Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Leen
Datum: 25-11-2020 | Cijfer: 9.2 | Gelezen: 2627
Lengte: Lang | Leestijd: 16 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Borsten, Romantiek,
Vlucht Naar De Stad
Sahurs / Rouen, Normandië - september 1066

"De aarde is onze moestuin, we moeten vermijden dat ze overwoekerd wordt door onkruid. Het onkruid, dat zijn de demonen en heksen. We moeten ze uit onze tuin verdrijven."

Vanop de heuveltop, uitkijkend over het dorp, spreekt Mechyel, de witte pater, zijn manschappen toe.

"De demonen hebben vele gezichten, ze willen niet gevonden worden. Sommige van hun gezichten zijn eng. Sommigen zijn verlegen. En sommigen zijn erg jong."

Zijn oog rust op een groepje huizen waar een paar jongens aan het spelen zijn en kippen kakelend rondlopen. Een vrouw leegt een teil vanuit een deuropening en roept het een en ander naar de kinderen.

"Denk er aan: dit is oorlog, en in oorlog kan er geen genade zijn. Verniel het dorp en dood zijn inwoners. Want dit is de plek waar het kwaad zijn thuis heeft gevonden. Zoek het amulet van de heks en breng het me. Dan pas is jullie opdracht geslaagd."

Mechyel wendt zijn paard en met zijn zwaard boven het hoofd zwaaiend stormt hij op het dorp af. Zijn soldaten volgen hem luid joelend. Een boer die bezig is zijn land te bewerken, kijkt verrast op. Zijn ogen worden groot en verschrikt laat hij zijn hark vallen. Luid schreeuwend rent hij het dorp in.

In de keuken van hun boerderij zitten Bernard en Maryam zwijgend voor zich uit te staren. Het is er donker en koud. De luiken van de ramen zijn gesloten, door de kieren van de planken vallen streepjes licht. Op tafel branden lange kaarsen die een gele gloed verspreiden. Rook stijgt op uit de haard.

Na haar gruwelijke verkrachting door de graaf is Maryam haar levensvreugde helemaal verdwenen. Haar leven is doods, als een wereld zonder zon. Dagenlang heeft ze gehuid maar zich uiteindelijk toch vermand. Ze weet dat ze als amulethouder een boel verantwoordelijkheden heeft, maar het valt haar zwaar.

Tegenover haar zit Bernard, haar echtgenoot. De eens zo joviale en vrolijke man is, verteerd door schuldgevoel en radeloosheid bij het zien van zoveel leed, een verbitterd en somber iemand geworden.

"Het spijt me zo, schat." Maryam reageert niet op zijn woorden. "Ik...Ik had je niet aan je lot mogen overlaten." stamelt Bernard. "Ik had het niet mogen laten gebeuren. Als..."

Maryam heft plots met een ruk haar hoofd op. "Stttt..." onderbreekt ze hem. "Hoor je dat?"

Het geluid dat aanvankelijk als een fluistering klonk, zwelt snel aan tot een gebulder. Opeens klinkt er een luide bons, die weergalmt tot diep in het hart van het verduisterde huis. Wie het ook is, ze staan nu voor de poort van de hoeve.

"Ze komen me halen." fluistert Maryam verschrikt. Haar hart bonst hevig en ze durft amper adem te halen. Ze balt haar vuisten en probeert de paniek te onderdrukken die in haar opwelt. Haar echtgenoot springt recht en grijpt de bijl die voor de haard op de grond ligt.

"Ik hou ze wel tegen." gromt hij. "Vlucht naar de rivier, daar ligt een bootje."

"Doe open of we rammen de poort kapot!"

Maryam kijkt haar echtgenoot wanhopig aan. "Kom met me mee, Bernard. Hier blijven heeft geen zin. Je gaat een wisse dood tegemoet."

"Nee lieverd, het is mijn taak als echtgenoot je te verdedigen. Ik heb je al eens een keertje in de steek gelaten, ik ga dit geen twee keer laten gebeuren. Voor mij is dit de kans om het weer goed met je te maken. Vlucht naar Rouen, daar woont mijn nonkel, Lucas van Evreux. Hij heeft er een beenhouwerij in een zijstraat van de grote markt, je kan niet missen. Haast je!"

Maryam grijpt Bernard zijn gezicht met twee handen vast. In haar ogen welt een traan op. "Oh Bernard." jammert ze. Ze drukt een kus op zijn mond.

"Vaarwel Maryam. Haast je."

Bernard draait zich om en stapt vastberaden de keuken uit, het erf op. Hij haalt diep adem en probeert zich te concentreren. Hij weet dat hij slechts één kans zou krijgen, op het moment dat de poort het zou begeven. "Waag het niet hier binnen te komen." hij probeert ferm te klinken maar zijn stem is zo zwak en beverig dat er aan de andere kant gelachen wordt.

Met een knal wordt de poort opengegooid, een soldaat doet een stap naar voor, met getrokken zwaard. Zonder aarzelen haalt Bernard met al zijn kracht naar hem uit. Suizend komt zijn bijl neer op de borst van de man. De kling gaat door vlees en bot alsof het water is, bloed spuit naar buiten. De soldaat maakt een rochelend geluid en zwaait heen en weer. Hij zakt ineen op de grond, bloed opwellend uit mond en borst.

Bernard staat nog steeds naar de man te staren wanneer er meer soldaten de hoeve binnendringen. Ze zouden hem doden, beseft hij. Schreeuwend stormt hij naar voren, zwaaiend met zijn van bloed druppende bijl.

Op dat moment verlaat Maryam de hoeve langs een achterdeur. In haar hand houdt ze een bundeltje met bezittingen vast. Ze draait zich nog één keer om en uit een snik wanneer ze beseft dat ze haar man nooit meer terug zal zien. Ineengedoken rent ze snel naar het bos. Achter zich hoort ze de soldaten het erf oversteken, in de richting van het woonhuis. Met bonzend hart slaat ze het ene smalle paadje na het andere in. Ze blijft rennen, hijgend, maar durft pas te blijven staan wanneer ze uit het zicht van de boerderij is. Ze tast naar haar dolk die veilig weggestopt zit in haar ceintuur en probeert zich te herinneren wat haar echtgenoot tegen haar had gezegd: de rivier, ze moet de rivier zien te bereiken.

Tegen de tijd dat Maryam bij de rivier aankomt, staat ze te trillen op haar benen. Het water strekt zich olieachtig voor haar uit en weerspiegelt de laaghangende hemel en de rij knotwilgen op de oever. Tussen het riet dobbert een bootje met een platte bodem en een puntige boeg. Ze hapt naar adem en blijft even twijfelend staan.

Lawaai doet haar opschrikken. In de verte ziet ze mannen in zwarte uniformen tussen de huizen vandaan komen en in de richting van de rivier rennen. Zonder na te denken springt ze haastig aan boord van het bootje dat hierdoor hevig heen en weer schommelt. Water klotst tegen de romp.

Ze pakt een roeispaan beet en steekt die met een plons in het water. Het bootje deint op en neer wanneer ze zich krachtig afzet. Het bootje maakt zich los van de oever. Wanneer ze even later omkijkt ziet ze soldaten op de oever haar nakijken. "De heks, ze gaat er vandoor!" roept er eentje. Maryam gaat ineengedoken in het bootje zitten, haar handen voor haar gezicht. De wereld heeft nog nooit zo groot geleken en zij nog nooit zo klein.

Al spoedig doemt in de verte de stadsmuur van Rouen op. Maryam vaart nog een stukje verder en meert aan bij een verlaten steiger. Ze draait een sjaal rond haar gezicht en haast zich angstig richting de met steen versterkte poort. Het is er druk. Een lange rij karren en mannen te paard staan aan te schuiven om de stad in te geraken. Voetgangers glippen overal tussendoor tot ergernis van koetsiers. Mensen roepen boos tegen elkaar en sommigen maken rechtsomkeer.

"Wat brengt u hier, juffrouw?" de schele ogen van een poortwachter zijn een paar tellen op Maryam gericht. Hij heeft kort grijs haar en kijkt haar nieuwgierig aan.

"Ik kom hier mijn tante bezoeken, ze is ziek."

De wachter slaakt een geïrriteerde zucht en wijst naar het buideltje dat Maryam in haar handen houdt. "Heb je je identificatie bij je?".

Zwijgend overhandigt ze haar papieren. De man leest ze en werpt een peilende blik op de vrouw voor hem.

Een muntstuk wisselt ongemerkt van eigenaar. De poortwachter knikt. "Welkom in Rouen, juffrouw. Wees een beetje voorzichtig, want een vrouw alleen..."

Maryam knikt, buigt zwijgend haar hoofd en snelt de stad in, bang om alsnog tegengehouden te worden. "Kalm, kalm, niet gaan rennen. Maak hem niet achterdochtig." maant ze zichzelf tot kalmte toe.

Rouen bestaat uit een doolhof van steegjes waar houten huizen zo dicht opeengepakt staan, dat de overhellende dakranden de hemel aan het zicht onttrekken. Het plaveisel is glad, afvoergoten verstopt en het stinkt er verschrikkelijk. Ze struikelt over iets zachts: een dode rat die midden op de weg ligt te rotten.

Op goed geluk slaat ze een zijstraat in. Ze komt uit op een plein met in het midden een grote waterput. Rond de put staan meerdere vrouwen. Ze kijken haar argwanend aan. Het lijken net honden die hun territorium verdedigen. Een van de vrouwen met bezweet mollig gezicht blijft haar aanstaren. "Mevrouw, kunt u me zeggen... weet u waar ik de beenhouwerij van Lucas... Lucas van Evreux kan vinden?"

De vrouw wijst zwijgend naar een houten pand van twee verdiepingen in één van de zijstraatjes. Maryam rent er opgelucht naar toe, maar merkt al spoedig dat de toegang tot de winkel met planken dichtgetimmerd is. Een gescheurd gordijn wappert in een openstaand raam. Het huis is verlaten en onbewoond. Maryam blijft verbijsterd staan en buigt haar hoofd, van haar laatste restje hoop beroofd. Bevend zakt ze tegen de gevel van het huis ineen, slaat haar handen voor haar gezicht en begint te snikken.

Op dat moment hoort ze kreten en luid gelach. Een groepje jongens loopt zelfverzekerd haar kant op en komt rond haar staan. De jongeren zijn allen niet ouder dan zestien, drie van hen hebben een tenger lichaam, eentje is dik. Hun aanvoerder is een stevig iemand met baarddons en een gat op de plaats van zijn rechtervoortand. Hij praat krachtig en grijpt Maryam haar borst beet. Die wendt geschokt haar gezicht af en protesteert luid. "Laat dat!"

"Waarom zou ik," is het antwoord. "Jullie boerenvrouwen hebben al redelijk wat geproefd van het echte leven, of niet soms? Ze zeggen dat jullie heel wild en gewillig zijn. Laat mij maar eens zien of dat zo is."

Maryam springt op en wilt weglopen, maar wordt tegengehouden door de jongens. Die lachen en duwen haar tussen zich in heen en weer, aan haar kleren trekkend en rukkend. Een van hen slaagt er in haar halskraag vast te pakken en open te scheuren zodat haar borsten te zien zijn. Maryam probeert haar naaktheid te bedekken, maar wordt belaagd door een boel grijpgrage handen die aan haar trekken, duwen, grijpen en knijpen.

Wanhopig op zoek naar hulp kijkt ze om zich heen. Wanneer een oud koppeltje passeert, jammert ze "Help me!", maar er komt geen reactie.

Een van de jongens, een potige kerel, trekt zijn slachtoffer bij de haren naar hem toe. Hij legt zijn hand op een van haar borsten en kijpt keihard in haar tepel. Maryam gilt het uit en probeert de jongen van zich af te duwen.

"Nee," jammert ze met een mengeling van woede en intens verdriet. "Niet opnieuw, alsjeblieft niet."

Ze kronkelt en schopt naar haar aanvallers om aan hun handen te ontkomen. De potige jongen grijnst en frommelt met een hitsige blik opgewonden aan zijn broek. "Hou haar stevig vast!"

"Wat moet dat?" Een gespierde man met lange bruine haren en baard komt zelfverzekerd op de jongeren af gestapt. Twee jongens die hem opmerken houden onmiddellijk op met hun pesterijen. De dikke jongen en de woesteling blijven naar Maryam grijpen, die zich met hernieuwde kracht verweert. Een van hen grijpt haar opnieuw aan de haren vast en trekt er hard aan. Weer gilt Maryam.

"Laat die vrouw met rust." herhaalt de man rustig en vastbesloten. Hij staat met een rechte rug voor hen en voelt geen enkele angst.

"Waar bemoei jij je mee?" roept de aanvoerder van de groep. "Het is maar een boerin, een wilde vrouw. Die zijn hier voor gemaakt." Hij spuwt naar de man. De andere jongens aarzelen.

"Koenraad? Jij weer? Wat gaat je vader hiervan vinden als ik het hem vertel? En jij Otto? Heb je nog niet genoeg leed veroorzaakt? Ik geef je nog één kans om er mee op te houden. Anders gaan jullie de gevolgen ondervinden." De jongeren staren hem met haatdragende ogen aan maar druipen uiteindelijk af.

Maryam zijgt neer op de grond, terwijl ze de voorzijde van haar kapotte hemd tegen haar borst houdt.

Haar redder gaat op zijn hurken naast haar zitten. "Gaat het?" vraagt hij bezorgd. Hij kijkt Maryam recht in haar ogen. Sprakeloos kijkt ze hem aan. Zijn onderzoekende blik lijkt door te dringen in haar ziel. Ze voelt haar lichaam slap worden. Een vreemde, onbekende warmte welt in haar op vanuit haar diepste ik.

"Ik ben Wulfbehrt."

"Maryam."

Wulfbehrt slikt even. Als een wezen uit een andere wereld weet ze hem te betoveren. Haar ogen houden hem gevangen. Ze straalt de lieftalligheid uit van een gazelle, met haren die als wilde manen om haar gezicht krullen.

"Zal ik je naar huis brengen?"

Maryam begint te wenen. Wulfbehrt twijfelt even, maar legt dan een hand op haar bovenarm. Een rilling trekt door haar heen bij het eerste lichaamscontact. Toch voelt het juist. Maryam weet niet waarom, maar ze vertrouwt deze vreemdeling. "Ik heb geen thuis meer. Ze hebben mijn man vermoord en ons dorp verwoest." Een grote vermoeidheid en eenzaamheid overmannen haar. De dood van Bernard is allemaal voor niks geweest. Haar vlucht zou hier eindigen.

"Ze?"

"De witte paters..."

Wulfbehrt fronst zijn wenkbrauwen. "Dat is niet zo best. Dus je bent op de vlucht?"

Maryam zwijgt. Krampachtig balt ze haar vuisten en staart ze voor zich uit, in een poging haar kalmte te bewaren.

Wulfbehrt laat zijn ogen over haar lichaam glijden. Bij de welving van haar borsten stokt zijn adem. "Oh wat is ze mooi", schiet door hem heen. Haar hele zijn vult zijn lichaam met een verlangen om voor haar te zorgen. Hij trekt zijn cape uit en geeft die aan haar. "Hier, trek dit aan. Als je wilt kan je deze nacht bij mij overnachten. Dan laat ik Mathilde een warm bad voor je klaarmaken.

Maryam kijkt hem met grote ogen aan, sprakeloos en overdonderd. Hij schenkt haar een verblindende glimlach die haar denkvermogen uitschakelt. Even verdwijnen haar donkere gedachten en durft ze weer hoop toe te laten. Toch rinkelt er een alarmbelletje in haar hoofd.

"Wat gaat je vrouw daarvan vinden?"

"Mijn vrouw?"

"Mathilde."

"Oh," lacht hij, "dat is mijn huishoudster. Ik heb nooit het genoegen van een relatie mogen ervaren."

Wulfbehrt pakt haar bovenarmen vast en trekt haar overeind. "Kom we gaan."

Maryam werpt zich in zijn armen, snikkend van opluchting.
Trefwoord(en): Borsten, Romantiek, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...