Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: De Muze
Datum: 13-09-2024 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 650
Lengte: Lang | Leestijd: 20 minuten | Lezers Online: 1
Vergelding
Gensters vliegen in het rond. Ik schrik ervan! Francisca gooide een handje met een soort gruis in een van de twee aardenwerken vuurpotten die op het vlot staan. De vonken zetten ons in een fel en wit licht tegen de verder inktzwarte omgeving. Drie halfnaakte vrouwen...

Uit de tweede pot stijgt rook op, veroorzaakt door het verse gras op de gloeiendhete kolen. De witte rook verspreidt zich laaghangend over het gitzwarte water.

Francisca zingt een lied, ze zingt het zacht maar de woorden zijn duidelijk. De woorden en klanken verspreiden zich over het water. Ik richt mijn blik op het veld waar gedaanten zich schrikachtig bewegen. Half ontklede gedaanten, met hun broek op hun enkels en hun hitsige geslacht in hun vuist. Het zijn de mannen van Viperdaes, de krijgslieden van Diederik, hun valse heer.

Ze wijzen naar ons en schreeuwen niet verstaanbare woorden, tot iemand roept dat ze hun bek moeten houden... Nu hoort iedereen het. Het zachte neuriën van Francisca.

Boven het gitzwarte veenwater zweven schijnbaar gewichtloos drie Witte Wieven.

Let op, fiere krijgersmannen
Blijf niet hier de ganse nacht
Met ons Wieven samenspannen
Dat geeft je de echte macht

Zie ons rijzen uit de nevel
Waar de mist het water kust
Hier zijn thans de Witte Wieven
Hongerig naar geile lust

Volg ons, aanhoor onze raad
We laten ons beminnen
We snakken naar je levend zaad
In onze schoot vanbinnen

Laat je even door ons leiden
Op de weg naar het genot
Steeds verder en ook dieper strijden
In onze zachte liefdesgrot

Klief je zwaard in onze schede
Eeuwenlang al wachten wij
Ondanks toekomst en verleden
Jullie komst, die maakt ons blij

Fiere man, pak je geslacht
Hard en machtig voor de daad
Wij spreiden ons in deze nacht
Snakkend naar je witte zaad

Wit, als mist en ons gewaad
Wij Wieven zijn de mooiste prijs
Wij wensen jullie nimmer kwaad
Dus volg ons naar het paradijs

Kom naderbij met uwen speer
Die hardheid is wat we graag willen
Zodat stoot na stoot en keer na keer
Jullie onze honger stillen

Kom naderbij, want wij zijn klaar
Aanschouw nu onze gaven
Van onze bleke borsten naar
De schoot om je te laven

Abigor toont je zijn schat
Als geile jonge maagden
Dus volg ons op ons lustig pad
Kom, stoere onversaagden!

Kom, kom... kom... Kom!


Zelfs ik voel de betovering van haar stem. Francisca zet het vlot in beweging en werpt weer wat poeder in de vuurpot waardoor onze bleke, witte huid oplicht. Haar woorden en haar gezang zetten me in beweging. Mijn heupen beginnen te draaien. Ik ontbloot mijn huid en voel mijn bloed sneller stromen, ook al weet ik dat ik geen enkel heerschap van Viperdaes in buurt zal dulden of dat ook maar iemand een vinger naar mij zal mogen uitsteken. Ze moeten ten prooi vallen aan Abigor!

Maar ik weet hoe ik mannen aan me kan binden, hoe ik hun verstand kan uitschakelen. Mijn handen doen het automatisch en ook ik begin te kreunen, een aanlokkelijk gekreun. Kom maar... 'Oooohhh ja...Hmmm.'

Tot mijn verbazing voel ik werkelijk lust in me opkomen. Mijn tepels zijn stijf geworden en mijn schaamlippen gezwollen en nat.

Kom, kom... kom... Kom!

Aan de oever van het water verzamelen de mannen zich, met in hun midden de fatsige gestalte van hun leider, de heer van Viperdaes. Zijn zware stem schalt over het water: 'Haal die wijven van het water.' Maar zijn mannen zijn onwillig en aarzelend. 'Het zijn Witte Wieven, heer!' horen we ze roepen. 'Witte Wieven, het zijn geesten!'

'Praat toch geen onzin!' galmt de zware stem van Diederik. Langzaam varen we bij het eiland weg. 'Deze plek is vervloekt, heer... '
'Het is de duivel... Metgezellen van Abigor!'

Diederik stoot een vloek uit en blijft onze kant opstaren met zijn zwaard nog steeds in zijn hand. De verwarring is compleet op het eiland. Mannen pakken hun spullen bijeen en paarden bewegen onrustig. 'Iedereen blijft hier!' brult Diederik. 'Haal die wijven hierheen...'

Een enkele trouwe volgeling stapt zijn kant op. Diederik duwt het lage riet opzij en zet aarzelend een voet in het donkere water. Hij heft zijn zwaard. 'Haal ze aan de kant!' schreeuwt hij. Francisca zet met de vaarboom af en we verwijderen ons traag van het land. Meter voor meter.

Aarzelend waadt Diederik door het water onze kant op. De silhouetten van hem en zijn mannen steken af tegen het kampvuur. Daar heerst paniek en onrust. Het lijkt erop dat een aantal mannen de benen nemen met achterlaten van alles en iedereen, bang voor de geestverschijningen op het moeras. Het is ondiep water dat niet verder reikt dan de knieën, maar toch merk ik de aarzeling bij de mannen. De gladde rimpelloze oppervlakte van het water verbergt mogelijke gevaren die er onderliggen. De afstand tussen ons, Witte Wieven, en de manschappen blijft gelijk. Francisca komt tussen ons in en kreunt luid terwijl ze zichzelf vingert. Haar vingers glijden tussen haar benen heen en weer. Ze masseert haar clitje terwijl ze de mannen met een hese stem onze kant op lokt. Onophoudelijk verspreidt de rook zich uit één van de vuurpotten op ons vlot. Het blijft als lage mistslierten laag over het water hangen.

De mannen komen dichterbij en ditmaal gooit Yda een handje van het magische poeder in het vuur. Opnieuw lichten onze bleke huiden op. Weer zijn we even duidelijk te zien. Onze naakte huiden en de half afgezakte witte gewaden die heen en weer dansen door de bewegingen die we maken. Vluchtig kijk ik van de mannen naar het land achter hen. Daar is van alles gaande, maar ik kan niet onderscheiden wat. Het lijkt of de laffe schurken de vlucht nemen, en zie ik daar niet Mariken in de richting van onze mannen rennen?

Blijkbaar wordt de ondergrond minder vast onder de voeten van de naderende mannen. Een van hen verliest zijn evenwicht en valt zijdelings in het water. Moeizaam krabbelt hij overeind en hij vervolgt zijn weg achter zijn meester aan. Diederik vloekt en tiert. Hij vloekt omdat het moeizaam gaat en omdat een deel van zijn mannen op de vlucht is geslagen voor een stel Witte Wieven.

De stem van de heer van Viperdaes galmt over het water. 'Stelletje lafaards. Het zijn wijven van vlees en bloed.' De laatste woorden vlees en bloed spuugt hij uit. Mijn hele opwindende gevoel is verdwenen. Mijn handen strelen mijn lichaam, maar ik voel me koud. Deze mannen zullen meedogenloos zijn mochten ze ons te grazen nemen.

'Warm vlees!' roept Francisca.
Diederik kijkt onze kant op. We zien alleen zijn donkere schaduw en daarin glinsterend twee ogen. De modder zuigt aan hun voeten en de stappen die ze zetten, worden moeizamer.
Yda haar heupen dansen in het licht van de vuurpotten. Ze lokt ze naar het vlot toe.
De vaarboom verdwijnt plotseling diep in het water. De lange stok zakt ver het water in. Francisca zet af en het vlot maakt een lichte draai. 'Warm vlees, Diederik!'
'Kutwijf... Ik had je moeten doden. Toen al. Nadat ik je geneukt had, had ik je keel moeten dichtknijpen!'
'Misschien moet je dat neuken nog eens proberen, je was niet echt goed!' Haar stem klinkt vol minachting. 'Maar misschien zat je buik in de weg!?'

'Het wordt hier dieper, heer' hoor ik een andere stem zeggen. Er klinkt twijfel in door.
'Doorlopen, stelletje slappelingen!' Francisca zet opnieuw af, waardoor de afstand tussen ons en de naderende mannen iets groter wordt.
'Jij gore heks!' schreeuwt Diederik die nu tot aan zijn middel in het water staat.

Yda gooit weer een handje van het magische stof op de vuurpot waardoor de omgeving opnieuw fel oplicht. We naderen een oever, zo lijkt het.
Francisca stapt naar voren waardoor het vlot iets begint te hellen. Ze zet de vaarboom recht in het water. Het is diep hier, dat is duidelijk. Maar nog niet zo diep dat je er niet meer kunt staan. 'Hou je vast!' fluistert ze naar ons.

Dan zet ze met kracht af en krijgt het vlot snelheid.
Voor de mannen wordt het koude zwarte water dieper en dieper en gaat hun weg trager en trager. 'Wordt het nu niet te gevaarlijk, heer?'
Met een zachte bons vaart het vlot tegen een oever. 'Pak je klerenbundel...'
In het licht van de vuurpot zien we de mannen steeds dieper in het water zakken.

'Abigor lust jullie rauw!' Lacht het Witte Wief.
De ogen van de mannen zijn vervuld van angst. 'Ik lust je rauw, Francisca!!! Wist je trouwens dat ik je zus heb vergiftigd?'
Ik zie hoe Francisca verstijft. Al haar bewegingen bevriezen voor een kort ogenblik. Dan schopt ze één voor één de vuurpotten van het vlot in het water. Sissend gaan ze ten onder. De wereld is nu gitzwart. Ik hoor haar een gedempt geluid maken. Een ingeslikte klagelijke roep. Yda kruipt tegen me aan.
'Hier' hoor ik Francisca fluisteren. 'Laten we ons niet afleiden...' Haar stem klinkt met ingehouden woede. 'Pak vast!' Het is het haar witte gewaad. Ze heeft het blijkbaar geheel uitgetrokken en snel opgerold zodat we het kunnen gebruiken als een koord om haar niet kwijt te raken in de duisternis. 'Blijf vlak achter me, doe geen stap links of recht van je!'

Er is geen tijd voor vragen, we moeten volgen. Ik houd mijn bundel met kleren strak onder mijn ene arm en het geïmproviseerde koord in de andere hand. Ik voel Yda vlak voor me. Daar weer voor staat Francisca. Uit het water horen we gevloek en geschreeuw. De stemmen komen steeds dichterbij. Ik kijk achterom en onduidelijke schimmen rijzen op uit het water.

Dan voel ik een ruk aan het koord. 'Volg!'
Ik merk dat ik meer waarneem nu mijn ogen meer aan de duisternis gewend zijn geraakt. Francisca leidt ons aan het koord over een smal pad dat normaal alleen door wild wordt gebruikt. Het zand van het pad licht een beetje op. 'Nog even en het gespuis zal worden geofferd aan de muil van Abigor, en dat werd tijd ook!'
Zouden de verhalen dan toch waar zijn? Dwalen hier wezens hier rond die je kunnen opslokken? Ik kijk om me heen. Links en rechts van het smalle pad zie ik wuivend riet en hier en daar een staketsel van vergane bomen die als waarschuwende vingers naar de donkere hemel wijzen.
Weer hoor ik geschreeuw achter ons en vervolgens een korte doodskreet. Dan is het doodstil. Er is alleen het gehijg van ons drieën. Is er iets gebeurd met de mannen die ons achtervolgen? Zijn we gered? Een plotse vloek van Diederik ontkracht mijn hoop. We moeten verder!

'Kunnen jullie zwemmen?' vraagt Francisca buiten adem. We houden stil bij een soort poel, het pad lijkt op te houden. Het water is niet heel breed. 'Kom!' Ze sleept ons mee. We gaan echter niet het water in waar het pad ophoudt, maar slaan linksaf. We stappen door het riet. Onze blote lijven zo dicht bij elkaar dat we elkaars warmte kunnen voelen. We horen elkaars opgejaagde ademhaling. 'Kom...' fluistert Francisca. 'We gaan eromheen en moeten daarna een stukje zwemmen, het is niet ver.' We volgen haar zwijgend, geheel op haar vertrouwend.

Het is inderdaad niet ver. Al snel houdt Francisca stil. 'Laat het koord los en houdt je kleren boven je hoofd. Het grootste deel kunnen we wadend oversteken. Uiteindelijk moeten we maar een klein stukje zwemmen.'

Ze leidt ons tussen het riet door. De grond is zacht en nat. Onze voeten zakken steeds dieper in het weke veen. Het riet schuurt langs onze benen en dijen. Zodra we de rietkraag verlaten, wordt de bodem vaster.
De geluiden van onze achtervolgers duiken weer op.
'Snel!'

Het koele water omsluit ons steeds meer. Even denk ik aan het moment dat Arnoud me bespiedde in het bosven. Dat hij me van tussen de struiken bekeek. Hoe het koude water mijn lichaam omsloot. Hoe ik me bewust was van zijn aanwezigheid en hoe ik me liet bekijken. Hoe hij ook uiteindelijk in het water kwam en ik voor het eerst overvallen werd door een enorm gevoel van lust voor hem. Het lijkt een eeuwigheid geleden. Het lijkt of het uit een ander leven komt.

Yda trekt aan mijn arm. Haar hand zoekt de mijne. Ik weet dat we verder moeten en het beeld van het bosven vervaagt. Het koude water komt tot halverwege mijn dijen. Yda trekt me voort. Ze wil sneller, maar ik probeer mijn voeten behoedzaam neer te zetten, niet wetende waar ik loop. Het water komt nu tot aan mijn vagijn. Het raakt mijn gevoelige lippen. Het is koud.
'Zwemmen!' hijgt Yda en ze laat zich in het koude water zakken. Ik volg haar voorbeeld. Een paar lengtes voor ons zwemt Francisca. We houden met één hand de bundel met kleding boven onze hoofden. Zo goed en kwaad als het kan, zwemmen we achter haar aan.

Het is gelukkig maar een kort stuk. Als snel voel ik weer bodem onder ons. De grond is vast en zanderig, net als bij het bosven in het bos van ons kasteel. Voor me zie ik hoe Francisca uit het water omhoogkomt. Het water komt tot net boven onze knieën. Haar billen rijzen voor me op, bleek als de maan. Yda en ik volgen haar. 'Rennen!'

We rennen door het ondiepe water. Plots stopt Francisca. We houden precies stil aan de overkant van waar het pad in de moeraspoel eindigde en we het riet invluchtten.
Alsof het zo moet zijn, lijkt het in de verte wat op te lichten in het oosten. Het eerste licht van de dag.
Onze droge kleding leggen we op een hoopje bij elkaar op de oever die volgroeid is met bomen en struiken. Hier kunnen we niet verder. We zitten vast.

We gaan naast elkaar staan. Drie naakte Wieven die wachten op hun prooi aan de andere kant van het dodelijke water. Francisca staat in het midden. Haar zwarte haren plakken aan haar schouders. Naast haar staat Yda, iets kleiner, maar ook fier en recht. Wachtend op wat komen gaat. Ik sta aan de andere kant van Francisca. We slaan de armen ineen. Het water heeft onze huid koud gemaakt, maar binnenin gloeit het. Een brandend verlangen om dit voor ééns en voor altijd af te ronden en er een einde aan te maken.

Dan staan ze er plotseling. De donkere schimmen. In het midden staat Diederik, onmiskenbaar. Zijn corpulente postuur verraadt hem direct. Ik tel de mannen in mijn hoofd, het lijkt erop dat hun groep is uitgedund. We kruipen dichter tegen elkaar aan, en daardoor voel ik me gesterkt. Mijn hart roffelt als een gek in mijn borstkas.
'Kom dan, fiere mannen, hier zijn jullie Witte Wieven, hongerig naar lust'. Francisca haar stem klinkt zangerig, aanlokkelijk zelfs. In het vage licht zien de mannen de naakte lijven van de drie Sirenen, de nimfen die hen lokken met hun zachte gezang.

'In het water!' brult Diederik. Er klinkt protest.
'Of moet ik nog een keer mijn zwaard in één van jullie borstkassen drijven!'
De afstand is misschien vijf paardlengtes voor ons. Het protest verstomt. Aarzelend stappen ze het water in. Diederik in het midden, geflankeerd door zijn krijgslieden. Stap voor stap komen ze dichterbij. Francisca draait zachte rondjes met haar heupen en blijft haar woorden herhalen. Zachtjes neuriën we met haar mee. Onze bleke verschijning moet voor de mannen tegelijk aanlokkelijk en angstwekkend zijn. Eerst door het koude water en daarna het warme vlees der lust. Of het verzengende vuur van de hel?

De helft van de afstand hebben de mannen afgelegd. Steeds zelfverzekerder komen ze onze kant op. Het water is niet dieper dan tot net boven hun knieën.
'Jullie, domme geile sletten, jullie kunnen geen kant meer op!' bromt Diederik zelfvoldaan. 'Dus die hoer van een Francisca heeft zich aangesloten bij die loeders van Maupertuus?' gaat hij schamper verder.

Nog misschien tien stappen zijn ze van ons verwijderd. Plotseling slaat de onzekerheid bij me toe. Wat als Francisca het bij het verkeerde eind heeft? Nog even en ze staan voor ons. Ze zullen meedogenloos zijn.

Stel je voor dat Francisca een handlanger...
Hun begerige grijnzen doet me huiveren. Yda knijpt in mijn hand. Ik moet de drang om te vluchten onderdrukken. Nog vijf stappen...
'Ooooh, mannen, die heerlijke kutjes, we zullen ze te grazen nemen!'

Francisca neemt een ademteug en brult: 'Abigor, neem dit offer aan!' Terwijl ze dit roept, heft ze haar armen op. Haar stem klinkt angstaanjagend. De krijgsmannen blijven abrupt stil staan. Ze kijken onzeker en angstig naar de naakte nimfen en daarna wenden ze blik naar Diederik. Alsof ze wachten op een bevel of order. Diederik zelf staat als versteend, nog met zijn zwaard geheven. Bevroren in een aanval die er nooit zal komen.

Langzaam dringt de verschrikkelijke waarheid tot hen door. Hun hoofden zakken af naar het donkere water. Ze proberen te bewegen, maar elke poging zorgt ervoor dat ze dieper wegzakken in de oneindige diepte van het onvergeeflijke moeras. Ze zijn de prooi voor Abigor.

Heer!' roept één van de mannen. Angstig kijkt hij naar Diederik. 'Jullie, gore sletten, denk maar niet dat je van me af bent.' Met zijn hele lijf probeert hij los te komen aan de zuigende modderbodem. Maar elke krachtige worstelbeweging die hij maakt, is verloren energie. Binnen enkele ogenblikken zullen de mannen tot over hun borst in het moeras zitten. Enkele mannen proberen naar de kant te reiken, houvast te vinden. Maar het is vergeefse moeite.

'Waarom heb je mijn zuster vermoord, Diederik?'
IJzig is haar stem. Diederik valt stil. Bewegingloos kijkt hij haar aan, zijn blik vol haat.
'Jij, sloerie...' sist hij haar toe en hij spuugt in het water.

'Wij hebben hier niet meer te zoeken, meisjes. Kom we gaan...'
We pakken onze kleding en trekken die snel aan. Vloekend en tierend zakken de mannen verder in het moeras. Wij keren hen de rug toe. Spoedig zal het stil worden, voorgoed.




Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...