Door: Keith
Datum: 22-10-2024 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 3442
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 40 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 40 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 319
De week die volgde ging bijzonder snel voorbij. Veel dingen die aandacht eisten, zowel op het werk als thuis. Margot en Gerben meldden dat Peter van Wiers, de vader van Gerben, contact had gehad met Olaf van Brakel, de eigenaar van Margot en Charlottes toekomstige woning. En Peter had toegezegd dat hij drie man naar Arkel zou sturen om de woning goed op te knappen. “En dan zouden we er over een maand in kunnen trekken, Kees!” De zussen waren helemaal door het dolle heen.
Joline temperde hun vreugde een beetje door te zeggen dat ze nog helemaal niets aan inrichting hadden en dat het huis ook aan de binnenkant ‘bewoonbaar’ moest zijn. “Dus behangen, schilderen en wat willen jullie op de grond hebben?” Uiteindelijk besloten we om mijn Pa te vragen of hij op een zaterdag weer eens naar Arkel kon komen voor advies. En Lot belde met Olaf om te vragen of hij in een van zijn panden op industrieterrein Papland ruimte had om hun inventaris voorlopig op te slaan. Dat kon gelukkig en tegen een beschaafde prijs. Toen Joline dat hoorde stak ze haar duim op. “Goed meegedacht, Lot. Dan gaan we deze week eens op meubeljacht.”
Ik hoorde dat en trok een gezicht. “Oh nee hé… Een dagje Ikea? Dan kun je me daarna bij elkaar rapen, Joline.” “Jij gaat niet eens mee, Kees. Ladies only. Het wordt hun huis. Jouw expertise komt wel als het gaat om de elektriciteit en zo.” Ik veegde denkbeeldige zweetdruppels van mijn voorhoofd. “Gelukkig schat. Als ik ergens een dodelijke pesthekel aan heb is het de Ikea wel. Een doolhof van meubels en frutsels en je kunt maar één kant uit: volg de pijlen!” Lot en Mar keken nogal verwonderd en Joline legde het concept van Ikea uit. Ze besloot met: “Maar eerst moeten jullie maar eens met Karel gaan praten hoe je jullie huis willen inrichten. Modern? Klassiek? Romantisch? Zeg het maar.”
De zussen keken elkaar aan en giebelden. “De grote slaapkamer in ieder geval romantisch, Joline. Met een lekker groot bed. En op de grote logeerkamer ook een tweepersoons bed. Voor als er jongens op bezoek komen.”
Kortom: de dames zouden de vrijdag vrij nemen en met de Volvo van de zussen richting Ikea in Utrecht gaan. “We gaan ons alleen nog maar oriënteren, Kees. Typisch Hollands: ‘kijken, kijken, maar niet kopen’ Foto’s maken, dingen noteren en die met Karel bespreken.”
Deze discussie speelde zich maandagavond af. Dinsdag overdag kwam Joline op mijn bureau. “Kees… Ik ben net opgebeld door Stichting Hulphond Nederland. Een van hun gezinsbegeleiders wil deze week eens langskomen voor een oriënterend bezoek. Kijken of wij wel geschikt zijn als gastgezin. ’s Avonds is voor de dame in kwestie geen probleem.”
Ik dacht even na. “Dat wordt woensdagavond Joline. Vanavond loopgroep, donderdag naar Greet, vrijdag dansles voor mij en voor jou op de bank ploffen na een dagje Ikea…” Ik keek gemeen en Joline zuchtte. “Jaja. En jij los gaan met Marije-nu-zonder-beugel zeker?” “Je brengt me op ideeën, schat…”
“Ik bel de Stichting zo wel terug, Kees. Morgen dus. Oké?” Ik knikte. Vijf minuten later een mailtje van Joline: ‘Het wordt woensdagavond, 19:00 staat ze op de stoep. Mét een hond.’ Op de terugweg in de auto vroeg ik: “Waarom neemt ze een hond mee, Joline? Zei ze daar iets over?” “Men wil kijken hoe een potentieel gastgezin met een hond omgaat, Kees. Een soort lakmoesproef.” Ik knikte langzaam. Verstandig…
Dinsdagmiddag kwam Rogier naar Gorinchem. Samen bogen we ons over de renovatie van de noodstroomvoorziening van Rogier z’n ziekenhuis. Het bleek dat die rovers uit Amsterdam echt op álles beknibbeld hadden. Goedkope rotzooi in de installatie, geen redundancy, geen backup-systemen… En ondertussen de hoofdprijs vragen. Ik vroeg Denise om eens te gaan kijken hoeveel de installatie, zoals Duyvestein ‘m had aangelegd qua materiaal zou kosten. Om vier uur kwam ze met uitgebreide Excelsheet naar mijn bureau. Ze keek serieus. En we kwamen er achter dat er een winstmarge op zat van meer dan 300 procent! “En ik heb écht niet overal naar de goedkoopste aanbieder gezocht, Kees. Gewoon een gemiddelde prijs gecalculeerd. Maar dit is…” Ze kwam niet uit haar woorden. “Je zoekt wellicht het woord ‘schofterig’, Denise?” Ze knikte. “Ja. Dat, of erger.”
Ze keek afwisselend naar Rogier en mij. “Ik zal de laatste zijn om te beweren dat een bedrijf geen winst mag maken, Rogier. Maar meer dan 300 procent? Ik heb redelijk verstand van inkoop en calculatie, maar zoiets heb ik nog nooit gezien.” Ze was woedend en terecht. “De directie van die toko zit nu achter tralies, Denise. Inclusief zijn charmante echtgenote, want die zat ook in het complot. Het bedrijf is failliet, de medewerkers die ermee te maken hadden zijn weliswaar weer op vrije voetjes, maar hen hangt nog een forse strafzaak boven het hoofd. De rest van de medewerkers… Ik denk dat ze blij toe zijn dat ze daar weg zijn en ik hoop voor ze dat ze ondertussen bij een fatsoenlijk bedrijf werken.”
Denise keek me aan. “Hier, bijvoorbeeld?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Theo heeft luid en duidelijk aan alle teamleiders laten weten dat voor voormalig personeel van de firma D. te A. geen plaats is in de herberg die DT heet. Ook al was betrokkene te goeder trouw en wist niks van de malafide praktijken van de firma: hij of zij is er waarschijnlijk toch mee besmet.” Denise knikte. “Gelukkig. Ik, wij hebben het hier enorm naar ons zin, Kees. En dat willen we niet verziekt hebben door iemand die met een andere attitude hier naar binnen stapt. Adema was al méér dan genoeg, die drie-en-een-halve week.” Ze giechelde. “En Marion ook. Voor drie dagen.” Ik schoot in de lach. “Ja, ook zoiets… Gelukkig hebben we hier onze eigen ‘zielen-afknijper’. Dat scheelt.” Ze knipoogde. “Ik ga maar weer eens.” “Dank voor je rekenwerk, Denise!”
Ik keek Rogier aan. “Ik stuur dit handeltje op naar de Officier van Justitie die de zaak tegen Duyvestein in handen heeft. Wie weet kan hij er iets mee. Ik hoop van wel, want deze meneer moet zo lang als mogelijk aan het openbare leven onttrokken worden. De aasgier… Maar goed; hoe kom ik er achter wie die officier van justitie is?” Rogier peinsde ook even, knipte toen met z’n vingers. “Dat voormalige vriendinnetje van Fred! Die vrouwelijke rechercheur… Hoe heette ze nou? Die weet dat vast wel.”
Ik haalde m’n schouders op. “Boeit niet, makker. Ik vraag Fred wel even…” Even later had ik het antwoord én haar telefoonnummer. “Anne van Helvoort. Een type die je niet tegen je moet hebben, Kees. Dus: aardig tegen haar zijn!” Fred grinnikte. “Ik zal haar niet onheus bejegenen, Fred. Dank je wel.” Ik keek op m’n horloge: half vijf. Kon nog nét, voordat mevrouw van Helvoort haar tasje van het bureau zou pakken en naar huis zou gaan. Ik belde.
“Met Anne!” klonk het.
“Dag mevrouw van Helvoort. U spreekt met Kees Jonkman. We hebben elkaar de laatste keer in Gorinchem ontmoet, samen met Fred van Laar.”
“Ah, Kees, goedemiddag. Hoe is het met Fred, nu hij getrouwd is?” Ze lachte.
“Hij is iets minder lomp geworden, Anne. Zijn echtgenote houdt hem goed onder de duim. Maar daar bel ik niet voor.”
“Vertel, Kees…”
Beknopt vertelde ik wat we gevonden hadden en er klonk een fluitje aan de andere kant van de lijn. “Daar heeft het Openbaar Ministerie wel belangstelling voor, Kees. Ehhh… ik ben nu aan het rijden, kan niks noteren of opzoeken, maar… kun jij jullie berekeningen inscannen en naar mij opsturen? Ik heb een kort lijntje met de OvJ die deze zaak onder zijn hoede heeft.”
“Is goed Anne. Vanavond heb je de stukken. Ik raad je aan om goed te gaan zitten voor je ze gaat lezen; je slaat steil achterover.”
Een grinnik klonk. “Ik ben wel wat gewend sinds Fred en ik samen aan een zaak hebben gewerkt, anderhalf jaar geleden.”
“Ja, dat zal wel… Voor vanavond zeven uur heb je de handel binnen, Anne!”
“Fijn, Kees, dank je wel.” Ze verbrak de verbinding.
Snel scande ik de documenten; de berekening van Denise en de inventarisatie van alle componenten in het ziekenhuis. Daarna op de mail naar Anne… Húp, weg ermee. Die OvJ kon aan het werk! Joline en de zussen ophalen… “Kom dames. Tasjes pakken, niet nog even je neus poederen, maar instijgen bij Kees: loopgroep!”
Een collectieve zucht was het antwoord, maar even later reden we richting Veldhoven. Snel een paar boterhammen, omkleden en om zeven uur renden we met de complete groep over het Cooperparcours. Niet té snel, maar wel met een paar pittige sprint-oefeningen tussen het ‘gewone rennen’ door. Bezweet stonden we om acht uur uit te hijgen. “Zo lui… Goed gewerkt! Vanaf nu zijn we weer compleet en wil ik de trainingen een beetje meer structuur geven. Oftewel: om en om sprint-oefeningen onder leiding van Joline en duurloop-oefeningen onder mijn leiding of die van Linda. Tenminste… als Linda dat wil doen?”
Die keek gemeen. “Zeker weten, Kees! Lijkt me leuk om jullie voor te bereiden op een kwart marathon!” “Ehhh… Linda: zo lang duurt die training op de dinsdagavond ook weer niet, hoor!” Ben Moes keek wat ongerust. “Niet piepen Ben. Het wereldrecord op de marathon ligt momenteel op twee uur en twaalf minuten. Deel dat door vier en je zit op iets meer dan een half uurtje. Eitje toch?”
Ben knikte. “Ja, met dien verstande dat wij nog geen wereldrecordlopers zijn. Tel er dus nog meer een half uurtje bij op.” Linda schoot uit. “Ruim een uur lopen op iets meer dan tien kilometer, Ben? Bij welke atletiekvereniging voor ouwe zakken ben jij lid geworden?” We lachten hem uit.
“Nou tot zover de motivatie van Ben Moes, docent wiskunde van een gerenommeerde scholengemeenschap te Veldhoven, Noord-Brabant…” Lot stak haar tong naar hem uit. “Pas jij maar op, Charlotte…” bromde hij. “Als ik de volgende training achter je loop…”
Weer een lachje, nu van Margot. “Ja, dat ga je doen, Ben. Binnen de honderd meter loop je achter Lot aan. Zeker tien meter. En die afstand wordt steeds groter. En groter… Totdat we, na zo’n halve marathon zeker een minuut op Ben Moes moeten wachten die vervolgens na de eindstreep als een zoutzak in elkaar ploft. Dát bedoel je, Ben?”
Hij keek gemaakt boos. “Jij bent al net zo’n krengetje als je zus, Margot.” Die knikte. “Ja. En daarom zijn we zussen. Lekker af en toe zo’n macho op de kast jagen. Zijn we goed in.” Ik knikte. “Ja, nogal…”
En tot mijn verbazing liep Margot op Ben af en gaf hem een nette zoen op z’n wang. “Sorry Ben dat je even pestte. Je bent best wel een aardige vent.” Ze keek rond en zag wat leden van de loopgroep grijnzen. En meteen vervolgde Margot: “Maar ik heb al verkering!” Een schaterlach klonk door het bos.
“Nou dames en heren… Ik zie jullie graag volgende week hier weer. Snelle schoenen meenemen: Joline heeft dan de leiding!” En na een groet liepen we in een rustig drafje richting huis. “Waarom kun jij lekker afwisselen met Linda en moet ik de sprint-oefeningen in m’n eentje opknappen, Kees?” Joline keek me wat verwijtend aan.
“Die sprint-oefeningen kun je ook delegeren aan Lot of Margot, schat. Vooraf wat met hen doorspreken en daarna de leiding in hun handen leggen. Kunnen ze ondertussen prima.” “Zeker weten!” hoorden we naast ons. “Even meneer Moes de tong op de schoenen laten leggen!” Margot keek ondeugend. “Ja, en bij mij ook… krengetje. Ben had gelijk.”
Lot bemoeide zich er ook mee. “Nou dames… Je kunt het ook gewoon zeggen als jullie het niet zien zitten, hoor. Dan neem ik de honneurs wel weer waar. Ik weet alleen niet of jullie na zo’n avond nog in staat zijn om de trap op te lopen.” Joline keek gemeen. Ondertussen waren we bij het appartementencomplex aangekomen en ik wees op de trap. “Lot bracht me net op een ideetje, meisjes. Tráp! Geen lift. En zonder pauzes, niet goed is opnieuw, denk er aan!”
“Fitnessbeul…” mopperde Joline. “Nee, die heeft borsten en heet Mariëtte. Lopen, mevrouw Jonkman!” In een redelijk tempo renden we de trappen op en stonden even later op de galerij. “Goed zo dames. Netjes. Nu even rustig wat drinken, daarna ga ik douchen en daarna een soepje opwarmen. Broodjes erbij en een lekker dessert. Om kwart voor negen wordt u aan de dis verwacht.” Zo gezegd, zo gedaan: om kwart voor negen zaten we lekker opgefrist aan tafel.
En tussen twee lepels soep door zei Joline: “Oh, meiden… Morgenavond krijgen we bezoek! Een dame van Hulphond Nederland komt eens kijken of wij geschikt zijn om ‘gastgezin’ te zijn voor Hulphond Nederland. En ze heeft een hond bij zich.” “Leuk!!!” was een tweestemmige reactie. “En blijft die hond dan ook meteen hier?”
Joline schudde haar hoofd. “Nee hoor. De hond neemt ze mee om te kijken hoe wij reageren op een hond en hoe de hond reageert op ons. Het schijnt een dier te zijn wat behoorlijk sensitief is; als de hond laat merken dat hij of zij ons niet mag, zijn we afgewezen als gastgezin.” Margot giebelde gemeen. “Ik begrijp dat Kees morgenavond gaat overwerken?” Ze kreeg een schop onder tafel.
“Kijk jij een beetje uit? Morgen tussen de middag ben ik wederom de trainer, Margootje!” Lot zat te denken en dat zag Joline. “Waar ben jij over aan het peinzen, Charlotte?” Ze keek op. “Nou… Straks zit jij een tijdje in Roemenië, bij Damen. En Kees moet wellicht een paar weken naar Bosnië. En dan hebben we ook nog dat project op die booreilanden, waar Kees sowieso twee weken heen moet… En of wij dan nog hier wonen is de vraag. Hoe…”
Joline sloeg haar hand voor haar mond. “Ja! Wat stom van ons! Helemaal niet aan gedacht, Kees. Verdorie…” Nu begon Lot te lachen. “Gelukkig hebben jullie twee goeie vriendinnen. Kennen jullie ze? Een tweeling. Ze heten Lot en Mar. Als die tegen die tijd in hun eigen optrekje wonen, kan een eventuele hond prima in Arkel verblijven hoor. En overdag gaat de hond mee naar Gorinchem. Geen punt.” “Willen jullie dat doen? Schatten zijn jullie!”
Joline sprong op en omhelsde de zussen. “Hé Jolien… We hebben enorm genoten van Bengel toen die hier was. We zouden het heerlijk vinden, een hond erbij. Gerben en Rogier moeten er maar aan wennen.” Ik knikte. “Lijkt me een prima plan, dames. En dan hoop ik dat jullie nog hier wonen als de hond komt; dan kan hij of zij ook aan jullie wennen en is het beestje niet bij ‘vreemden’ als Jo en ik naar het boze buitenland moeten of de Noordzee op. En in Arkel heeft het beest de ruimte. Ik ga even wat foto’s uitzoeken die ik in Arkel gemaakt heb en een screenshot maken van Google Earth van jullie optrekje. Dan weet die dame meteen hoe de vlag erbij staat. Altijd beter dan een flatje op negen hoog in Veldhoven…”
Joline keek minachtend. “Flatje, zegt meneer. Je bent je moeder niet, Kees!” Kortom: ook dit probleem was snel verholpen. Nu nog kijken hoe die mevrouw van Hulphond Nederland er tegenaan keek…
Een uurtje later gingen we naar bed. “Hé mooie mevrouw. Wat doet u tussen mijn lakens?” Een giebel was het antwoord en een handje gleed in mijn boxer. “Even een stuk worst inspecteren, meneer. Kijken of dat geschikt is voor een hondje.” “Nou, begin dan alvast maar te likken. Maar denk er aan: niets morsen!” Joline keek me aan, haar gezicht nogal afwijzend. “Je bent een smeerlap, Kees Jonkman.”
“Hé, wiens hand gleed er zojuist in mijn boxer? Volgens mij was dat een van jouw handjes, Joline Jonkman! Ik mag dan een smeerlap zijn, maar de reden daarvoor ben jij!” Ze knuffelde me. “Ja. En dat mag. Jij mag mijn smeerlapje zijn. En ik zal ervan genieten. En dan ben ik jouw lekkere sletje. Waarmee je alles mag doen wat je maar wilt. Zal ik ook van genieten. Maar nu gaat dit meisje lekker slapen, want jouw loopje hakte er weer behoorlijk in. En morgen moet ik nog een keer… Het is afzien om met jou getrouwd te zijn!”
“Ga maar klagen bij Chantal, schat. Je weet haar antwoord waarschijnlijk wel.” Een brommetje klonk. “Ik ga wel klagen bij Fred. Véél effectiever. Of hij slaat je in elkaar, of hij vloekt je helemaal stijf.” “Nou… ik krijg geen erectie als een majoor van de Landmacht mij staat uit te vloeken, schat. Daarvoor zijn andere mensen en dingen nodig. Een leuk meisje met blonde haren, een kort jurkje en een panty met stipjes aan bijvoorbeeld…” Een zachte zoen smoorde verdere fantasieën. “Ik zal eens zoeken of ik zo’n meisje vind. Maar nu wil ik slapen, Kees.” “Goed plan, schat. Welterusten.”
Binnen een minuut hoorde ik zachte snurkjes naast me. Nounou… Die was écht moe. Ik lag nog even te denken.
Een hond in huis… En dat zal wel een jonge pup zijn. Leuk…
Woensdag! De bespreking in Nijmegen ging door, maar was vervroegd naar tien uur. Dat las ik pas toen we al in Gorinchem waren. Verdorie… Dat hadden ze wel even eerder kenbaar mogen maken. En ze wilden Fred er ook bij hebben. Ik liep de groepsruimte in. “Heren… om negen uur ben ik vertrokken naar Nijmegen. De huidige baas van Rogier heeft de bespreking vervroegd; die start om tien uur. Ik zal mijn lieftallige echtgenote vragen of zij de honneurs in de middagpauze waarneemt.” Frits zuchtte diep. “Oh nee hé… Dat wordt weer sprinten. Niet mijn hobby.” “Je bijt je er maar doorheen, Frits. Moet ik ook regelmatig.” Hij mopperde nog: “Ja, maar jij bent met haar getrouwd.” Een toespeling maken op zijn avances richting Joline was nu even niet zo handig, dus ik antwoordde: “Ja. Sukkel die ik ben. Het goeie nieuws is: ik neem Fred mee naar Nijmegen. Ze zijn daar blijkbaar best wel gesteld op de twee slimste majoors van de NATO.”
Hoongelach was de reactie, en ik verdween maar. “Fred, in Nijmegen willen ze er jou ook bij hebben. Negen uur vertrek, de vergadering start om tien uur. Eigen auto rijden.” Hij keek op. “Oké, Kees. Dan neem ik m’n laptop met die gegevens over Duyvestein z'n boekhouding wel mee.” Ik knikte. “Prima maat. We maken er iets moois van.” Toen naar Joline met dezelfde mededeling. “Geen punt, Kees. En je neemt Fred mee? Zal men hiernaast wel op prijs stellen. Eindelijk weer een middagje rust op het Backoffice.” Ze glimlachte liefjes.
“Ik kan het me voorstellen, schat. En om die ‘rustige middag’ helemaal veilig te stellen: kun jij de sport vanmiddag leiden? Anders vraag ik Theo en dan komt het neer op een wandelingetje naar de paardjes en wordt er niet gerend.” “Zo lui is onze geliefde directie nou ook weer niet, Kees. En nu eruit; dit meisje moet nog wat dingen doen.” Een luchtkuste ging haar kant uit en ik liep naar Theo. Die was nuchter. “Gewoon je normale ding doen, Kees. Dan komt het in orde. En als men uiteindelijk tóch niet met DT in zee wil gaan: Jammer, maar even goeie vrienden. Wellicht hebben ze goeie connecties met concurrenten. DT heeft weinig tot connecties in de ziekenhuiswereld.”
Ik haalde m’n schouders op. “Zo spannend is het allemaal niet, Theo. Gewoon een goed noodstroomsysteem ontwerpen, daar is verder niks medisch aan. De grootste klus zal zijn om dat scharrige spul uit Amsterdam er uit te halen.” Enfin, om negen uur zijn Fred en ik pleite, Theo.” Hij knikte. “Lekker rustig dus…”
Ik liep zijn bureau uit, maar draaide bij de deur nog even om. “Ja. Met name na de middagpauze. Onder de bezielende leiding van ene mevrouw Jonkman, vroeger Boogers, sprintbeul met eervolle vermelding, mogen jullie gaan rennen. Sterkte, Theo!” “Rotjong!” brulde hij achter me aan.
Irene, in de receptie keek op. “Ik proef iets van waarheid in de laatste uitspraak van Theo, Kees.” “Jij moet niet zeuren, Irene. Als er eentje kan sprinten hier, naast mijn lieve echtgenote, dan ben jij dat wel. Ik heb je alleen nog nooit tijdens de middagsport in zo’n korfbaljurkje gezien… Een beetje jammer.” Ze lachte. “Ja, dan moet ik zéker weten sprinten… Om maar uit de handen van die kerels te blijven!” Ze knipoogde en met een grijns op m’n gezicht liep ik weer naar m’n eigen hok. Nog even wat dingen wegkoppen…
Tien voor negen. Nog even Joline een zoen geven, plassen en om tien uur reden Fred en ik het parkeerterrein af. Liever had ik samen gereden, maar als de vergadering uitliep tot vanmiddag kon Fred nu meteen doorrijden naar Rhenen en ik naar Veldhoven. Onzin om terug naar Gorinchem te rijden. Tien voor tien draaiden we het parkeerterrein van het ziekenhuis op. Kaartje trekken, en een plekje zoeken. In de hal stond Rogier ons al op te wachten.
“Kijk eens aan… De delegatie uit Gorinchem. Persoonlijk had ik liever gehad dat Charlotte met je mee was gekomen, Kees!” Fred greep hem in zijn nek. “Meneertje… Hoe goed ken jij de spoedeisende hulp van dit best wel leuke ziekenhuis?” Als ik wat harder knijp kom je daar héél snel terecht, weet je dat? Maar ik weet niet of ze je daar dan nog kunnen repareren. Pas dus even op je tellen.” Hij liet Rogier los die in zijn nek begon te wrijven. “Potdomme Kees…” Hand, vingers. “Vijf keer, Rogier! Ja, nú!” Grommend ging hij voorover en drukte zich op. En terwijl hij bezig was, liep er een best wel knappe dame in een witte jas langs. “Goed bezig, Rogier!” Ik antwoordde. “Best wel hé? Nieuwe therapie voor techneuten. Werkt bijzonder goed!” Ze liep lachend door.
“Lekker dan, Kees. Zet me even bij iemand anders voor joker, maar niet bij ons Hoofd Cardiologie.” Fred en ik grijnsden. “Had je je tong maar in bedwang moeten houden, meneer. En nu: lead the way, want ik verdwaal nog steeds in dit doolhof.” Even later stonden we in de ondertussen bekende vergaderzaal en na ons druppelden er andere mensen binnen. Een aantal kenden we al, een aantal nieuwe mensen werden voorgesteld.
En als laatste kwam Anna van Helvoort binnen. Toen ze mij een hand gaf, zei ze: “Ik kreeg ook een uitnodiging, Kees. En overigens: namens de OvJ: dank voor jullie documenten. Daar kon hij wel wat mee, zei hij.” “Mooi Anna. Scheelt hopelijk in de strafmaat…” Een paar tikken op een kopje liet iedereen zitten. De economisch directeur nam het woord. “Dames, heren… Sorry voor het veranderde tijdstip, maar ik moét vanmiddag naar de VU in Amsterdam. Ik hoop dat we rond half een klaar zijn, daarna staat hier een lunch voor klaar.
Nu even spijkers met koppen: de heren Jonkman en van Laar zijn hier om ons technisch te adviseren; mevrouw van Helvoort is hier om ons even bij te praten over de mogelijke juridische consequenties voor de verdachten die ons financieel pootje hebben gelicht. En niet alleen ons: momenteel is bekend van vijf ziekenhuizen dat ze net zo’n wurgcontract met Duyvestein hadden als wij. Maar dat bewaren we even tot het eind…”
Snel ging hij verder over de mogelijke consequenties van de renovatie van het noodstroomsysteem en wilde weten in hoeverre dat invloed had op de bedrijfsvoering van het ziekenhuis. Voor dat ik het wist was ik ‘mijn’ noodstroomststeem aan het verdedigen tegenover de directie. En ik werd niet gespaard! En ik had geen presentatie bij me, moest alles uit mijn hoofd beantwoorden. Gelukkig stond er een whiteboard in de ruimte waarop ik sommige zaken kon schetsen, maar ondertussen kreeg ik het wel behoorlijk warm van alle best wel pittige vragen.
Op een gegeven moment had ik genoeg van; na een stekelige vraag van een de aanwezigen die duidelijk geen kaas had gegeten van krachtstroom, maar wel van financiën, was ik écht klaar mee. Het was telkens hetzelfde gesodemieter… Wéér zo’n boekhouderstype wat dacht dat hij een paar shortcuts zag om te besparen… Net als bij dat eerste lasbedrijf…
Ik ging vol in de aanval en grauwde: “Meneer… Heeft u een academische graad in elektrotechniek?” Ontkennend hoofdschudden. “Dat was luid en duidelijk te merken. Ik sta hier omdat dit ziekenhuis mijn firma gevráágd heeft om het systeem van Duyvestein, wat u ondertussen kapitalen heeft gekost, om te bouwen naar een goed werkend noodstroomsysteem, wat 24/7 stand-by is en waar niet om de haverklap een stel schofterig dure monteurs bij moeten komen om de zaak zogenaamd te ‘repareren’, maar die ondertussen niks anders doen dan op een verstopt laptopje de zaak resetten. En vervolgens een astronomisch hoge rekening sturen.
U, meneer, zit te, pardon voor mijn taalgebruik, mierenneuken over een aantal best wel dure componenten, zoals die noodaggregaten van Bredevoort. Weet u de verschillen in specificaties tussen die goedkope krengen die er nu staan en een fatsoenlijk, fluisterstil aggregaat van Bredevoort?” Hoofdschudden. “Nog afgezien van de herrie die die huidige krengen maken; die dingen van Duyvestein zijn de meest goedkope, onbetrouwbare barrels die er maar te vinden zijn. Hangen aan elkaar vast met ducktape, cyano-acrylaatlijm en elastiek. Hebben een uitput die net zo onregelmatig is als het meest goedkope kloteklokje van Ali Express.
Als de afdeling Cardiologie daarvan afhankelijk is, is dit ziekenhuis met een beetje pech een aantal patiënten kwijt. Die liggen de dag erna namelijk in het mortuarium omdat de apparatuur die hen in leven hield, op tilt sloeg door spanningsfluctuaties. Ik zal u kort schetsen wat de gevolgen zijn:
Ten eerste dure apparatuur die naar de bliksem is.
Ten tweede reputatie van dit mooie ziekenhuis ligt op straat.
En ten derde: familieleden van de overleden patiënten huren misschien een dure advocaat in die gretig aan de slag gaat om een massa-schadeclaim in te dienen.
En dat allemaal doordat iemand wilde bezuinigen op een paar aggregaten en een winst wilde maken van een paar duizend euro in het jaar. Wilt u dat? Zeg het maar, maar dan stopt deze presentatie hier en nu, bedanken mijn collega Fred en ik voor de lunch en gaan retour richting Gorinchem. Dan heeft u in ieder geval op de broodjes bespaard; mijn collega is een nogal goeie eter.”
De man was nogal bleek geworden en schudde zijn hoofd. “Mooi. Laten we dan een afspraak maken: U gaat niet twijfelen aan mijn expertise, ik ga niet twijfelen aan de uwe.” Ik keek naar de voorzitter van de vergadering. “Sorry dat ik me even liet gaan, maar ik sta hier niet om mijn expertise in twijfel te laten trekken.” Die knikte. “Gaat u maar even zitten, meneer Jonkman, dan mag uw collega het overnemen op zijn vakgebied. Meneer van Laar?”
Fred stond op en ging even in op het cyber-aspect van de fraude van Duyvestein. Ik bietste ondertussen een flesje water van een tafeltje en dronk een paar grote slokken. Even afkoelen… Rogier, aan de overkant van de tafel zag het en gaf me een knipoog. Verdomme, de volgende keer neem ik Joline of een van de zussen mee voor het financiële verhaal. Dit gaat me niet nog een keer overkomen, want dan plof ik écht…
Ik keek op m’n horloge: tien over elf alweer! Ik was bijna een uur aan het woord geweest. Geen wonder dat ik het nogal had gehad.
De rest van de vergadering ging snel; Fred had een verhaal over hoe het ziekenhuis digitaal veiliger kon zijn.
Anna besloot met een korte uiteenzetting hoe het onderzoek naar Duyvestein ervoor stond en wat de consequenties zouden kunnen zijn voor hem en zijn kompanen.
Daarna bedankte de voorzitter ons voor de komst en nam ons mee naar een ander zaaltje; daar stond de lunch klaar. De financiële man kwam naar me toe. “Mijn excuses voor mijn ondervraging meneer Jonkman. Maar ik wilde me even overtuigen van uw vakbekwaamheid.” “Da’s prima meneer. Maar doe dat nooit meer op deze manier, want dan worden wij geen vrienden. Enfin, dat zult u ondertussen wel gemerkt hebben.”
Hij knikte en stak zijn hand uit. “Nogmaals: sorry.”
Een beetje afgekoeld, zowel geestelijk als lichamelijk kon ik nu van de lunch genieten. Fred boog zich naar me toe. “En wil jij in een boze bui nooit meer toespelingen maken op mijn eetgewoonten, majoor Jonkman? Want dan klap jij heel hard tegen een zekere Fred van Laar aan…” “Dit was functioneel, Fred. Om de opgelopen spanning een beetje te laten afvloeien, zeg maar.”
Hij gromde: “Spanning laten afvloeien doe je maar met een aardleiding, prutser. Maar niet ten koste van een majoor van de Landmacht, ben je helemaal besodemieterd…” Ik knikte. “Sorry makker. Maar ik heb me één ding voorgenomen: de volgende keer als ik een offerte moet presenteren bij of voor een klant neem ik Joline mee. Of één van de zussen nu-nog-Bongers. Dan mogen die de bloedhete financiële kastanjes uit het vuur halen.”
Fred gromde: “Jaja… Joline of een van de zussen mee tijdens een presentatie door de heer Jonkman. Dan zitten al die kerels alleen maar naar de dame in kwestie te kijken en de cijfertjes interesseren hen geen drol.” “Precies, Fred. Dan is Theo ook blij.” Hij keek me verachtelijk aan.
“Je bent een stiekeme schurk, majoor Jonkman!”
“Majóór Jonkman? Bent u majoor?” Een van de aanwezige artsen, die tegenover ons aan tafel zat, keek ons aan. Fred wees. “Wij allebei. Reserve-majoor bij de Koninklijke Landmacht, bij 1 CIMIC-bataljon. Hoezo?”
Hij antwoordde: “Dan zijn we ranggenoten. Ik ben ook reserve-majoor, trauma-chirurg bij 400 Geneeskundig bataljon.” En grinnikte er achteraan: “Ik meende al wat militaire trekjes te bespeuren bij je toespraakje net.”
“Nou, dan heb je mazzel dat Kees zich nog een beetje in hield; anders had je in de vergaderzaal van daarnet trauma-chirurgie kunnen uitoefenen.” Fred grijnsde gemeen. “Als Kees los gaat…”
Hij knikte. “Ja, ik heb daar sinds een half uur wel beeld bij, geloof ik.” Ik keek op zijn badge. Dr. J. Onzenoort stond er op. “Maar dokter…” Hij onderbrak me. “Voor vrienden ben ik Johan.” Ik knikte. “Dank je wel. Die sportmassa naast me is Fred en ik ben Kees.” “En jullie zijn méér dan collega’s.”
Hij zei het vlakweg, als een simpele constatering en we konden niet anders dan knikken. “Ja. Wij zijn sinds Afghanistan elkaars bud. Hebben elkaar behoedt voor het slikken van Taliban-lood of het stappen op de I.E.D.” Hij keek geïnteresseerd. “Afghanistan? Wanneer?” “2009. Tarin Koht.” Johan knikte.
“Kamp Holland… Daar stond ik in het Role 4 hospitaal als trauma-chirurg. Veel geleerd onder moeilijke omstandigheden.” “Ik ben er gelukkig nooit binnen geweest, Johan. Onze groepscommandant wél; die kreeg een Talib-handgranaat voor z’n kiezen tijdens ons eerste vuurgevecht. Moest daarna als de bliksem naar Nederland voor verdere behandeling.”
Hij keek plotseling nadenkend. “Sergeant Dekker?” Mijn mond viel open. “Hoe…?” “Mijn eerste patiënt, Kees. Ik was nét vier dagen daar. Ben 5 uren met hem bezig geweest en de halve handgranaat uit hem gelepeld. Vier liter bloedplasma verbruikt tijdens die operatie. Twee dagen daarna kon ik hem ‘fit for transport’ verklaren en toen ging hij naar Nederland.”
Ik stak, over tafel, mijn hand naar hem uit. “Dank je wel voor het redden van zijn leven, Johan. Hij was onze groepscommandant. Goeie kerel. En weet je hoe het nu met hem is?” Johan schudde zijn hoofd. “Niet bijgehouden. Hij kon naar Nederland, dat was voor mij het belangrijkste. In het Militair Hospitaal konden ze hem verder oplappen; hij was niet meer in levensgevaar, dát was voor ons het belangrijkste.”
Fred nam het over. “Op onze trouwdag, nu ruim drie maanden terug was hij erbij, Johan. Bijna helemaal metaalvrij, op één splinter in z’n knie na. Maar die zou er ook nog uitgehaald worden, zei hij. En hij loopt weer; vorig jaar zat hij nog in een rolstoel. Je hebt eer van je werk. Bedankt.”
Johan zat even voor zich uit te staren. “Hier ben ik blij mee, heren. Da’s één van de dingen waarom ik dit vak ben gaan doen. Om te horen dat een patiënt het goed maakt.” We werden onderbroken door de voorzitter van de vergadering. “Is iedereen uitgegeten? Dan stel ik voor dat we een vervolgafspraak maken. Mét onze vaste aannemer en onze vaste installateur. En de firma DT natuurlijk.” De agenda’s werden getrokken en er kwam een datum uit die iedereen schikte.
En die datum lag na de datum van Rogier’s aanstelling bij DT, dus die meldde: “Ik weet niet of ik op die datum beschikbaar ben, meneer. Dat hangt een beetje van mijn nieuwe leidinggevende af…” Hij wees naar mij en de aanwezigen lachten. “Ja, dan zou ik ook voorzichtig zijn, Met zo’n leidinggevende… Maar ik wil je er wel bij hebben, meneer van der Vlist!”
“Natuurlijk is hij erbij meneer. Zonder hem moet ik me veel meer in de materie verdiepen. Kost gigantisch veel tijd.” Rogier keek gespeeld opgelucht. Het grootste deel van het gezelschap verdween, behalve Johan en de financiële man. De laatste gaf me een hand. “Nogmaals sorry voor mijn vragen, meneer Jonkman. U heeft van mij geen last meer.” “Sans rancune, meneer. En sorry voor mijn… ahum… nogal pittige reactie.”
Fred schoot in de lach. “Je hebt je nog ingehouden, Kees.” Met een lachje verdween de man en we grinnikten. “Als jij je hebt ingehouden, wil ik er niet bij zijn als jij je niét inhoudt, majoor Jonkman”, lachte Johan. “Nee, dan is het beter dat je dekking zoekt, Johan. En ik kan het weten. Ben al eens een keertje onderwerp geweest van de woede van de toen nog korporaal Jonkman. Ik heb er nóg pijn van aan m’n reet.”
Johan grijnsde. “Ik ben traumachirurg, Fred. Maak maar eens een afspraak, dan zal ik eens kijken of ik wat aan jouw trauma kan doen.” Fred keek bedenkelijk. “Johan, tenzij de nood héél hoog is, is er maar eentje die aan mijn achterwerk mag zitten: mijn lieve echtgenote. En die is daar best goed in.”
Met een grinnik nam Johan afscheid. “Ik laat Grad Dekker wel even waar jij nu werkt, Johan. Dan kun je merken hoe hij nu in het leven staat.” Hij knikte. “Is goed, hoewel ik hem nooit gesproken heb. Om een of andere reden was hij altijd onder zeil als ik met hem bezig was.” Een armzwaai en hij was weg.
Rogier keek ons aan. “Wat hebben jullie met hem gedaan? Dokter van Onzenoord is voor de gewone sterveling vrijwel onbenaderbaar. En jullie zitten binnen de minuut met hem te kletsen alsof je al jaren lang elke vrijdagavond met hem samen aan de borrel zit…” “We zijn op dezelfde tijd in dezelfde plaats geweest, Rogier. Afghanistan”, antwoorde Fred. “Dat doet was met mensen. En zoals je net hoorde: hij heeft onze groepscommandant opgelapt. Daar zijn we hem enorm dankbaar voor. Want Grad Dekker mocht weliswaar een veeleisende sergeant zijn, hij is een prima vent.”
Ik kon alleen maar bevestigend knikken. “We laten je weer alleen, Rogier. Met al die verpleegkundigen hier. Afzien zeker?” Hij grinnikte. “Valt wel mee. Ik heb nu vergelijkingsmateriaal. Ik zie jullie vrijdag wel weer. In de dansschool.” Met een zwaai namen we afscheid.
In de hal zei Fred: “Ik rij naar Rhenen, Kees. Dáár nog even werken, anders gaat Joline over de jank.” “Is jouw laptop waterdicht dan? ”Hij keek vragend. “Maandag is toch de thuiswerkdag van Wilma? Dan staan jullie in no time weer onder de douche…” “Eikel. Sodemieter jij maar op naar Veldhoven. En ik wil morgen geen klachten horen! Niet van Jolien en niet van de zussen, gesnopen?”
Een stomp op mijn schouder en hij liep naar zijn auto. Klachten van de zussen? Nou daarvoor zou meneer van Laar bij Gerben en Rogier moeten zijn. Niet bij Kees. Nu niet meer, ten minste.
In de auto belde ik naar Theo om hem te vertellen dat er over twee weken een vervolgsessie was, samen met de aannemer en de installateur. En dat er dan spijkers met koppen geslagen zouden worden over het tijdschema in Nijmegen. “Hou je jezelf een beetje in de gaten, Kees? In November zit je een week of twee op de Noordzee en Bosnië komt er ook nog aan. Niet alle hooi op je eigen vork willen nemen!” Met een goed gevoel verbrak ik even later de verbinding. Theo hield zijn personeel ook in de gaten, net als ik dat deed binnen mijn team. Mooi!
Opgewekt reed ik naar Veldhoven. En bij Herpen keek ik even naar links: het logo van Hulphond Nederland.
Dáár zouden we vanavond meer over horen. Leuk!
Joline temperde hun vreugde een beetje door te zeggen dat ze nog helemaal niets aan inrichting hadden en dat het huis ook aan de binnenkant ‘bewoonbaar’ moest zijn. “Dus behangen, schilderen en wat willen jullie op de grond hebben?” Uiteindelijk besloten we om mijn Pa te vragen of hij op een zaterdag weer eens naar Arkel kon komen voor advies. En Lot belde met Olaf om te vragen of hij in een van zijn panden op industrieterrein Papland ruimte had om hun inventaris voorlopig op te slaan. Dat kon gelukkig en tegen een beschaafde prijs. Toen Joline dat hoorde stak ze haar duim op. “Goed meegedacht, Lot. Dan gaan we deze week eens op meubeljacht.”
Ik hoorde dat en trok een gezicht. “Oh nee hé… Een dagje Ikea? Dan kun je me daarna bij elkaar rapen, Joline.” “Jij gaat niet eens mee, Kees. Ladies only. Het wordt hun huis. Jouw expertise komt wel als het gaat om de elektriciteit en zo.” Ik veegde denkbeeldige zweetdruppels van mijn voorhoofd. “Gelukkig schat. Als ik ergens een dodelijke pesthekel aan heb is het de Ikea wel. Een doolhof van meubels en frutsels en je kunt maar één kant uit: volg de pijlen!” Lot en Mar keken nogal verwonderd en Joline legde het concept van Ikea uit. Ze besloot met: “Maar eerst moeten jullie maar eens met Karel gaan praten hoe je jullie huis willen inrichten. Modern? Klassiek? Romantisch? Zeg het maar.”
De zussen keken elkaar aan en giebelden. “De grote slaapkamer in ieder geval romantisch, Joline. Met een lekker groot bed. En op de grote logeerkamer ook een tweepersoons bed. Voor als er jongens op bezoek komen.”
Kortom: de dames zouden de vrijdag vrij nemen en met de Volvo van de zussen richting Ikea in Utrecht gaan. “We gaan ons alleen nog maar oriënteren, Kees. Typisch Hollands: ‘kijken, kijken, maar niet kopen’ Foto’s maken, dingen noteren en die met Karel bespreken.”
Deze discussie speelde zich maandagavond af. Dinsdag overdag kwam Joline op mijn bureau. “Kees… Ik ben net opgebeld door Stichting Hulphond Nederland. Een van hun gezinsbegeleiders wil deze week eens langskomen voor een oriënterend bezoek. Kijken of wij wel geschikt zijn als gastgezin. ’s Avonds is voor de dame in kwestie geen probleem.”
Ik dacht even na. “Dat wordt woensdagavond Joline. Vanavond loopgroep, donderdag naar Greet, vrijdag dansles voor mij en voor jou op de bank ploffen na een dagje Ikea…” Ik keek gemeen en Joline zuchtte. “Jaja. En jij los gaan met Marije-nu-zonder-beugel zeker?” “Je brengt me op ideeën, schat…”
“Ik bel de Stichting zo wel terug, Kees. Morgen dus. Oké?” Ik knikte. Vijf minuten later een mailtje van Joline: ‘Het wordt woensdagavond, 19:00 staat ze op de stoep. Mét een hond.’ Op de terugweg in de auto vroeg ik: “Waarom neemt ze een hond mee, Joline? Zei ze daar iets over?” “Men wil kijken hoe een potentieel gastgezin met een hond omgaat, Kees. Een soort lakmoesproef.” Ik knikte langzaam. Verstandig…
Dinsdagmiddag kwam Rogier naar Gorinchem. Samen bogen we ons over de renovatie van de noodstroomvoorziening van Rogier z’n ziekenhuis. Het bleek dat die rovers uit Amsterdam echt op álles beknibbeld hadden. Goedkope rotzooi in de installatie, geen redundancy, geen backup-systemen… En ondertussen de hoofdprijs vragen. Ik vroeg Denise om eens te gaan kijken hoeveel de installatie, zoals Duyvestein ‘m had aangelegd qua materiaal zou kosten. Om vier uur kwam ze met uitgebreide Excelsheet naar mijn bureau. Ze keek serieus. En we kwamen er achter dat er een winstmarge op zat van meer dan 300 procent! “En ik heb écht niet overal naar de goedkoopste aanbieder gezocht, Kees. Gewoon een gemiddelde prijs gecalculeerd. Maar dit is…” Ze kwam niet uit haar woorden. “Je zoekt wellicht het woord ‘schofterig’, Denise?” Ze knikte. “Ja. Dat, of erger.”
Ze keek afwisselend naar Rogier en mij. “Ik zal de laatste zijn om te beweren dat een bedrijf geen winst mag maken, Rogier. Maar meer dan 300 procent? Ik heb redelijk verstand van inkoop en calculatie, maar zoiets heb ik nog nooit gezien.” Ze was woedend en terecht. “De directie van die toko zit nu achter tralies, Denise. Inclusief zijn charmante echtgenote, want die zat ook in het complot. Het bedrijf is failliet, de medewerkers die ermee te maken hadden zijn weliswaar weer op vrije voetjes, maar hen hangt nog een forse strafzaak boven het hoofd. De rest van de medewerkers… Ik denk dat ze blij toe zijn dat ze daar weg zijn en ik hoop voor ze dat ze ondertussen bij een fatsoenlijk bedrijf werken.”
Denise keek me aan. “Hier, bijvoorbeeld?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Theo heeft luid en duidelijk aan alle teamleiders laten weten dat voor voormalig personeel van de firma D. te A. geen plaats is in de herberg die DT heet. Ook al was betrokkene te goeder trouw en wist niks van de malafide praktijken van de firma: hij of zij is er waarschijnlijk toch mee besmet.” Denise knikte. “Gelukkig. Ik, wij hebben het hier enorm naar ons zin, Kees. En dat willen we niet verziekt hebben door iemand die met een andere attitude hier naar binnen stapt. Adema was al méér dan genoeg, die drie-en-een-halve week.” Ze giechelde. “En Marion ook. Voor drie dagen.” Ik schoot in de lach. “Ja, ook zoiets… Gelukkig hebben we hier onze eigen ‘zielen-afknijper’. Dat scheelt.” Ze knipoogde. “Ik ga maar weer eens.” “Dank voor je rekenwerk, Denise!”
Ik keek Rogier aan. “Ik stuur dit handeltje op naar de Officier van Justitie die de zaak tegen Duyvestein in handen heeft. Wie weet kan hij er iets mee. Ik hoop van wel, want deze meneer moet zo lang als mogelijk aan het openbare leven onttrokken worden. De aasgier… Maar goed; hoe kom ik er achter wie die officier van justitie is?” Rogier peinsde ook even, knipte toen met z’n vingers. “Dat voormalige vriendinnetje van Fred! Die vrouwelijke rechercheur… Hoe heette ze nou? Die weet dat vast wel.”
Ik haalde m’n schouders op. “Boeit niet, makker. Ik vraag Fred wel even…” Even later had ik het antwoord én haar telefoonnummer. “Anne van Helvoort. Een type die je niet tegen je moet hebben, Kees. Dus: aardig tegen haar zijn!” Fred grinnikte. “Ik zal haar niet onheus bejegenen, Fred. Dank je wel.” Ik keek op m’n horloge: half vijf. Kon nog nét, voordat mevrouw van Helvoort haar tasje van het bureau zou pakken en naar huis zou gaan. Ik belde.
“Met Anne!” klonk het.
“Dag mevrouw van Helvoort. U spreekt met Kees Jonkman. We hebben elkaar de laatste keer in Gorinchem ontmoet, samen met Fred van Laar.”
“Ah, Kees, goedemiddag. Hoe is het met Fred, nu hij getrouwd is?” Ze lachte.
“Hij is iets minder lomp geworden, Anne. Zijn echtgenote houdt hem goed onder de duim. Maar daar bel ik niet voor.”
“Vertel, Kees…”
Beknopt vertelde ik wat we gevonden hadden en er klonk een fluitje aan de andere kant van de lijn. “Daar heeft het Openbaar Ministerie wel belangstelling voor, Kees. Ehhh… ik ben nu aan het rijden, kan niks noteren of opzoeken, maar… kun jij jullie berekeningen inscannen en naar mij opsturen? Ik heb een kort lijntje met de OvJ die deze zaak onder zijn hoede heeft.”
“Is goed Anne. Vanavond heb je de stukken. Ik raad je aan om goed te gaan zitten voor je ze gaat lezen; je slaat steil achterover.”
Een grinnik klonk. “Ik ben wel wat gewend sinds Fred en ik samen aan een zaak hebben gewerkt, anderhalf jaar geleden.”
“Ja, dat zal wel… Voor vanavond zeven uur heb je de handel binnen, Anne!”
“Fijn, Kees, dank je wel.” Ze verbrak de verbinding.
Snel scande ik de documenten; de berekening van Denise en de inventarisatie van alle componenten in het ziekenhuis. Daarna op de mail naar Anne… Húp, weg ermee. Die OvJ kon aan het werk! Joline en de zussen ophalen… “Kom dames. Tasjes pakken, niet nog even je neus poederen, maar instijgen bij Kees: loopgroep!”
Een collectieve zucht was het antwoord, maar even later reden we richting Veldhoven. Snel een paar boterhammen, omkleden en om zeven uur renden we met de complete groep over het Cooperparcours. Niet té snel, maar wel met een paar pittige sprint-oefeningen tussen het ‘gewone rennen’ door. Bezweet stonden we om acht uur uit te hijgen. “Zo lui… Goed gewerkt! Vanaf nu zijn we weer compleet en wil ik de trainingen een beetje meer structuur geven. Oftewel: om en om sprint-oefeningen onder leiding van Joline en duurloop-oefeningen onder mijn leiding of die van Linda. Tenminste… als Linda dat wil doen?”
Die keek gemeen. “Zeker weten, Kees! Lijkt me leuk om jullie voor te bereiden op een kwart marathon!” “Ehhh… Linda: zo lang duurt die training op de dinsdagavond ook weer niet, hoor!” Ben Moes keek wat ongerust. “Niet piepen Ben. Het wereldrecord op de marathon ligt momenteel op twee uur en twaalf minuten. Deel dat door vier en je zit op iets meer dan een half uurtje. Eitje toch?”
Ben knikte. “Ja, met dien verstande dat wij nog geen wereldrecordlopers zijn. Tel er dus nog meer een half uurtje bij op.” Linda schoot uit. “Ruim een uur lopen op iets meer dan tien kilometer, Ben? Bij welke atletiekvereniging voor ouwe zakken ben jij lid geworden?” We lachten hem uit.
“Nou tot zover de motivatie van Ben Moes, docent wiskunde van een gerenommeerde scholengemeenschap te Veldhoven, Noord-Brabant…” Lot stak haar tong naar hem uit. “Pas jij maar op, Charlotte…” bromde hij. “Als ik de volgende training achter je loop…”
Weer een lachje, nu van Margot. “Ja, dat ga je doen, Ben. Binnen de honderd meter loop je achter Lot aan. Zeker tien meter. En die afstand wordt steeds groter. En groter… Totdat we, na zo’n halve marathon zeker een minuut op Ben Moes moeten wachten die vervolgens na de eindstreep als een zoutzak in elkaar ploft. Dát bedoel je, Ben?”
Hij keek gemaakt boos. “Jij bent al net zo’n krengetje als je zus, Margot.” Die knikte. “Ja. En daarom zijn we zussen. Lekker af en toe zo’n macho op de kast jagen. Zijn we goed in.” Ik knikte. “Ja, nogal…”
En tot mijn verbazing liep Margot op Ben af en gaf hem een nette zoen op z’n wang. “Sorry Ben dat je even pestte. Je bent best wel een aardige vent.” Ze keek rond en zag wat leden van de loopgroep grijnzen. En meteen vervolgde Margot: “Maar ik heb al verkering!” Een schaterlach klonk door het bos.
“Nou dames en heren… Ik zie jullie graag volgende week hier weer. Snelle schoenen meenemen: Joline heeft dan de leiding!” En na een groet liepen we in een rustig drafje richting huis. “Waarom kun jij lekker afwisselen met Linda en moet ik de sprint-oefeningen in m’n eentje opknappen, Kees?” Joline keek me wat verwijtend aan.
“Die sprint-oefeningen kun je ook delegeren aan Lot of Margot, schat. Vooraf wat met hen doorspreken en daarna de leiding in hun handen leggen. Kunnen ze ondertussen prima.” “Zeker weten!” hoorden we naast ons. “Even meneer Moes de tong op de schoenen laten leggen!” Margot keek ondeugend. “Ja, en bij mij ook… krengetje. Ben had gelijk.”
Lot bemoeide zich er ook mee. “Nou dames… Je kunt het ook gewoon zeggen als jullie het niet zien zitten, hoor. Dan neem ik de honneurs wel weer waar. Ik weet alleen niet of jullie na zo’n avond nog in staat zijn om de trap op te lopen.” Joline keek gemeen. Ondertussen waren we bij het appartementencomplex aangekomen en ik wees op de trap. “Lot bracht me net op een ideetje, meisjes. Tráp! Geen lift. En zonder pauzes, niet goed is opnieuw, denk er aan!”
“Fitnessbeul…” mopperde Joline. “Nee, die heeft borsten en heet Mariëtte. Lopen, mevrouw Jonkman!” In een redelijk tempo renden we de trappen op en stonden even later op de galerij. “Goed zo dames. Netjes. Nu even rustig wat drinken, daarna ga ik douchen en daarna een soepje opwarmen. Broodjes erbij en een lekker dessert. Om kwart voor negen wordt u aan de dis verwacht.” Zo gezegd, zo gedaan: om kwart voor negen zaten we lekker opgefrist aan tafel.
En tussen twee lepels soep door zei Joline: “Oh, meiden… Morgenavond krijgen we bezoek! Een dame van Hulphond Nederland komt eens kijken of wij geschikt zijn om ‘gastgezin’ te zijn voor Hulphond Nederland. En ze heeft een hond bij zich.” “Leuk!!!” was een tweestemmige reactie. “En blijft die hond dan ook meteen hier?”
Joline schudde haar hoofd. “Nee hoor. De hond neemt ze mee om te kijken hoe wij reageren op een hond en hoe de hond reageert op ons. Het schijnt een dier te zijn wat behoorlijk sensitief is; als de hond laat merken dat hij of zij ons niet mag, zijn we afgewezen als gastgezin.” Margot giebelde gemeen. “Ik begrijp dat Kees morgenavond gaat overwerken?” Ze kreeg een schop onder tafel.
“Kijk jij een beetje uit? Morgen tussen de middag ben ik wederom de trainer, Margootje!” Lot zat te denken en dat zag Joline. “Waar ben jij over aan het peinzen, Charlotte?” Ze keek op. “Nou… Straks zit jij een tijdje in Roemenië, bij Damen. En Kees moet wellicht een paar weken naar Bosnië. En dan hebben we ook nog dat project op die booreilanden, waar Kees sowieso twee weken heen moet… En of wij dan nog hier wonen is de vraag. Hoe…”
Joline sloeg haar hand voor haar mond. “Ja! Wat stom van ons! Helemaal niet aan gedacht, Kees. Verdorie…” Nu begon Lot te lachen. “Gelukkig hebben jullie twee goeie vriendinnen. Kennen jullie ze? Een tweeling. Ze heten Lot en Mar. Als die tegen die tijd in hun eigen optrekje wonen, kan een eventuele hond prima in Arkel verblijven hoor. En overdag gaat de hond mee naar Gorinchem. Geen punt.” “Willen jullie dat doen? Schatten zijn jullie!”
Joline sprong op en omhelsde de zussen. “Hé Jolien… We hebben enorm genoten van Bengel toen die hier was. We zouden het heerlijk vinden, een hond erbij. Gerben en Rogier moeten er maar aan wennen.” Ik knikte. “Lijkt me een prima plan, dames. En dan hoop ik dat jullie nog hier wonen als de hond komt; dan kan hij of zij ook aan jullie wennen en is het beestje niet bij ‘vreemden’ als Jo en ik naar het boze buitenland moeten of de Noordzee op. En in Arkel heeft het beest de ruimte. Ik ga even wat foto’s uitzoeken die ik in Arkel gemaakt heb en een screenshot maken van Google Earth van jullie optrekje. Dan weet die dame meteen hoe de vlag erbij staat. Altijd beter dan een flatje op negen hoog in Veldhoven…”
Joline keek minachtend. “Flatje, zegt meneer. Je bent je moeder niet, Kees!” Kortom: ook dit probleem was snel verholpen. Nu nog kijken hoe die mevrouw van Hulphond Nederland er tegenaan keek…
Een uurtje later gingen we naar bed. “Hé mooie mevrouw. Wat doet u tussen mijn lakens?” Een giebel was het antwoord en een handje gleed in mijn boxer. “Even een stuk worst inspecteren, meneer. Kijken of dat geschikt is voor een hondje.” “Nou, begin dan alvast maar te likken. Maar denk er aan: niets morsen!” Joline keek me aan, haar gezicht nogal afwijzend. “Je bent een smeerlap, Kees Jonkman.”
“Hé, wiens hand gleed er zojuist in mijn boxer? Volgens mij was dat een van jouw handjes, Joline Jonkman! Ik mag dan een smeerlap zijn, maar de reden daarvoor ben jij!” Ze knuffelde me. “Ja. En dat mag. Jij mag mijn smeerlapje zijn. En ik zal ervan genieten. En dan ben ik jouw lekkere sletje. Waarmee je alles mag doen wat je maar wilt. Zal ik ook van genieten. Maar nu gaat dit meisje lekker slapen, want jouw loopje hakte er weer behoorlijk in. En morgen moet ik nog een keer… Het is afzien om met jou getrouwd te zijn!”
“Ga maar klagen bij Chantal, schat. Je weet haar antwoord waarschijnlijk wel.” Een brommetje klonk. “Ik ga wel klagen bij Fred. Véél effectiever. Of hij slaat je in elkaar, of hij vloekt je helemaal stijf.” “Nou… ik krijg geen erectie als een majoor van de Landmacht mij staat uit te vloeken, schat. Daarvoor zijn andere mensen en dingen nodig. Een leuk meisje met blonde haren, een kort jurkje en een panty met stipjes aan bijvoorbeeld…” Een zachte zoen smoorde verdere fantasieën. “Ik zal eens zoeken of ik zo’n meisje vind. Maar nu wil ik slapen, Kees.” “Goed plan, schat. Welterusten.”
Binnen een minuut hoorde ik zachte snurkjes naast me. Nounou… Die was écht moe. Ik lag nog even te denken.
Een hond in huis… En dat zal wel een jonge pup zijn. Leuk…
Woensdag! De bespreking in Nijmegen ging door, maar was vervroegd naar tien uur. Dat las ik pas toen we al in Gorinchem waren. Verdorie… Dat hadden ze wel even eerder kenbaar mogen maken. En ze wilden Fred er ook bij hebben. Ik liep de groepsruimte in. “Heren… om negen uur ben ik vertrokken naar Nijmegen. De huidige baas van Rogier heeft de bespreking vervroegd; die start om tien uur. Ik zal mijn lieftallige echtgenote vragen of zij de honneurs in de middagpauze waarneemt.” Frits zuchtte diep. “Oh nee hé… Dat wordt weer sprinten. Niet mijn hobby.” “Je bijt je er maar doorheen, Frits. Moet ik ook regelmatig.” Hij mopperde nog: “Ja, maar jij bent met haar getrouwd.” Een toespeling maken op zijn avances richting Joline was nu even niet zo handig, dus ik antwoordde: “Ja. Sukkel die ik ben. Het goeie nieuws is: ik neem Fred mee naar Nijmegen. Ze zijn daar blijkbaar best wel gesteld op de twee slimste majoors van de NATO.”
Hoongelach was de reactie, en ik verdween maar. “Fred, in Nijmegen willen ze er jou ook bij hebben. Negen uur vertrek, de vergadering start om tien uur. Eigen auto rijden.” Hij keek op. “Oké, Kees. Dan neem ik m’n laptop met die gegevens over Duyvestein z'n boekhouding wel mee.” Ik knikte. “Prima maat. We maken er iets moois van.” Toen naar Joline met dezelfde mededeling. “Geen punt, Kees. En je neemt Fred mee? Zal men hiernaast wel op prijs stellen. Eindelijk weer een middagje rust op het Backoffice.” Ze glimlachte liefjes.
“Ik kan het me voorstellen, schat. En om die ‘rustige middag’ helemaal veilig te stellen: kun jij de sport vanmiddag leiden? Anders vraag ik Theo en dan komt het neer op een wandelingetje naar de paardjes en wordt er niet gerend.” “Zo lui is onze geliefde directie nou ook weer niet, Kees. En nu eruit; dit meisje moet nog wat dingen doen.” Een luchtkuste ging haar kant uit en ik liep naar Theo. Die was nuchter. “Gewoon je normale ding doen, Kees. Dan komt het in orde. En als men uiteindelijk tóch niet met DT in zee wil gaan: Jammer, maar even goeie vrienden. Wellicht hebben ze goeie connecties met concurrenten. DT heeft weinig tot connecties in de ziekenhuiswereld.”
Ik haalde m’n schouders op. “Zo spannend is het allemaal niet, Theo. Gewoon een goed noodstroomsysteem ontwerpen, daar is verder niks medisch aan. De grootste klus zal zijn om dat scharrige spul uit Amsterdam er uit te halen.” Enfin, om negen uur zijn Fred en ik pleite, Theo.” Hij knikte. “Lekker rustig dus…”
Ik liep zijn bureau uit, maar draaide bij de deur nog even om. “Ja. Met name na de middagpauze. Onder de bezielende leiding van ene mevrouw Jonkman, vroeger Boogers, sprintbeul met eervolle vermelding, mogen jullie gaan rennen. Sterkte, Theo!” “Rotjong!” brulde hij achter me aan.
Irene, in de receptie keek op. “Ik proef iets van waarheid in de laatste uitspraak van Theo, Kees.” “Jij moet niet zeuren, Irene. Als er eentje kan sprinten hier, naast mijn lieve echtgenote, dan ben jij dat wel. Ik heb je alleen nog nooit tijdens de middagsport in zo’n korfbaljurkje gezien… Een beetje jammer.” Ze lachte. “Ja, dan moet ik zéker weten sprinten… Om maar uit de handen van die kerels te blijven!” Ze knipoogde en met een grijns op m’n gezicht liep ik weer naar m’n eigen hok. Nog even wat dingen wegkoppen…
Tien voor negen. Nog even Joline een zoen geven, plassen en om tien uur reden Fred en ik het parkeerterrein af. Liever had ik samen gereden, maar als de vergadering uitliep tot vanmiddag kon Fred nu meteen doorrijden naar Rhenen en ik naar Veldhoven. Onzin om terug naar Gorinchem te rijden. Tien voor tien draaiden we het parkeerterrein van het ziekenhuis op. Kaartje trekken, en een plekje zoeken. In de hal stond Rogier ons al op te wachten.
“Kijk eens aan… De delegatie uit Gorinchem. Persoonlijk had ik liever gehad dat Charlotte met je mee was gekomen, Kees!” Fred greep hem in zijn nek. “Meneertje… Hoe goed ken jij de spoedeisende hulp van dit best wel leuke ziekenhuis?” Als ik wat harder knijp kom je daar héél snel terecht, weet je dat? Maar ik weet niet of ze je daar dan nog kunnen repareren. Pas dus even op je tellen.” Hij liet Rogier los die in zijn nek begon te wrijven. “Potdomme Kees…” Hand, vingers. “Vijf keer, Rogier! Ja, nú!” Grommend ging hij voorover en drukte zich op. En terwijl hij bezig was, liep er een best wel knappe dame in een witte jas langs. “Goed bezig, Rogier!” Ik antwoordde. “Best wel hé? Nieuwe therapie voor techneuten. Werkt bijzonder goed!” Ze liep lachend door.
“Lekker dan, Kees. Zet me even bij iemand anders voor joker, maar niet bij ons Hoofd Cardiologie.” Fred en ik grijnsden. “Had je je tong maar in bedwang moeten houden, meneer. En nu: lead the way, want ik verdwaal nog steeds in dit doolhof.” Even later stonden we in de ondertussen bekende vergaderzaal en na ons druppelden er andere mensen binnen. Een aantal kenden we al, een aantal nieuwe mensen werden voorgesteld.
En als laatste kwam Anna van Helvoort binnen. Toen ze mij een hand gaf, zei ze: “Ik kreeg ook een uitnodiging, Kees. En overigens: namens de OvJ: dank voor jullie documenten. Daar kon hij wel wat mee, zei hij.” “Mooi Anna. Scheelt hopelijk in de strafmaat…” Een paar tikken op een kopje liet iedereen zitten. De economisch directeur nam het woord. “Dames, heren… Sorry voor het veranderde tijdstip, maar ik moét vanmiddag naar de VU in Amsterdam. Ik hoop dat we rond half een klaar zijn, daarna staat hier een lunch voor klaar.
Nu even spijkers met koppen: de heren Jonkman en van Laar zijn hier om ons technisch te adviseren; mevrouw van Helvoort is hier om ons even bij te praten over de mogelijke juridische consequenties voor de verdachten die ons financieel pootje hebben gelicht. En niet alleen ons: momenteel is bekend van vijf ziekenhuizen dat ze net zo’n wurgcontract met Duyvestein hadden als wij. Maar dat bewaren we even tot het eind…”
Snel ging hij verder over de mogelijke consequenties van de renovatie van het noodstroomsysteem en wilde weten in hoeverre dat invloed had op de bedrijfsvoering van het ziekenhuis. Voor dat ik het wist was ik ‘mijn’ noodstroomststeem aan het verdedigen tegenover de directie. En ik werd niet gespaard! En ik had geen presentatie bij me, moest alles uit mijn hoofd beantwoorden. Gelukkig stond er een whiteboard in de ruimte waarop ik sommige zaken kon schetsen, maar ondertussen kreeg ik het wel behoorlijk warm van alle best wel pittige vragen.
Op een gegeven moment had ik genoeg van; na een stekelige vraag van een de aanwezigen die duidelijk geen kaas had gegeten van krachtstroom, maar wel van financiën, was ik écht klaar mee. Het was telkens hetzelfde gesodemieter… Wéér zo’n boekhouderstype wat dacht dat hij een paar shortcuts zag om te besparen… Net als bij dat eerste lasbedrijf…
Ik ging vol in de aanval en grauwde: “Meneer… Heeft u een academische graad in elektrotechniek?” Ontkennend hoofdschudden. “Dat was luid en duidelijk te merken. Ik sta hier omdat dit ziekenhuis mijn firma gevráágd heeft om het systeem van Duyvestein, wat u ondertussen kapitalen heeft gekost, om te bouwen naar een goed werkend noodstroomsysteem, wat 24/7 stand-by is en waar niet om de haverklap een stel schofterig dure monteurs bij moeten komen om de zaak zogenaamd te ‘repareren’, maar die ondertussen niks anders doen dan op een verstopt laptopje de zaak resetten. En vervolgens een astronomisch hoge rekening sturen.
U, meneer, zit te, pardon voor mijn taalgebruik, mierenneuken over een aantal best wel dure componenten, zoals die noodaggregaten van Bredevoort. Weet u de verschillen in specificaties tussen die goedkope krengen die er nu staan en een fatsoenlijk, fluisterstil aggregaat van Bredevoort?” Hoofdschudden. “Nog afgezien van de herrie die die huidige krengen maken; die dingen van Duyvestein zijn de meest goedkope, onbetrouwbare barrels die er maar te vinden zijn. Hangen aan elkaar vast met ducktape, cyano-acrylaatlijm en elastiek. Hebben een uitput die net zo onregelmatig is als het meest goedkope kloteklokje van Ali Express.
Als de afdeling Cardiologie daarvan afhankelijk is, is dit ziekenhuis met een beetje pech een aantal patiënten kwijt. Die liggen de dag erna namelijk in het mortuarium omdat de apparatuur die hen in leven hield, op tilt sloeg door spanningsfluctuaties. Ik zal u kort schetsen wat de gevolgen zijn:
Ten eerste dure apparatuur die naar de bliksem is.
Ten tweede reputatie van dit mooie ziekenhuis ligt op straat.
En ten derde: familieleden van de overleden patiënten huren misschien een dure advocaat in die gretig aan de slag gaat om een massa-schadeclaim in te dienen.
En dat allemaal doordat iemand wilde bezuinigen op een paar aggregaten en een winst wilde maken van een paar duizend euro in het jaar. Wilt u dat? Zeg het maar, maar dan stopt deze presentatie hier en nu, bedanken mijn collega Fred en ik voor de lunch en gaan retour richting Gorinchem. Dan heeft u in ieder geval op de broodjes bespaard; mijn collega is een nogal goeie eter.”
De man was nogal bleek geworden en schudde zijn hoofd. “Mooi. Laten we dan een afspraak maken: U gaat niet twijfelen aan mijn expertise, ik ga niet twijfelen aan de uwe.” Ik keek naar de voorzitter van de vergadering. “Sorry dat ik me even liet gaan, maar ik sta hier niet om mijn expertise in twijfel te laten trekken.” Die knikte. “Gaat u maar even zitten, meneer Jonkman, dan mag uw collega het overnemen op zijn vakgebied. Meneer van Laar?”
Fred stond op en ging even in op het cyber-aspect van de fraude van Duyvestein. Ik bietste ondertussen een flesje water van een tafeltje en dronk een paar grote slokken. Even afkoelen… Rogier, aan de overkant van de tafel zag het en gaf me een knipoog. Verdomme, de volgende keer neem ik Joline of een van de zussen mee voor het financiële verhaal. Dit gaat me niet nog een keer overkomen, want dan plof ik écht…
Ik keek op m’n horloge: tien over elf alweer! Ik was bijna een uur aan het woord geweest. Geen wonder dat ik het nogal had gehad.
De rest van de vergadering ging snel; Fred had een verhaal over hoe het ziekenhuis digitaal veiliger kon zijn.
Anna besloot met een korte uiteenzetting hoe het onderzoek naar Duyvestein ervoor stond en wat de consequenties zouden kunnen zijn voor hem en zijn kompanen.
Daarna bedankte de voorzitter ons voor de komst en nam ons mee naar een ander zaaltje; daar stond de lunch klaar. De financiële man kwam naar me toe. “Mijn excuses voor mijn ondervraging meneer Jonkman. Maar ik wilde me even overtuigen van uw vakbekwaamheid.” “Da’s prima meneer. Maar doe dat nooit meer op deze manier, want dan worden wij geen vrienden. Enfin, dat zult u ondertussen wel gemerkt hebben.”
Hij knikte en stak zijn hand uit. “Nogmaals: sorry.”
Een beetje afgekoeld, zowel geestelijk als lichamelijk kon ik nu van de lunch genieten. Fred boog zich naar me toe. “En wil jij in een boze bui nooit meer toespelingen maken op mijn eetgewoonten, majoor Jonkman? Want dan klap jij heel hard tegen een zekere Fred van Laar aan…” “Dit was functioneel, Fred. Om de opgelopen spanning een beetje te laten afvloeien, zeg maar.”
Hij gromde: “Spanning laten afvloeien doe je maar met een aardleiding, prutser. Maar niet ten koste van een majoor van de Landmacht, ben je helemaal besodemieterd…” Ik knikte. “Sorry makker. Maar ik heb me één ding voorgenomen: de volgende keer als ik een offerte moet presenteren bij of voor een klant neem ik Joline mee. Of één van de zussen nu-nog-Bongers. Dan mogen die de bloedhete financiële kastanjes uit het vuur halen.”
Fred gromde: “Jaja… Joline of een van de zussen mee tijdens een presentatie door de heer Jonkman. Dan zitten al die kerels alleen maar naar de dame in kwestie te kijken en de cijfertjes interesseren hen geen drol.” “Precies, Fred. Dan is Theo ook blij.” Hij keek me verachtelijk aan.
“Je bent een stiekeme schurk, majoor Jonkman!”
“Majóór Jonkman? Bent u majoor?” Een van de aanwezige artsen, die tegenover ons aan tafel zat, keek ons aan. Fred wees. “Wij allebei. Reserve-majoor bij de Koninklijke Landmacht, bij 1 CIMIC-bataljon. Hoezo?”
Hij antwoordde: “Dan zijn we ranggenoten. Ik ben ook reserve-majoor, trauma-chirurg bij 400 Geneeskundig bataljon.” En grinnikte er achteraan: “Ik meende al wat militaire trekjes te bespeuren bij je toespraakje net.”
“Nou, dan heb je mazzel dat Kees zich nog een beetje in hield; anders had je in de vergaderzaal van daarnet trauma-chirurgie kunnen uitoefenen.” Fred grijnsde gemeen. “Als Kees los gaat…”
Hij knikte. “Ja, ik heb daar sinds een half uur wel beeld bij, geloof ik.” Ik keek op zijn badge. Dr. J. Onzenoort stond er op. “Maar dokter…” Hij onderbrak me. “Voor vrienden ben ik Johan.” Ik knikte. “Dank je wel. Die sportmassa naast me is Fred en ik ben Kees.” “En jullie zijn méér dan collega’s.”
Hij zei het vlakweg, als een simpele constatering en we konden niet anders dan knikken. “Ja. Wij zijn sinds Afghanistan elkaars bud. Hebben elkaar behoedt voor het slikken van Taliban-lood of het stappen op de I.E.D.” Hij keek geïnteresseerd. “Afghanistan? Wanneer?” “2009. Tarin Koht.” Johan knikte.
“Kamp Holland… Daar stond ik in het Role 4 hospitaal als trauma-chirurg. Veel geleerd onder moeilijke omstandigheden.” “Ik ben er gelukkig nooit binnen geweest, Johan. Onze groepscommandant wél; die kreeg een Talib-handgranaat voor z’n kiezen tijdens ons eerste vuurgevecht. Moest daarna als de bliksem naar Nederland voor verdere behandeling.”
Hij keek plotseling nadenkend. “Sergeant Dekker?” Mijn mond viel open. “Hoe…?” “Mijn eerste patiënt, Kees. Ik was nét vier dagen daar. Ben 5 uren met hem bezig geweest en de halve handgranaat uit hem gelepeld. Vier liter bloedplasma verbruikt tijdens die operatie. Twee dagen daarna kon ik hem ‘fit for transport’ verklaren en toen ging hij naar Nederland.”
Ik stak, over tafel, mijn hand naar hem uit. “Dank je wel voor het redden van zijn leven, Johan. Hij was onze groepscommandant. Goeie kerel. En weet je hoe het nu met hem is?” Johan schudde zijn hoofd. “Niet bijgehouden. Hij kon naar Nederland, dat was voor mij het belangrijkste. In het Militair Hospitaal konden ze hem verder oplappen; hij was niet meer in levensgevaar, dát was voor ons het belangrijkste.”
Fred nam het over. “Op onze trouwdag, nu ruim drie maanden terug was hij erbij, Johan. Bijna helemaal metaalvrij, op één splinter in z’n knie na. Maar die zou er ook nog uitgehaald worden, zei hij. En hij loopt weer; vorig jaar zat hij nog in een rolstoel. Je hebt eer van je werk. Bedankt.”
Johan zat even voor zich uit te staren. “Hier ben ik blij mee, heren. Da’s één van de dingen waarom ik dit vak ben gaan doen. Om te horen dat een patiënt het goed maakt.” We werden onderbroken door de voorzitter van de vergadering. “Is iedereen uitgegeten? Dan stel ik voor dat we een vervolgafspraak maken. Mét onze vaste aannemer en onze vaste installateur. En de firma DT natuurlijk.” De agenda’s werden getrokken en er kwam een datum uit die iedereen schikte.
En die datum lag na de datum van Rogier’s aanstelling bij DT, dus die meldde: “Ik weet niet of ik op die datum beschikbaar ben, meneer. Dat hangt een beetje van mijn nieuwe leidinggevende af…” Hij wees naar mij en de aanwezigen lachten. “Ja, dan zou ik ook voorzichtig zijn, Met zo’n leidinggevende… Maar ik wil je er wel bij hebben, meneer van der Vlist!”
“Natuurlijk is hij erbij meneer. Zonder hem moet ik me veel meer in de materie verdiepen. Kost gigantisch veel tijd.” Rogier keek gespeeld opgelucht. Het grootste deel van het gezelschap verdween, behalve Johan en de financiële man. De laatste gaf me een hand. “Nogmaals sorry voor mijn vragen, meneer Jonkman. U heeft van mij geen last meer.” “Sans rancune, meneer. En sorry voor mijn… ahum… nogal pittige reactie.”
Fred schoot in de lach. “Je hebt je nog ingehouden, Kees.” Met een lachje verdween de man en we grinnikten. “Als jij je hebt ingehouden, wil ik er niet bij zijn als jij je niét inhoudt, majoor Jonkman”, lachte Johan. “Nee, dan is het beter dat je dekking zoekt, Johan. En ik kan het weten. Ben al eens een keertje onderwerp geweest van de woede van de toen nog korporaal Jonkman. Ik heb er nóg pijn van aan m’n reet.”
Johan grijnsde. “Ik ben traumachirurg, Fred. Maak maar eens een afspraak, dan zal ik eens kijken of ik wat aan jouw trauma kan doen.” Fred keek bedenkelijk. “Johan, tenzij de nood héél hoog is, is er maar eentje die aan mijn achterwerk mag zitten: mijn lieve echtgenote. En die is daar best goed in.”
Met een grinnik nam Johan afscheid. “Ik laat Grad Dekker wel even waar jij nu werkt, Johan. Dan kun je merken hoe hij nu in het leven staat.” Hij knikte. “Is goed, hoewel ik hem nooit gesproken heb. Om een of andere reden was hij altijd onder zeil als ik met hem bezig was.” Een armzwaai en hij was weg.
Rogier keek ons aan. “Wat hebben jullie met hem gedaan? Dokter van Onzenoord is voor de gewone sterveling vrijwel onbenaderbaar. En jullie zitten binnen de minuut met hem te kletsen alsof je al jaren lang elke vrijdagavond met hem samen aan de borrel zit…” “We zijn op dezelfde tijd in dezelfde plaats geweest, Rogier. Afghanistan”, antwoorde Fred. “Dat doet was met mensen. En zoals je net hoorde: hij heeft onze groepscommandant opgelapt. Daar zijn we hem enorm dankbaar voor. Want Grad Dekker mocht weliswaar een veeleisende sergeant zijn, hij is een prima vent.”
Ik kon alleen maar bevestigend knikken. “We laten je weer alleen, Rogier. Met al die verpleegkundigen hier. Afzien zeker?” Hij grinnikte. “Valt wel mee. Ik heb nu vergelijkingsmateriaal. Ik zie jullie vrijdag wel weer. In de dansschool.” Met een zwaai namen we afscheid.
In de hal zei Fred: “Ik rij naar Rhenen, Kees. Dáár nog even werken, anders gaat Joline over de jank.” “Is jouw laptop waterdicht dan? ”Hij keek vragend. “Maandag is toch de thuiswerkdag van Wilma? Dan staan jullie in no time weer onder de douche…” “Eikel. Sodemieter jij maar op naar Veldhoven. En ik wil morgen geen klachten horen! Niet van Jolien en niet van de zussen, gesnopen?”
Een stomp op mijn schouder en hij liep naar zijn auto. Klachten van de zussen? Nou daarvoor zou meneer van Laar bij Gerben en Rogier moeten zijn. Niet bij Kees. Nu niet meer, ten minste.
In de auto belde ik naar Theo om hem te vertellen dat er over twee weken een vervolgsessie was, samen met de aannemer en de installateur. En dat er dan spijkers met koppen geslagen zouden worden over het tijdschema in Nijmegen. “Hou je jezelf een beetje in de gaten, Kees? In November zit je een week of twee op de Noordzee en Bosnië komt er ook nog aan. Niet alle hooi op je eigen vork willen nemen!” Met een goed gevoel verbrak ik even later de verbinding. Theo hield zijn personeel ook in de gaten, net als ik dat deed binnen mijn team. Mooi!
Opgewekt reed ik naar Veldhoven. En bij Herpen keek ik even naar links: het logo van Hulphond Nederland.
Dáár zouden we vanavond meer over horen. Leuk!
Lees verder: Mini - 321
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10