Door: Jefferson
Datum: 28-01-2025 | Cijfer: 9.6 | Gelezen: 987
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 41 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Intiem,
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 41 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Intiem,
Vervolg op: De Vriendengroep - 131: Geen Gedonder
Onverwacht Intiem
Na een onrustige nacht stond ik op deze vrijdag al vroeg in de winkel. Het voelde vreemd. Geen seks met Kamila de avond ervoor, en vanmorgen niet wakker worden naast haar. Mijn hand gleed gedachteloos over de toonbank terwijl ik mijn gedachten liet afdwalen. Kamila was niet ver weg, dat wist ik, maar haar afwezigheid liet een leegte achter die ik niet kon negeren. We hadden gisteravond nog gebeld. Over Eke, over Willemijn, en over hoe alles gelopen was.
Kamila had me dapper genoemd. "Ik ben trots op je," had ze gezegd, en die woorden hadden een onverwarmend effect op me gehad. Zelfs in haar afwezigheid wist ze mijn balans te herstellen. Ze had gelachen toen ik haar eerlijk vertelde dat ik al die tijd met een stijve had gelopen. "Ach, wees er dan maar extra lief voor," had ze gegrinnikt. Haar stem, zacht en speels, had me doen glimlachen terwijl ik mijn opgekropte frustratie accepteerde. "Ik wacht geduldig op je," had ik haar beloofd.
Ze vertelde dat ze die avond zou stappen met de meiden. Sophia, Hyun, Joey en Elisha hadden zich al bij haar gevoegd in Rotterdam. "Ze sturen je de groeten," zei ze luchtig, alsof dat alles was wat ik nodig had om me verbonden te blijven voelen. Ik wenste haar een fijne avond, niet te gek, en hing op met een gevoel van kalmte dat net zo snel weer vervaagde.
Die ochtend, rond een uur of tien, belde ze weer. De winkel was nog rustig, en ik had tijd om haar stem opnieuw te horen. Ze klonk vrolijk, alsof de avond haar goed had gedaan. "De groeten van Sophia," begon ze opnieuw, gevolgd door de anderen. "We hebben een geweldige avond gehad. Hoe is het daar?" vroeg ze.
"Nog niks gehoord van Eke of Willemijn," antwoordde ik. Mijn woorden hingen even in de lucht, samen met de gedachte dat het ook niet nodig was. "Maak je geen zorgen," zei Kamila geruststellend. "Je hebt gezegd wat je moest zeggen."
Ik hing op en keek naar de lege winkel. De ochtend begon kalm, bijna sereen. Maar ergens diep vanbinnen wist ik dat de dag nog een onverwachte wending zou nemen. Dat deed het altijd.
Ik krijg een appje van Eke, kort en to the point. Ze heeft nagedacht, schrijft ze. Over van alles. Ze voegt er weinig details aan toe, maar het belangrijkste: ze komt vandaag niet naar de winkel. In plaats daarvan wil ze Willemijn opzoeken. Ik lees het bericht een paar keer over, probeer in haar woorden de onderliggende toon te vinden. Hoop, twijfel, misschien zelfs een vleugje schaamte? Het is lastig te zeggen. Appjes hebben de neiging alles wat complex is te reduceren tot zwart-wit. Toch geeft het me een goed gevoel. Ik hoop op het beste.
Haar keuze lucht me op. Misschien heeft ze mijn woorden echt begrepen. Misschien heeft ze ingezien dat er meer speelt, niet alleen tussen haar en Willemijn, maar ook in haar eigen hoofd. En dat het niet eerlijk is om haar eigen frustraties op Willemijn te projecteren. Of misschien maak ik mezelf dat wijs omdat ik wil dat het zo is. Hoe dan ook, ik voel opluchting. En ergens ben ik benieuwd naar hoe dit zal uitpakken.
Eke laat er verder weinig over horen. Geen uitleg, geen update. Alleen een kort 'bedankt' dat in mijn app verschijnt tegen de middag. Ik weet niet precies waarvoor ze me bedankt. Voor mijn eerlijkheid? Voor het feit dat ik haar niet harder heb aangepakt? Voor iets dat ik niet eens doorhad? Maar dat maakt niet uit. Dat ene woord voelt als een kleine overwinning. Het geeft me opnieuw een goed gevoel.
Toch had ik haar aanwezigheid vandaag goed kunnen gebruiken. De vrijdagdrukte kwam langzaam op gang, en met elke klant die de winkel binnenstapte, wenste ik dat ik haar naast me had om mee te helpen. Maar haar afwezigheid bracht ook een onverwachte rust. Geen blikken die net te lang duurden, geen spanning die onder het oppervlak sudderde. Het gaf me de ruimte om mijn gedachten te ordenen, ook al dwaalden ze af en toe naar haar af.
Meerdere keren zuchtte ik die dag diep. Met Eke in mijn gedachten. Was dit een stap in de goede richting? Ging dit echt goedkomen? Of was ik iets kwijtgeraakt wat ik niet kon herstellen? De vraag bleef door mijn hoofd spoken terwijl ik de drukte van de winkel afhandelde. Maar ergens, diep vanbinnen, voelde ik een klein sprankje hoop.
Ik ben die avond wat later thuis. Niemand die op mij wachtte, dus nam ik rustig de tijd om de winkel netjes af te sluiten na een drukke dag. De zaken gingen de laatste maanden erg goed. Misschien dat het schoon van Kamila of Eke in de winkel daar iets mee te maken had – sex sells, zeggen ze toch? Hoe het ook zat, ik kon tevreden terugkijken.
Met een glaasje in mijn hand zat ik aan de toonbank, praatte zachtjes tegen mezelf terwijl ik de laatste puntjes op de i zette. Het waren die kleine gesprekjes met mezelf die de dagen afsloten met een soort wrange humor. Misschien omdat ze me hielpen relativeren. Of omdat ik na een glaasje altijd net iets losser werd. Dronken? Nee, dat nooit. Maar een beetje gek? Altijd.
Toen ik uiteindelijk mijn fiets pakte en naar huis reed, had ik geen idee wat me daar te wachten stond. Het grind knerpte zacht onder mijn schoenen terwijl ik het stille pad naar de voordeur opliep. De zon hing laag aan de horizon, haar laatste stralen kleurden de lucht in vurige tinten oranje en rood. Het was bijna te mooi om waar te zijn – een schilderij waar je niet in wil wonen, maar waar je toch een tijdje naar blijft kijken.
En daar, op het bescheiden terrasje in de voortuin, zat ze. Een blondine, met haar slanke benen over elkaar geslagen en een luchtige rode jurk die eigenlijk te zomers was voor de tijd van het jaar. Te luchtig voor wie ze was. Toch paste het haar perfect. Haar aanwezigheid voelde onverwacht, maar niet verkeerd. Toen ze me aankeek, toverde ze meteen een glimlach op mijn gezicht.
Ze zat geduldig op een stoeltje en keek me verwachtingsvol aan. Haar blauwe ogen glinsterden in het laatste daglicht. "Ik vroeg me al af of je nog thuis zou komen," zei ze zacht. Lief. Verlegen, bijna. Alsof ze wist dat dit niet vanzelfsprekend was, hier zitten en op me wachten.
Ik zette mijn fiets aan de zijkant en begroette haar met een vriendelijke toon die mijn nieuwsgierigheid niet helemaal wist te verbergen. “Dat had ik niet verwacht. Ik zet even m’n fiets weg. Wil je wat drinken?” vroeg ik terwijl ik naar haar glimlachte.
Ze knikte. “Graag.”
De voortuin was niet eens zo bijzonder – een paar potten met bloemen, een bescheiden pad dat naar de voordeur leidde – maar vanavond leek het perfect. De stilte, de warme kleuren van de lucht, en haar aanwezigheid gaven het iets intiems. Normaal gesproken zou ik achter zitten, dichter bij de keuken, maar vanavond was dit het juiste plekje. Hier, met een drankje en goed gezelschap. Want dat was ze. Een vriendin, op z’n minst. Misschien zelfs meer.
Het was Willemijn. Ze had blijkbaar behoefte aan gezelschap, en bij gebrek aan beter moest ze het maar met mij doen, zoals ze het zelf omschreef. Haar glimlach verzachtte haar woorden. Het had iets onschuldigs, bijna ontwapenends.
Ik overwoog even om naar Eke te vragen, maar besloot het niet te doen. Eén ding had ik inmiddels wel geleerd: bij Willemijn werkte het alleen als ik haar de ruimte gaf. Geen druk. Wat ze wilde delen, zou vanzelf komen. En zo niet, dan was dat ook prima. Het waren uiteindelijk niet mijn zaken. Of dat maakte ik mezelf in ieder geval wijs.
Dus hielden we het luchtig. We kletsten over van alles en nog wat: mijn werk, het hare – voor zover je het werk kon noemen. Studeren deed ze immers niet. Niet omdat ze dom was, verre van. Willemijn was scherp en oplettend, maar het was de vloek van het eiland. Sommigen konden de benauwdheid ervan beter verdragen dan anderen, en Willemijn had die balans nog niet gevonden. Zeker nog zo onder het juk van haar familie en de traditie. Maar ze was een leuke apothekersassistente.
De avond gleed rustig voorbij zonder dat we echt de diepgang opzochten. Zij ook niet. Het was alsof ze even wilde ontsnappen aan alles, en dat was prima. Op een gegeven moment besloten we Kamila te bellen. Video. Het was licht chaotisch en vooral erg grappig. Kamila's gezicht straalde, zelfs door het scherm heen, en haar stem klonk alsof ze al een paar wijntjes achter de kiezen had. Ze leek absoluut niet jaloers, dat was ze nooit. Maar ik kon haar blik lezen, die kleine twinkeling die Willemijn niet zag. Onze eigen taal. Positieve boodschappen, altijd. Vooral als Willemijn weer iets kneuterigs zei dat Kamila deed lachen.
Kamila vroeg ook niet naar Eke, of iets anders dat spanning kon veroorzaken. Als er nieuws was geweest, had ik het haar allang verteld. Het gesprek bleef luchtig, en uiteindelijk nam Kamila afscheid. Ze ging weer stappen, wat bij mij een glimlach opriep. Ze genoot, en dat was het belangrijkste.
Willemijn bleef. Het uurtje vloog voorbij. Een flesje witte wijn was inmiddels leeg, en de sfeer bleef ontspannen. Willemijn’s wangen waren roze van de wijn, en hoewel het wat frisser werd, was het nog te aangenaam om naar binnen te verhuizen.
Toch voelde ik de vermoeidheid opkomen. Morgen moest ik vroeg op, en na zo’n drukke dag begon mijn lichaam te protesteren. Dus stuurde ik voorzichtig aan op haar vertrek, op een manier die hopelijk niet bot overkwam. Maar net toen ze haar glas leeg wilde drinken, pauzeerde ze. Haar hand verstijfde even, haar blik flitste naar de mijne.
“Lucas...” begon ze aarzelend. Haar wangen kleurden nog dieper rood. “Ik wil je nog iets zeggen.”
Ik voelde de sfeer meteen veranderen. De lucht leek ineens zwaarder te worden. Ze zag er nerveus uit, maar ook vastberaden. Wat het ook was, het kwam recht uit haar hart. Ik leunde achterover, legde mijn handen nonchalant achter mijn hoofd en sloeg mijn ene voet op mijn andere knie. Ik nam een klein slokje van mijn glas en liet de stilte vallen, om haar de ruimte te geven.
“Kom maar op,” dacht ik bij mezelf. Wat het ook was, ik was er klaar voor. Het voelde alsof ik een oudere broer was die haar een veilige plek bood om zich uit te spreken. Het ging niet om mij, niet om wat ik voelde. Het ging om haar. Zo moest het zijn.
Het is geen verrassing als ze over Eke begint. Maar toch speel ik het spelletje mee, alsof ik het niet zag aankomen. Voorzichtig en bijna tastend begint ze te praten, alsof ze bang is een verkeerde toon aan te slaan. “Eke heeft me benaderd,” zegt ze zacht. “Ze heeft haar excuses aangeboden.”
Ik kan het niet helpen, een oprechte glimlach vormt zich op mijn gezicht. “Dat is goed om te horen,” zeg ik, en ik meen het. Het voelt als een overwinning, hoe klein ook.
Willemijn knikt, en haar blik wordt iets minder gespannen. “Sanne trouwens ook,” voegt ze er bijna terloops aan toe. “Twee weken geleden al.”
Dat verrast me wel. “Echt? Dat wist ik niet,” reageer ik eerlijk.
Ze haalt haar schouders op, alsof ze het niet belangrijk wil maken, maar haar opgeluchte zucht vertelt een ander verhaal. Het lijkt alsof er een last van haar schouders valt, en ik voel meteen medelijden. Hoeveel ellende heeft ze moeten dragen? Hoeveel heeft ze voor zichzelf gehouden? Willemijn was altijd zo goed in het verbergen van haar kwetsbaarheid, maar nu, in dit moment, zie ik een glimp van de strijd die ze heeft doorgemaakt.
Ik hoop dat alles nu langzaam beter wordt voor haar. ten minste op dit vlak. Maar ik weet ook dat ze nog een lange weg te gaan heeft. Haar reis is nog niet ten einde.
Er valt een stilte. Geen ongemakkelijke stilte, maar wel een geladen. Ze kijkt eerst naar de grond, alsof daar een antwoord ligt dat ze niet durft te vinden. Dan richt ze haar blik op mij. Haar ogen spreken boekdelen. Er zit iets in dat ze niet zomaar kan zeggen.
“Zeg het maar,” moedig ik haar zachtjes aan, mijn stem rustgevend. Ik wil dat ze weet dat ze alles kan zeggen, zonder oordeel.
Ze ademt diep in, alsof ze moed verzamelt, en dan zegt ze iets wat me raakt. “Ik denk vaak aan jullie,” begint ze, haar stem net boven een fluistering. “Aan jou en Kamila. Hoe jullie... zijn samen. Ik snap het vaak niet.” Ze kijkt me aan met een mengeling van verwarring en bewondering. “Net ook, toen we Kamila belden. Jij vond het gewoon prima dat ze zomaar uitging. En zij... zij vindt het niet eens erg dat ik hier nu bij jou zit. Alsof er geen angst is, geen twijfel. Het voelt alsof ik naar iets kijk wat ik nooit zal begrijpen.”
Ik haal mijn schouders op, probeer haar zorgen weg te lachen. “Je hoeft het niet te begrijpen, Willemijn," zei ik rustig. "Soms is het genoeg om te weten dat het er is, en dat je het mag zien. Misschien vind je je eigen antwoorden onderweg?” vraag ik met een kleine glimlach, maar ze zucht diep en kijkt me ernstig aan. Het is duidelijk dat dit haar dwarszit.
Ik luister naar haar woorden en voel een soort ongemak in mijn borst groeien. Het ongemak van iemand die beseft dat hij iets belangrijks over het hoofd heeft gezien. Misschien was ik inderdaad een beetje arrogant geworden. Zo goed als alles de laatste tijd leek te lopen – met Kamila, met de winkel, zelfs met Willemijn en Eke. Ik dacht dat ik de wereld begreep, dat ik wist wat er speelde. Maar Willemijn herinnert me eraan dat ik eigenlijk alleen maar mijn eigen wereldje ken. Mijn perspectief, mijn regels.
Haar stem breekt iets als ze verder praat. De excuses van Eke en Sanne betekenen meer voor haar dan ik me had gerealiseerd. Het was niet zomaar een formaliteit. Het was een pleister op een wond die ik nauwelijks had opgemerkt. En de strijd waarvan ik dacht dat ze die nog moest voeren? Die was anders dan ik me had voorgesteld. Veel dieper, veel complexer.
“Ik heb een fout gemaakt,” zegt ze ineens, en haar toon is veranderd. Minder rustig, alsof de woorden eruit moeten voordat ze stikken. Ze kijkt me aan met een blik die tegelijkertijd kwetsbaar en intens is. “Ik twijfel aan alles, Lucas. Aan wat ik voel. Aan wat ik heb gedaan. Aan wat ik denk. Vooral... vooral als het gaat om... om mezelf.”
Ze spreekt het niet uit, maar ik weet wat ze bedoelt. Haar seksualiteit. Het experimenteren. Ze zoekt naar woorden, maar ik vul ze voor haar in, in mijn hoofd. Ze hoeft ze niet te zeggen, ik begrijp haar stilte. Het raakte me meer dan ik had verwacht. Misschien omdat ik wist hoe het voelde om te twijfelen aan alles waar je ooit zeker van was. Maar het verschil was, ik had Kamila. Wat had Willemijn?
“Toch vond je die tijd met Kamila fijn?” vraag ik voorzichtig, niet om haar tegen te spreken, maar om haar een opening te geven om zich uit te drukken.
Ze knikt langzaam, haar ogen even op de grond gericht voordat ze weer naar me opkijkt. “Ja... ja, dat wel,” zegt ze zacht. “Maar... nu weet ik het niet meer. Of ik überhaupt op meisjes val. Of het wel... echt was.” Ze leek bijna bang voor haar eigen woorden, alsof het hardop uitspreken de twijfel alleen maar groter maakte. Haar ogen bleven net niet lang genoeg in de mijne hangen, alsof ze bevestiging zocht maar bang was die te vinden.
Dat verrast me. Het idee dat iemand na alles wat er gebeurd is nog steeds met zulke twijfels kan worstelen. Ze vertelt me over de antwoorden die ze dacht te vinden. Over hoe ze zichzelf had voorgesteld dat ze nu zekerheden zou hebben. Maar die zekerheid is niet gekomen. Ze twijfelt zelfs of ze zich überhaupt nog aangetrokken voelt tot vrouwen.
Ik kan het niet helpen en glimlach een beetje. “Als je van Kamila al niet verliefd wordt op je eigen geslacht...” zeg ik zacht, mijn woorden licht plagerig maar met een onderliggende oprechtheid. Want Kamila heeft dat effect. Zij is de uitzondering, het type dat iedereen omver kan blazen. Maar mijn opmerking ontlokt slechts een geforceerde glimlach van Willemijn. Voor haar is dit niet lichter te maken. Dit is haar worsteling, en ik voel me schuldig dat ik dat probeer te relativeren.
Ze praat verder, en haar woorden zijn een aaneenschakeling van onzekerheden. Een kus met Sanne, die beantwoord werd maar daarna veroordeeld. Een moment dat haar wereld op z’n kop zette. Ze werd een paria. Het experimenteren met Kamila, dat haar niet de antwoorden bracht die ze hoopte te vinden. Alles lijkt nu zwaarder te wegen. De vraag of het een fase was, een moment van verwarring, of iets wat altijd al in haar zat maar nu eindelijk naar buiten kwam.
Mijn gedachten dwalen even af. Ik herinner me de avond dat ze hier op de bank zat, met mij en Kamila. Hoe ze met Kamila zoende, met een passie en een overgave die geen ruimte liet voor twijfel. Het was een fijne herinnering, eentje die ik koesterde. Maar blijkbaar betekende dat moment voor haar niet wat het voor mij betekende. Wat ik zag als zekerheid, als bevestiging, was voor haar niets meer dan een stukje van een puzzel die ze nog niet kon oplossen.
Ze zucht diep, alsof ze zichzelf even moed moet inspreken. En ik kijk haar aan, mijn blik zacht, maar mijn stem vastberaden. “Het feit dat je dit nu tegen me zegt, Willemijn... dat je hier zit, dat je dit deelt... dat zegt al zoveel. Dat is moed. En wijsheid.”
Ze glimlacht zwakjes, alsof mijn woorden haar raken, maar ze nog niet helemaal kan geloven. “Ik weet het niet, Lucas,” zegt ze dan. “Ik weet het echt niet.”
Ik knik langzaam. “Misschien hoef je het ook niet meteen te weten,” zeg ik voorzichtig. “Sommige dingen hebben tijd nodig. En als er iets is waar ik en Kamila goed in zijn, is het tijd geven. Aan onszelf. Aan elkaar. Aan jou.”
Ze kijkt me aan, en in haar ogen zie ik een glimp van opluchting. Misschien niet het antwoord waar ze op hoopte, maar het begin van iets wat ze wel kon accepteren. Dat was genoeg voor nu. Ik wist verder niet wat ik moest zeggen. Het voelde alsof mijn woorden niet genoeg zouden zijn, alsof ze iets zocht wat ik haar niet kon geven.
Willemijn zucht diep, alsof ze zichzelf moet overtuigen iets te zeggen dat vastzit in haar keel. Haar blik dwaalt af, even naar de grond, dan naar de donkere lucht boven ons. Ze lijkt te zoeken naar een houvast dat niet te vinden is. Ik bestudeer haar gezicht terwijl ze zo zit, haar gelaatstrekken gehuld in het zachte licht van de voortuin. Haar blonde haar valt losjes langs haar gezicht, de lichte blos op haar wangen verraadt haar innerlijke strijd. Een meid zoals zij, denk ik, zo mooi en jong, zou niet zo moeten tobben. Maar het leven had blijkbaar andere plannen voor haar.
Dan vangt ze mijn blik. Onze ogen ontmoeten elkaar en voor een moment lijkt de wereld te vertragen. De lucht tussen ons voelt zwaarder, alsof er iets in hangt dat ik niet helemaal kan plaatsen. “Lucas?” zegt ze zacht, haar stem nauwelijks meer dan een fluistering. Er is iets in haar toon dat me meteen alert maakt. Het klinkt breekbaar, maar ook vastberaden. Ze wil iets moeilijks vragen, dat voel ik meteen.
Ik lach nog, een reflex die ik niet kan onderdrukken, alsof ik de luchtige oudere broer ben die alles aankan. Maar zo kijkt ze niet naar me. En hoe vaak ik mezelf ook wil vertellen dat ik wél die oudere broer ben, weet ik diep vanbinnen dat ik dat nooit echt ben geweest. Niet voor haar. En eerlijk gezegd, niet voor mezelf.
“Het experimenteren met Kamila…” begint ze, haar woorden voorzichtig en oprecht. Ze kijkt me aan, haar blauwe ogen helder en eerlijk. “Het was fijn,” zegt ze, bijna verontschuldigend. “Ik heb veel geleerd. Heel veel. En dat had ik nooit kunnen doen zonder jou.”
Ik wuif haar dankbaarheid weg met een halve glimlach en een nonchalant gebaar, alsof het niets is. Maar het voelt niet als niets. Niet echt. Het voelt alsof ze me iets geeft dat zwaarder weegt dan woorden.
“En Kamila…” Ze aarzelt even, haar lippen op elkaar gedrukt, voordat ze verder gaat. “Kamila gaf me ook die ruimte. Echt… zoveel ruimte.” Haar stem breekt bijna aan het einde van de zin, en ik spits mijn oren. Er is een ondertoon in haar woorden die mijn aandacht trekt. Het is alsof ik een bui zie aankomen in de verte, donker en dreigend, en ik weet dat ik nat ga worden, of ik nu blijf staan of niet.
En dan zegt ze het. Heel voorzichtig, alsof elk woord een stap is over een koord dat elk moment kan breken. “Ik hoop dat ik met jou… ook iets kan ontdekken.” Haar woorden blijven hangen in de lucht, alsof ze niet zeker weet of ze de juiste zijn.
Mijn reflex is om te lachen, maar het komt er ongemakkelijk uit, bijna schor. “Willemijn…” begin ik, maar haar ogen – die felle, blauwe ogen – houden me tegen. Ze vangen me, alsof ze precies weten wat ik wil zeggen, en me uitdagen het tóch te zeggen.
Ze voegt eraan toe, bijna als een verdediging: “Kamila zei dat het oké was. Dat het kon.” Dat is die ruimte waar ze het over had van Kamila's kant.
Mijn hoofd begint te tollen. Ik kijk haar aan, zoekend naar een hint van twijfel in haar blik, maar ik vind alleen oprechtheid. Dit is geen grap, geen test. Ze meent het.
Ik probeer mezelf te herpakken, en reflecteer kort op wat dit betekent. Wat dit voor ons zou veranderen. Vond Kamila dit echt goed? Ja, als er iemand was die deze ruimte zou geven, dan was het Kamila wel. Daar twijfel ik eigenlijk niet aan. Maar ik? Ik had net de storm overleefd die Eke heette. En nu stond de volgende voor me, even intens, even moeilijk. Willemijn, met haar kwetsbaarheid en eerlijkheid, haar blauwe ogen die een mix van verlangen en onzekerheid uitstralen.
Moest ik haar ontwijken, net zoals ik Eke had gedaan? Of moest ik haar juist met open armen opvangen, zoals Kamila waarschijnlijk zou willen? De spanning hing zwaar in de lucht terwijl ik haar blik bleef vasthouden. De stilte sprak boekdelen, maar mijn gedachten waren een chaos. Dit moment was meer dan ik had verwacht, en het zou alles veranderen – één kant op, of de andere.
Een stilte valt. Het soort stilte dat ongemakkelijk aanvoelt, alsof het gevuld is met woorden die niemand durft uit te spreken. Willemijn buigt iets naar voren, haar ellebogen rusten op haar knieën, maar de afstand tussen ons blijft tastbaar. Er zit iets in de lucht dat ons scheidt, ondanks hoe dichtbij we zijn. Haar ademhaling lijkt te versnellen, en ik hoor mijn eigen hartslag luid in mijn oren.
“Lucas?” zegt ze zacht, alsof ze me uit een trance wil halen. Haar stem is nauwelijks meer dan een fluistering, maar het trekt me meteen weer in het moment. “Heb je me gehoord?” Haar vraag klinkt kwetsbaar, bijna angstig, alsof ze bang is dat ze te ver is gegaan. Maar voordat ik kan reageren, voegt ze eraan toe: “Ik wil alleen... een kus.”
Haar woorden blijven hangen, een echo die niet meteen wegtrekt. Ze kijkt me aan met een blik die tegelijk onzeker en vastberaden is. “Gewoon om te weten hoe het voelt,” voegt ze eraan toe, haast smekend. “Of... of mijn twijfels kloppen.” Ze haast zich om eraan toe te voegen: “Meer niet. Echt niet. Dat beloof ik.”
Ik slik, mijn keel voelt droog en strak. Twijfel flitst door me heen. Wat betekent dit? Wat betekent dit voor haar, voor mij, voor ons? Maar die gedachten worden abrupt onderbroken wanneer ze haar hand op mijn knie legt. Haar aanraking is licht, maar het voelt alsof ze rechtstreeks door mijn huid heen reikt. De weerstand die ik voelde, brokkelt sneller af dan ik wil toegeven.
Ik fluister haar naam, maar de manier waarop het klinkt – zacht, schor, bijna verlangend – verraadt me. Ze glimlacht naar me, haar lippen lichtjes gekruld, haar blauwe ogen die me bijna lijken te hypnotiseren. Terwijl ze een hand door haar lange, blonde haren haalt, is het alsof ze een sluier van onzekerheid optilt. Het is een onbewuste beweging, maar eentje die iets in me losmaakt. Mijn adem stokt terwijl ik haar blijf aankijken.
Ze schuift naar voren, op de rand van haar stoeltje, en ik blijf achterover zitten, alsof ik mezelf probeer te beschermen tegen wat er gaat komen. Maar haar knieën raken de mijne, en die kleine aanraking is alles wat nodig is om de spanning op te voeren. Het voelt alsof de lucht tussen ons zindert, geladen met energie die op het punt staat te ontladen.
Ze zegt niets meer. En ik ook niet. We kijken elkaar alleen maar aan, onze blikken verbonden in een woordeloze dialoog die alle gedachten overstemt. Ze schuift nog dichterbij, haar hand glijdt van mijn knie naar mijn pols. Het is een eenvoudige, tedere aanraking, maar het breekt het laatste restje controle dat ik nog had.
Ik kom overeind, alsof mijn lichaam zijn eigen wil heeft, maar diep vanbinnen weet ik dat dit allesbehalve tegen mijn zin is. Mijn voeten vinden de grond, en ik recht mijn rug. Willemijn buigt verder naar voren, haar ogen sluiten langzaam, en voordat ik het door heb, raken haar lippen de mijne.
Het gebeurt. Een kus. Haar lippen zijn zacht, warm, en licht trillend. Ze duwt zichzelf iets te enthousiast naar me toe, haar evenwicht wankelend, maar ik vang haar op met mijn hand tegen haar rug. Ik buig naar haar toe, en mijn lippen antwoorden voorzichtig. Het is een kus die niet gehaast voelt, maar ook niet onverschillig. Het is doordacht en toch instinctief. Het voelt puur.
De kus duurt langer dan ik had verwacht. Langer dan misschien zou moeten. Maar het voelt goed. Onze lippen passen perfect, alsof ze gemaakt zijn voor dit moment. Haar adem warmt mijn huid op, en de wereld om ons heen vervaagt. De wind, het zachte ruisen van de bomen, het grind onder onze voeten – alles vervaagt tot slechts zij en ik.
Ze wilde een kus. En een kus kreeg ze. Maar dit was geen gewone kus. Het was een kus die door me heen brandde, die een stroom van warmte door mijn hele lichaam stuurde, alsof de laatste stralen van de ondergaande zon rechtstreeks in mijn bloed werden gepompt.
Ik weet niet wat deze kus voor haar betekent, maar ik voel dat het iets losmaakt. Haar twijfels lijken weg te smelten. In haar gezicht zie ik iets veranderen – opluchting, misschien zelfs zekerheid. Maar voor mij? Voor mij was deze kus allesbehalve onschuldig. Het was perfect, te perfect. En dat perfectionisme maakt het gevaarlijk. Het voelde als een antwoord voor haar, maar voor mij opende het alleen maar nieuwe vragen.
Ik reflecteer kort, mijn gedachten afgeleid door de intensiteit van wat net gebeurde. Dit had een perfecte eerste kus kunnen zijn. Beter dan de meeste eerste kussen die ik me kan herinneren. De zachtheid, de spanning, het onverwachte ervan – alles klopte. Maar het gekke is natuurlijk dat dit niet eens onze eerste kus is.
Mijn geest dwaalt terug naar die avond hier, toen ze bij mij en Kamila was. Dat was anders geweest. Toen was het niet slechts zij en ik. We hadden haar mogen verkennen, haar wereld mogen binnentreden, voorzichtig maar intensief. Ik herinner me hoe we elkaar toen ook hadden gezoend. Haar lippen proefden toen al naar nieuwsgierigheid en verlangen, haar huid rook naar een mengeling van frisheid en zwoele warmte. Haar tong had de mijne gezocht, aftastend maar toch gretig. Dat was onze echte eerste kus geweest. Met Kamila erbij, die haar als eerste had aangemoedigd om zichzelf open te stellen. En Kamila, mijn rode engel, had ons met haar blikken en glimlach de ruimte gegeven om dat moment te delen.
Als Kamila hier nu zou zijn, zou ze ongetwijfeld dezelfde houding aannemen. Ze zou ons aanmoedigen door te gaan. Ze zou met die kalme, speelse blik naar ons kijken, een stap opzij doen, misschien zelfs nog meer dan dat. Maar ze was er niet. En vreemd genoeg voelde haar afwezigheid niet als een rem. De gedachte aan Kamila zorgde voor een vreemd soort rust in mijn hoofd, alsof haar vertrouwen in mij me vrijmaakte om in dit moment te zijn.
Mijn gedachten dwalen verder naar hoe die avond was geëindigd. Ik en Kamila, teruggetrokken naar onze slaapkamer, haar lichaam warm tegen het mijne, onze ademhalingen versmolten in de nacht. Willemijn’s aanwezigheid had ons alleen maar dichter bij elkaar gebracht. Maar nu? Nu was het alleen ik en Willemijn. Geen Kamila om de brug tussen ons te slaan. Geen Kamila om de leiding te nemen of ons allebei te begeleiden. Het was een andere energie, eentje die ik niet goed kon plaatsen.
Terwijl ik nog mijmer, brengt Willemijn me plots terug naar het heden. Ze staat op, en de lange, losse rode jurk die haar slanke lichaam bedekt, beweegt mee met de avondbries. De stof zit nergens strak, maar precies dat maakt het verleidelijk. De wind speelt ermee, onthult vluchtig een ronding hier, een schaduw daar. Haar silhouet is zacht, ongrijpbaar, maar onweerstaanbaar.
Ze kijkt naar me neer, haar blauwe ogen zoeken die van mij. Zonder een woord te zeggen doet ze een stap naar voren, precies tussen mijn benen. Ik voel mijn knieën vanzelf uit elkaar gaan, alsof mijn lichaam al een antwoord geeft zonder dat ik bewust toestemming heb gegeven. Haar ogen blijven me vasthouden, intens en vol onuitgesproken vragen. Ze buigt iets voorover, haar handen rusten zacht op mijn schouders. Haar aanraking is teder, maar er zit een soort dwingendheid in die ik niet kan negeren.
Ze duwt me langzaam achterover in de stoel. Mijn rug raakt de leuning, mijn handen vinden instinctief hun weg naar de zachte stof van haar jurk. Mijn vingers sluiten zich eromheen, en ik trek haar naar me toe. Het voelt alsof de wereld om ons heen stilvalt, alsof er niets anders bestaat dan haar ademhaling en mijn hartslag.
Ze doet nog een stap naar voren en tilt haar knie op, positioneert zich voorzichtig op de stoel. Haar knieën vinden steun aan weerszijden van mijn heupen, en voor ik het weet, zit ze op mijn schoot. Haar gezicht is vlak bij het mijne, onze blikken verbonden in een stille dialoog. Geen woorden, geen uitleg. Alleen dit.
Haar lippen vinden de mijne, en de kus is even geladen als de vorige. Maar dit keer is het anders. Dit keer zijn er geen aarzelingen meer. Haar hoofd draait lichtjes, haar lippen bewegen tegen de mijne met een intensiteit die alles om ons heen doet vervagen. Mijn handen glijden naar haar heupen, voelen de warmte van haar lichaam door de dunne stof van haar jurk. Haar handen wrijven over mijn borst, haar vingers volgen de lijnen van mijn spieren, alsof ze me wil leren kennen door elke aanraking.
Onze ademhalingen worden zwaarder, en kleine zuchtjes ontsnappen van onze lippen. Het is een intiem samenspel, een moment waarin alles lijkt te kloppen. Maar ergens, diep vanbinnen, blijft de vraag hangen: mocht dit wel? Was dit niet het moment waarop ik moest stoppen? Of had ik dat moment allang gemist?
Het valt me op hoe zelfverzekerd Willemijn zoent. Het is een subtiele maar onmiskenbare verandering. Haar bewegingen zijn vloeiend, niet gehaast, alsof ze elk moment volledig wil ervaren. Haar lippen bewegen met een precisie die lijkt te suggereren dat ze meer ervaring heeft dan ik wist. Ze mocht dan alleen gezoend hebben met Kamila en verder niet gegaan zijn, maar dit... dit voelt anders. Alsof ze niet alleen heeft geleerd, maar zich het zoenen eigen heeft gemaakt. Een snelle leerling? Dat zeker. Want dom is Willemijn absoluut niet.
Terwijl de schemering volledig overgaat in duisternis, merk ik hoe stil de wereld om ons heen is geworden. De krekels, die net nog onvermoeibaar tjirpten, lijken hun concert te hebben gestaakt. Er is geen wind meer die door de bomen ruist of langs onze huid strijkt. Het enige wat ik hoor is het geluid van ons. Het zachte, bijna ritmische geluid van onze lippen die elkaar vinden. Het lichte gesnuif van onze ademhaling, steeds iets zwaarder, iets sneller. Het gehijg dat af en toe ontsnapt uit onze kelen wanneer de intensiteit toeneemt.
Af en toe hoor ik ook het fluisterende geluid van onze handen en vingers die over elkaar heen glijden, langs een plooi van haar jurk of de stof van mijn broek. De aanrakingen zijn bescheiden, niet dwingend, maar ze dragen bij aan de spanning die zich om ons heen opbouwt. Het voelt alsof de stilte van de avond ons omarmt, ons isoleert in een wereld waarin alleen wij bestaan.
En toch blijven onze handen op veilige plekken. Haar vingers rusten soms even op mijn borst, haar duimen glijden zacht over de stof van mijn shirt. Mijn handen blijven op haar heupen, stevig maar niet te nadrukkelijk. Het is een samenspel van pure connectie, zonder dat we die grens oversteken. Maar de spanning, die is er. Die groeit met elk moment. Ik voel het in de warmte van haar huid door de dunne stof van haar jurk, in de lichte druk van haar lichaam tegen het mijne.
Ik heb een enorme erectie, onmiskenbaar, maar ze lijkt er geen notie van te hebben. Ze drukt zich niet bewust tegen me aan, maar de mogelijkheid hangt in de lucht. Misschien vermoedt ze het, misschien niet. Maar juist dat onuitgesprokene maakt het moment nog intenser. We blijven kussen, tongen, elkaar volledig in ons opnemen.
Het is geduldig, bijna teder. Zelfs de tongzoen, die gemakkelijk een wervelwind van opwinding had kunnen worden, blijft beheerst en mooi. Het is een dans van verlangen en zelfbeheersing, een moment waarin we de tijd nemen om elkaar te verkennen zonder iets te forceren. Het voelt alsof elk detail telt – de warmte van haar lippen, de zachtheid van haar huid, de manier waarop haar ademhaling mijn borst raakt.
Op dit moment is het niet alleen opwindend. Het is prachtig. Het is alsof de wereld even stilstaat, en het enige wat er toe doet, zijn wij.
Ik laat me volledig overrompelen. Dit was wel het laatste wat ik had verwacht van deze avond. De connectie tussen ons voelt rauw, puur, en oprecht. Elke kus die ze me geeft, is gemeend, zonder enige terughoudendheid. Haar aanrakingen, teder en doelgericht, lijken direct naar mijn kern te gaan. Ze kust me niet alleen met haar lippen, maar met de zachte binnenkant ervan – een detail dat me onverwacht verder opwindt. Het is niet vergelijkbaar met wat ik eerder heb ervaren. Niet door Kamila, niet in Eke. Dit is iets anders. Dit is Willemijn.
De tijd lijkt op te lossen in haar aanwezigheid. Ik dacht dat we daar een kwartiertje zaten, maar het moet minstens een halfuur zijn geweest. Elke seconde leek een eeuwigheid te duren, maar het was een eeuwigheid die ik niet anders had gewild. Het is een moment dat zoveel schoonheid in zich draagt dat het haast onwerkelijk voelt.
Maar uiteindelijk breek ik de betovering. Ik stop haar – niet omdat ik wil, maar omdat ik moet. Mijn stem is zacht, bijna fluisterend, terwijl ik haar aankijk. Ze trekt zich een beetje terug, haar ogen glinsteren in het zachte licht van de buitenlamp. Er is geen schaamte in haar blik, hooguit een vleugje gêne, maar zelfs dat lijkt niet meer dan een reflex. Ze lacht naar me, een glimlach die haar schoonheid nog verder versterkt. Zo werkt dat, realiseer ik me. Dit moment heeft haar mooier gemaakt. Het heeft ons allebei veranderd.
“Zal ik je thuisbrengen?” vraag ik haar, bijna verlegen. De woorden voelen vreemd in mijn mond, alsof ze niet van mij komen. Maar ik moest iets zeggen. Haar stilte duurt iets langer dan ik had verwacht. Ze lijkt na te denken, haar blik is zacht maar intens.
Dan breekt ze de spanning met een eenvoudige zin, een herinnering aan waarom ze hier was. “Lucas,” begint ze zacht, haar stem bijna een fluistering. “Dit is geen verliefdheid.” Ze glimlacht zwakjes, alsof ze zichzelf eraan moet herinneren. “Het gaat om ontdekken.”
Haar woorden hangen tussen ons in, en ik knik langzaam. Maar dan, net als ik denk dat het moment voorbij is, kijkt ze me aan met een blik die nog zachter is dan voorheen. Haar wangen kleuren lichtjes rood, en haar stem daalt bijna tot een fluistering.
“Maar... mag ik hier blijven slapen?”
De stilte die volgt is oorverdovend. Mijn adem stokt, en mijn gedachten overspoelen me als een storm. Dit is de vraag waar alles om draait. Dit is het moment waarop alles kan veranderen.
-
Lees verder: De Vriendengroep - 133: Controle
Trefwoord(en): Intiem,
Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10