Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 30-04-2025 | Cijfer: 9.8 | Gelezen: 3481
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 71 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 362
Ook de donderdag stond in het teken van hard werken. Maar… er kwam onverwacht iets anders bij. Theo kwam ’s morgens het Piratenest binnen lopen, terwijl alle Piraten, samen met Fred en Zelda over schema’s van het ziekenhuis in Nijmegen gebogen stonden. “Zo. Hier wordt hard gewerkt, zie ik? Mooi. Dat ziet de groot aandeelhoudster van DT graag.”
We keken op en Henk zei: “Dat zal best, maar als die groot aandeelhoudster dat ook eens zou laten merken… In de vorm van een fors stuk gebak bij de lunch bijvoorbeeld…” Theo snoof. “Jaja. En iedereen na de lunch meteen vervallen in een enorme ‘after-lunch-dip’? Dat dacht ik niet, meneer van Gasselt! Maar… Even aandacht heren. En dame… Ik kreeg net een telefoontje van het Ministerie van Volksgezondheid. De andere ziekenhuizen, die door onze vrienden uit Amsterdam zijn besodemieterd, willen ook met DT in zee. Het schijnt dat het ziekenhuis in Nijmegen wat mond-op-mond-reclame voor ons heeft gedaan…”
Rogier zei: “Hmmm…. Da’s niet hun core-business, Theo. Normaal doen ze mond op mond beademing.” “Even kappen met je bijdehandjes meneer van der Vlist. En bewaar je mond op mond beademing maar voor Charlotte Boogman!” “Graag Theo. Zal ik die nu even toedienen? Kan even duren…”

Theo zuchtte. “Kappen, Rogier, ik heb wat serieus te melden. Mensen, binnenkort moet DT komen opdraven in het UMC in Utrecht. Daar wordt een vergadering belegd van een aantal hotemetoten van die in totaal vier ziekenhuizen. Onderwerp: hoe gooien we die shit uit Amsterdam uit onze systemen en wat willen we ervoor terug? Aanwezigen: vertegenwoordigers van de Raden van Toezicht van die ziekenhuizen én Nijmegen, alsmede een paar lui van het ministerie. Technici, maar ook verwervers. En ja, dit is een serieus groot project wat officieel Europees aanbesteed zou moeten worden, maar omdat DT nogal wat voorkennis heeft wil het ministerie als eerste met ons om tafel. Dus: dat houdt nogal veel werk voor jullie in.
Daarom wil ik één vast aanspreekpunt per ziekenhuis. Daar ga je drie dagen in de week mee aan de slag. Fred, ik wil dat jij de informatica-business voor je rekening neemt. Kees: jij wordt de projectleider van dit hele gebeuren. De andere klussen, zoals die boorplatforms, hevel ik over naar de andere teams. Die kunnen, onder leiding van André en Miranda, dat prima aan. Maar de Piraten gaan zich de komende maanden bezig houden met de medische wetenschap.”
“Potdomme Theo… Ik had me juist verheugd op een paar weekjes op zee…” Henk keek Theo aan. “Dan heb jij mazzel, Henk. Want jij wordt projectleider boorplatforms. Dan kun je samen met je pindakaasvriend en je vlierbesvriendin kotsend over de railing hangen.” “Het heet ‘verschansing’ Theo, en die tijd van kotsen ligt vér achter me!” Henk keek waarschuwend. Theo grinnikte. “Kortom: jullie gaan op een wat andere manier werken, heren. Ik ga Henk tijdelijk van jullie losscheuren, Kees houdt het grotere plaatje in de gaten en ieder van jullie krijgt een ziekenhuis toegewezen.
Dat houdt in: in de beginfase veel weg naar de klant: Verkennen, inventariseren, wensen aanhoren… In de ontwerpfase veel hier om te tekenen en om van elkaar te leren en in de uitvoerende fase weer veel bij de klant als supervisor. En om dat geheel wat handjes en voetjes te geven én om jullie wat te motiveren…”
Hij keek nu ronduit plagend.
“…gaan jullie met ingang van vandaag allemaal het salaris van plaatsvervangend teamleider verdienen plus een trede erbij. Met uitzondering van Henk en Fred: die krijgen de volle mep van teamleider plus een trede. En Kees? Kees moet zich maar behelpen met één schaal en trede meer. Boven ‘teamleider’ heeft DT geen rangen meer, of het zou die van directeur moeten zijn. Maar ik ben nog niet aan pensioen toe. En oh ja… Binnen 5 minuten allemaal op mijn bureau. Tekenen voor je vaste contract of je nieuwe status. En om te voorkomen dat jullie flauw vallen willen we wel mensen in de buurt die mond op mond beademing kunnen toepassen, dus eventueel in dit pand aanwezige partners meebrengen…” De laatste zin moest hij hard roepen, want een waar pandemonium was losgebarsten.

Ik stond even wazig te kijken. Dit kwam wel héél onverwacht. Het zou betekenen dat de Piraten zo’n beetje uit elkaar gescheurd zouden worden… Triest, maar dat moment zou er komen, dat wisten we van te voren. Enfin, we zouden nauw met elkaar moeten samenwerken om de systemen zoveel mogelijk hetzelfde te laten zijn… Dus zouden de Piraten niet versnipperd worden. Gelukkig. Wél Henk kwijt. Dat vond ik wel heel jammer, want voor een aantal zaken leunde ik best wel op die nuchtere Noordeling met z’n zware accent. En hij durfde me op m’n nummer te zetten als dat nodig was… Ook goud waard.
Theo legde een hand op mijn schouder. “Ik zie wat je denkt, Kees. Nee, ik ruk de Piraten niet uit elkaar. Ja, jullie zullen gedurende dit project fysiek wat meer uit elkaar zijn, maar daarna trap ik jullie weer gewoon in dit hok, zodat jullie weer lawaai kunnen maken. En die bevorderingen zijn blijvend. Jullie zijn met stip het beste team van DT. Hebben ondertussen DT een blijvend goede naam bezorgd. Zowel in de offshore, maar ook in de scheepsbouw en nu in de wondere wereld van ziekenhuizen. Iemand die daar over gaat miepen kan van mij, én van Gertie een enorme trap onder zijn hol krijgen, Kees.” Ik keek hem aan. “Dank je wel, Theo.”
“Nee, niks ‘dank je wel Theo’. Dank je wel Piraten. En Kees. Het is jullie verdienste. En nou mee, we hebben wat te vieren: drie tijdelijke collega’s worden permanente collega’s.” Hij grinnikte. “En die taart tijdens de lunch is ook al geregeld; ik heb Irene daarvoor al aan het werk gezet.” Even later zaten we in Theo’s bureau aan de grote vergadertafel. Lot en Mar hadden, toen ze hoorden van de reden, ook Joline mee getrokken.
Willem, Gerben en Rogier tekenden hun contract voor onbepaalde tijd, inclusief hun nieuwe salaris. Frits, Henk, Fred en ik tekenden voor onze nieuwe ‘rang’. Gerben en Rogier werden door Mar en Lot geknuffeld, Joline gaf mij een lieve zoen. “Past wel goed bij je nieuwe auto, Kees. Want een simpele teamleider in zo’n dikke Zweedse patserbak… Dat wekt wantrouwen naar de bekostiging ervan.” Henk grinnikte; ik had een en ander tijdens de koffie verteld.
“Wil jij heel rap ophouden met die onzin? Anders mag jij ook je excuses gaan maken… Aan Joline!” Hij keek bang. “Nee, dank je wel… Dat ga je niet willen. Sorry! Ik ken m’n plaats weer!”
“Ja, precies! Op een booreiland in de stank van ruwe aardolie en met gore klauwen. En met alleen maar kerels om je heen!”
Rogier vulde aan: “Exact. En wij? Wij verkeren in een uiterst schone en rustige omgeving en zijn omringd door lief glimlachende verpleegkundigen met hele zachte handen en enorm veel empathisch vermogen. Heerlijk…”
Charlotte stootte hem aan. “Kijk jij een beetje uit, vriendje? Anders vraag ik aan Theo of hij je alsnog op zo’n boorplatform indeelt. Dan kan André genieten van die empathische verpleegstertjes!” Rogier keek haar aan. “Waar en wanneer heb je mij over ‘verpleegstertjes’ horen praten, Lotje? Ik had het over ‘verpleegkundigen’. Dat kunnen ook kerels zijn, hoor.” Ze snoof. “Whatever… Het booreiland ligt voor jou op de loer, meneertje!”

Even later zaten we weer in het ‘Piratennest’. En we keken elkaar wat appelig aan. “Dit moet even bezinken, hoor… Hoe verkoop ik dit thuis zonder dat mijn kinderen meteen om meer zakgeld gaan jengelen?” Frits keek vragend om zich heen. “Oh, dat is simpel, Frits. Laat ze in hun kerstvakantie maar weer een tijdje hier aan de slag gaan. Ik denk dat de schotels op het dak nog wel een update nodig hebben.” Fred grinnikte en de ramen stonden weer te trillen. “Arme Meike. Die neemt, elke dag dat ze naar DT gaat, uit voorzorg een dikke winterjas, handschoenen en een dikke muts mee. Oh ja, en een regenbroek, ditmaal zonder gaten.”
Fred grijnsde. “Nou dan kan ze mooi haar grotere zakgeld aan die kleding besteden, Frits. Probleem opgelost. Maar zonder dollen: hoe staat het die zoon van je? Freek? Die is nu toch bijna klaar op het MBO?” Frits knikte. “Ja. En hij gaat daar als een speer. Heeft er lol in, goeie cijfers… Nee, daar hebben we geen omkijken naar.” “Mooi man”, zei Fred. “Als hij in z’n vakantie nog wat wil bijverdienen is hij welkom.” Frits knikte. “Ik zal het hem zeggen. En Meike?” Fred schudde zijn hoofd. “Daarvoor moet je bij Joline zijn, Frits. Ik ontferm me alleen over Meike als het waterkoud is en de regen horizontaal voorbij komt met windkracht 8 en we het dak op moeten…”
Fred grijnsde breed en Frits zuchtte. “Ja, daar heeft ze het nog wel eens over…” Henk tikte op tafel. “Heren… Allemaal proficiat met jullie promotie en zo, maar we moeten vanmiddag wél even brainstormen hoe we een en ander goed gaan overdragen aan Team Vlierbesthee en Pindakaas. Want ik weet best veel, maar sommige details… Nee.” “Gaan we een middag aan wijden, Henk. Miranda en André zijn ook niet achterlijk. Nou, nog een half uurtje buffelen heren, daarna naar buiten. Even lekker wandelen.”

Gerben keek door het raam. “Even lekker wandelen, zegt meneer. Ik ben gaan studeren omdat ik niet 8 uur per dag in de zeikregen op een bouwplaats wilde staan, Kees. En jij jaagt ons gewoon naar buiten met dit weer…” “Wees blij dat je geen Marion of Meike heet, meneer van Wiers!” Fred klonk waarschuwend. “Want dan had je met mij naar buiten gegaan! Op het dak en naar keuze: in een sneeuwstorm, net als Marion of in de zeikregen, zoals Meike. En zonder de paraplu van je vriendinnetje, denk daar goed aan.” Hij keek dreigend. “Jaja, ik hoor ’t alweer. Ik had beter bij m’n vorige werkgever kunnen blijven. Daar kon je in de middagpauze ten minste binnenblijven als je dat wilde.” “Ja. En je boterham achter je bureau opeten, omdat de baas wilde dat je in je pauze doorwerkte, Gerben! Ben je dat vergeten?” Willem keek hem nogal scherp aan en Gerben grinnikte.
“Ik wist dat je zou reageren, Willem…” Die bromde wat en boog zich weer over zijn toetsenbord.

Om tien over twaalf liepen we buiten. Inderdaad: in de regen. De mensen van andere bedrijven, die we in de pauze tegen kwamen bleven binnen. En toen we langs de fitness liepen, zwaaide Mariëtte naar ons… Van achter het raam. Frits mopperde: “Het zal daarbinnen wel lekker warm zijn. Mevrouw de fitnessgoeroe staat daar in korte broek, verdorie…” Van diverse kanten kwamen vingers en handen tevoorschijn. “Nú, Frits!”
“Ja, hallo… Me opdrukken op die zeiknatte stoep? Ik doe het straks binnen wel, zijn jullie gek…” “Niks ervan!” De stem van Angelique was scherp. “Nú en hiér. Je kon hier verwensingen uiten, dan kun je je ook hier opdrukken. Plát!” Mopperend ging hij gestrekt en drukte zich op. Toen hij overeind kwam stond Mariëtte te lachen en stak haar duim op. “Die ga je horen morgen, Frits! Wie weet geeft ze je korting als je wéér over de schreef gaat…”
Irene lachte hem uit. Een kwartier later en een paar boterhammen lichter kwamen we weer bij DT terug. En in de middag knoopten Fred, Rogier, Zelda en ik nog de laatste eindjes voor Nijmegen aan elkaar. “Voor alle zekerheid de complete presentatie op twee sticks zetten, Kees. Als een van die twee hapert…” Zelda keek waarschuwend ik en knikte.

En om kwart voor vijf zaten we weer in de auto. “Hoe ging het vandaag met Mocca, Joline?” “Die is helemaal gewend, Kees. Ligt bij mij naast m’n bureau en als hij even beweging wil, loopt hij de andere kantoren in: naar Lot, Mar en Ingrid, of naar het volgende kantoor, naar Fred, Denise, Gonnie en Marion. En daar scharrelt hij dan wat rond. Hij is bijzonder slim: soms doe ik even z’n tuigje uit en dan weet hij dat hij mag spelen. Dan krijgt hij links en rechts een aai over z’n bol en aandacht en komt dan weer tevreden terug en ploft weer op z’n kleedje. Als hij z’n tuigje aan heeft scharrelt hij wel rond, maar vraagt geen aandacht. En de meiden weten ook dat ze hem dan met rust moeten laten. Geen aandacht geven, niet roepen, geen oogcontact… Gaat prima. Nee, dit is een ideale hulphond-in-opleiding.”
Zelda aaide Mocca, door het hondenrek heen en die vond dat prima. Maar na een paar minuten snelweg vond de hond het ook wel genoeg en ging liggen. “Héhé…” Zelda masseerde haar arm. “Een paar minuten aaien door dat rek heen… Mijn arm vindt dat minder fijn. Kees, waarom zit dat rek er in feite in?” “Heb jij wiskunde gehad op school? En natuurkunde?” Ze keek beledigd. “Ja natuurlijk. Anders kun je een studie in de informatica wel op je buik schrijven, hoor.”
“Mooi. Reken eens uit wat er op je afkomt zónder dat rek als ik tegen een dikke boom aan knal met nou, ik zal je matsen, 50 kilometer per uur?” Even was het stil. Dan heb je een vertraging van ongeveer 5G te pakken. En Mocca weegt…?” “Momenteel een kilo of dertig”, zei Joline. “Oké, dan komt er dus 150 kilo hond naar voren. Hmmm… Nee, dat is geen pretje, nee.” “Precies. En die 150 kilo vliegt ongecontroleerd naar voren, klapt tegen de voorruit, raakt gewond en in paniek en begint amok te maken. Terwijl jij, Joline en ik nog bij zitten te komen van de klap. Geen fijn plan, Zelda. Dan maar een rek achter de achterbank. En ja, dat verminderd weer de kans op overleving als de auto te water raakt…” Joline onderbrak me.
“Gatver, Kees. Hou eens op met je rampscenario’s. Ik moet er niet aan denken dat we te water raken, wij op het nippertje er uit kunnen komen en dat arme beest nog achterin zit…” “Vind ik ook geen fijne gedachte, Jolien. Reden te meer om je aandacht bij de weg te houden, de auto tussen de lijntjes te houden en met gepoetste kant boven, zoals ze vroeger in één of ander radioprogramma zeiden.” Kletsend reden we Veldhoven binnen en zetten Zelda af.

“Ik sta morgen op dezelfde tijd als normaal voor de deur, Zelda. Zo ver is het niet naar Nijmegen; en we hebben dan nog wat speling in geval van files en zo.” “Oké! Fijne avond en tot morgen, Kees. En jij Joline alvast een goed weekend! Sterkte bij Mariëtte… Wij drukken ons!” Joline bromde: “Luilakken…” en toen reden we weer verder.
“Dat dametje is écht goed, Kees. Fred is, op zijn manier, bijzonder tevreden over haar. En ze is ook een aanwinst qua sfeer. Zeker samen met Ingrid. Die twee kunnen heel goed met elkaar, ook al is Zelda nog maar achttien.” “Ik heb haar nu ook bezig gezien, Jolien. In de voorbereidingen voor Nijmegen. Die laat een groot gat achter als ze gaat studeren, volgend jaar.” Eenmaal thuis begon Joline te koken en ik speelde nog een half uurtje op de bugel. En na het eten wasten we samen snel af. Nog een kop koffie als dessert en toen gingen we richting kerk.
Mocca mee. “We hebben nog steeds geen antwoord van Richard of Mocca zondags met ons mee mag, Kees!” Joline keek verontrust. “Je hebt gelijk… Helemaal vergeten door al dat gedoe deze week!” Ze pakte haar telefoon. “Ik bel ‘m meteen even…”

“Hoi Richard, met Joline. Komt het uit dat ik je bel, of…”
“Geen punt, Joline. Ik zit net lekker aan de koffie, dus: brandt los!”
“Jullie, de kerkenraad, zou ons nog laten weten of Mocca, die bruine Labrador, op zondag welkom is. En we hebben nog niets gehoord.”
Even wat het stil.
“Hé, da’s raar. De scriba, de secretaris van de kerkenraad zou jullie een mailtje sturen. Maar goed: De uitkomst was unaniem: Mocca is van harte welkom tijdens de kerkdiensten. Maar we zouden graag zien dat jullie een stukje in het kerkblad schrijven waarom er plotsklaps een hond in de kerk is.”
“Mooi Richard, dank je wel. En dat stukje wordt vanavond of morgen nog geschreven en verstuurd.”
“Oké, prima. Kalm aan, de deadline is maandagavond, dan staat het er volgende week in.”
“Mooi zo. Verder hebben we niets meer te roepen; we zijn nu op weg naar Greet: Kees z’n bugelles.”
“Aha! Luistert Kees mee?”
“Natuurlijk. Hoezo, Richard?”
“Veel sterkte vanavond!”
Hij hing op.

“Nou ja zeg… Wat een zielzorger. Ik ga, samen met Greet, eens plannetjes maken om hem tijdens een dienst eens voor joker te zetten.” “Niks ervan… majóór!” Jolines stem klonk scherp. “Er worden tijdens een kerkdienst geen geintjes met Richard uitgehaald! Als ik dat merk zijn de rapen gaar!” Ik trok een zielig gezicht. “Ik mag ook niks van jou…” “Nee. Over dertig jaar ben ik net als een zekere dikke trol nu is. Tenminste: qua karakter. Qua gewicht probeer ik het te voorkomen. Maar de bottom line is: Ik ben de baas thuis en jij mag he-le-maal niks. Duidelijk, Kees Jonkman?” Gedurende de laatste zin keek ze uiterst triomfantelijk. “Ja schat. Je hebt gelijk, schat. Je merkt: ik ben al aan het oefenen, schat.” Een snuif klonk naast me.
En een minuut later parkeerde ik de auto bij de kerk. En had meteen twee armen om m’n nek. “Ikke zoals die dikke trol? Echt niet, Kees. Daarvoor hou ik veel te veel van jou. Als ik neigingen in die richting krijg heb je toestemming om me een hele harde trap onder mijn kont te geven, oké?” Even knuffelden we, toen begon Mocca te piepen.
“Jaja… we rijden niet en jij zit nog steeds achterin, mooi beest…” We stapten uit en Mocca sprong uit de achterbak. “Nog even laten plassen…” Dat was snel gebeurd en we liepen naar binnen. Het orgel klonk, dus Greet was boven. Mocca spitste de oren en liep voor ons uit op het geluid af. Hij was niet bang; er werd vrolijk gekwispeld. Joline bleef met Mocca beneden, ik liep naar boven.
Achter het orgel het meisje wat ik al eens eerder had gezien. Toen was Greet nogal tegen haar uitgevallen omdat ze er blijkbaar een potje van had gemaakt. Dat was nu niet te horen; ze speelde héél netjes. Greet stak haar hand naar me op toen ze me zag maar besteedde geen aandacht aan me; ze zat geconcentreerd te luisteren. En toen het slotakkoord had geklonken zei ze:
“Prima Brecht. Je kúnt het wel, als je maar wil. De laatste weken zit je weer in je ouwe ritme, dame. En het is goed om te horen dat je lekkerder in je vel zit dan een paar maanden terug. Nou, doe wat ik je verteld heb, dan zie ik je volgende week weer, oké? En Brecht: er zijn belangrijker dingen op de wereld dan een knul die je laat stikken voor een ander hé? Liefdesverdriet doet pijn, dat klopt. En het is een klap voor je gevoel van eigenwaarde, maar…” Het meisje knikte. “Dat kan ik ook elders krijgen. Ik weet het, mevrouw Zwart.” Greet knikte. “Goed zo. Ik loop met je mee naar beneden, want voordat ik met mijn lastigste leerling aan het werk moet, heb ik zin in een bak thee. Brecht, dit is Kees Jonkman, Kees dit is Brecht Solinge, een van mijn beste leerlingen op het orgel.”
Ik gaf haar een hand. “Zo. Dat is een best compliment wat je daar krijgt, Brecht. Ik moet het doen met ‘de lastigste leerling’…” Ze lachte. “Volgens mij valt dat wel mee. Ik heb u een aantal keren in een dienst horen spelen, meneer.” We liepen naar beneden en Greet stelde Joline aan Brecht voor. Maar die had weinig belangstelling voor Joline, maar veel meer voor Mocca. “Wat een schatje… Mag ik ‘m aaien?” “Even wachten nog. We lopen naar de hal, dan doe ik z’’n tuigje af en dan is hij ‘vrij’ en mag je kennismaken.”
Even later zaten wij aan een tafeltje en Brecht op de grond met Mocca. En die vond die belangstelling prima. Er werd hevig gekwispeld en gelikt. “Tja Brecht… Zó kan je gevoel van eigenwaarde ook een boost krijgen.” Greet klonk plagend. “Wat een schatje…” klonk het vanaf de grond. “Ja, dat vind Mocca van jou ook. Goed dat hij je een paar maanden geleden niet tegenkwam, dame.” Ze werd een beetje rood. En even later stond ze op. “Ik ga maar eens naar huis. Tot volgende week!”

De deur ging achter haar dicht en Joline riep Mocca bij zich. Maar die wilde eerst Greet nog even besnuffelen. “Ja, je bent een brave hond hoor. Kun je het een beetje uithouden bij die twee hier? Als je dat te gek wordt, kun je altijd bij Greet terecht, mooie hond. Anita koop ik dan wel om.” “Wij willen niet weten waarmee, Greet.” Joline’s stem klonk plagend en Greet zuchtte.
“En hou je dan rekening mee dat je dan een vent in jullie geordende lesbische huishouden toelaat?” Greet keek me semi-boos aan. “Als hij gewoonten van jou overgenomen heeft… Nee, dan komt hij er bij ons niet in!” Na een waarschuwende blik van Joline slikte ik een té vrijpostige opmerking maar in en beperkte me tot een neutraal “Nee, dat zou wel héél erg zijn…”

Gerard kwam met een thermoskan heet water aanzetten. “Zo. En nu is deze koster ook wel toe aan een kleine werkonderbreking. In goed gezelschap trouwens. Hoi Joline, hallo Kees. En hé, bruin loeder…” Mocca schoot op hem af. Weer een nieuw mens… Hallo… kwispel…
“De vorige keer dat ik Brecht zag, stóóf ze orgeltrap af, nadat ze van jou nogal ongezouten op haar donder had gekregen, Greet…” Die knikte. “Ze gooide er al vier weken lang met de pet naar. Uiteindelijk bleek ze een vriendje te hebben die haar na drie weken liet zitten voor een ander. Dus: liefdesverdriet, boos op vriendje, op haar ouders, in feite op iedereen. Maar goed: uiteindelijk, na een paar weken kwam ze er achter wat voor klootzakje het in feite was. En toen knapte ze weer op. En nu speelt ze weer als vanouds.”
Ik zette mijn lege kopje neer. “Wat dacht u ervan, opper? Gaan we door met het determineren van het fenomeen ‘liefdesverdriet bij pubers’ of gaan we nog wat muziek maken?” Greet grijnsde. “Wat dacht je dan? Ik kon Brecht niet op haar donder geven, dus dan ben jij de klos… Majóór!”
“Ik zorg wel voor de geestelijke bijstand, straks, schatje”, zei Joline met een lief lachje. “Let wel: de geestelijke bijstand.” Met enigszins gebogen hoofd liep ik de trap naar de orgelgalerij op, met de spotlach van Joline en Gerard nog in m’n oren… Ik pakte de bugel uit de koffer en samen met Greet op het orgel namen we de Engelse liederen door. En na een half uur zei ze: “Technisch gezien: prima Kees. Op een piepklein uitglijertje hier en daar na. Maar nu wil ik je een beetje bewustwording bijbrengen: wat is de functie van het orgel en de bugel bij de gemeentezang?”
“Ehhh… Nou: zorgen dat de meute tegelijk begint en eindigt, liefst op de goeie hoogte en dat het een beetje klinkt. Dat niet de Hemelbewoners met de handen voor hun oren zitten en achteraf roepen: ‘Wat maakten ze er in Eindhoven weer een zootje van…’ Zoiets?” Greet grinnikte. “Ik zie het voor me. Mooi thema voor een film. Maar dat is slechts een deel van ons werk. Het andere deel is: een stukje bewustwording. Laat de zangers en zangeressen zich bewust zijn van wát ze zingen. Dus bij een lied als ‘Dear Lord and Father of mankind’, wat een gebed is, niet alle registers opentrekken en voor jou: al je longinhoud in één zin er uit gooien; nee ingehouden spelen en vooraf ook de tekst van de coupletten bestuderen.
Dat doe ik ook en dan weet ik waar ik een register kan bijtrekken of juist moet dimmen. En om dit lied als voorbeeld te gebruiken: In de laatste vier regels leidt de melodie je ergens naar toe: en dat ‘ergens’ zit in de laatste regel, die dan ook nog een keer herhaald wordt om de nadruk er op te leggen. Kijk eens naar het laatste couplet.” Ze wees en ik las: ‘Speak through the earthquake, wind, and fire… O still, small voice of calm!’ “Hoe zou jij dat spelen?”
“Een cresendo bij die aardbeving, de wind en het vuur…een pauze van ¼ tel, ook al staat die niet op de partituur, en dan dimenuendo in de laatste regels, Greet.” Ze knikte. “Precies. Bij de bugel simpel: zorgen voor genoeg zuurstof en dus je ademhaling goed managen. Bij het orgel ligt het allemaal wat moeilijker.”
Ik trok een wenkbrauw op. “Oh? Gewoon een paar registers extra uittrekken of induwen. Je windmachine doet de rest…” Ze keek teleurgesteld. “Iets meer ontzag voor het ambacht van organist zou wel op z’n plaats zijn. Barbaar. Die registers moeten wel uitgetrokken en ingedrukt worden terwijl het orgel ‘gewoon’ door speelt, meneer. Daarom laat ik Hendrik, als hij er is, vaak als registrant optreden. Hij weet feilloos wat ik wil en soms trekt hij er een register extra bij omdat hij dat passend vindt en dan word ik weer eens aangenaam verrast.”
“Nou, da’s dan een van de zeldzame keren dat je door een vent aangenaam verrast wordt. Gebeurt niet zo vaak geloof ik…” Een verachtelijke blik was mijn beloning. “Lompe zandhaas… Ik vraag me af waarom ik je dit allemaal uitleg.” Ze verhief haar stem en riep door de stille kerk: “Mijn woorden zijn als zaad dat valt in ondiepe aarde. Ja, het ontkiemt, schiet op, maar al snel verdort het omdat het zich niet kan wortelen bij gebrek aan vruchtbare grond.”
De galm van haar stem hing nog even in de kerk. En daarna klonk de stem van Joline: “Welkom bij de club, Greet!” We schoten in de lach en Greet riep: “We gaan samen wel eens een bakje thee drinken, Joline!” We gingen serieus verder. Greet speelde voorbeelden en ik leerde er veel van. En om half tien keek ze me aan.
“We breien er een eind aan, Kees. Nog even wat drinken en dan naar huis, oké?” Ik knikte. We ruimden op: bugel schoonmaken en inpakken, Greet haalde nog een vochtig doekje over de toetsen en registers. “Vind ik wel zo prettig. Een schoon instrumentarium opereert fijner.”
“Ja, dat zei de chirurg ook toen hij de hartpatiënt wilde opereren en nog wat hondenpoep van zijn scalpel afveegde.” Ze grinnikte. “Vast. Maar écht: het speelt fijner als de toetsen en registers schoon zijn.” “En dan vraag je zo dadelijk aan Gerard of hij jouw orgelbankje extra liefdevol in de was zet?”
Ze schudde haar hoofd. “Nee. En geloof het of niet: dat doe ik zelf. Met een speciale was die ik héél grondig uitpoets. Dan kan ik lekker op die orgelbank heen en weer schuiven. Scheelt enorm veel snelheid op het pedaal. Húp, naar beneden.”

In de hal wachtte Joline. “Heeft hij er toch wel een beetje van opgestoken, Greet?” Een brom was het antwoord. “Hij deed in ieder geval alsof, Jolien, da’s al heel wat. Voor een vent.” Joline knipoogde naar me en zei: “Ehh… Greet: dat theedrinken moeten we inderdaad eens gaan doen. Zonder dollen: je bent ondertussen een hele goeie vriendin van ons geworden, dus ik wil je eens trakteren op een echte ‘High Tea’. Ik ken een restaurantje in Eindhoven waar ze die voor je neerzetten; daarna ben je een dag compleet knock out, zoveel zoetigheid heb je binnen. Maar lékker…”
Greet keek somber. “Dat moet ik daarna bezuren, Jolien. Anita kijkt al verwijtend als ik twee koekjes bij de koffie naar binnen werk… Ik hoor haar al razen. ‘Dus jij hebt de hele middag suikers naar binnen zitten proppen? Trutje dat je bent! Je wéét toch dat je al een kilo aankomt als je alleen maar naar een suikerklontje kijkt? Hoe moet dat nou met je trouwjurk?’ Dat wordt geen leuke thuiskomst, dat kan ik je wel vertellen…”
En met een blik op mij: “Ja Kees, ik zit thuis ook onder de plak, net als jij!” “Dan lijkt het me verstandiger én prettiger als wij samen die High Tea gaan nuttigen, Opper. Dan kunnen we ten minste bij elkaar uithuilen…” “Niks ervan! Dat doen jullie maar op dat balkon in deze mooie kerk! En op donderdagavond, niet op zondagochtend!”
En met een blik op Greet: “Die High Tea kunnen we ook ná jullie bruiloft doen, Greet. Dan krijgt Anita meteen wat meer bruid voor haar geld…” Ik schoot in de lach en Greet keek twijfelend. “Ik zal het eens voorstellen, Jolien. Maar: het lijkt me wel heel gezellig!”
“Dan ga ik met Anita wel een dagje naar de Efteling, Greet. Kan ze een échte Holle Bolle Gijs aanschouwen. En dan komt ze thuis en blijkt het best wel mee te vallen…”
Greet keek furieus. “Jij enorme lompe…”
Joline deed de riem bij Mocca om. “Kees: mee. Anders wordt je omgebracht met je eigen muziekboeken. Greet, we bellen hier nog over, oké?” Ze lachte weer. “Is goed Joline! Sterkte met die zandhaas van je!” Zich omdraaiend zei Joline: “Ach, hij heeft ook wel een goeie kant, hoor…” En achter me hoorde ik: “Vast. Z’n achterkant zeker. Want die zie je als hij verdwijnt… Dááág Kees!”

We liepen naar buiten. “Wat een heerlijke meid…” zuchtte Joline. Ik knikte. “Ja. Je kan enorm goed met haar praten, maar binnen de seconde kan je haar net zo enorm treiteren. En ze zit er niet mee, geeft gewoon vol gas terug.” We laadden Mocca in de auto en reden naar huis. Daar deed Mocca nog even wat hij moest doen, toen gingen we naar boven.
“Zo. Wil je nog iets drinken, Joline?” Die gaapte. “Een beker warme melk, Kees. En dan lekker naar bed. Ik heb het wel weer gehad. De nasleep van Roemenië zit nog steeds in m’n systeem en dan nog dat gesodemieter van deze week er ook nog eens bij… Dit weekend eens lekker lang en diep slapen. De studie mag even het rambam krijgen.” “Ik weet niet of Professor van Weenen dat zo op prijs gaat stellen, schat. Zijn meest ijverige leerling die een weekend gaat freewheelen?”
Joline haalde haar neus op. “Há! Dat doen die andere twee studentes, geen ‘leerlingen’, Kees!... dat doen die andere twee studentes uit Arkel ook regelmatig. We hebben tijd genoeg, schat.” Ik haalde de melk uit de magnetron. “Dat zal best, maar ik wil wel graag weten wanneer ik dat tropische eiland voor het eerst moet gaan boeken, schat. Voor de eerste tweeling, zeg maar.”
Ze keek me ondeugend aan. “Je moet eerst nog maar eens flink gaan oefenen. Die twee vluggertjes van deze week: zo gaan we het niet doen! Zonde van de reis.” “Kijk… Now we’re talking! Meer oefenen dus… Wel, ik heb goed nieuws voor je: de magazijnen zijn vrijwel vol. Dus…?” Ze keek vermoeid en gaapte demonstratief.
“Kees Jonkman… Oversekste hippie: Ik zei net dat er twee weken Roemenië en een week gedonder in m’n systeem zaten. En dat ik die er uit wil slapen. Bovendien moet jij morgen naar Nijmegen. Dan moet je helder zijn en je niet in een soort post-coïtiale halfslaap bevinden.” Ze wees. “Melk opdrinken, veiligheidsrondje lopen, tandjes poetsen en het bed in jij!” “Aye aye, madam…” Kort en goed: na een snelle douche kroop ik naast Joline in bed. “Hé meissie… Wat lekker dat jij hier ook ligt…”
Van onder het dekbed hoorde ik: “Handjes thuis, Kees. Ik val bijna in slaap en daar wil ik van genieten…” “Oké, schoonheid. Welterusten dan maar.” Ik gaf haar een héél licht zoentje en trok me toen terug. En binnen dertig seconden snurkte ze zachtjes. Alle moppen… Die was écht moe.

Vrijdag reed ik samen met Zelda naar Nijmegen. Joline had de Mini van stal gehaald en reed met Mocca richting Gorinchem; bij knooppunt Batadorp scheidden onze wegen. “Zo”, zei Zelda met een knipoog. “…geen gezag meer in de buurt: plankgas, Kees!” Ik keek opzij. “Da’s prima, juffrouw. Als jij de boete betaalt?” Ze trok een gezicht.
“Ja, dááág… Dan kan ik mijn spaarvarken compleet slachten. Bovendien: jij hebt het gaspedaal onder je voet, ik niet.” “Dat klopt, maar ik neem aan dat jij met je kunstmatig intelligente koppie je nog wel kan herinneren wie de opdracht gaf tot ‘the pedal tot he metal’? Of…?” Ze keek smerig. “Bah, met jou is ook geen lol te beleven.”
Ik knikte. “Klopt. Wat zei je eergisteren ook al weer? ‘Zo’n bedaagde dertiger in zo’n saaie Volvo’ of zo? Nou merk je eens hoe dat voelt, dametje.” Ze giechelde. “Nou ja, de stoelen zitten in ieder geval beter dan in een Golf.” “Oh? Ervaring mee? Toch niet met zo’n kansloos type met z’n petje achterstevoren en sportuitlaten hé?”
Ze giechelde weer. “Nee. Met m’n moeder. Die heeft sinds een tijdje een Golf.” Ik wiste het zweet van m’n voorhoofd. “Gelukkig. Een nette stagiaire van DT wil ik niet in zo’n looserbakje zien.” “Wees maar niet bang, Kees. Deze nette stagiaire heeft nog nooit verkering gehad. Mijn klasgenoten vonden mij blijkbaar niet vrouwelijk genoeg. Of gewoon lelijk, dat zou ook kunnen.”
Ze lachte nu niet meer, maar keek strak voor zich uit. Oei… “En dat zit je af en toe dwars, Zelda?” Eén knik, niet meer. Stilte. En toen: “Op school was ik ‘dat rekenwonder’. En toen sommige jongen me in de supermarkt hadden gezien was ik ‘het kassatrutje’. Kwamen wel eens langs met een groepje. Niks kopen, alleen maar zieken. Ja, ik heb m’n diploma daar gehaald…” Ik onderbrak haar. “Met gillend goeie cijfers, dame. Ik heb jouw cijferlijst gezien!”
Ze bromde. “Ja, gillend goeie cijfers, ja. Ten koste van heel veel gepest.” Ik keek op m’n horloge. Kon het? Ja. Het was tien over zeven; tussen acht en half negen moesten we in Nijmegen zijn. Waar kon ik even rustig stoppen? We reden vlak voor Uden. Wacht, daar was een, brrr, Mc Donalds vlak bij de afslag. Met een grote parkeerplaats. Een minuut later nam ik afslag 14. Einde afslag rechts rotonde ¾ rond, parkeerterrein op, stoppen, motor uit.

Ik keek in twee verwonderde natte ogen. “Wat doe jij nou?” “Jou een trap onder je gat geven. Niet zo’n harde als Fred, maar toch. Zelda, ik heb je niet voor niets bij die supermarkt opgemerkt. Je viel me op omdat je slim bent en bijzonder bijdehand. En je liet je nooit gek maken door drukte; je had aandacht voor de klanten. Dat, dame, zijn eigenschappen die veel belangrijker zijn dan, en ik noem ze maar gewoon bij hun naam, een stel dikke tieten of een strakke kont. En je hebt een leuk koppie met een paar prachtige ogen. Nu zeiknat, maar daar zijn zakdoeken voor uitgevonden. Raap jezelf bij elkaar, meid. Jij bent veel meer waard dan dat populaire klasgenootje met cup dubbel D. Want over tien jaar hangen die tot op haar knieën.”
Zou ik het zeggen? Ach verrek ook maar… “Zelda, geloof het of niet, maar Joline is ook heel lang heel onzeker geweest over haar uiterlijk.” Ze keek ongelovig. “Daar geloof ik niets van! Jolien kan zó fotomodel worden, hoeft ze niks voor te doen!”
“Dat klopt, maar ook zij is vroeger gepest met haar uiterlijk en gebrek aan voorgevel. Toen wij nét verkering hadden vroeg ze tijdens een… ahum, hoe zeg ik dat netjes?… ehhh… een nogal intiem momentje aan me:
‘Zou je niet willen dat ze wat groter waren? Ik heb nét een B-cupje…’ Wat daarna gebeurde vind je nergens in de sprookjesboeken, maar gezellig was het wél...” Ze begon tijdens de laatste zin te lachen. Gelukkig. “Jij bent een rare vent, Kees.” “Klopt. Dusdanig raar dat de knapste vrouw van Veldhoven en wijde omstreken met me wilde trouwen. Overigens ben je niet de enige die mij ‘raar’ vindt; vraag maar eens aan mijn klasgenoten op de middelbare school naar Kees Jonkman. Ze zullen je eerst wazig aankijken en dan plotseling roepen: ‘Oh, onze klassenerd!’ Omdat ik altijd met m’n neus in de boeken zat. Na een bijzonder ongelukkige tijd op de basisschool besloot ik, toen ik naar de middelbare school ging dat ik steeds de beste van de klas wilde zijn. Om van dat eeuwige gepest af te zijn. Klasgenoten zouden tegen me opkijken omdat ik altijd goeie cijfers haalde. Dacht ik. Nou, die goeie cijfers lukten, maar tegen mij opkijken? Forget it. Ik was de klassenerd. Tot overmaat van ramp was ik een kluns in balsporten. Het enige waar ik qua sport in uitblonk was atletiek, met name hardlopen…”
Ze onderbrak me droogjes. “Ja, daar heb ik wel eens iets van gemerkt, ja…” Ik grijnsde. “Mooi zo. Maar voor de rest? ‘Kees zit weer eens in z’n bubbel’, was een veelgehoorde uitspraak. Net als gisteren op de heenweg. Als ik in gedachten was, was ik mijlen ver weg. Kortom: ook een klote middelbare schooltijd, Zelda. Tot zover Kees Jonkman in een notendop.” Ze knikte. “Ja. En kijk nu eens: een schat van een vrouw, een mooi huis, een prachtbaan, een enorme vriendengroep om je heen en een best wel aardige auto, ook al is het een saaie Volvo…”

“Ja. En daar ben ik, daar zijn wij gigantisch gelukkig mee, Zelda. Maar dat komt grotendeels omdat Jolien en ik uit hetzelfde hout gesneden zijn: Doe je best, je hersens heb je niet voor niets. Kijk om je heen en als je dingen ziet die niet kloppen: doé er wat aan. Haal mensen uit de shit, als je ziet dat ze er in weg zakken. En vooral: wees zuinig op de mensen om je heen. Of dat nou familie is, vrienden of kennissen: investeer in hen. Die investeringen krijg je weer terug. Is het vandaag niet, dan is het morgen wel… Héhé… Wat een preek. En dat op de parkeerplaats van een Mc. Donalds. Het moet niet veel gekker worden, dame.”

“Jij weet mensen wel op een speciale manier uit een dipje te halen, Kees. Dank je wel.” “Dat heb je soms nodig, Zelda. En om die dip helemaal te laten verdwijnen: onze bedrijfsgorilla is bijzonder lovend over jou. Als hij een vrouwelijk iemand niet mag gebruikt hij, als hij serieus is, de aanspreektitel ‘juffie’, en dan is het heel erg uitkijken; als hij je wel mag is de aanspreektitel ‘tutje’ en als hij je bij hem op een voetstuk staat, wordt je met ‘meid’ aangesproken. Als hij het over jou had deze week was het ‘meid’ voor en ‘meid’ na. Trek je conclusies.”
“Met Fred kan ik praten. Lekker digitaal, wij begrijpen elkaar. Heerlijke kerel. En jij hebt ook zoiets met hem, volgens mij? Of vergis ik me?”
Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Voor mij geldt hetzelfde: Fred en ik begrijpen elkaar met een half woord of een handgebaar. Maar dat heeft een andere reden: wij hebben in Afghanistan elkaars leven gered. Zijn vier en een halve maand lang nooit verder uit elkaar geweest dan honderd meter, behalve als een van ons moest poepen.
Ik was zijn groepscommandant, sergeant, hij mijn plaatsvervanger, korporaal. Zoals ik ooit tegen Jolien zei: ‘Als we gay waren geweest, waren we nu al zes jaar getrouwd geweest.’ Daarna kon ze een kwartier lang niets meer uitbrengen van het lachen…”
Zelda giebelde ook. “Ik probeer me er iets bij voor te stellen, Kees. Jullie twee in bed, hevig met elkaar bezig… Ik hoop dat me dat straks niet te binnen schiet, anders krijg ik de slappe lach.”

Ik startte de auto weer. “Volgens mij heb ik je gevoel van eigenwaarde weer een boost gegeven. Soms is dat nodig. Jammer dat het op de parkeerplaats van de Mac moest, maar de nood was hoog, zullen we maar zeggen. Bottomline is: Je bent een hele slimme meid, Zelda. Met een leuk koppie en mooie ogen. En ach… Die dubbel D’s komen ooit ook nog wel…”
“Nee, laat maar. Bovendien zit dat in onze familie niet in de genen. Gelukkig.” “Nou, dan heb je geluk. Hoef je dat ook niet mee te zeulen tijdens het hardlopen. Maar… Ik jaag dit Zweedse rendier weer richting Nijmegen.” Rotonde op, 1e afslag, grotere rotonde rechtdoor en de oprit op.
“Jij wilde even plankgas? Hou je vast!” Ik ramde het gaspedaal omlaag en we reden met behoorlijke acceleratie de toerit op. De banden piepten nog nét niet, maar het scheelde weinig. “Saaie Volvo hé?”
Ze ademde uit. “Poe… Dat moet je niet te vaak doen, Kees. Slecht voor mijn hartkleppen…” “Doel bereikt. Meisje is onder de indruk. Nu geduldig wachten op bewonderende blikken en de onvermijdelijke zoentjes…”

Ik grijnsde en Zelda keek me aan. “Als ik dat doe heb ik de nagels van Joline in mijn gezicht. Nee, dank je wel.” “Klopt. En de schoenmaat 50 van mijn bud hárd onder je kont, de tanden van Mocca diép in je kuiten en waarschijnlijk vind ik er zelf ook het nodige van.” Ze lachte. “Ja. En heel DT over me heen. Dat doen we dus maar niet.”
Het lachen ging over in giechelen. “Tenslotte ben ik een net meisje.” Ik kreunde. “Waar heb ik die vaker gehoord?”

De rest van de rit had ik een opgewekte Zelda naast me. Gelukkig. Mijn toespraakje had dus gewerkt. Vanavond wél aan Joline opbiechten wat ik allemaal gezegd over onze relatie. Ze zou het wel begrijpen. Dacht ik. Iets voor achten (het was druk op de weg geweest) reden we de parkeerplaats van het ziekenhuis op. “Zo. Uitstijgen. We drinken een bakje koffie in de hal en wachten op de rest. Hou de ingang maar in de gaten; voor hetzelfde geld komt jouw mentor binnensluipen en staat vlak achter je te donderen terwijl je nét een slok koffie wil nemen.”
Ze keek vies. “Hij is er toe in staat…”
Ik ging met m’n rug naar de muur zitten, Zelda hield de ingang nauwlettend in het oog. De verrassing kwam echter van de andere kant: Ane kwam uit een gang, stak zijn hand op en tapte ook een kop koffie. “Goeiemorgen Kees… Wat voor knappe jongedame heb jij bij je?” Zo, dat was een prima aanvulling op mijn moraal-boost. Ik gaf hem een hand en introduceerde Zelda. “Hoi Ane. Dit is Zelda van Munsteren. Stagiaire bij DT. Specialiteit: A.I. en daar is ze een kei in, voor zover ik dat met mijn simpele hersens kan beoordelen. Maar zelfs Fred is lovend over haar, dus er zal wel een kern van waarheid in zitten. Zelda, dit is Ane Dijkstra, hoofd TD van dit mooie ziekenhuis.”
Ze gaven elkaar een hand.

“Ane, wie hebben we zo meteen tegenover ons? Dezelfde club als voorheen, aangevuld met jullie ‘huisaannemer’?” Hij schudde zijn hoofd. “Nee. De huisaannemer: ja. Voor de rest: een deel van de Raad van Bestuur, ik zei de gek, mijn plaatsvervanger, hoofd SEH en hoofd OK. En mevrouw Houtert natuurlijk, om de financiën een beetje in de hand te houden.” “Oh, dan is Rogier ook blij…” Hij grijnsde. “Rogier heeft, toen hij nét hoofd TD was, een kleine aanvaring gehad met Cathy Houtert… Dat knalde nogal. Maar goed, ze heeft daarna wél haar excuses aan Rogier aangeboden. Daarna konden ze prima met elkaar opschieten…”
“Aanvaring? Heeft Rogier haar in een of andere harakiri-greep genomen of zo?” Ane schudde zijn hoofd. “Moet je van betrokkenen zelf horen. Niet…” “Goedemorgen luilakken! Zitten jullie hier gewoon koffie te leuten in de baas z’n tijd? Om… tien over acht? Dat moest verboden worden!” Fred kwam aanlopen; zijn lage stem dreunde door de hal en een paar mensen keken geschrokken om. En schrokken nog meer toen ze die reus van twee meter tien zagen lopen.
Een verpleegkundige liep vlak voor hem toen hij ons begroette; het meisje kreeg bijna een hartverzakking en struikelde. “Niet meteen gaan liggen als ik praat, mevrouw…” Hij hielp haar netjes overeind. “Sorry dat ik u aan het schrikken maakte.” Ze keek hem aan. “Bent u patiënt hier? Nee? Gelukkig. Zulke stevige bedden hebben we niet…”
Fred bleef met open mond staan en de verpleegkundige liep snel door. “Zo. Die heb je weer eens te pakken, majoor van Laar…” Hij gromde. “Ja, van een van die verpleegkundigen met zo’n hoge dosis empathie, waar Rogier het gisteren over had. Ik vind het nogal tegenvallen…” Hij gaf Ane een hand. “Hoi Ane, goed je weer te zien. Loopt de toko hier een beetje soepel, zonder dat Rogier je in de wielen rijdt?” Ane keek zuinig. “Dat ‘in de wielen rijden’ zal vandaag wel weer gaan gebeuren, vrees ik. Maar goed, wie weet heeft hij ondertussen iets opgestoken in Gorinchem.”
We grinnikten. Even daarna kwam ook Rogier erbij zitten, en ook mevrouw Houtert. “Zeg maar Cathy. Het staat een beetje raar als de ene helft van het gezelschap ‘Cathy’ zegt en de andere helft me aanspreekt met ‘mevrouw Houtert’. Maar… We kunnen naar boven; de heren van onze huis-aannemer komen over een uur.” We liepen achter haar aan, één trap op, naar een andere zaal. Duidelijk bedoeld voor grotere gezelschappen.
“Goedemorgen majoors…” hoorde ik achter me en draaide me om. Met een lach schudde ik de hand van Johan van Onzenoort, mede-veteraan uit Afghanistan en hier traumachirurg. Ook schudde hij de hand van Fred, die droogjes opmerkte: “Ik heb je maar een laf en slap handje gegeven, Johan. Normaal ben ik van de stevige handen, maar bij een chirurg is dat misschien minder slim.” “Dank voor je medeleven, Fred. Hoe is het met jullie?” Even kletsten we over futiliteiten, toen kwam een deel van de raad bestuur binnen en gingen we zitten.
De vergadering ging snel; men was het intern eens over de plannen van DT, de kosten zouden straks worden besproken, want die hingen ook van het bestek van de aannemer af, maar de focus lag als eerste op de SEH en de OK’s.
“Dáár willen wij de prioriteit leggen, heren. Een uitgevallen verpleegafdeling: lastig, maar niet overkomelijk. Maar vlak de SEH uit of kunnen we niet meer opereren dan hebben we als ziekenhuis zo ongeveer 50% van onze meerwaarde verloren…” De voorzitter van de Raad van Bestuur was nogal stellig in zijn beweringen.
Rond half tien onderbraken we de vergadering voor een koffiepauze en kwamen de heren van het aannemersbedrijf binnen: directeur, een projectleider en een calculator. We maakten kennis. De directeur gaf Fred als eerste een hand en toen Fred zei wie en wat hij was hoorde ik de directeur zeggen:
“Aha… Developing Technics… Doe mijn hartelijke groeten aan Theo!” Fred keek verwonderd. “Hoe kent u Theo dan?” Het bleek dat Theo en deze directeur samen gestudeerd hadden. Tja, de wereld van de utiliteitsbouw is niet zo groot…
“Het zal wel een… nogal luidruchtige studietijd zijn geweest, schat ik zo? Ik ken onze directeur een beetje…” Fred zei het met een uitgestreken gezicht. De reactie was hilarisch.
“Luidruchtig? De eerste twee jaren waren ronduit Bourgondisch. Totdat hij zijn echtgenote leerde kennen, toen was het in één keer uit met feesten en partijen bij Theo. Ze had ‘m vanaf het begin af aan stevig onder de duim!”
Hij liep door en gaf mij een hand. “Hallo. Ik ben Kees Jonkman, ook van DT en de projectleider van de herstelactie van ondertussen vijf ziekenhuizen. En dat ‘onder de duim hebben’ geldt nog steeds voor Gertie en Theo.” Hij schoot in de lach. “Verwondert me niets. Gertie was toen al een dame die je niet tegen je wilde hebben. We kletsen straks wel even verder over Theo…”
Hij liep naar Rogier en Zelda. De projectleider was een duidelijke no-nonsense man. Prima, daar hield ik wel van. Hopelijk had hij ook humor, want ik zou wel met hem samen moeten werken. De calculator echter... het prototype van een boekhouder.
Hij deed me aan Johannes Calvijn denken, de kerkhervormer die veel invloed had gehad op de reformatie van de Nederlandse kerken: als hij 17e eeuwse kleding aan had gehad, zou het zomaar een tweelingbroer geweest kunnen zijn. Een streng uiterlijk, bijna zuur.
De bespreking ging nu verder en als eerste legde ik uit wat het probleem was, oorzaak en gevolg, vervolgens wat DT ontworpen had voor de SEH en de OK’s. En voor de SEH als eerste: de noodleiding vanuit een van de poliklinieken. De projectleider knikte. “Ja, als tijdelijke oplossing is dat prima te doen. Kunnen we binnen twee dagen klaar hebben.”
De calculator stak zijn hand op. “Sorry, maar ik zie dat als weggegooide capaciteit en geld. Op het moment dat wij de definitieve stroomvoorziening hebben liggen, zijn we drie maanden verder. Da’s te overzien. Als ik kijk naar de kans dat binnen die drie maanden er iets gebeurd met de stroomvoorziening van de SEH… Die is nihil.” Hij keek me aan. “Mijn mening: dit is geldklopperij.”
Stoom spoot uit mijn oren, maar ik hield me in en wees naar het hoofd van de SEH.
“Dokter Van der Meulen kan daar meer over zeggen, denk ik. Of zuster van Megen.”
De dokter wees naar de verpleegkundige. “Trudy, ga je gang…”

Die keek woedend richting de calculator. “Meneer… Stelt u zich voor dat u een dagje uit wilt gaan… Nee, eerst een vraag: heeft u kinderen?” De man knikte. “Ja. Drie. Een zoon van 18, een dochter van 16 en een dochtertje van 8. Hoezo?” Trudy van Megen knikte.
“Oké. Stel: u wilt een dagje met het gezin naar ehhh… Burgers Dierenpark in Arnhem. U rijdt via het Trajanusplein de snelweg op richting Arnhem en klapt, nog op de invoegstrook vlak voor de brug, op een stilstaand taxibusje.
U en uw echtgenote vliegen in de airbags: weinig aan de hand. Uw kinderen zaten achterin echter te stoeien. U weet hoe pubers zijn. En uw dochtertje van 8 zat natuurlijk in het midden van de achterbank… vlak voor het moment van de botsing had een van de andere kinderen nét de gordel losgemaakt van uw jongste dochtertje.
De botsing komt en het kind vliegt tussen beide stoelen door tegen de voorruit. Enfin, iemand belt 112, de ambulance komt en neemt uw dochtertje mee naar onze SEH. En als ze nét is binnengebracht klapt hier de stroom er uit…” Ze keek de man strak aan. “Ja, die kans is nihil. Nog kleiner dan de kans op uw ongeval. Maar toch… Wilt u het risico nemen dat uw dochter overlijdt omdat wij op het belangrijkste moment van haar jonge leven niet in staat zijn om haar die hulp te geven die nodig is, meneer? Eerlijk antwoord geven graag.”
“Die kans is vrijwel gelijk aan nul”, was het korte antwoord.
Trudy schudde haar hoofd. “U verwart de begrippen ‘kans’ en ‘risico’, meneer. ‘Kans’ is slechts één onderdeel van een ‘risico’. Het andere onderdeel is het begrip ‘effect’. De kans op een ongeval is niet zo gek groot. Als u normaal rijdt. Het effect van het ongeval is een dochter met zware verwondingen. De kans van een stroomstoring hier is niet zo groot. Het effect is dat we uw dochtertje niet de hulp kunnen bieden waar ze behoefte aan heeft. En het ‘gevolg’, weer zo’n begrip, is: ze komt te overlijden.
Maar: U ontwijkt mijn vraag, meneer. En die vraag is, recht voor z’n raap: Bent u bereid het risico te nemen dat uw dochter hier, onder onze handen, overlijdt?” Knorrig kwam het antwoord. “Nee, natuurlijk niet. Maar nogmaals…”

Hij werd onderbroken door het hoofd van de SEH. “Meneer, heeft u goeie connecties met God of een nimmer falende glazen bol? Wij, dit ziekenhuis heeft een verantwoording ten opzichte van de regio. En die verantwoording nemen wij serieus. Wat u ‘geldklopperij’ vindt,, vinden wij normaal. 24/7 zijn op mijn afdeling verpleegkundigen en artsen aanwezig. Niet omdat we het 24/7 hartstikke druk hebben, maar omdat het vanaf het ene moment op het andere hartstikke druk zou kunnen zijn. Door een groot verkeersongeluk op het Keizer Trajanusplein, een ongeval in een van de bedrijven in Nijmegen-West, een brand in een bejaardencentrum, noem alle rampscenario’s maar op.
Dáárom zitten mijn collega’s en ik paraat. En soms, heel soms, kijken we na een dienst elkaar aan zeggen: “Was het dat voor vannacht?” En dan hebben we 9, misschien 11 patiënten geholpen. Een rustig nachtje met iemand met nierstenen, twee dronkelappen, een vechtpartijtje tussen vijf kerels en dat was het. Morfine geven aan die man met nierstenen, die dronkelappen koest houden en bij die vijf kerels pleisters plakken en een gebroken arm repareren. Punt.
Maar twee nachten later is het een komen en gaan van ambu’s en van burgerauto’s die gewonden komen afleveren en rennen we ons de benen onder onze kont vandaan. Is die paraatheid 24/7, is dát ook ‘geldklopperij’, naar uw mening?”
Hij haalde zijn schouders op. “Als je het zo bekijkt…”
Trudy van de Meulen knikte. “Ja, zo bekijken wij het, meneer. En dat scenario wat ik net schetste, is vorige week gebeurd. Met dien verstande dat een paar mensen die hier aanwezig zijn, het leven van een meisje hebben kunnen redden. Waarom? Omdat onze apparatuur werkte.”
Ze keek naar de voorzitter van de Raad van Bestuur. “Sorry dat ik me even liet gaan, meneer.” Die knikte. “Dank je wel, Trudy. Meneer Jonkman…?” “Hier heb ik weinig aan toe te voeren meneer. Nou ja, op één dingetje na dan…”

Ik keek de calculator strak aan. “Meneer, vertel eens: heeft u een academische graad in elektrotechniek?” Ontkennend hoofdschudden. “Vertelt u mij dan eens waarom u zichzelf bevoegd acht om mijn ontwerp, waar een aantal mensen in dit ziekenhuis zeer over te spreken zijn omdat het een goede interim-oplossing is en die ik uit en te na besproken heb met de betrokkenen uit ditzelfde ziekenhuis, als ‘geldklopperij’ te betitelen?”
Hij gaf geen antwoord en ik keek dan ook naar de voorzitter, ten teken dat ik gereed was.
“Dank u wel meneer Jonkman. Meneer van Laar, uw verhaal over ICT graag…” Fred stond op en stak van wal. Hij was kort en zakelijk, zonder de gebruikelijke geintjes, teken hij er de smoor in had. Wel liet hij soms Zelda het woord doen over de opties van A.I. in de digitale beveiliging. Die twee waren lekker op elkaar ingespeeld! Er kwamen nog wat vragen, maar om half twaalf waren we gereed.

Rogier maakte afspraken met de aannemer; hij was ten slotte verantwoordelijk voor dit ziekenhuis; ik stond op afstand als projectleider, ondanks dat het ontwerp grotendeels uit mijn koker kwam. Terwijl er nog wat nagepraat werd, kwam de calculator op me af. “Waarom moest dat zó, meneer Jonkman? U zette me redelijk voor schut!” "Wilt u even met me meelopen? Dan gaan we even onder vier ogen verder."
Ik leidde hem de zaal uit. Op de gang was het stil.
“Even voor de goeie orde: je betichtte mij van ‘geldklopperij’. Daarmee zet je mij op één lijn met de firma uit Amsterdam die de afgelopen jaren dit ziekenhuis en nog minimaal 4 andere ziekenhuizen op onbeschofte wijze heeft opgelicht. Zij zijn de echte ‘geldkloppers’.
Vergelijk mij nog één keer met hen en dan kun je de SEH van dit ziekenhuis zelf in werking zien. Als patiënt. Ik laat me niet beledigen. Ben ik duidelijk?”
Hij was wat bleker geworden. “Ehhh… Ja, nogal.”
“Mooi, dan spreken we dit af: ik bemoei me niet met financiën. Daar heb ik geen kaas van gegeten. Jij bemoeit zich niet met de technische kant. Als op mijn tekeningen staat dat een bepaalde afsluiter van 18 karaats goud moet zijn, zijn daar redenen voor. Je kunt naar die reden vragen, bij mij of bij meneer van der Vlist en je zult die uitleg krijgen. Maar je schaft het ding gewoon aan. Komen wij er achter dat je hiervoor in de plaats een afsluiter van pisbakkenijzer, ‘made in China’ heeft aangeschaft, dan mag je dat komen uitleggen. En dat wordt geen prettig gesprekje.
Ik heb een militair verleden en ik verwacht dat opdrachten uitgevoerd worden. Vanaf nu weet je dus met wie je zaken doet; handel er naar. Afgesproken?”
Ik stak mijn hand uit en hij nam die aarzelend aan. “Mooi. Dan zijn we vanaf nu weer vriendjes. Kom, naar de koffie, want daar heb ik ondertussen wel trek in.”

Net om de hoek van de deur stond Fred achteloos tegen de deurpost geleund, maar aan zijn gezicht zag ik dat hij had staan luistervinken. Prima… Johan van Onzenoord, de traumachirurg kwam op ons af. “Heren majoors…” Hij grijnsde. “Mag ik jullie uitnodigen voor de lunch?” “Goed plan, Johan”, zei Fred. “Ik lust wel een broodje.”
“Ja, plus de rest”, bromde ik. “Het is te hopen dat jullie restaurant nog eten over heeft als meneer hier gereed is met zijn lunch. Maar, dan nemen wij Rogier en Zelda meteen mee.” Johan knikte. Ik wenkte Zelda. Rogier zag ons sloot ook aan, samen met Ane. Johan tikte Zelda op haar schouder.
“Jij had een prima verhaal, dame. Met je A.I. Ik wil daar graag meer van weten, want ik zie kansen om dat te gebruiken. Moeten we het tijdens het eten eens over hebben.” Zelda kleurde. Mooi, die had ook weer een compliment gescoord.

We liepen naar het restaurant en Fred stapelde zoals gewoonlijk zijn bordje vol.
Eén van de dames achter de counter zag het en zei: “Ik ben blij dat u hier niet elke dag eet, meneer.” Fred trok een ruige wenkbrauw op. “Hoezo, mevrouw?” Ze lachte zachtjes. “Dan zou onze cateraar een nieuwe, grotere vrachtauto moeten aanschaffen…” Fred keek verbluft en wij lachten hem uit. Zelda stak een duim op. “Zet ‘m maar op z’n nummer mevrouw! Prima!”
Toen we gingen zitten keek hij nogal teleurgesteld naar zijn blad met eten. Een kop soep, kroket, zes broodjes, een glas sap en een puddinkje. “Zoveel is het toch niet?” “Nee hoor Fred. Een doorsnee gezin kan hier van lunchen, dus zoveel is het niet.”
Rogier z’n stem klonk zwaar sarcastisch.

Tijdens het eten waren Johan en Zelda intensief in gesprek over A. I. Wij kwamen er niet tussen. En ze gingen door toen wij al lang klaar waren met eten. Johan keek mij aan. “Ik wil Zelda graag even wat laten zien op mijn afdeling, Kees. Kan dat of hebben jullie nog andere afspraken? Want ik begreep dat ze met jou mee rijdt…” Ik schudde mijn hoofd. “Geen andere afspraken, Johan. Behalve dat ik op tijd moet zijn voor het avondeten.” Hij knikte. “Dan rij ik nog even richting mijn pa, Kees. Kan ik daar nog even werken. Om vijf uur ben ik wel in Veldhoven, oké?” Rogier stond op, nam afscheid en liep, samen met Ane, weg. Johan keek ons aan. “Ik loop even naar de verpleegsterspost. Kijken of jullie je op de afdeling ergens kunnen omkleden. Hoewel…” Hij keek even twijfelend naar Fred. “Ik vrees dat ze voor jou geen kleding hebben, Fred. Dus mag je de OK niet in, anders gaan de verpleegkundigen helemaal op tilt.”
“Dat gaan ze toch al, als ze mijn volmaakte torso zien, Johan. Ben ik gewend. Maar Zelda rooit het wel; ik ga naar Rhenen. Kleed ik me dáár wel om.”
“Ja, en dan Wilma van jouw ahum… ‘volmaakte torso’ af slaan natuurlijk.” Ik lachte hem uit en hij keek tevreden. “Je brengt me op ideeën, Kees. Kijken of Wilma daar ook trek in heeft. Tot ziens!” Hij vertrok: dreun-dreun-dreun…

“Kom, dame en heer: laat mij jullie het kloppend hart van dit ziekenhuis eens zien…” Twee uur en vol van indrukken later pelden Zelda en ik ons naast elkaar uit de groene uniformen, hoofdkapjes, mondkapjes en slippers. Johan was weggeroepen en had haastig afscheid genomen. “Ik ga je volgende week bellen, Zelda!” Die twee konden prima door één deur.
“Sjongejonge, Kees… Wát een techniek. Ik dacht dat een OK bestond uit een bed, een grote lamp erboven, een heleboel enge mesjes, een boel verband, wat apparatuur voor de anestesist en dat was het wel… Dat was even een misvatting.” Zelda zuchtte. “Ik moet zeggen: Ik was ook enigszins verrast, Zelda. Ik was hier een paar weken terug al geweest, maar toen werd de OK schoongemaakt. Stond er vrijwel nauwelijks apparatuur in. Dit ‘Starship Enterprise’ was nogal indrukwekkend.”
Zelda had zich uit de ziekenhuiskleding gewurmd en stond in slipje en behaatje naast me toen ze haar eigen kleding weer aantrok. En wat ze over zichzelf zei op de heenweg was niet terecht. Natuurlijk had ik haar al in sportkleding gezien, maar nu? Een uitermate strakke jonge meid, platte buik, mooie benen en ja, wat kleine borsten, maar met haar figuur was helemaal niks mis.
Straks in de auto, voordat ze uitstapt haar maar eens een compliment maken, Kees. Niet nu, niet onderweg… Als we stilstaan voor haar huis. Dan kan ze meteen vluchten als ze wil. Toen we aangekleed waren namen we afscheid van de verpleegkundigen op de verpleegsterspost. Althans… Dat wilde ik doen, maar ze vroegen of we nog een kop koffie wilden. “Nou, dat sla ik niet af voor een autorit. Dit dagje hakte er nogal in.”
Even later zaten we rustig te kletsen, tot een van de verpleegkundigen vroeg: “Meneer Jonkman…” Ik stak mijn hand op. “Voor vrienden ben ik Kees.” Ze lachte. “Oké. Kees: is het waar dat jij dokter Onzenoort een paar weken terug gigantisch op z’n flikker heb gegeven? Daarna gonsde het hier van geruchten dat ‘iemand van buiten’ hem in het restaurant even de les had gelezen… En hij kwam hier op de afdeling zijn excuses aanbieden voor zijn lompe en botte gedrag de afgelopen maanden.”
Ik haalde mijn schouders op. “Wij hebben een goed gesprek gehad. Ik zag bij hem dingen die me bekend voorkwamen. Dingen waar ik sinds Afghanistan ook last van had, totdat iemand mij op m’n flikker gaf… Dokter van Onzenoort, Fred van Laar en ik zijn samen in Afghanistan geweest. Hij in het veldhospitaal in Tarin Koht, Fred en ik buiten de poort, als infanterist met 25 kilo zooi op je rug en je ogen op steeltjes. Johan heeft mijn groepscommandant het leven gered, nadat die nogal wat schroot van een handgranaat had geslikt. Het meeste schroot heeft hij er uit gepulkt in de OK in het veldhospitaal, hem gereed gemaakt voor transport zodat hij in Nederland verder behandeld kon worden.
We hebben elkaar dáár nooit gezien, maar voelen ons toch verbonden met elkaar. Band of Brothers, zoiets. Daarom kon ik hem ongezouten de waarheid vertellen.” “Nou, die is aangekomen. Hij is 95% veranderd. Zien ons nu als ‘mensen’. Niet als ‘instrumenten’. Hij práát nu met ons, in plaats van alleen maar opdrachten geven en je uitkafferen als je een piepklein foutje maakt… Als dat het gevolg is van jou ‘goede gesprek’ met hem: dank je wel.”
Zelda giechelde. “Ik mocht vanochtend getuige zijn van een ander ‘goed gesprekje’ van die meneer naast me. Kwam nogal aan, geloof ik.” Ik bromde: “Als iemand mij voor ‘geldklopper’ uitmaakt, word ik redelijk woest, Zelda.” Ik zette mijn lege mok neer. “Dames, heren: dank voor deze, met chirurgische precisie gezette bak koffie. Ik kan nu weer klaarwakker de terugreis naar het mooie Veldhoven aanvaarden.”
Een van de mannelijke verpleegkundigen merkte op: “Dat is precies de bedoeling. Dat u tot voorbij Uden wakker blijft. Want bezuiden Uden mag Eindhoven de ellende opvangen…” Ze lachten en ik keek Zelda aan. “Nou meid: je hoort het: garantie tot voorbij Uden. Sjongejonge, waar gaat het heen met de zorg…”
We liepen de afdeling af en het ziekenhuis uit en stapten in. Ik had van Ane een permanente parkeerkaart gekregen, dus kon zó wegrijden. “Kees, ik…” Ik stak m’n hand op. “Even wachten Zelda. In de bebouwde kom rijdend klets ik liever niet. Op de snelweg mag je los gaan, oké?” Ze knikte en we reden langzaam door Nijmegen. Langzaam, want de vrijdagmiddagspits was al begonnen…
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...