Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 09-11-2019 | Cijfer: 9.4 | Gelezen: 13602
Lengte: Lang | Leestijd: 32 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 101
Om half zes klonk het geluid van de wekker en meteen een brom naast me. “Dát zouden ze nou eens moeten verbieden. Voor dag en dauw opstaan om aan het werk te moeten…” Ik draaide wekker de nek om en rolde naar de andere kant van het bed. “Goedemorgen, lekkere mopperkont. Wat zeur je nou? Nu kun je eens betaald genieten van je ochtensport en is het wéér niet goed…” Ik kuste Joline.
Even later zei ze: Wat ik van jou heb begrepen is het eerst een boel theorie, en pas daarna poedelen, Kees. Dus misschien is het wel middagsport. Maar goed, we gaan die andere dwazen van DT weer zien, da’s ook wat waard. Kom, eruit.” We douchten snel en kleedden ons aan. “Makkelijke kleren schat. Geen frivole rokjes en zo.” Een schuine blik was de reactie. “Je denkt toch zeker niet dat ik in m’n Franse lingerie en minirok het zwembad in plons, he Kees?” Ze trok een spijkerbroek aan, bloes en trui. “Schone kleren mee, schat. Je ligt weliswaar in overlevingspak in het water, maar je eigen kleren kunnen nat worden.”

Tijdens het ontbijt ging Joline’s telefoon. Ze keek op het display en keek me aan. “Marion…ben benieuwd wat ze heeft te melden.” Ze nam op. “Goedemorgen Marion, met Joline. Zeg het eens…” Na een paar seconden zette ze de telefoon op de speaker en het eerste wat ik hoorde was een huilende vrouw afgewisseld met “Ik durf niet!”
Joline zuchtte. “Marion, dit hoort gewoon bij je werk. Als jij je werk serieus neemt, is dit de zure appel waar je doorheen moet. Het is ook geen hobby van mij om in een omkieperende heli te zitten, maar….” Een aantal snikken waren hoorbaar. Joline verstrakte. “Marion, luister goed. Wij stappen zo meteen in de auto. Over drie kwartier staan we voor jouw deur. Jij staat dan klaar in makkelijke kleren met een weekendtas met verschoning bij je. Je stapt in, rijdt met ons mee en doet gewoon mee met die training, begrepen? Alle piraten doen mee, Fred, ik, Angelique… Er kan je niks gebeuren. Je gaat toch potverdomme niet als een sneue muts thuis zitten piepen? En hoe denk je dan morgen in Gorinchem aan te komen?”
Het was even stil, en toen klonk een zachtjes “Ja, maar…” Joline zei zacht, maar ó zo duidelijk: “We hadden afgesproken dat we die uitdrukking niet meer van van jou zouden horen, jongedame. Over drie kwartier pikken wij je op. En wee je gebeente als je vandaag ook maar iets laat merken van je angst. Dan stuur ik die vent op je af waar Fred nog steeds nachtmerries van heeft. Zorg dat je klaar staat. En denk er goed aan: er is géén alternatief, begrepen?”

Ze verbrak de verbinding en ik applaudisseerde. “Honderd punten, schat. Met name je dreigement om mij op haar af te sturen. By the way: wat moet ik dan doen? Haar troostend in m’n armen nemen en knuffelen?” Joline keek me aan. “Als je dát doet, stuur ik Fred op jou af, vriend Jonkman. Je geeft haar maar een trap voor haar kont. Kom, neem de rest van het brood mee in een plastic zakje, we moeten een omweggetje maken.” Zij pakte het brood in, ik pakte de weekendtassen en even later waren we onderweg naar Werkendam. “Ik ben benieuwd of haar pa hier van af weet…” mijmerde Joline zachtjes. “Ik denk het niet. Als dat zo was, had hij haar al bij kop en kont gepakt en was desnoods zelf naar Dordrecht gereden.”
In Werkendam moest ik een paar keer slingeren om op de dijk te komen, maar 42 minuten na het telefoontje stonden we voor het huis. De vader van Marion deed open. “Goedemorgen! Nu kan ik jullie zelf de hand schudden… Hans de Groot, aangenaam.””Dag Hans. Wij komen je dochter ophalen voor zwemles.” Hij verstrakte even. “Ik had zoiets gehoord vanochtend vroeg. Ik heb mevrouw even… ahum… toegesproken.” Achter hem ging een deur open en Marion verscheen. Rode ogen. “Goedemorgen… Sorry dat ik jullie alwéér lastigval….” Joline keek haar strak aan en zei bits: “Instappen.” Meer zei ze niet.
Marion sloeg haar ogen neer en liep langs ons heen de auto in. “We vertellen vanavond wel hoe het gegaan is, Hans.” Hij knikte. “Blijf dan ook eten. Kan ik jullie wat beter leren kennen.” Joline knikte en lachte. “Fijn! Dank je wel! Tot vanavond dan. We bellen wel hoe laat we er ongeveer zijn.” Hij knikte. “Pas goed op haar.” Ik knipoogde. “Gaat goed komen. Desnoods met een trap onder haar achterwerk.” We liepen naar de auto.

Marion zat achterin. Joline deed de andere achterdeur open en ging zwijgend naast haar zitten. We reden in stilte weg. Joline zei niets, ik hield m’n mond, de radio stond uit… De stilte was beklemmend. Na tien minuten barstte Marion los. “Zég dan wat! Dit is niet uit te houden!” Joline zei zachtjes: “En wat had mevrouw dan gewenst dat we zouden zeggen? ‘Goedemorgen Marion, wat fijn dat je met ons mee wil rijden en we maken er een leuke dag van?’ Ik dacht dat je de afgelopen maand iets geléérd had…” Het was even stil en toen knalde door de auto: “Maar ik kan niet zwemmen!!”
“Welkom bij de club”, zei ik droog. “Dacht je nou écht dat al die lui in de offshore konden zwemmen, Marion? De meesten verzuipen nog in hun eigen badkuip. Dáár is deze cursus voor bedoeld, dame. Om je in ieder geval een kans te bieden om te overleven als je vanaf een boorplatform in de Noordzee dondert.” Het bleek dat ze sinds ‘schoolzwemmen’ nooit meer een zwembad van dichtbij gezien had. “Nou, dan is dit meteen je kans om over die angst heen te komen. Je wordt straks letterlijk in het diepe geflikkerd.” Joline zei het droogjes en in mijn spiegel zag ik de paniek bij Marion weer toeslaan.
Ik vulde aan: “In een overlevingspak waarin je niet kunt zinken, hoor. En bovendien zijn er een stuk of tien vrijwillige en twee beroepsredders in de buurt.” Ik keek nog even goed in de spiegel en zag twee rode ogen. “En nou ga je verdomme je gezicht opknappen, huilsporen camoufleren en gedraag je je de rest van de dag als een grote meid. Je bent twee en twintig jaar. Gedraag je daarnaar. Toen ik twee en twintig was had ik het commando over tien kerels in Afghanistan en vocht ik tegen Taliban. Dát is pas een reden om bang te zijn! Wee je gebeente als ik ook maar iéts van je angst merk; dan breekt de pleuris uit in de vorm van..” Verder kwam ik niet. “Hel, stookruimte dertien, jaja, ik weet het.” Een voorzichtig lachje was op haar gebied zichtbaar. Ze ging aan de slag met een zakdoek. “Make-up heb ik niet meer bij me.” Joline haalde een fles water uit haar weekendtas. “Hier. Maak je zakdoek hiermee nat en dep je ogen. Dan is het straks niet meer zichtbaar. En na de eerste plons zal iedereen toch wel rode ogen hebben, dus dan val je niet meer op.”

Een halfuurtje later reden we het terrein van het trainingscentrum op. “Zo dames, we zijn er. Eerst koffie.” We waren niet de eersten; de meeste piraten kwamen uit de buurt. Alleen Fred woonde relatief ver weg, maar ook hij was er al. Ik ving een onderzoekende blik van hem richting Marion op. Hij zág het, de schurk. Ik liep naar hem toe. “Hé makker, goed om jouw lelijke kop weer eens te zien. Heb je het een beetje kunnen redden zonder directe aansturing, of heb je weer lopen freewheelen?” Hij gromde. “Eerst even plassen, Kees. Ik ben ook net binnen.” “Goed plan, ik ga met je mee.” Op de WC draaide hij zich naar me om. “Wat is er met Marion aan de hand?” “Durfde niet. Was panisch. We hebben haar opgehaald om te zorgen dat ze er niet tussenuit kneep.” Hij knikte. “Goed zo. Ze was vorige week vrijdag al vrij stilletjes. Ik dacht al zoiets.”
Ik kreeg een klap op mijn schouder. “Goed bezig, maat.” Ik haalde diezelfde schouder voorzichtig op. “Joline’s werk. En wil je Marion niets, maar dan ook helemaal niets laten merken? Tenzij dat ze flipt.” Hij knikte. “Ze moet het nu zelf rooien.” We plasten alsnog, liepen toen terug de kantine in en pakten een bak koffie. Om acht uur werden we in het leslokaal gevraagd en begon de cursus. Voor de meeste piraten een herhaling, voor Joline, Angelique, Marion, Fred en André was het allemaal nieuw. Een fimpje over de gevaren van onderkoeling, uitleg over het overlevingspak, de vrije val reddingsboot, bij elkaar blijven tijdens een ongeval, hoe je op een reddingsvlot moet klimmen, enzovoort. Om tien uur was er weer koffie. “Daarna hijsen we ons in overlevingspak en gaan we het water in, mensen. Je mag je gewone kleren aanhouden; je mobieltjes en andere kostbaarheden zou ik in een kluisje leggen. Als je iets kwijtraakt, vindt de volgende cursist plotseling een gloednieuw mobieltje in zijn overlevingspak…”

Joline en ik aten nog snel een paar boterhammen. “Even een bodempje leggen hoor… Straks moeten we flink aan de bak.” Na de pauze liepen we naar het kleedlokaal. Overlevingspakken werden uitgereikt. Fred en Angelique kregen een gloednieuw pak. “Twee weken terug hebben we de maatvoering maar wat uitgebreid. Het pak moet wel enigszins passen!” Toen we allemaal in het pak zaten, maakte Henry een paar groepsfoto’s. Daarna liepen we schommelend naar het buitenbad. Joline zorgde ervoor dat Marion als eerste het water in ging. Letterlijk met een trap onder haar achterwerk. Ze gaf een gil, maar eenmaal in het water bleef ze rustig. Eén voor één kwamen we erbij en vormden een kring in het water. “Blijf onder alle omstandigheden elkaar vasthouden! Je wordt zó door de golven uit elkaar geslagen en in je eentje ben je een stuk minder zichtbaar dan als groep!” De instructeur zette de golfslag-installatie aan en we werden flink heen en weer gesmeten in het water. Ik was blij dat ik een bodempje van boterhammen had gelegd, want dit was een prima manier om iemand zeeziek te maken.
Na wat oefeningen gingen we er weer uit. Volgende onderdeel: springen vanaf hoogte in het water. We moesten een tien meter hoge toren op en van daaruit in het water springen. Ook een bepaalde techniek, met één hand op je capuchon. “Marion, voorop. Jij leidt vandaag.” Ik zorgde dat ik vlak achter haar de toren op liep en gromde zachtjes: “En geen grappen dame. Je springt zo meteen of je krijgt een trap.” Ze keek om. “Ik spring zelf wel.” Eenmaal boven, met de instructeur ernaast, gaf hij de laatste aanwijzingen. “Ben je er klaar voor?” Marion knikte. “Go!” Ze sprong meteen, kwam in het water en zwom meteen opzij, zoals geleerd. Ik spring achter haar aan, daarna Joline, Angelique, alle Piraten en Fred sloot de rij. Ik greep Marion bij haar pak. “Goed zo! Doorgaan op deze manier!” Ze knipoogde.
We vormden een kring in het water en weer werd de golfmachine aangezet. Even later werd een reddingseiland in het water gegooid. Dat moesten we openmaken, zichzelf op laten blazen en dan aan boord gaan. Fred ging als eerste aan boord. “Jullie levende hijskraan!” Eén voor één hees hij ons op het vlot en we hielden appel. Iedereen was aan boord. De instructeur zei droogjes: “Vergeet die flauwekul van ‘vrouwen en kinderen eerst’. Degene die het dichtst in de buurt is, klimt er in en grijpt de rest. Dáárom is het zo belangrijk dat je elkaar vasthoudt. We doen het nu nog een keer, maar dan gaat u, mevrouw, als eerste het reddingseiland op.” Hij wees Angelique aan. Die gniffelde. “Ik denk dat ik er een paar gewoon laat verzuipen…” Wéér de toren op, wéér springen, maar nu in water met golven van een meter hoog. Dat voelde toch iets anders. Wéér het reddingseiland klaar maken en Angelique kroop er behendig in. Door stom toeval was Henk het dichtst in de buurt en ze greep hem vast en trok hem aan boord. “Jullie redden je wel hé? Wij gaan oefenen voor onze huwelijkreis…” Ze deden het luik dicht, wat hen op een serieuze snauw van de instructeur kwam te staan. Bedremmeld haalden ze iedereen aan boord en eenmaal aan de kant kregen ze er flink van langs.

“Leuk dat jullie verkering hebben en zo, maar we zijn hier met een serieuze oefening bezig. Wat je nu als ‘geintje’ ziet, is straks bittere werkelijkheid, denk daar goed aan!” Beiden boden hun excuses aan en de instructeur zei droogjes: “Oké. Geaccepteerd. Mijn motto is: ‘niet goed is opnieuw’, dus…” Een aantal van ons schoten in de lach. “Die hebben we vaker gehoord…” Het bleek dat de instructeur een voormalig Marinier was. Wéér de toren op. Marion bleef een beetje achter en liet de rest voorgaan. Fred had het meteen in de gaten. Toen we allemaal boven stonden zag ik dat hij haar vast had. Meer zag ik niet, want het was mijn beurt om te springen. Eenmaal in het water en onder de toren weg, keek ik omhoog. Angelique kwam achter me aan met een zeer bescheiden plonsje, daarna de Piraten, toen Joline. Allemaal met keurig een paar seconden tussenruimte. En toen even niets… en onverwacht Marion, die een rare duikeling maakte. Ze kwam op haar rug plat op het water en bewoog niet. Joline zwom naar haar toe en gaf haar een tik in het gezicht. “Wakker worden en wég hier! Of wil je Fred bovenop je hebben?” Toen ze uit de weg waren sprong Fred. Eenmaal in het water zwom hij meteen naar Marion toe, nam haar over van Joline. Het reddingseiland kwam weer in het water en de klim er in begon. Toen Marion voor het ding zwom pakte Fred haar beet en smeet haar zo ongeveer er in. Daarna klom hij er zelf achteraan.

De tijd was scherp: vanaf de eerste die sprong totdat Fred in het reddingseiland zat, waren er twee minuten verstreken. De instructeur kwam naar beneden uit de toren toen we op de kant stapten en liep naar Marion. “Waar was jij mee bezig? Door jouw aarzeling heb je je collega achter je gevaar gebracht! Als je moet springen, spring je! En geen tiende seconde later! Je staat op een booreiland wat op het punt staat te ontploffen! Jij aarzelt, de zaak explodeert op dat moment en je collega achter je is morsdood. Zó werkt dat hier, begrepen?” Ze was wit en een zacht “Ja meneer” was hoorbaar. “Je kent mijn motto ondertussen, dus…” Hij wees naar de toren. “Drie keer overnieuw. Springen, zwemmen, klimmen. Hop, tempo,”
Marion klom de toren op en de instructeur ging er achteraan. Even later sprong ze, zwom opzij en klom in het reddingseiland. En er weer uit, de kant op. En wéér de trap op, dezelfde cyclus, drie keer achter elkaar. Hijgend kwam ze de laatste keer bij ons staan. De instructeur kwam kalm naar beneden. “Zo. Snap je het nu een beetje?” Ze knikte. “Mooi. Dan ga je nu nóg een keer naar boven. Ik blijf hier en als ik roep ‘go!’ spring je. En als je er langer over doet dan één seconde om het water te raken, ben je nog niet jarig mevrouw. Hup, naar boven. Looppas.” Fred en ik keken elkaar kort aan en hadden moeite om niet in de lach te schieten. Een perfecte demonstratie van de cursus ‘omgaan met teleurstellingen’, zó uit het boekje.

Marion was nog nauwelijks boven of het ‘Go!’ klonk al. Vanaf de trap rende ze meteen naar voren, de toren af. Plons, zwem, klim. Prima. De instructeur liet haar even uithijgen en zei toen: “Volgend jaar als je hier weer voor herhaling komt en je krijgt mij als instructeur ga je het zwaar krijgen, dame. Héél zwaar. Daarmee is een brand op een booreiland een lachertje.” Hij draaide zich naar de rest om. “Wie heeft er honger?” Iedereen dus: het was ondertussen half één. “Mooi. U springt zo meteen vanaf de kant in het water, maakt een perfecte cirkel in het water en zwemt achter elkaar drie keer langs de rand van het bad. Zwem-polonaise. En denk eraan: Niet goed is…?” “Opnieuw!” “Juist. Go!” we sprongen het water in en maakten een cirkel. “Goed zo! En nu komt er een vliegtuig aan. Maak rook!” Fred wees Angelique aan. “Jij je rookfakkel gebruiken! Niemand anders!” Angelique trok het ding uit haar pak, trok de kap er af en hield het ding boven haar hoofd. Een oranje rookwolk kwam tevoorschijn. “Prima! En nu gooit het vliegtuig een reddingvlot. Op honderd meter afstand. Zwemmen!” De instructeur wees en we begonnen achter elkaar te zwemmen, ieder met één hand. Met de andere hand hield je je voorganger vast. We zwommen drie rondjes en toen hoorden we: “Oké, aan boord!” Ik vond het ook wel welletjes; zwemmen in zo’n pak was even wat anders dan in je zwembroek. Redelijk uitgeteld zaten we in het reddingsvlot. “Oké mensen, kom er maar uit. Goed gedaan. Eten. Zijn jullie wel aan toe, denk ik.” Grijnzend stond hij op de kant.
Toen Marion op de kant klom, wees hij naar de toren. “Omhoog!” Ze keek hem vernietigend aan, maar rende naar de toren toe, klom vlot omhoog en ging op de rand staan. De instructeur liet haar daar rustig een minuut staan en riep toen onverwacht: “Go!” Meteen sprong ze. Keurig volgens de drill, hand op haar hoofd, meteen opzij zwemmend en daarna in het vlot klauterend. “Volgens mij snap je het nu wel. Eet smakelijk.” Hij draaide zich om en liep weg. Als blikken konden doden had hij die wandeling niet overleefd. Marion keek hem woest na. “Wát een klootzak…”

Joline draaide haar om en zij nogal grimmig: “Denkt u even om uw taalgebruik, mevrouw de Groot? Straks, als het menens is, heeft u aan deze ‘klootzak’ te danken dat u de drills kent en toepast. Deze man doet z’n werk. En dat doet hij bijzonder goed.” We hadden drie kwartier om te lunchen. En de lunch was prima verzorgd: broodjes, soep, kroket, koffie of thee… Er was voldoende. Na de lunch kwam dezelfde instructeur ons ophalen. We stapten in een combi en reden naar een stukje afgesloten haven. Daar hing, aan een toren, een freefall reddingsboot. Een fel-oranje, langwerpige doos met een boeg er aan, een schroef en roer er achter en een kleine verhoging voor de roerganger. We kregen in een lokaaltje ernaast uitleg over het ding en moesten ons stuk voor stuk vastmaken en ingespen in een stel stoeltjes die in het lokaal stonden. Die stoeltjes stonden onder een hoek, net als in de reddingsboot. Je kreeg zelfs een band om je hoofd. “De G-krachten bij de val zijn best wel groot. Je flikkert zo’n 20 meter omlaag, het water in. Bij de plons in het water vertraagt de boot al veel; als je hoofd niet vastzit heb je ernstig nekletsel. En dan komt de boot uit het water en krijg je nóg een opdoffer, alleen de andere kant uit. Kortom: zorg dat je geen kant op kan.” Na een aantal keren vast en weer losmaken, gingen we naar buiten, naar de toren. “Oké mensen, ga maar omhoog. Bovenin wacht een collega. Hij controleert of jullie allemaal goed vastzitten. Dan gaat de deur dicht en even later gaan jullie vliegen… Héél eventjes maar.” Hij grijnsde. “Wie heeft er spijt van zijn of haar lunch?” Angelique stak aarzelend haar hand op. “Dat is dan jammer voor u mevrouw. Als u in de boot over uw nek gaat, ruimt u het zelf op.” Ze snoof. “Dat lolletje gun ik je niet!” Hij glimlachte. “Dat dacht ik al. Succes!”

We klommen omhoog. Ik keek even waar Marion was: die liep vlak voor Fred. Goed zo. Die liet het wel uit haar hoofd om rare fratsen uit te halen, met haar ‘mentor’ achter zich. Eén voor één gingen we aan boord en de instructeurs bovenin controleerden streng of we goed vast zaten. Toen ging de deur dicht. Eén van de instructeurs zat naast het roer. “Als we eenmaal in het water liggen, start ik de motor en varen we een stukje rond. Daarna gaan we voor de wal.” Henk zei: “Kees, we zijn wat vergeten.” Ik trok m’n wenkbrauwen op. “Oh? Wat dan?” Hij grinnikte. “Onze piratenvlag. Had leuk gestaan op dit schuitje.” Ik probeerde mijn hoofd te schudden, maar dat lukte niet. “Heb jij een mast op deze tobbe gezien, Henk? Ik niet. En bove..” Verder kwam ik niet want een doffe klap klonk en mijn stoel verdween onder mijn achterwerk. We vielen! Even later kwam de stoel weer hard terug, toen we het water raakten. De boot maakte een flinke duik; de patrijspoorten van de stuurstand verdwenen compleet onder groenig water. De instructeur maakte zich los, drukte op de startknop en de motor kwam tot leven. Schommelend op de golven van de val maakten we een paar rondjes door de haven, en toen legde de boot aan.
Het luik ging open en de instructeur keek ons aan. “Iedereen nog heel? Mooi. Uitstappen mensen.” Toen Angelique voorbij hem kwam zei hij: “Én?” Angelique zei kattig: “Nee, ik heb geen dweil nodig.” Hij lachte. "Goed zo. Had ik ook niet van je verwacht. Kleine, rode dames hebben over het algemeen best veel pit." "Breek me de bek niet open..." zei Henry, die achter haar liep. "Ik kan je verhalen vertellen..." De grijns op het gezicht van de instructeur werd breder. "Wij gaan straks wel even samen koffiedrinken..." Angelique keek hem aan. "Dat dacht ik niet meneertje! Er wordt niet over mij geroddeld!" We stapten weer in het busje en reden terug naar de eerste trainingslocatie. Nu gingen we naar een andere ruimte: een binnenbad met daarin een bovenloopkraan. Aan de kraan hing een ‘uitgeklede’ versie van een helikopter in een rond frame. Cockpit, passagierscompartiment met ramen. Geen staart, geen rotor, verder niks. “Oké mensen, dit is onze luchtvloot. Hypermodern: deze heli kan vliegen zonder rotors en zelfs een roll maken. Maar nu zonder dollen: U gaat er straks in, het ding gaat onder water, draait 180 graden om de lengteas, dus wat boven is, wordt onder en aan u de eer om er uit te komen. Levend graag. U heeft vanochtend de theorie gehad, nu volgt de praktijk. En denk eraan: Niet goed is…?” “Opnieuw!” zeiden wij braaf.
“Juist. Ook dit kan uw leven redden. Wees zuinig met lucht, raak niet in paniek, doe wat u geleerd is en eenmaal buiten: volg de bellen, dan zien we u aan de oppervlakte. Zo niet: er liggen twee duikers in het water om u te helpen. De eerste 6 man graag.” Joline deed een stap naar voren. “Dan heb ik het maar gehad.” Angelique ging mee en vier Piraten. Ze gespten zich in. De cabine werd opgetild, kwam boven het zwembad, verdween met een plons onder water en begon te kantelen. Door de luchtbellen konden we niets zien, maar als eerste kwam Angelique boven, toen Frits, Henk, Henry, Joline en als laatste André. Ze telden. “Compleet!” riep André. Ze zwommen naar de kant. “Makkie”, zei Joline tegen mij. “Adem inhouden, ruit en riem openmaken en wegwezen. Ik had zelfs nog de tijd om André te wijzen op mijn raam. Hij kreeg het zijne niet goed open.” De instructeurs en de duikers monteerden de ‘ramen’ weer en de cabine was weer klaar voor gebruik.

“Volgende shift!” Die bestond uit Fred, Marion, de drie overige Piraten en ik. Marion was lijkbleek. Fred en ik keken elkaar aan. “Wij zitten achter je, juffie”, hoorde ik Fred grommen. “En geen grappen uithalen. Gewoon je drills uitvoeren, dan gaat alles goed.” Ze zei niets. Toen de heli boven het water kwam en viel, gilde ze. “Klep dicht! Spaar je adem!” Fred gaf een tik op haar achterhoofd en het werd stil. Een seconde daarna zaten we onder water en kantelde het ding. Ik maakte het raam los, toen mezelf en keek naar voren. Marion zat te hannesen met haar vierpuntsgordel. Ik zwom onder haar door, maakte de gordel los, deed haar raampje open en trapte haar naar buiten. Daar was Fred al en die begeleidde haar naar de oppervlakte. Ik keek nog een keer om: de heli was leeg. Toen ik bovenkwam telde ik vijf koppen. Met mezelf erbij dus zes. “Compleet!”

Eenmaal op de kant liep ik naar Marion. “Waarom kreeg jij je gordel niet los?” Ze sloeg haar ogen neer en zei zachtjes: “Ik had ‘m al losgedaan voordat we vielen, maar om een of andere reden zat hij klem.” “Stomme trut!” baste Fred. “Wat je hier leert moet je toepassen. En niet stront-eigenwijs gaan zitten doen! Wanneer leer je dat nou eens, verdomme?” De instructeur kwam erbij, met een van de duikers. De laatste wees. “Mevrouw dacht slimmer te zijn dan de rest…” Hij vertelde wat hij gezien had. De ogen van de instructeur stonden woedend. Hij zei niets, maar wees naar de heli. “Wij ook?” vroeg Fred. “Nee. Ze gaat maar alleen. Als ze denkt dat ze zo slim is, mag ze het helemaal zelf uitzoeken.” Marion liet haar hoofd hangen. “Hop, mevrouw, we hebben nog twee uur. En in het laatste uur moet u ook nog de theorie-toets doen. We hebben dus nog wel even de tijd” Ze klom in de cabine en de instructeur zette haar helemaal voorin, meteen achter de cockpit. We hoorden hem de laatste instructies geven. “Denk eraan: raam, riem, raus. En niet andersom. En als ik ook maar één piepklein lullig foutje zie, ga je opnieuw. En opnieuw. Net zolang tot het perfect gaat. Enfin, je kent me ondertussen een beetje.”

De cabine ging omhoog, plonsde in het water, kantelde en zakte omlaag. Na tien seconden kwam Marion boven. Ze zwom naar de kant, duidelijk apetrots. Bij het trapje stond de instructeur. “Opnieuw.” Haar mond zakte open. “Waarom nú weer?” “Ik heb de ‘compleet-melding’ niet gehoord.” Je hóórde het ‘knak’- geluid in haar hersenen bijna. En terwijl ze naar de heli liep keken Fred en ik elkaar aan en knipoogden. De cabine viel weer, draaide om en na de twaalfde seconde dook Marion op. “Compleet!” Ze klom uit het water en de instructeur wees. “Wat nú weer?” mopperde ze. “Even zeker weten of je het nu kunt. Dit kan gewoon ook stom geluk zijn geweest.”
Ze slofte, in zichzelf mopperend, naar de cabine en ging weer zitten. Plons, draai… Na tien seconden dook ze op. “Compleet!” en zwom naar de trap. Toen ze eruit kwam riep de instructeur: “Oké dames en heren… Iedereen gaat nog een keer; ik verwacht een perfecte uitvoering van u allen!” Nu gingen wij al eerste shift. Geen verrassinngen meer: iedereen deed het volgens het boekje. “Prima. De tweede groep!” Ook de club waarin Joline zat deed het prima. De instructeur zei, toen ze op de kant waren geklommen: “Dames, heren: U kunt uw overlevingspakken hier uittrekken dan nemen wij ze mee om te wassen. Als u wilt douchen: u heeft een kwartier. Daarna in het theorielokaal verzamelen voor de eindtoets.” We trokken de pakken uit. Onze eigen kleren stonken. Logisch, die hadden de hele tijd muf opgesloten gezeten. Even een snelle douche, schone kleren aan en we begonnen aan de eindtoets. 30 multiple-choice vragen. Niet moeilijk, wel goed lezen. Na een kwartier waren de meesten klaar en de instructeur nam de antwoordbladen in. “Buiten wachten.” Angelique, André en Marion waren de laatsten. Na vijf minuten kwam de instructeur ons halen. Iedereen was geslaagd en we kregen ons certificaat. Marion kreeg een opmerking van de instructeur: “Mevrouw, als ik u was zou ik minder naar uzelf luisteren en meer naar uw collega’s…” Ze kreeg een kop als een boei en in de klas werd zachtjes gelachen. De instructeur verklaarde de cursus gereed en ik stond op en bedankte de instructeur en de duikers. “Jullie hebben ervoor gezorgd dat wij straks de skills en drills kennen en kunnen toepassen. Dank, namens DT.” Een applausje klonk. “En morgen zien we jullie weer allemaal in Gorinchem terug, mensen. Een prettige avond en rij voorzichtig.” We gaven de mensen van het trainingscentrum een hand en vertrokken. Eenmaal op weg draaide Joline zich naar Marion om. “Zo dame… U heeft vandaag weer wat levenslessen opgedaan, geloof ik?” Ik zag in de spiegel dat ze weer bloosde. “Ik ben een stomme, bange trut, dat bleek vandaag maar weer. Sorry.” Ik keek haar in de spiegel aan. “We gaan dat vanavond eens uitgebreid met je vader evalueren, meisje de Groot. Want we zijn door jouw Pa voor het diner uitgenodigd.” “Wát?” Joline knikte. “Toen jij al miepend in de auto ging zitten nodigde je vader ons uit voor het avondeten.” Het werd stil achterin en ook Joline dommelde weg. Ik zette maar wat muziek op en neuriede met de vijfde symfonie van Beethoven mee. Tatatataaaa…. Niet bepaald een slaapliedje, maar de dames waren redelijk ‘op’.
Lees verder: Mini - 103
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...