Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 17-01-2019 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 14056
Lengte: Lang | Leestijd: 17 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 23
We waren bijna klaar toen mijn smartphone een alarm gaf. Ik keek erop: Shit! De telefoon van Holtine verplaatste zich in hoog tempo richting Alphen aan de Rijn. Hij was nog ongeveer twintig kilometer van Ter Aar verwijderd. Ik riep Ton. Die fronsde en pakte zijn portofoon. “Alle stations, hier Romeo. Vijand op twintig kilometer van hier en naderend. Wacht, uit” Hij keek me aan.

“Goed… wat als hij daadwerkelijk hierheen komt?” Ik aarzelde niet, want ik had de vorige avond al wat mogelijkheden uitgeplozen. “Twee opties. Eén: hij komt alleen. Dan sluiten we hem op de parkeerplaats in, fouilleren hem en gaan wij even met ‘m gaan praten. Dat gaat lukken.
Tweede optie: hij heeft vriendjes bij zich. Dan komt hij niet verder dan de ingang van deze straat. Die is met twee auto’s compleet te blokkeren. Dan halen we iedereen erbij en wordt het waarschijnlijk knokken.”

Ton grijnsde. “Daar ben ik niet zo bang voor. Een paar van mijn kerels zijn mannetjesputters. De grote vraag is: wat doe jij met je buks?” “Bij optie 1 gebruik ik hem vanuit mijn auto als hij gefouilleerd wordt. Is hij clean, laat ik de buks verder in de auto. Bij optie 2 sta ik met mijn auto iets achter de blokkade. Mijn buks in m’n handen. Breekt er eentje door, is hij van mij. En de dames gaan we nú evacueren; jouw en mijn pa en ma als bodyguard.” Hij knikte. “Goed plan. Regel ik wel.”

Hij draaide zich om. “Pa! Karel! Dames! NU alles laten vallen en meekomen. Holtinge komt er aan, ik wil jullie hier weg hebben. Pa, neem ze mee. Jouw auto en de auto van Karel. Via de noordkant het dorp uit, de dames en zeker Jo achterin en laag. We houden contact via de telefoons van beide moeders. Oké?” Beiden knikten. “Oké meiden, instappen. Jullie gaan de omgeving bekijken.” Binnen de minuut reden beide auto’s weg.

Ik keek op de app. Geen twijfel mogelijk; Holtinge was op weg naar Ter Aar. Ton pakte de portofoon weer. “Alle stations, hier Romeo. Vijand op weg hierheen. Nadert via de N460 vanuit het zuiden. Alfa: Meldt de sterkte zodra je ‘m zicht hebt. Gereedhouden om te volgen hierheen. Bravo: jullie kunnen nu al hierheen komen; paraat parkeren voor de flat. Over.” “Alfa, roger, over.” “Hier Bravo, Roger, uit.”

Ton keek me aan. “Bravo is de noordelijke post aan de N460. Twee man, in een Audi A5. Snel genoeg om die ouwe BMW 500 van Holtinge in te halen. De chauffeur rijdt internationale ralley’s.” Ton grijnsde. Ik pakte mijn buks, laadde hem en schoof ‘m weer in de foudraal. We sloten de flat af en liepen naar beneden. Ton en ik gingen in de Volvo zitten en wachtten. Na een minuut kraakte de portofoon. “Romeo, hier Alfa. Contact! Vijand is alleen. BMW 500, kenteken klopt, zwarte integraalhelm, bruinleren jack, vaalblauwe spijkerbroek, zwarte gympen. Rijdt nú mij voorbij, over.” “Alfa, roger. Volgen en bijzonderheden melden. Alle stations, hier Romeo: verzamelen bij mij. Uit.”

Ik haalde de buks uit het foudraal en keek Ton aan. “Rock and roll.” Hij knikte. “We laten hem eerst afstappen. Als hij meteen de flat wil binnengaan, onderscheppen we hem.” Een witte Audi A5 reed de parkeerplaats op en stopte pál voor de deur van de flat, de neus in wegrijrichting. Ton stak z’n duim op naar de inzittenden. “Bravo: Als vijand de flat in wil: blokkeer de weg naar de flat. Uit.” In de Audi ging een duim omhoog en de deuren gingen op een kier. Ik volgde het voorbeeld.

In de verte hoorden we een motor naderen. Ton knikte. “Dat is ‘m. BMW, kan niet missen.” Even later kwam Holtinge in beeld: precies zoals Alfa hem had beschreven. Hij reed rustig de parkeerplaats op, draaide een parkeervak in en zette de motor uit. Hij stapte af, deed z’n helm af en keek omhoog, richting Joline’s flat. Toen liep hij richting deur. Beide deuren van de Audi zwaaiden open en twee man kwamen er uit en liepen op hem af.

Holtinge aarzelde even, maar liep door alsof hij hier hoorde. Toen hij langs de Volvo liep, stapte Ton ook uit en legde ik de buks op het portier. “Holtinge! Stop, en hou je handen uit je zakken. Er is een wapen op je gericht; bij één verkeerde beweging wordt er geschoten!” Ton’s stem was niet hard, maar wel dwingend. Hij stopte, keek naar de twee man die naderden en toen over zijn schouder. “Holtinge! Doe je helm op… NU!”

Ton bleef keurig uit mijn vuurlijn; zijn mannen ook. De helm ging langzaam op. “Holtinge: langzaam achteruit lopen tot ik stop zeg! Een paar stappen later: “Holtinge! Stop! Draai een kwartsslag naar links en leg je handen op de auto voor je! Hoofd omlaag!” Ton trapte zijn benen uit elkaar en naar achteren, zodat hij zijn handen niet kon gebruiken zonder te vallen. “Wie zijn jullie?” Zijn stem klonk rauw. “Mond dicht! Wij stellen vragen. Jij niet!”

Ton en een van zijn mannen fouilleerden Holtinge snel en vakkundig. Sleutels, portefeuille, smartphone, shag, aansteker en bajonet van een Kalashnikov en zijn schede. De bajonet gleed over de grond mijn richting uit en ik legde het ding in de Volvo.
Eenmaal klaar met fouilleren gaf Ton mij het teken “veilig!” Ik zette de buks op ‘safe’ en legde hem in de auto naast me neer. De bijrijder van de Audi ging onmiddellijk met de telefoon van Holtinge aan de slag.
Op dat moment kwamen er twee motoren en nog drie auto’s de parkeerplaats op. De motorrijders stopten vlak naast de BMW van Holtinge, de auto’s stopten in een halve cirkel rondom ons. De bijrijders stapten uit, de bestuurders bleven zitten. Het zag er zeer professioneel uit. De procedures uit Afghanistan zaten bij deze mannen nog goed tussen de oren!

“Oké, oké… Wat willen jullie?” Ik stapte uit en liep naar hem toe.“Holtinge, ik ga je paar dingen vertellen die je maar beter goed kunt onthouden.
Ten eerste: wij zijn geen politie, dus gepiep om een advocaat kun je je besparen.
Ten tweede: jij bent hier om iemand een lesje te leren. Jij laat haar en haar familie met rust. Voor altijd. Wij weten wié je bent, wij weten wáár je bent, en we weten waar je naar toe gaat, nog voordat je het zelf weet.

Onze aanwezigheid hier is het bewijs daarvan. Kom je nog één keer bij haar in de buurt, ben je binnen een dag van deze aardbodem verdwenen. Op een heel pijnlijke manier. Voor jou ten minste. Deze jongens…” ik wees om me heen “…vinden je binnen een dag als wij ze daarvoor opdracht geven. Dus stap op dat ouwe ding van je en verdwijn weer naar Kanaleneiland, waar je thuishoort. En doe daar vooral geen dingen die ons kwaad maken, anders krijg je er spijt van. begrepen?”

Zijn blik was veranderd van arrogantie naar angst. “Wie zijn jullie?”
Ton antwoordde. “Noem ons maar ‘de concurrentie’. Misschien is dat de juiste term. Oh, en voordat je straks iets geks gaat doen: een van mijn mannen heeft zojuist je portefeuille van voor tot achter gefotografeerd en alles op je smartphone gekopieerd. Daar zullen vast wel interessante dingen uit te voorschijn komen. Natuurlijk hoeven we daar niets mee te doen… Maar dat bepaal jij, vriendje.”

Een van de mannen van Ton legde van achteren een hand op zijn schouder en hij kromp ineen. “Hé, niet zo schrikken knul… Dat lijkt op een kwaad geweten. Ik wilde je alleen maar even je spullen teruggeven. Oh, behalve dat mesje van je, want het zou jammer zijn als je je daar aan snijdt. Hier, pak aan, dan kun je weer een sjekkie draaien…Zul je nodig hebben!” Holtinge frommelde de spullen weg.

Ik tilde zijn kin op, zodat hij me aankeek. “Ben ik duidelijk geweest?” Hij knikte. “Ik hoor je niet, Holtinge.” “Duidelijk”, knarste hij. “Mooi. Dan zal ik nu een seintje geven dat je mag vertrekken op je rammelkast. Die heeft trouwens binnenkort een grote beurt nodig, zo te horen. De ontsteking klinkt niet zo prettig. Denk er aan dat je je bandje van je helm goed vast doet. Altijd prettig als je helm blijft zitten bij een motor-ongeval, nietwaar? Anders ziet iedereen je hersenpan van de binnenkant. Niet dat zo veel inhoud in zit, maar ja…Oh ja, deze twee heren begeleiden je een stukje. Om te voorkomen dat je verdwaalt. Dwaal je af van de kortste route naar je huis, lig je binnen honderd meter in de berm. In stukjes." Ik draaide me naar de bestuurder van de Audi. "Als hij probeert te ontsnappen of een andere weg in slaat, ros je hem van z'n motor af. Zonder pardon." Een brede grijns was het antwoord. Ik draaide me om naar Holtinge. "Je hebt het gehoord. Of je levend in Utrecht aankomt, hangt van je zelf af. En nu: wegwezen.”

Ton riep naar zijn mannen op de motoren: “Laat ‘m maar vertrekken!” en demonstratief reden ze een half rondje bij de motor vandaan. Holtinge liep wat ongelukkig naar zijn motor en startte. Hij had duidelijk wat moeite met z’n coördinatie: tot twee keer toe sloeg de motor af voordat hij wegreed. De Audi reed er achteraan.

Toen hij uit het zicht was, keek ik Ton aan. Die grijnsde breed. “Rook jij wat ik rook?” Ik begreep hem niet. “Rook? Hoezo?” “We hebben ‘m écht de stuipen op het lijf gejaagd… Hij scheet in z’n broek toen Willem z’n hand even op z’n schouder legde. Ik kende die hand van Willem; die is in staat om water uit een stuk staal te knijpen.” Ik knikte. “Eerst afwachten of hij het dorp uit is, daarna de rest van de familie oproepen.” Een paar minuten later kreeg Ton een telefoontje van Alfa, dat ze op de weg richting Alphen aan de Rijn reden. "Vertel hem even dat dreigement om 'm van de weg te rossen niet letterlijk opgevat hoeft te worden... Zonder van de lak van die Audi." Ton gaf het grinnikend door en verbrak de verbinding.

“Zal ik de dames maar weer hierheen halen?” Ik knikte. “En daarna onmiddellijk de zooi inpakken en zo snel mogelijk wegwezen hier!” Vijf minuten later kwamen beide auto’s met de rest van de familie de parkeerplaats op.
Joline en Clara stormden er uit en vlogen om onze nek. Ik zag een van de mannen van Ton breed grijnzen en ik knipoogde naar hem, over de schouder van Joline heen. “Én?” Ton grinnikte. “Hij is vertrokken met een broek vol stront. We hebben hem de stuipen op het lijf gejaagd. En we hebben alleen maar even gepraat, verder niks. Die gaat geen gekke dingen meer doen, wees maar gerust.” Ik knikte. “Weet je wie wij sinds een paar minuten zijn? Volgens jouw broertje zijn we ‘De concurrentie.’ Om je te bescheuren!”

Joline schudde haar hoofd. “Vertel me het hele verhaal straks maar. Nu wil ik weg. Zo snel mogelijk.” We liepen weer naar boven en Ton z’n mannen vormden een cordon rond de flat. Joline, Rob, Pa en ik zeulden alle spullen die Joline mee wilde nemen naar de Volvo, en om half één waren we klaar. Ton en ik scanden de flat nog even op achtergebleven papieren waar een aanduiding richting Veldhoven op zou kunnen staan: niks. De flat was compleet clean. Op dat moment kwam ook de Audi terug. “We hebben keurig achter hem aan gereden tot vlakbij Utrecht. Om de twee seconden keek hij om. Hij had ’t écht benauwd!” Willem grijnsde breed.

Met een diepe zucht draaide Joline even later de sleutel van de voordeur om. “Zo. Dat was Ter Aar. Nieuw hoofdstuk in mijn leven: Veldhoven!” Ze kon de sleutel in de postbus van de woningbouwvereniging gooien. “Volgende week krijg ik dan via de mail bericht of ik m’n complete borg terugkrijg of dat er iets afgaat.” We liepen naar de auto’s en Kees naar z’n mannen.
“Ik vertel mijn kerels even dat ze in Veldhoven nog wat te bikken kunnen krijgen; daarna rij ik voorop, dan jullie, en er achter mijn kerels. Mijn pelotonssergeant sluit de rij. Jullie hoeven niet perse vlak achter elkaar blijven rijden hoor. Mocht er wat zijn dan hoor je het via de porto.”
Na het instappen checkte ik de telefoon-volg-app nog even; Holtinge was in Utrecht. Mooi! Toen reden we weg.

Op de N460 haalde Ton ons al in en verdween in de verte. Op de snelweg speelden we soms haasje-over: dan reed Rob voorop, dan mijn Pa dan ik weer; en we hielden steeds een paar auto’s tussenruimte. Iemand die ons zou volgen zou stapeldol geworden zijn. En na een uurtje reden we Veldhoven binnen. Ik reed nog even langs de supermarkt en liet Joline bij Rob en Tony instappen, zodat die alvast naar mijn flat konden rijden. Met een auto vol boodschappen reed ik om half drie de garagebox in. Even later kwamen Rob, Pa, Ton en Joline beneden om de boodschappen en Joline’s inventaris boven te brengen.

Het werd, ondanks alles tóch een gezellige middag. De mannen van Ton zagen natuurlijk als eerste de foto van Spotters Peak en er werden wat herinneringen opgehaald. En wij vertelden over onze confrontatie met Holtinge. Toen de barbecue eenmaal brandde bleek dat zo’n ochtend hard werken best wel energie had gekost. De hamburgers, sateh, worstjes en andere etenswaren gingen in rap tempo naar binnen.

Om zes uur bedankte ik Ton z’n mannen voor hun hulp en bescherming en gaf hen allemaal een envelop met honderd Euro. “Jullie hebben peut verstookt, risico’s genomen en een zaterdag weggegeven. En ons een héél veilig gevoel gegeven. Dus neem dat geld aan en doe er iets leuks mee!”
De pelotonssergeant zei: “Het was ons een genoegen. Wij zijn stuk voor stuk met de luit in Afghanistan geweest en daar heeft hij het prima gedaan. Toen we hoorden wat er aan de hand was, was het geen vraag meer of we het wilden. Voor deze luitenant hebben we veel over. En voor een Afghanistan-veteraan”, hij keek mij aan, “en zijn vriendin natuurlijk ook.”
Hij grinnikte even. “En we moesten natuurlijk de kersverse vriendin van de luit natuurlijk even checken… even kijken of hij wel in goede handen is. Maar dat zit wel snor. En ik vind het knap dat hij zich niet vergist, maar daar zal hij wel een trucje voor hebben. Mij zou het niet lukken.”
“Da’s een kwestie van een andere deodorant”, zei Melissa droog. “Ooit gaan we hem daarmee foppen!” Ton bekeek haar met een spottende blik. “En jij denkt dat dat lukt? Dream on, sister…” Joline gaf ze stuk voor stuk drie zoenen op hun wangen; enkele van de heren moesten tot onze verrassing blozen.
Na hun vertrek werd het een stuk rustiger op het terras; we waren best wel een beetje ‘op’. Niet alleen van het werk, maar ook van de spanning...
Lees verder: Mini - 25
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...