Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Fifi
Datum: 27-12-2024 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 6174
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 121 minuten | Lezers Online: 10
Vervolg op: Jonathan En Fred
Mariska zakt op haar hurken naast Jonathan. Voorzichtig legt ze een arm om hem heen, haar blik zacht maar bezorgd. Jonathan ademt zwaar en slikt een paar keer, alsof hij woorden probeert te vinden die vastzitten in zijn keel. Ze kijkt hem vragend aan, niet begrijpend wat er in hem omgaat. Zij kent zijn geheim niet. Dat heeft hij haar nooit kunnen vertellen.

"Gaat het?" fluistert ze, bijna onhoorbaar. Jonathan schudt zijn hoofd, langzaam. "Nee..." Zijn stem is schor. "Nee... het gaat helemaal niet. Maar... ik moet door." Mariska knijpt zacht in zijn schouder, haar greep zowel troostend als vragend. "Moet dat echt, Jonathan?"

Hij tilt zijn hoofd op en dwingt zichzelf overeind. Zijn bewegingen zijn traag, alsof hij gewicht draagt dat niemand kan zien. Hij kijkt haar aan, met ogen die meer pijn dan woorden kunnen bevatten. "Ja," zegt hij uiteindelijk, zijn stem vastberaden maar rauw. "Het moet. Voor Inga... maar vooral voor mezelf."

Dan draait hij zich om, zijn blik gericht op Jeffrey. Die trekt zijn broek op, zijn bewegingen traag en bedachtzaam. Voor hem was dit een klus, een taak die hij efficiënt had uitgevoerd. Dat had hij zichzelf wijsgemaakt. Maar Jonathan had het gezien. Jeffrey’s gezicht was niet alleen zakelijk geweest. Er was iets anders geweest: een moment van genot dat hij niet had kunnen onderdrukken. Niet gepland, misschien niet eens gewild, maar het was er.

En dat maakt het alleen maar erger. Omdat Jonathan daarbij heeft geholpen. Hij heeft hem de kans gegeven. Hij had de situatie mogelijk gemaakt, in de overtuiging dat het een noodzakelijk kwaad was. Het doel heiligt de middelen. Nu voelt hij de gevolgen van zijn eigen keuze en dat bevalt hem helemaal niet.

Jeffrey staat nog steeds achter Fred en Jonathan ziet hoe hij kort in zichzelf gekeerd lijkt, zijn blik starend naar de man voor hem op de tafel, alsof hij het moment opnieuw beleeft en probeert te begrijpen. Heb ik dit echt zo gevoeld? Jeffrey hád ervan genoten. Zoveel was nu wel duidelijk. Maar die ontdekking leek hem bijna net zo te overweldigen als Jonathan.

Jonathan’s maag draait om. Wat Jeffrey net gedaan heeft... Het beeld brandt in zijn gedachten. Hij weet zeker dat hij Jeffrey nooit meer op dezelfde manier zal kunnen zien.

"Klootzak!" fluistert Fred, nauwelijks hoorbaar. Zijn stem druipt van giftigheid. Jonathan richt zijn blik op Fred en ziet dan dat Fred’s blik op hém is gericht, met ogen die zich in de zijne boren, verwijtend en brandend. "Vuile gore klootzak!" fluistert Fred opnieuw, zijn stem trilt van haat. Alle furie van Fred is op Jonathan gericht.

Het woord echoot in Jonathan’s hoofd. Het daalt langzaam in, alsof het door al zijn verdedigingslagen breekt. Hij voelt hoe het zich vastzet in zijn gedachten. Ik bén een klootzak. De realisatie slaat in als een mokerslag. Niet omdat Fred het zegt, maar omdat hij weet dat het waar is.

Zijn kaken spannen zich aan, zijn vuisten ballen zich. Hij zet een stap naar Fred, zijn blik net zo intens als die van de man op de tafel.

"Dat klopt," zegt Jonathan, zijn stem scherp en dodelijk kalm. Hij buigt zich iets naar voren, zijn woorden gevuld met venijn dat al te lang is opgekropt. "Maar dat maakt jou niet minder verrot."

Hij loopt bruusk naar de tafel achterin de en pakt twee nieuwe koorden. Hij gooit er een naar Jeffrey, die het handig opvangt.

Opnieuw binden ze Fred's polsen en ze hijsen hem omhoog. Even later hangt Fred weer in de touwen. Mariska loopt naar de tafel en pakt een snoeischaar. Ze houdt hem omhoog zodat Fred goed kan zien wat ze gepakt heeft, weer houd Jonathan zijn hand op, Mariska legt de snoeischaar in zijn uitgestrekte hand.

Fred voelt al het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. Jonathan staat nu recht voor hem, de snoeischaar stevig in zijn hand. Zijn blik glijdt kort naar de scherpe snijbladen, en dan terug naar Fred. Het is alsof alles om hen heen stilvalt. Fred ziet alleen de koude woede in Jonathan’s ogen, maar hij ziet niet wat zich daarachter afspeelt.

Jonathan’s adem stokt even. De schaar voelt zwaar, alsof het gewicht ervan zijn hele verleden met zich meedraagt. Hij hoort stemmen. Niet die van Fred, Mariska of Jeffrey. Het zijn stemmen van vroeger. Schreeuwen... Zijn eigen geschreeuw. En een stem... die afschuwelijke stem. Hij knippert met zijn ogen, maar de beelden blijven hangen: koude handen die hem vast grijpen, het gerinkel van een gesp van een riem die losgemaakt wordt, de houtnerven van het oude bureau, de geur van het hout en de was die er nog op zit van vroeger tijden...

Fred voelt hoe de lucht om hen heen lijkt te verdikken, alsof zelfs ademen hem wordt bemoeilijkt. Hij hangt daar, vernederd, machteloos, maar wat hem het meest beangstigt is de blik in Jonathan’s ogen. Die blik ziet hem niet. Die blik kijkt naar iets wat verder gaat dan dit moment.

Jonathan strekt zijn hand naar voren, naar Freds kruis, langzaam, alsof hij door een onzichtbare barrière moet breken. Zijn vingers trillen nauwelijks zichtbaar. Zijn kaak verstrakt. Zijn blik glijdt omlaag. Een golf van weerzin spoelt door hem heen, en zijn maag draait zich om.

Het gebeurt opnieuw, in een fractie van een seconde, maar het voelt als een eeuwigheid. Het kraken van het oude houten bureau, de muffe geur van sigarettenrook, klamme handen op zijn huid. Een traan glijdt ongemerkt naar beneden. Jonathan’s ademhaling versnelt. Alsjeblieft. Niet nu. Niet hier. Maar de herinneringen komen, als een golf die hem overspoelt.

Hij trekt met een ongecontroleerde ruk zijn hand terug, alsof de aura van Fred hem brandt. De schaar in zijn andere hand lijkt loodzwaar. De kamer kantelt, even lijkt het alsof hij geen controle heeft over zijn eigen lichaam. Hij knippert met zijn ogen, maar alles in hem wil dichtklappen, verdwijnen, naar een plek waar niemand hem kan zien.

Fred slikt, zijn keel is kurkdroog. Hij durft zich niet te verroeren, zelfs ademen voelt als een risico. Hij ziet hoe Jonathan’s blik hem passeert, langs hem heen staart, naar iets wat alleen hij kan zien. Het is die blik die Fred verstijft. Dat complete verlies aan focus, die woede die lijkt te gisten, zich opbouwt zonder controle.

"Je weet niet hoe het voelt, hè?" fluistert Jonathan ineens, zijn stem schor en trillerig, alsof de woorden hem overvallen. "Om... om niets meer te zijn dan een object. Een... een ding. Iets waar je geen controle over hebt. Iets wat iemand... gebruikt. Gebruikt voor... zijn plezier. Gebruikt... alsof je... niets bent."

Zijn adem stokt even, en hij kijkt weg, zijn hand trilt licht terwijl hij de schaar nog steeds vasthoudt. De woorden blijven komen, maar ze voelen als een pijnlijke uitbarsting, alsof hij zijn mond niet meer kan houden.

"Je voelt de walging, wist je dat? Het... het vreet je op, elke keer weer, totdat je jezelf niet eens meer herkent. Het voelt... alsof je je ziel verliest, stukje voor stukje. Je weet niet meer wie je bent, wat je waard bent. Je hebt geen kracht, geen controle. En dan... dan is er de pijn die nooit weggaat. Het is... zo smerig, Fred. Zo walgelijk... Het... breekt je. Het maakt je tot... niets."

Jonathan slikt moeilijk, zijn ogen glanzend van woede en verdriet, zijn gezicht vertrokken van de herinneringen die hem terugvoeren naar de donkere plekken die hij liever nooit had gezien. Hij ziet het weer voor zich, het gevoel, het geluid, de vernedering... en het is alsof hij er niet meer uit kan komen. Hij kijkt Fred aan, maar zijn ogen zijn niet helemaal daar. "Je hebt geen idee hoe dat is. Hoe het is om geen controle te hebben, om... niets meer te zijn dan een... een... stuk vuil."

Zijn woorden eindigen in een geforceerde stilte, de pijn in zijn gezicht is bijna ondraaglijk. Hij lijkt even te wankelen, als een man op het punt van breken en hij slaat zijn ogen neer, probeert zichzelf uit alle macht bijeen te houden, ook al voelt hij dat hij elk moment kan instorten.

Het touw kraakt boven hen, een ijl geluid in de gespannen stilte. Zweet glijdt langs Jonathan’s slaap, maar hij lijkt het niet te voelen. Mariska beweegt niet, ze voelt zich ijzig koud worden bij deze verschrikkelijke woorden. Zelfs Jeffrey staat stil, onzeker wat te doen.

Jonathan zet een stap achteruit, wankelend. Zijn ademhaling gaat sneller, zijn borst gaat op en neer. Hij bijt hard op zijn lip, alsof hij daarmee de beelden kan verdringen. Maar het helpt niets. De stemmen zijn er nog steeds. Het geschreeuw, het gefluister, de klanken die hem al jaren achtervolgen. De schaar valt uit zijn krachteloze hand. De wereld lijkt wazig, alsof hij ergens tussen toen en nu zweeft.

Fred voelt het. Hij ziet het. De man voor hem breekt langzaam, en dat maakt hem nóg gevaarlijker. Hij wil iets zeggen, iets om Jonathan af te leiden van de storm in zijn hoofd, maar de woorden blijven steken in zijn keel. Wat kan hij zeggen zonder het erger te maken? Zijn ademhaling is oppervlakkig, alsof hij probeert minder ruimte in te nemen, minder op te vallen.

Hij ziet hoe Jonathan vecht, maar het is geen gevecht dat iemand kan winnen. De stilte in de ruimte voelt verstikkend, alsof zelfs de lucht zich heeft teruggetrokken.

Jonathan staart langs hem heen, naar iets wat niemand anders kan zien. Zijn kaak verstrakt, zijn lippen zijn bleek van hoe hard hij erop bijt. Een flits van emotie — woede, pijn, vernedering — schiet door zijn ogen, en even lijkt hij tot zichzelf te komen. Maar het is te laat. De beelden stromen zijn geest binnen en blijven komen.

De jongen loopt met zijn ziel onder zijn arm en zijn keel dichtgesnoerd de gang door, de trap op naar boven. Zijn handen trillen, maar hij verstopt ze in zijn zakken, uit angst dat iemand het zal zien. Hij staat voor de deur van het lokaal. Alweer... Hoe vaak heeft hij dit al gedaan?

Het voelt als een eeuwigheid, en toch blijft het even ondragelijk als de aller eerste keer. Hij wil weg. Zo ver weg van dit alles. Maar zijn lichaam is te moe om te vluchten, en zijn geest heeft geen ruimte om te ontsnappen. Hij aarzelt, twijfelt, maar uiteindelijk klopt hij aan.

Het antwoord komt snel, hij wordt verwacht. "Binnen." Het klinkt als een klok. De jongen slikt, zijn mond is droog, zijn hart slaat veel te snel. Hij doet de deur open.

Meneer Buitenhuis zit aan zijn bureau. Hij glimlacht, maar het geen oprechte lach, en zijn ogen zijn koud en leeg. Hij staat op, pakt een reep chocola van zijn bureau en legt deze op het oppervlak voor de jongen. Het is de manier waarop hij 'betaalt'. Maar de jongen laat het altijd liggen, wat het ook is. Het maakt niet uit. Het is nooit genoeg en het zal ook nooit genoeg zijn.

"Doe de deur dicht." Het klinkt zacht, maar het is een bevel. De jongen draait de deur op slot, een simpel gebaar dat voelt als de keten die zijn leven vasthoudt, en hij sluit zichzelf weer in deze ruimte van pijn.

Meneer Buitenhuis gaat voor de jongen staan, zijn ogen kijken op hem neer, de macht die hij heeft, duidelijker dan ooit. De jongen weet wat er verwacht wordt. Hij gaat op zijn knieën zitten. Het voelt alsof hij zichzelf verliest, alsof elke vezel in zijn lichaam hem probeert te zeggen dat hij dit niet meer moet doen.

Maar hij doet het toch. Hij maakt de broek van meneer Buitenhuis los, doet de onderbroek naar beneden en neemt het in zijn hand. Zijn maag draait om van walging, maar hij stopt niet. Hij kan niet stoppen.

Hij buigt zich naar voren. En dan... stopt hij. Zijn ademhaling versnelt, zijn hart bonst in zijn oren. Zijn handen trillen. Hij wil dit niet. Hij heeft dit nooit gewild. Hij doet dit al zo lang, maar het voelt nu alsof alles in hem breekt. Hij wil weg. Hij wil het verleden achter zich laten. Maar zijn lichaam, zijn gedachten... ze voelen als gevangen.

Het besef slaat in als een bom. Hij hóéft dit niet te doen. Hij kán weglopen. En toch blijft hij zitten, bevroren in de chaos van zijn gedachten. De woorden vallen als zware stenen in zijn hoofd: Ik hoef dit niet te doen. Maar het enige wat hij doet is langzaam omhoog komen en meneer Buitenhuis recht aankijken.

Zijn ogen groot van schok, alsof hij net pas beseft dat hij dit kan stoppen, dat hij niet meer hoeft vast te zitten in deze hel. De blik is een mengeling van ongeloof en verwarring, alsof zijn eigen kracht hem nu pas bereikt. Meneer kijkt ijskoud en onverschillig terug, maar de jongen voelt iets branden in zijn borst. Niet meer... Nooit, nooit, nóóit meer.

Zijn spieren spannen zich aan. Hij draait zich om en sprint naar de deur, zijn handen zijn met zweet doordrenkt. Hij moet weg. Het is nu of nooit.

Maar voordat hij bij de deur is, voelt hij de grip van meneer Buitenhuis op zijn nek. Nee! Hij wordt teruggetrokken, ruw, met kracht die de jongen totaal niet verwacht. Het is niet rechtvaardig. Het is niet eerlijk. Maar hij heeft geen keuze. Meneer draait hem om, drukt hem weer naar het bureau.

"Je moet niet denken dat je zomaar zonder consequenties kan weglopen!" klinkt het, zijn stem vol minachting. De jongen gilt, maar het geluid verdwijnt in de stilte van de kamer. Meneer maakt zijn broek los en rukt de jongen's broek naar beneden. Het is alles wat de jongen kan doen om niet in tranen uit te barsten, om niet op te geven.

Meneer Buitenhuis drukt hem met gemak neer op het bureau, de jongen kan niets doen. Niets om te ontsnappen. Hij schreeuwt, maar het is te laat. Het is altijd te laat. Hij maakt het moeilijk voor meneer, maar zijn kracht is niets in vergelijking met die van hem. Meneer is zwaar en ruw en neemt wat hij wil, de jongen voelt zich kleiner dan ooit. Hij voelt hoe meneer in hem klaar komt, en iets in hem breekt. Hij bijt zijn kiezen op elkaar, probeert de pijn te negeren, maar het is te veel. Te veel voor hem om nog langer te dragen.

Meneer Buitenhuis komt hijgend omhoog, zijn adem zwaar in de ruimte. Hij gaat van de jongen af, die als een marionet in elkaar zakt, stil en gebroken. Meneer ploft in zijn stoel en kijkt naar hem. De jongen voelt een snik in zijn keel, maar hij houdt hem in. Hij moet weg. Dit is het moment, het einde van alles wat hem al zo lang gevangen houdt.

Buitenhuis heeft zweet op zijn voorhoofd staan. Hij wist het weg met een zakdoek. "Dit... Dit moet je echt nooit meer doen..." Hijgt meneer, zijn stem geforceerd. "... Laten we dit maar als een eenmalige fout beschouwen."

De jongen komt trillend omhoog, zijn lichaam schreeuwt van pijn, van walging en vernedering, maar hij trekt zijn broek omhoog. Het lukt hem om zijn tranen in te houden, het niet te laten zien. Zijn benen trillen zo hevig dat hij bijna struikelt. Bij de deur, vlak voordat hij naar buiten kan lopen, hoort hij zijn naam: "Jonathan..."

Hij bevriest. Zijn hart slaat wild en het voelt alsof ijskoud water langs zijn ruggengraat stroomt. Hij durft niet te bewegen, bang voor wat er komen gaat. Zijn ademhaling is zwaar en gejaagd, alsof de lucht om hem heen te dik is om in te ademen. Het blijft stil.

Met een trillende hand zoekt hij steun aan de deurpost. Hij is zo dichtbij. Hij hoeft alleen maar de deur open te doen, één stap te zetten, en hij is vrij. Toch lijkt zijn lichaam verlamd, alsof een onzichtbare kracht hem terugtrekt. Tergend langzaam draait hij zich om, zijn blik laag, zijn keel gortdroog.

Zijn ogen zoeken die van meneer Buitenhuis en wanneer hun blikken kruisen, voelt het alsof alles in hem verkrampt. Er is geen warmte, geen mededogen in die blik. Jonathan voelt hoe de grond onder zijn voeten lijkt te verdwijnen. Zijn stem breekt, iel en nauwelijks verstaanbaar fluistert hij "Ja, meneer."

Buitenhuis maakt een kil, nonchalant knikje. Een korte beweging, vol minachting, alsof Jonathan het nauwelijks waard is om opgemerkt te worden. Die blik — die knik — is een stille herinnering aan wie de macht heeft in deze kamer. "Ik zie je morgen." Zijn stem even koud als zijn knikje.

Die woorden zijn scherp, als messen die diep in zijn ziel snijden. Ze blijven hangen, echoën in zijn hoofd. Hij voelt een overweldigende golf van walging, schaamte, en pijn over zich heen spoelen. En dan komen ze alsnog, zijn ogen vullen zich met tranen. Hij knippert snel, probeert ze terug te dringen, maar het is te laat. Ze glijden over zijn wangen, brandend als een stille aanklacht.

Maar ondanks de tranen, ondanks de pijn, voelt hij iets wat hij al te lang niet heeft gevoeld: vastberadenheid. Zijn besluit staat vast. Zijn handen ballen zich tot vuisten. Zijn kaken verstrakken. Hij hoort de woorden opnieuw in zijn hoofd, het zijn zijn eigen woorden: Nooit... nooit... nóóit meer. Hij draait zich om en loopt de gang op.

Dat was de laatste keer dat hij Buitenhuis heeft gezien.

Hij is naar zijn oom Lance gegaan, de broer van zijn moeder, en heeft alles verteld. Niet over Buitenhuis, dat niet, dat nooit. Maar over zijn stiefvader, over hoe die zijn moeder sloeg. Oom Lance, een potige kerel met een hart dat groot genoeg is voor al het verdriet van zijn familie, reageerde onmiddellijk. Zonder vragen of twijfel is hij naar het huis van zijn zus gegaan. Daar heeft hij Jonathan's stiefvader finaal in elkaar geslagen. Stiefvader is vertrokken en nooit meer teruggekomen.

Jonathan heeft bij zijn moeder aangedrongen om naar een andere school te gaan. Hij wilde weg, zo ver mogelijk weg. Zijn moeder had vragen, natuurlijk, maar hij gaf geen antwoorden. Hij kon het niet. Hij zou het niet. Hij heeft nooit een voet meer in zijn oude school gezet.

Jaren later, op een gewone ochtend, zat hij op kantoor, aan zijn bureau met een kop koffie en sloeg zijn krant open. Het was een moment van routine, een gewone ochtend, tot zijn ogen per ongeluk bleven hangen bij een foto in de krant. Zijn hart sloeg een slag over. Het was een foto van meneer Buitenhuis.

Het was alsof de grond onder hem weg gleed. Zijn adem stokte, zijn vingers verkrampte om de krant vast te houden. De man die zijn leven zo had gedomineerd, keek hem recht aan.

Hij stond daar, tussen de familieberichten, Een korte vermelding, een paar zinnen over zijn overlijden. De schok sloeg in als een bom. Jonathan had altijd angst gehad, diep van binnen, dat hij ooit weer oog in oog zou komen te staan met de man die hem zo vernederd had. De gedachte dat hij nooit meer een bedreiging zou zijn, liet hem met een vreemde mengeling van opluchting en onrust achter.

Jonathan had lang naar de foto gekeken. Geen emoties, geen woorden. Alleen een diepe, allesomvattende leegte. En toen, stilletjes, had hij de krant dichtgevouwen en was hij verder gegaan met zijn dag, met zijn leven.

Natuurlijk had hij er zo nu en dan nog aan gedacht. Maar voor hem was het altijd slechts een afschuwelijke herinnering. Een vage schaduw van iets dat hij zo diep mogelijk had proberen te verbergen. Hij had nooit gedacht dat Buitenhuis, na al die jaren, hem vanuit zijn graf nog zou kunnen raken. Maar daarin had hij zich vergist.

Twee dagen geleden veranderde alles. Toen Chantal, in haar wanhoop, gevraagd had: "Die beelden, die herinneringen... die flashbacks, die herbelevingen. Dat zal toch niet altijd zo blijven?" Die woorden, zo simpel, zo doordringend, hadden iets losgemaakt in hem. Voor het eerst in zijn leven had hij iets laten doorschemeren over zijn pijn, iets dat hij al die jaren diep had weggestopt. En toen, in een explosie die hij niet had kunnen voorspellen, waren de flashbacks en herbelevingen als een sneltrein op hem afgekomen. Totaal ongewenst en volkomen onverwacht.


Jonathan schudt zijn hoofd en daarmee de herinneringen van zich af. Zijn ogen vinden die van Fred. Fred slikt moeizaam. Fred ziet in de ogen van Jonathan nu alleen nog maar standvastigheid een man met een missie... en haat... heel erg véél haat. Jonathan bukt en raapt de schaar van de grond.

Vastberaden pakt hij Fred's mannelijkheid en trekt deze naar zich toe. Zijn hand trilt niet meer. Hij kijkt nog een keer in Fred's ogen, hij ziet de angst. Dan zet hij de snoeischaar op Fred's geslacht. Fred's ogen flitsen heen en weer tussen Jonathan en de snoeischaar. Zijn stem slaat over van angst. "Nee... Nee! In godsnaam, niet doen! We kunnen praten. Wat het ook is, we kunnen dit oplossen!"

Jonathan sluit zijn ogen een moment, haalt diep adem, en kijkt Fred recht aan. Zijn blik is koud, dodelijk. "Er... over praten? Oplossen? Dit? Je hebt geen idee, Fred. Geen enkel idee." Zijn stem is een fluistering, maar de haat erin is tastbaar. "Dit is de prijs. Dit is rechtvaardigheid. Dit is wat jij verdient."

Fred's ogen sperren wijd open. Zijn ademhaling versnelt. Die stem... Hij staart Jonathan aan. Ineens weet hij het... en hij weet het zeker, hier staat... "Jonathan" de fluistering is nauwelijks hoorbaar, maar het lijkt alle zuurstof uit de kamer te zuigen.

Jonathan beweegt niet. Maar Fred ontspant een fractie, alsof hij eindelijk een wapen heeft gevonden. Hij heeft niets meer te verliezen, als hij de man kan breken, maakt hij misschien een kans. Hij lacht vreugdeloos. "Jíj́ bent Jonathan... De baas die zogenaamd op een dossier wachtte." Hij schuift iets naar voren, zijn ogen speels vernauwd. "Ik herken je stem, van gisteravond... aan de deur. Je geilt op haar, hè? Inga."

Jonathan blijft roerloos, maar zijn ademhaling wordt zwaarder. Fred grijnst. "Hoe vaak heb je haar gehad? Of... wacht..." Zijn stem wordt een smerige fluistering. "Geil je ook op haar zusje?"

Jonathan's knokkels worden wit om de snoeischaar. Fred merkt het, en hij leunt iets naar voren. "Weet je, wat ze zei, toen ik het haar vroeg?" Ze begon te janken en ontkende het natuurlijk... zei dat ze nooit met jou -"

"Stop," snauwt Jonathan, zijn stem rauw.

Maar Fred negeert hem. Zijn grijns wordt breder. "Nou dát was dan blijkbaar waar... Toen je haar belde vanmorgen? Zes keer? Toen zat ze bij mij. Ik heb haar overal gehad, Jonathan. Elk stukje van haar is van mij geweest. Ik heb haar zelfs laten spuiten en dat is echt niet bij één keer gebleven, reken daar maar op. Maar de laatste ronde op het aanrecht en de keukentafel... Jezus! Wat kan dat wijf neuken!"

Jonathan's vingers klemmen zich strakker om de snoeischaar. Zijn ademhaling stokt bij elk woord dat Fred zegt. Een traan glijdt onbewust over zijn wang, maar hij merkt het niet eens. Fred laat zijn woorden hangen, genietend van Jonathan's wanhopige blik. "Haar lichaam... My god Jonathan. Ze was van mij van top tot teen."

Jonathan wankelt achteruit, zijn wereld draait. "Wat..." Zijn stem is bijna onhoorbaar. Fred lacht. "Je weet het wel, Jonathan. Jij was te laat. Jij kon haar niet beschermen."

Het is alsof er bij Jonathan een lampje uit gaat. Hij vliegt bovenop Fred en slaat en schopt hem waar hij hem raken kan. Fred lacht en stopt niet met lachen. Jonathan trapt hem keihard in zijn maag en hoewel Fred naar adem hapt, blijft hij nog steeds grijnzen.

Jonathan knipt de touwen door waarmee Fred is vastgebonden en Fred valt op de grond. Pas wanneer Jonathan hem hard tegen zijn hoofd trapt stopt het lachen. Fred blijft versuft op de grond liggen.

Nu gaat Jonathan achter hem zitten en maakt zijn broek los. "Schoft. Smerige schoft." Fred beseft dat hij een fout heeft gemaakt. Hij heeft Jonathan niet gebroken... Integendeel

Hij voelt nu hoe Jonathan zijn lid tegen zijn gaatje duwt. Vol angst probeert hij weg te kruipen. Jonathan voelt de haat gieren en wil stoten. Maar dan pakt iemand hem stevig beet en trekt hem van Fred af.

"Nee!" Schreeuwt Jonathan. Het is Jeffrey. Hij worstelt als een razende om los te komen. "Laat... los! Ik... ik... ik zal hem! ...Schoft. Heb je gehoord wat hij zei? Wat hij gedaan heeft? Ik maak hem kapot... Kapot!" Zijn stem trilt van opgekropte woede en onmacht, terwijl hij opnieuw probeert om zich los te rukken.

Jeffrey verstevigd zijn greep. "Je weet wat hij gedaan heeft!" Jonathan schreeuwt van kwaadheid. "Ik wil hem diezelfde pijn geven! Hem vernederen. Hem kapot maken Waarom mag ik hem niet straffen?" Zijn stem slaat over. "Waarom bescherm je hem?!"

Jeffrey probeert te antwoorden, maar Jonathan is buiten zinnen. Hij blijft woest rukken en schreeuwen, zijn gezicht rood van woede. Dan klinkt een harde klap, een vlammende pijn, Jeffrey heeft hem in zijn gezicht geslagen. Jonathan verstijfd even, maar blijft tegenstribbelen. Al is het met minder overtuiging en opnieuw slaat Jeffrey hem in zijn gezicht.

Jeffrey pakt hem bij zijn gezicht en duwt hun voorhoofden tegen elkaar.

"kijk mij aan Jonathan!" Schreeuwt Jeffrey, zijn stem is gebiedend Jonathan hijgt, zijn borst gaat zwaar op en neer en furieus kijkt hij Jeffrey aan.

Jeffrey's blik is gepijnigd. Zijn handen trillen terwijl hij Jonathan's gezicht vasthoudt. "Ik bescherm hem niet..." fluistert hij, terwijl tranen over zijn wangen stromen. "Ik bescherm jóú."

Hij pakt Jonathan's handen en klemt ze tussen de zijne. "Als ik je dít laat doen, maakt het jóú kapot... niet hem."

Jonathan voelt hoe zijn benen slap worden. Hij zakt op de vloer, zijn hele lichaam schokkend van vermoeidheid en ingehouden verdriet. De kamer lijkt ineens stil.

Dan slaat de gruwel van Freds woorden als een hamer op hem in. Hij was daar! Hij was daar, terwijl ik buiten stond!

Jonathan’s adem stokt. Zijn blik schiet omhoog. "Gisteravond... Ik ben gisteravond bij Inga langs geweest. Toen ik voor haar deur stond – hij was daarbinnen. Inga heeft me gehoord." Zijn stem trilt.

Het besef zinkt dieper. De beelden flitsen door zijn hoofd: Inga en Chantal, vast, gevangen, terwijl hij buiten stond te roepen. Ze konden niet reageren. Durfden niet. Hij voelt een knoop in zijn maag, en zijn borst lijkt samen te drukken. Hij grijpt naar zijn bivakmuts en trekt hem ruw af, alsof hij naar lucht hapt.

"...Samantha zei dat Fred de hele nacht weg is geweest. Hij was daar!" Zijn stem breekt. "En vanmorgen toen ik belde... was hij er nog." Jonathan wordt bleek, alsof al het bloed uit zijn gezicht is weggetrokken. "Ik was daar. Ik had... Ik dacht..." Zijn adem stokt opnieuw, en zijn ogen vullen zich met tranen van frustratie en schuld.

Jeffrey en Mariska kijken elkaar aan, zichtbaar geschokt. De kleur trekt weg uit hun gezichten. Jonathan trilt van de adrenaline, maar zijn voeten lijken verankerd aan de grond.

"Ga!" Jeffrey’s stem is plots scherp en bevelend. Zijn ogen branden in die van Jonathan. "Ga nu! Ik bid dat... Nou ja, ik bid... Pak het busje, maar ga. Nú!"

Jonathan aarzelt een fractie van een seconde, maar de woorden van Jeffrey lijken hem los te rukken uit zijn verstijving. Hij draait zich abrupt om en stormt weg, zijn hart bonkend in zijn borstkas. De urgentie in zijn bewegingen verraadt zijn angst: Laat het niet te laat zijn...

Jeffrey opent een klein kistje dat hij altijd bij zich heeft voor noodgevallen. Er zit wat geld en een telefoon in. Hij zet de telefoon aan en belt iemand. "Je weet wie dit is? ...Ik heb vervoer nodig. Twee personen..." Hij grijnst gemeen naar Fred. "...en een laadruimte... Hoeft niet geluidsdicht te zijn, deze maakt straks geen geluid meer... Ja, zelfde locatie." Dan hangt hij op, de telefoon gaat uit en terug in het kistje.

Hij stapt op Fred af. Zijn ogen fonkelen met een gevaarlijke kilte. Hij hurkt neer en grijpt Fred stevig bij zijn kin, dwingend zijn gezicht omhoog te draaien. "Smerige klootzak," sist hij. "Hier zul je voor boeten."

Naast hem komt Mariska zitten. Haar ogen zijn gevuld met pure haat terwijl ze Fred strak aankijkt.

Fred’s adem stokt. Zijn ogen sperren wijd open. Hij kent haar. Natuurlijk kent hij haar! Daarom had ze hem niet aangekeken. Ze was bang dat hij haar zou herkennen. "Ma... Ma... Mariska?" stottert hij, zijn stem trillend van angst.

Langzaam trekt ze de bivakmuts van haar hoofd. Haar blik is doordringend, bijna dodelijk. "Vuile smerige hufter," fluistert ze, haar stem laag en ijzig. "Ik had niets in de gaten. Ik zong karaoke met jou, Fred. Karaoke. Terwijl jij vlak daarvoor mijn beste vriendin hebt verkracht." Haar woorden zijn geladen met woede, haar gezicht onbewogen. Ze pakt de snoeischaar van de grond, haar vingers wit van de grip.

Jonathan raast met het busje over de snelweg. Verwijten knagen aan hem. Waarom ben ik weggegaan? Waarom heb ik haar niet door die deur gesleurd? Zijn gedachten razen net zo hard als de motor van het busje. Het verkeer rijd niet door, weer vrachtwagens aan het inhalen. Hij schakelt over naar de vluchtstrook. Hij negeert een rood kruis boven de rijbaan en perst alles uit de motor. Tien minuten wint hij. Maar is het genoeg?

Hij parkeert het busje met piepende banden voor het appartementencomplex. Inga’s auto staat er nog, op precies dezelfde plek als gisteravond. Zijn hart bonkt in zijn keel terwijl hij naar de portiekdeur rent. Op dat moment komt de vrouw met het hondje aangelopen.

"Ah, bent u daar weer?" Ze glimlacht vriendelijk en opent de deur. Jonathan stormt langs haar heen zonder een woord te zeggen. Ze kijkt hem enigszins verbaasd na.

Op de vierde verdieping blijft Jonathan hijgend staan voor Inga's voordeur. Zijn borstkas gaat zwaar op en neer. Hij legt een trillende hand tegen het hout en bonkt. "Inga! Ik ben het, Jonathan!"

Er komt geen reactie. Alleen het gedempte geluid van een tv ergens in het gebouw vult de stilte.

Hij bonkt opnieuw, harder dit keer. "Inga! Alsjeblieft! Doe alsjeblieft open!" Zijn stem breekt halverwege, rauw van wanhoop. Hij drukt zijn oor tegen de deur en luistert. Alles is stil. Té stil.

Zijn gedachten overspoelen hem. Ze is niet meer hier. Hij heeft haar meegenomen. Of erger... Zijn adem versnelt en hij bonkt nog een keer, met beide vuisten tegelijk. "Inga! Ik wil alleen weten of je er bent! Alsjeblieft... alsjeblieft..."

De minuten lijken uren. Hij leunt zwaar tegen de deur, zijn schouders schokkend. Zijn hoofd zakt in zijn handen. De vloer voelt koud tegen zijn benen terwijl hij zich laat zakken.

Maar dan... een geluid. Zacht, bijna onhoorbaar, maar genoeg om hem op te laten kijken. Een klik. Hij staat op

De deur opent langzaam, zo langzaam dat het haast ondraaglijk is. Eerst verschijnt een kier. Dan meer. Zijn adem stokt terwijl hij naar het silhouet kijkt dat zich in de deuropening aftekent, Inga.

Ze staat daar, haar schouders gebogen alsof ze de hele wereld op haar draagt. Haar ogen zijn rood, haar wangen nat van tranen. Ze ademt zwaar, alsof zelfs dit simpele gebaar een strijd is geweest.

Jonathan blijft roerloos staan, alsof hij bang is dat elk woord of elke beweging haar kan laten verdwijnen. Uiteindelijk verbreekt de stilte. "Hallo, Jonathan," fluistert ze. Haar stem klinkt zacht, breekbaar.

Hij ademt schokkerig in en stapt naar voren, zijn armen trillend. Inga kijkt hem een fractie van een seconde aan en stort zich in zijn omhelzing. Haar hoofd rust tegen zijn borst terwijl ze begint te snikken. Hij klemt haar stevig vast, sluit zijn ogen en fluistert: "Ik ben er voor je, altijd."

Drie jaar later...


Jeffrey
Jeffrey’s vingers spelen gedachteloos met de ring om zijn nek. Fred’s ring. Hij weet nog precies het moment dat hij die van Fred’s hand heeft getrokken. Het voelde destijds als een overwinning, een symbolische daad. Nu is het niet meer dan een herinnering aan wie hij is geworden.

De man op de stoel jammert zacht, nauwelijks in staat om nog te bewegen. Jeffrey’s blik glijdt naar de telefoon op de standaard. De opdrachtgever zegt niets, zoals de meeste van zijn klanten dat niet doen. De stilte is altijd geladen, een mengeling van angst en bewondering. Hij vraagt zich af wat hen meer verontrust: wat hij kan doen, of hoe gemakkelijk het hem afgaat.

Zijn gedachten dwalen af naar Jonathan. Gisterochtend heeft hij hem gebeld, zoals hij dat maar zelden doet. Geen persoonlijk gesprek, alleen vragen. Namen, locaties, dingen die Jeffrey altijd kan leveren. Hij heeft het gedaan, zonder vragen te stellen, maar de afstand is voelbaar.

Jonathan weet niet alles. En Jeffrey heeft het hem ook nooit verteld, uit schaamte, of misschien omdat hij bang is voor wat Jonathan écht denkt. Hoe zou hij reageren als hij wist dat Jeffrey die nacht in de parkeergarage, Fred nog twee keer heeft gepakt?

Hij had Fred niet eens vastgebonden, had niet de moeite genomen om hem stil te houden. En Fred… die had gevochten als een leeuw, geschreeuwd, gehuild. De laatste keer was hij ingestort, snikkend als een kind.

Mariska was erbij geweest natuurlijk. Maar Jeffrey deelde zijn gevoelens daarover nooit. Niet met haar. Niet met Jonathan, met niemand. Het is een herinnering die alleen hij draagt, net als de ring die om zijn nek hangt.

Hij kijkt naar de man op de stoel. De ring voelt warm tegen zijn borstkas. “Waar is het kind?” vraagt hij opnieuw, zijn stem koel en kalm. Hij weet dat het antwoord komt. Uiteindelijk geven ze altijd antwoord. Hier is hij goed in en dat geeft hem de overtuiging dat het goed is wat hij doet.

Maar wanneer de nacht valt, en hij alleen is met zijn gedachten, weet hij ook: Dit is niet alleen rechtvaardigheid. Dit is hijzelf. En dat is misschien nog wel het meest beangstigende van alles.

Mariska
Mariska zit met haar man Barry in een restaurant. Ze hebben een fijne middag gehad, lachen, praten over de voorstelling die ze straks gaan zien. Barry heeft geen idee wat zich drie jaar geleden heeft afgespeeld in een oude parkeergarage onder een leegstaand kantoorgebouw.

Mariska denkt er nog dagelijks aan, de beelden, de geluiden, de geuren. Ze heeft een tijd nachtmerries gehad. Ze heeft het onderschat, wat ze toen gedaan hebben. Het schreeuwen en huilen van Fred toen Jeffrey hem verkrachtte, bleef in haar hoofd hangen.

En wat ze uiteindelijk zelf met de snoeischaar heeft gedaan. Na een paar maanden werd het voor haar onhoudbaar. Ze voelde zich gevangen in de nachtmerries, de herinneringen, de schuld. Het was teveel. Uiteindelijk zocht ze hulp bij een psycholoog.

Ze heeft lange tijd angst gehad om een misdrijf te bekennen, bang voor de gevolgen van wat ze zelf had gezien en gedaan. De psychologe luisterde geduldig, zonder oordeel. Na het verhaal vroeg ze wat er uiteindelijk met de man in kwestie is gebeurd.

Mariska had voor zich uit gekeken, haar gedachten waren terug gegaan naar de nacht die alles veranderde. "Hij is uiteindelijk... niet meer wie hij was," had ze gezegd en een glimlach had ze niet kunnen voorkomen. "Klinkt als gerechtigheid. Alleen nu moet jij het nog zo zien." Had de psychologe tevreden gezegd en was toen begonnen met de behandeling.

De sessies duurden ruim een half jaar. Mariska voelde zich sterker, beter. En hoewel de nachtmerries afnamen, bleven er momenten waarop de herinneringen haar overweldigden. Toch gaat het nu weer goed met haar. Ze is weer de vrouw die ze was, en toch... niet helemaal.

Met Jonathan heeft ze soms contact. Het is altijd goed, maar er is een afstand. Niet omdat hij afstand neemt, maar omdat zij zich nog altijd anders voelt dan voorheen. Ze praat wekelijks met Inga, vaak roddelen ze over kantoor en over Jonathan. Eens per maand gingen ze de kroeg in. Maar twee vrouwen samen... Inga kan de aandacht die ze kregen niet aan en wil niet meer.

Mariska heeft Inga nooit verteld dat, ze weet wat Fred met haar en Chantal heeft gedaan. Maar ook niet wat zij, Jonathan en Jeffrey, met Fred hebben gedaan. Inga heeft, ondanks dat Mariska haar beste vriendin is, nooit verteld wat er is gebeurd, wat Fred haar heeft aangedaan.

Het is een geheim, dat ze beide delen, maar het is nooit uitgesproken. Toen er een jaar later geen uitnodiging kwam voor de quizz, had Mariska een app naar Inga gestuurd. Ze wilde de schijn ophouden, de façade in stand houden. "Dit jaar geen quizz bij Fred en Samantha?"

Inga had geantwoord: "Weet ik niet, ik spreek ze nooit meer." Mariska had het gelezen, maar verder geen woord meer daarover gesproken. Soms is het beter om het verleden in stilte te bewaren.

Chantal
Chantal steekt haar arm door die van Ilse. "Kom, we gaan naar het hotel." Ze hebben die middag liggen bakken op een strand op La Palma. Ilse geeft Chantal een klap op haar billen. "Goed idee..." En ze kijkt verlekkerd naar Chantal, haar ogen glinsteren. "...ik heb honger." Chantal steekt haar tong uit en sprint weg, een speelse glimlach op haar gezicht.

Chantal heeft Ilse leren kennen nadat ze uit de goot is gekropen waar ze zichzelf in had gegooid na Het hoofdstuk Fred.

Na de tijd bij Inga is ze weer naar huis gegaan. Toen Jonathan wanhopig kloppend aan de deur had gestaan, had ze het niet kunnen verdragen om hem te zien. Hij was zo dichtbij geweest en had hun niet geholpen. Ondanks dat ze wist dat hij daar niets aan kon doen.

Daarbij wist hij teveel van haar, veel te veel. Hij had de video gezien. Ze had zich opgesloten in Inga's slaapkamer, haar lichaam trillend, wachtend tot hij weg zou gaan. Daarna had ze zich eindelijk gedwongen naar huis te gaan. Maar thuis was het nog erger. Ze was onhebbelijk tegen haar ouders, een reflectie van haar innerlijke chaos. Op school ging het ook steeds slechter.

Ze ging vaker om met Ronnie en raakte verstrikt in een wereld van verkeerde vrienden. Om geld te verdienen prostitueerde ze zichzelf, waarbij ze alles toestond wat iemand maar bedenken kon. Soms werd ze verkracht zonder dat ze betaald werd. Soms lag ze met iemand en kon ze niet stoppen met huilen. Dan gaf Ronnie haar iets te roken en dan voelde ze zich weer iets beter, al was het maar tijdelijk.

Na anderhalf jaar was er niets meer van haar over, en stond ze aan de rand van de afgrond, zonder iets of iemand om voor te vechten.

Ze had liggen rillen in een portiek, de kou drong diep door in haar botten. Ze was op het punt aangekomen dat ze naar het metrostation wilde gaan, om er dan maar een eind aan te maken. Toen er plotseling en volkomen onverwacht een geest uit haar verleden voor haar had gestaan.

Verbaasd had ze opgekeken. Jonathan... Hij was in de stad voor een zakenrelatie en had haar toevallig gezien. Zijn blik was vastberaden, zijn ogen schenen te weten wat ze van plan was. Hij schudde zijn hoofd, alsof hij haar gedachten las, en stak zijn hand naar haar uit.

Chantal had zijn uitgestoken hand aangenomen, iets in haar brak toen hun vingers elkaar raakten. Ze was met hem mee gegaan, had in de auto uren gepraat. Toen had ze het plotseling gevraagd. "Je bent mij nog een antwoord schuldig. Waarom heb je die video gekeken?" Ze had zijn antwoord geaccepteerd, maar niet begrepen. "Ik moest het zeker weten." Daarna had hij haar naar Inga gebracht.

Ze is een tijd bij Inga ingetrokken en heeft therapie gehad. Langzaam begon het beter te gaan, al voelt ze zich vaak nog gebroken. Ze kan nog altijd niet praten over wat er gebeurd is, de herinneringen zijn te groot, te zwaar om in woorden te vangen.

Ze heeft een baan bij een spellen winkel, een rustige plek waar ze zich veilig voelt. Daar ontmoette ze Ilse, die haar steeds verder helpt om weer de vrouw te worden die ze ooit was. Ilse weet in grote lijnen wat er met Chantal is gebeurd, maar de details houdt ze voor zichzelf.

De video, de herinnering aan wat Fred met haar deed, staat nog altijd in Chantal's cloud. Misschien, ooit, zal ze die met Ilse delen. Misschien, maar nu is ze nog niet klaar om dat deel van haarzelf bloot te geven.

Samantha
Samantha zit buiten op de veranda met haar man Thomas. Het is lunchtijd en Thomas komt altijd 's middags van het land om thuis te eten. De zon schijnt, en hoewel ze ontspannen lijkt, voelt ze het nog steeds, het gewicht van alles wat achter haar ligt.

Toen Fred door de drie uit hun woning werd meegenomen, had Samantha geen seconde getwijfeld. Ze had snel haar koffers gepakt, als de dood voor de terugkeer van Fred. Het was een beslissing die haar leven voorgoed zou veranderen. Ze had alles meegenomen wat van waarde was en had zowel de bankrekening als de bedrijfs rekening van Fred geplunderd. Daarna had ze een vliegticket naar Amerika geboekt, de vlucht als een laatste uitweg, een manier om te ontsnappen aan alles wat haar vast zou houden.

Samantha had Fred's auto meegenomen om naar de luchthaven te rijden, maar terwijl ze de straat uitreed, schoot het haar ineens te binnen: de beelden op haar deurbel camera. Bewijs van wat "de drie" hadden gedaan. Ze twijfelde, maar besloot uiteindelijk terug te rijden. Ze wist de beelden te wissen en gooide de camera weg, ergens op Schiphol in een vuilnisbak. Het was haar geschenk aan hen, aan de drie, een manier om alles wat ze had meegemaakt achter zich te laten.

In Amerika had ze haar identiteit moeten verbergen. Ze kocht een vals paspoort en werkte illegaal om zichzelf in leven te houden. Ze trok van staat naar staat, altijd bang dat Fred haar zou vinden, dat hij haar zou vermoorden als hij ontdekte waar ze was. De angst was constant, als een schaduw die haar elke stap volgde.

Maar alles veranderde toen ze op een dag, rond Thanksgiving, een man tegenkwam in de lokale supermarkt. Hij stond verloren bij de kalkoenen, zichtbaar ongemakkelijk. Samantha had hem aangesproken, een simpel gesprek dat uitmondde in een vriendschap. De man, Thomas, was net een paar maanden weduwnaar en had het moeilijk. De vriendschap groeide uit tot iets meer, en uiteindelijk ontstond er een relatie.

Samantha had Thomas alles verteld over haar verleden, over haar vlucht, over Fred en de vreselijke dingen die ze had meegemaakt. Thomas had haar geheim gerespecteerd en nooit in twijfel getrokken. Maar de tijd was gekomen dat ze samen verder wilden, dat Thomas haar vroeg te trouwen, iets wat ze graag wilde. Maar er was een probleem. Samantha kon zich niet openstellen voor een huwelijk, niet zolang Fred er nog was.

Thomas had Fred opgezocht op internet en via een private investigator ontdekt wat er van hem was geworden. Het gaf Samantha een nieuwe hoop. Ze had de stap kunnen zetten om haar eigen identiteit terug te nemen, eindelijk de vrouw te zijn die ze weer wilde zijn. En nu, met Thomas aan haar zijde, voelde ze zich compleet.

Fred
Fred zit voor zich uit te staren. Elke dag hetzelfde uitzicht. Elke dag dezelfde stomme mensen. Elke dag altijd even saai. Hij zou zo graag met iets gooien of willen schreeuwen.

Hij kijkt naar de muur tegenover zich, de verf is afgebrokkeld en het licht dat door het raam valt, is altijd dezelfde grijze gloed. De kamer ruikt naar desinfectiemiddel, maar vooral naar leegte. Alles is leeg, ook hij. Wat hij ooit was, is verdwenen.

Die vuile hoer van een Samantha die zich recent van hem heeft laten scheiden! Ze hoefde niets te hebben. Nee dat zou wat wezen. Ze had alles al gejat wat ze hadden, alleen het huis niet en de auto was terug gevonden op Schiphol. Niet dat hij er iets aan had. Hij had nergens meer iets aan.

De woede komt weer op, de warmte stroomt door zijn lichaam en zijn hartslag versnelt. Zijn hart klopt in zijn oren met de intensiteit van de boosheid die hij voelt. Het kastje naast hem begint te piepen. Een verpleegkundige haast zich naar hem toe en injecteert hem met iets.

Hij voelt de koele vloeistof door zijn aderen stromen en de spanning in zijn borst verdwijnt langzaam. Zijn hartslag kalmeert, maar de woede blijft broeien, diep van binnen. Het voelt als een constante strijd. Zijn lichaam wil iets doen, maar het kan niet. Het enige wat hij nog kan, is denken, en dat maakt het alleen maar erger.

"Je moet je niet te druk maken, Fredje," zegt de verpleegkundige terwijl ze hem op de schouder klopt, maar het klinkt als een blanke troost. Wat weet zij ervan? Ze heeft geen idee wat er in zijn hoofd omgaat.

Zijn gedachten gaan terug naar die dag. Samantha... Ze heeft hem verraden. Die dag liep alles verkeerd.

Hij staart nog steeds uit het raam. Waarom zetten die kut wijven hem altijd voor hetzelfde raam. Altijd! En waarom altijd vlak bij die godvergeten spelletjes kamer waar de patiënten — oh pardon, 'cliënten' — steeds in hun eigen wereld zitten en de verpleegkundigen ze op kinderlijke toon toespreken. Was dit alles wat er voor hem over was: staren, horen, denken zonder ooit iets te kunnen veranderen?

De hele godverdomde dag, elke godverdomde dag, hij kan er niet meer tegen, maar hij kan er godverdomme niet eens zelf een eind aan maken. Hij kan niet lopen, niet pissen. Verlamd... Eigenlijk kan je beter zeggen: Hij kan niets meer. Zelfs eten gaat via een slangetje. Het enige wat hij nog kan is: Denken, kijken, en zijn ogen bewegen.

Hij weet nog precies wat er in die garage gebeurt is. Jonathan was er vandoor gegaan. Die andere vent...

Hij had gevochten. Goh, hoe hij had gevochten. Maar die Kouwe kikker... hij had het niet kunnen winnen. Als hij daaraan terug denkt... Het was een gevoel van onmacht, dat hij zich altijd zou herinneren, een gevoel dat hem tot het uiterste had gedreven, maar het was diezelfde onmacht die hem uiteindelijk had gebroken. Als een kind had hij liggen huilen en uiteindelijk had hij gesmeekt.

Toen was Mariska gekomen met die snoeischaar. Ze dééd het gewoon, zonder een vorm van twijfel. In zijn hoofd kan hij de pijn nog voelen en bijna verlangt hij naar die pijn, iets voelen... Hij weet nog dat die Kouwe daarna met iets aan kwam lopen. Een buis of pijp? Daarna is alles zwart.

Hij kwam bij, toen die klootzak hem uit het busje trok en achter liet op een plein ergens in een dorp. Hij was meer dood dan levend toen ze hem vonden. In het ziekenhuis hebben ze hem een paar keer moeten reanimeren.

Tegen de tijd dat hij buiten levensgevaar was, hadden ze al niets meer kunnen doen. Hersenbeschadiging, dwarslaesie vanaf de nek en ze hadden al helemaal niets kunnen doen aan zijn ontbrekende geslachtsdeel. Hij kwam er toen ook pas achter dat hij niet meer kan praten. Het duurde lang voordat ze doorhadden dat hij geen kasplantje was en wel begrijpt wat er tegen hem gezegd wordt. Er is nog politie bij hem geweest. Maar hij zag geen kans om duidelijk te maken wat er gebeurt was.

Elke dag, de hele dag, dezelfde herinneringen. Hij schrikt er vaak wakker van. Zijn hart heeft ook een opdonder gehad. Soms schiet zijn hartslag omhoog en dan krijgt hij medicatie om het weer normaal te krijgen.

Er komt een auto aanrijden die parkeert. De portieren gaan open. Zijn ogen sporen. Twee mensen. Hij kan ze niet goed zien, maar iets in hem maakt hem nerveus. Waarom voelt hij zich zo onrustig? Waarom maakt dit hem bang? Het zijn geen mensen die hij kent, toch?

Ze komen dichterbij en dan… dan herkent hij ze toch, de angst verspreidt zich als een koude golf door zijn lichaam. Zijn ogen volgen ze, wanhopig, maar de tijd lijkt stil te staan. Wat willen ze hier? Wat willen ze van hem? Langzaam komen ze dichterbij.

Fred voelt de woede in zijn borst opnieuw oplaaien, maar hij kan niets doen, kan niet schreeuwen, zelfs niet reageren. Hij is helemaal op zichzelf aangewezen, gevangen in zijn eigen lichaam, gevangen in zijn eigen haat. Het kastje begint weer te piepen.

Jonathan
Jonathan neemt haar hand, zijn vingers stevig om de hare gevouwen, als een stille belofte dat hij er altijd zal zijn. Hij weet dat ze een angst voelt, diep van binnen, een angst die ze niet los kan laten. Ondanks zijn belofte dat ze geen angst hoeft te hebben.

Het is een restje van alles wat geweest is, iets dat haar blijft achtervolgen, zelfs nu. Jonathan buigt zich naar haar toe en drukt een zachte kus op haar voorhoofd, zijn adem warm tegen haar huid.

Hij trekt haar dichter naar zich toe, het biedt haar bescherming. "We kunnen ook gewoon weggaan," zegt hij zacht, zijn stem vol zorg, alsof hij haar pijn wil wegnemen. Maar ze schudt haar hoofd. En hij weet het... Hij weet dat ze moet blijven, ze moet dit doen.

Die middag drie jaar geleden, toen Jonathan aan Inga's deur stond en wanhopig bonsde, was zijn hart in zijn keel geslagen. Hij dacht dat Fred haar en Chantal vermoord had. De opluchting toen bleek dat het niet zo was, was bijna te groot om te bevatten. Maar de ellende op Inga's gezicht, dat zou hij nooit kunnen vergeten. Nog nooit had hij iemand zo gebroken gezien.

Hij had haar niet kunnen troosten, zij had het niet kunnen vertellen, niet kunnen verdragen. En de woorden van Fred bleven maar in zijn hoofd zitten, etterend als een splinter. Ik heb haar zelfs laten spuiten en dat is niet bij één keer gebleven. Maar de laatste ronde op het aanrecht en de keukentafel... Jezus! Wat kan dat wijf neuken!

En dan zijn eigen pijn. Want, feitelijk, was hij geen haar beter dan Fred. Hij had Jeffrey gewoon geholpen om iemand te verkrachten. Ook met Jeffrey werd het nooit meer hetzelfde. Zijn afkeer voor wat Jeffrey gedaan had, was soms niet te verbergen, maar het was moeilijker dan ooit om het aan te pakken. De gedachte dat hij zich daar schuldig over voelde was een zware last.

Het contact met Inga was in eerste instantie helemaal stukgelopen. Ze was verhuisd, gaf hem geen adres meer, en nam een postbus die ze doorgaf als haar contactpunt. Ze vroeg hem niet meer om langs te komen, nooit meer. En toen kwam ze bij hem op kantoor, met haar ontslagbrief. Ze had de deur opengegooid, de brief op zijn bureau gegooid en was weer omgedraaid.

Jonathan had geweten wat voor brief het was, nog voordat hij op zijn bureau lag. En instinctief was hij achter haar aangelopen. Toen hij haar arm had gepakt, had ze hem aangekeken met een blik die vol doodsangst zat. "Wil jíj́ mij nu ook bezitten?" Had ze gevraagd. Het was alsof ze hem met die woorden had neergestoken. En hij had haar losgelaten, letterlijk en figuurlijk. Het enige wat hij niet had gekund, was haar van de loonlijst schrappen.

Een paar weken later, toen hij in de stad was voor een afspraak, had hij Chantal zien liggen in een portiek. Het meisje had er zo beroerd uitgezien dat hij meteen het gevoel kreeg dat ze zichzelf van kant wilde maken. In een opwelling was hij naar haar toe gegaan. Hij had het niet verwacht, maar toen hij zijn hand naar haar uitstak, nam ze die aan. Ze stapte in zijn auto.

Een voorbijganger had hem spottend aangekeken, en Jonathan had hem verbaasd nagekeken. Chantal was in lachen uitbarsten. Het muzikale vrolijke geluid had hem verrast. Ze had gezegd “Die vent denkt zeker: Daar heb je weer zo’n smeerlap met een dikke auto die te gierig is om naar een échte sekswerker te gaan.

Jonathan had geschokt gereageerd. “Daar ben ik helemaal niet hier voor!” had hij gezegd. “...En dat wil ik zeker niet van jou.” Chantal had hem een knuffel gegeven.

Toen hadden ze gepraat. En het was Chantal die hem uiteindelijk, tot in detail, vertelde wat er in Inga’s appartement gebeurd was. Die avond dat hij aan de deur had gestaan, hoe ze gehoopt hadden dat Jonathan niet zou weggaan, of de deur zou intrappen. Hoe bang ze waren voor Fred. Hoe ze niet hadden durven roepen. De pijn toen duidelijk werd dat hij weg gegaan was. Hoe boos Fred geworden was toen hij van Jonathan's bestaan hoorde. En dat hij Inga bijna vermoord had door haar te wurgen.

Chantal was gebroken toen ze vertelde dat Fred haar vervolgens had meegenomen naar Inga's bed. En ze had niet kunnen vertellen wat Fred met haar gedaan had.

Jonathan had het stuur bijna fijngeknepen. Hij was zo dichtbij geweest, als hij maar had geweten... De tranen waren nauwelijks te stoppen.

En toen het verschrikkelijkste dat Fred Inga had verkracht, terwijl ze met Jonathan aan de telefoon was. Jonathan herinnert zich dat telefoongesprek nog goed... Hij had haar afstandelijk gevonden. De pijnlijke details hakten diep in zijn ziel.

Dan vertelt ze ook hoe Inga zich heeft opgeofferd om Chantal te beschermen, en wat ze daarvoor had gedaan. Hoeveel het Inga gekost had. Het was een afschuwelijk gesprek geweest, en Jonathan was ziek geworden van de details.

En toen had ze hem ineens aangekeken en had ze gezegd: "Je bent mij nog een antwoord schuldig. Waarom heb je die video gekeken?" Hij had haar alleen maar gezegd: "Ik moest het zeker weten." Ze had het geaccepteerd, maar waarschijnlijk niet begrepen. Hij had het niet kunnen vertellen. Hij had destijds gekeken omdat hij het zeker moest weten, of het gerechtvaardigd was om Fred te vermoorden.

Daarna had hij Chantal naar Inga gebracht. Ze gaf hem het adres, en Inga had haar naar binnen geleid. Ze wilde Jonathan meteen wegsturen, maar hij zette zijn voet tussen de deur. Uiteindelijk liet ze hem binnen en praatten ze. Lang. Jonathan had haar duidelijk gemaakt dat hij alles wist.

Het contact werd langzaam weer beter, en Inga ging weer bij hem werken. Het voelde weer als vanouds. Gezamenlijk wat drinken, samen eten, samen koken. Vriendschappelijk, tot op een avond dat Inga tegen Jonathan aan leunde op de bank. Toen vroeg ze hem naar zijn verleden, naar zijn demonen.

Met veel moeite had hij gesproken, zijn stem schor van de opluchting en de pijn die hij altijd in zijn borst had gevoeld. Voor het eerst in zijn leven had hij de demoon die Buitenhuis was, onder woorden gebracht. Het was alsof hij een muur had gesloopt die hem altijd gevangen had gehouden. Hij voelde zich naakt, kwetsbaar, alsof alles wat hij jarenlang had proberen te verbergen, eindelijk werd onthuld.

Zijn handen waren bezweet geweest, zijn hartslag klopte sneller dan hij wilde toegeven. Elke keer als hij de naam van Buitenhuis uitsprak, kwam er iets van de angst terug. Van die tijd waarin hij zich zo weerloos had gevoeld, van de momenten waarop hij zijn machteloosheid had ervaren. Het was geen gemakkelijke taak om over deze demoon te spreken, zeker niet tegenover Inga, die zo hard had geleden onder haar eigen demonen. Maar bij haar, in die veilige ruimte, was het misschien wel mogelijk om het eindelijk los te laten.

Toen hij haar een blik toe wierp, zag hij de pijn in haar ogen. Ze begreep hem, dat wist hij. Tranen brandden in zijn ogen, maar hij slikte ze weg. Zijn stem was dun, bijna breekbaar, toen hij verder vertelde, in stukjes en brokjes, hoe Buitenhuis hem had verwoest, hoe de herinneringen van die tijd hem altijd achtervolgden.

Ze hadden samen gehuild, in stilte en in woorden, de pijn die ze beide droegen als een zware deken. En toen, voorzichtig, stapje voor stapje, hadden ze elkaar gekust. Het voelde als een belofte, een manier om elkaar te helpen helen, ook al wisten ze dat het proces lang zou duren.

Tot die ene avond, toen ze samen in bed waren beland. Inga had zich tegen hem aangedrukt, maar haar lichaam trilde van de emoties die ze niet onder controle kon houden. Plotseling brak ze, haar tranen stroomden zonder waarschuwing, als een rivier die zich niet meer kon bedwingen. Ze fluisterde dat ze het niet kon. Jonathan voelde een pijn in zijn borst die hij niet eerder had gevoeld. Het was de pijn van iemand anders, van haar pijn, die nu ook de zijne was.

Hij had haar vastgehouden, zijn handen stevig rond haar schouders, zijn stem zacht maar vol zekerheid. Hij had haar getroost zoals alleen hij dat kon, met de zachte kracht die haar gerust stelde, maar ook zijn eigen hart opende. Zijn handen waren warm, maar het deed weinig tegen de kou die hij in haar voelde.

Toen had ze iets gezegd wat zijn hart in zijn keel deed kloppen. Ze wilde Fred confronteren. Maar ze wist niet waar te beginnen. Fred leek te zijn verdwenen, alsof de grond hem had opgeslokt. Jonathan voelde een golf van vastberadenheid door zich heen stromen. Hij wist wat hij moest doen. Het was niet de makkelijkste keuze, maar hij had de juiste middelen om haar te helpen.

Hij had Jeffrey gebeld, zijn stem kalm, maar het was duidelijk dat hij al wist wat voor antwoord hij zou krijgen. Jeffrey wist waar Fred was. Dat was alles wat hij nodig had.

De volgende dag, tegen het eind van de ochtend, zaten ze in zijn auto. De stilte tussen hen was zwaar van onuitgesproken woorden. Jonathan keek naar Inga, haar gezicht gespannen, alsof ze een gevecht tegen zichzelf voerde.

Hij had haar verteld over Fred’s ongeluk, dat hij verlamd was geraakt. Maar het "hoe" had hij weggelaten. Wat voor ongeluk precies, dat was iets waar ze nu nog niet mee geconfronteerd hoefde te worden. En misschien zelfs nooit. Het was genoeg dat hij in dat verpleeghuis zat, verlamd, hulpeloos. Fred had geen controle meer, geen macht. En dat was precies wat Inga nodig had om de confrontatie aan te gaan.

Inga
Inga knijpt in Jonathan’s hand. Haar vingers omsluiten de zijne, maar het voelt alsof ze haar eigen kracht nodig heeft om niet in elkaar te zakken. Ze ziet de rolstoel voor het raam, het silhouette van de persoon die erin zit, en meteen grijpt de angst haar hart vast. Instinctief weet ze het, onmiskenbaar, het voelt als een aanval op haar diepste angsten. De duisternis van het verleden komt weer terug, zo dichtbij dat ze het bijna kan aanraken.

De woorden van Fred, die haar "zijn sletje" noemt flitsen door haar hoofd, ongevraagd, een herinnering die niet zal verdwijnen. Ze voelt de spanning opbouwen in haar borst, haar ademhaling versnelt. Maar dan voelt ze Jonathan’s zachte kus op haar voorhoofd, een klein gebaar, maar voor haar voelt het als een anker. Hij is hier, hij is de enige die haar ooit echt heeft begrepen, zonder te oordelen.

"We kunnen ook gewoon weg gaan," zegt hij zacht, zijn stem vol zorg, alsof hij haar pijn kan wegnemen met die ene zin. Maar Inga weet dat het niet zo eenvoudig is. Ze kijkt naar het raam, naar de gestalte die daar zit, onbewogen, een symbool van haar verleden. "Nee," zegt ze, haar stem stil maar vast. "Ik kan niet meer weglopen."

De woorden komen als een bevrijding. Ze had altijd gevlucht – uit angst, uit onzekerheid, uit schuld. Maar niet meer. Dit keer zou ze niet weglopen van haar verleden, van de pijn die haar altijd achtervolgde. Ze zou het aangaan, recht in de ogen van de man die haar leven verwoest had. Dit was haar moment.

Ze voelt Jonathan’s hand steviger in de hare, maar zijn ogen vertellen haar alles wat ze moet weten. Hij begrijpt, misschien niet precies wat het voor haar betekent, maar hij begrijpt dat dit haar keuze is, haar moment om zichzelf terug te nemen.

Toen ze Jonathan drie jaar geleden na die afschuwelijke uren met Fred in haar eigen huis aan haar deur had horen kloppen, had ze het niet kunnen geloven. Haar hart had gebonsd in haar borst. Wat deed hij hier? Hoe had hij geweten dat ze thuis was? Ze had niet open durven doen.

Ze had naar de deur gestaard, verstijfd van angst, terwijl de kloppen luider en wanhopiger werden. Toen had ze de klank van zijn stem gehoord. Zijn geroep, dat doordrenkt was van wanhoop en pijn. De emotie in zijn stem had haar geraakt op een manier die ze niet had verwacht. Het brak door de angst heen die haar gevangen hield. Pas toen had ze durven reageren.

Toen ze de deur geopend had en hem daar zag staan, was ze zo blij geweest dat het haar overweldigde. Hij was er. Ze was nog nooit zo blij geweest. Ze wilde hem omhelzen, bij hem blijven, maar die vreugde duurde niet lang.

Fred’s woorden keerden terug, als een echo die haar maar niet losliet: Deze keer vergeet je nooit meer. Wat denk je? Hoe zou Jonathan dat vinden? Zijn stem zat in haar hoofd, zo intens gemeen, venijnig en onvergetelijk.

Wat ze had gedaan – vrijwillig, had ze bitter gedacht – kon ze niet verdragen. Ze voelde zich vies, smerig, bezoedeld. Elke keer dat ze naar Jonathan keek, dacht ze aan Fred. Wanneer ze aan Jonathan dacht, hoorde ze Fred’s stem. Het was alsof Fred overal was. Ze kon er niet aan ontsnappen. Er was maar één optie: Jonathan laten gaan. Het was het moeilijkste wat ze ooit had gedaan.

Zelfs haar appartement voelde bezoedeld. Het was ooit haar veilige plek geweest, maar nu herinnerde het haar alleen nog maar aan Fred. De muren, de meubels, alles was besmet. Dus verkocht ze het. Met het geld kocht ze een nieuw appartement, een frisse start.

Ze gaf Jonathan het adres niet. Ze wilde niet dat hij haar vond. Maar hij was nog steeds haar baas, en dat maakte het onmogelijk om hem echt te ontwijken. Dus nam ze ontslag.

Toen ze zijn kantoor binnenkwam met haar ontslagbrief, zag ze de oprechte blijdschap in zijn ogen, gewoon omdat ze eindelijk weer een keer naar hem toe kwam. Het was zo puur, zo oprecht, dat het haar bijna brak. Voor een moment overwoog ze haar besluit te herzien. Maar toen was Fred’s stem weer opgekomen: Deze keer vergeet je nooit meer. Wat denk je? Hoe zou Jonathan dat vinden? De woorden hadden door haar heen gesneden.

Ze had de brief uit haar tas gehaald en wierp hem bijna achteloos op het bureau. Maar Jonathan’s gezicht had haar verteld, dat hij precies wist wat het was, nog voordat het papier het hout raakte. Ze had zich omgedraaid en was gevlucht naar het trappenhuis.

Haar hart had gebonsd in haar borst toen ze de deur openduwde, maar Jonathan was haar voor geweest. Zijn hand had haar arm gegrepen, stevig maar niet hard. Ze was verstijfd... onmiddellijk. Angst had haar overspoeld, rauw en overweldigend.

"Wil jíj mij nu ook bezitten?" had ze geschreeuwd, haar stem trillend van paniek. De woorden hadden hem zichtbaar pijn gedaan. Hij had haar onmiddellijk losgelaten, alsof ze hem verbrandde. Hij was stil gebleven, geschokt, en had haar laten gaan.

Die avond had ze zich thuis volgegoten met drank. De woede, het verdriet, de schaamte – het voelde alsof alles tegelijk op haar afkwam. Uiteindelijk was ze jankend in bed gekropen en hoopte dat de slaap haar zou verlossen.

Weken later, toen ze haar salaris had gekregen, wist ze dat Jonathan haar niet had losgelaten. Het was een bewuste keuze van hem om haar te laten weten dat zijn deur altijd open zou staan. Bijna had ze hem gebeld... Bijna.

Een paar dagen daarna had hij samen met Chantal voor haar deur gestaan. Ze had Chantal binnen willen laten, maar hem niet. Hij had zijn voet tussen de deur gezet. Hij had niet opgegeven, en uiteindelijk had ze toegegeven. Ze had hem binnengelaten, terwijl haar hart had gebonsd van angst.

Hij had haar verteld dat hij wist wat Fred had gedaan. Hoe ze zichzelf had opgeofferd om Chantal te beschermen. Wat ze had gedaan, hoe verschrikkelijk ook, om iemand van wie ze hield te redden. Hij had gezegd dat hij wist wat Fred had gezegd: Hoe zou Jonathan dat vinden? Dat was het moment geweest waarop haar masker was gebroken. Ze had haar handen voor haar gezicht geslagen en was in tranen uitbarsten.

Jonathan had zich op zijn knieën voor haar laten zakken en hij had haar polsen vastgepakt. Voorzichtig maar vastberaden, had hij haar handen weggetrokken van haar gezicht. Hij had haar aangekeken. Zijn stem gebroken, maar zijn woorden waren duidelijk geweest: "Dit is wat ik ervan vind… Dat je zoiets afschuwelijks hebt doorstaan om je zusje te beschermen. Ik vind je een geweldige dappere vrouw. De sterkste vrouw die ik ken… Het veranderd niets voor mij. Behalve dat ik je nog meer respecteer dan dat ik al deed."

Die woorden hadden haar kracht gegeven. Ze begon hem weer toe te laten in haar leven. Rustig, zonder haast. Ze deelden hun geborgenheid, hun pijn. Tot die ene avond, toen ze samen op de bank zaten, en ze hem gevraagd had om zijn eigen demonen met haar te delen.

Hij had gezegd dat hij er nog nooit over gepraat had met wie dan ook. Daarna had hij een tijdlang gezwegen en net toen ze gedacht had dat hij het niet kon vertellen, waren de woorden gekomen. Die klootzak van een leraar, Buitenhuis. Hoe Jonathan daar dagelijks vrijwillig naartoe gegaan was, en waarom? Om zijn moeder te beschermen... Het had hem zichtbaar moeite gekost om de woorden uit te spreken, alsof elke letter een confrontatie met een oude wond was. Inga had geluisterd, ze voelde de pijn in zijn stem, de schaamte, maar ook de stille kracht waarmee hij dit alles had doorstaan.

Pas toen had ze begrepen waarom Jonathan haar dapper had genoemd. Hij zag in haar wat zij in hem zag: Moed te midden van onvoorstelbare duisternis. Voor het eerst voelde ze dat ze niet alleen was in haar strijd, en dat had haar hoop gegeven.

Ze hadden samen gehuild. Tranen van pijn, van verlies, maar ook van een beginnende heling. Toen hun kussen volgden, waren ze teder en voorzichtig geweest. Geen enkele haast. Ze genoten simpelweg van elkaars aanwezigheid, van het gevoel eindelijk begrepen te worden.

Maar twee avonden geleden, na een heerlijk diner en iets te veel wijn, waren ze samen in bed beland. Het was zo natuurlijk gegaan: een aanraking, een glimlach, een kus die langer duurde dan normaal. Jonathan had achter haar gelegen, zijn lichaam warm en veilig tegen het hare. Toen hij haar shirtje omhoog had geschoven en zijn hand voorzichtig over haar huid liet glijden, was ze verstijfd. Ze had zijn opwinding tegen haar aan gevoeld.

In één ademhaling was ze terug in de nachtmerrie getrokken. Het had gevoeld alsof de kamer kleiner werd, alsof de lucht dikker werd en haar keel dichtkneep. Ze had vol angst gewacht totdat hij zou nemen wat hij wilde.

Jonathan had het niet direct gemerkt. Pas toen hij haar wang streelde en voelde dat deze nat was, was hij geschrokken. Hij was meteen rechtop gaan zitten, zijn gezicht een mengeling van schrik en verdriet. Instinctief had hij geweten wat ze dacht.

Hij had haar aangekeken, zijn ogen glanzend van tranen, en met een stem die bijna brak, had hij gezegd: "Ik hou van je. Ik zou dát nooit kunnen doen." Zijn woorden sloegen een barst in de muur die ze om haar emoties had gebouwd.

Hij had zijn armen naar haar uitgestoken, en zonder na te denken, kwas ze naar hem toe gekropen. Ze had zijn armen stevig om haar heen voelen sluiten, alsof hij haar tegen de hele wereld wilde beschermen. Zijn warmte was haar reddingslijn, en voor het eerst in lange tijd had ze zich veilig gevoeld.

Die nacht waren ze samen in slaap gevallen, haar gezicht tegen zijn borst, zijn hand rustend op haar rug.

De volgende ochtend, bij het ontbijt, had Inga het eindelijk gezegd: "Ik moet hem confronteren, Jonathan. Fred. Maar ik weet niet waar ik moet beginnen."

Jonathan had geluisterd met kalmte en begrip. Toen ze vertelde dat Fred’s huis te koop stond en Samantha onbereikbaar leek, had hij niet geaarzeld. "Ik ken iemand die dat soort dingen kan uitzoeken," had hij gezegd.

En inderdaad, slechts een paar uur later kwam hij met een antwoord. "Hij zit in een verpleeghuis," Had hij zacht gezegd. Zijn ogen zochten die van haar, alsof hij wilde peilen hoe ze dit nieuws zou opnemen.

De volgende dag zaten ze samen in de auto. Inga had door het raam naar buiten gestaard, haar hoofd vol twijfels en angst. "Blijf alsjeblieft bij me, Jonathan," had ze gesmeekt. Haar stem was breekbaar geweest, maar haar blik vastberaden.

Jonathan had haar hand gepakt. "Ik blijf bij je. Geen moment laat ik je alleen." Hij had haar verteld wat hij nog niet eerder had gezegd: Fred heeft een zwaar ongeluk gehad en is nu volledig verlamd. Inga had geslikt, maar geen antwoord gegeven. Haar blik had zich weer gericht op de weg voor hen. Dit moest ze doen, ongeacht wat er zou komen.

Verpleeghuis de morgenzon

Inga en Jonathan melden zich bij de balie. Een medewerker van het verpleeghuis kijkt op vanachter de computer en loopt naar hen toe. "Kan ik u helpen? Volgens mij heb ik u hier nog niet eerder gezien, klopt dat?"

Jonathan neemt moeiteloos de leiding. "Dat klopt. We hebben pas onlangs gehoord dat onze neef Fred hier is opgenomen." Zijn leugen klinkt bijna geloofwaardig genoeg om zelf te geloven.

"Oh, komen jullie voor Fredje? Wat leuk! Hij krijgt eigenlijk nooit bezoek, de arme ziel. Dit zal hij prachtig vinden." Ze gebaart naar het gastenboek. "Zouden jullie je kunnen identificeren en inschrijven op de bezoekers lijst?"

Jonathan werpt een korte blik op Inga, die zonder aarzeling haar identiteitsbewijs pakt. Samen voltooien ze het proces en wachten tot de vrouw hen voor kan gaan.

"Loopt u maar mee," zegt ze vriendelijk terwijl ze haar pas versnelt. Onderweg vertelt ze wat over Fred. "Ik neem aan dat u weet dat Fred een zwaar trauma heeft doorgemaakt..." Jonathan fronst zijn wenkbrauwen Trauma? Fred is degene die trauma's veroorzaakt. "...Hij zit in een rolstoel en is volledig afhankelijk van verzorging. Praten lukt niet meer, maar we geloven dat hij ons kan horen en begrijpen. Hij heeft hartproblemen, dus stress kan een aanval veroorzaken. Als de monitor piept, zijn we er meteen bij."

De gang lijkt eindeloos, maar uiteindelijk blijven ze voor een deur staan. "Fred, kijk eens! Wat een verrassing: er is bezoek voor je!" Haar stem is warm en opgewekt, alsof dit een zeldzaam hoogtepunt is in Freds bestaan. "Ik kom zo even terug met thee," voegt ze eraan toe, terwijl ze zich al omdraait.

Inga reageert snel. "Dat is niet nodig," zegt ze haastig. "Het is zulk mooi weer. We dachten dat het fijn zou zijn om een stukje met... eh, neef Fred te gaan wandelen. Mag dat?"

De verpleegkundige aarzelt even, maar knikt dan. Ze pakt een deken en legt die zorgvuldig over Freds benen, gevolgd door een jas die ze aan Inga overhandigt. "Voor de zekerheid," zegt ze met een glimlach.

Inga's gezicht verstijft. Voor geen goud zal ze deze man nog aanraken. De verpleegkundige merkt haar reactie op, maar begrijpt het verkeerd. "Ja, het is altijd even wennen," zegt ze luchtig. "Het wordt vanzelf makkelijker als u vaker komt." Zonder verder iets te vragen, helpt ze Fred in de jas.

Inga's blik kruist die van Fred, en in dat moment begrijpen ze allebei dat er geen enkele kans is dat Inga hier na vandaag ooit nog zal terugkeren.

Jonathan pakt de handvatten van de rolstoel stevig vast en duwt deze richting de uitgang. Inga loopt zwijgend naast hem, haar passen afgestemd op het trage tempo. Samen gaan ze het park in, een plek die uitnodigt tot stilte. De bomen ruisen zacht in de wind, en het grind knerpt onder hun voeten.

Na een tijd bereiken ze een open plek omringd door treurwilgen. Een grote vijver glinstert in de zon, en verspreid langs de oever staan verweerde, met mos begroeide stenen bankjes. Het is een vredige plek, waar de wereld lijkt stil te staan.

Inga blijft staan aan de rand van de vijver. Haar ogen staren over het kalme water, terwijl haar handen diep in haar zakken verborgen blijven, alsof ze daar haar gedachten probeert vast te houden. Jonathan manoeuvreert de rolstoel verder en draait hem zo dat Fred met zijn rug naar hen toe zit, zijn blik gericht op de lege bankjes.

Jonathan staat zwijgend naast Inga, de stilte tussen hen voelt bijna tastbaar. Ze kijkt naar hem, haar ogen glinsteren van opkomende tranen die ze hard probeert tegen te houden. “Dit was een dom idee,” fluistert ze uiteindelijk, haar stem breekbaar, alsof ze zich voor iets ongrijpbaars probeert te verontschuldigen.

Jonathan schudt langzaam zijn hoofd. Zijn stem is zacht, maar er klinkt een onderdrukte vastberadenheid door. “Soms…” Hij stopt even, alsof hij de juiste woorden zoekt. Zijn mondhoek krult in een wrange glimlach, die snel weer verdwijnt. “Soms zou ik willen dat ik Buitenhuis had geconfronteerd. Niet om te vragen waarom hij het deed." Hij rilt en wordt bleek. "Dat wil ik niet weten. Maar om hem te laten zien wat het met mij deed... Wat het nog steeds doet.”

Inga kijkt naar de grond, haar handen diep in haar jaszakken gedrukt. Ze schudt haar hoofd, alsof ze zijn woorden probeert af te weren. “Fred genoot van wat het met mij deed Jonathan.” zegt ze zacht. Haar stem breekt, en een traan glijdt langzaam over haar wang, snel gevolgd door meer. Ze maakt geen aanstalten om ze weg te vegen. “Als ik hem vertel wat het met mij deed en nog steeds doet... geef ik hem precies wat hij wil. Plezier.”

Jonathan draait zich iets naar haar toe, zijn blik scherp maar vol medeleven. “Maakt dat echt uit?” vraagt hij, aarzelend maar oprecht. Zijn vraag lijkt haar te verrassen; ze verstijft even en kijkt hem vragend aan.

“Maakt het uit wat hij ervan vindt?” vervolgt hij. Zijn schouders zakken iets, alsof hij het gewicht van zijn eigen woorden voelt. “Het gaat niet om hem. Het gaat erom hoe jij je voelt. Wat wil jij?”

Inga voelt de pijn weer opkomen, haar kaak verstrakt. Ze sluit haar ogen even, haar adem komt kort en onregelmatig. “Ik wilde dat het nooit was gebeurd,” zegt ze, haar stem gebroken. De woorden vallen zwaar, als een bekentenis die ze had willen vermijden. “Ik wilde dat Fred mij nooit had aangeraakt.” Tranen rollen geluidloos over haar wangen. Ze maakt geen enkele poging om ze weg te vegen. “Ik wilde nooit die angst hebben... Hij heeft me zo vernederd... Hij heeft zoveel kapot gemaakt. Zoveel. Ik voel me… leeg, vies, smerig, onwaardig. En dat gevoel...” Ze stopt even, haar stem nauwelijks hoorbaar. “Dat gevoel wil ik zo graag achter me laten. Ik wil leven, Jonathan. Eindelijk écht leven.”

Jonathan kijkt haar aan, zijn ogen gevuld met begrip, maar ook met het verdriet dat hij voor haar voelt. Hij grimast, zijn greep op de situatie stevig en met de zachte vastberadenheid die bij hem past. “Zeg dat dan tegen hem,” zegt hij, zijn stem nu zachter, maar de kracht erin is niet te ontkennen. “En laat hem daarna los. Je bent al vrij van hem, Inga. Je hoeft hem alleen nog maar los te laten. Hij kan je gedachten niet meer beheersen. Jij hebt die macht.”

Inga kijkt hem aan, haar ogen gevuld met twijfel, verdriet, maar ook de onmiskenbare kracht die ze de afgelopen jaren heeft opgebouwd. Haar handen trillen even, maar ze balt haar vuisten, haar nagels drukken in haar palm. Ze voelt de warmte van de zon die door de takken van de wilgen schijnt, een koude bries komt van over het water. Even sluit ze haar ogen, en voelt de onrust in haar borst. Dit is het moment. Haar moment om alles achter zich te laten, om los te breken.

Ik moet dit doen! Anders blijft het verleden mij achtervolgen, als een schaduw die nooit zal verdwijnen. De angst is er nog, de pijn van alles wat hij haar heeft aangedaan, maar tegelijk voelt ze een flikkering van bevrijding. Dit is de laatste stap. Het kan niet anders. Ze haalt diep adem, haar borst stijgt, de spanning bijna tastbaar. Met elke ademhaling komt haar kracht weer een beetje meer naar de oppervlakte. Ze moet dit doen. Ze heeft geen keuze meer.

Resoluut stapt ze naar Fred. Ze gaat op het bankje voor hem zitten. Freds ogen volgen haar bewegingen. Hij vraagt zich af wat ze hier komt doen. Komt ze het karwei dan eindelijk afmaken? Die gedachte is ergens diep van binnen en hij weet niet zeker of hij daarop hoopt.

Inga knijpt haar ogen tot spleetjes. "Hallo Fred." Haar stem klinkt zacht, bijna dreigend in de stilte. Fred voelt zijn hartslag versnellen, en er kruipt een koude angst in zijn borst. Hij ziet niet langer de gebroken vrouw die daarstraks timide naast Jonathan stond. Er is iets veranderd in haar. Ze kijkt op, haar ogen vastberaden, zonder de minste angst. En iets anders... opluchting?

"Je hebt geprobeerd mijn leven te verpesten, en ik heb je daar bijna in laten slagen. Bijna. Jij hebt ervoor gezorgd dat ik elke nacht in angst leefde, dat ik me in mijn eigen huid niet veilig voelde. Maar ik ben hier nu om je te vertellen dat je dat niet langer kunt doen. Jij hebt geprobeerd me te breken, en zelfs dat is je bijna gelukt, maar je hebt nooit mijn geest gebroken. Je hebt alles gedaan wat je kon, maar je kunt niet meer in mijn hoofd komen. Want ik ga je loslaten. Ik moet door... Ik wíl door! Ik gá door... Zonder jou. Wat je hebt gedaan zal altijd een deel van mij blijven, maar het zal mij niet meer beheersen."

Ze is gaan staan, haar hoofd fier opgeheven. Niet meer het slachtoffer, maar een sterke vrouw die haar keuze heeft gemaakt. Fred voelt woede in zijn borst opwellen. Dit kan ze niet doen! Ze kan hem niet zomaar achter zich laten!

Ze kijkt hem met minachting aan. Ze voelt wat hij denkt. Ze ziet het in zijn ogen. Ze buigt haar gezicht tot vlak voor hem. "Dat kan ik wél, en ik doe het ook!" Ze maakt aanstalten om weg te lopen, maar dan draait ze ze zich plotseling om.

"Je denkt misschien dat ik blij ben, nu je daar in die rolstoel zit," zegt ze, haar stem scherp, maar zonder een spoor van wraak. "Dat ik je nu zie, zwak en afhankelijk, een schaduw van wie je ooit was."

Ze laat haar woorden even in de lucht hangen, haar ogen vast op hem gericht, zonder een zweem van medelijden.

"Maar ik ben niet blij, Fred. Want je bent irrelevant voor me. Je hebt geen macht meer over me, geen controle. Wat je ooit had, is nu weg. Het enige wat ik koester, is het feit dat je nooit meer iemand zo zult kunnen vernederen. Je bent voorbij. Je hebt niet gewonnen. En ik… ik ben eindelijk vrij."

Ze draait zich om, zonder nog een blik op hem te werpen. Het is gedaan.

Fred's ogen lijken groter te worden. Hij voelt de stress. Dit kan ze niet doen! Zijn ademhaling wordt steeds zwaarder, en plotseling voelt hij iets. Pijn? Nee, dat kan niet... Het kastje begint te piepen, schel en doordringend. Inga en Jonathan kijken elkaar geschrokken aan. Het piepje gaat steeds sneller, het geluid scherp en onheilspellend, terwijl een rood lampje gaat knipperen.

Inga kijkt naar Fred. Zijn ogen staren naar haar, maar hij ziet haar niet. Zijn ogen rollen naar boven, de angst is duidelijk zichtbaar.

"Godverdomme!" schreeuwt Inga geschokt. "Die klootzak krijgt een hartaanval!" Jonathan staat verstijfd, niet in staat om te bewegen, zijn blik vastgeklonken aan Fred, die steeds meer lijkt in te storten.

En dan doet Inga iets waar Jonathan tot op de dag van vandaag rillingen van krijgt. Zonder nadenken, zonder enige terughoudendheid, stapt Inga naar Fred toe en rukt hem bij zijn schouders uit de rolstoel. De man die haar zoveel leed heeft toegebracht, de man waarvan ze had gezworen hem nooit meer een vinger aan te raken – hij ligt nu als een zware last in haar handen.

Ze trekt zo hard ze kan, haar gezicht is rood van de inspanning. Maar ook nu is Fred haar de baas. "Help me nou, Jonathan!" roept ze, haar stem rauw. Voor een moment blijft Jonathan bevroren staan, zijn ogen wijd van shock. Maar dan, als in een droom, zet hij de eerste stap naar voren. Met een diepe zucht van vastberadenheid trekt hij mee.

Het kastje blijft gillend piepen, een constant, beangstigend geluid dat de lucht vult. Fred valt plat voorover op het grind. Inga probeert hem snel om te draaien, zijn zware lichaam tegen haar kracht in. Jonathan helpt haar, zijn handen trekken hard om de man in de juiste positie te krijgen. Het dode gewicht van Fred is enorm, maar na enkele lange momenten lukt het.

Als Fred uiteindelijk op zijn rug ligt, gaat Inga op haar knieën naast hem zitten. Ze kijkt naar zijn bleke gezicht, naar de zwakke ademhalingen die moeite hebben de lucht in te trekken. Inga haalt diep adem, haar hart bonkt in haar borst.

Ze legt haar hand op Fred's voorhoofd, haar vingers stevig onder zijn kin, en duwt zijn hoofd voorzichtig iets achterover. Met de hand die op zijn voorhoofd rust, knijpt ze Fred's neus dicht. Ze leunt naar voren, haar ademhaling zwaar, haar ogen gefocust op zijn bleke gezicht. Ze sluit haar ogen even, haalt adem en blaast voorzichtig lucht in zijn longen.

Het beeld van Fred’s tong die zich ooit in haar mond boorde, dringt zich aan haar op. Ze kokhalst, maar zet door. Dit is niet voor hem. Dit is voor haar. En ze zal hem niet laten winnen.

Ze begint krachtig op zijn borstkas te pompen, elke druk voelt als een fysieke afrekening. Jonathan staat als verlamd toe te kijken, zijn ogen groot van ongeloof. Na dertig borstcompressies haalt Inga opnieuw adem en beademt Fred. Ze herhaalt de beweging, elke borstcompressie voelt als een overwinning.

"Vuile klootzak!" Haar stem is vervuld van woede. "Je gaat er nu niet tussenuit piepen! Klootzak! Klootzak!" Haar handen blijven het ritme van de compressies volgen, een verwoestende kracht die zijn ribben onder haar handen doen breken, als twijgjes die worden gebroken onder een onvermurwbare druk.

Over het pad klinkt het rollen van een naderend voertuig. Een golfkarretje van de medische dienst komt aan racen, de banden schrapen over het grind. Twee mensen stappen snel uit. In hun handen tassen en een AED. Maar Inga negeert ze en blijft doorgaan. Ze stopt niet. De lucht is gevuld met het doordringende constante piepen van het kastje.

Onder haar handen worden Fred's kleren met harde rukken losgeknipt. Tussen haar handen door worden de plakkers van de AED op Fred's borst geplaatst. Wanneer haar vingers zijn ontblote borstkas aanraken, voelt het als een doorn in haar ziel. De flashbacks overvallen haar als een golf, elk moment met Fred, elke herinnering die ze ooit had willen vergeten, komt zonder waarschuwing naar boven.

De beelden van zijn handen op haar, zijn geur, zelfs de aftershave die hij nu niet draagt kan ze ruiken. Ze probeert haar ogen dicht te knijpen, maar de pijn is te groot. Tranen stromen over haar wangen, maar ze blijft doorgaan, haar ademhaling versnelt, haar handen bewegen automatisch.

De emotionele pijn is zo groot en de fysieke actie is haar enige uitweg. Haar vingers bewegen zonder aarzeling, pompen op zijn borst, en bij elke compressie schreeuwt ze in stilte: klootzak. Hij zál leven! Dit is geen redding, dit is geen hulp. Dit is... iets anders. lets duisters.

Opnieuw beademd ze Fred en een van de verpleegkundigen gaat tegenover haar zitten. De verpleegkundige plaatst zijn handen op Fred's borstkas en neemt het over. Inga voelt de controle langzaam uit haar weg glippen. Ze wankelt achteruit, haar benen trillen. Jonathan grijpt haar vast, zijn armen stevig om haar heen, en leidt haar naar een van de bankjes. Zwijgend zitten ze daar, de stilte zwaar tussen hen in.

Ze kijken toe terwijl de AED wordt aangezet. "Raak de patiënt niet aan!" klinkt het scherp. "Schok geadviseerd... Druk op de rode schok knop." Het klinkt als een echo in haar hoofd, een beangstigende echo die haar niet loslaat. Ze kijken toe hoe de verpleegkundigen de handelingen uitvoeren, maar na een paar lange minuten stopt alles abrupt.

Inga kijkt geschokt, haar adem stokt. "Nee..." fluistert ze, de woorden komen uit haar tenen. Het is een fluistering van ongeloof, van verdriet, van woede.

Ze kijkt naar Fred, zijn lichaam nog steeds onbewogen, en ziet dan, tot haar verbazing, dat de verpleegkundigen hem voorzichtig in de stabiele zijligging leggen. Het is een teken van leven, een vage hoop die langzaam door haar heen sijpelt. Maar het is niet genoeg om de spanning in haar borst te verminderen.

Dan klinkt het geluid van de ambulance, steeds luider, en Inga draait zich om. De ambulance komt snel aangereden, de lichten flitsen fel, niet op hun plaats op deze serene plaats. De deuren van de ambulance worden geopend, en zonder een moment van aarzeling tillen de verpleegkundigen Fred voorzichtig op, leggen hem op de brancard en tillen hem in de ambulance.

Inga blijft staan, de adrenaline nog in haar lichaam voelend, maar nu is er niets anders dan leegte. Ze heeft alles gegeven. Haar blik nog steeds op de ambulance gericht, haar gedachten verward. De deuren worden gesloten, en het geluid van de ambulance verdwijnt langzaam in de verte.

Jonathan staat naast haar, zijn handen in zijn zakken. "Je hebt alles gedaan wat je kon," zegt hij zacht, als een soort troost, maar het klinkt hol in de lucht tussen hen.

Inga zegt niets. Ze kijkt alleen maar naar de plek waar de ambulance zojuist uit het zicht is verdwenen de stilte die achterblijft is oorverdovend.

Jonathan en Inga blijven wat verloren staan, de gebeurtenissen van de afgelopen minuten nog steeds vers in hun gedachten. Een van de verpleegkundigen stapt naar hen toe, zijn stem rustig maar doordringend. "Jullie kunnen met ons mee terugrijden."

Ze knikken zonder woorden en rijden mee naar het hoofdgebouw. Eenmaal binnen krijgen ze koffie aangeboden. De warme beker in hun handen voelt zwaar, maar het lijkt hen niet te troosten. Ze nemen plaats in een kleine ruimte, waar de tijd zich traag voortsleept.

Eerst zwijgen ze, hun gedachten als een storm in hun hoofd. Maar naarmate de minuten verstrijken, lijken zelfs de woorden in stilte te verdwijnen. Ze drinken hun koffie, slokje na slokje, alsof het hen kan helpen om de uren door te komen.

De klok tikt verder. Een uur. Twee. Drie. Elk moment lijkt eindeloos, de spanning opbouwend in de stilte om hen heen.

Dan opent de deur, en een man stapt de kamer binnen. Hij heeft een kalme uitstraling en een lichte glimlach. "Goedendag," begint hij. "Ik ben dokter Veldhuis."

Inga kijkt op, haar ogen rood en opgezwollen van de emoties. De naam van de arts lijkt haar niet te bereiken. De enige vraag die telt, zweeft als een donkere schaduw boven haar gedachten. Ze voelt hem op het puntje van haar tong, maar ze durft hem niet uit te spreken.

Dokter Veldhuis gaat zitten, zijn handen gevouwen op zijn knieën. "U heeft het heel goed gedaan, mevrouw," zegt hij zacht. Zijn woorden klinken oprecht, bijna geruststellend.

Inga blijft hem aankijken, haar ademhaling onregelmatig. Maar de vraag – dé vraag – blijft in haar keel steken, bang voor het mogelijke antwoord.

De arts ziet de zorgen in Inga's ogen en legt voorzichtig een hand op haar schouder, een gebaar van steun. Maar op dat moment verstijft Inga. Haar adem stokt, alsof al het geluid om haar heen wegvalt. Ze schiet naar achteren, alsof de aanraking een elektrische schok door haar heen stuurt.

Haar ogen worden groot, en ze kijkt de arts aan alsof hij haar iets verschrikkelijks heeft aangedaan. De angst is bijna tastbaar, trillend in de lucht om haar heen. De dokter trekt zijn hand snel terug, zichtbaar geschrokken door de intensiteit van haar reactie. Zijn blik wordt onderzoekend.

Inga haalt diep adem. Ze weet zichtbaar even geen raad met zichzelf. Ze kijkt even schuldbewust naar de dokter en wend dan haar blik af. "We zullen binnen nu en een uur meer weten," zegt de dokter uiteindelijk na een lange stilte, dan zijn stem zachter. "Bent u familie?"

Jonathan neemt het woord terwijl Inga stil en in zichzelf gekeerd blijft. "Ja, Fred is een neef van ons," liegt hij zonder aarzeling.

De arts knikt begrijpend en richt zijn blik weer op Inga. "U heeft snel gehandeld, en het feit dat hij weer zelf ademde is een goed teken."

Inga kijkt naar de arts, maar het lijkt alsof ze hem niet echt ziet. Haar ogen zijn leeg, verloren in gedachten die niemand kan bereiken.

De dokter staat op en wenkt Jonathan, die zonder protest met hem meeloopt. Inga blijft achter, roerloos aan de tafel, haar blik gefixeerd op de koffiebeker in haar handen.

Een eindje verderop stopt de arts en praat op zachte toon met Jonathan. "Hou haar goed in de gaten. Een reanimatie is altijd emotioneel, maar voor sommige mensen kan het een diep trauma oproepen. Ze kan hier later nog last van krijgen."

Jonathan voelt de ironie van die woorden en zijn mond trekt in een bittere grimas. "Ik zal op haar letten," antwoordt hij kort. De arts kijkt hem scherp aan, alsof hij probeert meer te zien dan Jonathan bereid is om prijs te geven. Er hangt een moment van stilte tussen hen, en de dokter lijkt op het punt te staan nog iets te zeggen, maar besluit daar uiteindelijk van af te zien.

Een verpleegkundige komt de kamer binnen met een telefoon in haar hand. "Dokter Veldhuis, er is telefoon voor u."

De dokter werpt een korte blik op Jonathan en vervolgens op Inga. Zonder iets te zeggen, neemt hij het toestel aan. "Veldhuis," antwoordt hij. Het gesprek duurt niet lang. Na een paar minuten legt hij de telefoon neer en keert terug naar de tafel.

Inga's blik is nu scherper, bijna doordringend, terwijl ze de dokter aankijkt.

"Ik heb nieuws," begint Veldhuis, en er klinkt iets wat op opluchting lijkt in zijn stem. "Goed nieuws. Fred komt straks weer naar huis. Ze hebben de laatste tests afgerond. Er is geen direct gevaar. Zijn hart is zwak, dat klopt, maar hij heeft geluk gehad dat u er op tijd bij was.

Hij kijkt even naar Inga en knikt langzaam. "Hij heeft acht gebroken ribben." Hij pauzeert kort en trekt zijn wenkbrauwen een fractie omhoog, alsof hij zijn eigen woorden weegt en even lijkt hij te aarzelen. "Dat geneest vanzelf en levert verder geen complicaties op, maar... acht is echt heel veel. Bij een reanimatie breken vaker ribben, maar dit is ongebruikelijk."

Zijn blik blijft even op Inga hangen, en een onuitgesproken gedachte lijkt hem te bezighouden. Haar eerdere schrikreactie flitst zichtbaar door zijn hoofd. Hij werpt een korte, peilende blik op Jonathan, alsof hij iets probeert te plaatsen, maar zijn gezicht blijft neutraal.

"Nou ja," zegt hij ten slotte, terwijl hij zich iets achterover laat zakken, "het belangrijkste is dat het allemaal zal genezen. Maar..." Zijn ogen glijden opnieuw even naar Inga, alsof hij haar reactie zorgvuldig observeert. Dan zegt hij verder niets meer en leunt achterover in zijn stoel.

Inga schudt haar gedachten van zich af en kijkt de dokter aan. "Mag ik hem straks nog even zien?" Haar stem is zacht, bijna fluisterend.

De dokter kijkt haar aan, maar zijn blik is bedachtzaam. Hij slaat zijn ogen even neer, denkt na, kijkt van haar naar Jonathan en terug naar haar. Het lijkt alsof hij de situatie zorgvuldig overweegt, zijn twijfel duidelijk zichtbaar. Na een moment van stilte, knikt hij langzaam, maar zijn stem is voorzichtig. "Ja, maar alleen u, en heel kort."

Jonathan staat op en schudt meteen zijn hoofd. Inga kijkt hem kalm aan, haar ogen zacht en geruststellend. "Ik wil... hem gewoon nog even zien," zegt ze zacht, haar woorden voorzichtig, maar vastberaden.

Het is al tegen zeven uur 's avonds wanneer dokter Veldhuis, samen met Inga naar de kamer van Fred loopt. Jonathan volgt hen op de voet. De dokter opent de deur voor Inga, die even stopt en diep inademt, maar vervolgens vastberaden de kamer binnen stapt.

Achterin de kamer staat een bed, en daar ligt iemand in. Het is Fred. Zijn gezicht is vaag zichtbaar tussen de witte lakens.

Inga staat stil aan de rand van het bed, haar blik strak op Fred gericht. Zijn ogen zijn gesloten, zijn ademhaling langzaam en rustig, alsof hij in diepe slaap is. Ze voelt geen genade. Dit is haar moment, de uiteindelijke confrontatie. Ze heeft het allemaal al doorgemaakt, maar nu is het tijd om hem los te laten – op haar manier.

Ze haalt diep adem en schraapt haar keel, het geluid breekt de stilte in de kamer. Fred’s ogen schieten open, scherp en onmiskenbaar fel. Hij kijkt haar aan met een blik die haar het liefst zou verteren, vol afkeer. Ze merkt het niet eens meer.

"Ik heb op je gewacht," zegt ze, haar stem kalm, koud, en de woorden voelen als een oordeel. Er is geen gevoel in haar toon, niets, hooguit onverschilligheid.

Fred kijkt haar aan, zijn ogen donker, vol haat. Inga voelt de zware druk van zijn blik, maar ze blijft staan, deze keer onverstoorbaar. Hij zou liever gestorven zijn, dan met haar schuld te leven. Zij weet dat en hij weet dat zij het weet. En dat dat precies is wat ze wil. Dit is haar manier van verder gaan, van hem achter zich te laten, van haar eigen wraak te nemen.

"Het was je tijd nog niet, Fred," zegt ze, en het klinkt alsof ze een vaststaand feit benoemd. Ze buigt zich naar voren, dichter naar hem toe, ze knijpt haar ogen tot spleetjes en sist "En dát heb je, aan míj́ te danken." Ze voelt de kracht in haar woorden, hoe ze hem vastpakt met de waarheid die hij niet wil horen. Hij haat haar, ze voelt het in haar ziel en dat is precies wat haar zo kalm houdt.

"Dat is mijn geschenk aan jou," zegt ze, haar stem even onbewogen als haar gezicht. Het voelt als een afscheid, een afscheid van de angsten, de pijn, de chaos die hij haar heeft aangedaan.

Maar ze is niet vrij. Nog niet. Ze hoort zijn stem weer in haar hoofd: Ik zal ervoor zorgen dat, jij bij elk avontuurtje dat je ooit zal hebben, als eerste aan mij denkt. Als je samen met iemand ligt, dat jullie nooit met zijn tweeën zijn, maar altijd met drie. Ze moet het hem laten weten: Dat hij voor altijd aan haar zal blijven denken. Precies zoals zij altijd aan hem zal blijven denken, zoals hij haar beloofd heeft.

"En dit geschenk, zul jij altijd bij je dragen, zolang je leeft." Haar woorden vallen als een definitieve uitspraak. Dit is haar manier van hem loslaten, voor altijd. En dat is wat híj́ niet kan verdragen.

Fred blijft haar doordringend aankijken. Inga weet dat dit het is. Ze weet dat hij haar zal blijven haten voor dit, voor de schuld die hij nu heeft, voor wat ze hem heeft gegeven. En dat is nu juist de bedoeling.

Ze ademt diep in, en zonder aarzeling voegt ze toe, de woorden hard en onomkeerbaar: "Maar wees gerust, een volgende keer... Zal ik niet hier zijn."

Ze draait zich om, haar rug recht, maar haar hart bonst in haar borst. Dit is het moment waarop ze haar leven eindelijk terugneemt. Ze heeft geen wroeging. Alleen het besef dat ze haar weg voortzet. De deur valt zachtjes achter haar dicht, haar ademhaling zwaar, maar resoluut. Wanneer ze vooruit kijkt ziet ze Jonathan die op haar wacht.

Epiloog


De woonkamer is bijna donker, alleen de flikkerende beelden van de televisie werpen een zacht licht over hen heen. Inga ligt met haar hoofd op Jonathan's schoot, haar benen opgetrokken op de bank. Zijn hand rust op haar arm, zacht, bijna teder. Maar in haar borst voelt ze een vertrouwde spanning, alsof er een gewicht op haar ribben drukt.

Ze draait haar hoofd en kijkt naar hem op. Haar blik blijft even hangen bij zijn gezicht, zo ontspannen en kalm. Het contrast met de storm in haar hoofd is bijna te groot. Ze slikt en probeert te glimlachen. "Je hebt geduld," mompelt ze, bijna verontschuldigend.

Jonathan kijkt naar haar, zijn ogen warm en doordringend. Hij voelt haar onrust, net zoals hij die al eerder heeft gevoeld, maar hij zegt niet meteen iets. In plaats daarvan strijkt hij met zijn vingers een verloren pluk haar achter haar oor.

"Je hoeft nergens heen waar je nog niet klaar voor bent," Zijn stem, zacht en geruststellend, trilt door haar heen.

Inga knikt, maar haar adem stokt even wanneer zijn hand naar haar kaak glijdt en zijn duim haar wang zachtjes streelt. Een deel van haar wil terugdeinzen, haar hoofd wegdraaien, maar ze blijft liggen, zichzelf dwingend om niet weg te gaan. Niet deze keer.

"Ik wil dit," fluistert ze, haar stem zacht maar vastberaden. "Ik wil dit... met jou."

Jonathan buigt zich langzaam naar voren, wachtend tot zij de laatste afstand overbrugd. Haar lippen raken de zijne, aarzelend, een lichte trilling die ze niet kan onderdrukken. Maar na een moment ontspant ze zich, geeft zich over aan de warmte van zijn kus.

Wanneer hij zich terugtrekt, blijft ze hem aankijken. Haar ademhaling gejaagd, maar haar blik heeft iets hevigs, alsof ze net een interne strijd heeft gewonnen.

Jonathan glimlacht zwak en staat op. Hij steekt zijn hand naar haar uit, maar zegt niets. Het is een simpel gebaar, uitnodigend maar zonder druk.

Inga kijkt naar zijn hand, haar hart bonkend in haar borst. Een duizelingwekkende mix van angst en verlangen overspoelt haar, maar ze weet dat dit moment belangrijk is. Ze denkt aan alles wat haar heeft tegengehouden, alles wat haar heeft beschadigd en hoe Jonathan er is geweest om haar op te vangen.

Ze ademt diep in, en met een trillende hand legt ze haar vingers in de zijne. Zijn hand sluit stevig om de hare, vastberaden en warm.

Jonathan trekt haar zachtjes omhoog, en in één vloeiende beweging slaat hij zijn armen om haar middel, houd haar dicht tegen zich aan. Hij kust haar opnieuw, dieper deze keer, en haar handen vinden steun op zijn borst. Ze voelt hoe hij haar beschermend en met zorg omhelst, alsof hij haar wil laten weten dat ze veilig is.

"Kom," fluistert hij, terwijl hij haar langzaam naar de gang leidt. Ze houdt haar hand stevig in de zijne, zijn aanraking geruststellend en zeker.

Wanneer hij de deur van zijn slaapkamer opent, blijft Inga even staan. Haar ademhaling versnelt, maar Jonathan draait zich naar haar om. Zijn blik is zacht, geruststellend, zonder enige verwachting.

"Alleen als jij het wilt," Zijn woorden zijn een belofte, zijn stem een anker.

Inga slikt en stapt naar voren. Dit is haar keuze, haar moment. Terwijl hij haar de kamer binnen leidt, voelt ze een kalme vastberadenheid opborrelen, sterker dan haar angst. Dit is haar overwinning en hij is daar om haar te begeleiden.

Jonathan trekt haar opnieuw tegen zich aan en kust haar diep. Ze voelt zijn warme en stevige lichaam tegen zich aan. Haar handen vinden een weg op zijn rug. Voorzichtig duwt ze hem iets van zich af en kijkt hem aan.

In zijn ogen ziet ze niets anders dan warmte en tederheid. Langzaam bewegen haar handen naar zijn borst en ze begint de knoopjes van zijn overhemd los te maken. Haar handen bewegen zich onder het overhemd en ze stroopt het van hem af.

Zijn borstkas is warm en voelt gespierd onder haar vingers. Jonathan's handen bewegen zich nu over haar rug en vinden de zoom van haar truitje. Voorzichtig trekt hij het omhoog. Haar lichaam spant zich aan en Jonathan laat los, hij kust haar opnieuw. Ze knikt naar hem, opnieuw neemt hij het truitje en trekt het omhoog, over haar hoofd.

Met een zacht plofje valt het op de grond. Opnieuw kussen ze elkaar en Jonathan's handen vinden op haar rug de sluiting van haar BH. Voorzichtig maakt hij die los. Inga's handen vinden zich een weg naar beneden, naar Jonathan's pantalon.

Haar ademhaling gaat sneller. Met haar vingers vindt ze de gesp van de riem en ze maakt hem los. Het getingel van de gesp vult haar oren. Ze schrikt. Het klinkt voor haar harden dan het is. En even lijkt het zwart te worden voor haar ogen, overal op haar lijf vormt zich kippenvel. Haar adem stokt. Onverwacht maar onmiskenbaar vult de geur haar neus, Blue de Chanel, zijn geur en ze trekt wit weg. Ze wankelt. Ze heeft haar ogen open maar ze ziet een andere kamer, een zolder, zijn zolder.

Jonathan voelt haarfijn aan wat er gebeurt en reageert snel. Zijn handen vinden haar gezicht, en hij drukt zijn voorhoofd tegen het hare. "Je bent hier bij mij, Inga... bij mij... Laat hem los... laat hem los," fluistert hij, zijn stem zacht en geruststellend, een baken van vertrouwen en veiligheid. Zijn woorden leiden haar terug naar het hier en nu.

Haar ogen staan wijd open en glanzen, terwijl haar ademhaling onregelmatig gaat. Jonathan’s handen glijden door haar haren, en hij buigt zich naar haar toe. Hij kust haar opnieuw. Langzaam voelt ze de spanning uit haar lichaam wegtrekken. Ze kust hem terug, en het verlangen naar hem ontwaakt opnieuw.

Haar handen vinden opnieuw de riem en ze trekt hem los, achteloos laat ze hem op de grond vallen. Ze maakt zijn pantalon langzaam los en duwt hem naar beneden. De pantalon zakt op de grond en Jonathan stapt eruit. Zijn handen vinden nu de voorkant van haar strakke spijkerbroek en met zachte vingers maakt hij de knoopjes los, een voor een.

Voorzichtig trekt hij haar naar zich toe en met gemak, alsof ze zo licht is als een veertje, tilt hij haar op en legt haar op het bed. Zijn handen gaan terug naar haar broek en langzaam trekt hij deze uit. Het bed kraakt een beetje wanneer hij zich naast haar neerzijgt. Hij kijkt haar aan en ziet de spanning in haar gezicht. Voorzichtig kust hij haar weer, vragend. Ze beantwoordt zijn kus, bijna gretig, haar hand in zijn nek.

Zijn hand streelt zacht door haar haren en vindt een weg naar beneden over haar schouder. Zijn streling tintelt haar huid. Haar ademhaling gaat met kleine schokjes. Zacht streelt hij haar en zijn hand gaat langzaam naar haar borsten. Met zijn duim raakt hij zacht haar tepel aan en hij wrijft zachtjes.

Inga knijpt haar ogen dicht en probeert zich over te geven aan Jonathan. Maar het lukt niet niet... Beelden van hem dringen zich op. Haar ademhaling gaat ongecontroleerd. Weer is het Jonathan die de leiding neemt. Zijn armen sluiten zich om haar heen en hij trekt haar tegen zich aan. "Alleen als jij het wilt." Herhaalt hij zacht, hij tilt haar kin op en haar blik ontmoet de zijne. Zijn ogen glanzen en ze ziet oprechtheid, maar ook verlangen. Ze voelt haar eigen verlangens, het verlangen om samen te zijn met Jonathan, samen één te zijn.

Hij kust haar weer en gepassioneerd kust ze hem terug. Zijn handen gaan opnieuw naar haar borsten en hij streelt haar zacht. Weer met zijn vingers over haar tepelhoven en dan de tepels zelf. Ze voelt hoe haar tepels reageren op zijn aanrakingen. Haar handen gaan over zijn borst en ze trekt hem naar zich toe. Nu kust zij hem, haar kus is begerig.

Zijn hand glijd langzaam naar beneden, langs haar buik. Het kriebelt een beetje. Zijn vingers vinden haar slipje en voorzichtig trekt hij het naar beneden haar onderwijl aankijkend en haar lichaamstaal lezend. Zijn hand streelt haar bovenbeen en vindt langzaam de weg naar de binnenkant van haar benen, steeds een stukje verder naar boven.

Haar ademhaling versnelt en opnieuw sluit ze haar ogen. Ze weet dat ze veilig is bij hem. Gedachten dringen zich op. Ze huivert wanneer hij haar intiemste plekje bereikt haar ogen sperren wijd open. Vragend kijkt hij haar aan. Ze kijkt hem aan, aarzelend, maar knikt dan. Hij houdt haar blik vast "weet je het zeker?" Zijn stem zacht en bezorgd.

Ze knikt heftiger, haar keel zit van emotie dichtgesnoerd, maar in haar ogen ziet hij het verlangen. Zijn vingers verkennen haar vulva en dan haar lipjes. Hij voelt haar opwinding, ze is vochtig. Voorzichtig buigt hij dichter naar haar toe en kust haar zachtjes, ondertussen met zijn hand verder verkennend.

Ze hijgt lichtjes. Zijn vinger bereikt haar clitje begint haar voorzichtig te stimuleren. Ze voelt haar lichaam op hem reageren. Haar hand gaat als vanzelf naar zijn mannelijkheid. Ze pakt de rand van zijn boxershort en trekt deze langzaam naar beneden. Ze moet overeind komen om hem langs zijn benen te krijgen.

Hun ogen ontmoeten elkaar. Ze buigt zich naar hem toe. Hun monden raken in een gepassioneerde zoen. Zijn hand vindt opnieuw haar clit. Ze kreunt zacht. Met haar hand gaat ze opnieuw naar zijn mannelijkheid. Hij is hard. Er golft angst naar boven en ze slikt moeizaam. Maar ze gaat door. Ze neemt hem in haar hand en beweegt zachtjes op en neer. Ze kussen opnieuw.

Hun ademhaling snel en jachtig. Hij voelt een diep verlangen naar haar, maar hij laat het aan haar. Het is haar tijd, haar keuze. Ze is nat, en ze voelt dat ze hem wil. Ze laat zich langzaam op haar rug zakken en trekt hem naar haar toe. Hij kijkt haar diep in haar ogen. "Ik wil dit, Jonathan." Haar woorden zacht, maar zonder twijfel, al is de spanning in haar stem voelbaar.

Hij knikt en buigt zich weer naar haar toe om haar te kussen. Onderwijl met zijn knieën haar benen iets uit elkaar duwend. Ze voelt hoe hij over haar heen buigt en dan voelt ze zijn mannelijkheid tegen haar lipjes aanduwen. Ze knijpt haar ogen dicht en haar ademhaling slaat over. Alles in haar lijf verkrampt.

Zij wil dit, maar haar lijf lijkt te blokkeren. Ze krijgt geen lucht meer. Jonathan streelt zacht haar wang. "Moet ik stoppen?" Ze antwoordt niet. Hij wacht, wetend dat ze deze strijd zelf moet voeren. Ze trilt onder hem. En net als hij zich terug wil trekken. Pakt ze zijn nek en trekt zijn hoofd naar haar toe. Ze kust hem weer. "Nee... Niet stoppen." Haar schorre gefluister is nauwelijks te verstaan.

Jonathan kust haar terug en langzaam en voorzichtig leidt hij zijn mannelijkheid bij haar naar binnen. Inga voelt hem binnenkomen. Zijn stem komt keihard binnen: Ik zal ervoor zorgen dat, jij bij elk avontuurtje dat je ooit zal hebben, als eerste aan mij denkt. Als je samen met iemand ligt, dat jullie nooit met zijn tweeën zijn, maar altijd met drie.

Het is alles wat ze kan doen om niet in tranen uit te barsten, om niet te schreeuwen. Ze knijpt haar ogen zo stevig dicht en ze haalt nu zo schokkerig en oppervlakkig adem dat Jonathan stopt. Ze slaat haar arm over haar gezicht en ogen.

Heel langzaam krijgt ze haar ademhaling onder controle. Jonathan laat zijn lichaam rusten op zijn onderarmen. Zijn gezicht vlak bij dat van haar. "Ik hou van je, je bent zo sterk, je bent een geweldige vrouw, ik ben trots zo op je." Zijn warme adem kriebelt bij haar oor. Ze haalt haar arm weg van haar gezicht. En Jonathan kust haar weer. Heel langzaam ontspant haar lichaam weer.

Hij blijft wachten. Inga slaat haar armen om hem heen en trekt haar lichaam tegen het zijne. Haar aansporing begrijpend gaat hij voorzichtig verder en verder. Inga haalt diep adem wanneer ze voelt dat hij volledig in haar zit. Haar handen bewegen over zijn rug en hij houdt met zijn handen nog steeds haar gezicht vast.

Haar mond is een stukje geopend en Jonathan kust haar weer, gretig, begerig. Heel voorzichtig beweegt hij in haar, terwijl hij haar kust. Ze voelt hem diep in haar en hoewel haar hart snel klopt en slagen overslaat, wordt haar verlangen er niet minder door.

Ze opent haar benen verder voor hem. Jonathan stoot nu voorzichtig in haar. Hij is teder en lief, ze kreunt zachtjes. Zijn hand gaat door haar haren terwijl hij haar rustig laat kennismaken met zijn liefdesspel. Ze slaat haar benen om hem heen en hij kust haar weer. Hij gaat met zijn gezicht verder naar beneden en kust haar tepels.

Ze sluit haar ogen opnieuw. Maar deze keer uit extase. Haar rug kromt en Jonathan gaat zachtjes door. Met elke stoot raakt zijn schaambeen haar clit. Haar ademhaling versnelt en ze kreunt weer. Hij kust haar opnieuw, onderwijl het tempo iets opvoerend. Haar handen klauwen op zijn rug.

Hij voelt haar binnenste aanspannen en hij drukt zijn voorhoofd tegen het hare. Zijn ademhaling versnelt ook. Inga laat zich door Jonathan meevoeren naar haar climax. Haar rug kromt verder, Jonathan's handen vinden de hare, hun vingers verstrengelen zich. Inga's mond opent zich en dan laat ze haar spanningen los. Een siddering schiet door haar lijf en kreunend komt ze tot haar hoogtepunt. Jonathan voelt haar lichaam spannen om hem en ook hij laat zich gaan. Met zachte schokjes komt hij in haar. Hij buigt zich naar haar toe een hartstochtelijke kus volgt.

Inga's ogen vullen zich met tranen, ze komen van diep. Ze maakt haar vingers los en haar arm slaat weer over haar ogen en ze snikt, maar het zijn geen tranen van verdriet. Het is de ontlading van het moment. Jonathan herkent haar tranen en weet wat het voor haar betekent, hij voelt het vocht in zijn eigen ogen. Hij heeft het na al die jaren, zelf nog steeds, elke keer weer. Opnieuw buigt hij naar haar toe en kust haar zacht. Dit is hun overwinning.

Nawoord:

Dit was het laatste deel van deze serie.
Ik wil alle volgers bedanken voor het lezen en jullie geduld.
Voor degenen die mij feedback gegeven hebben, bedankt daarvoor.
Een klein stukje van dit verhaal, is míj́n verhaal, schrijven helpt mij met aanvaarding en verwerking.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...