Door: Threepio10
Datum: 03-01-2024 | Cijfer: 9 | Gelezen: 6753
Lengte: Lang | Leestijd: 22 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Stiefbroer, Stiefzus, Tiener,
Lengte: Lang | Leestijd: 22 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Stiefbroer, Stiefzus, Tiener,
1. Inleiding
Lang hadden we ons gevoel allebei genegeerd, of nee, volledig over het hoofd gezien. We woonden onder hetzelfde dak, als waren we broer en zus. Maar eigenlijk waren we dat natuurlijk helemaal niet. Vanaf het moment dat we oud genoeg waren om dat zelf te beseffen, was onze relatie, achteraf gezien, langzaam anders geworden. Aan de ene kant gedroegen we ons, als vanzelf, als familie. Close, vertrouwd, en veelal geleid door dagelijkse routines. Maar toch voelden we van binnen onbewust dat we op dat vlak een rol speelden, hoe automatisch dat toneelstuk ons inmiddels ook af ging. Feitelijk waren we niets van elkaar, anders dan de situatie waarin we ons gezamenlijk bevonden.
Toevallig waren we praktisch even oud. Maike was bijna 7 weken jonger dan ik. We waren leeftijdsgenoten, deels met dezelfde interesses en gewoontes, maar verschillend genoeg van elkaar om onze ogen naar elkaar te doen openen. Om nieuwsgierigheid te voeden..
De typische pesterijtjes tussen broers en zussen hebben wij nooit gehad. Als jonge kinderen speelden we samen, of soms alleen, zoals alle jonge kinderen dat doen. Maar toen we iets ouder waren gingen we ons misschien meer gedragen als neef/nicht of achterneef/nicht die toevallig dichtbij elkaar wonen en die goed met elkaar kunnen opschieten: het vriendschappelijke, maar zonder het claustrofobische haat en nijd-gedoe bij sommige broers/zussen. Liefdevol, maar wel met gepaste afstand.
Die gepaste afstand was, achteraf gezien, een voorbode. De afstand creëerde de ruimte voor aantrekkingskracht. Of andersom gezegd: waarschijnlijk voelden we op een bepaald moment allebei iets groeien, of op zijn minst de potentie of de nieuwsgierigheid daarvoor, en hielden we voor de zekerheid enige afstand van elkaar om het (wat ‘het’ dan ook was, of wat het dan ook zou kunnen worden) minder verkeerd te laten zijn. Of om ongemakkelijke situaties preventief met een ruime bocht te omzeilen. Waardoor we in de praktijk meer als vrienden, klasgenoten of als verre neef/nicht door het leven gingen. Maar juist hierdoor ontstond er volledige ruimte voor eventuele wederzijdse gevoelens om ongehinderd te kunnen groeien. De voorzet die we daarmee zelf onbewust gaven, beseften we op dat moment nog niet.
2. Het bankje op mijn kamer
Toen Maike die middag ineens mijn kamer binnenstapte, dat deden we eigenlijk praktisch nooit bij elkaar, denk ik dat we allebei binnen een seconde beseften wat hier aan de hand was, en wat er ging gebeuren. Het moet deels haar lichaamstaal zijn geweest waarin ik zag dat ze niet kwam om een ergernis te bespreken, noch om over koetjes en kalfjes te praten. Hier ging iets komen waar al mijn antennes van overeind gingen. Dat voelde ik. Het begon ermee dat toen ze binnenkwam, ze niet veel zei.
“Hoi-hoi.” zei ze zachtjes, in een ijdele poging om casual te klinken.
Ze liep naar het bankje op mijn kamer en ging er langzaam en voorzichtig op zitten. Haar handen op haar knieën. Haar voeten wezen naar elkaar toe, en haar enkels waren bloot boven de lage gympen die ze droeg. Ze zei nog niets, maar was zich duidelijk ergens voor aan het opladen. Niet alsof er iets ergs was gebeurd. Er was niemand overleden of zo. Hier ging duidelijk iets persoonlijks komen waar ze over moest nadenken.
Vanaf dat moment daalde er een diepe rust en een warmte over me heen.
In een ogenblik drong een serie werkelijkheden tot mij door. En tot haar, ongetwijfeld. Ze was mijn zus niet. Ze was een leeftijdgenoot. Een die ik bijzonder goed kende, en zij mij. Waardoor het een voorrecht was geweest om zo dicht bij haar op te groeien. Een unieke gelegenheid. Er was niemand op deze wereld die ik beter kende dan haar. Ze was een soort spiegelbeeld, maar niet echt zoals een tweelingzus, stelde ik me voor. En daarbij kwam, we waren oud genoeg om onze eigen keuzes te maken als we dat wilden. En wat dat was, dat zagen we op dat moment eigenlijk al in elkaars ogen bevestigd nog voor er een woord was gezegd.
Ze had kort donkerbruin haar, niet uitgesproken jongensachtig, maar een beetje stoer. Ze was stoer, maar gevoelig. Grappig en intelligent. En wat mij de laatste tijd ook niet ontgaan was: onder haar lichtblauwe tuinbroek verborg ze een prachtig zandloperfiguur.
Ze stak van wal.
“Ik wil met je praten. We moeten praten, denk ik. Ik moet je even iets vragen. Mag ik je iets vragen?” vroeg ze onrustig, terwijl ze haar voeten over elkaar bewoog.
Mijn hart ging even sneller kloppen. Maar het was meer van opwinding dan van schrik. Iets in mij wist wat er ging komen.
“Dat klinkt serieus. Niets ergs hoop ik?” vroeg ik onnozel.
Ze lachte even nerveus. Toen was de serieuze blik op haar gezicht terug.
“Heb je mij de afgelopen tijd ontlopen?” vroeg ze ineens uit het niets.
“Eh nee, ik eh… we zijn toch gewoon okee? Ik zou niet weten waarom.” zei ik.
“Nee, dat bedoel ik ook niet. Dat weet ik ook wel.” ze glimlachte vriendelijk. “Maar zou het kunnen dat je mij niet meer als zus ziet?”
“Eh, nou ja… hoe zie jij dat dan?” vroeg ik nu op mijn beurt.
“Nou ja, je bent gewoon… ik bedoel, we zijn soort van altijd samen geweest. Maar de laatste tijd… het is zo vreemd allemaal. Het voelt als een toneelstuk waar we aan mee moeten doen.”
Ineens stopte ze. Ze keek me verschrikt aan.
“Snap je me? Heb jij dat dan niet?” vroeg ze licht wanhopig.
Ik keek haar vriendelijk aan. Ik wilde haar gerust stellen. Ze had nog weinig concreets gezegd maar ik wist precies wat ze bedoelde. Daar ging ik ten minste wel vanuit.
Ze zag mijn kleine glimlach en haar gezichtsuitdrukking werd kalmer. Ze leek gerustgesteld door mijn blik. Ze ging meteen verder. “Ik heb steeds meer het gevoel dat wij elkaar heel goed begrijpen. We kennen elkaar zo goed. Maar het voelt alsof we voor anderen afstand van elkaar moeten houden. Ik vind het zo frustrerend.”
Ze keek me weer aan. Het voelde alsof ze nu wel aanvoelde dat we op één lijn zaten, dat ze haar gevoel kon uitspreken. Toch zag ik de afwachting in haar gezicht. Ze wilde dat ik nu iets zou zeggen voordat ze haar gedachten volledig bloot gaf.
“Ja, ik begrijp je wel, denk ik." zei ik. “Wat je net vroeg over hoe ik jou zie… nou ja, niet echt als zus denk ik. Ik heb natuurlijk nooit een andere zus gehad. Dus ik weet het niet…”
Ze keek me nu keurend aan terwijl ze voorover gebogen zat met haar ellebogen op haar bovenbenen. Ze wachtte op iets meer verduidelijking van mijn woorden.
“Ik… nou ja… ik hoop niet dat ik je laat schrikken,” hoorde ik de woorden over mijn eigen lippen komen, “...maar ik zou graag dichterbij jou willen zijn.” zei ik zachtjes.
Nu keek ik haar enigszins verschrikt aan. De woorden waren eruit. Het voelde als een jarenlang ingehouden schreeuw die zichzelf naar buiten perste. Het voelde goed dat ik dit eindelijk gezegd had. Toch schrok ik zelf van hoe snel het uit mijn mond kwam. En ik keek haar nu vol verwachting aan.
Ze keek me aan met een blik die bevestigde dat ze precies snapte wat ik daarmee zei.
Toch zocht ik op mijn beurt naar bevestiging uit haar mond. Het was net een schaakspel.
“Ik hoop niet… is dat ook wat jij wou zeggen?” vroeg ik. Ik lachte nerveus. “Please, zeg iets nu, haha. Ik sta hier, ik hoop… Jezus…” zei ik terwijl ik me besefte welke gok ik hier had gewaagd.
Ze ademde uit en streek haar korte bruine haar achter haar rechteroor, alsof ze op het punt stond iets heel serieus te gaan zeggen. Maar ik zag de opluchting in haar gezicht. “Ik ook.” zei ze kort maar duidelijk. “Relax.”
“Je bedoelt… ik… “ zocht ik naar woorden.
“Ik heb je gemist, denk ik. Ik wil niet meer afstand. Ik wil juist minder afstand.” zei ze.
“Ja. Precies.” zei ik met een serieuze instemmende blik en een knikje. Maar het was een knikje waarmee ik haar smeekte om verder te praten.
Ze zag aan mijn gezicht dat ik aan haar lippen hing.
“Ik bedoel, nou ja… ik bedoel, ik voel gewoon… Ik wil bij jou zijn.” ging ze verder terwijl ze me opnieuw indringend aankeek. Nog steeds bleef ik aan haar lippen hangen.
“Nou ja, je snapt toch wat ik wil zeggen?” zei ze.
Natuurlijk begreep ik haar, en zij mij. Maar we waren allebei op zoek naar een enorme lading bevestiging. Alsof we heel zeker wilden weten dat we hetzelfde bedoelden, en heel zeker wilden weten wat we, nou ja, wij samen, nu eigenlijk aan het doen waren hier.
“Ik bedoel dus niet meer als broer en zus. Zo zie ik jou al heel lang niet meer. Ik wil bij jou zijn. Ik… ik… wij… ik heb over je gedroomd” zei Maike ineens. Weer zo’n plotselinge zin die uit haar floepte. “Het was zo'n fijne droom. Toen ik wakker werd wist ik even niet wat ik… nou ja. Maar toen ben ik gaan nadenken.”
Ze dacht ook nu even na. Over wat ze ging zeggen.
“Je bent belangrijk voor mij. Nou ja, meer dan dat. Nou ja, wat ik net al zei. Ik voel gewoon, ik wil bij jou zijn. Het voelt alsof wij bij elkaar horen. Ik wil dat heel graag in elk geval. Ik voel het gewoon. Je bent een deel van mij. Ik, ik… nou ja, ik vind je gewoon lief. Heel lief.” Ze maakte wilde gebaren met haar armen.
Ze haalde even adem en ging rechtop zitten. “Ik denk dat ik een beetje verliefd op je ben. Nou ja. Dat is het gewoon.” Ze hield haar handpalmen open op haar knieën en keek een beetje verschrikt, alsof ze wilde zeggen: “Hier, voila, het is eruit. Ik kan nu toch niet meer terug.”
Nu was het weer mijn beurt.
“Ik denk ook aan jou, soms. Nee… niet soms eigenlijk. Best vaak eigenlijk. Maar ik heb nooit gezien, of ja… heel lang niet gezien wat het eigenlijk is. Ik kan, ik wil… nou ja, ik wil niet zonder jou. Ik heb nooit de bedoeling gehad… maar het is gewoon zo. Jij bent voor mij gewoon, Maike... ik… wij… wij horen bij elkaar. En we passen bij elkaar. En ik vind jou ook zo lief. Nou ja, meer dan lief dus.”
Maike reageerde, en ging tegelijk verder op haar eerdere woorden:
“Nee weet je, het is meer dan verliefd. Het voelt alsof ik een paar stappen heb overgeslagen. Verliefd is zo… Dit is anders.”
Haar verhaal was niet meer te stoppen nu. Haar woorden bleven maar komen.
“Ik heb het idee dat het bij ons anders werkt, snap je wat ik bedoel? Daarvoor ken ik je veel te goed. Het is alsof je deel van mij bent. Alsof je al een deel van mij bent. Dat kan niet meer weg, dat gaat niet meer weg.”
Ik knikte instemmend. Maike zag dat ik alles wat ze zei, wilde bevestigen. Zo was het, en niet anders. Ook voor mij.
We keken elkaar diep aan. We begrepen elkaar. En dat wisten we, dat voelden we eigenlijk stiekem al. Maar de woorden waren er nu uit. Nu was het echt.
Een stilte die een uur leek te duren. We keken elkaar rustig aan terwijl we allebei tot rust kwamen. Zij wreef over haar bovenbenen en ging rechtop zitten. Ik leunde achterover.
3. De achtertuin
Na een lange stilte zuchtte ze diep.
“Sorry dat ik je daarnet zo… ik wist ook niet zeker of...” begon Maike. “Ik durfde ineens even niet meer toen ik hier zat, of zo. Jij nam het over. Sorry dat ik jou toen voor het blok zette.”
“Maak niet uit… we zeggen toch hetzelfde? Ik vond het ook wel even doodeng daarnet hoor” lachte ik. Ik pauzeerde even.
“Maar jij hebt in feite wel de eerste stap gezet. Jij kwam toch naar mij toe?” zei ik bemoedigend.
“Oh, nu is het mijn schuld” zei ze lachend.
"Nee, ik bedoel juist…” begon ik doodserieus aan een compliment.
Maar ze wist al wat ik wou zeggen. “Dankjewel” zei ze. “Ook dat jij daarnet, nou ja, dat je het even overnam. Dat je als eerste zei, nou ja… wat ik ook voel.”
“Ik wist denk ik al wat jij wou gaan zeggen.” zei ik. “Op de een of andere manier, toen je binnenkwam en hier ging zitten.”
Maike haalde even adem en glimlachte. “Dit bedoel ik nu precies.” zei ze. “We voelen elkaar zo goed aan."
Ze zuchtte kort. “Maar hoe zijn we hier beland? Het is toch raar eigenlijk.” zei ze. “In deze situatie.”
“Hoe, dat weet ik niet." zei ik. “Wij hebben er toch niet voor gekozen? Wij hebben deze situatie niet gecreëerd. Wij hebben onszelf niet in deze situatie gebracht. Maar ik voel met jou gewoon… ik kan er ook niets aan doen.”
We keken elkaar aan. We voelden allebei aan dat we ons naar elkaar toe niet hoefden te verontschuldigen. Er was geen greintje angst in mij dat we elkaar iets zouden verwijten, of onze gevoelens zouden veroordelen. Zeker nu niet meer. Maar eigenlijk wist ik dat al. Ik voelde het van tevoren al aan. Diep van binnen vertrouwde ik haar ondanks de afstand die we hadden gecreëerd.
Niet alleen bleken we al veel langer dan we onszelf realiseerden een diepe liefde voor elkaar te voelen. We bleken elkaar ook als geen ander te kennen. Nou ja, ook dat was eigenlijk geen verrassing. Niet gezien de situatie, en zeker niet voor ons.
Het was een diep gevoel dat we beiden al langer hadden en dat deze middag plotseling een naam had gekregen. Opeens viel alles op zijn plek.
“We hoeven ons toch niet te schamen?” vroeg ze voor de zekerheid.
“Ik vind van niet.” zei ik met enige gespeelde dapperheid.
“Sommige mensen vinden misschien dat we hiermee moeten dealen.” zei ze alsof ze advocaat van de duivel wilde spelen. “Er mee om leren gaan… het wegstoppen.” vervolgde ze sarcastisch. “Maar waarom eigenlijk?” zei ze er meteen achteraan om haar eigen twijfel te beantwoorden. “We doen toch niets fout? We zijn geen broer en zus. Ik voel dit toch gewoon? We doen niets fout.”
Er viel weer een lange stilte. Ik wilde naar Maike toe lopen en haar vasthouden. Maar dat voelde op dit moment als een goedkope afsluiting van een flauwe film. Te voordehandliggend. Ik keek hoe ze nadenkend op haar hand leunde. Ze keek naar haar voeten.
Even voelde het alsof het moment van geluk en opluchting daarnet nu ruw botste op de harde werkelijkheid.
“Ja, nee… dat vind ik niet. We doen niks verkeerds. Maar wat gaan we dan nu doen?” vroeg ik me hardop af.
“Ik… ik weet het niet.” aarzelde Maike.
“Als wij toch allebei vinden dat we niets fout doen, hoeven we toch aan niemand iets uit te leggen?” stelde ik voor.
“Ja, dat klinkt makkelijk.” zei Maike. “Maar serieus, ik weet het even niet.” Ze keek naar het raam alsof ze de buitenwereld probeerde in te schatten. Alsof ze in de achtertuin het antwoord kon vinden hoe we met de buitenwereld zouden moeten omgaan.
Weer was het even stil.
“Maar ik vind wel dat je gelijk hebt.” zei ze ineens vastberaden. “Ik vind het onzin dat we ons moeten verstoppen als we niets fout doen. Ik ga dat niet doen. Ik wil dat niet. Ik wil dat niet meer!” zei ze nu met nadruk.
Ik bedacht me dat onze situatie, waar we zelf niet voor gekozen hadden, ons in feite dwong om vier stappen vooruit te denken. Het voelde alsof we hier onze verre toekomst al zaten te plannen. Die gedachte schrok me op zich niet af. Integendeel. Niet met Maike. Maar het voelde als een onrecht wat de wereld ons had aangedaan. Een onredelijke druk die juist op ons werd gelegd terwijl andere mensen dit allemaal niet hoefden te doorstaan.
“Dit is toch eigenlijk absurd.” zei ik.
Maike keek me ietwat vragend aan.
“Nou ja, we zitten hier net. We hebben pas net ons gevoel uitgesproken.”
Maike's gezichtsuitdrukking ging nu van vragend naar geïnteresseerd.
“We kunnen nu toch niet hier... wij kunnen toch ook niet alles weten?” vroeg ik.
“Nee.” bevestigde ze.
“Misschien moeten we gewoon…” begon ik hardop te denken.
“We zien wel.” vulde Maike me aan. “Laten we nu eerst eens…” Ze zuchtte diep. Ze keek me recht aan. Haar gezicht begon opeens te stralen. “Ik ben gewoon zo blij. Ik… ik kan het eigenlijk niet geloven.” Ze glimlachte.
“We mogen toch blij zijn?” vroeg ze zich hardop af terwijl ze me aan bleef kijken.
In haar stem zat een dubbel gevoel. Ze had zojuist voor zichzelf besloten vooruit te kijken, met optimisme. En aan zichzelf, aan ons, te denken. Tegelijkertijd zat in haar woorden de beklemming die ze terugkijkend voelde. Ze besefte zich nu pas, zoals haar eerste vraag aan mij vanmiddag illustreerde, wat er de afgelopen tijd gebeurd was. We hadden onbewust, maar eigenlijk kunstmatig, de afstand gezocht en bewaard. Terwijl dat juist het tegenovergestelde bleek te zijn van wat we allebei voelden en wilden. We realiseerden het ons allebei toen nog niet. Of we gaven het geen ruimte, en we gaven het geen naam. Maar het had nu wel een naam.
En Maike concludeerde terugkijkend daarop een kronkel, een onrecht wellicht zelfs, waar ze geen zin meer in had.
“Toch? We mogen toch super blij zijn eigenlijk?” herhaalde ze haar vraag, nu op licht verontwaardigde toon.
“Ja. Vind ik wel.” zei ik vastberaden.
Ik stond nu op en liep naar haar toe. Ik ging naast Maike zitten en voor het eerst, voor het eerst in mijn leven, in ons leven, of voor het eerst dat ik me kon herinneren, omhelsde ik haar met beide armen. Ik drukte haar stevig tegen me aan. Er ging een rilling door me heen. Weer dat gevoel alsof een tijdenlang ingehouden schreeuw zich nu door mijn armen, borstkas en mijn hart naar buiten perste. Dwars door Maike heen. Maike's bovenlijf ontspande. Terwijl ze diep uitademde, liet ze haar hoofd tegen mij aan leunen. Ze legde haar hand zachtjes op mijn knie. We kregen allebei een brok in onze keel. Zachtjes huilde ze met haar hoofd nog altijd tegen mij aan. Ik begon ook te snikken.
Maar het waren tranen van opluchting.
4. Zoete slaap
We zaten zo een tijdje naast elkaar. Het gevoel om elkaar vast te houden was onbeschrijflijk. Het voelde goed, gelukkig, warm. Het voelde natuurlijk, logisch. Het voelde helemaal niet verkeerd of verboden. We grepen elkaar nog steviger vast. Alsof we alle verloren tijd hier ter plekke gingen inhalen. Alsof we van plan waren nooit meer los te laten.
We leunden achterover tegen de rugleuning van het bankje. Terwijl we elkaar vasthielden, tikten de minuten, de kwartieren voorbij. Langzaam doezelden we weg. Alsof we een zware inspanning hadden geleverd, zo moe waren we. Opgelucht, gelukzalig. Maar bekaf. In elkaars armen vielen we in slaap. Dit voelde zo puur. Op dat moment kon niks ons nog schelen. Het maakte ons niets uit als mensen ons zo zouden kunnen zien zitten. Zoals wij tegen elkaar aan lagen, en elkaar hier vasthielden, daar kon toch niemand op tegen zijn? En anders maar wel. Dat was de conclusie die we hier en nu definitief trokken. En dat was het warme rustgevende gevoel waarmee we fijner in slaap vielen dan we allebei in lange tijd geslapen hadden.
5. Naschrift
Lees binnenkort deel 2 en 3 voor het erotische vervolg.
Opmerkingen van de schrijver:
Inspiratiebronnen voor Maike: Een klasgenoot van vroeger, en daarnaast het filmpje van het meisje in de tuinbroek dat een huwelijksaanzoek krijgt bij een vogelshow. Meisje met kort donker haar, een lichtblauwe tuinbroek, blote enkels en zwarte Vans-gympen.
Inspiratie voor het verhaal: het klassieke erotische plot over stiefbroer-stiefzus. Maar dan wilde ik het op een geloofwaardige manier vertellen.
Ik heb bewust details in het midden gelaten. Is het een samengesteld gezin? Of is een van hen een geadopteerd kind, of wellicht allebei? Ook details over de ouders of waar die zich bevinden (tijdens de gebeurtenissen in dit verhaal of in het algemeen) heb ik bewust weggelaten.
Lang hadden we ons gevoel allebei genegeerd, of nee, volledig over het hoofd gezien. We woonden onder hetzelfde dak, als waren we broer en zus. Maar eigenlijk waren we dat natuurlijk helemaal niet. Vanaf het moment dat we oud genoeg waren om dat zelf te beseffen, was onze relatie, achteraf gezien, langzaam anders geworden. Aan de ene kant gedroegen we ons, als vanzelf, als familie. Close, vertrouwd, en veelal geleid door dagelijkse routines. Maar toch voelden we van binnen onbewust dat we op dat vlak een rol speelden, hoe automatisch dat toneelstuk ons inmiddels ook af ging. Feitelijk waren we niets van elkaar, anders dan de situatie waarin we ons gezamenlijk bevonden.
Toevallig waren we praktisch even oud. Maike was bijna 7 weken jonger dan ik. We waren leeftijdsgenoten, deels met dezelfde interesses en gewoontes, maar verschillend genoeg van elkaar om onze ogen naar elkaar te doen openen. Om nieuwsgierigheid te voeden..
De typische pesterijtjes tussen broers en zussen hebben wij nooit gehad. Als jonge kinderen speelden we samen, of soms alleen, zoals alle jonge kinderen dat doen. Maar toen we iets ouder waren gingen we ons misschien meer gedragen als neef/nicht of achterneef/nicht die toevallig dichtbij elkaar wonen en die goed met elkaar kunnen opschieten: het vriendschappelijke, maar zonder het claustrofobische haat en nijd-gedoe bij sommige broers/zussen. Liefdevol, maar wel met gepaste afstand.
Die gepaste afstand was, achteraf gezien, een voorbode. De afstand creëerde de ruimte voor aantrekkingskracht. Of andersom gezegd: waarschijnlijk voelden we op een bepaald moment allebei iets groeien, of op zijn minst de potentie of de nieuwsgierigheid daarvoor, en hielden we voor de zekerheid enige afstand van elkaar om het (wat ‘het’ dan ook was, of wat het dan ook zou kunnen worden) minder verkeerd te laten zijn. Of om ongemakkelijke situaties preventief met een ruime bocht te omzeilen. Waardoor we in de praktijk meer als vrienden, klasgenoten of als verre neef/nicht door het leven gingen. Maar juist hierdoor ontstond er volledige ruimte voor eventuele wederzijdse gevoelens om ongehinderd te kunnen groeien. De voorzet die we daarmee zelf onbewust gaven, beseften we op dat moment nog niet.
2. Het bankje op mijn kamer
Toen Maike die middag ineens mijn kamer binnenstapte, dat deden we eigenlijk praktisch nooit bij elkaar, denk ik dat we allebei binnen een seconde beseften wat hier aan de hand was, en wat er ging gebeuren. Het moet deels haar lichaamstaal zijn geweest waarin ik zag dat ze niet kwam om een ergernis te bespreken, noch om over koetjes en kalfjes te praten. Hier ging iets komen waar al mijn antennes van overeind gingen. Dat voelde ik. Het begon ermee dat toen ze binnenkwam, ze niet veel zei.
“Hoi-hoi.” zei ze zachtjes, in een ijdele poging om casual te klinken.
Ze liep naar het bankje op mijn kamer en ging er langzaam en voorzichtig op zitten. Haar handen op haar knieën. Haar voeten wezen naar elkaar toe, en haar enkels waren bloot boven de lage gympen die ze droeg. Ze zei nog niets, maar was zich duidelijk ergens voor aan het opladen. Niet alsof er iets ergs was gebeurd. Er was niemand overleden of zo. Hier ging duidelijk iets persoonlijks komen waar ze over moest nadenken.
Vanaf dat moment daalde er een diepe rust en een warmte over me heen.
In een ogenblik drong een serie werkelijkheden tot mij door. En tot haar, ongetwijfeld. Ze was mijn zus niet. Ze was een leeftijdgenoot. Een die ik bijzonder goed kende, en zij mij. Waardoor het een voorrecht was geweest om zo dicht bij haar op te groeien. Een unieke gelegenheid. Er was niemand op deze wereld die ik beter kende dan haar. Ze was een soort spiegelbeeld, maar niet echt zoals een tweelingzus, stelde ik me voor. En daarbij kwam, we waren oud genoeg om onze eigen keuzes te maken als we dat wilden. En wat dat was, dat zagen we op dat moment eigenlijk al in elkaars ogen bevestigd nog voor er een woord was gezegd.
Ze had kort donkerbruin haar, niet uitgesproken jongensachtig, maar een beetje stoer. Ze was stoer, maar gevoelig. Grappig en intelligent. En wat mij de laatste tijd ook niet ontgaan was: onder haar lichtblauwe tuinbroek verborg ze een prachtig zandloperfiguur.
Ze stak van wal.
“Ik wil met je praten. We moeten praten, denk ik. Ik moet je even iets vragen. Mag ik je iets vragen?” vroeg ze onrustig, terwijl ze haar voeten over elkaar bewoog.
Mijn hart ging even sneller kloppen. Maar het was meer van opwinding dan van schrik. Iets in mij wist wat er ging komen.
“Dat klinkt serieus. Niets ergs hoop ik?” vroeg ik onnozel.
Ze lachte even nerveus. Toen was de serieuze blik op haar gezicht terug.
“Heb je mij de afgelopen tijd ontlopen?” vroeg ze ineens uit het niets.
“Eh nee, ik eh… we zijn toch gewoon okee? Ik zou niet weten waarom.” zei ik.
“Nee, dat bedoel ik ook niet. Dat weet ik ook wel.” ze glimlachte vriendelijk. “Maar zou het kunnen dat je mij niet meer als zus ziet?”
“Eh, nou ja… hoe zie jij dat dan?” vroeg ik nu op mijn beurt.
“Nou ja, je bent gewoon… ik bedoel, we zijn soort van altijd samen geweest. Maar de laatste tijd… het is zo vreemd allemaal. Het voelt als een toneelstuk waar we aan mee moeten doen.”
Ineens stopte ze. Ze keek me verschrikt aan.
“Snap je me? Heb jij dat dan niet?” vroeg ze licht wanhopig.
Ik keek haar vriendelijk aan. Ik wilde haar gerust stellen. Ze had nog weinig concreets gezegd maar ik wist precies wat ze bedoelde. Daar ging ik ten minste wel vanuit.
Ze zag mijn kleine glimlach en haar gezichtsuitdrukking werd kalmer. Ze leek gerustgesteld door mijn blik. Ze ging meteen verder. “Ik heb steeds meer het gevoel dat wij elkaar heel goed begrijpen. We kennen elkaar zo goed. Maar het voelt alsof we voor anderen afstand van elkaar moeten houden. Ik vind het zo frustrerend.”
Ze keek me weer aan. Het voelde alsof ze nu wel aanvoelde dat we op één lijn zaten, dat ze haar gevoel kon uitspreken. Toch zag ik de afwachting in haar gezicht. Ze wilde dat ik nu iets zou zeggen voordat ze haar gedachten volledig bloot gaf.
“Ja, ik begrijp je wel, denk ik." zei ik. “Wat je net vroeg over hoe ik jou zie… nou ja, niet echt als zus denk ik. Ik heb natuurlijk nooit een andere zus gehad. Dus ik weet het niet…”
Ze keek me nu keurend aan terwijl ze voorover gebogen zat met haar ellebogen op haar bovenbenen. Ze wachtte op iets meer verduidelijking van mijn woorden.
“Ik… nou ja… ik hoop niet dat ik je laat schrikken,” hoorde ik de woorden over mijn eigen lippen komen, “...maar ik zou graag dichterbij jou willen zijn.” zei ik zachtjes.
Nu keek ik haar enigszins verschrikt aan. De woorden waren eruit. Het voelde als een jarenlang ingehouden schreeuw die zichzelf naar buiten perste. Het voelde goed dat ik dit eindelijk gezegd had. Toch schrok ik zelf van hoe snel het uit mijn mond kwam. En ik keek haar nu vol verwachting aan.
Ze keek me aan met een blik die bevestigde dat ze precies snapte wat ik daarmee zei.
Toch zocht ik op mijn beurt naar bevestiging uit haar mond. Het was net een schaakspel.
“Ik hoop niet… is dat ook wat jij wou zeggen?” vroeg ik. Ik lachte nerveus. “Please, zeg iets nu, haha. Ik sta hier, ik hoop… Jezus…” zei ik terwijl ik me besefte welke gok ik hier had gewaagd.
Ze ademde uit en streek haar korte bruine haar achter haar rechteroor, alsof ze op het punt stond iets heel serieus te gaan zeggen. Maar ik zag de opluchting in haar gezicht. “Ik ook.” zei ze kort maar duidelijk. “Relax.”
“Je bedoelt… ik… “ zocht ik naar woorden.
“Ik heb je gemist, denk ik. Ik wil niet meer afstand. Ik wil juist minder afstand.” zei ze.
“Ja. Precies.” zei ik met een serieuze instemmende blik en een knikje. Maar het was een knikje waarmee ik haar smeekte om verder te praten.
Ze zag aan mijn gezicht dat ik aan haar lippen hing.
“Ik bedoel, nou ja… ik bedoel, ik voel gewoon… Ik wil bij jou zijn.” ging ze verder terwijl ze me opnieuw indringend aankeek. Nog steeds bleef ik aan haar lippen hangen.
“Nou ja, je snapt toch wat ik wil zeggen?” zei ze.
Natuurlijk begreep ik haar, en zij mij. Maar we waren allebei op zoek naar een enorme lading bevestiging. Alsof we heel zeker wilden weten dat we hetzelfde bedoelden, en heel zeker wilden weten wat we, nou ja, wij samen, nu eigenlijk aan het doen waren hier.
“Ik bedoel dus niet meer als broer en zus. Zo zie ik jou al heel lang niet meer. Ik wil bij jou zijn. Ik… ik… wij… ik heb over je gedroomd” zei Maike ineens. Weer zo’n plotselinge zin die uit haar floepte. “Het was zo'n fijne droom. Toen ik wakker werd wist ik even niet wat ik… nou ja. Maar toen ben ik gaan nadenken.”
Ze dacht ook nu even na. Over wat ze ging zeggen.
“Je bent belangrijk voor mij. Nou ja, meer dan dat. Nou ja, wat ik net al zei. Ik voel gewoon, ik wil bij jou zijn. Het voelt alsof wij bij elkaar horen. Ik wil dat heel graag in elk geval. Ik voel het gewoon. Je bent een deel van mij. Ik, ik… nou ja, ik vind je gewoon lief. Heel lief.” Ze maakte wilde gebaren met haar armen.
Ze haalde even adem en ging rechtop zitten. “Ik denk dat ik een beetje verliefd op je ben. Nou ja. Dat is het gewoon.” Ze hield haar handpalmen open op haar knieën en keek een beetje verschrikt, alsof ze wilde zeggen: “Hier, voila, het is eruit. Ik kan nu toch niet meer terug.”
Nu was het weer mijn beurt.
“Ik denk ook aan jou, soms. Nee… niet soms eigenlijk. Best vaak eigenlijk. Maar ik heb nooit gezien, of ja… heel lang niet gezien wat het eigenlijk is. Ik kan, ik wil… nou ja, ik wil niet zonder jou. Ik heb nooit de bedoeling gehad… maar het is gewoon zo. Jij bent voor mij gewoon, Maike... ik… wij… wij horen bij elkaar. En we passen bij elkaar. En ik vind jou ook zo lief. Nou ja, meer dan lief dus.”
Maike reageerde, en ging tegelijk verder op haar eerdere woorden:
“Nee weet je, het is meer dan verliefd. Het voelt alsof ik een paar stappen heb overgeslagen. Verliefd is zo… Dit is anders.”
Haar verhaal was niet meer te stoppen nu. Haar woorden bleven maar komen.
“Ik heb het idee dat het bij ons anders werkt, snap je wat ik bedoel? Daarvoor ken ik je veel te goed. Het is alsof je deel van mij bent. Alsof je al een deel van mij bent. Dat kan niet meer weg, dat gaat niet meer weg.”
Ik knikte instemmend. Maike zag dat ik alles wat ze zei, wilde bevestigen. Zo was het, en niet anders. Ook voor mij.
We keken elkaar diep aan. We begrepen elkaar. En dat wisten we, dat voelden we eigenlijk stiekem al. Maar de woorden waren er nu uit. Nu was het echt.
Een stilte die een uur leek te duren. We keken elkaar rustig aan terwijl we allebei tot rust kwamen. Zij wreef over haar bovenbenen en ging rechtop zitten. Ik leunde achterover.
3. De achtertuin
Na een lange stilte zuchtte ze diep.
“Sorry dat ik je daarnet zo… ik wist ook niet zeker of...” begon Maike. “Ik durfde ineens even niet meer toen ik hier zat, of zo. Jij nam het over. Sorry dat ik jou toen voor het blok zette.”
“Maak niet uit… we zeggen toch hetzelfde? Ik vond het ook wel even doodeng daarnet hoor” lachte ik. Ik pauzeerde even.
“Maar jij hebt in feite wel de eerste stap gezet. Jij kwam toch naar mij toe?” zei ik bemoedigend.
“Oh, nu is het mijn schuld” zei ze lachend.
"Nee, ik bedoel juist…” begon ik doodserieus aan een compliment.
Maar ze wist al wat ik wou zeggen. “Dankjewel” zei ze. “Ook dat jij daarnet, nou ja, dat je het even overnam. Dat je als eerste zei, nou ja… wat ik ook voel.”
“Ik wist denk ik al wat jij wou gaan zeggen.” zei ik. “Op de een of andere manier, toen je binnenkwam en hier ging zitten.”
Maike haalde even adem en glimlachte. “Dit bedoel ik nu precies.” zei ze. “We voelen elkaar zo goed aan."
Ze zuchtte kort. “Maar hoe zijn we hier beland? Het is toch raar eigenlijk.” zei ze. “In deze situatie.”
“Hoe, dat weet ik niet." zei ik. “Wij hebben er toch niet voor gekozen? Wij hebben deze situatie niet gecreëerd. Wij hebben onszelf niet in deze situatie gebracht. Maar ik voel met jou gewoon… ik kan er ook niets aan doen.”
We keken elkaar aan. We voelden allebei aan dat we ons naar elkaar toe niet hoefden te verontschuldigen. Er was geen greintje angst in mij dat we elkaar iets zouden verwijten, of onze gevoelens zouden veroordelen. Zeker nu niet meer. Maar eigenlijk wist ik dat al. Ik voelde het van tevoren al aan. Diep van binnen vertrouwde ik haar ondanks de afstand die we hadden gecreëerd.
Niet alleen bleken we al veel langer dan we onszelf realiseerden een diepe liefde voor elkaar te voelen. We bleken elkaar ook als geen ander te kennen. Nou ja, ook dat was eigenlijk geen verrassing. Niet gezien de situatie, en zeker niet voor ons.
Het was een diep gevoel dat we beiden al langer hadden en dat deze middag plotseling een naam had gekregen. Opeens viel alles op zijn plek.
“We hoeven ons toch niet te schamen?” vroeg ze voor de zekerheid.
“Ik vind van niet.” zei ik met enige gespeelde dapperheid.
“Sommige mensen vinden misschien dat we hiermee moeten dealen.” zei ze alsof ze advocaat van de duivel wilde spelen. “Er mee om leren gaan… het wegstoppen.” vervolgde ze sarcastisch. “Maar waarom eigenlijk?” zei ze er meteen achteraan om haar eigen twijfel te beantwoorden. “We doen toch niets fout? We zijn geen broer en zus. Ik voel dit toch gewoon? We doen niets fout.”
Er viel weer een lange stilte. Ik wilde naar Maike toe lopen en haar vasthouden. Maar dat voelde op dit moment als een goedkope afsluiting van een flauwe film. Te voordehandliggend. Ik keek hoe ze nadenkend op haar hand leunde. Ze keek naar haar voeten.
Even voelde het alsof het moment van geluk en opluchting daarnet nu ruw botste op de harde werkelijkheid.
“Ja, nee… dat vind ik niet. We doen niks verkeerds. Maar wat gaan we dan nu doen?” vroeg ik me hardop af.
“Ik… ik weet het niet.” aarzelde Maike.
“Als wij toch allebei vinden dat we niets fout doen, hoeven we toch aan niemand iets uit te leggen?” stelde ik voor.
“Ja, dat klinkt makkelijk.” zei Maike. “Maar serieus, ik weet het even niet.” Ze keek naar het raam alsof ze de buitenwereld probeerde in te schatten. Alsof ze in de achtertuin het antwoord kon vinden hoe we met de buitenwereld zouden moeten omgaan.
Weer was het even stil.
“Maar ik vind wel dat je gelijk hebt.” zei ze ineens vastberaden. “Ik vind het onzin dat we ons moeten verstoppen als we niets fout doen. Ik ga dat niet doen. Ik wil dat niet. Ik wil dat niet meer!” zei ze nu met nadruk.
Ik bedacht me dat onze situatie, waar we zelf niet voor gekozen hadden, ons in feite dwong om vier stappen vooruit te denken. Het voelde alsof we hier onze verre toekomst al zaten te plannen. Die gedachte schrok me op zich niet af. Integendeel. Niet met Maike. Maar het voelde als een onrecht wat de wereld ons had aangedaan. Een onredelijke druk die juist op ons werd gelegd terwijl andere mensen dit allemaal niet hoefden te doorstaan.
“Dit is toch eigenlijk absurd.” zei ik.
Maike keek me ietwat vragend aan.
“Nou ja, we zitten hier net. We hebben pas net ons gevoel uitgesproken.”
Maike's gezichtsuitdrukking ging nu van vragend naar geïnteresseerd.
“We kunnen nu toch niet hier... wij kunnen toch ook niet alles weten?” vroeg ik.
“Nee.” bevestigde ze.
“Misschien moeten we gewoon…” begon ik hardop te denken.
“We zien wel.” vulde Maike me aan. “Laten we nu eerst eens…” Ze zuchtte diep. Ze keek me recht aan. Haar gezicht begon opeens te stralen. “Ik ben gewoon zo blij. Ik… ik kan het eigenlijk niet geloven.” Ze glimlachte.
“We mogen toch blij zijn?” vroeg ze zich hardop af terwijl ze me aan bleef kijken.
In haar stem zat een dubbel gevoel. Ze had zojuist voor zichzelf besloten vooruit te kijken, met optimisme. En aan zichzelf, aan ons, te denken. Tegelijkertijd zat in haar woorden de beklemming die ze terugkijkend voelde. Ze besefte zich nu pas, zoals haar eerste vraag aan mij vanmiddag illustreerde, wat er de afgelopen tijd gebeurd was. We hadden onbewust, maar eigenlijk kunstmatig, de afstand gezocht en bewaard. Terwijl dat juist het tegenovergestelde bleek te zijn van wat we allebei voelden en wilden. We realiseerden het ons allebei toen nog niet. Of we gaven het geen ruimte, en we gaven het geen naam. Maar het had nu wel een naam.
En Maike concludeerde terugkijkend daarop een kronkel, een onrecht wellicht zelfs, waar ze geen zin meer in had.
“Toch? We mogen toch super blij zijn eigenlijk?” herhaalde ze haar vraag, nu op licht verontwaardigde toon.
“Ja. Vind ik wel.” zei ik vastberaden.
Ik stond nu op en liep naar haar toe. Ik ging naast Maike zitten en voor het eerst, voor het eerst in mijn leven, in ons leven, of voor het eerst dat ik me kon herinneren, omhelsde ik haar met beide armen. Ik drukte haar stevig tegen me aan. Er ging een rilling door me heen. Weer dat gevoel alsof een tijdenlang ingehouden schreeuw zich nu door mijn armen, borstkas en mijn hart naar buiten perste. Dwars door Maike heen. Maike's bovenlijf ontspande. Terwijl ze diep uitademde, liet ze haar hoofd tegen mij aan leunen. Ze legde haar hand zachtjes op mijn knie. We kregen allebei een brok in onze keel. Zachtjes huilde ze met haar hoofd nog altijd tegen mij aan. Ik begon ook te snikken.
Maar het waren tranen van opluchting.
4. Zoete slaap
We zaten zo een tijdje naast elkaar. Het gevoel om elkaar vast te houden was onbeschrijflijk. Het voelde goed, gelukkig, warm. Het voelde natuurlijk, logisch. Het voelde helemaal niet verkeerd of verboden. We grepen elkaar nog steviger vast. Alsof we alle verloren tijd hier ter plekke gingen inhalen. Alsof we van plan waren nooit meer los te laten.
We leunden achterover tegen de rugleuning van het bankje. Terwijl we elkaar vasthielden, tikten de minuten, de kwartieren voorbij. Langzaam doezelden we weg. Alsof we een zware inspanning hadden geleverd, zo moe waren we. Opgelucht, gelukzalig. Maar bekaf. In elkaars armen vielen we in slaap. Dit voelde zo puur. Op dat moment kon niks ons nog schelen. Het maakte ons niets uit als mensen ons zo zouden kunnen zien zitten. Zoals wij tegen elkaar aan lagen, en elkaar hier vasthielden, daar kon toch niemand op tegen zijn? En anders maar wel. Dat was de conclusie die we hier en nu definitief trokken. En dat was het warme rustgevende gevoel waarmee we fijner in slaap vielen dan we allebei in lange tijd geslapen hadden.
5. Naschrift
Lees binnenkort deel 2 en 3 voor het erotische vervolg.
Opmerkingen van de schrijver:
Inspiratiebronnen voor Maike: Een klasgenoot van vroeger, en daarnaast het filmpje van het meisje in de tuinbroek dat een huwelijksaanzoek krijgt bij een vogelshow. Meisje met kort donker haar, een lichtblauwe tuinbroek, blote enkels en zwarte Vans-gympen.
Inspiratie voor het verhaal: het klassieke erotische plot over stiefbroer-stiefzus. Maar dan wilde ik het op een geloofwaardige manier vertellen.
Ik heb bewust details in het midden gelaten. Is het een samengesteld gezin? Of is een van hen een geadopteerd kind, of wellicht allebei? Ook details over de ouders of waar die zich bevinden (tijdens de gebeurtenissen in dit verhaal of in het algemeen) heb ik bewust weggelaten.
Lees verder: Maike En Ik, Eindelijk Samen - 2
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10