Door: Keith
Datum: 26-02-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 1086
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 45 minuten | Lezers Online: 13
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 45 minuten | Lezers Online: 13
Vervolg op: Mini - 343
Zondagochtend werden we vroeg wakker: om zes uur al. Samen besloten we om er uit te gaan en een stukje te gaan wandelen. De regen was opgehouden, de temperatuur buiten was redelijk. Even later liepen we door het bos van het cooperparcours. En daar was het nog uiterst stil. De hemel begon langzaam te verkleuren: van diep donkerblauw naar iets lichter en uiteindelijk, staand aan de rand van het bos konden we de zon zien opkomen. Door de nevel leek hij groter dan normaal. De stilte werd nu ook doorbroken: vogels begonnen wakker te worden, in de verte hoorden we een hond tekeergaan…
Joline drukte zich tegen me aan. “Dit was mooi, om zo de dag te beginnen.” Ik knikte. “Ja. Beter dan om dit tijdstip in de auto te zitten en naar Gorinchem te jagen.” “Wij ‘jagen’ niet, Kees. Over het algemeen rij jij heel beschaafd. En ik ook.” “Klopt, schat. Ik geniet als jij rijdt. Van je rijstijl, maar ook van je mooie benen. Daar kan ik dan ongehinderd door het overig wegverkeer van genieten.” Ze gaf me een por. “Ik ken daar een veel betere plaats voor, Kees. In bed. En nu lopen we beschaafd terug, douchen even en dan lekker uitgebreid ontbijten. En daarna naar Richard en Greet luisteren.”
Aldus geschiedde: eenmaal thuis een snelle douche, gevolgd door een lekker rustig en uitgebreid ontbijt. En om tien voor tien stonden we in de hal van de kerk op de zussen en hun aanhang te wachten. Greet was al bezig op het orgel; Händel. Even na ons kwamen de dames en heren uit Arkel binnen.
Beide dames met een hele brede lach op hun gezicht. Na de begroeting trokken ze ons even opzij. “We hebben ons naambordje opgehangen! Gisteren lag er een brief in de bus: de naamswijziging is rond: we heten nu officieel Margot en Charlotte Boogman!” Beide dames straalden. “Proficiat, meiden. Dát is een felicitatie waard.” Joline knuffelde hen en ik volgde. “Kom, naar binnen, anders worden we door Richard en de dienstdoend ouderling naar binnen gejaagd.” We moesten redelijk achteraan gaan zitten om nog met z’n zessen in één bank te kunnen: het was vol.
De reden bleek even later: er werden twee kinderen gedoopt, dus er zat een behoorlijke hoeveelheid familie in de kerk. De doop zelf was reden voor enige hilariteit: één van de dopelingen begon hartverscheurend te huilen toen hij nat gemaakt werd. Richard was nogal gul met het doopwater. “Lijkt me ook niks, Kees.” Rogier boog zich naar me toe. “Lig je lekker op schoot bij je moeder, het meest veilige plekje wat je als baby kan hebben, krijg je plotseling een plens koud water over je heen…” “Hé, meestal is het doopwater een beetje op temperatuur gebracht hoor. Dat is echt niet ijskoud.” Hij bromde wat.
Na dienst liep iedereen naar voren om de doopouders te feliciteren, dus wij ook. En Greet speelde zachtjes door: een paar stukken van Buxehude. Ze werd bijna overstemd door het geroezemoes in de kerk. “Jammer dat jij haar niet kan helpen, Kees. Een pittige solo met je bugel had het hier beneden wel wat stiller gemaakt.” Joline keek plagend. “De opperwachtmeester redt zich maar. Ze is een grote meid, Joline.” Uiteindelijk zweeg het orgel, nét toen we de doopouders feliciteerden. Wij waren een van de laatsten, en het was nu wat stiller in de kerk. De schoenen van Greet roffelden over de trap naar beneden en ze sloot achter ons aan om te feliciteren. Ik hoorde een van de doopouders nog nét zeggen: “Dank je wel voor je muzikale ondersteuning, Greet.” Mooi…
In de hal, met een kop koffie in de hand kletsten we nog even met Jackie Moes. Joline vroeg hoe het ging met de relatie van Ben en Jackie lachte. “We hebben weer een puber in huis, Jolien. De laatste paar weken is meneer niet helemaal de rustige wiskundedocent die hij ooit was. Maar goed, we hebben kennis gemaakt met zijn meisje… nou ja, meisje, ze is 28… en het is een leuke meid. Zijn we blij mee.” Lot lachte. “Mooi. Blij voor Ben. Doe hem de groeten van ons.” Jackie keek Lot aan. “Geen problemen mee, Charlotte?” Die klampte zich aan Rogier vast. “Dit is mijn vriend, Jackie. Rogier, dit zijn de ouders van Ben Moes.”
Rogier stak zijn hand uit. “Hallo. Rogier van der Vlist. Ik begreep dat u elke dinsdagavond met vuile trainingspakken wordt opgezadeld als Kees weer eens gek heeft gedaan in het bos? Sterkte!” Jackie moest lachen. “Ja, dat is wel een dingetje, inderdaad. Nou ja, dan komt ons zoontje ook aan zijn nodige lichaamsbeweging toe. Is wel eens goed voor hem.” Ik werd op mijn schouder getikt door Greet. “Hoe is het nu met je, Kees?” Ik wees naar Joline. “Ik heb een hele goeie en lieve huisarts, Greet. Daar ben ik onder behandeling en die behandeling heeft best wel resultaat. Geen koppijn meer, zelfs niet als ik ‘Nee, niet wéér, schat!’ schudt.”
Een boze blik van Joline ging mijn kant uit en Greet onderschepte die ook. “Ik geloof dat jouw huisarts iets met je heeft te bespreken, lompe Infanteriemajoor. Maar goed, als jij weer helemaal ‘up and running’ bent, krijg je vandaag een mailtje van me met wat huiswerk.” “Kalm aan, Greet. Vanmiddag heb ik sowieso geen tijd; dan ben ik naar Nijmegen om de OK’s van dat ziekenhuis technisch te bekijken.”
Ze fronste. “Op zondag?” “Ja, want vanmiddag worden een paar OK’s grondig schoongemaakt. En voor die schoonmaak mogen Rogier, zijn opvolger en ik met onze lompe modderpoten er even doorheen banjeren. Door de week is daar geen tijd voor; dan zijn die OK’s heel veel bezet.” Ze knikte. “Ja, da’s logisch… Nou, ik zal kijken wat ik voor je kan doen. Misschien mats ik je wel een beetje.” “Dat zou bijzonder fijn zijn, opper…”
Ze trok een gezicht. “Ik ga maar eens op huis aan. Anita komt zo thuis na een nachtdienst; kan ik mijn verpleegstertje ten minste even in de watten leggen, voordat ze gaat slapen.” Ik onthield me van geniepig commentaar; er stonden nog een aantal mensen om ons heen te kletsen. “Doe maar. Heeft ze vast verdiend.”
Even later trok Joline aan mijn mouw. “Kees… jullie moeten weg, anders ben je te laat in Nijmegen.” Ik knikte. “Je hebt gelijk. Rogier, neem beschaafd afscheid van je geliefde en stap daarna in die blauwe Volvo. Niet in de grijze, die gaat de verkeerde kant uit.” Ik gaf Joline een zoen. “Tot straks, schat. Ik app wel als we richting huis komen.” Even later reden we Eindhoven uit, de A50 op. “Zo meneer… Hoe beviel de kerkdienst? Behalve het gehuil van die baby dan…” Het was even stil naast me.
“Lot had gelijk, Kees. Een warm welkom. Gewoon… het gevoel wat ik kreeg toen we die kerk in liepen: hier mag je jezelf zijn. Mooie muziek, mensen die samen zingen… Alleen die preek duurde wel lang en na tien minuten was ik de draad écht kwijt.” “Welkom bij de club, makker. Richard, de dominee, heeft de neiging om best wel behoorlijk de theologische diepte in te gaan. En dan haak ik op een gegeven moment ook af, ondanks dat ik tot mijn 15e, 16e een geregeld kerkganger was. Maar het gevoel welkom te zijn… ja, dat herken ik.”
Zo filosofeerden we een tijdje over het begrip ‘kerk’. Bij Rogier zat er nog veel oud zeer, merkte ik. Dus ergens halverwege kapte ik dit gesprek af. “Misschien is het een goed plan als jullie vieren eens bij Richard en zijn vrouw koffie gaan drinken. Mooie lui. Zij kunnen jullie verder helpen. Beter dan Joline en ik.”
Een tijdje later naderden we Nijmegen en werd het gesprek technisch. En dat verhevigde zich toen we eenmaal op de OK’s liepen. Babet had ons voorzien van witte jassen, mondkapjes en oversloffen. “We willen ten slotte niet dat jullie al die Brabantse bacillen in onze Gelderse ruimten de vrije hand geven!” “Hoho…”, zei Ane “Ik ben vrij van Brabantse bacillen, hoor. Ik heb hooguit wat Friese virussen.” Rogier knikte. “Klopt. En die zijn pas écht bloedlink. Kijk maar uit, Babet.” Die haalde haar schouders op. “Straks worden deze ruimtes grondig schoongemaakt, heren. En of de troep uit Brabant, Friesland of Timboektoe kwam: er is straks niets meer van over. Ik laat jullie je gang gaan, op één voorwaarde: alleen in deze twee OK’s blijven en als jullie klaar zijn met je werk: een druk op deze bel. Dan kom ik jullie ophalen. Op mij blijven wachten; als jullie op eigen houtje er uit willen en een operatieploeg loopt jullie tegen het lijf hebben we de poppen aan het dansen. Goed begrepen?”
“Ane en ik weten hoe één en ander werkt, Babet”, zei Rogier. “En we houden Kees wel in bedwang. Don’t worry.”
We waren een uur druk bezig. Het bleek dat alle OK’s aan één stroomnet hingen. Als dat er uit klapte, waren alle OK’s stroomloos. Wel lekker goedkoop, maar het was natuurlijk qua redundancy absoluut kansloos. “Potdorie, zelfs een boorplatform heeft z’n zaakjes beter voor elkaar dan deze operatie-afdeling. Welke oen heeft dit verzonnen?”
Ane en Rogier doken in de digitale tekeningen om even later te wijzen op een voetnoot. Levensgroot stond daar het logo van de firma Duyvestein. De titel van de tekening vermeldde: ‘Aanpassing stroomnet operatieafdeling’. Het jaartal van de ‘aanpassing’ was een jaar of drie geleden. “Dus die Amsterdamse sukkels hebben dit ook verkloot? Sjongejonge, wat een amateurs. Snappen niet wat het is om in een ziekenhuis te liggen…” Rogier keek nijdig. “Dit is me nooit opgevallen. Verdorie, en ik was nog wel Hoofd TD hier!” Ane schudde zijn hoofd. “Mij ook niet, Rogier. En als het jou of mij was opgevallen, wat hadden we kunnen doen? Ja, melden. En dan? Dan was er niks mee gebeurd. ‘Dat Ingenieursbureau heeft het zo ontworpen, meneer van der Vlist. Die lui zijn toch niet achterlijk?’ En vervolgens zou men overgegaan zijn tot de orde van de dag…”
Rogier gromde wat. Ik haalde hen weer bij de les. “Oké lui… Dit ligt buiten onze feitelijke opdracht. De opdracht was het noodstroomsysteem. Niét het normale net. Wat ik wel wil is dat we hier melding van maken en meteen een mogelijke oplossing aandragen. Het kostenplaatje… Nee, daarvoor hebben de expertise van ons Backoffice nodig…” Rogier keek peinzend. “Dat kostenplaatje moet er meteen bij zitten, Kees. Anders is de financiële afdeling niet zo blij en dat wil je niet.” “Oh ja, jouw vriendin… mevrouw Houtert, nietwaar?” Ik grijnsde gemeen naar hem.
“Lúl!” was het hartgrondige antwoord en Ane schoot in de lach. “Dit doen we anders, heren…” Ik dacht even na. “Ja, ik denk dat ik het heb. We maken hier melding van, maar vermelden eveneens dat dit buiten de opdracht ligt. Als het ziekenhuis wil dat we er een oplossing voor verzinnen: prima, maar dan wil ik daar een aparte offerte-aanvraag voor zien. Pas dan gaan we hiermee aan het werk, oké?” Ane en Rogier dachten even na.
“Doe er een lijstje bij met de voordelen van apart geschakelde OK’s, Kees. Wellicht dat jouw vriend uit Afghanistan daar ook iets nuttigs over kan roepen.” “Dokter van Onzenoort? Dat zou kunnen, maar ik wil hem niet op voorhand hierbij betrekken. Da’s niet zo integer, Rogier. Ik denk dat het complete ziekenhuis ondertussen weet dat we elkaar kennen en elkaar wel mogen. Om zijn expertise dan voor ons commerciële karretje te spannen… Nee. Daar heb ik grote problemen mee.” Ane grinnikte. “…elkaar wel mogen… Jaja. Vrijwel het hele ziekenhuis weet dat je hem en publique hard uitgekafferd hebt, Kees. De dag erna gonsde het hier van de geruchten.”
Ik haalde mijn schouders op. “Heb ik geen last van, Ane. Maar nogmaals: Wij, DT dus, haalt Johan van Onzenoort er in dit stadium niét, ik herhaal: niét bij. En Ane, ik kan jou natuurlijk geen opdrachten geven, maar ik zou het bijzonder op prijs stellen als jij dat ook niet doet.” Hij knikte. “Afgesproken.” “Mooi, dan zijn we het daar over eens. Nog meer wat we hier moeten bekijken? Zo niet, dan stel ik voor dat we de cipier van dienst bellen om ons uit onze cel te verlossen. Babet heet ze, geloof ik.”
Ane drukte op de aangewezen bel. “Mooi. Dan tappen we daarna nog een bak ziekenhuiskoffie en daarna gaan Rogier en ik weer richting Veldhoven.” Even daarna ging de schuifdeur open en werd Babet zichtbaar. “Jullie zijn lekker vlot klaar! Mooi, dan kunnen de schoonmakers er in. Willen jullie nog een kop koffie? Die van ons is beter dan in het restaurant.” Ze lachte even. “En goedkoper ook.” “Dat slaan we niet af, Babet.” “Nou, kom dan maar mee.”
Even daarna zaten we rond een tafel met een mok koffie voor ons. “Nou… Veel gevonden wat niet klopt?” Ze keek ons stuk voor stuk aan. Rogier begon. “Nou ja, zolang alles werkt, werkt het. Maar als jullie een stroomstoring krijgen, ligt alles er meteen uit. Ja, de generatoren nemen het wel over… Na een halve minuut. En in de halve minuut heeft alles wat aan een computer hangt er de brui aan gegeven en moet opnieuw worden gestart. En dat kunnen jullie niet gebruiken hier. Wat wij, beter gezegd, wat Kees hier heeft ontworpen is een systeem wat die halve minuut ‘down-time’ annuleert. De 230 volt gaat er af en meteen gaat het noodstroomsysteem in werking. Daar zit geen halve seconde tussen.
Die noodstroom wordt tijdelijk door accu’s geleverd, totdat de generator op toeren is en stabiele 230 volt kan leveren. Als die zover is, schakelt het systeem van accu’s over op generatorstroom. En die is zo stabiel als wat. En zolang die generatoren voldoende diesel krijgen, zijn de OK’s van stroom verzekerd.”
Ze knikte. “Maar… accu’s… die leveren… 12 volt? 24 misschien? Da’s toch veel te weinig?” “Niet als je er voldoende van in serie zet. Dat is één van de veranderingen vergeleken met het huidige systeem. Dat had de firma Duyvestein voor het gemak even vergeten. Er zal ruimte gemaakt moeten worden voor een forse hoeveelheid accu’s en die moeten ook regelmatig gecontroleerd worden.”
Ik keek rond. Boven de deur zat een bordje met het pictogram ‘Nooduitgang’. Ik wees. “Die bordjes… Die moeten oplichten als de stroom uitvalt. Daar hangt een accu aan. Die accu’s moeten om het jaar vervangen worden, want ze worden een jaar lang gevoed door een druppellader. Dat gaat een jaar goed, misschien zelfs twee jaar, maar dan is de levensduur van zo’n loodaccu wel ten einde. In feite gaat dat ook gelden voor de grote accu’s voor jullie noodstroomvoorziening. Weliswaar gaan die langer mee, als je goeie hebt een jaar of vijf, maar toch…”
Babet humde. “Ik had misschien beter moeten opletten tijdens de lessen natuurkunde op de HAVO. Maar ja… Biologie vond ik interessanter.” “Ja, ik ook”, zei Rogier droog. “Met name de lessen over de voortplanting. Maar goed, daar krijg ik sinds kort praktijkles in. Hoogst interessant, kan ik je mededelen.” Ik proestte mijn koffie bijna over tafel en ook Ane had het wat moeilijk. Babet keek Rogier onaangedaan aan. “Interessant… Hoe heet ze? Of is het een hij?”
Nu was het Rogier beurt om zich te verslikken. Toen hij uitgehoest was zei hij: “Als het een ‘hij’ geweest zou zijn, was er geen sprake van voortplanting geweest, zuster. Maar ze heet Charlotte.” Hij haalde zijn telefoon tevoorschijn. “Kijk… De linker van de twee. De rechter is haar zus Margot en die heeft stevig verkering met een collega van me, Gerben.” “Knappe dame hoor! En die heeft verkering met jou? Misschien moet ze eens langs een goeie opticien…” Rogier gromde wat; Ane en ik grinnikten.
Even later was de koffie op. “Babet, dank voor de gastvrijheid en je koffie; wij gaan wat dingen uitwerken. Het resultaat gaan jullie over een paar weken merken, hoop ik.” We gaven haar een hand en vertrokken. Bij de uitgang namen we ook afscheid van Ane. “Als jullie nog vragen hebben over een of ander: gewoon bellen, dan zoek ik het uit. Da’s goedkoper dan wanneer jullie weer hier rondlopen, denk ik. Zal mevrouw Houtert ook wel op prijs stellen…” We liepen naar buiten; Ane verdween weer naar binnen.
“Wil jij rijden, Rogier? Dan kan ik ondertussen wat dingen uitwerken. Nu zit het nog lekker in m’n systeem; wie weet word ik thuis afgeleid.” Hij ving de sleutels van de auto op. “Nou… Dan mag ik ein-de-lijk ook eens in een Volvo rijden. De meiden laten ons nooit rijden in dat grijze gevaarte. Lot katte kort geleden eens naar me: ‘Zo’n Mitsubishi – piloot als jij kan nooit in een fatsoenlijke auto rijden.’ En Gerben had ook al eens zo’n soort opmerking van Margot in ontvangst mogen nemen. Over zijn Toyota. De dames zijn nogal aan hun Zweedse eland gehecht.” “Nou, dan heb je nu mazzel. Geniet ervan; dit rijdt toch wat anders dan zo’n Japans ding.” Hij ging achter het stuur zitten.
“Ik zie All Wheel Drive op de achterkant staan, Kees. Is dat constant?” “Nee. Normaal worden alleen de voorwielen aangedreven. Met dit knopje ingeschakeld komen de achterwielen erbij. Maar dat kost wat meer brandstof. Gebruik ik niet zo gek vaak. Nou, hou er rekening mee dat deze kar wat groter is dan jouw auto. En hij heeft best wel power. De gasplank in één keer omlaag houdt in dat je hoofd tegen de hoofdsteun aan klapt. Het is een automaat, maar je kunt ook zelf schakelen als je wilt. Terugschakelen hoeft dan weer niet; dat doen de automaat voor je. En voor de rest zoek je het maar uit.”
Hij bromde. “Lekker dan… En je hebt ‘m nogal krap geparkeerd… Bedankt.” “Daarvoor hebben ze in Zweden parkeersensoren uitgevonden. Die beginnen te gillen als het ding vindt dat jij de lak in gevaar dreigt te brengen. Je regelt het maar. En je hebt mazzel: ik heb de parkeerkaart al betaald. ” Rustig draaide Rogier het parkeervak uit en de parkeerplaats af. In het stadverkeer hield ik nog een oogje in het zeil, maar dat bleek niet nodig. Rogier loodste de auto netjes door het verkeer.
Op de snelweg trok hij even snel op. “Wauw… Dit is even iets anders dan mijn Outlander. Niet gedacht dat deze lompe bak…” “Hé! Pas jij een beetje op? Anders activeer ik de schietstoel en vlieg je door het nu nog dichte, maar dan heel snel opengaande dak, de auto uit! Dit is een nette auto, uiterst representatief voor een nette ingenieur bij een net bedrijf. En als ik wil… Ja, ook een wolf in schaapskleren. Als Petje Pitamientje met zijn Golfje GTI een wedstrijd wil bij de stoplichten… Die staat zich even later in een donker hoekje te schamen.
Toen Jo en ik een paar weken een relatie hadden, moest ze van mij ook hier in rijden. Mevrouw wilde toen ook even de Autobahn op en trapte de ‘pedal to the metal’. Reed keurig… Met ruim 215 kilometer per uur. Toen we op de terugweg bij Elten weer de grens passeerden, klonk er een teleurgesteld: ‘Wat is 100 in feite een trutsnelheid… Je zou er bijna bij in slaap vallen.’ Ik heb haar toen maar geattendeerd op andere Volvo’s: wit met rode en blauwe diagonale striping…”
Rogier grijnsde. “Ja, die ken ik wel. Ook van dichtbij. Vorig jaar, toen ik mijn motor nét had, kreeg ik binnen drie weken tijd twee mooie brieven van het CJIB én werd ik op een 80 kilometerweg aangehouden omdat ik 107 reed… Sinds die tijd de gashandle van de motor toch met iets meer beleid gehanteerd en het gaspedaal van de Outlander ook. In de vakantie was het heerlijk om op de Autobahn even helemaal los te gaan. Het vreemde was dat ik daar op de terugweg niet zoveel behoefte meer aan had. Snap jij het?” "Lot zal je wel ingefluisterd hebben dat je het rustig aan moest doen, omdat er anders niet gevreeën zou worden? Als Jolien zoiets zegt werkt dat bij mij héél goed…” Hij grinnikte, maar deed er het zwijgen toe.
Ik verdiepte me in de ziekenhuistechniek; de rest van de rit verliep, behalve het zachte geronk van de diesel, in stilte. Vlak voor afslag 30A klapte ik de laptop dicht. “Zo. Alle bijzonderheden in ieder geval genoteerd. Morgen, samen met de foto’s, rustig uitwerken. En daar gaan we samen aan werken, vriend.” Rogier knikte. “Lijkt me leuk. En wat te doen met dat probleempje van gescheiden stroom voor de OK’s?” “Dat werken we ook uit. Globaal. En dan mag Backoffice daar een nette calculatie op loslaten, en die presenteren we, als we daartoe de opdracht krijgen, aan de directie van het ziekenhuis. Los van de andere opdracht.”
Rogier bromde: “Ik ken wel iemand die dat zou willen presenteren. Dan kan ze meteen controleren of ik niet teveel aandacht heb voor de diverse verpleegkundigen.” “Ja, dat is wel een dingetje voor Lot, geloof ik?” Hij knikte. “Heeft ze soms best last van en ik plaag haar er wel eens mee. Maar Kees… en als je dat tegen haar vertelt, trek ik je kop van je romp…: ik ben best wel vaak verliefd geweest en heb op school en later tijdens mijn studie best wel wat scharrels gehad, maar: mijn gevoel voor Lot is van een heel andere dimensie. Op haar ben ik niet verliefd; van haar houd ik.” Ik knikte. “Daar hadden Jolien en ik al een vaag vermoeden van. En aan jou de eer om haar dat regelmatig te laten merken.” “Oh, daar heb ik niet zo’n moeite mee.” “Da’s mooi. En nu: einde onderwerp; we zijn bijna thuis. En het is… vier uur. Zo dadelijk drinken we gezellig nog wat, om vijf uur gaat de chef-kok zich bezig houden met de nasi, zodat we om zes uur kunnen eten. Daarna nog een bak koffie en dan jagen we jullie richting Arkel.”
“Wil je dat we mee-eten?” Ik knikte. “Anders heb ik voor niks boodschappen gedaan. Je worstelt je er maar doorheen.” Rogier zette de auto even daarna keurig in de garagebox. “Zo. Rijdt best wel lekker… voor zo’n lompe bak.” “Nou, dan was dit je laatste ritje in mijn mooie auto. Lui die mijn auto uitschelden voor ‘lompe bak’ komen niet meer achter het stuur ervan. Geniet maar van je ‘Metsubsidie’. Ben jij gek… Naar boven met je kadaver, naar je meissie toe. En die lessen Biologie over voortplanting herhaal je in Arkel maar.”
Eenmaal terug in het appartement kregen we een knuffel van Joline en Charlotte. En een zucht van opluchting van Gerben. “Gelukkig, jullie zijn er weer. Nu hoef ik ten minste alleen maar het handje van m’n eigen meisje vast te houden.” Zowel Lot als Joline schonken hem een verachtelijke blik. “Hoor hem… Mr. Macho.” “Nou, we horen het alweer, Gerben! Zo te horen heb je jezelf redelijk populair gemaakt bij de dames.” Lot giebelde. “Jolien en ik zijn op een gegeven moment maar een stukje gaan wandelen. Hadden die twee even quality-time met elkaar.” “Ja, dank je wel daarvoor, zus. We hebben er van genoten…” Margot kuste Gerben nogal innig. “Zeg Margootje… Je hebt die Piraat van je toch niet… Als wij vanavond een voor Joline onbekend slipje aantreffen in ons bed, ben je morgenochtend bij de koffie-automaat zwaar de sigaar, dat begrijp je hoop ik wel hé?”
Margot snoof, Gerben zei niets, maar lachte zachtjes. Rogier keek mij aan. “En wij maar hard ploeteren in dat ziekenhuis… ’t Is oneerlijk verdeeld in de wereld.” Ik plofte op de bank. “Nogal. Even uitpuffen hoor; om een uur of vijf ga ik beginnen met het eten.” “Dan gaan wij voor die tijd weg, heren.” Charlotte keek naar Gerben en Rogier. “Niks ervan Lot. Kees zei in de auto dat wij mee-eten, anders had hij zich voor niets een breuk gesjouwd aan allerlei lekkere dingen.” Lot keek me aan en ik knikte. “Ja, Lot. Het is natuurlijk onzin als jullie nu naar Arkel rijden en daar nog een keer moeten gaan koken.”
Margot keek ondeugend. “In Arkel zit ook een goeie friteszaak, Kees…” Joline’s ogen begonnen te fonkelen. “Op zondag? Foei, meisje Boogman!” Oh ja, verhip… de meiden hadden nu officieel een nieuwe naam. “Dames… jullie kennende staat jullie nieuwe naambordje al op de foto. Laat eens zien!” Met een brede lach pakte Lot haar telefoon. “En we hebben dat bordje zelf aan de muur geschroefd, Kees. Daar zijn deze beide heren niet aan te pas gekomen.”
Ik bekeek wat foto’s: Lot die de boormachine hanteerde, Margot even later de schroevendraaier en uiteindelijk: een mooi messing naamplaatje: ‘Charlotte en Margot Boogman’. “Mooi, dames…” Margot sloeg haar arm om Lot heen. “En toen dat plaatje aan de muur zat, hebben we even staan janken. Aan de ene kant waren we hartstikke blij, aan de andere kant…” Ik knikte. “Definitief de banden met jullie familie doorgesneden. Dat doet pijn, ja.” Lot keek vastberaden. “Ja, dat deed pijn. Maar aan de andere kant: als we het niet hadden gedaan, Kees…” “Dan had je nu met een ketting aan het aanrecht vastgezeten. Het aanrecht van een vent die je misbruikte.” En Joline voegde er met een bittere toon aan toe: “Of jullie hadden in een ongemarkeerd graf gelegen, meiden. Omdat de familie geen geld aan poespas wenste uit te geven, net als bij jullie oma.”
Oeps... Die kwam even hard binnen, ondanks dat ik wist wat de plannen van de meiden waren geweest. Ik keek Joline aan; haar ogen stonden boos. Even was het stil, toen knikte Margot. “Ja. Die ketting en dat aanrecht… Nóóit!” Rogier vloekte. Hárd en godslasterlijk. “Hoe in de wereld kun je mensen zover krijgen… Als ik die kerels nu zou tegenkomen…” Lot legde een hand op zijn arm. “Hé! Rustig jij! Ze zitten hun straf uit, Rogier. Het heeft geen nut dat jij je er achteraf nog over opwindt. Zij…” Ze wees op Joline en mij “… hebben ervoor gezorgd dat wij bevrijd werden. Samen met Fred en Nadia. En John met z’n kroketten.” Margot giebelde even. “Ja, vooral die kroketten…”
Daarmee was de kou uit de lucht. Ik keek Joline aan. “Schat, ik weet dat je het minder prettig vindt, maar ik zou nu toch wel graag een pilsje drinken.” Ze knikte. “We zullen maar zeggen dat je er hard genoeg voor hebt gewerkt, Kees. Vooruit maar.” Rogier veerde op. “Ik heb ook hard gewerkt, Lotje… Mag ik…?” Lot trok wat met haar mond. “Nou, vooruit dan maar. Maar voor jij aan het bier gaat: eerst nog een bierloze zoen van je. Kom hier, vent!” Gerben keek naar Margot, maar die schudde haar hoofd. “Niks ervan, Gerben van Wiers. Jij hebt niét gewerkt vandaag. Als jij aan het bier gaat, is de eerste zoen die je van me krijgt morgenochtend. Nadat je héél grondig je tanden hebt gepoetst.” Gerben keek sip. “Streng meisje ben jij, hoor… Neem een voorbeeld aan je zus!” “Nee, dat doe ik niet, want dan moet ik Rogier zoenen. En dat bewaar ik voor speciale gelegenheden. Oud en nieuw en zo. Geen bier voor jou!”
Even later had iedereen wat te drinken: de dames witte wijn, Gerben een cola, Rogier en ik hadden een pilsje voor ons staan. Om vijf uur begon ik met koken. Een simpele Nasischotel, saté erbij, kroepoek en gebakken ei. Dat was om half zes gereed en we konden opscheppen. De nasi was wel redelijk pittig; ik had er een Spaans pepertje in verwerkt. En blijkbaar had Margot een stuk van dat pepertje naar binnen gewerkt, want plotseling schóót ze overeind, haar tong buiten haar mond en griste ze het flesje bier van Rogier van tafel en zette dat aan haar mond. Een aantal slokken later was het flesje leeg en higde ze: “Auw… Dat moest even geblust worden. En wat smaakt dat bier smerig… Kun je die pepertjes niet wat kleiner snijden, Kees?”
“Je begint een beetje op je lieve tante te lijken, Margot. Alleen klokte die bijna een heel flesje naar binnen. Wat moet Gerben nu wel van je denken?” Die stond bedaard op. “Gerben pakt nog twee flesjes bier uit de koelkast. Eentje voor hemzelf en eentje voor Rogier. Kees, jij ook nog eentje?” “Ja, doe maar. Je weet nooit of Joline ook tegen zo’n pepertje aanklapt…” Margot sprong op. “Niks ervan, Gerben! Jij geen bier. Wij hebben net een glas wijn op zonder erbij na te denken, Rogier zit ook al aan het bier… jij moet straks rijden!” Lot keek verschrikt. “Verhip! Wat stom! Helemaal niet bij nagedacht!”
Gerben ging zitten, de flesopener in de hand. “Kun je nagaan… En jullie zijn niet eens blond.” Daar kreeg hij na een seconde spijt van: Joline haalde uit en een stevig ‘Kléts’ klonk door de kamer. “Pas jij een beetje op, Gerben van Wiers? Naast je zit een hoogblonde Bachelor die bijna Master is! En ik ben nogal gevoelig voor opmerkingen over mijn haarkleur in combinatie met mijn IQ!” “Ja, ik ben nu ook gevoelig… Op mijn linkeroor, potverdorie. Kréng!”
Vingers wezen naar de grond. “Tien keer, Gerben!” “Tien?” Hij keek verontwaardigd. “Ja, tien. Vijf voor je ‘potverdorie’ en nog eens vijf omdat je mijn lieve echtgenote hebt beledigd. Húp, aan ’t werk!” Mopperend drukte Gerben zich op. Toen hij overeind kwam kreeg hij een zoentje van Margot. “Zo. Als ‘wiedergutmachung’ mag je straks in onze auto naar huis rijden.” Hij trok een smerig gezicht. “Mar… Je stinkt naar bier! Kom eens hier, dan kan ik je mond even uitlebberen, dan heb ik ook nog wat.” Margot duwde hem weg. “Smeerlap. Alcoholist. Een net meisje diep tongzoenen omdat ze net wat bier heeft gedronken en jij niet. Jij moet nuchter blijven!”
Ik zuchtte. “Dames en heren: ik heb redelijk m’n best gedaan op deze kostelijke maaltijd. Het zou fijn zijn als jullie daarvan genoten, in plaats van de mond-alcohol bij een ander te gaan inspecteren.” Een half uurtje later was de schaal met nasi schoon leeg. Ik werd samen met Rogier naar de kamer verbannen; Charlotte zette samen met Margot koffie en Joline ruimde met Gerben de vaatwasser in. Beide zussen kwamen even daarna met een dienblad met koffie in de kamer. “Lekker dames. We kletsten nog wat over de komende week, maar met de koffie op, maakten beide stelletje zich op om te vertrekken. Met een spijtig gezicht gaf Lot de sleutel van de grijze Volvo aan Gerben. “Voorzichtig er mee zijn, denk er aan!” “Ja juf…”
Even later zagen we hen wegrijden en gingen Joline en ik weer naar binnen. Ik sloot meteen af en schakelde het alarm in. “Zo. Dan kan ik dat ten minste niet vergeten na vijf biertjes.” Joline keek me spottend aan. “Bluffert. Na drie biertjes moet je enorm plassen en daarna ben je knock-out.” “Nou ja… Dan maar weer een boek met een mooi muziekje op de achtergrond. Of zullen we meteen doktertje spelen? Dat beviel me gisteren prima…”
Ik hield de deur van de slaapkamer uitnodigend open. Joline schudde haar hoofd. “Ook een dokter heeft af en toe recht op een vrije zondag. Het is al druk genoeg in de zorg. Deze dokter gaat zich bezig houden met een mooi boek van Thea Beckman en gaat rond half tien in haar bedje. Morgen start er weer een drukke week.” Ik zuchtte. “Heb je net een leuke dokter leren kennen, heeft ze een vrij weekend… Nou, dan ga ik ook maar even lezen. De aantekeningen van Nijmegen heb ik in de auto al redelijk uitgewerkt; morgen ga ik die samen met Rogier omzetten in technische tekeningen en schema’s… Oh ja, er is nog iets, schat.”
Joline keek argwanend op. “Nee, niks flauws… Al die OK’s, pardon: Operatiekamers, zitten op één krachtstroomunit. Als die er mee kapt zitten al die OK’s in één klap zonder spanning. Allemaal. Je kunt je dan wel voorstellen wat een paniek er dan uitbreekt. Ik wil een voorstel doen om elke OK zelfstandig op het stroomnet aan te sluiten. Maar daar hebben we geen opdracht voor, dus ik wil dat als ‘gratis advies’ aan het ziekenhuis laten zien. Daar moet natuurlijk wel een financieel plaatje bij, anders gaat de afdeling Boekhouding van het ziekenhuis over de huppel. Ook dat plannetje werken wij deze week uit; donderdag heb ik dat wel gereed, dan breng ik het naar jullie. Dan mogen jullie je financiële tanden er in zetten en een globale calculatie maken.” Joline knikte. “Prima. Mooie klus voor Marion om dat te doen. Die zat vorige week een beetje te miepen dat ze te weinig calculatiewerk te doen had. En nu: klaar met DT. Lezen, meneertje. Mét een mooi stukje muziek op de achtergrond graag.”
Ik koos een CD van ‘The English Concert’; mooie Engelse barokmuziek op oude instrumenten. Met Trevor Pinnock als dirigent, opgenomen in ‘The Globe’ in Londen, het oudste theater in die stad.. Het klonk niet zo gelikt als dezelfde muziek op moderne instrumenten, maar dat vond ik juist de charme van de CD. En Trevor bracht een aantal variaties aan die ik wel prijs kon stellen… En af en toe hoorde je een stoel over de grond schrapen of een hoest uit het publiek; het nadeel van een ‘live-opname’. Ach, dat had ook zo z’n charme. Dan wist je ten minste zeker dat een stuk niet 21 keer achter elkaar opgenomen was om zeker te weten dat het ‘perfect’ was. Bij de laatste opnamen was zo’n stuk helemaal doodgespeeld. Geen bezieling van de musici meer; die speelden op de automatische piloot. En dat kon je horen…
De uitvoering van ‘Sound the Trumpet’ met Alison Balsom op haar klassieke trompet maakte me nieuwsgierig naar de complete uitvoering van dit stuk. Ik ging op Youtube kijken en zowaar: een aantal uitvoeringen van dit ‘feestconcert’. Eén uitvoering viel met zeer positief op: van een Portugees meisjeskoor en jeugdorkest, het ‘ Coro Ninfas do Lis & Orquestra Ars Lusitanae’. Onder leiding van Mário Nascimento. Heerlijk verfrissend en de meiden hadden er duidelijk plezier in. Oké, de vioolsectie van het orkestje was af en toe niet helemaal zuiver, maar dat mocht de pret niet drukken: het geheel was leuk om te zien en bijzonder mooi om te horen.
Ook Joline viel het op; die leunde op een gegeven moment naar me toe en zei: “Zit jij nou naar jonge meiden te kijken, Kees Jonkman?” “Nee schat. Ik zit naar jonge meiden te luisteren.” Ze kneep even in mijn bovenbeen, maar bleef ook kijken. Toen het applaus geklonken had zei ze: “Zet ‘m nog eens op, Kees. Ik kan dit wel waarderen.”
Na de tweede keer ging ik op zoek naar andere uitvoeringen: Ik bekeek een andere versie: uitgevoerd door Jean Tubéry & the Ensemble La Fenice, maar halverwege haakte ik af. Ja, professioneel uitgevoerd, maar het plezier wat het meisjeskoor uitstraalde, bleef achterwege. Beide countertenors hadden zich, volgens Joline, wel wat beter kunnen scheren en ze vond de bas-solist ‘een vreselijke engerd’. Inderdaad een man die je eerder ergens in een doos onder een brug verwachtte dan op een concertpodium met een klassieke partituur in handen…
En over de dirigent zei Joline: “Captain Jean Luc Picard kan zich beter houden bij het commando voeren van Starship Enterprise dan dirigeren.” Ik keek haar vragend aan. “Hij lijkt best wel op Picard, schat.” Ik keek nog eens goed en ja… hij zou het zomaar kunnen zijn.
Nog wat verder zoekend kwam ik een opname van alleen het 'Sound the trumpet tegen van 'Andrew Leslie Cooper'. Overduidelijk twee broers. Eén-eiïge tweelingen. En beiden countertenor. Keurig in 'White tie' gekleed, met minimalistische begeleiding van een elektronisch clavecimbel en cello. Heel simpel, bijna intiem in een hoekje van een ruimte. Maar loep- en loepzuiver. En beide heren hadden er óók plezier in, dat was te zien.
Joline keek me aan. "Dat klonk wel mooi, Kees, maar ik heb 'Sound the trumpet' nu wel even genoeg gehoord. Die komt straks in m'n dromen terug, dat weet ik zeker. Kun je je koptelefoon opzetten?" Ik voldeed aan haar verzoek en zocht verder.
Een andere uitvoering, nu van Philippe Jaroussky en Pascal Bertin. Volledig orkest, 2 countertenors die er overduidelijk plezier in hadden, een vrouwelijke dirigent die er ook de lol wel van inzag... En mooi uitgevoerd! Beide solisten waren qua kleding elkaars tegenpool: Philippe in 'White tie', glad geschoren, geen haartje uit de plooi... Hij zou zó kunnen aanschuiven bij een formele bijeenkomst op Buckingham Palace. En Pascal nogal casual gekleed: zwart overhemd en jasje, een bruine strompdas hangend op half negen en wat had hij nou om z'n benen? Ja, verhip... Een soort lange kilt. Hem zou je zomaar tegen kunnen komen in een Ierse pub. Hoe dan ook: de heren reageerden leuk op elkaar en op de dirigente. En op het eind een verrassing; na het laatste accoord gaat de claveciniste over op een ander thema: latin! En plotseling komt er een ritmesectie bij en verschijnen er een aantal zangers achter het orkest. En beide countertenors gaan helemaal los, al improviserend. Totdat... de dirigente hen een subtiel seintje geeft en braaf gaan ze over in het beginthema en sluiten het af met een mooi accoord, al zingend: "souououound..." Tijdens de improvisatie moest ik lachen en Joline keek nieuwsgierig. "Waarom zit jij zo te hinniken, Kees?" Ik trok de headset uit de laptop en startte het filmpje opnieuw. Joline trok een gezicht. "Nee hé, niet wéér..." "Even geduld, schat. Dan zie je waarom ik zat te lachen." Toen de improvisatie begon, keek Joline verwonderd. "Wat doen die nou?" Maar na het slotaccoord keek ze me aan. "Dit is leuk! Gewoon een stuk humor in een klassiek concert. En die dirigente heeft er ook lol in..." "Mooi schat, dan zijn we het daarover eens. En nu zet ik die headset weer op, dan stoor ik je verder niet." Een zoentje was mijn beloning.
Zo ging de avond heerlijk rustig voorbij: lekker tegen elkaar geleund, lezend, muziek luisterend en -kijkend, met af en toe een knuffel of een zoen. En ik genoot van Joline, zo vlak tegen me aan. Ze rook lekker, haar haren kriebelden af en toe in mijn nek. En ik bekeek haar tussen het lezen en luisteren door. Ze had een donkerblauw jurkje aan. Zoals bij de meeste van haar jurkjes: strak om haar bovenlichaam en buik, en een zwierig, wijd-uitlopend rokdeel. En dat rokje lag halverwege haar bovenbenen, zodat ik die prachtige benen kon zien en af en toe strelen. Wat me een goedkeurend brommetje opleverde. Eén keer pakte ze mijn hand en legde die wat verder naar onderen en hoorde ik: “Niet al te ondeugend, meneer Jonkman. Genieten is prima, maar je gaat me nu niet gek maken. Ik ben lekker aan het lezen.”
Om half tien klapte Joline haar boek dicht. “Zo. Genoeg lettertjes van Thea Beckman verslonden. Het blijven mooie boeken, ook al worden ze ingedeeld bij de kinderboeken.” “Maar jij ben toch ook nog een jong meisje, Jolientje?” Twee blauwe ogen boorden zich in de mijne. “Meneer Jonkman: moet dokter Joline weer even langs komen? Eén van haar specialismen is urologie. Best wel pijnlijk voor een man…” Haar hand gleed tussen mijn benen en ze begon te knijpen. “Nee, doe maar niet. Tenminste… niet zonder verdoving.” “Mooi. Dan gaan we nu slapen. En vooruit, ik ben soepel vandaag, omdat je lekker gekookt hebt, mag je naast me liggen.”
En na het ritueel van wassen en tanden poetsen lagen we in bed. “Kees… Gaan we lekker slapen? Morgen moeten we weer aan de bak in Gorinchem.” “” Wel zo slim hé? Een beetje uitgerust op het werk aankomen.” Even was het stil. “Ben jij weer helemaal de oude? Geen last meer van je hoofd?” Ik schudde mijn hoofd, maar dat kon zij natuurlijk niet zien. “Ik voel me prima, Jolien. Geen koppijn meer.” “Mooi. Welterusten dan.” Ze boog zich naar me toe en op tast vonden onze monden elkaar. Een lange zoen volgde, totdat ik de zoen verbrak.
“Jolientje… We zouden toch gaan slapen? Als jij zo doorgaat met zoenen komt er van slapen het komende uur niks meer.” Ze kroelde tegen me aan. “Jij zoent veel te lekker. En jouw warme body tegen me aan is ook heerlijk. Maar goed, we zullen maar weer verstandig zijn…” “Morgenavond eens kijken wat we voor elkaar kunnen betekenen, schat?”
Joline schoot overeind. “Kéés! Wij zijn man en vrouw. Geliefden. Géén zakenpartners! Uitgerekend de zin die jij het meeste haat tijdens bedrijfsmeetings gebruik je naar mij toe? Ben je gek geworden of zo?”
Ik gniffelde. “Oei… Mijn lieve echtgenote ontplofte even, geloof ik. Sorry schat. Ik zal mijn opmerking wat anders formuleren: Morgenavond een lekkere romantisch avond maken?” Joline ging liggen en kroop weer tegen me aan. “Da’s beter. Ik ga er over denken. Idioot. Slapen nu.”
“Goed schat. Lekker tegen jouw warme lijf aan liggen en in slaap vallen.”
Een gaap klonk. “Prima plan… Doe ik ook…”
Joline drukte zich tegen me aan. “Dit was mooi, om zo de dag te beginnen.” Ik knikte. “Ja. Beter dan om dit tijdstip in de auto te zitten en naar Gorinchem te jagen.” “Wij ‘jagen’ niet, Kees. Over het algemeen rij jij heel beschaafd. En ik ook.” “Klopt, schat. Ik geniet als jij rijdt. Van je rijstijl, maar ook van je mooie benen. Daar kan ik dan ongehinderd door het overig wegverkeer van genieten.” Ze gaf me een por. “Ik ken daar een veel betere plaats voor, Kees. In bed. En nu lopen we beschaafd terug, douchen even en dan lekker uitgebreid ontbijten. En daarna naar Richard en Greet luisteren.”
Aldus geschiedde: eenmaal thuis een snelle douche, gevolgd door een lekker rustig en uitgebreid ontbijt. En om tien voor tien stonden we in de hal van de kerk op de zussen en hun aanhang te wachten. Greet was al bezig op het orgel; Händel. Even na ons kwamen de dames en heren uit Arkel binnen.
Beide dames met een hele brede lach op hun gezicht. Na de begroeting trokken ze ons even opzij. “We hebben ons naambordje opgehangen! Gisteren lag er een brief in de bus: de naamswijziging is rond: we heten nu officieel Margot en Charlotte Boogman!” Beide dames straalden. “Proficiat, meiden. Dát is een felicitatie waard.” Joline knuffelde hen en ik volgde. “Kom, naar binnen, anders worden we door Richard en de dienstdoend ouderling naar binnen gejaagd.” We moesten redelijk achteraan gaan zitten om nog met z’n zessen in één bank te kunnen: het was vol.
De reden bleek even later: er werden twee kinderen gedoopt, dus er zat een behoorlijke hoeveelheid familie in de kerk. De doop zelf was reden voor enige hilariteit: één van de dopelingen begon hartverscheurend te huilen toen hij nat gemaakt werd. Richard was nogal gul met het doopwater. “Lijkt me ook niks, Kees.” Rogier boog zich naar me toe. “Lig je lekker op schoot bij je moeder, het meest veilige plekje wat je als baby kan hebben, krijg je plotseling een plens koud water over je heen…” “Hé, meestal is het doopwater een beetje op temperatuur gebracht hoor. Dat is echt niet ijskoud.” Hij bromde wat.
Na dienst liep iedereen naar voren om de doopouders te feliciteren, dus wij ook. En Greet speelde zachtjes door: een paar stukken van Buxehude. Ze werd bijna overstemd door het geroezemoes in de kerk. “Jammer dat jij haar niet kan helpen, Kees. Een pittige solo met je bugel had het hier beneden wel wat stiller gemaakt.” Joline keek plagend. “De opperwachtmeester redt zich maar. Ze is een grote meid, Joline.” Uiteindelijk zweeg het orgel, nét toen we de doopouders feliciteerden. Wij waren een van de laatsten, en het was nu wat stiller in de kerk. De schoenen van Greet roffelden over de trap naar beneden en ze sloot achter ons aan om te feliciteren. Ik hoorde een van de doopouders nog nét zeggen: “Dank je wel voor je muzikale ondersteuning, Greet.” Mooi…
In de hal, met een kop koffie in de hand kletsten we nog even met Jackie Moes. Joline vroeg hoe het ging met de relatie van Ben en Jackie lachte. “We hebben weer een puber in huis, Jolien. De laatste paar weken is meneer niet helemaal de rustige wiskundedocent die hij ooit was. Maar goed, we hebben kennis gemaakt met zijn meisje… nou ja, meisje, ze is 28… en het is een leuke meid. Zijn we blij mee.” Lot lachte. “Mooi. Blij voor Ben. Doe hem de groeten van ons.” Jackie keek Lot aan. “Geen problemen mee, Charlotte?” Die klampte zich aan Rogier vast. “Dit is mijn vriend, Jackie. Rogier, dit zijn de ouders van Ben Moes.”
Rogier stak zijn hand uit. “Hallo. Rogier van der Vlist. Ik begreep dat u elke dinsdagavond met vuile trainingspakken wordt opgezadeld als Kees weer eens gek heeft gedaan in het bos? Sterkte!” Jackie moest lachen. “Ja, dat is wel een dingetje, inderdaad. Nou ja, dan komt ons zoontje ook aan zijn nodige lichaamsbeweging toe. Is wel eens goed voor hem.” Ik werd op mijn schouder getikt door Greet. “Hoe is het nu met je, Kees?” Ik wees naar Joline. “Ik heb een hele goeie en lieve huisarts, Greet. Daar ben ik onder behandeling en die behandeling heeft best wel resultaat. Geen koppijn meer, zelfs niet als ik ‘Nee, niet wéér, schat!’ schudt.”
Een boze blik van Joline ging mijn kant uit en Greet onderschepte die ook. “Ik geloof dat jouw huisarts iets met je heeft te bespreken, lompe Infanteriemajoor. Maar goed, als jij weer helemaal ‘up and running’ bent, krijg je vandaag een mailtje van me met wat huiswerk.” “Kalm aan, Greet. Vanmiddag heb ik sowieso geen tijd; dan ben ik naar Nijmegen om de OK’s van dat ziekenhuis technisch te bekijken.”
Ze fronste. “Op zondag?” “Ja, want vanmiddag worden een paar OK’s grondig schoongemaakt. En voor die schoonmaak mogen Rogier, zijn opvolger en ik met onze lompe modderpoten er even doorheen banjeren. Door de week is daar geen tijd voor; dan zijn die OK’s heel veel bezet.” Ze knikte. “Ja, da’s logisch… Nou, ik zal kijken wat ik voor je kan doen. Misschien mats ik je wel een beetje.” “Dat zou bijzonder fijn zijn, opper…”
Ze trok een gezicht. “Ik ga maar eens op huis aan. Anita komt zo thuis na een nachtdienst; kan ik mijn verpleegstertje ten minste even in de watten leggen, voordat ze gaat slapen.” Ik onthield me van geniepig commentaar; er stonden nog een aantal mensen om ons heen te kletsen. “Doe maar. Heeft ze vast verdiend.”
Even later trok Joline aan mijn mouw. “Kees… jullie moeten weg, anders ben je te laat in Nijmegen.” Ik knikte. “Je hebt gelijk. Rogier, neem beschaafd afscheid van je geliefde en stap daarna in die blauwe Volvo. Niet in de grijze, die gaat de verkeerde kant uit.” Ik gaf Joline een zoen. “Tot straks, schat. Ik app wel als we richting huis komen.” Even later reden we Eindhoven uit, de A50 op. “Zo meneer… Hoe beviel de kerkdienst? Behalve het gehuil van die baby dan…” Het was even stil naast me.
“Lot had gelijk, Kees. Een warm welkom. Gewoon… het gevoel wat ik kreeg toen we die kerk in liepen: hier mag je jezelf zijn. Mooie muziek, mensen die samen zingen… Alleen die preek duurde wel lang en na tien minuten was ik de draad écht kwijt.” “Welkom bij de club, makker. Richard, de dominee, heeft de neiging om best wel behoorlijk de theologische diepte in te gaan. En dan haak ik op een gegeven moment ook af, ondanks dat ik tot mijn 15e, 16e een geregeld kerkganger was. Maar het gevoel welkom te zijn… ja, dat herken ik.”
Zo filosofeerden we een tijdje over het begrip ‘kerk’. Bij Rogier zat er nog veel oud zeer, merkte ik. Dus ergens halverwege kapte ik dit gesprek af. “Misschien is het een goed plan als jullie vieren eens bij Richard en zijn vrouw koffie gaan drinken. Mooie lui. Zij kunnen jullie verder helpen. Beter dan Joline en ik.”
Een tijdje later naderden we Nijmegen en werd het gesprek technisch. En dat verhevigde zich toen we eenmaal op de OK’s liepen. Babet had ons voorzien van witte jassen, mondkapjes en oversloffen. “We willen ten slotte niet dat jullie al die Brabantse bacillen in onze Gelderse ruimten de vrije hand geven!” “Hoho…”, zei Ane “Ik ben vrij van Brabantse bacillen, hoor. Ik heb hooguit wat Friese virussen.” Rogier knikte. “Klopt. En die zijn pas écht bloedlink. Kijk maar uit, Babet.” Die haalde haar schouders op. “Straks worden deze ruimtes grondig schoongemaakt, heren. En of de troep uit Brabant, Friesland of Timboektoe kwam: er is straks niets meer van over. Ik laat jullie je gang gaan, op één voorwaarde: alleen in deze twee OK’s blijven en als jullie klaar zijn met je werk: een druk op deze bel. Dan kom ik jullie ophalen. Op mij blijven wachten; als jullie op eigen houtje er uit willen en een operatieploeg loopt jullie tegen het lijf hebben we de poppen aan het dansen. Goed begrepen?”
“Ane en ik weten hoe één en ander werkt, Babet”, zei Rogier. “En we houden Kees wel in bedwang. Don’t worry.”
We waren een uur druk bezig. Het bleek dat alle OK’s aan één stroomnet hingen. Als dat er uit klapte, waren alle OK’s stroomloos. Wel lekker goedkoop, maar het was natuurlijk qua redundancy absoluut kansloos. “Potdorie, zelfs een boorplatform heeft z’n zaakjes beter voor elkaar dan deze operatie-afdeling. Welke oen heeft dit verzonnen?”
Ane en Rogier doken in de digitale tekeningen om even later te wijzen op een voetnoot. Levensgroot stond daar het logo van de firma Duyvestein. De titel van de tekening vermeldde: ‘Aanpassing stroomnet operatieafdeling’. Het jaartal van de ‘aanpassing’ was een jaar of drie geleden. “Dus die Amsterdamse sukkels hebben dit ook verkloot? Sjongejonge, wat een amateurs. Snappen niet wat het is om in een ziekenhuis te liggen…” Rogier keek nijdig. “Dit is me nooit opgevallen. Verdorie, en ik was nog wel Hoofd TD hier!” Ane schudde zijn hoofd. “Mij ook niet, Rogier. En als het jou of mij was opgevallen, wat hadden we kunnen doen? Ja, melden. En dan? Dan was er niks mee gebeurd. ‘Dat Ingenieursbureau heeft het zo ontworpen, meneer van der Vlist. Die lui zijn toch niet achterlijk?’ En vervolgens zou men overgegaan zijn tot de orde van de dag…”
Rogier gromde wat. Ik haalde hen weer bij de les. “Oké lui… Dit ligt buiten onze feitelijke opdracht. De opdracht was het noodstroomsysteem. Niét het normale net. Wat ik wel wil is dat we hier melding van maken en meteen een mogelijke oplossing aandragen. Het kostenplaatje… Nee, daarvoor hebben de expertise van ons Backoffice nodig…” Rogier keek peinzend. “Dat kostenplaatje moet er meteen bij zitten, Kees. Anders is de financiële afdeling niet zo blij en dat wil je niet.” “Oh ja, jouw vriendin… mevrouw Houtert, nietwaar?” Ik grijnsde gemeen naar hem.
“Lúl!” was het hartgrondige antwoord en Ane schoot in de lach. “Dit doen we anders, heren…” Ik dacht even na. “Ja, ik denk dat ik het heb. We maken hier melding van, maar vermelden eveneens dat dit buiten de opdracht ligt. Als het ziekenhuis wil dat we er een oplossing voor verzinnen: prima, maar dan wil ik daar een aparte offerte-aanvraag voor zien. Pas dan gaan we hiermee aan het werk, oké?” Ane en Rogier dachten even na.
“Doe er een lijstje bij met de voordelen van apart geschakelde OK’s, Kees. Wellicht dat jouw vriend uit Afghanistan daar ook iets nuttigs over kan roepen.” “Dokter van Onzenoort? Dat zou kunnen, maar ik wil hem niet op voorhand hierbij betrekken. Da’s niet zo integer, Rogier. Ik denk dat het complete ziekenhuis ondertussen weet dat we elkaar kennen en elkaar wel mogen. Om zijn expertise dan voor ons commerciële karretje te spannen… Nee. Daar heb ik grote problemen mee.” Ane grinnikte. “…elkaar wel mogen… Jaja. Vrijwel het hele ziekenhuis weet dat je hem en publique hard uitgekafferd hebt, Kees. De dag erna gonsde het hier van de geruchten.”
Ik haalde mijn schouders op. “Heb ik geen last van, Ane. Maar nogmaals: Wij, DT dus, haalt Johan van Onzenoort er in dit stadium niét, ik herhaal: niét bij. En Ane, ik kan jou natuurlijk geen opdrachten geven, maar ik zou het bijzonder op prijs stellen als jij dat ook niet doet.” Hij knikte. “Afgesproken.” “Mooi, dan zijn we het daar over eens. Nog meer wat we hier moeten bekijken? Zo niet, dan stel ik voor dat we de cipier van dienst bellen om ons uit onze cel te verlossen. Babet heet ze, geloof ik.”
Ane drukte op de aangewezen bel. “Mooi. Dan tappen we daarna nog een bak ziekenhuiskoffie en daarna gaan Rogier en ik weer richting Veldhoven.” Even daarna ging de schuifdeur open en werd Babet zichtbaar. “Jullie zijn lekker vlot klaar! Mooi, dan kunnen de schoonmakers er in. Willen jullie nog een kop koffie? Die van ons is beter dan in het restaurant.” Ze lachte even. “En goedkoper ook.” “Dat slaan we niet af, Babet.” “Nou, kom dan maar mee.”
Even daarna zaten we rond een tafel met een mok koffie voor ons. “Nou… Veel gevonden wat niet klopt?” Ze keek ons stuk voor stuk aan. Rogier begon. “Nou ja, zolang alles werkt, werkt het. Maar als jullie een stroomstoring krijgen, ligt alles er meteen uit. Ja, de generatoren nemen het wel over… Na een halve minuut. En in de halve minuut heeft alles wat aan een computer hangt er de brui aan gegeven en moet opnieuw worden gestart. En dat kunnen jullie niet gebruiken hier. Wat wij, beter gezegd, wat Kees hier heeft ontworpen is een systeem wat die halve minuut ‘down-time’ annuleert. De 230 volt gaat er af en meteen gaat het noodstroomsysteem in werking. Daar zit geen halve seconde tussen.
Die noodstroom wordt tijdelijk door accu’s geleverd, totdat de generator op toeren is en stabiele 230 volt kan leveren. Als die zover is, schakelt het systeem van accu’s over op generatorstroom. En die is zo stabiel als wat. En zolang die generatoren voldoende diesel krijgen, zijn de OK’s van stroom verzekerd.”
Ze knikte. “Maar… accu’s… die leveren… 12 volt? 24 misschien? Da’s toch veel te weinig?” “Niet als je er voldoende van in serie zet. Dat is één van de veranderingen vergeleken met het huidige systeem. Dat had de firma Duyvestein voor het gemak even vergeten. Er zal ruimte gemaakt moeten worden voor een forse hoeveelheid accu’s en die moeten ook regelmatig gecontroleerd worden.”
Ik keek rond. Boven de deur zat een bordje met het pictogram ‘Nooduitgang’. Ik wees. “Die bordjes… Die moeten oplichten als de stroom uitvalt. Daar hangt een accu aan. Die accu’s moeten om het jaar vervangen worden, want ze worden een jaar lang gevoed door een druppellader. Dat gaat een jaar goed, misschien zelfs twee jaar, maar dan is de levensduur van zo’n loodaccu wel ten einde. In feite gaat dat ook gelden voor de grote accu’s voor jullie noodstroomvoorziening. Weliswaar gaan die langer mee, als je goeie hebt een jaar of vijf, maar toch…”
Babet humde. “Ik had misschien beter moeten opletten tijdens de lessen natuurkunde op de HAVO. Maar ja… Biologie vond ik interessanter.” “Ja, ik ook”, zei Rogier droog. “Met name de lessen over de voortplanting. Maar goed, daar krijg ik sinds kort praktijkles in. Hoogst interessant, kan ik je mededelen.” Ik proestte mijn koffie bijna over tafel en ook Ane had het wat moeilijk. Babet keek Rogier onaangedaan aan. “Interessant… Hoe heet ze? Of is het een hij?”
Nu was het Rogier beurt om zich te verslikken. Toen hij uitgehoest was zei hij: “Als het een ‘hij’ geweest zou zijn, was er geen sprake van voortplanting geweest, zuster. Maar ze heet Charlotte.” Hij haalde zijn telefoon tevoorschijn. “Kijk… De linker van de twee. De rechter is haar zus Margot en die heeft stevig verkering met een collega van me, Gerben.” “Knappe dame hoor! En die heeft verkering met jou? Misschien moet ze eens langs een goeie opticien…” Rogier gromde wat; Ane en ik grinnikten.
Even later was de koffie op. “Babet, dank voor de gastvrijheid en je koffie; wij gaan wat dingen uitwerken. Het resultaat gaan jullie over een paar weken merken, hoop ik.” We gaven haar een hand en vertrokken. Bij de uitgang namen we ook afscheid van Ane. “Als jullie nog vragen hebben over een of ander: gewoon bellen, dan zoek ik het uit. Da’s goedkoper dan wanneer jullie weer hier rondlopen, denk ik. Zal mevrouw Houtert ook wel op prijs stellen…” We liepen naar buiten; Ane verdween weer naar binnen.
“Wil jij rijden, Rogier? Dan kan ik ondertussen wat dingen uitwerken. Nu zit het nog lekker in m’n systeem; wie weet word ik thuis afgeleid.” Hij ving de sleutels van de auto op. “Nou… Dan mag ik ein-de-lijk ook eens in een Volvo rijden. De meiden laten ons nooit rijden in dat grijze gevaarte. Lot katte kort geleden eens naar me: ‘Zo’n Mitsubishi – piloot als jij kan nooit in een fatsoenlijke auto rijden.’ En Gerben had ook al eens zo’n soort opmerking van Margot in ontvangst mogen nemen. Over zijn Toyota. De dames zijn nogal aan hun Zweedse eland gehecht.” “Nou, dan heb je nu mazzel. Geniet ervan; dit rijdt toch wat anders dan zo’n Japans ding.” Hij ging achter het stuur zitten.
“Ik zie All Wheel Drive op de achterkant staan, Kees. Is dat constant?” “Nee. Normaal worden alleen de voorwielen aangedreven. Met dit knopje ingeschakeld komen de achterwielen erbij. Maar dat kost wat meer brandstof. Gebruik ik niet zo gek vaak. Nou, hou er rekening mee dat deze kar wat groter is dan jouw auto. En hij heeft best wel power. De gasplank in één keer omlaag houdt in dat je hoofd tegen de hoofdsteun aan klapt. Het is een automaat, maar je kunt ook zelf schakelen als je wilt. Terugschakelen hoeft dan weer niet; dat doen de automaat voor je. En voor de rest zoek je het maar uit.”
Hij bromde. “Lekker dan… En je hebt ‘m nogal krap geparkeerd… Bedankt.” “Daarvoor hebben ze in Zweden parkeersensoren uitgevonden. Die beginnen te gillen als het ding vindt dat jij de lak in gevaar dreigt te brengen. Je regelt het maar. En je hebt mazzel: ik heb de parkeerkaart al betaald. ” Rustig draaide Rogier het parkeervak uit en de parkeerplaats af. In het stadverkeer hield ik nog een oogje in het zeil, maar dat bleek niet nodig. Rogier loodste de auto netjes door het verkeer.
Op de snelweg trok hij even snel op. “Wauw… Dit is even iets anders dan mijn Outlander. Niet gedacht dat deze lompe bak…” “Hé! Pas jij een beetje op? Anders activeer ik de schietstoel en vlieg je door het nu nog dichte, maar dan heel snel opengaande dak, de auto uit! Dit is een nette auto, uiterst representatief voor een nette ingenieur bij een net bedrijf. En als ik wil… Ja, ook een wolf in schaapskleren. Als Petje Pitamientje met zijn Golfje GTI een wedstrijd wil bij de stoplichten… Die staat zich even later in een donker hoekje te schamen.
Toen Jo en ik een paar weken een relatie hadden, moest ze van mij ook hier in rijden. Mevrouw wilde toen ook even de Autobahn op en trapte de ‘pedal to the metal’. Reed keurig… Met ruim 215 kilometer per uur. Toen we op de terugweg bij Elten weer de grens passeerden, klonk er een teleurgesteld: ‘Wat is 100 in feite een trutsnelheid… Je zou er bijna bij in slaap vallen.’ Ik heb haar toen maar geattendeerd op andere Volvo’s: wit met rode en blauwe diagonale striping…”
Rogier grijnsde. “Ja, die ken ik wel. Ook van dichtbij. Vorig jaar, toen ik mijn motor nét had, kreeg ik binnen drie weken tijd twee mooie brieven van het CJIB én werd ik op een 80 kilometerweg aangehouden omdat ik 107 reed… Sinds die tijd de gashandle van de motor toch met iets meer beleid gehanteerd en het gaspedaal van de Outlander ook. In de vakantie was het heerlijk om op de Autobahn even helemaal los te gaan. Het vreemde was dat ik daar op de terugweg niet zoveel behoefte meer aan had. Snap jij het?” "Lot zal je wel ingefluisterd hebben dat je het rustig aan moest doen, omdat er anders niet gevreeën zou worden? Als Jolien zoiets zegt werkt dat bij mij héél goed…” Hij grinnikte, maar deed er het zwijgen toe.
Ik verdiepte me in de ziekenhuistechniek; de rest van de rit verliep, behalve het zachte geronk van de diesel, in stilte. Vlak voor afslag 30A klapte ik de laptop dicht. “Zo. Alle bijzonderheden in ieder geval genoteerd. Morgen, samen met de foto’s, rustig uitwerken. En daar gaan we samen aan werken, vriend.” Rogier knikte. “Lijkt me leuk. En wat te doen met dat probleempje van gescheiden stroom voor de OK’s?” “Dat werken we ook uit. Globaal. En dan mag Backoffice daar een nette calculatie op loslaten, en die presenteren we, als we daartoe de opdracht krijgen, aan de directie van het ziekenhuis. Los van de andere opdracht.”
Rogier bromde: “Ik ken wel iemand die dat zou willen presenteren. Dan kan ze meteen controleren of ik niet teveel aandacht heb voor de diverse verpleegkundigen.” “Ja, dat is wel een dingetje voor Lot, geloof ik?” Hij knikte. “Heeft ze soms best last van en ik plaag haar er wel eens mee. Maar Kees… en als je dat tegen haar vertelt, trek ik je kop van je romp…: ik ben best wel vaak verliefd geweest en heb op school en later tijdens mijn studie best wel wat scharrels gehad, maar: mijn gevoel voor Lot is van een heel andere dimensie. Op haar ben ik niet verliefd; van haar houd ik.” Ik knikte. “Daar hadden Jolien en ik al een vaag vermoeden van. En aan jou de eer om haar dat regelmatig te laten merken.” “Oh, daar heb ik niet zo’n moeite mee.” “Da’s mooi. En nu: einde onderwerp; we zijn bijna thuis. En het is… vier uur. Zo dadelijk drinken we gezellig nog wat, om vijf uur gaat de chef-kok zich bezig houden met de nasi, zodat we om zes uur kunnen eten. Daarna nog een bak koffie en dan jagen we jullie richting Arkel.”
“Wil je dat we mee-eten?” Ik knikte. “Anders heb ik voor niks boodschappen gedaan. Je worstelt je er maar doorheen.” Rogier zette de auto even daarna keurig in de garagebox. “Zo. Rijdt best wel lekker… voor zo’n lompe bak.” “Nou, dan was dit je laatste ritje in mijn mooie auto. Lui die mijn auto uitschelden voor ‘lompe bak’ komen niet meer achter het stuur ervan. Geniet maar van je ‘Metsubsidie’. Ben jij gek… Naar boven met je kadaver, naar je meissie toe. En die lessen Biologie over voortplanting herhaal je in Arkel maar.”
Eenmaal terug in het appartement kregen we een knuffel van Joline en Charlotte. En een zucht van opluchting van Gerben. “Gelukkig, jullie zijn er weer. Nu hoef ik ten minste alleen maar het handje van m’n eigen meisje vast te houden.” Zowel Lot als Joline schonken hem een verachtelijke blik. “Hoor hem… Mr. Macho.” “Nou, we horen het alweer, Gerben! Zo te horen heb je jezelf redelijk populair gemaakt bij de dames.” Lot giebelde. “Jolien en ik zijn op een gegeven moment maar een stukje gaan wandelen. Hadden die twee even quality-time met elkaar.” “Ja, dank je wel daarvoor, zus. We hebben er van genoten…” Margot kuste Gerben nogal innig. “Zeg Margootje… Je hebt die Piraat van je toch niet… Als wij vanavond een voor Joline onbekend slipje aantreffen in ons bed, ben je morgenochtend bij de koffie-automaat zwaar de sigaar, dat begrijp je hoop ik wel hé?”
Margot snoof, Gerben zei niets, maar lachte zachtjes. Rogier keek mij aan. “En wij maar hard ploeteren in dat ziekenhuis… ’t Is oneerlijk verdeeld in de wereld.” Ik plofte op de bank. “Nogal. Even uitpuffen hoor; om een uur of vijf ga ik beginnen met het eten.” “Dan gaan wij voor die tijd weg, heren.” Charlotte keek naar Gerben en Rogier. “Niks ervan Lot. Kees zei in de auto dat wij mee-eten, anders had hij zich voor niets een breuk gesjouwd aan allerlei lekkere dingen.” Lot keek me aan en ik knikte. “Ja, Lot. Het is natuurlijk onzin als jullie nu naar Arkel rijden en daar nog een keer moeten gaan koken.”
Margot keek ondeugend. “In Arkel zit ook een goeie friteszaak, Kees…” Joline’s ogen begonnen te fonkelen. “Op zondag? Foei, meisje Boogman!” Oh ja, verhip… de meiden hadden nu officieel een nieuwe naam. “Dames… jullie kennende staat jullie nieuwe naambordje al op de foto. Laat eens zien!” Met een brede lach pakte Lot haar telefoon. “En we hebben dat bordje zelf aan de muur geschroefd, Kees. Daar zijn deze beide heren niet aan te pas gekomen.”
Ik bekeek wat foto’s: Lot die de boormachine hanteerde, Margot even later de schroevendraaier en uiteindelijk: een mooi messing naamplaatje: ‘Charlotte en Margot Boogman’. “Mooi, dames…” Margot sloeg haar arm om Lot heen. “En toen dat plaatje aan de muur zat, hebben we even staan janken. Aan de ene kant waren we hartstikke blij, aan de andere kant…” Ik knikte. “Definitief de banden met jullie familie doorgesneden. Dat doet pijn, ja.” Lot keek vastberaden. “Ja, dat deed pijn. Maar aan de andere kant: als we het niet hadden gedaan, Kees…” “Dan had je nu met een ketting aan het aanrecht vastgezeten. Het aanrecht van een vent die je misbruikte.” En Joline voegde er met een bittere toon aan toe: “Of jullie hadden in een ongemarkeerd graf gelegen, meiden. Omdat de familie geen geld aan poespas wenste uit te geven, net als bij jullie oma.”
Oeps... Die kwam even hard binnen, ondanks dat ik wist wat de plannen van de meiden waren geweest. Ik keek Joline aan; haar ogen stonden boos. Even was het stil, toen knikte Margot. “Ja. Die ketting en dat aanrecht… Nóóit!” Rogier vloekte. Hárd en godslasterlijk. “Hoe in de wereld kun je mensen zover krijgen… Als ik die kerels nu zou tegenkomen…” Lot legde een hand op zijn arm. “Hé! Rustig jij! Ze zitten hun straf uit, Rogier. Het heeft geen nut dat jij je er achteraf nog over opwindt. Zij…” Ze wees op Joline en mij “… hebben ervoor gezorgd dat wij bevrijd werden. Samen met Fred en Nadia. En John met z’n kroketten.” Margot giebelde even. “Ja, vooral die kroketten…”
Daarmee was de kou uit de lucht. Ik keek Joline aan. “Schat, ik weet dat je het minder prettig vindt, maar ik zou nu toch wel graag een pilsje drinken.” Ze knikte. “We zullen maar zeggen dat je er hard genoeg voor hebt gewerkt, Kees. Vooruit maar.” Rogier veerde op. “Ik heb ook hard gewerkt, Lotje… Mag ik…?” Lot trok wat met haar mond. “Nou, vooruit dan maar. Maar voor jij aan het bier gaat: eerst nog een bierloze zoen van je. Kom hier, vent!” Gerben keek naar Margot, maar die schudde haar hoofd. “Niks ervan, Gerben van Wiers. Jij hebt niét gewerkt vandaag. Als jij aan het bier gaat, is de eerste zoen die je van me krijgt morgenochtend. Nadat je héél grondig je tanden hebt gepoetst.” Gerben keek sip. “Streng meisje ben jij, hoor… Neem een voorbeeld aan je zus!” “Nee, dat doe ik niet, want dan moet ik Rogier zoenen. En dat bewaar ik voor speciale gelegenheden. Oud en nieuw en zo. Geen bier voor jou!”
Even later had iedereen wat te drinken: de dames witte wijn, Gerben een cola, Rogier en ik hadden een pilsje voor ons staan. Om vijf uur begon ik met koken. Een simpele Nasischotel, saté erbij, kroepoek en gebakken ei. Dat was om half zes gereed en we konden opscheppen. De nasi was wel redelijk pittig; ik had er een Spaans pepertje in verwerkt. En blijkbaar had Margot een stuk van dat pepertje naar binnen gewerkt, want plotseling schóót ze overeind, haar tong buiten haar mond en griste ze het flesje bier van Rogier van tafel en zette dat aan haar mond. Een aantal slokken later was het flesje leeg en higde ze: “Auw… Dat moest even geblust worden. En wat smaakt dat bier smerig… Kun je die pepertjes niet wat kleiner snijden, Kees?”
“Je begint een beetje op je lieve tante te lijken, Margot. Alleen klokte die bijna een heel flesje naar binnen. Wat moet Gerben nu wel van je denken?” Die stond bedaard op. “Gerben pakt nog twee flesjes bier uit de koelkast. Eentje voor hemzelf en eentje voor Rogier. Kees, jij ook nog eentje?” “Ja, doe maar. Je weet nooit of Joline ook tegen zo’n pepertje aanklapt…” Margot sprong op. “Niks ervan, Gerben! Jij geen bier. Wij hebben net een glas wijn op zonder erbij na te denken, Rogier zit ook al aan het bier… jij moet straks rijden!” Lot keek verschrikt. “Verhip! Wat stom! Helemaal niet bij nagedacht!”
Gerben ging zitten, de flesopener in de hand. “Kun je nagaan… En jullie zijn niet eens blond.” Daar kreeg hij na een seconde spijt van: Joline haalde uit en een stevig ‘Kléts’ klonk door de kamer. “Pas jij een beetje op, Gerben van Wiers? Naast je zit een hoogblonde Bachelor die bijna Master is! En ik ben nogal gevoelig voor opmerkingen over mijn haarkleur in combinatie met mijn IQ!” “Ja, ik ben nu ook gevoelig… Op mijn linkeroor, potverdorie. Kréng!”
Vingers wezen naar de grond. “Tien keer, Gerben!” “Tien?” Hij keek verontwaardigd. “Ja, tien. Vijf voor je ‘potverdorie’ en nog eens vijf omdat je mijn lieve echtgenote hebt beledigd. Húp, aan ’t werk!” Mopperend drukte Gerben zich op. Toen hij overeind kwam kreeg hij een zoentje van Margot. “Zo. Als ‘wiedergutmachung’ mag je straks in onze auto naar huis rijden.” Hij trok een smerig gezicht. “Mar… Je stinkt naar bier! Kom eens hier, dan kan ik je mond even uitlebberen, dan heb ik ook nog wat.” Margot duwde hem weg. “Smeerlap. Alcoholist. Een net meisje diep tongzoenen omdat ze net wat bier heeft gedronken en jij niet. Jij moet nuchter blijven!”
Ik zuchtte. “Dames en heren: ik heb redelijk m’n best gedaan op deze kostelijke maaltijd. Het zou fijn zijn als jullie daarvan genoten, in plaats van de mond-alcohol bij een ander te gaan inspecteren.” Een half uurtje later was de schaal met nasi schoon leeg. Ik werd samen met Rogier naar de kamer verbannen; Charlotte zette samen met Margot koffie en Joline ruimde met Gerben de vaatwasser in. Beide zussen kwamen even daarna met een dienblad met koffie in de kamer. “Lekker dames. We kletsten nog wat over de komende week, maar met de koffie op, maakten beide stelletje zich op om te vertrekken. Met een spijtig gezicht gaf Lot de sleutel van de grijze Volvo aan Gerben. “Voorzichtig er mee zijn, denk er aan!” “Ja juf…”
Even later zagen we hen wegrijden en gingen Joline en ik weer naar binnen. Ik sloot meteen af en schakelde het alarm in. “Zo. Dan kan ik dat ten minste niet vergeten na vijf biertjes.” Joline keek me spottend aan. “Bluffert. Na drie biertjes moet je enorm plassen en daarna ben je knock-out.” “Nou ja… Dan maar weer een boek met een mooi muziekje op de achtergrond. Of zullen we meteen doktertje spelen? Dat beviel me gisteren prima…”
Ik hield de deur van de slaapkamer uitnodigend open. Joline schudde haar hoofd. “Ook een dokter heeft af en toe recht op een vrije zondag. Het is al druk genoeg in de zorg. Deze dokter gaat zich bezig houden met een mooi boek van Thea Beckman en gaat rond half tien in haar bedje. Morgen start er weer een drukke week.” Ik zuchtte. “Heb je net een leuke dokter leren kennen, heeft ze een vrij weekend… Nou, dan ga ik ook maar even lezen. De aantekeningen van Nijmegen heb ik in de auto al redelijk uitgewerkt; morgen ga ik die samen met Rogier omzetten in technische tekeningen en schema’s… Oh ja, er is nog iets, schat.”
Joline keek argwanend op. “Nee, niks flauws… Al die OK’s, pardon: Operatiekamers, zitten op één krachtstroomunit. Als die er mee kapt zitten al die OK’s in één klap zonder spanning. Allemaal. Je kunt je dan wel voorstellen wat een paniek er dan uitbreekt. Ik wil een voorstel doen om elke OK zelfstandig op het stroomnet aan te sluiten. Maar daar hebben we geen opdracht voor, dus ik wil dat als ‘gratis advies’ aan het ziekenhuis laten zien. Daar moet natuurlijk wel een financieel plaatje bij, anders gaat de afdeling Boekhouding van het ziekenhuis over de huppel. Ook dat plannetje werken wij deze week uit; donderdag heb ik dat wel gereed, dan breng ik het naar jullie. Dan mogen jullie je financiële tanden er in zetten en een globale calculatie maken.” Joline knikte. “Prima. Mooie klus voor Marion om dat te doen. Die zat vorige week een beetje te miepen dat ze te weinig calculatiewerk te doen had. En nu: klaar met DT. Lezen, meneertje. Mét een mooi stukje muziek op de achtergrond graag.”
Ik koos een CD van ‘The English Concert’; mooie Engelse barokmuziek op oude instrumenten. Met Trevor Pinnock als dirigent, opgenomen in ‘The Globe’ in Londen, het oudste theater in die stad.. Het klonk niet zo gelikt als dezelfde muziek op moderne instrumenten, maar dat vond ik juist de charme van de CD. En Trevor bracht een aantal variaties aan die ik wel prijs kon stellen… En af en toe hoorde je een stoel over de grond schrapen of een hoest uit het publiek; het nadeel van een ‘live-opname’. Ach, dat had ook zo z’n charme. Dan wist je ten minste zeker dat een stuk niet 21 keer achter elkaar opgenomen was om zeker te weten dat het ‘perfect’ was. Bij de laatste opnamen was zo’n stuk helemaal doodgespeeld. Geen bezieling van de musici meer; die speelden op de automatische piloot. En dat kon je horen…
De uitvoering van ‘Sound the Trumpet’ met Alison Balsom op haar klassieke trompet maakte me nieuwsgierig naar de complete uitvoering van dit stuk. Ik ging op Youtube kijken en zowaar: een aantal uitvoeringen van dit ‘feestconcert’. Eén uitvoering viel met zeer positief op: van een Portugees meisjeskoor en jeugdorkest, het ‘ Coro Ninfas do Lis & Orquestra Ars Lusitanae’. Onder leiding van Mário Nascimento. Heerlijk verfrissend en de meiden hadden er duidelijk plezier in. Oké, de vioolsectie van het orkestje was af en toe niet helemaal zuiver, maar dat mocht de pret niet drukken: het geheel was leuk om te zien en bijzonder mooi om te horen.
Ook Joline viel het op; die leunde op een gegeven moment naar me toe en zei: “Zit jij nou naar jonge meiden te kijken, Kees Jonkman?” “Nee schat. Ik zit naar jonge meiden te luisteren.” Ze kneep even in mijn bovenbeen, maar bleef ook kijken. Toen het applaus geklonken had zei ze: “Zet ‘m nog eens op, Kees. Ik kan dit wel waarderen.”
Na de tweede keer ging ik op zoek naar andere uitvoeringen: Ik bekeek een andere versie: uitgevoerd door Jean Tubéry & the Ensemble La Fenice, maar halverwege haakte ik af. Ja, professioneel uitgevoerd, maar het plezier wat het meisjeskoor uitstraalde, bleef achterwege. Beide countertenors hadden zich, volgens Joline, wel wat beter kunnen scheren en ze vond de bas-solist ‘een vreselijke engerd’. Inderdaad een man die je eerder ergens in een doos onder een brug verwachtte dan op een concertpodium met een klassieke partituur in handen…
En over de dirigent zei Joline: “Captain Jean Luc Picard kan zich beter houden bij het commando voeren van Starship Enterprise dan dirigeren.” Ik keek haar vragend aan. “Hij lijkt best wel op Picard, schat.” Ik keek nog eens goed en ja… hij zou het zomaar kunnen zijn.
Nog wat verder zoekend kwam ik een opname van alleen het 'Sound the trumpet tegen van 'Andrew Leslie Cooper'. Overduidelijk twee broers. Eén-eiïge tweelingen. En beiden countertenor. Keurig in 'White tie' gekleed, met minimalistische begeleiding van een elektronisch clavecimbel en cello. Heel simpel, bijna intiem in een hoekje van een ruimte. Maar loep- en loepzuiver. En beide heren hadden er óók plezier in, dat was te zien.
Joline keek me aan. "Dat klonk wel mooi, Kees, maar ik heb 'Sound the trumpet' nu wel even genoeg gehoord. Die komt straks in m'n dromen terug, dat weet ik zeker. Kun je je koptelefoon opzetten?" Ik voldeed aan haar verzoek en zocht verder.
Een andere uitvoering, nu van Philippe Jaroussky en Pascal Bertin. Volledig orkest, 2 countertenors die er overduidelijk plezier in hadden, een vrouwelijke dirigent die er ook de lol wel van inzag... En mooi uitgevoerd! Beide solisten waren qua kleding elkaars tegenpool: Philippe in 'White tie', glad geschoren, geen haartje uit de plooi... Hij zou zó kunnen aanschuiven bij een formele bijeenkomst op Buckingham Palace. En Pascal nogal casual gekleed: zwart overhemd en jasje, een bruine strompdas hangend op half negen en wat had hij nou om z'n benen? Ja, verhip... Een soort lange kilt. Hem zou je zomaar tegen kunnen komen in een Ierse pub. Hoe dan ook: de heren reageerden leuk op elkaar en op de dirigente. En op het eind een verrassing; na het laatste accoord gaat de claveciniste over op een ander thema: latin! En plotseling komt er een ritmesectie bij en verschijnen er een aantal zangers achter het orkest. En beide countertenors gaan helemaal los, al improviserend. Totdat... de dirigente hen een subtiel seintje geeft en braaf gaan ze over in het beginthema en sluiten het af met een mooi accoord, al zingend: "souououound..." Tijdens de improvisatie moest ik lachen en Joline keek nieuwsgierig. "Waarom zit jij zo te hinniken, Kees?" Ik trok de headset uit de laptop en startte het filmpje opnieuw. Joline trok een gezicht. "Nee hé, niet wéér..." "Even geduld, schat. Dan zie je waarom ik zat te lachen." Toen de improvisatie begon, keek Joline verwonderd. "Wat doen die nou?" Maar na het slotaccoord keek ze me aan. "Dit is leuk! Gewoon een stuk humor in een klassiek concert. En die dirigente heeft er ook lol in..." "Mooi schat, dan zijn we het daarover eens. En nu zet ik die headset weer op, dan stoor ik je verder niet." Een zoentje was mijn beloning.
Zo ging de avond heerlijk rustig voorbij: lekker tegen elkaar geleund, lezend, muziek luisterend en -kijkend, met af en toe een knuffel of een zoen. En ik genoot van Joline, zo vlak tegen me aan. Ze rook lekker, haar haren kriebelden af en toe in mijn nek. En ik bekeek haar tussen het lezen en luisteren door. Ze had een donkerblauw jurkje aan. Zoals bij de meeste van haar jurkjes: strak om haar bovenlichaam en buik, en een zwierig, wijd-uitlopend rokdeel. En dat rokje lag halverwege haar bovenbenen, zodat ik die prachtige benen kon zien en af en toe strelen. Wat me een goedkeurend brommetje opleverde. Eén keer pakte ze mijn hand en legde die wat verder naar onderen en hoorde ik: “Niet al te ondeugend, meneer Jonkman. Genieten is prima, maar je gaat me nu niet gek maken. Ik ben lekker aan het lezen.”
Om half tien klapte Joline haar boek dicht. “Zo. Genoeg lettertjes van Thea Beckman verslonden. Het blijven mooie boeken, ook al worden ze ingedeeld bij de kinderboeken.” “Maar jij ben toch ook nog een jong meisje, Jolientje?” Twee blauwe ogen boorden zich in de mijne. “Meneer Jonkman: moet dokter Joline weer even langs komen? Eén van haar specialismen is urologie. Best wel pijnlijk voor een man…” Haar hand gleed tussen mijn benen en ze begon te knijpen. “Nee, doe maar niet. Tenminste… niet zonder verdoving.” “Mooi. Dan gaan we nu slapen. En vooruit, ik ben soepel vandaag, omdat je lekker gekookt hebt, mag je naast me liggen.”
En na het ritueel van wassen en tanden poetsen lagen we in bed. “Kees… Gaan we lekker slapen? Morgen moeten we weer aan de bak in Gorinchem.” “” Wel zo slim hé? Een beetje uitgerust op het werk aankomen.” Even was het stil. “Ben jij weer helemaal de oude? Geen last meer van je hoofd?” Ik schudde mijn hoofd, maar dat kon zij natuurlijk niet zien. “Ik voel me prima, Jolien. Geen koppijn meer.” “Mooi. Welterusten dan.” Ze boog zich naar me toe en op tast vonden onze monden elkaar. Een lange zoen volgde, totdat ik de zoen verbrak.
“Jolientje… We zouden toch gaan slapen? Als jij zo doorgaat met zoenen komt er van slapen het komende uur niks meer.” Ze kroelde tegen me aan. “Jij zoent veel te lekker. En jouw warme body tegen me aan is ook heerlijk. Maar goed, we zullen maar weer verstandig zijn…” “Morgenavond eens kijken wat we voor elkaar kunnen betekenen, schat?”
Joline schoot overeind. “Kéés! Wij zijn man en vrouw. Geliefden. Géén zakenpartners! Uitgerekend de zin die jij het meeste haat tijdens bedrijfsmeetings gebruik je naar mij toe? Ben je gek geworden of zo?”
Ik gniffelde. “Oei… Mijn lieve echtgenote ontplofte even, geloof ik. Sorry schat. Ik zal mijn opmerking wat anders formuleren: Morgenavond een lekkere romantisch avond maken?” Joline ging liggen en kroop weer tegen me aan. “Da’s beter. Ik ga er over denken. Idioot. Slapen nu.”
“Goed schat. Lekker tegen jouw warme lijf aan liggen en in slaap vallen.”
Een gaap klonk. “Prima plan… Doe ik ook…”
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10