Door: Keith
Datum: 25-05-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 3381
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 58 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 58 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 366
Om twaalf uur keek Joline op haar horloge. “Kom Kees, naar huis. Er ligt een bruine Labrador op ons te wachten. Als z’n voerbak niet op tijd vol is, komt er revolutie.” De anderen grinnikten en Anita zei: “Maar goed dat jullie Mocca vandaag niet mee hebben genomen. Dat zou helemaal…” Joline bromde instemmend en ik zei: “Voorlopig nemen we hem alleen mee als Johan voorgaat. En als ik op de bugel speel, natuurlijk. ten slotte moet iemand het arme beest een beetje fatsoenlijk muzikaal besef bijbrengen…”
“Majoor Jonkman, je ben een enorme arrogante kwal!” Greet spóót de zin er uit en de andere dames knikten instemmend. “Zo Kees. Nu hoor je het eens van een ander. Joline lachte me breeduit uit. Ik keek naar Rogier en Gerben. “Hé! Jullie worden nu verondersteld degene die jullie teamleider uitscheldt voor, ik citeer, ‘een enorme arrogante kwal’ bij kop en kont te pakken en dusdanig te tuchtigen dat ze een week in het ziekenhuis moet verblijven. Waarom doen jullie dat niet, stelletje watjes?”
“We kijken wel uit, Kees.” Rogier antwoordde. “Dan krijgen we de volgende keer geen Bastognekoeken meer. Of een stuk taart. Bovendien zijn we dan minimaal een week niet meer welkom in de slaapkamers van twee dames in dit gezelschap. Loyaliteit heeft zo z’n grenzen, Kees.” Ik snoof minachtend. “Lafaards…”
Anita gniffelde. “Die week ziekenhuis lijkt me dan wel weer een goed plan, Kees. Kan zomaar gezellig worden…” Greet gromde: “Ja, met m’n beide benen in het gips zeker… Ik ken de gevechtsmethoden van de Infanterie een beetje. Ik geloof er niks van, zuster Zondervan!” Joline pakte me bij de arm. “Kom, lekkere macho van me. Als zij gaan fantaseren over wat er in Arkel allemaal kan gebeuren op de diverse slaapkamers en Anita zich zit te verheugen op een weekje Greet verwennen in het ziekenhuis, kunnen wij, als degelijk getrouwd stel wél doen waar zij alleen maar van mogen dromen.”
Ik mopperde: “Jaja, ‘Greet verwennen’… En volgend jaar is de zorgpremie weer met twee tientjes per maand gestegen.” “Wij hebben dan in ieder geval waar voor ons geld gekregen, Kees.” Anita stak haar tong uit. “En nu eruit! Deze verpleegkundige heeft vanavond weer avonddienst, dus ik duik nog even lekker m’n bedje in.”
Ik kon het niet laten. “Ehhh… Zuster: zorgt u er dan voor dat u zich niet nog een keertje verslaapt? We kennen die -ahum- ‘middagslaapjes’ van jullie ondertussen…” Greet schoot in de lach, Anita keek me nadenkend aan. “Kees, je bent niet alleen een enorm arrogante kwal, maar ook nog eens een hele grote rotzak. Met een véél te goed geheugen.” Ik trok haar even naar me toe en gaf haar een zoentje op haar wang. “Ik denk in plaatjes, Anita. Dan onthoud ik dingen beter…”
Ze wees naar de deur. “Er uit jij! Smeerlap!”
Breed grijnzend liepen we de voordeur uit, de zussen giebelend achter ons aan en volgens mij hadden Rogier en Gerben ook binnenpretjes. Prima… Zo was de boosheid over het optreden van de gastpredikant een beetje op de achtergrond geraakt. “Tot morgen, dames en heren!” “Tot morgen! Lekker weer in Gorinchem pret maken!” Margot lachte breeduit.
Een paar straten reden de dames achter ons aan, toen sloegen zij af richting snelweg. Ik kon binnendoor naar Veldhoven rijden. Eenmaal in de lift deed Joline de deur achter ons dicht. “Kom eens hier jij, macho.” Ze wenkte me. Toen ik vlak voor haar stond trok ze me aan m’n stropdas nóg dichter tegen zich aan. “Hierbij verklaar ik de heer Cornelis Jonkman formeel tot voormalig ijsberg. Hij is compleet gesmolten. Of dat door de charme van Greet en Anita komt of dat er andere dames in het spel zijn, dat laat ik nog even in het midden. Maar het bewijs is ondertussen geleverd: hij heeft een volbloed lesbienne in gezelschap gekust.” Ze keek me aan. “En ik vond het niet eens erg. Met Greet hadden we al een prima band, met Anita ondertussen ook, schat. Die mag jij zoenen. Op eigen risico natuurlijk; wie weet krijg je van de Opperwachtmeester een trap onder je ballen. Met een pump met een scherpe neus.”
Ik keek twijfelend. “Dat wil ik natuurlijk niet. Dan doe ik het wel stiekem, in een slecht verlicht steegje of zo.” De lift stopte en Joline zei maar één woord toen ze uitstapte. “Bluffer!” Toen liep ze de galerij op en maakte de huisdeur open. En wie zat daar, hevig kwispelend: Mocca. “Hé mooie hond… Ben je blij om ons weer te zien?” Nou dat was hij inderdaad. Gekke sprongetjes, piepjes, blafjes, likken… Eerst bij Joline, toen bij mij. “Laat jij ‘m even uit, Kees? Dan maak ik wat te eten. Want we hebben geen taart gekregen bij Greet en Anita.” Ik pakte de riem. “Kom maar Mocca! Lekker even dollen op het uitlaatveld… Kan een kwartiertje duren, Jolien!” “Oké!”
De lift stond nog op onze verdieping; we konden zó instappen. Zoevend gleed hij omlaag om bij de 5e verdieping te vertragen en te stoppen. Het zal toch niet… De deur ging open en ik keek recht in de ogen van het echtpaar van Wijngaarden. Mevrouw deed twee stappen achteruit. “Wij wachten wel even.” Haar man daarentegen zei: “Ik wacht niet, Corien. Geen zin om te lopen.” En hij stapte in de lift. “Goedemiddag.” Hij knikte als antwoord. “Ga je mee of ga je lopen?” Zijn vrouw draaide zich om naar het trappenhuis. Ik drukte op de knop die de deuren sloot en we gingen verder omlaag. Ik zweeg; had geen zin in een geforceerd gesprekje met de man. Hij keek naar Mocca. “Mag ik je hond even aaien?” Ik schudde mijn hoofd. “Sorry meneer. Hij heeft z’n tuigje aan. Hij is aan het werk. Graag niet afleiden. Zo meteen, op het losloopveld is hij ‘vrij’. Dan mag hij aangehaald worden als u wilt.” Hij keek even. “Dat zal ik maar niet doen.” Ik knikte. “Misschien wel zo verstandig nu.”
De lift was beneden en ik liep naar buiten. Mocca probeerde te trekken, maar dat liet ik niet toe. “Mocca: side!” Hij moest naast me lopen en regelmatig ‘inchecken’. Na een paar correcties had hij het weer door en keek me om de paar stappen aan. Nou ja… Hij keek naar mijn hand waar wellicht wel brokjes in zaten. Sorry Mocca, ook jij hebt recht op je cursusplaats in de cursus ‘omgaan met teleurstellingen’; je moet ook naar me kijken als ik geen brokjes in m’n hand heb en je alleen beloon door m’n stem.
En dat deed ik dan ook: regelmatig klonk er: ‘Goed zo, Mocca!’ als hij naar me opkeek. Eerst liepen we naar het uitlaatveld: een forse plas en een behoorlijk drol werden geproduceerd. De drol ging in het bekende zakje en dat ging weer in de afvalbak. Daarna door naar het losloopveld. Door het dubbele hekje… En daar maakte ik het tuigje van Hulphond Nederland los. En meteen schoot Mocca er vandoor, naar het schuine rek wat er stond. Roef… erop en daar ging meneer eigenwijs zitten en om zich heen kijken. Ik moest lachen. Mocca zat écht op de uitkijk… Oren gespitst, z’n neus ging onophoudelijk heen en weer en elke beweging registreerde hij. Prima waakhond!
Ik maakte een paar foto’s van een hele alerte hondenkop. Toen er na een minuutje niks spannends gebeurde, sprong hij er af en begon te snuffelen. Ik vond een oud stuk touw en gooide dat weg: dat was een succes. Mocca schoot er achteraan en bracht het braaf terug, maar toen ik het pakte begon hij te trekken. Er zat best wel kracht in dat lijf! Uiteindelijk liet hij het vallen en keek me verwachtingsvol aan. Weer gooien, terugbrengen, trekken en uiteindelijk loslaten en daarna begon de cyclus opnieuw. Na tien minuten was hij behoorlijk aan het hijgen: prima. Mocca had even z’n beweging gehad. Niet zoveel als bij DT, maar goed… “De zondag is ook voor jou een rustdag, Mocca!”
Ik lijnde hem weer aan en we liepen terug. Weer de lift in en naar boven. Ik moest grinniken: jammer dat mevrouw van Wijngaarden nu niet bij de lift stond, dan had ze wat steviger lichaamsbeweging gehad: vijf verdiepingen naar boven klimmen! Nou ja, het is niet altijd feest. Eenmaal boven ploften we even later op de bank met een paar tosti’s en een glas melk voor ons.
“En wat vond jij er nu écht van, Kees? Die actie van die predikant en z’n organist?” Joline keek nieuwsgierig. “Het toppunt van onbeschaamdheid, Jolien. En Jackie had helemaal gelijk door allereerst die organist vriendelijk te vragen om z’n tempo aan te passen. Dat deed ze heel netjes. En wat kreeg ze retour? Pure onbeschoftheid, met z’n opmerking dat meneer niet gewend was aan een vrouw als ambtsdrager. En wellicht dat de predikant ook nog wat woorden heeft gewisseld met Jackie, voor ze kerk in gingen…”
Joline keek aarzelend. “Maar… Je kunt toch niet zomaar een dominee wegsturen?” Ik knikte. “Jazeker wel. De ouderling van dienst is verantwoordelijk voor de kerkdienst. Hij of zij geeft de predikant voor de dienst een hand als teken dat hij nu het woord heeft en hij het woord van God moet uitleggen. En na de dienst wéér een hand als teken dat… Ja, waarvoor in feite? Nou ja, dat z’n zendtijd is afgelopen of zo. Maar op het moment dat een predikant vanaf de preekstoel complete onzin uitslaat, of politiek gaat bedrijven, kortom: als het uit de klauwen loopt is het de taak van de ouderling van dienst om in te grijpen en de dominee op dat moment het woord te ontnemen. En ja, dat geeft waarschijnlijk een boel opschudding in een kerkdienst… Gezellig koffiedrinken na de dienst zit er dan even niet in, vrees ik. Hoe het kerkordelijk allemaal in elkaar steekt, weet ik niet. Daarvoor moet je Chantal en Karel zijn, vrees ik. Of bij Jackie natuurlijk. Die is nu ervaringsdeskundige…”
Joline lachte. “Ja, nogal. Maar ze deed het prima.” Ik knikte met een mond vol met tosti. “Voortaan je bugel maar gewoon in de auto leggen als we naar de kerk gaan, Kees. Ook als Greet je niet gebeld heeft. Voor het geval dat er weer eens een opstandige organist is, kun jij de gemeentezang begeleiden.”
“Die opstandige organist zit bijna elke week op die orgelbank, schat. Ken je haar? Greet Zwart heet ze.” Ik kreeg een stomp. “Niks ervan. Greet is een uitstekend musicus, die de gemeentezang prima begeleid. Nee, die vent met die bugel die af en toe naast haar staat, dié is pas opstandig.” Ik gaf haar de por terug en een seconde later waren we verwikkeld in een nogal hevige stoeipartij die op de grond eindigde. Mocca vond er ook wat van: we kregen beiden een paar lebbers over ons gezicht, totdat Mocca plotseling alle belangstelling in ons verloor en op de bank sprong. “Mócca! Off!” Joline kwam overeind. “Mocca! Vreetzak!” Ze greep de hond bij zijn tuigje en trok hem van de bank af. Ik zag nog nét een stuk tosti in z’n bek verdwijnen.
“Wel allemachtig… Rotbeest! Mijn tosti opvreten? Voor straf ga je vanavond met blote poten naar je mandje!” Joline moest lachen. “Ga je Mocca met je tondeuse te lijf, schatje? Dat zullen ze in Herpen niet zo fijn vinden…” “Ja, lach maar… Een complete tosti ham-kaas verdwenen. Als ik Fred had geheten had je nu je eigen doodvonnis getekend, rotbeest.” “Dat zou Fred nooit doen, Kees.” Ik keek Joline aan. “Nou, ik weet niet of jij wel eens gezien hebt wat er gebeurd als iemand, wie dan ook, met z’n klauwen aan Fred z’n eten zit… Dan wordt de voormalig mitrailleurschutter van Laar bijzonder onaangenaam in de omgang. En het boeit hem geen lor wié het flikt: van zijn eten blijf je af. En doe je dat niet, dan kun je een nogal ongenuanceerde vloekpartij verwachten of een dusdanig harde dreun dat je belangstelling even niet meer zo op eten is gefocust, maar op het temperen van de pijn in het getrokken deel van je lichaam.”
Joline keek nu nieuwsgierig. “En dat heb jij een keer meegemaakt, zo te horen?” Ik knikte. “Nou en of. In Oirschot, een maand of zo voordat we naar Afghanistan gingen. Fred was toen nog soldaat der eerste klasse. We zaten in de eetzaal te eten, Fred z’n bordje natuurlijk helemaal volgestapeld met zes boterhammen, beleg en onder andere twee Picanto’s. Een soort snack met een hele typische geur. Hij is er gek op. Enfin, er loopt een voor ons wildvreemde sergeant van Schoolbataljon Zuid langs en die grist die Picanto’s van Fred z’n bord met de tekst: “Da’s veel te vet voor jou, eerste klas.”
En soldaat der eerste klasse van Laar springt op, schopt die sergeant hárd onderuit en grist zijn Picanto’s uit zijn hand. Enfin, de sergeant komt wat moeizaam overeind en snauwt: “Nú je naam en registratienummer! Je gaat op rapport!” Nou, en toen stond de hele Bravogroep op, inclusief onze groepscommandant, Grad Dekker. En Grad kijkt zijn collega aan en zegt doodkalm: ‘Hier staan tien man die getuige zijn van jouw poging tot diefstal. Probeer mijn mitrailleurschutter op rapport te slingeren en je vliegt de volgende dag de dienst uit.’ Toen haalde betrokkene bakzeil en wilde er vandoor gaan, maar Tim, een van de andere jongens, hield hem tegen en zei: ‘En je gaat nú terug naar de counter, haalt twee nieuwe Picanto’s voor onze Magschutter en je betaalt ze. Want jij hebt met je handen aan zijn eten gezeten en da’s niet conform de hygiëne-protocollen.’ Hij moést wel twee van die dingen opnieuw halen, want er stonden ondertussen negen hele boze kerels om hem heen… Even later had Fred twee verse Picanto’s en ’s avonds was het best gezellig in de compagniesbar. In feite is dat een van de momenten geweest dat we Grad Dekker als groepscommandant hebben geaccepteerd en dat we écht een groep zijn geworden. Die avond is ook onze lijfspreuk ontstaan.” Joline knikte. “Nobody fucks with 22Bravo. Ik ken ‘m, Kees. Maar ondertussen is die spreuk niet meer valide, schatje.”
Ik keek blijkbaar nogal dom, want ze schoot in de lach. “Met wie lig jij regelmatig te ‘fucken’, Kees Jonkman? En met wie doet Fredje dat? Ik weet niet of de andere lui van jullie ook verkering hebben, maar…” “Krijg de pip jij, met je slimme opmerkingen… Maar Mocca, met jou begon het, bruin monstertje: flik dit dus niet met mijn bud, want dan loopt het slecht met je af.” De hond likte over mijn hand, die waarschijnlijk nog naar kaas en ham rook.
“Slijmbal. Kijk mij eens een brave hond zijn… jaja… Je hebt gisteren zeker in een afgelegen hoekje van de tuin in Malden met Bengel zitten kletsen hé?” Ik stond op. “En ondertussen moet ik weer een nieuwe tosti maken…” “Gooi er voor mij dan ook nog maar eentje in, Kees.” “Heeft Mocca dan ook een tosti van jou gebietst?” Ze giechelde. “Nee… Maar als je toch bezig bent…” Ik zuchtte. “Denk je aan je lijn, Jolien? Nou ja, rond is ook een lijn…”
Een onderzetter kwam mijn kant uit en ik kon nog nét op tijd bukken. “Geen rotopmerkingen over mijn figuur, Kees Jonkman!” Mocca ging achter de onderzetter aan en bracht hem keurig terug naar Joline, in de hoop dat ze nog een keer zou gooien. Dat bleef gelukkig achterwege. Twee tosti’s later zette ik de bordjes op het aanrecht. “Zo mevrouw. Mazlov is bijna tevreden. We hebben gegeten, gedronken, we hebben onderdak, het is veilig… Nu kunnen we werken aan de volgende trede van zijn piramide: de voortplanting!” “Dat hebben we gisteren al gedaan, meneertje. Nou ja, we hebben geoefend. En de magazijnen zijn volgens mij nog lang niet vol, dus het heeft weinig nut om de expeditie met dat beetje voorraad aan het werk te zetten. Dit meisje gaat nog even wat aan haar dissertatie doen. Doe jij maar iets voor jezelf.”
“Oh, dan weet ik wel wat leuks. Ik ga de foto’s van onze huwelijksreis bekijken. Met name een paar foto’s op een bepaald plekje langs een beekje, vlak voordat een leuk meisje zich helemaal liet gaan…” Een grom kwam van de bank. “Het is maar goed dat de foto’s die daarna kwamen gewist zijn, smeerlap.” “Ja, best wel jammer in feite. Maar ja… Jolientje had weer eens last van haar preutse zelf…” Commentaar bleef achterwege, behalve een nogal boze blik uit twee blauwe ogen.
Ik pakte het boek van Peter van Uhm: ‘Ik koos het wapen’. Ondanks dat ik slechts drie jaar als beroepsmilitair had gewerkt, was het boek toch een feest van herkenning. En sommige plaatsen die hij beschreef kende ik daadwerkelijk: zowel in Bosnië als Afghanistan. Al lezend bekroop me een gevoel van bewondering voor deze man. Natuurlijk: hij was op en top militair. Anders wordt je geen Bevelhebber der Strijdkrachten. Maar hij was ook vader. Vader van een zoon die sneuvelde, twee dagen nadat zijn pa tot vier-sterren-generaal was bevorderd. Ik was ondersteboven geweest van de dood van mijn loopmaatje Peter; hoe zouden hij, zijn vrouw en hun dochter wel niet ondersteboven geweest zijn van de dood van hun zoon en broer? De slogan van Defensie ‘Wij gaan door waar anderen stoppen’ hadden zij wel waargemaakt… Na een uurtje lezen legde ik het boek op tafel. Joline ging onverstoord door met typen.
Ze zeiden vroeger van mij dat ik in een bubbel kon zitten: nou, dat kon mevrouw Jonkman – Boogers ook. Wat dat aangaat leken we ook wel op elkaar. Haar nu vragen of ze een kop thee wilde was kansloos; die vraag moest je drie keer stellen en wellicht kwam er dan een antwoord. Dus ik stond op en zette theewater op. En even later stond er een kop thee voor haar neus. Joline keek op. “Dank je wel, Kees. Lekker. Even een kwartiertje ontspannen, dan weer verder.”
Ze rekte zich uit en haar rok kroop op. “Zit me niet uit de kleren te kijken, Kees!” Ik grinnikte. “Nee, dat zou jammer zijn, schat. Je ziet er in deze kleren zoals gewoonlijk fantastisch uit.” Ze snoof. “Alleen had het rokje wat korter gekund zeker? Ondeugd.” Ik schudde mijn hoofd. “Nee schat. Juist met die rok zo zedig over je knieën zie je er heel verleidelijk uit. Maakt me benieuwd wat er onder zit…” “Dat weet jij al bijna anderhalf jaar, lover. Hoef je niet meer nieuwsgierig naar te zijn.” Ze lachte lief. “Juist wél schat. Want telkens weet je jezelf heerlijk te verpakken in mooie vrouwelijke kleding. En daar hou ik van, vind ik mooi en het kan me vreselijk opwinden. En gelukkig weet je dat en vind je het niet erg.”
“Erg? Integendeel, Kees. Als ik jou zo naar me zie kijken, wind mij dat ook op. Dan weet ik weer dat je me… Hoe zeg ik dat netjes? Dat je me begeert. Dat je met me wil vrijen. En dat maakt mij weer blij. De knapste vent van Veldhoven en wijde omgeving die met mij getrouwd is…”
Ik ging naast haar op de bank zitten en we kusten elkaar.
En tussen twee kussen door hoorde ik: “Lekkere vent van me…” Na een paar minuten duwde ze me weg. “De thee zal nu wel een beetje zijn afgekoeld.” Ze pakte haar theeglas en ik mopperde: “Ja. En ik ben aardig opgewarmd.” Een lief lachje volgde. “Mooi. Dat was de bedoeling ook. Even mijn vent laten merken dat ik nog steeds gek op hem ben.” Het lachje werd plagend. “… maar een bakje thee op z’n tijd is ook lekker.” “Verdorie… ik word gewoon ingeruild voor een glas met heet water, een kleurtje en een smaakje. Ik ga maar eens met Rob praten, denk ik.” Hand, vinger… En vlijmscherp volgde: “Dat doe je dan maar nadat je jezelf vijf keer hebt opgedrukt. Nú, meneer mijn echtgenoot!” Zuchtend deed ik boete. En toen ging ik ook maar aan de thee.
Zo ging de zondag rustig voorbij. We lieten Mocca samen uit, hij kon nog even lekker rennen op het losloopveld: van de een naar de ander. En telkens als hij bij een van ons was aangekomen en netjes ging zitten kreeg hij een brokje. Toen we terug wilden lopen maakte Joline de riem van Mocca niet vast. Ik keek verwonderd. “Wat doe je nou?” Ze knikte. “Mocca moet leren om ook zonder riem bij ons te blijven. En volgens mij kan hij dat prima. Mocca: side!” De hond ging naast haar lopen en om de paar passen ging zijn kop omhoog en keek hij naar Joline. “Goed zo! Brave hond hoor!” En af en toe kreeg hij inderdaad een brokje. Dat ging uitstekend. Eenmaal weer thuis ging ik koken: Nasi. Niet zo uitgebreid als normaal; het was in feite rijst met groenten, wat vlees er doorheen en dat allemaal samen in de gietijzeren braadpan. Een paar stokjes sateh erbij, pindasaus, atjar… Het ging schoon op. Om acht uur het journaal kijken, en daarna een uurtje lekker blazen. Joline ging weer verder met haar dissertatie. En om negen uur liet ik Mocca nog even uit. Half tien lagen we in bed. Ja, vroeg, maar morgen was het weer hard werken in Gorinchem. En het weekend was weer druk geweest…
Een lange zoen van Joline, toen we in bed lagen. “Hé meissie… ben je tekort gekomen?” Ze lachte. “Nee hoor. Zeker gisteravond niet. Maar het is heerlijk om nog even met jou te knuffelen. Dan slaap ik altijd lekker snel.” “Ben ik zó slaapverwekkend, dan?” Ze bromde: “Ja. En dat is lekker. Veilig. Vertrouwd. Dan kan ik heerlijk wegzakken in de wetenschap dat ik in een mooie kasteeltoren slaap, met een lieve ridder naast me. In plaats van in een ouwe huurflat onder een startbaan van Schiphol, er steeds rekening mee houdend dat Holtinge voor de deur staat.”
Ik kwam overeind. “Heb je daar nog steeds last van, schat?” Ze schudde haar hoofd. “Objectief gezien: nee. Maar ’s nachts vliegt het me wel eens aan. En dan word ik wakker, ruik jou, hoor je gezaag, dan zie ik de sterren door de ramen en kan ik me weer lekker omdraaien in de wetenschap dat ik hier veilig ben. Als Holtinge hier ooit weer voor de deur staat, kijkt hij wéér in de lopen van nu twee buksen, schatje. Want ik sta naast je.” Ik knuffelde haar. “Dat weet ik. We staan nu altijd naast elkaar Jolien. Bij leuke dingen, maar ook als er gevaar is.”
Een lange zoen volgde en ik voelde haar lachen. “Wat grinnik jij?” “Het enige gevaar komt nu van de hormonen van de heer Jonkman. Ik voel iets. En als ik dat z’n gang laat gaan, slapen we om twaalf uur nog steeds niet, Kees.” “Tja… Dan moet je nú gaan afwegen wat het belangrijkste is. Een paar uurtjes opperste erotische euforie met de heer Jonkman, óf een paar uurtjes extra slaap. Vertel het maar.”
Joline maakte een minachtend geluidje. “Opperste erotische euforie met de heer Jonkman… Je ego heeft weer eens last van overdruk, schat. Laat dat eens gauw ontsnappen.” “Jij weet waar het ventiel zit, Joline… Leef je uit!” Een zucht volgde. “Seksmaniak. Slapen jij. Jij bent tegenwoordig ‘projectleider’. Die hebben hun slaap hard nodig!” Nog een zoentje, toen draaide ze zich om. “Lekker slapen, Kees.” “Maf ze, Jolien. Morgen weer fris en fruitig aan de slag.” Een demonstratieve gaap volgde. En een paar minuten later was het eerste, bescheiden snurkje een feit. Mocca was wat minder subtiel: die hoorde ik toen hij zich in de mand omdraaide. Bónk. Mooi beest…
Ik dacht na over de laatste woorden van Joline. Projectleider… Gatverdamme… Een woord wat bijzonder negatieve associaties met zich meebracht. Een projectleider produceerde meestal niks. Stond boven het uitvoerend personeel, hield overzicht en stuurde indien nodig bij. Bij Damen hadden ze zo’n figuur gehad; de voormalig ‘projectleider patrouilleschepen’. Een naar mannetje, wat alleen maar de shit uit Maleisië alleen maar doorschoof aan de ontwerpers, onder leiding van Allard. En die moesten de onmogelijke eisen maar vertalen in werkbare oplossingen… En dat lukte niet.
Morgen, tijdens de eerste werkbespreking over die ziekenhuizen dan ook maar starten met een preek over ‘samenwerken’. En de opdracht om mij onder m’n gat te trappen als ik ooit zou optreden als die ‘projectleider’ van Damen: de shit doorschuiven naar de daadwerkelijk uitvoerenden en naar boven toe goeie sier maken. Ik knikte. Ja, dat zou ik doen. Waarschijnlijk zouden er dan een paar vuile opmerkingen volgen, maar die nam ik dan maar voor lief. Voorzichtig draaide ik me om, om Joline niet wakker te maken. Nu slapen, Kees. Morgen fris aan de start verschijnen.
Oh shit… Morgenochtend de sportkleren niet vergeten. Die legden we meestal zondagavond al klaar…
Bzzz… Bzzz… Bzzz… Kláp. De wekker werd het zwijgen opgelegd en ik draaide me om naar Joline. “Hé schoonheid, goeiemorgen. Wakker worden, er uit, centjes verdienen!” “Lameslapuh… Ik droomde juist zo lekker. Dat we achter in de camper lagen te rollebollen naast een fjord in Noorwegen…” “Da’s momenteel niet zo prettig, schat. Temperatuur rond de min tien graden, harde wind vanuit het noorden, een gevoelstemperatuur van min vijfentwintig. Ik weet niet of het dan wel lekker in om in een dunwandige camper te liggen rollebollen…” Ik zoende haar op haar voorhoofd. “Het voordeel is dan wél dat je ’s nachts een panty aanhebt. Lekker opwindend…”
Met een smerig gezicht smeet Joline het dekbed van zich af en liep richting badkamer. “Oh, en de douche wordt niet na vier minuten steenkoud, da’s ook wel zo prettig hier!” Een boos gezicht, omlijst met verwarde blonde haren keek om de badkamerdeur. “Stuk verdriet. Mijn mooie droom met twee zinnen in duigen slaan… Ik ga nóg eens van een campervakantie met jou dromen. Echt niet!” Met een klap sloot ze de deur van de badkamer.
Dat hoorde Mocca; een blafje volgde, wat inhield: ‘Hé, ik hoor dat jullie wakker zijn! Schiet eens op, want ik moet plassen en wil eten!’ Ik stond ook maar op. Ik loste Joline af op het toilet en onder de douche en we kleedden ons aan. Spijkerbroek, overhemd en een Noorse trui er overheen. Wie weet moest ik nog naar buiten. Op mijn bureau hing nog steeds een net pak, inclusief nette schoenen. Dat hing er al sinds dat Joline en ik Theo vervingen en ik had er al een paar keer plezier van gehad. Dan belde er een (potentiële) klant en moest ik opdraven voor een bespreking. Wel zo makkelijk als je je dan op kantoor kon omkleden in enigszins representatief tenue…
Oh wacht… Sportkleren! ”Jolien, denk je aan je trainingspak en verschoning? Vandaag is Kees weer de trainer, dus het zou wel eens pittig kunnen worden…” Van achter haar kaptafeltje kwam het sarcastische antwoord: “Pittig? Met dat slome langeafstandsgedoe van jou?” Wacht even, mevrouw Jonkman-Boogers… Van die uitspraak ga je spijt krijgen vandaag…
Ik keek snel op Buienradar. De hele dag: stevige buien met windkracht 5 á 6 uit het Noorden. Met een beetje mazzel goot het als we buiten waren… In gedachten visualiseerde ik de omgeving van Gorinchem. Als we nu eens de snelweg overstaken… Snel pakte ik Google maps erbij. Ja, dat was mogelijk. Snelweg over, bij de rotonde links, dan de Zuiderlingedijk op, langs de oostelijke oever van de Linge naar het noorden naar Spijk, in Spijk weer rechtsaf en via de Spijksesteeg weer richting Gorinchem. De Lingedijk was niet druk, langs de Spijksesteeg liep een fietspad, dus was verantwoord…
Op de heenweg pál tegen de wind in… Reden genoeg voor wat verwensingen en de bijbehorende pushups. En op de terugweg iets meer beschutting en de wind mee. Hoeveel kilometer was het ongeveer? Iets meer dan zeven kilometer. Dat was in ieder geval een afstand die buiten de comfortzone van Joline lag… Nu nog mijn binnenpretjes verscholen zien te houden. Dát was de grootste opgave van de ochtend… Gelukkig was Joline bezig met Mocca. En even daarna, onderweg naar Gorinchem, reed zij, dus had aandacht voor de weg nodig.
Ik zat achterin, Zelda zat naast Joline en die twee hielden elkaar bezig met een gesprekje over A.I. En even later over mode. Ik hield me bezig met Mocca, die door het rek in m’n nek snuffelde en af en toe een lik uitdeelde.
In Gorinchem eerst koffie en slap kletsen met wat collega’s, daarna verzamelde ik alle piraten in de groepsruimte. Inclusief Henk, ondanks dat hij weinig met ziekenhuizen van doen zou hebben. “Goed lui… Luister. Deze week gaan we van start met het hele ziekenhuisgebeuren. Graag wil ik van jullie horen welk ziekenhuis jullie als project zouden willen hebben. Eéntje is er al vergeven: Nijmegen blijft bij Rogier. Maar dat lijkt me niet meer dan logisch. Blijven over: Gorinchem, Dordrecht, het LUMC in Leiden. Behalve Leiden is het allemaal enigszins in de buurt. Ik stel voor dat jullie straks even het internet op gaan en de bijzonderheden van de diverse ziekenhuis bekijken. Grootte, locatie, leeftijd van de infra enz enz. En basis daarvan een voorkeur uitspreken. Komen we er niet uit, dan wordt het simpel lootjes trekken. Oké?”
Men knikte. “Mooi. Dan het volgende. Gisteravond in bed lag ik te denken…” Frits hield zijn handen voor zijn oren. “Piééép… Information overload! Ik wil niet weten waaraan jij in bed legt te denken, Kees!” Een lachbui.
“Ik lig ook wel eens aan puur technische zaken te denken als ik in bed lig, Frits. Oké… Even zonder gekheid: Vanaf deze week gaan we veel meer individueel werken. Ja, we gaan allemaal puin van Duyvestein en z’n medewerkers ruimen, maar elk bij een ander ziekenhuis. Theo verwacht ongeveer drie dagen per week ter plekke en twee dagen hier om dingen uit te werken en te ontwerpen. En wellicht eens een weekje andersom, maar het feit blijft dat we allemaal ‘ons eigen’ ziekenhuis hebben waar we zaken voor moeten ontwerpen. Da’s natuurlijk allemaal mooi en zo, zeker omdat we allemaal promotie hebben gekregen, maar ik wil jullie twee dingen op het hart drukken.
Allereerst: samenwerking. Waar mogelijk: werk samen. Ontwerp samen. Ga bij de collega’s te rade als je twijfelt over uitvoerbaarheid, redundancy of realisme. Het zou prachtig zijn als we in elk ziekenhuis exact hetzelfde systeem konden installeren, maar de praktijk zal weerbarstig zijn. Elk ziekenhuis zal een eigen pakket van eisen hebben en dat moeten we eerbiedigen. En sommige dingen kúnnen we simpelweg niet bij elk ziekenhuis doordrukken. Wegens geld, wegens infra, wegens hun specialismen of whatever. Wij hebben gedurende anderhalf jaar heel intensief samengewerkt en daar zijn mooie dingen uitgekomen. Hou dat vooral vast.
Ten tweede en dat is minstens zo belangrijk: als één van jullie mij betrapt op iets wat op ‘managers-gedrag’ lijkt, oftewel langs de zijlijn staan roeptoeteren zonder verstand van zaken te hebben: laat het me weten. Meteen en zonder pardon. En of je dat in een één-op-één gesprek doet of hier in de groepsruimte: het zal me jeuken, maar laat me het weten. Ik heb aan den lijve ondervonden hoe het voelt om ongefundeerde kritiek te krijgen van lui uit hogere lagen van de organisatie: het is funest voor de werkvreugde en gaat ten koste van de kwaliteit. Henk is deze anderhalf jaar mijn persoonlijke geweten geweest op dat gebied en daar ben ik hem bijzonder dankbaar voor; hij heeft me meerdere keren op mijn sodemieter gegeven als ik me weer eens bemoeide met allerlei pietluttige details die jullie zelf best konden oplossen. Maar helaas gaat Henk die capaciteiten nu botvieren binnen de offshore. Ik wens Miranda en André daar veel sterkte mee.”
Henk grijnsde gemeen. “Als ik terugkom, drinken jullie binnen een maand allemaal vlierbesthee en vreten jullie alleen nog maar pindakaas op je boterham, heren.” Geloei vulde de ruimte. “Kortom: ga door met de werkwijze zoals we de afgelopen anderhalf jaar hebben gedaan, en als ik naast m’n schoenen dreig te gaan lopen: haal mij met een harde dreun terug op aarde. Tot zover.”
Frits stak zijn hand op. “Kees, ook zonder dollen: zoveel gaat het niet verschillen van onze huidige manier van werken, toch? Ook nu heeft iedereen z’n eigen projectjes en een aantal projecten doe je met twee of drie man samen. En bij de ‘eigen projectjes’ gaan we ook vaak even overleggen bij een collega. Hetzij in deze ruimte, hetzij bij een ander team, waar iemand zit met meer kennis over een bepaald onderwerp. Daar verandert weinig in. En jou terug op aarde halen… ach, als we je betrappen op een ‘managers-attitude’: een kort gesprekje met Joline en de volgende dag sta je weer met beide benen op de grond, hoor.”
Hij lachte me uit en ik keek sip. “Verdorie… je hebt me tuk, makker. Ja ja ja, ik lig alweer…” Rogier zei droogjes: “Zo. Nu weet je weer hoe het voelt om met je hele lichaam op de grond te zijn.” Ik keek hem aan. “Ja, dank je wel vriend. Ik hou ook van jou. Zeker straks in de middagpauze. Ik ga even koffie halen voor jullie; dan mogen jullie even overleggen wie welk ziekenhuis voor z’n rekening neemt. Als jullie er niet uitkomen wordt er geloot. En dan heeft vriend Rogier vette mazzel; hij is al gelinkt aan het ziekenhuis in Nijmegen. Maar dat lijkt me niet meer dan logisch.”
Ik verdween met een blad vol mokken richting koffiehoek, maar werd onderschept door Irene. “Wat was dat voor herrie in het Piratenhok, Kees?” “Even een peptalk, Irene. Af en toe nodig. Tja, en dan wordt er wel eens luidruchtig gelachen of gewoon keet gemaakt.” Ze snoof. “Dan krijgen die Piraten wel héél vaak een peptalk. Elke dag is het wel een keertje feest bij jullie.” “Dat komt vanzelf als je een stel knappe kerels bij elkaar in een hok opsluit, Irene…”
“Zal ik een diplomatiek antwoord geven of wil je de waarheid horen, Kees?” Ze lachte me uit. “Laat maar. Ik was onderweg om koffie te halen voor dat stel gekken.” “Hmm… Goed plan. Ik loop wel mee voor een beker thee.” Terwijl de koffieautomaat aan het werk ging vroeg ik haar: “Weet jij nu al welke studie je gaat volgen, Ireen?” Ze knikte. “Ja. HBO Communication & Multimedia Design. In deeltijd, aan de HAN in Arnhem. Januari kan ik beginnen.”
Ik fronste. “Communicatie? En Marion dan?” Ze gniffelde. “Marion voelt er niks voor om verder te gaan met communicatie. Die is helemaal verknocht aan de cijfertjes. En dat kan ze prima, heb ik begrepen. En mij lijkt communicatie leuk. Bovendien: het is nog praktisch ook en tijdens de studie kan ik meteen dingen hier toepassen. En de studiedagen zijn op donderdagmiddag en -avond; dan kan ik daar bij een oom en tante van me slapen om de volgende dag weer fris en fruitig hier te verschijnen.” Ik stak een duim op.
“Wat vond Theo ervan?” “Die zei dat het hem weinig uitmaakte wát ik ging studeren, áls ik maar ging studeren. Ik kreeg een dijk van een compliment van ‘m; hij zei: ‘Zo’n slimme meid als jij moet niet in een receptie blijven hangen. Je kunt veel en veel meer. Doe er iets mee!’ Ik geloof dat ik op dat moment een tomaat stond te imiteren.” Ik gaf haar een schouderklopje. “Die baas van ons is een hele goeie vent. Geniet ervan, want zo zijn er niet zoveel.”
Ze knikte. “Ik weet ‘t, Kees. Klaar met die koffie? Laat mij er dan even bij, dan kan ik een fatsoenlijke bak thee tappen.” “Geen vlierbesmeuk hé? Rob Boogers is binnen…” Ze trok een gezicht en ik liep weer richting groepsruimte.
“Goed heren… Zijn we er uit of wordt het lootjes trekken?” Willem zei droog: “” Na wat bloedneuzen en trappen tegen schenen zijn we er wel uit, Kees. Kijk maar.” Hij wees op een flip-over. Daar stonden de ziekenhuizen onder elkaar, met de namen van de Piraten er achter:
Nijmegen: Rogier
Leiden: Willem
Gorinchem: Gerben
Dordrecht: Frits
“En de redenen voor deze verdeling, Willem?” Die zei: “Grotendeels geografisch, Kees. Kijk, ik woon in Zoetermeer. Dan is Leiden dichterbij dan Gorinchem. Gerben in Arkel. Kan op de fiets naar ‘zijn’ ziekenhuis. En Frits woont in Sliedrecht. Ook op de fiets te doen. En Rogier redt zich maar op de A15. Hij wou zo graag in Gorinchem werken, de sukkel.” Rogier keek dreigend. “Kijk jij een beetje uit? Er speelde een wat andere reden mee om hier te komen werken, meneer! En die reden heeft niet alleen mooie bruine krullen, maar sinds een tijdje ook pumps met hele gemene scherpe punten. Je zou er zo maar mee in aanraking kunnen komen…”
Ik zuchtte. “En wie kan als een soort pontbaas tussen al die locaties heen en weer pendelen? Jawel… Kees Jonkman.” Gerben gniffelde. “Daar heb jij helemaal geen moeite mee. Met je mooie nieuwe auto. En zei je nou ‘kroegbaas’?” Een lachbui volgde. “Oké, heren. Als jullie het er allemaal mee eens zijn, mail ik dit lijstje naar Theo. Die mag het verder distribueren richting de diverse ketenpartners. Ik verwacht dat het feest ergens deze week start, dus gebruik de tijd die rest om de overige projectjes netjes over te dragen aan de collega’s in het team van Klaas.”
“Da’s grotendeels al gebeurd, Kees. Nog twee kleine dingetjes, eentje van Frits en eentje van Willem, en dan zijn we helemaal ‘schoon’. Henk keek me aan. “Heb jij dat al geregeld, Henk?” Hij haalde zijn schouders op. “Zoveel was het niet, Kees.” Ik gaf hem een dreun op zijn schouder. “Als je een meisje was, zou ik je nu zoenen.” Hij keek me aan. “Dat kun je delegeren, Kees. Aan Joline bijvoorbeeld.”
“Nou, ik zat eigenlijk aan Miranda te denken, vriend…” De rest schoot in de lach en Henk keek teleurgesteld. “Ik zal het aan mevrouw Jonkman voorstellen, Henk. Maar ik geef geen garantie! Goed, tot zover de bespreking… Duik alvast in de gegevens van de diverse ziekenhuizen, heren. Goed beslagen op het ijs komen, noemen we dat. Kwart voor twaalf kom ik jullie wel weer wakker schudden voor een loopje. Geniet nog even van de rust…”
Er kwam nogal sarcastisch gebrom van achter de diverse beeldschermen vandaan en met een inwendig lachje liep ik naar m’n eigen bureau. De heren zouden vanmiddag wel enigszins ‘op’ zijn. En niet alleen deze heren. Zelf ook maar aan het werk gaan, Kees!
Ik opende de mail: 23 mails… Nou nou, diverse instanties en bedrijven hadden het blijkbaar nodig gevonden om Kees Jonkman in het weekend te gaan spammen. Jammer dan; Kees deed in het weekend alleen zaken als het écht nodig was. Eén mail trok meteen de aandacht, nog zonder dat ik ‘m geopend had: Buitenlandse Zaken, Bas van Leeuwen. Verstuurd op zaterdag, aan Fred en mij.
‘Beste Fred en Kees. Via-via hoorde ik dat ene mevrouw van den Akker gisteren is gearresteerd op beschuldiging van spionage voor een buitenlandse mogendheid. Jullie hebben daar een aandeel in gehad. Namens de dienstdoend hoofdofficier van justitie: hartelijk dank! Binnenkort hoor je meer. Groet, Bas.’
Kijk eens aan… Die o, zo aardige Luna van den Akker nu achter tralies… Wat vervelend voor haar. Eventjes haar voormalig receptioniste influiten. En Charles, bij Damen. Charles was snel geregeld: de tekst van het mailtje van Bas kopiëren en in een nieuwe mail plakken. Zonder de afzender er in; ik wist bijna zeker dat Bas het niet op prijs zou stellen als zijn mailadres overal bekend zou worden. Begeleidende tekst erbij: ‘Beste Charles. Onderstaande mail kreeg ik vandaag binnen. Het leek me goed om jou en je lieve echtgenote daarvan op de hoogte te stellen. Groet, Kees.’ Send.
Ik liep een deur verder, naar Irene. “Hé schoonheid…” Ze keek op. “Je vergist je een paar deuren, Kees. Joline d’r bureau is die kant uit.” Ze wees en ik zuchtte. “Irene, het simpele feit dat ik getrouwd ben, ontslaat mij niet van het recht om een knappe dame af en toe een compliment te geven. En als Joline daar bezwaar tegen maakt, los ik dat wel op met haar. Maar… Waar ik voor kwam: Zojuist kreeg ik een mailtje dat jouw voormalig werkgeefster, ene mevrouw van den Akker, eergisteren is gearresteerd op verdenking van spionage voor een buitenlandse mogendheid. Als jij daar nog steeds de plantjes water had gegeven, was jij wellicht ook opgepakt.”
Ze keek me met open mond aan. “Spionage? Zóóó… Nu vallen er een paar puzzelstukjes op hun plaats, Kees.” Ik ging zitten. “Vertel.” Ze dacht even na. “Nou… ten eerste waren er een paar mannen die ik nooit hoefde aan te melden. Die kwamen binnen, zeiden geen woord en liepen meteen door naar haar bureau. En dat ging dan meteen op slot; ik hoorde het slot omdraaien. Ten tweede: ze had weinig klanten. Ik heb me vaak afgevraagd of de PR-business zó lucratief was dat die weinige klanten voldoende waren om dat kantoorpand te huren…”
“Heb je foto’s of een beschrijving van die mannen, Ireen?” Ze pakte haar telefoon. “Twee foto’s. Stiekem gemaakt, zodat ik ze zou herkennen… één moment…” Even later bekeek ik twee foto’s. Kwalitatief wat minder, een beetje korrelig, maar voldoende voor een signalement. “Sorry, ik kon natuurlijk geen flits gebruiken…” Ze keek wat spijtig. “Geen punt, Irene. Je hebt je wéér waargemaakt, meid. Even recht op de meid af: Zou jij deze foto’s door willen geven aan de politie? En… zou jij willen getuigen tegen Luna van den Akker? Tegen de politie vertellen wat je net tegen mij vertelde? Want waarschijnlijk komt de politie vroeg of laat bij jou aan de deur om je wat vragen te stellen… Jij hebt daar immers gewerkt?”
Ze keek benauwd. “Ja. Wel twee en een halve week heb ik daar de plantjes water gegeven en papieren geordend. Sjongejonge, wát een belangrijk werk. Dáár heeft de politie wat aan, Kees.” Ik knikte. “Zeker weten, dame. Al helemaal in combinatie met deze foto’s. Gelukkig ga je PR en Communicatie studeren. Wellicht leren ze je daar hoe je wat betere foto’s kunt maken…”
Ze keek me boos aan. “Etter… En natuurlijk wil ik getuigen tegen die trut, Kees.” “Mooi. Dan ga ik nú de machine in beweging zetten. Sta er niet gek van te kijken als je binnenkort een uitnodiging krijgt om ergens op een politiebureau te moeten verschijnen.”
“En waarom moet mijn geliefde receptioniste op een politiebureau verschijnen, meneer Jonkman?” De stem van Theo achter me. “Omdat haar voormalige werkgeefster dit weekend is gearresteerd wegens spionage, Theo. En Irene heeft wat interessante foto’s van, waarschijnlijk, een paar kompanen van haar.” Hij knikte. “Da’s mooi Ireen. Denk er aan: elk brokje informatie kan belangrijk zijn in zo’n onderzoek. Ook al lijkt het nog zo onbelangrijk. Ehhh… Als je moet opdraven, hoor ik het graag, dame. Desnoods breng ik je zelf er naar toe.” Irene begon meisjesachtig te giechelen. “Oh, dat lijkt me leuk, Theo. Dan wil ik wel achterin zitten in die mooie Audi van je. En dat je netjes en galant de deur voor me opendoet en zo…” Theo gromde. “Trutje. Nog eisen stellen ook?”
Ik grinnikte. “Kom op Theo. Je was ook uiterst galant naar Angelique, weet je nog? Die keer dat we samen naar Damen gingen. En Kees moest het zelf maar uitzoeken hoe hij uit en in de mooie Audi van je kwam, terwijl je An heel galant uit de auto hielp…” Irene proestte het uit. “Ik zie het helemaal voor me…” “Ik ook”, bromde Theo. “En wie staat er weer voor joker? Jawel…”
Hij keek Irene aan. “Graaf goed in je geheugen, Irene. Elk stukje info kan belangrijk zijn.” Ze knikte. “Ik zal m’n aantekeningen uit die weken eens opzoeken. Die liggen thuis nog ergens. Wie weet staat er nog wat in.” Ik knikte. “Prima, meid.”
Ik liep naar Fred. Die was in gesprek met Zelda over A.I. In de tien seconden dat ik luisterde kwamen er meer onbegrijpelijke termen langs dan in een discussie tussen Joline en de zussen. Allemachtig, wat een abacadabra… “Dame en Fred, mag ik even inbreken in jullie koeterwaals?” Fred keek op. “Koeterwaals? Wij praten nog op een redelijk simpel niveau hoor. Niks moeilijks aan.” Van achter het beeldscherm van Ingrid klonk pesterig: “Dat kan ook niet anders, Kees. Met die drie hersencellen van hem…” Ik deed een stap haar richting uit. “Pas jij op? Geen grappen over het IQ van mijn bud!” Ze dook weg. “Dank je wel, maat”, bromde Fred. “Wat is er aan de hand?”
“Ene mevrouw van den Akker is dit weekend gearresteerd op verdenking van spionage. Mail van Bas van Leeuwen.” Hij floot. “Héhé… Eindelijk. Ik had het al veel eerder verwacht, Kees, maar goed…” “Wie weet moesten ze eerst nog aanvullend bewijs hebben, makker. Maar goed, mede namens Bas: dank. En Irene gaat ook nog even nakijken wat zij nog weet over haar paar weken bij Luna. Heeft in ieder geval twee foto’s van lui die daar zonder introductie naar binnen mochten rennen. Nogal Oost-Europese types.”
“Irene is niet op haar achterhoofd gevallen. Wie weet wat daar nog meer uitkomt.” Zelda zei vlakweg: “Bloed, Fred. Véél bloed.” We keken haar vragend aan. “Als je op je achterhoofd bent gevallen komt daar nogal veel bloed uit, heren. Huid op bot. Dat bloedt als een malle.” Fred zuchtte. “Bijdehandjes gegeten vanmorgen, Zelda?” Ze giechelde. “Nee. Twee boterhammen met pindakaas en hagelslag door elkaar. Héérlijk!” Ik bromde: “Ga maar eens met Marion praten dan. Die kent ondertussen alle variaties met pindakaas en brood wel uit haar hoofd, denk ik.” Ik vertrok maar weer.
Maar niet zonder waarschuwingsbevel: “Denk aan de tijd, dames en heer. 11:45 omkleden, 11:55 gereed in de hal. In sporttenue.” Een collectieve zucht werd hoorbaar. In de gang moest ik gemeen grijnzen. Het was bewolkt, af en toe kwam er een bui over en de regen kwam bijna horizontaal voorbij. Ja, dat wilde wel, met windkracht zeven… Dit loopje zou ze nog lang heugen en waarschijnlijk zou Kees vanavond niet lekker door Joline verwend worden. Waarschijnlijk moest Kees zelf hard aan de slag als masseur. Nou ja, ook niet echt vervelend. Om kwart voor twaalf liep ik het Piratennest in. “Heren… Werk opslaan, omkleden!” Oók een collectieve zucht, maar men pakte de weekendtassen. Ik kleedde me ook om: het trainingspak maar aan.
Om drie minuten voor twaalf kwam Miranda als laatste de hal binnen rennen. “Sorry Kees. Nog een telefoontje afhandelen!”
“Goed… Team Pindakaas en Vlierbesmeuk is ook compleet… Naar buiten lui. Jullie hebben mazzel: het is droog. Mij volgen en bijblijven. Fred, Jolien: jullie zijn veegploeg vandaag.”
In een redelijk beschaafd tempo rende ik het industrieterrein af, via het viaduct de A15 over en de Zuiderlingedijk op. Af en toe omkijkend zag ik dat men netjes met z’n tweeën naast elkaar bleef lopen. Prima. Eenmaal met de Linge links naast ons versnelde ik. We hadden nu ruim een kilometer gelopen; men zou nu wel warm moeten zijn. Na 500 meter keek ik wéér om: de koppeltjes liepen nu iets verder uit elkaar.
Fred en Joline zo’n honderd meter achter me. En op dat stukje dijk begon het te plenzen. Met de wind tegen was dat best wel afzien: ik voelde de regendruppels hard in m’n gezicht slaan. Oei… Een paar mensen zouden dit niet waarderen en het commentaar straks zou wel eens kunnen resulteren in een aantal keren opdrukken…
In Spijk sloegen we rechtsaf, de Spijksesteeg in. Gelukkig, nu hadden we wind achter. Niet meer die druppels in je snoet… Het scheelde aanmerkelijk. Ik keek weer achterom: Fred, Joline én Mocca liepen nu zo’n 200 meter achter me, met vlak voor hen Zelda en Rob. Ik gniffelde. Rob was wel een goeie loper, maar alleen als de omstandigheden gunstig waren. Regen, kou en dat soort dingen waren nogal van invloed op zijn prestaties. En Zelda kwam nog een beetje conditie tekort. Nou ja, die zat een paar weken terug nog op haar gat achter de kassa…
Als afscheidscadeautje kregen we, nét over het viaduct van de A15, nóg een plensbui over ons heen, zodat we kliedernat bij DT aankwamen. Wel in de beschutting van het gebouw, dat was wel lekker. Ik wachtte even op Fred en Joline; die kwamen na een minuutje er ook bij.
“Laatste man bij, Kees”, hoorde ik Fred zeggen. “Laatste… vrouw en hond ook”, piepte Joline.
Mocca schudde zich uit, natuurlijk vlak naast Joline, die opzij sprong. “Stom beest… Schudt jezelf ergens anders uit. Naast Kees bijvoorbeeld.” “Goed… Dames, heren: Vanochtend attendeerde ik mijn lieve echtgenote op het feit dat we vanmiddag weer zouden gaan lopen. En ik vulde die mededeling aan met: “… en het zou wel eens pittig kunnen worden.” Het antwoord was: “Pittig? Dat slome langeafstandsgedoe van jou?” Tja… Dat kon ik niet op me laten zitten natuurlijk. Gelukkig werd ik geholpen door moeder Natuur die nog twee leuke buitjes op ons losliet. Altijd prettig als je een zegen van boven meekrijgt. Voor nu: netjes gelopen! En speciaal voor Rob en Zelda: een stukje achterblijven is niet erg, maar maak het jezelf niet moeilijker. Als jullie bij waren gebleven, hadden jullie in de slipstream van je voorgangers kunnen lopen.”
Rob wees op Angelique en Henry. “In hún slipstream?” Het sarcasme was met bakken van zijn gezicht te scheppen en we lachten hem uit. “Schoenen uit, sokken ook en naar binnen. Douchen. En héét!”
Anneke keek zuchtend naar de verzameling natte mensen die haar hal binnen liepen. Ze liep naar een kast en pakte een stok met een dweil er aan. André zag het. “Ik zal je zo één van mijn boterhammen geven, lieve Anneke!” Ze keek smerig. “Pindakaas zeker? Nee dank je wel. Ik ben pas ziek geweest!” Een lachsalvo dreunde door de hal. En onder de douche kreeg ik nogal wat commentaar.
“Ik zeg het hier maar, Kees, zonder dat de meiden erbij zijn: Wat ben jij een veeleisende bruut. Ik kan best een aardig stukje rennen, maar dit…” Willem keek me bijna boos aan. “Ga maar eens met Fred praten, Willem. Die weet nog wel wat dingetjes van me uit Afghanistan. Vandaag viel het best mee. Nietwaar Fred?”
“Ik had in ieder geval nu charmant gezelschap, Kees. In plaats van 30 kilo op m’n rug en een mitrailleur van 11 kilo in m’n handen. En het terrein was vlak. We hoefden geen berg op te rennen.” Willem keek van de een naar de ander. “Dat mogen jullie me dan eens gaan vertellen, heren. Ik ben benieuwd…”
Even later waren we weer aangekleed en zaten we in de ‘kantine’. En ook daar kwam nogal wat commentaar los. Maar na een halfuurtje stonden we op om weer aan het werk te gaan. In de gang greep Theo mijn arm. “Kom even mee, Kees.” Op zijn bureau keek hij me aan.
“Prima als je dit af en toe doet, Kees, maar ga hier geen gewoonte van maken. De sport mag best wel een beetje afzien zijn, en mensen mogen af en toe ook wel hun grenzen verleggen, maar DT is geen Defensie. Gesnopen?” Ik knikte. “Ja. Sorry als ik te ver ging, Theo.” “Je ging niet te ver. Iedereen is netjes bijgebleven, maar voor sommigen kostte dat heel veel moeite.” Even zweeg hij, toen ging hij verder. “En één van die ‘sommigen’ staat hier voor je.”
“Daar heb ik niks van gemerkt, Theo. Je ging als een speer, samen met Frits. Drie koppeltjes achter me.” Hij knikte. “Ik kan toch niet afgaan als een gieter? Ik ben potdomme directeur van deze toko… Jaja, ik lig al.” Na 5 pushups kwam hij overeind. “Geef deze boodschap ook even door aan ene van Laar en ene mevrouw Jonkman, ooit Boogers. Mariëtte zal er haar kont mee afvegen, dus dat doen we maar niet.” Hij gniffelde. Ik keek hem aan. “Roger, chef.” Ik deed de deur open.
“En nou opgesodemieterd, meneer Jonkman. Doe de deur maar dicht, dan kan deze directeur z’n stoel achterover zetten en met z’n poten op het bureau even uithijgen!” “Doe dan de deur van receptie ook maar dicht, Kees. Als hij dat kan, kan ik dat ook.”
De stem van Irene klonk plagend...
“Majoor Jonkman, je ben een enorme arrogante kwal!” Greet spóót de zin er uit en de andere dames knikten instemmend. “Zo Kees. Nu hoor je het eens van een ander. Joline lachte me breeduit uit. Ik keek naar Rogier en Gerben. “Hé! Jullie worden nu verondersteld degene die jullie teamleider uitscheldt voor, ik citeer, ‘een enorme arrogante kwal’ bij kop en kont te pakken en dusdanig te tuchtigen dat ze een week in het ziekenhuis moet verblijven. Waarom doen jullie dat niet, stelletje watjes?”
“We kijken wel uit, Kees.” Rogier antwoordde. “Dan krijgen we de volgende keer geen Bastognekoeken meer. Of een stuk taart. Bovendien zijn we dan minimaal een week niet meer welkom in de slaapkamers van twee dames in dit gezelschap. Loyaliteit heeft zo z’n grenzen, Kees.” Ik snoof minachtend. “Lafaards…”
Anita gniffelde. “Die week ziekenhuis lijkt me dan wel weer een goed plan, Kees. Kan zomaar gezellig worden…” Greet gromde: “Ja, met m’n beide benen in het gips zeker… Ik ken de gevechtsmethoden van de Infanterie een beetje. Ik geloof er niks van, zuster Zondervan!” Joline pakte me bij de arm. “Kom, lekkere macho van me. Als zij gaan fantaseren over wat er in Arkel allemaal kan gebeuren op de diverse slaapkamers en Anita zich zit te verheugen op een weekje Greet verwennen in het ziekenhuis, kunnen wij, als degelijk getrouwd stel wél doen waar zij alleen maar van mogen dromen.”
Ik mopperde: “Jaja, ‘Greet verwennen’… En volgend jaar is de zorgpremie weer met twee tientjes per maand gestegen.” “Wij hebben dan in ieder geval waar voor ons geld gekregen, Kees.” Anita stak haar tong uit. “En nu eruit! Deze verpleegkundige heeft vanavond weer avonddienst, dus ik duik nog even lekker m’n bedje in.”
Ik kon het niet laten. “Ehhh… Zuster: zorgt u er dan voor dat u zich niet nog een keertje verslaapt? We kennen die -ahum- ‘middagslaapjes’ van jullie ondertussen…” Greet schoot in de lach, Anita keek me nadenkend aan. “Kees, je bent niet alleen een enorm arrogante kwal, maar ook nog eens een hele grote rotzak. Met een véél te goed geheugen.” Ik trok haar even naar me toe en gaf haar een zoentje op haar wang. “Ik denk in plaatjes, Anita. Dan onthoud ik dingen beter…”
Ze wees naar de deur. “Er uit jij! Smeerlap!”
Breed grijnzend liepen we de voordeur uit, de zussen giebelend achter ons aan en volgens mij hadden Rogier en Gerben ook binnenpretjes. Prima… Zo was de boosheid over het optreden van de gastpredikant een beetje op de achtergrond geraakt. “Tot morgen, dames en heren!” “Tot morgen! Lekker weer in Gorinchem pret maken!” Margot lachte breeduit.
Een paar straten reden de dames achter ons aan, toen sloegen zij af richting snelweg. Ik kon binnendoor naar Veldhoven rijden. Eenmaal in de lift deed Joline de deur achter ons dicht. “Kom eens hier jij, macho.” Ze wenkte me. Toen ik vlak voor haar stond trok ze me aan m’n stropdas nóg dichter tegen zich aan. “Hierbij verklaar ik de heer Cornelis Jonkman formeel tot voormalig ijsberg. Hij is compleet gesmolten. Of dat door de charme van Greet en Anita komt of dat er andere dames in het spel zijn, dat laat ik nog even in het midden. Maar het bewijs is ondertussen geleverd: hij heeft een volbloed lesbienne in gezelschap gekust.” Ze keek me aan. “En ik vond het niet eens erg. Met Greet hadden we al een prima band, met Anita ondertussen ook, schat. Die mag jij zoenen. Op eigen risico natuurlijk; wie weet krijg je van de Opperwachtmeester een trap onder je ballen. Met een pump met een scherpe neus.”
Ik keek twijfelend. “Dat wil ik natuurlijk niet. Dan doe ik het wel stiekem, in een slecht verlicht steegje of zo.” De lift stopte en Joline zei maar één woord toen ze uitstapte. “Bluffer!” Toen liep ze de galerij op en maakte de huisdeur open. En wie zat daar, hevig kwispelend: Mocca. “Hé mooie hond… Ben je blij om ons weer te zien?” Nou dat was hij inderdaad. Gekke sprongetjes, piepjes, blafjes, likken… Eerst bij Joline, toen bij mij. “Laat jij ‘m even uit, Kees? Dan maak ik wat te eten. Want we hebben geen taart gekregen bij Greet en Anita.” Ik pakte de riem. “Kom maar Mocca! Lekker even dollen op het uitlaatveld… Kan een kwartiertje duren, Jolien!” “Oké!”
De lift stond nog op onze verdieping; we konden zó instappen. Zoevend gleed hij omlaag om bij de 5e verdieping te vertragen en te stoppen. Het zal toch niet… De deur ging open en ik keek recht in de ogen van het echtpaar van Wijngaarden. Mevrouw deed twee stappen achteruit. “Wij wachten wel even.” Haar man daarentegen zei: “Ik wacht niet, Corien. Geen zin om te lopen.” En hij stapte in de lift. “Goedemiddag.” Hij knikte als antwoord. “Ga je mee of ga je lopen?” Zijn vrouw draaide zich om naar het trappenhuis. Ik drukte op de knop die de deuren sloot en we gingen verder omlaag. Ik zweeg; had geen zin in een geforceerd gesprekje met de man. Hij keek naar Mocca. “Mag ik je hond even aaien?” Ik schudde mijn hoofd. “Sorry meneer. Hij heeft z’n tuigje aan. Hij is aan het werk. Graag niet afleiden. Zo meteen, op het losloopveld is hij ‘vrij’. Dan mag hij aangehaald worden als u wilt.” Hij keek even. “Dat zal ik maar niet doen.” Ik knikte. “Misschien wel zo verstandig nu.”
De lift was beneden en ik liep naar buiten. Mocca probeerde te trekken, maar dat liet ik niet toe. “Mocca: side!” Hij moest naast me lopen en regelmatig ‘inchecken’. Na een paar correcties had hij het weer door en keek me om de paar stappen aan. Nou ja… Hij keek naar mijn hand waar wellicht wel brokjes in zaten. Sorry Mocca, ook jij hebt recht op je cursusplaats in de cursus ‘omgaan met teleurstellingen’; je moet ook naar me kijken als ik geen brokjes in m’n hand heb en je alleen beloon door m’n stem.
En dat deed ik dan ook: regelmatig klonk er: ‘Goed zo, Mocca!’ als hij naar me opkeek. Eerst liepen we naar het uitlaatveld: een forse plas en een behoorlijk drol werden geproduceerd. De drol ging in het bekende zakje en dat ging weer in de afvalbak. Daarna door naar het losloopveld. Door het dubbele hekje… En daar maakte ik het tuigje van Hulphond Nederland los. En meteen schoot Mocca er vandoor, naar het schuine rek wat er stond. Roef… erop en daar ging meneer eigenwijs zitten en om zich heen kijken. Ik moest lachen. Mocca zat écht op de uitkijk… Oren gespitst, z’n neus ging onophoudelijk heen en weer en elke beweging registreerde hij. Prima waakhond!
Ik maakte een paar foto’s van een hele alerte hondenkop. Toen er na een minuutje niks spannends gebeurde, sprong hij er af en begon te snuffelen. Ik vond een oud stuk touw en gooide dat weg: dat was een succes. Mocca schoot er achteraan en bracht het braaf terug, maar toen ik het pakte begon hij te trekken. Er zat best wel kracht in dat lijf! Uiteindelijk liet hij het vallen en keek me verwachtingsvol aan. Weer gooien, terugbrengen, trekken en uiteindelijk loslaten en daarna begon de cyclus opnieuw. Na tien minuten was hij behoorlijk aan het hijgen: prima. Mocca had even z’n beweging gehad. Niet zoveel als bij DT, maar goed… “De zondag is ook voor jou een rustdag, Mocca!”
Ik lijnde hem weer aan en we liepen terug. Weer de lift in en naar boven. Ik moest grinniken: jammer dat mevrouw van Wijngaarden nu niet bij de lift stond, dan had ze wat steviger lichaamsbeweging gehad: vijf verdiepingen naar boven klimmen! Nou ja, het is niet altijd feest. Eenmaal boven ploften we even later op de bank met een paar tosti’s en een glas melk voor ons.
“En wat vond jij er nu écht van, Kees? Die actie van die predikant en z’n organist?” Joline keek nieuwsgierig. “Het toppunt van onbeschaamdheid, Jolien. En Jackie had helemaal gelijk door allereerst die organist vriendelijk te vragen om z’n tempo aan te passen. Dat deed ze heel netjes. En wat kreeg ze retour? Pure onbeschoftheid, met z’n opmerking dat meneer niet gewend was aan een vrouw als ambtsdrager. En wellicht dat de predikant ook nog wat woorden heeft gewisseld met Jackie, voor ze kerk in gingen…”
Joline keek aarzelend. “Maar… Je kunt toch niet zomaar een dominee wegsturen?” Ik knikte. “Jazeker wel. De ouderling van dienst is verantwoordelijk voor de kerkdienst. Hij of zij geeft de predikant voor de dienst een hand als teken dat hij nu het woord heeft en hij het woord van God moet uitleggen. En na de dienst wéér een hand als teken dat… Ja, waarvoor in feite? Nou ja, dat z’n zendtijd is afgelopen of zo. Maar op het moment dat een predikant vanaf de preekstoel complete onzin uitslaat, of politiek gaat bedrijven, kortom: als het uit de klauwen loopt is het de taak van de ouderling van dienst om in te grijpen en de dominee op dat moment het woord te ontnemen. En ja, dat geeft waarschijnlijk een boel opschudding in een kerkdienst… Gezellig koffiedrinken na de dienst zit er dan even niet in, vrees ik. Hoe het kerkordelijk allemaal in elkaar steekt, weet ik niet. Daarvoor moet je Chantal en Karel zijn, vrees ik. Of bij Jackie natuurlijk. Die is nu ervaringsdeskundige…”
Joline lachte. “Ja, nogal. Maar ze deed het prima.” Ik knikte met een mond vol met tosti. “Voortaan je bugel maar gewoon in de auto leggen als we naar de kerk gaan, Kees. Ook als Greet je niet gebeld heeft. Voor het geval dat er weer eens een opstandige organist is, kun jij de gemeentezang begeleiden.”
“Die opstandige organist zit bijna elke week op die orgelbank, schat. Ken je haar? Greet Zwart heet ze.” Ik kreeg een stomp. “Niks ervan. Greet is een uitstekend musicus, die de gemeentezang prima begeleid. Nee, die vent met die bugel die af en toe naast haar staat, dié is pas opstandig.” Ik gaf haar de por terug en een seconde later waren we verwikkeld in een nogal hevige stoeipartij die op de grond eindigde. Mocca vond er ook wat van: we kregen beiden een paar lebbers over ons gezicht, totdat Mocca plotseling alle belangstelling in ons verloor en op de bank sprong. “Mócca! Off!” Joline kwam overeind. “Mocca! Vreetzak!” Ze greep de hond bij zijn tuigje en trok hem van de bank af. Ik zag nog nét een stuk tosti in z’n bek verdwijnen.
“Wel allemachtig… Rotbeest! Mijn tosti opvreten? Voor straf ga je vanavond met blote poten naar je mandje!” Joline moest lachen. “Ga je Mocca met je tondeuse te lijf, schatje? Dat zullen ze in Herpen niet zo fijn vinden…” “Ja, lach maar… Een complete tosti ham-kaas verdwenen. Als ik Fred had geheten had je nu je eigen doodvonnis getekend, rotbeest.” “Dat zou Fred nooit doen, Kees.” Ik keek Joline aan. “Nou, ik weet niet of jij wel eens gezien hebt wat er gebeurd als iemand, wie dan ook, met z’n klauwen aan Fred z’n eten zit… Dan wordt de voormalig mitrailleurschutter van Laar bijzonder onaangenaam in de omgang. En het boeit hem geen lor wié het flikt: van zijn eten blijf je af. En doe je dat niet, dan kun je een nogal ongenuanceerde vloekpartij verwachten of een dusdanig harde dreun dat je belangstelling even niet meer zo op eten is gefocust, maar op het temperen van de pijn in het getrokken deel van je lichaam.”
Joline keek nu nieuwsgierig. “En dat heb jij een keer meegemaakt, zo te horen?” Ik knikte. “Nou en of. In Oirschot, een maand of zo voordat we naar Afghanistan gingen. Fred was toen nog soldaat der eerste klasse. We zaten in de eetzaal te eten, Fred z’n bordje natuurlijk helemaal volgestapeld met zes boterhammen, beleg en onder andere twee Picanto’s. Een soort snack met een hele typische geur. Hij is er gek op. Enfin, er loopt een voor ons wildvreemde sergeant van Schoolbataljon Zuid langs en die grist die Picanto’s van Fred z’n bord met de tekst: “Da’s veel te vet voor jou, eerste klas.”
En soldaat der eerste klasse van Laar springt op, schopt die sergeant hárd onderuit en grist zijn Picanto’s uit zijn hand. Enfin, de sergeant komt wat moeizaam overeind en snauwt: “Nú je naam en registratienummer! Je gaat op rapport!” Nou, en toen stond de hele Bravogroep op, inclusief onze groepscommandant, Grad Dekker. En Grad kijkt zijn collega aan en zegt doodkalm: ‘Hier staan tien man die getuige zijn van jouw poging tot diefstal. Probeer mijn mitrailleurschutter op rapport te slingeren en je vliegt de volgende dag de dienst uit.’ Toen haalde betrokkene bakzeil en wilde er vandoor gaan, maar Tim, een van de andere jongens, hield hem tegen en zei: ‘En je gaat nú terug naar de counter, haalt twee nieuwe Picanto’s voor onze Magschutter en je betaalt ze. Want jij hebt met je handen aan zijn eten gezeten en da’s niet conform de hygiëne-protocollen.’ Hij moést wel twee van die dingen opnieuw halen, want er stonden ondertussen negen hele boze kerels om hem heen… Even later had Fred twee verse Picanto’s en ’s avonds was het best gezellig in de compagniesbar. In feite is dat een van de momenten geweest dat we Grad Dekker als groepscommandant hebben geaccepteerd en dat we écht een groep zijn geworden. Die avond is ook onze lijfspreuk ontstaan.” Joline knikte. “Nobody fucks with 22Bravo. Ik ken ‘m, Kees. Maar ondertussen is die spreuk niet meer valide, schatje.”
Ik keek blijkbaar nogal dom, want ze schoot in de lach. “Met wie lig jij regelmatig te ‘fucken’, Kees Jonkman? En met wie doet Fredje dat? Ik weet niet of de andere lui van jullie ook verkering hebben, maar…” “Krijg de pip jij, met je slimme opmerkingen… Maar Mocca, met jou begon het, bruin monstertje: flik dit dus niet met mijn bud, want dan loopt het slecht met je af.” De hond likte over mijn hand, die waarschijnlijk nog naar kaas en ham rook.
“Slijmbal. Kijk mij eens een brave hond zijn… jaja… Je hebt gisteren zeker in een afgelegen hoekje van de tuin in Malden met Bengel zitten kletsen hé?” Ik stond op. “En ondertussen moet ik weer een nieuwe tosti maken…” “Gooi er voor mij dan ook nog maar eentje in, Kees.” “Heeft Mocca dan ook een tosti van jou gebietst?” Ze giechelde. “Nee… Maar als je toch bezig bent…” Ik zuchtte. “Denk je aan je lijn, Jolien? Nou ja, rond is ook een lijn…”
Een onderzetter kwam mijn kant uit en ik kon nog nét op tijd bukken. “Geen rotopmerkingen over mijn figuur, Kees Jonkman!” Mocca ging achter de onderzetter aan en bracht hem keurig terug naar Joline, in de hoop dat ze nog een keer zou gooien. Dat bleef gelukkig achterwege. Twee tosti’s later zette ik de bordjes op het aanrecht. “Zo mevrouw. Mazlov is bijna tevreden. We hebben gegeten, gedronken, we hebben onderdak, het is veilig… Nu kunnen we werken aan de volgende trede van zijn piramide: de voortplanting!” “Dat hebben we gisteren al gedaan, meneertje. Nou ja, we hebben geoefend. En de magazijnen zijn volgens mij nog lang niet vol, dus het heeft weinig nut om de expeditie met dat beetje voorraad aan het werk te zetten. Dit meisje gaat nog even wat aan haar dissertatie doen. Doe jij maar iets voor jezelf.”
“Oh, dan weet ik wel wat leuks. Ik ga de foto’s van onze huwelijksreis bekijken. Met name een paar foto’s op een bepaald plekje langs een beekje, vlak voordat een leuk meisje zich helemaal liet gaan…” Een grom kwam van de bank. “Het is maar goed dat de foto’s die daarna kwamen gewist zijn, smeerlap.” “Ja, best wel jammer in feite. Maar ja… Jolientje had weer eens last van haar preutse zelf…” Commentaar bleef achterwege, behalve een nogal boze blik uit twee blauwe ogen.
Ik pakte het boek van Peter van Uhm: ‘Ik koos het wapen’. Ondanks dat ik slechts drie jaar als beroepsmilitair had gewerkt, was het boek toch een feest van herkenning. En sommige plaatsen die hij beschreef kende ik daadwerkelijk: zowel in Bosnië als Afghanistan. Al lezend bekroop me een gevoel van bewondering voor deze man. Natuurlijk: hij was op en top militair. Anders wordt je geen Bevelhebber der Strijdkrachten. Maar hij was ook vader. Vader van een zoon die sneuvelde, twee dagen nadat zijn pa tot vier-sterren-generaal was bevorderd. Ik was ondersteboven geweest van de dood van mijn loopmaatje Peter; hoe zouden hij, zijn vrouw en hun dochter wel niet ondersteboven geweest zijn van de dood van hun zoon en broer? De slogan van Defensie ‘Wij gaan door waar anderen stoppen’ hadden zij wel waargemaakt… Na een uurtje lezen legde ik het boek op tafel. Joline ging onverstoord door met typen.
Ze zeiden vroeger van mij dat ik in een bubbel kon zitten: nou, dat kon mevrouw Jonkman – Boogers ook. Wat dat aangaat leken we ook wel op elkaar. Haar nu vragen of ze een kop thee wilde was kansloos; die vraag moest je drie keer stellen en wellicht kwam er dan een antwoord. Dus ik stond op en zette theewater op. En even later stond er een kop thee voor haar neus. Joline keek op. “Dank je wel, Kees. Lekker. Even een kwartiertje ontspannen, dan weer verder.”
Ze rekte zich uit en haar rok kroop op. “Zit me niet uit de kleren te kijken, Kees!” Ik grinnikte. “Nee, dat zou jammer zijn, schat. Je ziet er in deze kleren zoals gewoonlijk fantastisch uit.” Ze snoof. “Alleen had het rokje wat korter gekund zeker? Ondeugd.” Ik schudde mijn hoofd. “Nee schat. Juist met die rok zo zedig over je knieën zie je er heel verleidelijk uit. Maakt me benieuwd wat er onder zit…” “Dat weet jij al bijna anderhalf jaar, lover. Hoef je niet meer nieuwsgierig naar te zijn.” Ze lachte lief. “Juist wél schat. Want telkens weet je jezelf heerlijk te verpakken in mooie vrouwelijke kleding. En daar hou ik van, vind ik mooi en het kan me vreselijk opwinden. En gelukkig weet je dat en vind je het niet erg.”
“Erg? Integendeel, Kees. Als ik jou zo naar me zie kijken, wind mij dat ook op. Dan weet ik weer dat je me… Hoe zeg ik dat netjes? Dat je me begeert. Dat je met me wil vrijen. En dat maakt mij weer blij. De knapste vent van Veldhoven en wijde omgeving die met mij getrouwd is…”
Ik ging naast haar op de bank zitten en we kusten elkaar.
En tussen twee kussen door hoorde ik: “Lekkere vent van me…” Na een paar minuten duwde ze me weg. “De thee zal nu wel een beetje zijn afgekoeld.” Ze pakte haar theeglas en ik mopperde: “Ja. En ik ben aardig opgewarmd.” Een lief lachje volgde. “Mooi. Dat was de bedoeling ook. Even mijn vent laten merken dat ik nog steeds gek op hem ben.” Het lachje werd plagend. “… maar een bakje thee op z’n tijd is ook lekker.” “Verdorie… ik word gewoon ingeruild voor een glas met heet water, een kleurtje en een smaakje. Ik ga maar eens met Rob praten, denk ik.” Hand, vinger… En vlijmscherp volgde: “Dat doe je dan maar nadat je jezelf vijf keer hebt opgedrukt. Nú, meneer mijn echtgenoot!” Zuchtend deed ik boete. En toen ging ik ook maar aan de thee.
Zo ging de zondag rustig voorbij. We lieten Mocca samen uit, hij kon nog even lekker rennen op het losloopveld: van de een naar de ander. En telkens als hij bij een van ons was aangekomen en netjes ging zitten kreeg hij een brokje. Toen we terug wilden lopen maakte Joline de riem van Mocca niet vast. Ik keek verwonderd. “Wat doe je nou?” Ze knikte. “Mocca moet leren om ook zonder riem bij ons te blijven. En volgens mij kan hij dat prima. Mocca: side!” De hond ging naast haar lopen en om de paar passen ging zijn kop omhoog en keek hij naar Joline. “Goed zo! Brave hond hoor!” En af en toe kreeg hij inderdaad een brokje. Dat ging uitstekend. Eenmaal weer thuis ging ik koken: Nasi. Niet zo uitgebreid als normaal; het was in feite rijst met groenten, wat vlees er doorheen en dat allemaal samen in de gietijzeren braadpan. Een paar stokjes sateh erbij, pindasaus, atjar… Het ging schoon op. Om acht uur het journaal kijken, en daarna een uurtje lekker blazen. Joline ging weer verder met haar dissertatie. En om negen uur liet ik Mocca nog even uit. Half tien lagen we in bed. Ja, vroeg, maar morgen was het weer hard werken in Gorinchem. En het weekend was weer druk geweest…
Een lange zoen van Joline, toen we in bed lagen. “Hé meissie… ben je tekort gekomen?” Ze lachte. “Nee hoor. Zeker gisteravond niet. Maar het is heerlijk om nog even met jou te knuffelen. Dan slaap ik altijd lekker snel.” “Ben ik zó slaapverwekkend, dan?” Ze bromde: “Ja. En dat is lekker. Veilig. Vertrouwd. Dan kan ik heerlijk wegzakken in de wetenschap dat ik in een mooie kasteeltoren slaap, met een lieve ridder naast me. In plaats van in een ouwe huurflat onder een startbaan van Schiphol, er steeds rekening mee houdend dat Holtinge voor de deur staat.”
Ik kwam overeind. “Heb je daar nog steeds last van, schat?” Ze schudde haar hoofd. “Objectief gezien: nee. Maar ’s nachts vliegt het me wel eens aan. En dan word ik wakker, ruik jou, hoor je gezaag, dan zie ik de sterren door de ramen en kan ik me weer lekker omdraaien in de wetenschap dat ik hier veilig ben. Als Holtinge hier ooit weer voor de deur staat, kijkt hij wéér in de lopen van nu twee buksen, schatje. Want ik sta naast je.” Ik knuffelde haar. “Dat weet ik. We staan nu altijd naast elkaar Jolien. Bij leuke dingen, maar ook als er gevaar is.”
Een lange zoen volgde en ik voelde haar lachen. “Wat grinnik jij?” “Het enige gevaar komt nu van de hormonen van de heer Jonkman. Ik voel iets. En als ik dat z’n gang laat gaan, slapen we om twaalf uur nog steeds niet, Kees.” “Tja… Dan moet je nú gaan afwegen wat het belangrijkste is. Een paar uurtjes opperste erotische euforie met de heer Jonkman, óf een paar uurtjes extra slaap. Vertel het maar.”
Joline maakte een minachtend geluidje. “Opperste erotische euforie met de heer Jonkman… Je ego heeft weer eens last van overdruk, schat. Laat dat eens gauw ontsnappen.” “Jij weet waar het ventiel zit, Joline… Leef je uit!” Een zucht volgde. “Seksmaniak. Slapen jij. Jij bent tegenwoordig ‘projectleider’. Die hebben hun slaap hard nodig!” Nog een zoentje, toen draaide ze zich om. “Lekker slapen, Kees.” “Maf ze, Jolien. Morgen weer fris en fruitig aan de slag.” Een demonstratieve gaap volgde. En een paar minuten later was het eerste, bescheiden snurkje een feit. Mocca was wat minder subtiel: die hoorde ik toen hij zich in de mand omdraaide. Bónk. Mooi beest…
Ik dacht na over de laatste woorden van Joline. Projectleider… Gatverdamme… Een woord wat bijzonder negatieve associaties met zich meebracht. Een projectleider produceerde meestal niks. Stond boven het uitvoerend personeel, hield overzicht en stuurde indien nodig bij. Bij Damen hadden ze zo’n figuur gehad; de voormalig ‘projectleider patrouilleschepen’. Een naar mannetje, wat alleen maar de shit uit Maleisië alleen maar doorschoof aan de ontwerpers, onder leiding van Allard. En die moesten de onmogelijke eisen maar vertalen in werkbare oplossingen… En dat lukte niet.
Morgen, tijdens de eerste werkbespreking over die ziekenhuizen dan ook maar starten met een preek over ‘samenwerken’. En de opdracht om mij onder m’n gat te trappen als ik ooit zou optreden als die ‘projectleider’ van Damen: de shit doorschuiven naar de daadwerkelijk uitvoerenden en naar boven toe goeie sier maken. Ik knikte. Ja, dat zou ik doen. Waarschijnlijk zouden er dan een paar vuile opmerkingen volgen, maar die nam ik dan maar voor lief. Voorzichtig draaide ik me om, om Joline niet wakker te maken. Nu slapen, Kees. Morgen fris aan de start verschijnen.
Oh shit… Morgenochtend de sportkleren niet vergeten. Die legden we meestal zondagavond al klaar…
Bzzz… Bzzz… Bzzz… Kláp. De wekker werd het zwijgen opgelegd en ik draaide me om naar Joline. “Hé schoonheid, goeiemorgen. Wakker worden, er uit, centjes verdienen!” “Lameslapuh… Ik droomde juist zo lekker. Dat we achter in de camper lagen te rollebollen naast een fjord in Noorwegen…” “Da’s momenteel niet zo prettig, schat. Temperatuur rond de min tien graden, harde wind vanuit het noorden, een gevoelstemperatuur van min vijfentwintig. Ik weet niet of het dan wel lekker in om in een dunwandige camper te liggen rollebollen…” Ik zoende haar op haar voorhoofd. “Het voordeel is dan wél dat je ’s nachts een panty aanhebt. Lekker opwindend…”
Met een smerig gezicht smeet Joline het dekbed van zich af en liep richting badkamer. “Oh, en de douche wordt niet na vier minuten steenkoud, da’s ook wel zo prettig hier!” Een boos gezicht, omlijst met verwarde blonde haren keek om de badkamerdeur. “Stuk verdriet. Mijn mooie droom met twee zinnen in duigen slaan… Ik ga nóg eens van een campervakantie met jou dromen. Echt niet!” Met een klap sloot ze de deur van de badkamer.
Dat hoorde Mocca; een blafje volgde, wat inhield: ‘Hé, ik hoor dat jullie wakker zijn! Schiet eens op, want ik moet plassen en wil eten!’ Ik stond ook maar op. Ik loste Joline af op het toilet en onder de douche en we kleedden ons aan. Spijkerbroek, overhemd en een Noorse trui er overheen. Wie weet moest ik nog naar buiten. Op mijn bureau hing nog steeds een net pak, inclusief nette schoenen. Dat hing er al sinds dat Joline en ik Theo vervingen en ik had er al een paar keer plezier van gehad. Dan belde er een (potentiële) klant en moest ik opdraven voor een bespreking. Wel zo makkelijk als je je dan op kantoor kon omkleden in enigszins representatief tenue…
Oh wacht… Sportkleren! ”Jolien, denk je aan je trainingspak en verschoning? Vandaag is Kees weer de trainer, dus het zou wel eens pittig kunnen worden…” Van achter haar kaptafeltje kwam het sarcastische antwoord: “Pittig? Met dat slome langeafstandsgedoe van jou?” Wacht even, mevrouw Jonkman-Boogers… Van die uitspraak ga je spijt krijgen vandaag…
Ik keek snel op Buienradar. De hele dag: stevige buien met windkracht 5 á 6 uit het Noorden. Met een beetje mazzel goot het als we buiten waren… In gedachten visualiseerde ik de omgeving van Gorinchem. Als we nu eens de snelweg overstaken… Snel pakte ik Google maps erbij. Ja, dat was mogelijk. Snelweg over, bij de rotonde links, dan de Zuiderlingedijk op, langs de oostelijke oever van de Linge naar het noorden naar Spijk, in Spijk weer rechtsaf en via de Spijksesteeg weer richting Gorinchem. De Lingedijk was niet druk, langs de Spijksesteeg liep een fietspad, dus was verantwoord…
Op de heenweg pál tegen de wind in… Reden genoeg voor wat verwensingen en de bijbehorende pushups. En op de terugweg iets meer beschutting en de wind mee. Hoeveel kilometer was het ongeveer? Iets meer dan zeven kilometer. Dat was in ieder geval een afstand die buiten de comfortzone van Joline lag… Nu nog mijn binnenpretjes verscholen zien te houden. Dát was de grootste opgave van de ochtend… Gelukkig was Joline bezig met Mocca. En even daarna, onderweg naar Gorinchem, reed zij, dus had aandacht voor de weg nodig.
Ik zat achterin, Zelda zat naast Joline en die twee hielden elkaar bezig met een gesprekje over A.I. En even later over mode. Ik hield me bezig met Mocca, die door het rek in m’n nek snuffelde en af en toe een lik uitdeelde.
In Gorinchem eerst koffie en slap kletsen met wat collega’s, daarna verzamelde ik alle piraten in de groepsruimte. Inclusief Henk, ondanks dat hij weinig met ziekenhuizen van doen zou hebben. “Goed lui… Luister. Deze week gaan we van start met het hele ziekenhuisgebeuren. Graag wil ik van jullie horen welk ziekenhuis jullie als project zouden willen hebben. Eéntje is er al vergeven: Nijmegen blijft bij Rogier. Maar dat lijkt me niet meer dan logisch. Blijven over: Gorinchem, Dordrecht, het LUMC in Leiden. Behalve Leiden is het allemaal enigszins in de buurt. Ik stel voor dat jullie straks even het internet op gaan en de bijzonderheden van de diverse ziekenhuis bekijken. Grootte, locatie, leeftijd van de infra enz enz. En basis daarvan een voorkeur uitspreken. Komen we er niet uit, dan wordt het simpel lootjes trekken. Oké?”
Men knikte. “Mooi. Dan het volgende. Gisteravond in bed lag ik te denken…” Frits hield zijn handen voor zijn oren. “Piééép… Information overload! Ik wil niet weten waaraan jij in bed legt te denken, Kees!” Een lachbui.
“Ik lig ook wel eens aan puur technische zaken te denken als ik in bed lig, Frits. Oké… Even zonder gekheid: Vanaf deze week gaan we veel meer individueel werken. Ja, we gaan allemaal puin van Duyvestein en z’n medewerkers ruimen, maar elk bij een ander ziekenhuis. Theo verwacht ongeveer drie dagen per week ter plekke en twee dagen hier om dingen uit te werken en te ontwerpen. En wellicht eens een weekje andersom, maar het feit blijft dat we allemaal ‘ons eigen’ ziekenhuis hebben waar we zaken voor moeten ontwerpen. Da’s natuurlijk allemaal mooi en zo, zeker omdat we allemaal promotie hebben gekregen, maar ik wil jullie twee dingen op het hart drukken.
Allereerst: samenwerking. Waar mogelijk: werk samen. Ontwerp samen. Ga bij de collega’s te rade als je twijfelt over uitvoerbaarheid, redundancy of realisme. Het zou prachtig zijn als we in elk ziekenhuis exact hetzelfde systeem konden installeren, maar de praktijk zal weerbarstig zijn. Elk ziekenhuis zal een eigen pakket van eisen hebben en dat moeten we eerbiedigen. En sommige dingen kúnnen we simpelweg niet bij elk ziekenhuis doordrukken. Wegens geld, wegens infra, wegens hun specialismen of whatever. Wij hebben gedurende anderhalf jaar heel intensief samengewerkt en daar zijn mooie dingen uitgekomen. Hou dat vooral vast.
Ten tweede en dat is minstens zo belangrijk: als één van jullie mij betrapt op iets wat op ‘managers-gedrag’ lijkt, oftewel langs de zijlijn staan roeptoeteren zonder verstand van zaken te hebben: laat het me weten. Meteen en zonder pardon. En of je dat in een één-op-één gesprek doet of hier in de groepsruimte: het zal me jeuken, maar laat me het weten. Ik heb aan den lijve ondervonden hoe het voelt om ongefundeerde kritiek te krijgen van lui uit hogere lagen van de organisatie: het is funest voor de werkvreugde en gaat ten koste van de kwaliteit. Henk is deze anderhalf jaar mijn persoonlijke geweten geweest op dat gebied en daar ben ik hem bijzonder dankbaar voor; hij heeft me meerdere keren op mijn sodemieter gegeven als ik me weer eens bemoeide met allerlei pietluttige details die jullie zelf best konden oplossen. Maar helaas gaat Henk die capaciteiten nu botvieren binnen de offshore. Ik wens Miranda en André daar veel sterkte mee.”
Henk grijnsde gemeen. “Als ik terugkom, drinken jullie binnen een maand allemaal vlierbesthee en vreten jullie alleen nog maar pindakaas op je boterham, heren.” Geloei vulde de ruimte. “Kortom: ga door met de werkwijze zoals we de afgelopen anderhalf jaar hebben gedaan, en als ik naast m’n schoenen dreig te gaan lopen: haal mij met een harde dreun terug op aarde. Tot zover.”
Frits stak zijn hand op. “Kees, ook zonder dollen: zoveel gaat het niet verschillen van onze huidige manier van werken, toch? Ook nu heeft iedereen z’n eigen projectjes en een aantal projecten doe je met twee of drie man samen. En bij de ‘eigen projectjes’ gaan we ook vaak even overleggen bij een collega. Hetzij in deze ruimte, hetzij bij een ander team, waar iemand zit met meer kennis over een bepaald onderwerp. Daar verandert weinig in. En jou terug op aarde halen… ach, als we je betrappen op een ‘managers-attitude’: een kort gesprekje met Joline en de volgende dag sta je weer met beide benen op de grond, hoor.”
Hij lachte me uit en ik keek sip. “Verdorie… je hebt me tuk, makker. Ja ja ja, ik lig alweer…” Rogier zei droogjes: “Zo. Nu weet je weer hoe het voelt om met je hele lichaam op de grond te zijn.” Ik keek hem aan. “Ja, dank je wel vriend. Ik hou ook van jou. Zeker straks in de middagpauze. Ik ga even koffie halen voor jullie; dan mogen jullie even overleggen wie welk ziekenhuis voor z’n rekening neemt. Als jullie er niet uitkomen wordt er geloot. En dan heeft vriend Rogier vette mazzel; hij is al gelinkt aan het ziekenhuis in Nijmegen. Maar dat lijkt me niet meer dan logisch.”
Ik verdween met een blad vol mokken richting koffiehoek, maar werd onderschept door Irene. “Wat was dat voor herrie in het Piratenhok, Kees?” “Even een peptalk, Irene. Af en toe nodig. Tja, en dan wordt er wel eens luidruchtig gelachen of gewoon keet gemaakt.” Ze snoof. “Dan krijgen die Piraten wel héél vaak een peptalk. Elke dag is het wel een keertje feest bij jullie.” “Dat komt vanzelf als je een stel knappe kerels bij elkaar in een hok opsluit, Irene…”
“Zal ik een diplomatiek antwoord geven of wil je de waarheid horen, Kees?” Ze lachte me uit. “Laat maar. Ik was onderweg om koffie te halen voor dat stel gekken.” “Hmm… Goed plan. Ik loop wel mee voor een beker thee.” Terwijl de koffieautomaat aan het werk ging vroeg ik haar: “Weet jij nu al welke studie je gaat volgen, Ireen?” Ze knikte. “Ja. HBO Communication & Multimedia Design. In deeltijd, aan de HAN in Arnhem. Januari kan ik beginnen.”
Ik fronste. “Communicatie? En Marion dan?” Ze gniffelde. “Marion voelt er niks voor om verder te gaan met communicatie. Die is helemaal verknocht aan de cijfertjes. En dat kan ze prima, heb ik begrepen. En mij lijkt communicatie leuk. Bovendien: het is nog praktisch ook en tijdens de studie kan ik meteen dingen hier toepassen. En de studiedagen zijn op donderdagmiddag en -avond; dan kan ik daar bij een oom en tante van me slapen om de volgende dag weer fris en fruitig hier te verschijnen.” Ik stak een duim op.
“Wat vond Theo ervan?” “Die zei dat het hem weinig uitmaakte wát ik ging studeren, áls ik maar ging studeren. Ik kreeg een dijk van een compliment van ‘m; hij zei: ‘Zo’n slimme meid als jij moet niet in een receptie blijven hangen. Je kunt veel en veel meer. Doe er iets mee!’ Ik geloof dat ik op dat moment een tomaat stond te imiteren.” Ik gaf haar een schouderklopje. “Die baas van ons is een hele goeie vent. Geniet ervan, want zo zijn er niet zoveel.”
Ze knikte. “Ik weet ‘t, Kees. Klaar met die koffie? Laat mij er dan even bij, dan kan ik een fatsoenlijke bak thee tappen.” “Geen vlierbesmeuk hé? Rob Boogers is binnen…” Ze trok een gezicht en ik liep weer richting groepsruimte.
“Goed heren… Zijn we er uit of wordt het lootjes trekken?” Willem zei droog: “” Na wat bloedneuzen en trappen tegen schenen zijn we er wel uit, Kees. Kijk maar.” Hij wees op een flip-over. Daar stonden de ziekenhuizen onder elkaar, met de namen van de Piraten er achter:
Nijmegen: Rogier
Leiden: Willem
Gorinchem: Gerben
Dordrecht: Frits
“En de redenen voor deze verdeling, Willem?” Die zei: “Grotendeels geografisch, Kees. Kijk, ik woon in Zoetermeer. Dan is Leiden dichterbij dan Gorinchem. Gerben in Arkel. Kan op de fiets naar ‘zijn’ ziekenhuis. En Frits woont in Sliedrecht. Ook op de fiets te doen. En Rogier redt zich maar op de A15. Hij wou zo graag in Gorinchem werken, de sukkel.” Rogier keek dreigend. “Kijk jij een beetje uit? Er speelde een wat andere reden mee om hier te komen werken, meneer! En die reden heeft niet alleen mooie bruine krullen, maar sinds een tijdje ook pumps met hele gemene scherpe punten. Je zou er zo maar mee in aanraking kunnen komen…”
Ik zuchtte. “En wie kan als een soort pontbaas tussen al die locaties heen en weer pendelen? Jawel… Kees Jonkman.” Gerben gniffelde. “Daar heb jij helemaal geen moeite mee. Met je mooie nieuwe auto. En zei je nou ‘kroegbaas’?” Een lachbui volgde. “Oké, heren. Als jullie het er allemaal mee eens zijn, mail ik dit lijstje naar Theo. Die mag het verder distribueren richting de diverse ketenpartners. Ik verwacht dat het feest ergens deze week start, dus gebruik de tijd die rest om de overige projectjes netjes over te dragen aan de collega’s in het team van Klaas.”
“Da’s grotendeels al gebeurd, Kees. Nog twee kleine dingetjes, eentje van Frits en eentje van Willem, en dan zijn we helemaal ‘schoon’. Henk keek me aan. “Heb jij dat al geregeld, Henk?” Hij haalde zijn schouders op. “Zoveel was het niet, Kees.” Ik gaf hem een dreun op zijn schouder. “Als je een meisje was, zou ik je nu zoenen.” Hij keek me aan. “Dat kun je delegeren, Kees. Aan Joline bijvoorbeeld.”
“Nou, ik zat eigenlijk aan Miranda te denken, vriend…” De rest schoot in de lach en Henk keek teleurgesteld. “Ik zal het aan mevrouw Jonkman voorstellen, Henk. Maar ik geef geen garantie! Goed, tot zover de bespreking… Duik alvast in de gegevens van de diverse ziekenhuizen, heren. Goed beslagen op het ijs komen, noemen we dat. Kwart voor twaalf kom ik jullie wel weer wakker schudden voor een loopje. Geniet nog even van de rust…”
Er kwam nogal sarcastisch gebrom van achter de diverse beeldschermen vandaan en met een inwendig lachje liep ik naar m’n eigen bureau. De heren zouden vanmiddag wel enigszins ‘op’ zijn. En niet alleen deze heren. Zelf ook maar aan het werk gaan, Kees!
Ik opende de mail: 23 mails… Nou nou, diverse instanties en bedrijven hadden het blijkbaar nodig gevonden om Kees Jonkman in het weekend te gaan spammen. Jammer dan; Kees deed in het weekend alleen zaken als het écht nodig was. Eén mail trok meteen de aandacht, nog zonder dat ik ‘m geopend had: Buitenlandse Zaken, Bas van Leeuwen. Verstuurd op zaterdag, aan Fred en mij.
‘Beste Fred en Kees. Via-via hoorde ik dat ene mevrouw van den Akker gisteren is gearresteerd op beschuldiging van spionage voor een buitenlandse mogendheid. Jullie hebben daar een aandeel in gehad. Namens de dienstdoend hoofdofficier van justitie: hartelijk dank! Binnenkort hoor je meer. Groet, Bas.’
Kijk eens aan… Die o, zo aardige Luna van den Akker nu achter tralies… Wat vervelend voor haar. Eventjes haar voormalig receptioniste influiten. En Charles, bij Damen. Charles was snel geregeld: de tekst van het mailtje van Bas kopiëren en in een nieuwe mail plakken. Zonder de afzender er in; ik wist bijna zeker dat Bas het niet op prijs zou stellen als zijn mailadres overal bekend zou worden. Begeleidende tekst erbij: ‘Beste Charles. Onderstaande mail kreeg ik vandaag binnen. Het leek me goed om jou en je lieve echtgenote daarvan op de hoogte te stellen. Groet, Kees.’ Send.
Ik liep een deur verder, naar Irene. “Hé schoonheid…” Ze keek op. “Je vergist je een paar deuren, Kees. Joline d’r bureau is die kant uit.” Ze wees en ik zuchtte. “Irene, het simpele feit dat ik getrouwd ben, ontslaat mij niet van het recht om een knappe dame af en toe een compliment te geven. En als Joline daar bezwaar tegen maakt, los ik dat wel op met haar. Maar… Waar ik voor kwam: Zojuist kreeg ik een mailtje dat jouw voormalig werkgeefster, ene mevrouw van den Akker, eergisteren is gearresteerd op verdenking van spionage voor een buitenlandse mogendheid. Als jij daar nog steeds de plantjes water had gegeven, was jij wellicht ook opgepakt.”
Ze keek me met open mond aan. “Spionage? Zóóó… Nu vallen er een paar puzzelstukjes op hun plaats, Kees.” Ik ging zitten. “Vertel.” Ze dacht even na. “Nou… ten eerste waren er een paar mannen die ik nooit hoefde aan te melden. Die kwamen binnen, zeiden geen woord en liepen meteen door naar haar bureau. En dat ging dan meteen op slot; ik hoorde het slot omdraaien. Ten tweede: ze had weinig klanten. Ik heb me vaak afgevraagd of de PR-business zó lucratief was dat die weinige klanten voldoende waren om dat kantoorpand te huren…”
“Heb je foto’s of een beschrijving van die mannen, Ireen?” Ze pakte haar telefoon. “Twee foto’s. Stiekem gemaakt, zodat ik ze zou herkennen… één moment…” Even later bekeek ik twee foto’s. Kwalitatief wat minder, een beetje korrelig, maar voldoende voor een signalement. “Sorry, ik kon natuurlijk geen flits gebruiken…” Ze keek wat spijtig. “Geen punt, Irene. Je hebt je wéér waargemaakt, meid. Even recht op de meid af: Zou jij deze foto’s door willen geven aan de politie? En… zou jij willen getuigen tegen Luna van den Akker? Tegen de politie vertellen wat je net tegen mij vertelde? Want waarschijnlijk komt de politie vroeg of laat bij jou aan de deur om je wat vragen te stellen… Jij hebt daar immers gewerkt?”
Ze keek benauwd. “Ja. Wel twee en een halve week heb ik daar de plantjes water gegeven en papieren geordend. Sjongejonge, wát een belangrijk werk. Dáár heeft de politie wat aan, Kees.” Ik knikte. “Zeker weten, dame. Al helemaal in combinatie met deze foto’s. Gelukkig ga je PR en Communicatie studeren. Wellicht leren ze je daar hoe je wat betere foto’s kunt maken…”
Ze keek me boos aan. “Etter… En natuurlijk wil ik getuigen tegen die trut, Kees.” “Mooi. Dan ga ik nú de machine in beweging zetten. Sta er niet gek van te kijken als je binnenkort een uitnodiging krijgt om ergens op een politiebureau te moeten verschijnen.”
“En waarom moet mijn geliefde receptioniste op een politiebureau verschijnen, meneer Jonkman?” De stem van Theo achter me. “Omdat haar voormalige werkgeefster dit weekend is gearresteerd wegens spionage, Theo. En Irene heeft wat interessante foto’s van, waarschijnlijk, een paar kompanen van haar.” Hij knikte. “Da’s mooi Ireen. Denk er aan: elk brokje informatie kan belangrijk zijn in zo’n onderzoek. Ook al lijkt het nog zo onbelangrijk. Ehhh… Als je moet opdraven, hoor ik het graag, dame. Desnoods breng ik je zelf er naar toe.” Irene begon meisjesachtig te giechelen. “Oh, dat lijkt me leuk, Theo. Dan wil ik wel achterin zitten in die mooie Audi van je. En dat je netjes en galant de deur voor me opendoet en zo…” Theo gromde. “Trutje. Nog eisen stellen ook?”
Ik grinnikte. “Kom op Theo. Je was ook uiterst galant naar Angelique, weet je nog? Die keer dat we samen naar Damen gingen. En Kees moest het zelf maar uitzoeken hoe hij uit en in de mooie Audi van je kwam, terwijl je An heel galant uit de auto hielp…” Irene proestte het uit. “Ik zie het helemaal voor me…” “Ik ook”, bromde Theo. “En wie staat er weer voor joker? Jawel…”
Hij keek Irene aan. “Graaf goed in je geheugen, Irene. Elk stukje info kan belangrijk zijn.” Ze knikte. “Ik zal m’n aantekeningen uit die weken eens opzoeken. Die liggen thuis nog ergens. Wie weet staat er nog wat in.” Ik knikte. “Prima, meid.”
Ik liep naar Fred. Die was in gesprek met Zelda over A.I. In de tien seconden dat ik luisterde kwamen er meer onbegrijpelijke termen langs dan in een discussie tussen Joline en de zussen. Allemachtig, wat een abacadabra… “Dame en Fred, mag ik even inbreken in jullie koeterwaals?” Fred keek op. “Koeterwaals? Wij praten nog op een redelijk simpel niveau hoor. Niks moeilijks aan.” Van achter het beeldscherm van Ingrid klonk pesterig: “Dat kan ook niet anders, Kees. Met die drie hersencellen van hem…” Ik deed een stap haar richting uit. “Pas jij op? Geen grappen over het IQ van mijn bud!” Ze dook weg. “Dank je wel, maat”, bromde Fred. “Wat is er aan de hand?”
“Ene mevrouw van den Akker is dit weekend gearresteerd op verdenking van spionage. Mail van Bas van Leeuwen.” Hij floot. “Héhé… Eindelijk. Ik had het al veel eerder verwacht, Kees, maar goed…” “Wie weet moesten ze eerst nog aanvullend bewijs hebben, makker. Maar goed, mede namens Bas: dank. En Irene gaat ook nog even nakijken wat zij nog weet over haar paar weken bij Luna. Heeft in ieder geval twee foto’s van lui die daar zonder introductie naar binnen mochten rennen. Nogal Oost-Europese types.”
“Irene is niet op haar achterhoofd gevallen. Wie weet wat daar nog meer uitkomt.” Zelda zei vlakweg: “Bloed, Fred. Véél bloed.” We keken haar vragend aan. “Als je op je achterhoofd bent gevallen komt daar nogal veel bloed uit, heren. Huid op bot. Dat bloedt als een malle.” Fred zuchtte. “Bijdehandjes gegeten vanmorgen, Zelda?” Ze giechelde. “Nee. Twee boterhammen met pindakaas en hagelslag door elkaar. Héérlijk!” Ik bromde: “Ga maar eens met Marion praten dan. Die kent ondertussen alle variaties met pindakaas en brood wel uit haar hoofd, denk ik.” Ik vertrok maar weer.
Maar niet zonder waarschuwingsbevel: “Denk aan de tijd, dames en heer. 11:45 omkleden, 11:55 gereed in de hal. In sporttenue.” Een collectieve zucht werd hoorbaar. In de gang moest ik gemeen grijnzen. Het was bewolkt, af en toe kwam er een bui over en de regen kwam bijna horizontaal voorbij. Ja, dat wilde wel, met windkracht zeven… Dit loopje zou ze nog lang heugen en waarschijnlijk zou Kees vanavond niet lekker door Joline verwend worden. Waarschijnlijk moest Kees zelf hard aan de slag als masseur. Nou ja, ook niet echt vervelend. Om kwart voor twaalf liep ik het Piratennest in. “Heren… Werk opslaan, omkleden!” Oók een collectieve zucht, maar men pakte de weekendtassen. Ik kleedde me ook om: het trainingspak maar aan.
Om drie minuten voor twaalf kwam Miranda als laatste de hal binnen rennen. “Sorry Kees. Nog een telefoontje afhandelen!”
“Goed… Team Pindakaas en Vlierbesmeuk is ook compleet… Naar buiten lui. Jullie hebben mazzel: het is droog. Mij volgen en bijblijven. Fred, Jolien: jullie zijn veegploeg vandaag.”
In een redelijk beschaafd tempo rende ik het industrieterrein af, via het viaduct de A15 over en de Zuiderlingedijk op. Af en toe omkijkend zag ik dat men netjes met z’n tweeën naast elkaar bleef lopen. Prima. Eenmaal met de Linge links naast ons versnelde ik. We hadden nu ruim een kilometer gelopen; men zou nu wel warm moeten zijn. Na 500 meter keek ik wéér om: de koppeltjes liepen nu iets verder uit elkaar.
Fred en Joline zo’n honderd meter achter me. En op dat stukje dijk begon het te plenzen. Met de wind tegen was dat best wel afzien: ik voelde de regendruppels hard in m’n gezicht slaan. Oei… Een paar mensen zouden dit niet waarderen en het commentaar straks zou wel eens kunnen resulteren in een aantal keren opdrukken…
In Spijk sloegen we rechtsaf, de Spijksesteeg in. Gelukkig, nu hadden we wind achter. Niet meer die druppels in je snoet… Het scheelde aanmerkelijk. Ik keek weer achterom: Fred, Joline én Mocca liepen nu zo’n 200 meter achter me, met vlak voor hen Zelda en Rob. Ik gniffelde. Rob was wel een goeie loper, maar alleen als de omstandigheden gunstig waren. Regen, kou en dat soort dingen waren nogal van invloed op zijn prestaties. En Zelda kwam nog een beetje conditie tekort. Nou ja, die zat een paar weken terug nog op haar gat achter de kassa…
Als afscheidscadeautje kregen we, nét over het viaduct van de A15, nóg een plensbui over ons heen, zodat we kliedernat bij DT aankwamen. Wel in de beschutting van het gebouw, dat was wel lekker. Ik wachtte even op Fred en Joline; die kwamen na een minuutje er ook bij.
“Laatste man bij, Kees”, hoorde ik Fred zeggen. “Laatste… vrouw en hond ook”, piepte Joline.
Mocca schudde zich uit, natuurlijk vlak naast Joline, die opzij sprong. “Stom beest… Schudt jezelf ergens anders uit. Naast Kees bijvoorbeeld.” “Goed… Dames, heren: Vanochtend attendeerde ik mijn lieve echtgenote op het feit dat we vanmiddag weer zouden gaan lopen. En ik vulde die mededeling aan met: “… en het zou wel eens pittig kunnen worden.” Het antwoord was: “Pittig? Dat slome langeafstandsgedoe van jou?” Tja… Dat kon ik niet op me laten zitten natuurlijk. Gelukkig werd ik geholpen door moeder Natuur die nog twee leuke buitjes op ons losliet. Altijd prettig als je een zegen van boven meekrijgt. Voor nu: netjes gelopen! En speciaal voor Rob en Zelda: een stukje achterblijven is niet erg, maar maak het jezelf niet moeilijker. Als jullie bij waren gebleven, hadden jullie in de slipstream van je voorgangers kunnen lopen.”
Rob wees op Angelique en Henry. “In hún slipstream?” Het sarcasme was met bakken van zijn gezicht te scheppen en we lachten hem uit. “Schoenen uit, sokken ook en naar binnen. Douchen. En héét!”
Anneke keek zuchtend naar de verzameling natte mensen die haar hal binnen liepen. Ze liep naar een kast en pakte een stok met een dweil er aan. André zag het. “Ik zal je zo één van mijn boterhammen geven, lieve Anneke!” Ze keek smerig. “Pindakaas zeker? Nee dank je wel. Ik ben pas ziek geweest!” Een lachsalvo dreunde door de hal. En onder de douche kreeg ik nogal wat commentaar.
“Ik zeg het hier maar, Kees, zonder dat de meiden erbij zijn: Wat ben jij een veeleisende bruut. Ik kan best een aardig stukje rennen, maar dit…” Willem keek me bijna boos aan. “Ga maar eens met Fred praten, Willem. Die weet nog wel wat dingetjes van me uit Afghanistan. Vandaag viel het best mee. Nietwaar Fred?”
“Ik had in ieder geval nu charmant gezelschap, Kees. In plaats van 30 kilo op m’n rug en een mitrailleur van 11 kilo in m’n handen. En het terrein was vlak. We hoefden geen berg op te rennen.” Willem keek van de een naar de ander. “Dat mogen jullie me dan eens gaan vertellen, heren. Ik ben benieuwd…”
Even later waren we weer aangekleed en zaten we in de ‘kantine’. En ook daar kwam nogal wat commentaar los. Maar na een halfuurtje stonden we op om weer aan het werk te gaan. In de gang greep Theo mijn arm. “Kom even mee, Kees.” Op zijn bureau keek hij me aan.
“Prima als je dit af en toe doet, Kees, maar ga hier geen gewoonte van maken. De sport mag best wel een beetje afzien zijn, en mensen mogen af en toe ook wel hun grenzen verleggen, maar DT is geen Defensie. Gesnopen?” Ik knikte. “Ja. Sorry als ik te ver ging, Theo.” “Je ging niet te ver. Iedereen is netjes bijgebleven, maar voor sommigen kostte dat heel veel moeite.” Even zweeg hij, toen ging hij verder. “En één van die ‘sommigen’ staat hier voor je.”
“Daar heb ik niks van gemerkt, Theo. Je ging als een speer, samen met Frits. Drie koppeltjes achter me.” Hij knikte. “Ik kan toch niet afgaan als een gieter? Ik ben potdomme directeur van deze toko… Jaja, ik lig al.” Na 5 pushups kwam hij overeind. “Geef deze boodschap ook even door aan ene van Laar en ene mevrouw Jonkman, ooit Boogers. Mariëtte zal er haar kont mee afvegen, dus dat doen we maar niet.” Hij gniffelde. Ik keek hem aan. “Roger, chef.” Ik deed de deur open.
“En nou opgesodemieterd, meneer Jonkman. Doe de deur maar dicht, dan kan deze directeur z’n stoel achterover zetten en met z’n poten op het bureau even uithijgen!” “Doe dan de deur van receptie ook maar dicht, Kees. Als hij dat kan, kan ik dat ook.”
De stem van Irene klonk plagend...
Lees verder: Mini - 368
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10