Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Leen
Datum: 24-12-2021 | Cijfer: 9 | Gelezen: 2792
Lengte: Lang | Leestijd: 19 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Feest, Kerst,
Terwijl “All I want for Christmas is you” door de luidsprekers schalt, zoekt Suzanne zich wanhopig een weg naar buiten, haar ogen vol tranen. Ze vervloekt zichzelf omdat ze op de vraag van haar collega’s was ingegaan om na het werk nog even een drankje en een hapje te nuttigen. Het is een jaarlijkse traditie op kerstavond waar ze vroeger met veel plezier aan deelnam. Maar nu, na de onverwachte dood van haar man Ruben, heeft ze het gevoel dat haar leven tot stilstand is gekomen.

Ze kan zich die avond, iets meer dan twee jaar geleden, nog perfect voor ogen halen. Ruben was met zijn makkers een avondje gaan stappen, terwijl Suzanne zich gezellig op de bank had genesteld met een glaasje wijn en een herhaling van “temptation island”, een reeks waarnaar niemand kijkt, maar waarover iedereen desondanks vrolijk kan meepraten. Ze moest in slaap zijn gevallen op de bank, toen plots de bel ging. Zuchtend was ze opgestaan, want het was niet de eerste keer dat Ruben zijn sleutels vergat. Ze hield er van hem daarmee te pesten. Maar toen ze de deur vrolijk openzwaaide, viel haar mond wijd open. Niet Ruben stond voor de deur, maar een agent die heel serieus keek. Ze had diep ademgehaald toen ze de medelijdende blik in zijn ogen zag. “We zijn op zoek naar mevrouw Peeters,” klonk de kalme stem van de agent. Het leek alsof hij van heel ver kwam. Het lukte haar te knikken. “Mag ik even binnenkomen?” Hij had het over rustig, alsof het niet meer uitmaakte. Even overwoog ze om nee te zeggen, hem te vragen te vertrekken om het onvermijdelijke uit te stellen. Toch knikte ze en wees ze de agent de weg naar de woonkamer. “Ik vrees dat ik slecht nieuws heb.” Suzanne haar ogen waren wijd opengevlogen. “Er is een ongeluk gebeurd. Het spijt me.” Dat was het moment waarop ze besefte dat haar leven nooit meer hetzelfde zou zijn. “Kunt u iemand bellen die naar u toe kan komen?” Ze hoorde de stem van de agent en zag zijn lippen bewegen, maar het lukte haar hersenen niet om de betekenis van de woorden te ontcijferen. Ze ving iets op over een ‘aanrijding’ en ‘fatale afloop.’ Toen uiteindelijk de verschrikkelijke waarheid tot haar doordrong, brak ze. De agent zei nog iets over dat iemand van slachtofferhulp de volgende dag zou bellen en toen was hij weg. Ze bleef gebroken achter. Alleen met het besef dat haar leven voorbij was en dat de toekomst enkel nog maar zwart was.

“Suzanne, ik maak me zorgen.” De stem van haar baas John, haalt haar plotsklaps terug uit haar gedachten.
“Is er iets met mijn werk?” reageert ze geschrokken. De voorbije jaren heeft ze zich vol overgave op haar werk gestort, het is haar enige uitlaatklep. Haar rol op kantoor is door de jaren heen zo duidelijk geworden dat ze er niet bij na hoeft te denken en op de automatische piloot kan functioneren.
“Ja…. Nee…” klinkt het antwoord. “Je doet je werk uitstekend. Maar je zit hier van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Dat is … euh… niet normaal, Suzanne. Misschien moet je een weekje vrijaf nemen en eens wat leuks doen?”
Ze kijkt haar baas met open mond aan. Dit kan hij niet menen. “Ik… euh…” stottert ze.
Haar baas schudt zijn hoofd. “Hoe lang is het al geleden, Suzanne?”
“Twee jaar, drie dagen en twintig uur.”
“Dat bedoel ik… Is het niet tijd dat je je leven langzaamaan weer oppikt?”
“Wat?” sist Suzanne. Waarom verwacht iedereen dat ze haar verdriet van zich af schudt en als een herboren vrouw feest gaat vieren? De waarheid is dat in plaats daarvan het verdriet zich steeds dieper in haar nestelt. Een heel jaar, zo lang had het geduurd tot ze er vrede mee had dat hij er niet meer was. Zo lang tot ze niet meer wachtte op zijn auto op zijn oprit, zijn sleutel in het slot en zijn zware arm om haar schouders in bed. Stoppen met wachten, het voelde als bedrog.
“Ik bedoel het goed, kindje.”
“Dat weet ik,” zucht Suzanne, “maar…”.
Nog voor ze haar zin kan afmaken, onderbreekt John haar. “Heb je vanavond plannen?”
Eigenlijk wel, zielig een plekje zoeken op de bank naast haar kat Jerry en Squid Game kijken op Netflix. Uit ervaring weet ze dat een bloederige reeks haar goed zou doen. Het is een ideale afleiding voor haar. Maar in plaats van ja te knikken, schudt ze stilletjes haar hoofd.
“Dat dacht ik al. Weet je, Greetje, mijn vrouw, zou het leuk vinden als je vanavond bij ons wat komt eten.”
“Dat is heel lief, maar…”
“We doen het met veel plezier.”
“Nee… Ik wil jullie avond niet opnieuw verpesten,” het klinkt haast jammerend. Het jaar ervoor had Suzanne de uitnodiging aangenomen en dat was niet echt een succes geweest. Ze was de hele avond wenend in een hoekje weggekropen. Het deed haar te veel pijn. Kerstmis was altijd zij twee samen: zij en Ruben. Vanaf het moment dat ze een relatie kregen, zo’n vijftien jaar geleden. Samen plezier maken, lachen om de zoveelste heruitzending van ‘home alone’ op tv, kerstengelen maken wanneer het uitzonderlijk gesneeuwd had, strippen op de tonen van Bon ‘fucking’ Jovi en luid gillen wanneer Ruben handtastelijk werd. En nu moest ze het zonder hem doen…
“Greetje wil niet dat je alleen blijft vandaag.”
“Zeg haar maar dat ik al plannen heb.” Voor John kan reageren, draait Suzanne zich prompt om en rent ze de deur uit. John heft zijn schouders op. “Ze kunnen niet zeggen dat ik het niet geprobeerd heb,” mompelt hij in zichzelf.

Nog nadenkend over het gesprek met haar baas, snelt Suzanne te voet naar huis. Wanneer ze de hoek omdraait, knalt ze onzacht tegen iemand aan. Ze wankelt achteruit, verliest haar evenwicht en komt onzacht op de grond terecht. Haar tas valt neer en de inhoud vliegt alle kanten op. “Ho ho ho, dametje, pas een beetje op, wil je?” Klinkt een donkere stem naast haar.
Suzanne haar hart staat even stil en een angstaanjagende seconde lang kan ze niet nadenken. Lucht ontsnapt pijnlijk uit haar longen en al haar spieren blokkeren. Tranen rollen over haar wangen. ‘Wat een puinhoop,’ schiet het door haar heen.
“Ho ho,” klinkt het weer, “gaat het wel?”
Suzanne dwingt zichzelf diep adem te halen. Woede welt in haar op en verdrijft haar verwarring. “Kijk verdomme zelf uit!”
Dan kijkt ze op, recht in de ogen van een oudere man, een zwerver die verkleed is als kerstman. Hij heeft iets kalmerend over zich, iets wat op een of andere manier vertrouwd aanvoelt. “Sorry, ik had nogal haast… Ik…”
Zijn mondhoeken krullen omhoog en hij knielt naast haar neer. Hij begint al haar spullen bij elkaar te rapen.
“Je hoeft me niet te helpen. Ik red me wel.”
“Geen probleem. Ik doe het graag. Het gebeurt niet elke dag dat zo’n knappe jongedame zich aan mijn voeten werpt.”
“Ik werp me helemaal niet aan je voeten,” klinkt het verontwaardigd.
De oude man lacht. “Jammer, anders was dit mijn allerbeste kerst in de geschiedenis geweest.”
De man helpt Suzanne recht en geeft haar haar tas terug, alle spullen er weer netjes ingestoken. Dan pakt hij een grote jutten zak van de grond op, die haar nog niet was opgevallen. “Ik heet trouwens Noel.”
“Noel?”
“Ik ben op kerst geboren en mijn ouders vonden het een passende naam. Maar het kon erger, vind je niet?”
Suzanne kan niet anders dan glimlachen. “En ik ben Suzanne, een naam die mijn ouders bedacht hebben en dat kon ook een stuk erger.”
“Kijk ze kan weer lachen.”
“Ik euh… Ik moet maar eens gaan.” Suzanne wil zich haastig uit de voeten maken, maar Noel neemt in een vriendelijk gebaar haar arm vast.
“Je zou ook met me mee kunnen gaan, je zou een prima elfje van de kerstman zijn.”
“Wat bedoel je daarmee?”
“Ik ben onderweg naar de kerstmarkt van de daklozenopvang. Je mag altijd komen helpen, we komen handen te kort. En het lijkt misschien niet zo, maar geloof me, het is daar een gezellige boel. Altijd beter dan alleen thuis te zitten.”
“Wie zegt er dat ik geen plannen heb?”
“Ik herken die blik in je ogen. Je ziet eruit alsof je iemand verloren hebt.”
“Is dat zo?” Suzanne probeert zich krampachtig flink te houden, want ze wil zich niet kwetsbaar opstellen bij iemand die ze niet kent.
“Je hoeft je voor mij niet groot te houden hoor. En je hoeft het me niet te vertellen, maar als je erover wilt praten, ik weet hoe het voelt om iemand kwijt te zijn en hoe moeilijk dat soms valt. Dus wat wordt het? In je eentje verdrietig wegkruipen in een hoekje of met me meegaan voor een beetje afleiding?”
“Ik…. Euh….”, stottert Suzanne. “Ok, ik doe het.” Ze draait zich om en grijpt de arm van de dakloze man vast. “Laten we gaan, voor ik me bedenk.”
“Nou, dat is geweldig. Het zal je een goed gevoel geven en dat kan je vast gebruiken op dit moment.”

Later die avond stroomt het kerkgebouw waar de kerstmarkt plaats vindt, vol met mensen. Suzanne helpt waar mogelijk met eten serveren, spelletjes spelen, cadeautjes uitdelen en met iedereen praten. Ze leefde al jaren in de veronderstelling dat dakloze mensen drugsverslaafde norse mensen waren, maar ondanks de triestige verhalen die velen van hen te vertellen hebben, blijkt ieder van hen stuk voor stuk lieve mensen te zijn.
“Ik kan niet geloven hoe aardig iedereen is. Bedankt Noel, dat je me meegenomen hebt.” Suzanne drukt een gemoedelijke kus op zijn wang. “Dankzij jou zit ik niet de hele avond thuis te zwelgen in verdriet.”
“Daar ben ik blij om.”
Suzanne kijkt Noel diep in zijn heldere ogen. Ondanks zijn leven op straat, straalt hij kracht en zelfvertrouwen uit. Al bij al ziet hij er ondanks zijn lange baard goedverzorgd uit. Meer nog, hij ruikt zelfs fris. “Die geur…” begint Suzanne, maar ze wordt onderbroken.
“Ik heb afgelopen nacht in de opvang geslapen. Ik heb me gewassen en opgefrist.”
“Dat bedoel ik niet. Je ruikt als Ruben.”
Noel krabt aan zijn baard. “Ik ben deze middag een parfumwinkel binnengegaan. Af en toe krijg ik daar een staaltje toegestopt.”
Even staren ze beiden zwijgend voor zich uit.

“Weet je,” Begint Noel. “Vergeten ga je hem nooit, maar uiteindelijk weet je het een plaatsje te geven in je hart. Dat is het moment waarop je weer verder kan met je leven.”
“Het is al twee jaar geleden,” zucht Suzanne.
“Je moet je tijd ervoor nemen. Je niet laten opjagen door anderen. Weet je, beetje bij beetje ga je weer genieten van het leven. Kan je weer lachen om kleine dingen.”
“Hoe lang nog?”
“Tijd is relatief. Tijd is traag als je wacht, snel als je gelukkig bent en te lang als je verdrietig bent. Maar onthoudt: voor liefde is tijd eeuwig.”
“Je bent veel te slim en te lief om zwerver te zijn.”
“Dat is een ongegrond vooroordeel, Suzanne. Maar ik zal je niet verder vervelen met citaten.”
“Je verveelt me niet.”
“Zin in een wandeling?”
“Waarheen?”
“Dat merk je dadelijk wel.”

Wanneer ze een half uurtje later voor de kathedraal staan en Noel haar binnen wil leiden, schudt Suzanne haar hoofd. “Sorry, maar ik ben niet religieus. Zeker niet na de dood van Ruben.”
“Tijdens een kerkdienst, is de toegang tot de kathedraal gratis. Ik heb geen geld voor een toegangsticket, vandaar. Maar ik wil je iets tonen. Kom, vertrouw me.”
Noel voert haar tot vlak voor een reusachtig schilderij: de ‘Kruisoprichting’ van Rubens. “Dit is hoe ons leven er uit ziet,” vertelt hij.
“Wat bedoel je? Ik vrees dat ik je niet volg.”
“Kijk, Jezus is nog maar net aan het kruis genageld. Bekijk zijn getormenteerd lichaam en de blik in zijn ogen. Hij voelt zich verlaten.”
“Ah…” reageert Suzanne. Ze kijkt met open mond naar het schilderij.
“En welke rol wil jij?”
“Rol?”
“Wil je meeheulen met de macht van het kwaad aan de rechterkant? Of ben je eerder onverschillig zoals de beulen op het middenpaneel? Of liever een echte vriend zoals Johannes aan de linkerkant of de huilende moeder Maria die in zijn lijden delen?”

“Het is zo mooi,” fluistert Suzanne zachtjes.
“Zullen we even gaan zitten?”
“Ja.”
Suzanne zucht. Om een of andere reden wordt ze overspoelt door een heus kerstgevoel. De schoonheid van het schilderij en de hele kathedraal overvallen haar. Ze is onder de indruk van het prachtige interieur, de gouden decoraties en de enorme grootte van het gebouw. Maar wat haar het meest treft, is het gevoel van rust en vrede die in het gebouw hangt. Ze haalt diep adem en moet denken aan haar geweldige man Ruben. Haar ogen vullen zich met tranen. Noel pakt haar hand vast en knijpt er zachtjes in. “Het is goed, Suzanne, gooi het eruit en je voelt je snel beter.”
“Het spijt me.”
“Verontschuldig je nooit voor je emoties. Als iemand niet vriendelijk genoeg is je te begrijpen, is hij je tijd niet waard.” Noel sluit zijn ogen. “Ik voel en begrijp je pijn, beter dan je je zelf kan voorstellen.”
“Ik wil je danken voor deze avond, ik vind het echt geweldig. En bedankt dat ik in jouw aanwezigheid mezelf kan zijn.”
“Zin in nog een verrassing?”
“Graag.”

Even later zitten beiden op een bankje op linkeroever met voor hen de skyline van Antwerpen: de boerentoren, kathedraal, het reuzenrad maar vooral de lichtjes van de Schelde. Suzanne rilt terwijl de koude zich in haar hele lichaam nestelt.
“Hier.” Een zware jas wordt om haar schouders gelegd.
“En jij dan?”
“Ik ben gewend aan kou.” Noel draait zich naar Suzanne en kijkt haar aan. Zijn ogen zijn zo helder, zijn ziel zo puur, dat ze hem een knuffel wil geven.
“Je bent een prachtige meid, Suzanne. Ik hoop echt dat het weer in orde komt met jou en dat je niet eindigt zoals ik.”
“Wat is er dan gebeurd, Noel? Hoe ben je dakloos geworden?”
Noel zucht. “Toen Tine, mijn toenmalige vrouw, overleed, voelde ik me verloren. Net zoals jij nu. Het verdriet nam de overhand, ik voelde me gebroken en ben beginnen drinken. Daardoor ben ik alles kwijtgeraakt: mijn vrienden, mijn werk, mijn huis…”
“Dat spijt me zo.”
“Mijn eigen schuld.”
“Zeg dat nooit. Je bent een goed mens. Je verdient beter dan dit.”
“Oh, maar ik voel me perfect gelukkig.”
“Maar…. Hoe….”
“Het is niet omdat ik dakloos ben, dat ik verloren ben. Ik heb geleerd te genieten van de kleine dingen die het leven me te bieden heeft. En dat ik nu in jouw gezelschap mag vertoeven, dat maakt me de gelukkigste man van de hele wereld.”
“Het klinkt misschien stom, maar…”
“Geen enkele gedachte is stom.”
“… maar ik heb het gevoel dat ik van je hou. Niet op een romantische manier, maar… ik weet niet… ik heb het gevoel dat ik overspoeld word door liefde.”
“Je voelt je gelukkig en vredig.”
“Inderdaad!”
“Liefde kent meerdere vormen. En ook al gaan we elkaar in de toekomst waarschijnlijk nooit meer zien, ik weet dat je nog veel aan me gaat denken.”
“Doe niet zo raar. Ik kan nog vaak langskomen in de daklozenopvang. We kunnen nog veel dingen doen samen.”
“Mooi dat je weer plannen maakt!”
“En ik wil dat jij er deel van uitmaakt. Ik ben zo dol op je dat ik het niet kan uitleggen. Je hebt me betoverd. Ik hoop dat we altijd vrienden kunnen blijven.” Suzanne voelt zich overdonderd door al de indrukken van die avond. “En om dit magisch moment te blijven koesteren, wil ik een selfie van ons tweetjes maken.”
“Herinneringen herbeleef je in je hart, niet op foto.”
“Tuttut, niet zeuren. Kom hier.” Suzanne trekt Noel tegen zich aan, heft haar arm op en neemt een selfie van hen tweetjes op het bankje. “Deze ga ik eeuwig koesteren.”
“Mooi.”
Suzanne legt haar hoofd op Noel zijn schouders. Ze voelt zich geborgen. “Weet je Noel, dit moeten we vaker doen. Ze hebben hier leuke restaurantjes in de buurt, misschien kan ik je morgen of een van de komende dagen trakteren op een etentje? Of als je een slaapplaats zoekt, ik heb nog een kamer vrij. Die mag je gebruiken. Dat hoef je niet eens te vragen. En weet je, ik dacht er net aan. Ik heb Ruben zijn kleren nog altijd in mijn kleerkast hangen, misschien passen die jou wel. Kies maar iets leuks uit…” En zo blijft Suzanne maar doorratelen. Tot ze op een gegeven moment een luide stem hoort: “Juffrouw, gaat het?”
Suzanne schrikt op. Voor haar staat een oud ventje. “Je zit de hele tijd in jezelf te praten.”
“Ik, euh…” wanneer Suzanne naast zich kijkt, ziet ze dat Noel verdwenen is. “Het gaat wel.”
“Zeker? Want je ziet er verward uit. Moet ik iemand bellen?”
Suzanne schudt haar hoofd en de man vertrekt weer.

Suzanne kijkt om zich heen, in de hoop Noel terug te vinden, maar ze ziet hem nergens. Hij is verdwenen. Dan denkt ze aan de selfie die ze genomen heeft. Ze neemt haar gsm uit haar handtas en opent de fotogalerij op zoek naar de laatste foto. Ze slaakt een verschrikte kreet wanneer ze op het schermpje van haar gsm kijkt en laat het toestel bijna uit haar handen vallen. Op de foto staat zijzelf met naast haar niet de beminnelijke zwerver die ze die avond heeft leren kennen, maar wel een lachende Ruben.
“Prettige kerstdagen!” lijkt hij haar te zeggen. En dan herinnert ze zich wat Noel haar een paar uur daarvoor gezegd heeft: “Vergeten doe je hem niet, maar uiteindelijk weet je het te plaatsen. Je koestert de momenten die je samen beleefd hebt en bent daar niet meer verdrietig over. Integendeel, het overspoelt je met een warm liefdevol gevoel. En eens je dit ervaren hebt, dan weet je: ik kan weer vooruitkijken. Ik kan weer plannen maken.”
Trefwoord(en): Feest, Kerst, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...