Door: Leen
Datum: 15-06-2022 | Cijfer: 8.9 | Gelezen: 3261
Lengte: Lang | Leestijd: 18 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Dagboek, Lesbienne, Openbaar, Verlangen,
Lengte: Lang | Leestijd: 18 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Dagboek, Lesbienne, Openbaar, Verlangen,
Vervolg op: Verlangen - 15: Eva, Deel 1
Eva, Deel 2
“Mooi is dat.” De woorden ontsnappen als een zucht vol bitter sarcasme, terwijl ik de bekentenis van Eva probeer te verwerken. Een naakt, opgesloten meisje. Een pestkop die zelf gepest werd. Het beeld past niet in het frame dat ik jarenlang zorgvuldig van haar heb opgebouwd.
“Ik weet het,” fluistert ze, en voor het eerst kijkt ze weg, naar haar handen op de tafel.
Ik zwijg en staar nors voor me uit, naar de boeken over Van Gogh. De gekwelde blik van de schilder op de kaft voelt plotseling heel herkenbaar.
“Het verleden kan ik niet meer veranderen,” merkt Eva zachtjes op, alsof ze mijn gedachten kan lezen.
Dat is de druppel. Met een hard, definitief gebaar gooi ik mijn pen op tafel en klap mijn notitieboek dicht. De klap echoot in de stille leeszaal en een paar mensen kijken geïrriteerd op. Het gesprek is voorbij. Ik ben er klaar mee.
Eva kijkt me kort aan. De onzekerheid op haar gezicht is nieuw, vreemd. “Maar laat het me goedmaken.”
“Ik. Heb. Jou. Niet. Nodig,” herhaal ik, en ik spreek elke lettergreep langzaam en met ijzige precisie uit. Mijn stem klinkt hard en duidelijk. Geen trilling. Geen zachtaardigheid. Geen spanning. Alleen een koude, harde muur.
“Dat weet ik.” Ze laat haar schouders hangen. “Je hebt Carl.”
De naam van Carl in haar mond voelt als een overtreding, een inbreuk op mijn privacy. “Bijvoorbeeld.”
“Hoe is het eigenlijk met jullie?”
“Goed.” Dit gaat haar absoluut niets aan.
Ze leunt een beetje naar voren, haar blik is nu scherp, analyserend. “Maar je zit met iets?”
“Hoezo?” Ik frons mijn wenkbrauwen. De onzekerheid is weg, de oude, manipulatieve Eva is weer terug. Ik ben dit gesprek nu al strontzat.
“Ik heb die indruk. Je hebt diezelfde blik als daarnet. Gekwetst.”
“Het gaat je geen reet aan.” Ik ga haar echt niets over mijn privéleven vertellen. Dat is het laatste wat ik wil.
Ze negeert mijn afwijzing compleet. Haar stem wordt een samenzweerderig gefluister. “Zijn jullie al naar bed geweest?”
De vraag slaat in als een bom. Ik voel een hete, verraderlijke blos vanuit mijn nek naar mijn haarlijn kruipen. “Dat ga ik je echt niet vertellen.”
“Nee dus,” concludeert ze met een kleine, triomfantelijke glimlach.
Ik zucht diep. Ben ik dan echt zo’n open boek?
“En nu zit hij je te pushen?” gaat ze onverstoord verder.
“Waarom denk je dat?” Ik wil niet dat ze de waarheid weet. Ik wil niet dat ze weet dat ze gelijk heeft.
“Ach, Leen. Leer mij de jongens kennen.” Eva buigt zich verder voorover de tafel, haar ogen fonkelen met een soort wereldwijze vermoeidheid. “Maar weet je, die eerste keer… het is echt niet zo belangrijk als je denkt.”
“Hoezo niet?” vraag ik, tegen mijn wil in.
“Omdat het een last is. Een mythe. Het hele ‘speciale moment’ legt een gigantische druk op een relatie. Het kan beter maar zo snel mogelijk voorbij zijn. Gewoon, hup, pleister eraf. Dan kun je daarna pas echt volop beginnen genieten. Van de Big Five bijvoorbeeld.”
Ik staar haar aan. “Wil ik wel weten wat dat is?”
Ze kijkt me aan met een mengeling van ongeloof en medelijden. “Weet je dat echt niet?”
“Als ik het wist, zou ik het niet vragen,” snauw ik.
“De Big Five,” doceert ze, alsof ze een saaie geschiedenisles geeft, “zijn de vijf plekken in en rond het dorp waar je het als koppel ooit een keer moet hebben gedaan om er echt bij te horen.”
Ik kijk haar met open mond aan. “Je zit gewoon dingen te verzinnen om me te choqueren.”
“Echt niet. Ik zweer het.” Eva legt een hand plechtig op haar borst, maar de duivelse twinkeling in haar ogen verraadt haar. Ze geniet hiervan. Ze geniet ervan om mijn kleine, romantische wereldbeeld aan diggelen te slaan met haar cynische, platte realiteit. En het ergste is, ik weet niet of ik haar moet geloven of niet.
Dit soort dingen zijn voor haar niks bijzonders. Ze praat over de ‘Big Five’ alsof het een boodschappenlijstje is. En god, een klein, lelijk, verraderlijk deel van mij wou dat het voor mij ook zo was. Dat ik zo onverschillig en zorgeloos kon zijn, dat ik seks kon zien als een spel, een sport, in plaats van dit allesomvattende, angstaanjagende mysterie.
“Ik geloof je niet,” zeg ik, maar mijn stem klinkt zwak, zelfs in mijn eigen oren. Het is een flinterdun schild tegen de stortvloed van haar realiteit.
Eva negeert mijn ongeloof en leunt nog dichterbij, haar ogen fonkelen van duivels plezier. “Een van de plekken,” fluistert ze, alsof ze een groot staatsgeheim onthult, “is de biechtstoel in de Sint-Martinuskerk.”
“De kerk?” Ik hap naar adem. “Dat meen je niet.”
“Wat denk je? De spanning, het taboe… Het idee dat je elk moment betrapt kunt worden door de pastoor?” Ze grijnst. “Wil je dat niet uitproberen?”
“Nee! Beslist niet.”
“En een pashokje in een kledingwinkel dan? Bij C&A of zo.”
Ik glimlach onwillekeurig. Tegen mijn zin in flitst er een beeld door mijn hoofd. Een snelle, hete, verboden fantasie. Ik zie mezelf al op mijn knieën zitten in een krap, benauwd hokje, het goedkope gordijn dat ons maar nauwelijks afschermt van de buitenwereld… Ik schud het beeld van me af, mijn wangen gloeien.
“Best leuk, niet?” zegt Eva, die mijn reactie feilloos heeft opgemerkt. “En het zwembad.”
“In de kleedhokjes?”
“Nee, veel te saai. In het zwembad zelf. In het diepe gedeelte, 's avonds laat. Terwijl iedereen je voorbij zwemt.”
“Zot!”
“Niemand die het merkt, geloof me. Je moet gewoon weten hoe.”
“Nee! Heb jij ooit…” De vraag is eruit voor ik hem kan tegenhouden.
Eva lacht, een mysterieus, alleswetend lachje. Het is geen ‘ja’, maar het is ook zeker geen ‘nee’. “Zo moeilijk is het niet. Als je wilt, leer ik het je wel.”
Ik slik. Deels uit afkeer, deels uit een morbide fascinatie. “En… en die andere twee?”
“De klassiekers,” zegt ze met een zucht, alsof het haar verveelt. “Het marktplein, achter de frietkraam na middernacht. En Singelberg.” Ze maakt een wegwerpgebaar. “De heuvel waar dat oude kasteel stond. Duh. Elke idioot met een brommer en een vriendinnetje met lage standaarden heeft het daar al gedaan.”
Ik staar voor me uit, mijn hoofd tolt. Het is alsof ze een kaart uittekent van een wereld waarvan ik niet eens wist dat hij bestond, een wereld die zich al die tijd vlak onder mijn neus heeft afgespeeld.
“Maar er zijn nog vele andere, veel leukere plekjes,” fluistert Eva, en haar ogen schieten door de leeszaal. “Zie je die twee daar?”
Ik kijk om naar het koppeltje dat onhandig staat te kussen en dan snel achter een hoog boekenrek verdwijnt. “Ja, waarom?”
“Daar,” zegt Eva met de precisie van een gids, “bevinden zich de filosofieboeken. Kant, Hegel, Schopenhauer.”
“Dus?”
“Dus,” zegt ze, en ze leunt weer naar me toe, haar stem een samenzweerderig gefluister, “is dat een plek die niemand in deze hele school interesseert. Tenzij… tenzij je op zoek bent naar een heel rustig, afgelegen plekje om…”
Mijn mond valt open. Ik kijk naar de rij met stoffige, saaie filosofieboeken en zie het plotseling met andere ogen. De bibliotheek, mijn veilige haven, mijn toevluchtsoord… In een paar minuten tijd heeft Eva het veranderd in een landkaart van geheime, verboden mogelijkheden. En ik weet niet of ik dat afschuwelijk of opwindend vind.
“Kom mee.” Eva’s vingers sluiten zich als een val om mijn pols. Haar greep is verrassend sterk, en laat geen ruimte voor protest. Ze trekt me met zich mee, dieper de bibliotheek in, naar een smal, stoffig gangpad. Filosofie. De ruggen van de boeken staren me aan met hun saaie, onverstoorbare titels. Ze duwt me een gang in, vlak naast de gang die het koppel heeft uitgekozen. Het ruikt hier naar oud papier en vergeten kennis.
Ik wil net zeggen dat ze zich van alles inbeeldt, dat niet alles om seks draait, dat ze me met rust moet laten, wanneer een geluid me de mond snoert. Het is geen hard geluid, maar het snijdt door de gewijde stilte. Een zacht, hees gesmoes, gevolgd door een laag, zuchtend gekreun. Het is een onmiskenbaar, dierlijk geluid. Een geluid dat hier absoluut niet thuishoort. Aan Eva’s gespannen, alerte houding merk ik dat zij het ook heeft gehoord. Haar ogen fonkelen. Met een hart dat in mijn keel bonst, zie ik hoe Eva een dik, saai boek over Kant van de plank pakt. Ze houdt het niet voor haar neus, maar creëert een kier, een spleet in de muur van kennis. Een kijkgaatje. Ik zou moeten weglopen, haar vertellen dat ze gestoord is. Maar ik doe het niet. Mijn voeten staan vastgelijmd aan de grond. Gefascineerd en vol afschuw kijk ik door de kier die is ontstaan.
Ik heb perfect zicht. Een rij verder, half verborgen achter de werken van Schopenhauer, is het stelletje lekker bezig. Voor me staat een slungelige jongen zijn meisje te zoenen alsof zijn leven ervan afhangt. Hij heeft haar tegen het boekenrek geduwd, haar benen geklemd tussen de zijne. Ze gaan best ver. Ik zie hoe zijn hand onhandig onder haar veel te strakke topje verdwijnt en haar borst kneedt. De scène voor me verwart me op een diep, fundamenteel niveau. Een deel van mij wil hun privacy niet storen, vindt dit beschamend en verkeerd. Maar een ander, donkerder, nieuwsgieriger deel, doet het toch. Het blijft met volle, onverdeelde aandacht kijken.
“Dus je kijkt graag?” fluistert Eva’s stem in mijn oor. Haar adem is warm en kietelt mijn nek, wat me een onwillekeurige rilling bezorgt.
Ik adem zwaar uit, mijn adem vormt een wolkje in de koele lucht van de bibliotheek.
“Wat vind je er leuk aan?” dringt ze aan, haar stem een zachte, dwingende sis. “Dat wij ze hebben betrapt en dat ze het niet eens weten? De macht die dat geeft?”
Ik haal mijn schouders op, niet in staat om een woord uit te brengen.
“Zeg het me, Leen. Ik wil het weten.”
Voordat ik kan antwoorden, zie ik aan de andere kant van het rek het meisje de jongen plotseling van zich afduwen. Ze hijgt, haar gezicht is rood en bezweet. Dan, tot mijn afgrijzen, trekt ze haar korte rokje omhoog. Ik draai me met een ruk om, mijn hart slaat op hol. Mijn ademhaling is snel en gejaagd, mijn gezicht een masker van geschokt ongeloof. Eva legt haar handen op mijn schouders en kijkt me recht in de ogen, haar eigen blik is intens en onleesbaar. Ik probeer weg te glippen, dit hele gebeuren is te gênant, te intiem, te veel. Maar Eva is sneller. Ze zet me klem, haar lichaam blokkeert de uitgang van het smalle gangpad, en ze duwt me zachtjes maar onverbiddelijk tegen het boekenrek. De harde ruggen van de boeken drukken pijnlijk in mijn rug. Ze pakt mijn heupen beet om me op mijn plaats te houden.
“Wacht eens even,” fluistert ze, en er speelt een vreemde, opgewonden glimlach om haar lippen. “Dit is waar het interessant begint te worden.”
“Ik heb genoeg gezien,” pers ik eruit.
“Maar heb je ook genoeg gevoeld?” Haar stem is laag en verleidelijk. “Wil je dan zelf niet experimenteren? Ervaren hoe het echt aanvoelt, in plaats van er alleen maar naar te kijken?”
Haar handen beginnen langzaam, bijna tergend, over mijn heupen te strelen, haar duimen tekenen cirkels op mijn heupbeenderen. Ik verstijf, elke spier in mijn lichaam gespannen.
“Ik kan je helpen,” fluistert ze. “Ik kan je helpen om je nieuwsgierigheid te bevredigen. Dus de vraag is, Leen… wil jij dat?”
Mijn blik schiet heen en weer, gevangen tussen haar intense ogen en de onmogelijke uitweg. Ik weet niet hoe ik moet reageren. Mijn brein is een chaos van ‘nee’ en ‘ja’ en ‘wat gebeurt hier’.
Ze leunt dichterbij, haar gezicht is nu slechts centimeters van het mijne. Haar parfum vult mijn longen. “Vertrouw me,” fluistert ze. “Eén woord. Zeg ja.”
Ik bestudeer Eva’s gezicht in het schemerige licht van het gangpad, op zoek naar de valstrik, de leugen, de verborgen lach. Vertrouw ik haar? Na alles wat er tussen ons gebeurd is? Mijn verstand, mijn instinct, elk litteken op mijn ziel schreeuwt dat ik nee moet zeggen. Dat ik me moet omdraaien, weglopen en nooit meer achterom moet kijken. Maar in plaats daarvan hoor ik mijn eigen stem, een verraderlijk, hees gefluister dat de stilte doorbreekt. “Oké.” Het woord is een overgave. Een sprong in het duister. Een paar tellen later, voordat ik zelfs maar de kans heb om spijt te krijgen, drukt Eva haar lichaam tegen me aan. De harde ruggen van de boeken in mijn rug, haar zachte, maar sterke lichaam dat me vastpint. Terwijl ik me verwonder over de snelheid waarmee dit gebeurt, drukt ze haar lippen op mijn mond.
De kus is niets zoals die van Carl. Zijn zoenen zijn warm, vragend, soms onhandig. Eva’s lippen zijn niet zacht. Ze zijn hard, veeleisend, bijna bestraffend. Het is een aanval, een overrompeling. Haar handen grijpen de planken aan weerszijden van mijn hoofd, me gevangen houdend in haar web. In een opwelling van pure verwarring en een vreemde, onbekende opwinding, sla ik mijn armen om haar middel en grijp haar rug vast. Mijn vingers klauwen in de stof van haar trui, op zoek naar houvast in een wereld die plotseling kantelt. Ze is ruw, dominant, en laat er geen twijfel over bestaan dat zij de baas is.
Haar vingers glijden van de boekenplank naar de tailleband van mijn trainingsbroek. Ze streelt langzaam van mijn ene heup, over de gevoelige ronding van mijn buik, naar mijn andere heup. Ik hap naar adem, mijn rug verstijft verwachtingsvol. Dan verdwijnt haar hand onder de stof, onder de rand van mijn ondergoed. Haar vingers strijken over mijn huid, een aanraking op een plek waar – buiten mezelf en Carl – nog nooit iemand is geweest. De schok is zo hevig dat ik in een opwelling tegentrek, mijn lichaam probeert zich los te maken uit de overweldigende sensatie.
“Rustig, Leen,” fluistert ze, haar stem is laag en kalmerend, maar ook dwingend. “Ik wil je enkel maar laten genieten, mag dat? Ik zal voorzichtig zijn.”
Ik slik, mijn keel is kurkdroog, en knik verlegen.
“Zeg het me,” dringt ze aan, haar lippen dicht bij mijn oor. “Ik wil het horen. Ik wil weten of je mijn hand daar wel of niet graag hebt.”
Meer dan een fluisterend “Ja” kan ik niet uitbrengen.
Haar vinger tekent een langzaam, tergend rondje. Ik klem mijn kaken op elkaar en dwing mezelf door mijn neus te ademen om te voorkomen dat er een onwillekeurig gekreun aan mijn lippen ontsnapt. Ik kijk naar links en rechts in de schemerige gang, maar er is hier niemand. We zijn alleen. Ik bijt op mijn lip en voel allerlei heerlijke, verboden tintelingen door me heen stromen, een genot dat me vult en tegelijkertijd doodsbang maakt. Ik weet dat wat we nu doen roekeloos en stom is.
“Je niet inhouden, Leen. Laat je maar gaan.”
Haar vingers worden stoutmoediger. Mijn spieren verstrakken onmiddellijk en ik knijp mijn dijen tegen elkaar, waardoor ik haar hand gevangen hou.
Dit is gevaarlijk bedwelmend en bij die laatste gedachte… stop ik met nadenken. Mijn heupen duwen instinctief tegen die van haar en ik begin langzaam te bewegen, zoekend naar meer. Ik ben er bijna, op de rand van een onbekende afgrond…
Maar dan trekt ze zich abrupt terug. Haar hand is weg. De betovering is verbroken.
“Ontspan je nu eens,” zegt ze, haar stem klinkt gefrustreerd.
“Ik ben ontspannen,” lieg ik.
“Nee, dat ben je niet. Je verkrampt helemaal. Je vecht ertegen.” Ze kijkt me onderzoekend aan. “Komt het door mij? Door deze plek? Kun je je hier niet ontspannen?”
Ik schud mijn hoofd, maar mijn lichaam verraadt me. Ik word rood als een biet. Ik wist dat dit een vergissing was. Ik wist het. De schaamte overspoelt me, koud en verlammend. Ik ben totaal niet zoals Eva. We zijn totaal verschillend. Zij is gevaarlijk, avontuurlijk, vrij. Ik ben een nerveus, gespannen wrak. Ik voel me zo ontzettend stom en ik weet niet hoe ik met dat gevoel moet omgaan. Ik vind het verschrikkelijk.
Eva fronst haar wenkbrauwen en kijkt me lang aan. Dan slaakt ze een diepe, geïrriteerde zucht en maakt ze zich van me los. Op een ruwe, ongeduldige toon zegt ze: “Dit werkt niet. Kom mee.”
Ze trekt me tussen de rekken vandaan, het helder verlichte gangpad in.
“Waar gaan we naartoe?” stotter ik, terwijl ik mijn kleren fatsoeneer.
“Naar mijn huis. Ik ben alleen.”
“Alleen?”
“Ja,” zegt ze, haar stem is nu vlak en emotieloos. “Mijn moeder zit waarschijnlijk op een hotelkamer met haar minnaar en mijn pa werkt tot ’s avonds laat door om haar niet onder ogen te moeten komen.”
“Oh…”
“Niet erg,” zegt ze, en ze kijkt me aan met een blik die ouder is dan die van mijn eigen moeder. “Ik ben het gewoon om geen ouders te hebben.”
“Ik weet het,” fluistert ze, en voor het eerst kijkt ze weg, naar haar handen op de tafel.
Ik zwijg en staar nors voor me uit, naar de boeken over Van Gogh. De gekwelde blik van de schilder op de kaft voelt plotseling heel herkenbaar.
“Het verleden kan ik niet meer veranderen,” merkt Eva zachtjes op, alsof ze mijn gedachten kan lezen.
Dat is de druppel. Met een hard, definitief gebaar gooi ik mijn pen op tafel en klap mijn notitieboek dicht. De klap echoot in de stille leeszaal en een paar mensen kijken geïrriteerd op. Het gesprek is voorbij. Ik ben er klaar mee.
Eva kijkt me kort aan. De onzekerheid op haar gezicht is nieuw, vreemd. “Maar laat het me goedmaken.”
“Ik. Heb. Jou. Niet. Nodig,” herhaal ik, en ik spreek elke lettergreep langzaam en met ijzige precisie uit. Mijn stem klinkt hard en duidelijk. Geen trilling. Geen zachtaardigheid. Geen spanning. Alleen een koude, harde muur.
“Dat weet ik.” Ze laat haar schouders hangen. “Je hebt Carl.”
De naam van Carl in haar mond voelt als een overtreding, een inbreuk op mijn privacy. “Bijvoorbeeld.”
“Hoe is het eigenlijk met jullie?”
“Goed.” Dit gaat haar absoluut niets aan.
Ze leunt een beetje naar voren, haar blik is nu scherp, analyserend. “Maar je zit met iets?”
“Hoezo?” Ik frons mijn wenkbrauwen. De onzekerheid is weg, de oude, manipulatieve Eva is weer terug. Ik ben dit gesprek nu al strontzat.
“Ik heb die indruk. Je hebt diezelfde blik als daarnet. Gekwetst.”
“Het gaat je geen reet aan.” Ik ga haar echt niets over mijn privéleven vertellen. Dat is het laatste wat ik wil.
Ze negeert mijn afwijzing compleet. Haar stem wordt een samenzweerderig gefluister. “Zijn jullie al naar bed geweest?”
De vraag slaat in als een bom. Ik voel een hete, verraderlijke blos vanuit mijn nek naar mijn haarlijn kruipen. “Dat ga ik je echt niet vertellen.”
“Nee dus,” concludeert ze met een kleine, triomfantelijke glimlach.
Ik zucht diep. Ben ik dan echt zo’n open boek?
“En nu zit hij je te pushen?” gaat ze onverstoord verder.
“Waarom denk je dat?” Ik wil niet dat ze de waarheid weet. Ik wil niet dat ze weet dat ze gelijk heeft.
“Ach, Leen. Leer mij de jongens kennen.” Eva buigt zich verder voorover de tafel, haar ogen fonkelen met een soort wereldwijze vermoeidheid. “Maar weet je, die eerste keer… het is echt niet zo belangrijk als je denkt.”
“Hoezo niet?” vraag ik, tegen mijn wil in.
“Omdat het een last is. Een mythe. Het hele ‘speciale moment’ legt een gigantische druk op een relatie. Het kan beter maar zo snel mogelijk voorbij zijn. Gewoon, hup, pleister eraf. Dan kun je daarna pas echt volop beginnen genieten. Van de Big Five bijvoorbeeld.”
Ik staar haar aan. “Wil ik wel weten wat dat is?”
Ze kijkt me aan met een mengeling van ongeloof en medelijden. “Weet je dat echt niet?”
“Als ik het wist, zou ik het niet vragen,” snauw ik.
“De Big Five,” doceert ze, alsof ze een saaie geschiedenisles geeft, “zijn de vijf plekken in en rond het dorp waar je het als koppel ooit een keer moet hebben gedaan om er echt bij te horen.”
Ik kijk haar met open mond aan. “Je zit gewoon dingen te verzinnen om me te choqueren.”
“Echt niet. Ik zweer het.” Eva legt een hand plechtig op haar borst, maar de duivelse twinkeling in haar ogen verraadt haar. Ze geniet hiervan. Ze geniet ervan om mijn kleine, romantische wereldbeeld aan diggelen te slaan met haar cynische, platte realiteit. En het ergste is, ik weet niet of ik haar moet geloven of niet.
Dit soort dingen zijn voor haar niks bijzonders. Ze praat over de ‘Big Five’ alsof het een boodschappenlijstje is. En god, een klein, lelijk, verraderlijk deel van mij wou dat het voor mij ook zo was. Dat ik zo onverschillig en zorgeloos kon zijn, dat ik seks kon zien als een spel, een sport, in plaats van dit allesomvattende, angstaanjagende mysterie.
“Ik geloof je niet,” zeg ik, maar mijn stem klinkt zwak, zelfs in mijn eigen oren. Het is een flinterdun schild tegen de stortvloed van haar realiteit.
Eva negeert mijn ongeloof en leunt nog dichterbij, haar ogen fonkelen van duivels plezier. “Een van de plekken,” fluistert ze, alsof ze een groot staatsgeheim onthult, “is de biechtstoel in de Sint-Martinuskerk.”
“De kerk?” Ik hap naar adem. “Dat meen je niet.”
“Wat denk je? De spanning, het taboe… Het idee dat je elk moment betrapt kunt worden door de pastoor?” Ze grijnst. “Wil je dat niet uitproberen?”
“Nee! Beslist niet.”
“En een pashokje in een kledingwinkel dan? Bij C&A of zo.”
Ik glimlach onwillekeurig. Tegen mijn zin in flitst er een beeld door mijn hoofd. Een snelle, hete, verboden fantasie. Ik zie mezelf al op mijn knieën zitten in een krap, benauwd hokje, het goedkope gordijn dat ons maar nauwelijks afschermt van de buitenwereld… Ik schud het beeld van me af, mijn wangen gloeien.
“Best leuk, niet?” zegt Eva, die mijn reactie feilloos heeft opgemerkt. “En het zwembad.”
“In de kleedhokjes?”
“Nee, veel te saai. In het zwembad zelf. In het diepe gedeelte, 's avonds laat. Terwijl iedereen je voorbij zwemt.”
“Zot!”
“Niemand die het merkt, geloof me. Je moet gewoon weten hoe.”
“Nee! Heb jij ooit…” De vraag is eruit voor ik hem kan tegenhouden.
Eva lacht, een mysterieus, alleswetend lachje. Het is geen ‘ja’, maar het is ook zeker geen ‘nee’. “Zo moeilijk is het niet. Als je wilt, leer ik het je wel.”
Ik slik. Deels uit afkeer, deels uit een morbide fascinatie. “En… en die andere twee?”
“De klassiekers,” zegt ze met een zucht, alsof het haar verveelt. “Het marktplein, achter de frietkraam na middernacht. En Singelberg.” Ze maakt een wegwerpgebaar. “De heuvel waar dat oude kasteel stond. Duh. Elke idioot met een brommer en een vriendinnetje met lage standaarden heeft het daar al gedaan.”
Ik staar voor me uit, mijn hoofd tolt. Het is alsof ze een kaart uittekent van een wereld waarvan ik niet eens wist dat hij bestond, een wereld die zich al die tijd vlak onder mijn neus heeft afgespeeld.
“Maar er zijn nog vele andere, veel leukere plekjes,” fluistert Eva, en haar ogen schieten door de leeszaal. “Zie je die twee daar?”
Ik kijk om naar het koppeltje dat onhandig staat te kussen en dan snel achter een hoog boekenrek verdwijnt. “Ja, waarom?”
“Daar,” zegt Eva met de precisie van een gids, “bevinden zich de filosofieboeken. Kant, Hegel, Schopenhauer.”
“Dus?”
“Dus,” zegt ze, en ze leunt weer naar me toe, haar stem een samenzweerderig gefluister, “is dat een plek die niemand in deze hele school interesseert. Tenzij… tenzij je op zoek bent naar een heel rustig, afgelegen plekje om…”
Mijn mond valt open. Ik kijk naar de rij met stoffige, saaie filosofieboeken en zie het plotseling met andere ogen. De bibliotheek, mijn veilige haven, mijn toevluchtsoord… In een paar minuten tijd heeft Eva het veranderd in een landkaart van geheime, verboden mogelijkheden. En ik weet niet of ik dat afschuwelijk of opwindend vind.
“Kom mee.” Eva’s vingers sluiten zich als een val om mijn pols. Haar greep is verrassend sterk, en laat geen ruimte voor protest. Ze trekt me met zich mee, dieper de bibliotheek in, naar een smal, stoffig gangpad. Filosofie. De ruggen van de boeken staren me aan met hun saaie, onverstoorbare titels. Ze duwt me een gang in, vlak naast de gang die het koppel heeft uitgekozen. Het ruikt hier naar oud papier en vergeten kennis.
Ik wil net zeggen dat ze zich van alles inbeeldt, dat niet alles om seks draait, dat ze me met rust moet laten, wanneer een geluid me de mond snoert. Het is geen hard geluid, maar het snijdt door de gewijde stilte. Een zacht, hees gesmoes, gevolgd door een laag, zuchtend gekreun. Het is een onmiskenbaar, dierlijk geluid. Een geluid dat hier absoluut niet thuishoort. Aan Eva’s gespannen, alerte houding merk ik dat zij het ook heeft gehoord. Haar ogen fonkelen. Met een hart dat in mijn keel bonst, zie ik hoe Eva een dik, saai boek over Kant van de plank pakt. Ze houdt het niet voor haar neus, maar creëert een kier, een spleet in de muur van kennis. Een kijkgaatje. Ik zou moeten weglopen, haar vertellen dat ze gestoord is. Maar ik doe het niet. Mijn voeten staan vastgelijmd aan de grond. Gefascineerd en vol afschuw kijk ik door de kier die is ontstaan.
Ik heb perfect zicht. Een rij verder, half verborgen achter de werken van Schopenhauer, is het stelletje lekker bezig. Voor me staat een slungelige jongen zijn meisje te zoenen alsof zijn leven ervan afhangt. Hij heeft haar tegen het boekenrek geduwd, haar benen geklemd tussen de zijne. Ze gaan best ver. Ik zie hoe zijn hand onhandig onder haar veel te strakke topje verdwijnt en haar borst kneedt. De scène voor me verwart me op een diep, fundamenteel niveau. Een deel van mij wil hun privacy niet storen, vindt dit beschamend en verkeerd. Maar een ander, donkerder, nieuwsgieriger deel, doet het toch. Het blijft met volle, onverdeelde aandacht kijken.
“Dus je kijkt graag?” fluistert Eva’s stem in mijn oor. Haar adem is warm en kietelt mijn nek, wat me een onwillekeurige rilling bezorgt.
Ik adem zwaar uit, mijn adem vormt een wolkje in de koele lucht van de bibliotheek.
“Wat vind je er leuk aan?” dringt ze aan, haar stem een zachte, dwingende sis. “Dat wij ze hebben betrapt en dat ze het niet eens weten? De macht die dat geeft?”
Ik haal mijn schouders op, niet in staat om een woord uit te brengen.
“Zeg het me, Leen. Ik wil het weten.”
Voordat ik kan antwoorden, zie ik aan de andere kant van het rek het meisje de jongen plotseling van zich afduwen. Ze hijgt, haar gezicht is rood en bezweet. Dan, tot mijn afgrijzen, trekt ze haar korte rokje omhoog. Ik draai me met een ruk om, mijn hart slaat op hol. Mijn ademhaling is snel en gejaagd, mijn gezicht een masker van geschokt ongeloof. Eva legt haar handen op mijn schouders en kijkt me recht in de ogen, haar eigen blik is intens en onleesbaar. Ik probeer weg te glippen, dit hele gebeuren is te gênant, te intiem, te veel. Maar Eva is sneller. Ze zet me klem, haar lichaam blokkeert de uitgang van het smalle gangpad, en ze duwt me zachtjes maar onverbiddelijk tegen het boekenrek. De harde ruggen van de boeken drukken pijnlijk in mijn rug. Ze pakt mijn heupen beet om me op mijn plaats te houden.
“Wacht eens even,” fluistert ze, en er speelt een vreemde, opgewonden glimlach om haar lippen. “Dit is waar het interessant begint te worden.”
“Ik heb genoeg gezien,” pers ik eruit.
“Maar heb je ook genoeg gevoeld?” Haar stem is laag en verleidelijk. “Wil je dan zelf niet experimenteren? Ervaren hoe het echt aanvoelt, in plaats van er alleen maar naar te kijken?”
Haar handen beginnen langzaam, bijna tergend, over mijn heupen te strelen, haar duimen tekenen cirkels op mijn heupbeenderen. Ik verstijf, elke spier in mijn lichaam gespannen.
“Ik kan je helpen,” fluistert ze. “Ik kan je helpen om je nieuwsgierigheid te bevredigen. Dus de vraag is, Leen… wil jij dat?”
Mijn blik schiet heen en weer, gevangen tussen haar intense ogen en de onmogelijke uitweg. Ik weet niet hoe ik moet reageren. Mijn brein is een chaos van ‘nee’ en ‘ja’ en ‘wat gebeurt hier’.
Ze leunt dichterbij, haar gezicht is nu slechts centimeters van het mijne. Haar parfum vult mijn longen. “Vertrouw me,” fluistert ze. “Eén woord. Zeg ja.”
Ik bestudeer Eva’s gezicht in het schemerige licht van het gangpad, op zoek naar de valstrik, de leugen, de verborgen lach. Vertrouw ik haar? Na alles wat er tussen ons gebeurd is? Mijn verstand, mijn instinct, elk litteken op mijn ziel schreeuwt dat ik nee moet zeggen. Dat ik me moet omdraaien, weglopen en nooit meer achterom moet kijken. Maar in plaats daarvan hoor ik mijn eigen stem, een verraderlijk, hees gefluister dat de stilte doorbreekt. “Oké.” Het woord is een overgave. Een sprong in het duister. Een paar tellen later, voordat ik zelfs maar de kans heb om spijt te krijgen, drukt Eva haar lichaam tegen me aan. De harde ruggen van de boeken in mijn rug, haar zachte, maar sterke lichaam dat me vastpint. Terwijl ik me verwonder over de snelheid waarmee dit gebeurt, drukt ze haar lippen op mijn mond.
De kus is niets zoals die van Carl. Zijn zoenen zijn warm, vragend, soms onhandig. Eva’s lippen zijn niet zacht. Ze zijn hard, veeleisend, bijna bestraffend. Het is een aanval, een overrompeling. Haar handen grijpen de planken aan weerszijden van mijn hoofd, me gevangen houdend in haar web. In een opwelling van pure verwarring en een vreemde, onbekende opwinding, sla ik mijn armen om haar middel en grijp haar rug vast. Mijn vingers klauwen in de stof van haar trui, op zoek naar houvast in een wereld die plotseling kantelt. Ze is ruw, dominant, en laat er geen twijfel over bestaan dat zij de baas is.
Haar vingers glijden van de boekenplank naar de tailleband van mijn trainingsbroek. Ze streelt langzaam van mijn ene heup, over de gevoelige ronding van mijn buik, naar mijn andere heup. Ik hap naar adem, mijn rug verstijft verwachtingsvol. Dan verdwijnt haar hand onder de stof, onder de rand van mijn ondergoed. Haar vingers strijken over mijn huid, een aanraking op een plek waar – buiten mezelf en Carl – nog nooit iemand is geweest. De schok is zo hevig dat ik in een opwelling tegentrek, mijn lichaam probeert zich los te maken uit de overweldigende sensatie.
“Rustig, Leen,” fluistert ze, haar stem is laag en kalmerend, maar ook dwingend. “Ik wil je enkel maar laten genieten, mag dat? Ik zal voorzichtig zijn.”
Ik slik, mijn keel is kurkdroog, en knik verlegen.
“Zeg het me,” dringt ze aan, haar lippen dicht bij mijn oor. “Ik wil het horen. Ik wil weten of je mijn hand daar wel of niet graag hebt.”
Meer dan een fluisterend “Ja” kan ik niet uitbrengen.
Haar vinger tekent een langzaam, tergend rondje. Ik klem mijn kaken op elkaar en dwing mezelf door mijn neus te ademen om te voorkomen dat er een onwillekeurig gekreun aan mijn lippen ontsnapt. Ik kijk naar links en rechts in de schemerige gang, maar er is hier niemand. We zijn alleen. Ik bijt op mijn lip en voel allerlei heerlijke, verboden tintelingen door me heen stromen, een genot dat me vult en tegelijkertijd doodsbang maakt. Ik weet dat wat we nu doen roekeloos en stom is.
“Je niet inhouden, Leen. Laat je maar gaan.”
Haar vingers worden stoutmoediger. Mijn spieren verstrakken onmiddellijk en ik knijp mijn dijen tegen elkaar, waardoor ik haar hand gevangen hou.
Dit is gevaarlijk bedwelmend en bij die laatste gedachte… stop ik met nadenken. Mijn heupen duwen instinctief tegen die van haar en ik begin langzaam te bewegen, zoekend naar meer. Ik ben er bijna, op de rand van een onbekende afgrond…
Maar dan trekt ze zich abrupt terug. Haar hand is weg. De betovering is verbroken.
“Ontspan je nu eens,” zegt ze, haar stem klinkt gefrustreerd.
“Ik ben ontspannen,” lieg ik.
“Nee, dat ben je niet. Je verkrampt helemaal. Je vecht ertegen.” Ze kijkt me onderzoekend aan. “Komt het door mij? Door deze plek? Kun je je hier niet ontspannen?”
Ik schud mijn hoofd, maar mijn lichaam verraadt me. Ik word rood als een biet. Ik wist dat dit een vergissing was. Ik wist het. De schaamte overspoelt me, koud en verlammend. Ik ben totaal niet zoals Eva. We zijn totaal verschillend. Zij is gevaarlijk, avontuurlijk, vrij. Ik ben een nerveus, gespannen wrak. Ik voel me zo ontzettend stom en ik weet niet hoe ik met dat gevoel moet omgaan. Ik vind het verschrikkelijk.
Eva fronst haar wenkbrauwen en kijkt me lang aan. Dan slaakt ze een diepe, geïrriteerde zucht en maakt ze zich van me los. Op een ruwe, ongeduldige toon zegt ze: “Dit werkt niet. Kom mee.”
Ze trekt me tussen de rekken vandaan, het helder verlichte gangpad in.
“Waar gaan we naartoe?” stotter ik, terwijl ik mijn kleren fatsoeneer.
“Naar mijn huis. Ik ben alleen.”
“Alleen?”
“Ja,” zegt ze, haar stem is nu vlak en emotieloos. “Mijn moeder zit waarschijnlijk op een hotelkamer met haar minnaar en mijn pa werkt tot ’s avonds laat door om haar niet onder ogen te moeten komen.”
“Oh…”
“Niet erg,” zegt ze, en ze kijkt me aan met een blik die ouder is dan die van mijn eigen moeder. “Ik ben het gewoon om geen ouders te hebben.”
Lees verder: Verlangen - 17: Eva, Deel 3
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10