, te krachtig. Een enkele, hete traan ontsnapt en rolt over mijn wang. Dan nog een. Een kleine, verraderlijke snik ontsnapt aan mijn lippen. Ik schaam me dood. Ik sta hier, midden in de cd-afdeling van de bibliotheek, te huilen voor een jongen die ik nauwelijks ken, en dat allemaal om een stom muziekalbum.

Ik hoor hem ongemakkelijk schuifelen. Hij weet waarschijnlijk absoluut niet wat hij moet doen. Ik verwacht dat hij een stap achteruitzet, misschien een onhandige grap maakt of wegloopt. Ik zou het hem niet kwalijk nemen. Maar hij loopt niet weg. Ik hoor het zachte geluid van het cd-doosje dat terug in het rek wordt geschoven. En dan, na een seconde van aarzeling, voel ik zijn aanwezigheid vlak voor me. Ik voel de warmte die van zijn lichaam afstraalt.

Zwijgend legt hij zijn handen op mijn schouders. Het is een voorzichtige, vragende aanraking. Wanneer ik me niet terugtrek, maar alleen maar harder begin te snikken, een reactie op zijn onverwachte vriendelijkheid, trekt hij me zachtjes maar vastberaden tegen zich aan. Mijn hoofd landt onhandig op zijn borst. Ik verstijf, mijn handen hangen als dode gewichten langs mijn lichaam. Dit is Gert. De broer van Eva. Niet Carl. Dit voelt verkeerd en verwarrend. Maar hij houdt me gewoon vast. Zijn ene hand rust op mijn rug, de andere verstrengelt zich aarzelend in mijn haar. Hij zegt niets. Geen "ssst, het is oké", geen "wat is er?". Hij zwijgt. Hij laat me gewoon huilen. Hij staat daar, te midden van de cd's, en houdt een snikkend, verward meisje vast alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

En langzaam, heel langzaam, geef ik me over. De stijfheid verlaat mijn lichaam. Ik sla mijn armen om zijn middel en klem me aan hem vast. Ik begraaf mijn gezicht in de ruwe stof van zijn legerjas, die ruikt naar hem en een vage hint van sigarettenrook, en ik laat alles los. De eenzaamheid, de ruzie met Carl, de angst, de verwarring. Alles stroomt eruit in een golf van stille, hartverscheurende tranen. Hij laat me huilen. Hij houdt me vast, stevig en zwijgend, en laat de storm gewoon over me heen razen. Zijn geduld, zijn onverwachte, oordeel loze stilte, is het enige dat me overeind houdt. Langzaam ebben de snikken weg, tot ze veranderen in een paar diepe, rillende ademhalingen. De schaamte komt terug, heet en ongemakkelijk. Ik heb net staan janken in de armen van een jongen die ik nauwelijks ken.

“Kom,” zegt hij zachtjes, zijn stem is een lage vibratie tegen mijn voorhoofd. Hij maakt zich voorzichtig los, maar laat zijn arm om mijn schouders liggen. Hij pakt mijn tas, die ik bijna vergeten was, van de grond en duwt die in mijn vrije hand. We lopen arm in arm de bibliotheek uit. Ik voel de blik van de bibliothecaresse in onze rug branden, maar het kan me niet schelen. De koele avondlucht op mijn betraande, hete wangen voelt als een verademing.

Hij zegt niets over het huilen. Hij stelt geen vragen. Hij loopt gewoon met me mee, zijn arm is een warme, beschermende aanwezigheid om me heen. En terwijl we zo over de donkere, stille straat lopen, overheerst er maar één gedachte, een pijnlijke, bijtende, onvermijdelijke gedachte: Waarom kan Carl niet zo zijn? Waarom kan hij niet gewoon zwijgen en me vasthouden als ik het moeilijk heb? Waarom moet hij het altijd analyseren, veroordelen, of er een probleem van maken? Ik kijk opzij naar het profiel van Gert in het schemerlicht, naar de onverwachte vriendelijkheid in zijn gezicht. Waarom kan Carl niet zo zorgzaam zijn? Zo… perfect?

- - -

Meer weten over de vrouw achter dit verhaal? abonneer je dan op de nieuwsbrief door mij een mail te sturen (mijn mailadres vind je op mijn profielpagina)
Trefwoord(en): Erotisch, Verlangen, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...