Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Jefferson
Datum: 06-11-2019 | Cijfer: 6.8 | Gelezen: 3263
Lengte: Lang | Leestijd: 17 minuten | Lezers Online: 1
1: Proloog

Het was aan Alleria en grootmeester Umbric om de naar kennis hongerende elven verder te leiden. Alleria; ooit een kampioen van het Licht en verdediger van de stad Zilvermaan, had nu een bende deserteurs onder zich. Een grote groep elven, mannen en vrouwen, jonge en oud, die zich hadden gemengd in duistere magie. Voor velen kwam Alleria te laat. Voor Umbric net op tijd. Velen waren verloren geraakt in hun zoektocht, van de aardbodem verdwenen. En zelf duurde het ook lang voordat Alleria begreep waar haar nieuw ingeslagen weg naartoe zou leiden. Eer dat ze zelf alles onder controle had, waren er maanden voorbij gevlogen. Alles had ze op het spel gezet. Haar leven, haar liefde, haar reputatie. Maar ze deed het omdat het moest. Ook deze kant van de magie moest begrepen en gecontroleerd worden. Al betekende het waarschijnlijk ooit het einde van haar leven.

Umbric was per toeval op dit pad belandt. Altijd al een machtig grootmeester geweest in de magie en zijn eindeloze studies leidden hem steeds weer naar nieuwe kennis. Totdat hij op een dag een duister betoverd boek tegenkwam. Het trok hem als het ware naar binnen en met hem, vele anderen. Dat dit gevaar al die tijd in Zilvermaan had gelegen, wist niemand. Zeker Alleria niet die er al twee decennia niet meer geweest was. Umbric geloofde heilig in de kracht die voorspelt werd voor hem en iedereen die de kennis wilde bemachtigen. Hij leidde een groep elven uit de stad en bewandelde al snel op duistere paden waar niemand weet van had. Hoeveel van zijn metgezellen heeft hij niet zien verdrinken in de beloofde macht en de ongekende krachten die uit het mystieke leken op te doemen. Hij zou en moest een oplossing vinden, al kostte dat zijn oude leven in Zilvermaan. Hij werd gezien als deserteur en met hem de rest ook. Steeds verder leidde hij zijn volk naar de verdoemenis in de hoop dat te vinden, wat misschien wel niet bestond.

Het was dat Alleria op Argus ontdekte wat de krachten inhielden. Deze duisternis was ongekend en het zou iedereen verslinden die zich er mee bemoeide. Ook Alleria dreigde dit de overkomen, was het niet voor een onverwachtse leermeester die het haar leerde. Deze leermeester, Locus Walker, vertelde Alleria ook over Umbric en zijn kompanen die dreigden te verwelken in de gezochte duisternis. Alleria haastte zich terug naar Azeroth, naar Zilvermaan, en trok vanaf daar richting het zuiden, in de voetstappen van de deserteurs. Daar wist ze ternauwernood het gemanifesteerde kwaad terug te slaan en Umbric en vele anderen te redden. De elven, die bekende stonden als bloedelven, geroemd om hun schoonheid met hun goudblanke huid, waren ondertussen getransformeerd in meer duistere wezens. Alleria was dit nooit overkomen, zij behield haar oude uiterlijk omdat ze een andere weg heeft behandeld dan de rest. Zij bleef die krachtige leider met het jeugdige uiterlijk, zoals alle elven dat hadden in Zilvermaan. Umbric was nog maar een schim van zichzelf. Haast in letterlijke zin. Verzwolgen door de schaduwen en de duistere energie had zijn huid zijn kleur verloren. Het had een blauwige gloed. Het was te zien dat de Leegte zijn intrek had genomen in het lichaam van de elf. De wat oudere Grootmeester zag er gehavend uit in zijn gezicht. En in zijn ogen kon je het leed zien wat hij had meegemaakt, en wat hij anderen had laten meemaken. Ogen die eerst helder groen waren, maar nu een kille blauwwitte gloed uitzonden. En dit gold ook voor de rest. Er waren verschillende gradaties. Van heel lichtblauw tot heel donkerblauw. Maar het blauwe was wel meteen hetgeen waar ze aan herkend werden. Het blauwe stond voor het in bezit zijn van krachten die te maken hebben met de Leegte, en met dat de Leegte de persoon minstens zo in bezit had.

De groep elven zocht een nieuw thuis. Als bloedelf kon je jarenlang je trouw gezworen hebben aan de totaliteit van de Horde, maar als je met Umbric was meegelopen, en dat was iets wat je niet kon verbergen, was je niet meer welkom. Niet in Zilvermaan, niet in de Onderstad, en al zeker niet in Ogrimmar. Alleria was voor dit alles al niet meer welkom. Zij was nooit een bloedelf geweest. Al voor die tijd was zij de wijde wereld ingetrokken toen haar volk nog bekend stond als de hoogelven. Hoogelven bestonden nog steeds, al waren ze met weinig. Te herkennen aan hun lichtblauwe ogen, waar bloedelven te herkennen waren aan hun groene ogen. Qua uiterlijk waren er verder geen verschillen waar te nemen, maar qua ligging in het politiek spectrum van deze wereld, konden ze niet verder uit elkaar staan. Bloedelven voelden zich verraden door de mensen. En die die zich niet verraden voelden, konden vertrekken en sloten zich bij de mensen aan. Dit waren de overgebleven hoogelven, waar Alleria er één van was. Hoorde je niet bij de Horde, dan kon je maar beter zorgen dat je bij de Alliantie hoorde. Daar werd ze een kampioen, een befaamde held, samen met haar partner Turalyon. Waar Turalyon een kampioen van het Licht bleef, verkeerde Alleria steeds meer in de duisternis van de Leegte. Het was als water en vuur. Makkelijk was het niet, alles veranderde. Maar dat deed het al een geruime tijd. Als mens verouderde Turalyon snel, als elf bleef Alleria eeuwig jong. Het was misschien wel de laatste druppel, maar toch bleef ze een held in de vele ogen van de Alliantie, en werd ze hier ook opnieuw welkom geheten, met haar volgelingen. Waar Alleria snel geaccepteerd werd, en er ook niet anders uitzag, werden de overige elven, die nu bekend stonden als leegteëlven, met argusogen aangekeken. Dit waren voor kort de vijanden. bloedelven, maar in een ander jasje. Het was dan ook aan deze nieuwe groep elven om zich te bewijzen binnen de Alliantie en te laten zien dat ze enkel uit waren op kennis, en die nu willen gebruiken voor het goede.

,,Je kan dit niet…’’ Ze was hier nu twee weken, maar het wende niet. Elke keer weer die stem in haar hoofd die zo onheilspellend fluisterde. Om wanhopig van te worden. Het was de Leegte die ze hoorde. Een duisternis die haar het liefst de diepste put in zou willen trekken. Maar ze wist dat iedereen hier met dit gefluister rondliep en dat iedereen zijn eigen strijd voerde. Nog steeds vielen er pupillen af. Zij die te zwak waren, werden al snel overmeesterd door de Leegte. Ondanks het toeziend oog van Alleria en grootmeester Umbric, en Locus Walker die zo nu en dan een oogje in het zeil hield. Zelf had ze hem nog nooit ontmoet. Alleria en Umbric wel. Ze keek enorm tegen die twee op. Delyira was zelf nog maar een jonge elf en had nog niet heel veel van de wereld meegemaakt. Juist daarom was haar honger naar kennis zo groot. Ze had gehoord van de mysteries en de kennis die voor het oprapen lag. Ze was een van de laatsten die Umbric begonnen te volgen voordat de wachters van Zilvermaan deze vorm van heresie hard de kop in begonnen te drukken. Het was misschien wel haar geluk geweest, want ze was wel sterk genoeg om het gefluister tegen te gaan, maar of ze ook de fysieke manifestaties had aangekund, was zeer twijfelachtig. Des al niet te min leefde ze nog. Liever had ze niet huis en haard achtergelaten, maar ze moest het weten. En het was niet zij die de poorten sloot voor haar soort, maar haar eigen volk. En nu? Waar was ze nu? Wist ze het maar. De kennis was oneindig maar ze was nog niet bij. Een scheur in de realiteit was het nieuwe thuis geworden voor haar volk. Telogrus werd het genoemd. Een oneindige duisternis waar een aantal grote rotsen in het niets wisten te balanceren. Te midden van de Leegte, daar was ze. Zij en haar lotgenoten. Een onherbergzaam gebied waar het gevaar overal loerde. Gevaar in de vorm van gefluister.

Locus Walker was een vleesloos wezen geworden. Totaal overmeesterd door de duisternis. Zijn lichaam bestond uit magische energie bijeengebonden door wat leek op simpel linnen. Zijn kennis was ongeëvenaard en zijn macht nog groter. Hij was verzwolgen, maar overwon. Hij was de krachtigste in zijn soort, de mentor die Alleria nodig had. Hij had niet gedacht dat er meer zouden zijn zoals Alleria, maar zie hier, een gehele kolonie. Dat deed hem goed. Hij wist waar hij voor vocht en waarvoor hij deze elven opleidde. Een van de elven trok echter meer zijn aandacht dan anderen. Hij kon het gefluister horen. Dat van zijn eigen, maar ook dat van de rest. Waar de rest dat niet kon. Hij keek naar de pupillen en hoorde hoe ze werden neergehaald door de stemmen in hun hoofden. Hij wist wie het wel zou redden, en wie niet. Maar er was deze ene elf die opviel. Een jonge elf, één die opvallend veel alleen was. En als hij dan luisterde naar het gefluister in haar hoofd wist hij ook waarom, en waar zij tegen vocht. Hij had zoiets nog nooit meegemaakt, en kon zich er ook weinig van voorstellen. Zijn lichaam was al lang geleden vergaan en aan dat soort gefluister stond hij ook niet meer bloot. Maar dat gold niet voor het meisje zelf, of de rest van de elven hier.

,,Ik weet dat je het wilt…’’ hoorde hij met dat ze voor hem stond met een vraag. De stem in haar hoofd was altijd verleidelijk. Zo klonk de Leegte nu eenmaal. Alles om je over te halen. Maar bij Delyira speelde verleiding meer een rol dan bij anderen. Elders hoorde hij stemmen oproepen tot vernietiging, kwaad en onrust. Maar bij deze elf riep het haar op zich te misdragen op een hele andere manier. Iets wat hij maar moeilijk kon doorgronden. Iets waar Delyira meer over wilde weten, al was ze bang dat het uitkwam.

Het waren niet haar gedachten die hij las, slechts de verleidelijk fluisterende stem die hij kon horen in haar hoofd. Maar aan de zorgelijke blik in haar ogen en de vele keren dat hij haar hier verdwaald had zien rondlopen, kon hij wel raden wat ze wilde weten.

,,Niemand praat erover. Ik weet dat dat niet mag. Maar ik vraag me af of anderen horen, wat ik hoor.’’ sprak ze vrij toen Locus Walker haar had meegenomen door een nieuwe scheur en naar een afgelegen plekje van Telogrus. Natuurlijk had ze gek opgekeken toen ze het wezen voor het eerst zag. Maar het bleek een bron van kennis te zijn om jaloers op te zijn. Altijd wijs, en dat stelde haar gerust.

,,Ik hoor het.’’ liet hij weten. Hij zei haar iedereen te kunnen horen. Hun twijfels, hun gevaren.

,,Het doet iets met me. Ik weet dat het niet mag. Maar het lijkt zo logisch.’’

,,Ik weet het, kind.’’ Locus Walker kon de stem ook nu in haar hoofd horen. De stem in haar hoofd reageerde continue op alles wat ze zag en ervoer, alles wat ze maar dacht. Het was om gek van te worden en je moest heel gedisciplineerd zijn, wilde je die stem het zwijgen opleggen. Iets wat haar steeds minder lukte.

,,Wat als het me overhaalt? Verdwijn ik dan net als de rest en doe ik er niet meer toe?’’ klonk ze wanhopig. Locus Walker had geen gezicht, dus ook geen uitdrukking. Maar hij deelde haar zorgen. Dat zou ook gebeuren, mocht ze er aan toegeven.

,,Ik hoor hoe het je wil aanzetten tot dingen. Meer dan bij anderen.’’ liet hij weten. Ze knikte. ,,Zoals?’’ De stem die hij hoorde was steeds een reactie op wat zij zag of dacht. En dat laatste bleef hem nog onbekend.

,,Ik weet het niet zo goed.’’ draaide ze er een beetje omheen. ,,Met name als er mannen in de buurt zijn, wordt de stem luider.’’ liet ze voorzichtig uit.

,,Mannen? hm…’’ Locus Walker was zelf geen man of vrouw meer. Voor zijn soort deed dat er helemaal niet toe. ,,Heb je een partner?’’ ze schudde haar hoofd. De meesten hier niet. Te druk met het vergaren van kennis. Het werd ook niet aangemoedigd om te mengen. Er waren belangrijkere zaken. Maar voor dit meisje was dat steeds vaker onduidelijk.

,,Wat zie je? Waar denk je aan wanneer het spreekt?’’ vroeg hij haar rustig door.

,,Dat het goed is.’’ gaf ze verslagen toe. Hier vreesde hij al voor.

,,Je mag niet toegeven aan de Leegte.’’ klonk hij plots wat strenger. De ernst werd haar meteen weer duidelijk. En toch bleef ze er aan denken.

,,Hij weet niet waar hij het over heeft. Hij weet niet wat jij mist. Hij kan dat niet missen, jij wel. Jij moet toegeven.’’ klonk de stem in haar hoofd. Met een pijnlijke uitdrukking kneep ze haar ogen dicht en schudde ze met haar hoofd.

,,Nee, ik laat me niet leiden.’’ sprak ze zich hardop uit.

,,Al je dromen kunnen uitkomen. Als je maar toegeeft!’’ Plots klonk de stem hard en echt, niet meer in haar hoofd. Het manifesteerde zich. Locus Walker twijfelde geen moment en bereidde een krachtige spreuk voor om het meisje meteen maar uit haar lijden te verlossen. Ze zou het nooit zien aankomen, was het niet dat Alleria uit het niets opdoemde.

,,Nee, stop!’’ Met haar boog bracht ze Locus Walker uit balans, en de manifestatie werd reel. Uit de duisternis achter het meisje doemden lange armen op, zwiepend en zwierend. Tentakels van een vreselijk monster verscholen in de Leegte. Het sloeg Alleria neer, en het sloeg Locus Walker neer. Delyira zakte naar de grond en de duisternis overwelfde haar, nu in letterlijke zin. De manifestatie trok naar haar toe, greep haar, trok haar naar zich toe en werd langzaam één met haar. Ze dreigde een donker gat ingesleurd te worden. Ze was niet meer bij bewustzijn, en zag niet hoe de manifestatie van gedaante verwisselde. Dit was wat haar al die tijd had aangemoedigd. Delyira was maar een jonge meid, en zoals vele jongen meiden, had ze ook behoeftes en interesse naar het andere geslacht. Daar was niets geks aan. Maar de duisternis in haar had dit aangepakt om zich te manifesteren, haar te overmeesteren. Het was lust wat het meisje dreef in de Leegte. Iets wat Alleria en Locus Walker met lede ogen aanschouwden. Dat er in deze duisternis tentakels manifesteerden, was niets nieuws. Maar de vorm die deze aannamen terwijl ze om het meisje heen kronkelden, leken toch eerder op iets anders dan slechts een tentakel. Alleria herkende het meteen. Zoiets heeft zij ook eens meegemaakt, maar slechts in een droom. Voor Locus Walker maakte het niet uit wat het was en of hij het herkende. Nog machtiger dan zojuist stond hij op en spreidde hij zijn armen. Een enorme kracht ontstond vanuit zijn bestaan en blies het monster weg van het meisje, terug de duisternis. Opnieuw probeerde hij nu snel de jonge pupil te verlossen uit haar lijden, maar opnieuw hield Alleria hem tegen.

,,Het is niet wat je denkt. Laat mij maar.’’ sprak ze indrukwekkend tegen haar ouder leermeester. Het was aan Alleria dat Delyira haar leven te danken had. Maar haar lot was nog niet bezegeld.

*-*-*

Mocht je dit gelezen hebben en een Warcraft speler zijn of zijn geweest, laat me dan weten wat je hier van vind, of je nog tips hebt of foutjes gespot hebt.

Groetjes,

Jefferson
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...