Door: Francisca02
Datum: 09-03-2022 | Cijfer: 9.4 | Gelezen: 5098
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 44 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Juf, Leerling, School, Vrouwvriendelijk, Ziekenhuis,
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 44 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Juf, Leerling, School, Vrouwvriendelijk, Ziekenhuis,
Vervolg op: Rosalie Krijgt Een Beurt - 9: Spelen Met Vuur
Ik Heb Je Julia
Verteld door Rosalie en Julia
Ik zou graag naar school willen, wil jij in mijn plaats gaan? Wil je me zeggen hoe het is om op school te zitten? Wil je me laten weten wat er buiten deze muren gebeurd? Wil je verliefd voor me worden? Wil je voor me te laat komen en spijbelen en strafcorvee doen? Wil je doen wat ik niet kan? Wil jij mijn oren zijn?
Wil jij mijn ogen zijn Julia? - Dat beloof ik lieve Mirthe, voor zolang als mijn hoofd het aan kan.
“Hij ging gedisciplineerd aan het werk, schrijf op gedisciplineerd.” Ik liep van voor naar achter door de klas terwijl mijn leerlingen de woorden van het dictee opschreven. “In principe was het een makkelijk karwij. In principe.”
“Kunt u dat voor me spellen mevrouw?” vroeg Stijn.
“Ja, haha.” Zei ik sarcastisch. “Grapjas.”
“Oeh, die is makkelijk!” Riep hij vrolijk en begon hardop te schrijven, “G.r.a.p.j.a.s.” Ik keek hem met een schuine blik aan, draaide me daarna om en ging verder: “nadat hij klaar was, zag het er representatief uit. Schrijf op, representatief.” Ik stond nu weer voorin de klas en wachtte even tot iedereen klaar was met schrijven. Net toen ik met de volgende zin wilde beginnen werd er ineens zachtjes op de deur geklopt. “Ja?” vroeg ik. De deur ging open en Manu, de conciërge kwam de klas ingelopen. “Ik geloof, mevrouw Montou, dat deze bij u hoort.” Achter hem stond een lange, slanke meid met een licht getinte huid en een mooie zwarte bos krullen tot op haar schouders, gekleed in een grijze coltrui met daaronder een zwarte broek die haar lange slanke benen accentueerde, en witte sneakers. Over haar schouder tegen haar heup aan, had ze een suède tas hangen die voorzien was van een lichtgele flap aan de voorkant. Haar rechterhand er losjes op rustend en haar linkerhand hing langs haar lichaam. Mooie meid - dacht ik. Ik keek vragend naar Manu. “Heeft meneer van Lammeren niet gezegd dat er vandaag een nieuwe leerling zou komen?” vroeg hij aan me.
“Dat komt denk ik door een miscommunicatie.” Zei het meisje achter hem. Die deed een stap naar voren zodat ze, net als Manu in de klas stond. Ze keek me, langs Manu heen, strak aan. Haar ogen waren donkergroen van kleur en omlijnd met een zwarte rand eyeliner We leken van deze afstand even lang te zijn. “Ik zou eerst nog een gesprek met meneer van Lammeren hebben maar hij blijkt vandaag niet aanwezig te zijn. Dus meneer Figaroa hier, was zo vriendelijk me naar uw klas toe te brengen.” Het onbekende meisje blikte of bloosde niet en bleef me aankijken om mijn reactie te zien. Ik glimlachte en knikte.
In één oogopslag had ik haar gezien: jong ergens in de dertig, blond haar in een staart achter op haar hoofd, mooi figuur, helderblauwe ogen, dochter van haar vader, lievelingskleur: kobaltblauw, niet getrouwd, een hond genaamd Hector, sportief type, droeg een roze geblokt blouseje met een blauwe spijkerbroek eronder en licht bruine laarzen zonder hoge hak. In haar handen hield ze een dun boekje tegen zich aangedrukt alsof ze bang was dat iemand de antwoorden kon afkijken.
Daarna keek ik de klas in. De leerlingen zaten los van elkaar met een papiertje op hun tafel en pen in de hand. Het voorste meisje in de klas keek me ietwat geboeid aan en zat met haar armen gekruist achter haar tafeltje. Ook haar zag ik. Ze had zwart kroeshaar en een donkerbruine huid, donkerder dan die van mijzelf. Het meisje was stevig maar absoluut niet lelijk, ze had mooie kastanje bruine ogen. Achter haar zat een blond meisje die mijn blik ontweek. Schuin achterin zat een jongen met blonde krullen te wippen op zijn stoel, zich met z’n knieën vasthoudend aan de tafel terwijl de stoel op de twee achterste poten balanceerde en zijn tong half uit z’n mond stak.
“Nou, je bent van harte welkom! Ik ben Rosalie Montou en dit is klas B5.” Ogen staarde me aan en ik staarde terug. Ik zag ze en ik doorzag ze. Ik wist nu al meer dan ik waarschijnlijk van iedereen mocht weten.
“Kom verder, we, ehum… we zijn net een dictee aan het doen. Maar misschien wil je je eerst even voorstellen voor we verder gaan?”
“Prima.” Zei ik en ik liep soepel langs meneer Figaroa heen, bedankte hem en ging twee meter van mevrouw Montou staan. Meneer Figaroa wenste me succes en deed op zijn beurt de deur dicht.
“Nou, vertel eens, wie ben je? Hoe oud ben je? Hoe ben je hier terecht gekomen? Of heb je zelf iets wat je kwijt wilt?” Vroeg mevrouw Montou met een lach op haar gezicht.
“Ik ben Julia, zesentwintig jaar, ik ben hier omdat mijn psychologe dat een goed idee vond omdat ik nog nooit naar school geweest ben.” Ik keek de klas rond. De jongen achter in de klas verloor bijna z’n evenwicht en knalde nog net op tijd met een klap voorover tegen de tafel aan met zijn stoel. Zijn lichtblauwe ogen werden groot van verbazing. “Zesentwintig! Is dat niet een beetje te oud om nog naar de middelbare school te gaan?”
“Nou, Stijn! Waarom?” Vroeg mevrouw Montou boos aan hem. “Ik vind dat je nooit te oud bent om te leren.” Zei ze stellig en met een knikje naar me, als aanmoediging. Ik knikte als vorm van bedankje terug.
Het meisje met blond haar, dat eerder mijn blik had ontweken, stak haar vinger op. Mevrouw Montou gaf haar de beurt door “Ja, Ilse” te zeggen.
“Mag ik vragen waarom je naar een psycholoog gaat?” Vroeg Ilse nieuwsgierig.
Mevrouw Montou keek wat ontsteld: “Ilse dat is…” begon ze maar ik onderbrak haar. “Dat mag je vragen maar ik vind het antwoord te privé want ik ken je nog maar net. Je hoeft je echter geen zorgen te maken, ik ben niet gek.”
Ik zag dat Ilse hazelnoot bruine ogen had met een geel/gouden vlek in haar rechteroog. Achterin de klas grijnsde Stijn breed naar me. Hij had inmiddels zijn balans weer gevonden. Mevrouw Montou voelde zich duidelijk een beetje opgelaten toen er weer een vinger in de lucht ging. “Ik ben Wolf.” Ik knikte naar de jongen. Hij had, net als ik, zwart haar maar dat van hem waren stekeltjes die alle kanten opstonden door het gebrek aan een enige vorm van haarverzorgingsproducten. “Je zei dat je nog nooit naar school bent geweest. Ook niet naar de basisschool of de kleuterschool?”
“Hmhm.” Bromde ik instemmend. Mevrouw Montou keek me ongelovig aan. “Hé, maar hoe kan dat dan? Ik bedoel alle kinderen zijn leerplichtig totdat ze zestien zijn.” Mijn ogen ruste op haar gelaat. Ik had deze discussie al verwacht en genoot er zelfs stiekem van. Mensen verzinnen altijd de gekste redenen waarom ik niet naar school ben geweest. Ze denken bijvoorbeeld dat ik achterlijk ben of leerproblemen heb. Ik kan het ze niet kwalijk nemen, die mensen die dat denken. Als iets afwijkt van het normale dan weten de meeste mensen zich daar niet goed een houding aan te geven. En omdat gewoon vragen “waarom niet” vaak een hoge drempel is voor mensen, nemen ze maar een voor hun logische verklaring aan.
“Blijkbaar is het niet zo moeilijk om een kind thuis te houden zonder dat daar iemand achter komt.” Zei ik half sarcastisch zonder te bewegen of mijn gezichtsuitdrukking te veranderen.
“Maar kun je dan wel lezen en schrijven?” Vroeg het meisje vooraan met het kroeshaar. Dat was voor haar een logische beredenering, ik was nog nooit naar school geweest en los gezien van het feit dat ik prima Nederlands sprak was er natuurlijk altijd nog de mogelijkheid dat ik niet kon lezen en schrijven. Dat had natuurlijk waar kunnen zijn en de reden daarvan had ook kunnen zijn dat ik mijn armen bijvoorbeeld niet had kunnen bewegen of dat mijn handen de pen niet vast hadden kunnen houden. Maar in haar hoofd kon ik misschien het alfabet niet lezen dan wel schrijven.
“Ik denk dat dat wel goed komt.” Zei ik een beetje bits. Aan de houding van mevrouw Montou te zien wist zij ook niet zo goed wat ze er van moest denken. Misschien dacht ze wel dat ik loog. Ook dat zou niet de eerste keer geweest zijn.
“Goed, dank je wel Julia. Ik hoop dat je niet al te geschrokken bent door al die vragen. Zoek een plekje en ga lekker zitten.” Mevrouw Montou had het nog niet uitgesproken of er ging weer een vinger in de lucht. Achter Ilse zat een meisje met lang bruin haar en grote gouden bril op. Mevrouw Montou zuchtte hoorbaar.
“Heb je ook hobby’s?”
“Dat is een leuke vraag Willemijn” zei de docente zichtbaar opgelucht. Ik grijnsde even naar Willemijn. Als ik vrije tijd kan vinden dan weet mijn dochter die altijd wel op te vullen.”
“Oh, wat leuk! Hoe oud is je dochter?” Vroeg ze.
“Bijna zeven.”
“Dan was je…” Stijn hield zijn hoofd schuin alsof het antwoord hem dan wel te binnen zou schieten.
“Ik was negentien toen ik haar kreeg.” Zei ik stug tegen hem. “Maar als mijn dochter niet mijn vrije tijd opvult, dan lees ik graag of spreek ik met vrienden af.” Ging ik verder terwijl ik naar Willemijn keek. Haar gouden bril vergrootte haar goudbruine ogen, de kleur van haar ogen kwam in de buurt van de kleur van mijn honingbruine oogschaduw.
“Nou, dan denk ik dat het helemaal goed komt met jou bij Nederlands als je zo van lezen houdt.” Zei mevrouw Montou vlug en ze gebaarde me nu duidelijk om te gaan zitten.
Links vooraan was een tafel vrij dus ik nam plaats en haalde twee potloden uit mijn tas die ik even in mijn mond parkeerde om ze vast te houden. Ik maakte van mijn haar een staart, draaide de staart tussen de potloden vanaf de onderkant naar boven omhoog en draaide vervolgens het geheel twee keer om. Ik trok de potloden iets uit elkaar zodat die in een perfect gevormde knot op mijn hoofd bleven uitsteken. Mevrouw Montou had dit met open mond gadegeslagen. Het had me nog geen minuut gekost. De docente schudde haar hoofd en zei tegen me: “Ik zal je ook een papiertje geven, dan kun je meedoen met het dictee. Geen zorgen als je fouten maakt. Ik zal hem voor jou niet meetellen maar dan weet ik een beetje welk niveau je hebt.” Ze gaf me een leeg toets blaadje. Het woord niveau was uitgesproken. Een nette manier om te zeggen: om te kijken of je hier wel past. Of: om te kijken of je liegt. Mijn niveau was ver boven het gemiddelde maar dat leek me niet verstandig om dat nu al prijs te geven. Temeer omdat ik een belofte had die ik wilde nakomen en als men wist dat ik hoogstwaarschijnlijk slimmer was dan de docenten hier op school, dan zouden ze me misschien hier niet eens willen. Niemand houdt namelijk van slimmeriken.
“U hoeft me niet anders te behandelen hoor.” Ik had een pen uit mijn tas gehaald en een appel op de hoek van het bureau gezet.
“Oké. Eten doen we in de pauze en niet tussendoor Julia.”
“Prima.” Zei ik kalm en stopte de appel weer in mijn tas.
“Welke woorden heb ik gemist?”
“Gedisciplineerd, in principe en representatief.” Riep Wolf van achteren naar me.
“Prima.”
“Vergeet grapjas niet!” Riep Stijn lachend. De grap was me ontgaan dus ik schreef het woord dan ook niet op.
“Nou, kunnen we dan nu weer beginnen?” Mevrouw Montou ging voor de klas staan.
“Eerlijk gezegd ben ik mijn hele concentratie kwijt mevrouw Montou.” Zei het meisje met kroeshaar. “Dat is dan jammer Najara. Dan zoek je die maar weer op.” Mevrouw Montou keek op haar dictee blad waar ze was gebleven.
Met mijn hand voor mijn mond grijnsde ik. Die mevrouw Montou had pit, dat mocht ik wel. Ze hervatte de les weer. Ze liep heen en weer en keek hier en daar op de blaadjes terwijl ze de woorden die opgeschreven moesten worden af en toe herhaalde. Ik maakte expres fouten. Zolang ik niet zeker wist wat het klassengemiddelde was zou ik een nette vijf halen. Een cijfer in het midden van de één tot tien schaal wat makkelijk op te halen zou zijn. Een cijfer wat niet op zou vallen, weinig dramatisch veel aandacht zou krijgen en wat de beste kon overkomen. Terwijl mevrouw Montou zo aan het ijsberen was door de klas voelde ik haar ogen af en toe op mij rusten. Ik zat er niet mee, liet haar kijken en deed mijn ogen dicht en luisterde. Stijn was aan het trommelen met zijn potlood op zijn tafel, Najara tikte met haar voet heel snel tegen de stoelpoot aan en Ilse hoorde ik figuurtjes tekenen met haar pen. Wolf liet zijn knokkels knakken toen we klaar waren.
Na het dictee gaf ik de leerlingen de opdracht om oefeningen uit hun lesboek te maken. “Heb jij je boeken al gekregen?” Vroeg ik aan Julia.
“Nee. Ik heb al gebeld en ze zijn onderweg maar met vertraging.” Verklaarde ze.
“Ga dan maar even naast Najara zitten, dan kun je met haar meekijken.”
“Prima.” Ze pakte haar tas en stond op. Ze ging links van Najara zitten.
“Ik heb nog geen boek.”
“Oh, geen probleem!” Najara schoof haar boek richting Julia. Die knikte.
“Als je vragen hebt, laat maar weten. Ook als het niet over Nederlands gaat.” Zei ze met een knipoogje naar Julia. Die grijnsde even kort.
“Dank.”
“Jij bent niet echt een prater of wel?” Vroeg Najara haar.
“Nee.”
“Jammer, ik wel.”
“Dat kan.” Julia ging aan het werk.
“Vergeet morgen allemaal niet jullie boekverslag bij mij in te leveren!”
“Welk boek hebben jullie gelezen?” vroeg Julia aan Najara.
“Dat mocht je zelf weten. Als het maar Nederlandse literatuur was.”
“Mmm.”
Ik kwam naar haar toe gelopen en ging op mijn hurken zitten bij het tafeltje. “Julia, kunnen wij na de les even samen praten? Gewoon over hoe het werkt op school en zo.” Ik legde liefdevol mijn hand op haar arm. Julia leek op haar hoede en trok haar arm voorzichtig terug. Mijn hand kwam plat op de tafel te liggen. “Prima.” Julia keek me scherp aan. Ik kreeg het een beetje warm en voelde me ongemakkelijk hierdoor maar ontweek de blik van Julia niet. De ogen van Julia waren donkergroen en deden me gek genoeg denken aan een poster die ik op mijn muur in mijn kantoortje had hangen met een kikker erop. Haar blik was vast, alsof ze dwars door je heen kon kijken. “Fijn.” ik gebruikte mijn platte hand om op te leunen bij het overeind komen. Daarna liep ik naar mijn bureau en nam plaats om na te kijken. Nog een kwartier tot de bel.
Ik was erg benieuwd hoe Julia het ervan af had gebracht met het dictee. Ik moest me beheersen om die van haar niet eerst uit de stapel te zoeken om na te kijken. Er was iets aan die meid, iets waar ik mijn vinger niet op kon leggen.
Wolf had het niet slecht gedaan. Stijn, zoals altijd, bleek er moeite mee gehad te hebben. Najara en Willemijn hadden allebei een zeven gehaald. Eenmaal bij Julia’s dictee aan beland liet ik snel mijn ogen over de woorden glijden. Julia had een paar grove fouten gemaakt en kwam uit op precies een vijf. Misschien waren het haar zenuwen geweest al vond ik het wel een raar verhaal dat ze zelfs niet op de kleuterschool of basisschool had gezeten. Als het werkelijk waar was dan was dat natuurlijk niet aan Julia te verwijten. Wat voor ouders waren dat die hun kind een belangrijk fundamenteel recht ontzegde, dacht ik bij mezelf. Ik zou die mensen graag eens recht in hun ogen willen aankijken.
Toen de bel ging en de leerlingen maakten dat ze wegkwamen stond ik ook op. Ik had mijn tas weer tegen mijn heup aangehangen en hield in mijn rechterhand een appel.
“Julia?”
“Hmhm.”
“Ik weet dat het pauze is maar zou je nog even willen wachten?” Mevrouw Montou keek met een knikje naar mijn appel.
“Eerlijk gezegd, mevrouw Montou, hoort die appel bij mijn behandeling.”
“Oh, hoe dan? Als ik vragen mag.”
Ik had de neiging om weer hetzelfde antwoord te geven als ik Ilse had gegeven. Maar besloot dat ik daar niet veel mee op zou schieten.
“Mensen zijn niet altijd gewenst van mijn spreken. Dus om me de mond te snoeren kwam een vriendin op het idee om dan, als ik iets wil zeggen wat ik beter niet kan doen, in een appel te bijten zodat mijn mond vol is. Want met volle mond mag je niet praten.”
Mevrouw Montou keek me met stomheid aan.
“Mijn psycholoog zei: “als het jou en anderen helpt dan vooral doen.” Is dat misschien een probleem mevrouw Montou?”
Mevrouw Montou schudde meewarig haar hoofd. “Ik denk het niet Julia. Maar er zijn misschien ook andere manieren? Bijvoorbeeld praten met iemand. Ik ben je mentor hier op school en..”
“Mentrix.” Verbeterde ik haar.
“Mentrix” Herhaalde mevrouw Montou langzaam. “En tevens vertrouwenspersoon. Dus als er wat is kun je altijd bij me terecht. Je hoeft voor mij niet op een appel te bijten hoor, je mag gewoon zeggen wat je denkt.”
“Dat is aardig van u maar mijn verleden heeft me geleerd dat ik dat beter niet kan doen.”
Als je als mens in een lastige positie komt, al dan niet door jezelf, dan neemt je instinct het over en afhankelijk van wat voor type je bent zal je vluchten, vechten of verstijven. De drie V’s. Ik was het type die vocht. Niet fysiek maar met woorden. Woorden kunnen soms gemener zijn dan een vuistslag. Het kan iemand dagenlang achtervolgen of zelfs het hele leven. Terwijl een vuistslag een bloeding onder de huid kan geven waardoor je een blauwe plek ziet die je lichaam na een tijdje weer helemaal opgeruimd heeft, kunnen woorden daarentegen voor langere tijd aan schade richten. Het kan mensen gek maken, kwellen, nachten wakker houden en breken. Kinderen, vrouwen zelfs volwassen mannen. Iedereen kan er door geraakt worden. Ook van woorden kun je tegen de vlakte gaan, uitgeschakeld worden. Niet meer in staat zijn logisch na te denken, te functioneren. Ik had het vroeger vaak zelf ondervonden en wist hoe het was. En hoewel ik zelf heel goed en precies wist hoe ik mijn woorden als wapen kon gebruiken koos ik er voor om het niet te doen. Ik koos ervoor om mijn mond te snoeren, omdat ik mezelf niet altijd kon vertrouwen dat de woorden toch niet uit mijn mond zouden komen. Het was bijna zelfbescherming te noemen ware het niet dat ik het juist deed om andere niet in de vecht, vlucht of verstijf positie te brengen.
“Wil je misschien wat vertellen over je verleden? Waarom je ouders je bijvoorbeeld niet naar school hebben laten gaan?”
Ik keek sceptisch naar mevrouw Montou. De schuld wordt vaak bij mijn ouders gelegd. Hoewel het mevrouw Montou geen ene moer aanging, besloot ik toch om die gedachte van haar gelijk uit de wereld te helpen puur en alleen omdat ik dan van het gezeur af hoopte te zijn.
“Mijn ouders hebben daar niks mee te maken gehad, die zijn vlak na mijn geboorte overleden.”
“Oh.. Och… Dat is… dat is verschrikkelijk Julia. Sorry… Dat spijt me.” Mevrouw Montou keek me mistroostig aan.
“Waarom? Het is toch niet uw schuld. U bestuurde de auto niet die ons aanreed.”
“Nee, maar, nou ja, wacht zei je nou die ons aanreed?”
“Ik hoef geen medelijden.” Ik klemde mijn rechterhand om de appel heen.
Haar ogen schoten even snel op en neer naar de grond. Ze schraapte haar keel: “Ehum, ik heb je dictee al nagekeken.” Ze draaide zich om en griste het blaadje van haar bureau. “Het was niet heel goed gemaakt maar misschien had je gewoon last van de zenuwen dat geeft niks.”
“Wat is het cijfergemiddelde van de klas mevrouw Montou?”
Mevrouw Montou was even verrast door deze vraag en haar ogen werden iets groot. “Hoezo wil je dat weten Julia?”
“Dan weet ik wat het niveau is van de klas, of mag ik dat niet weten?”
“Eh, nee, ja, natuurlijk wel. Ik denk een zeven.”
“U denkt een zeven. U weet het dus niet zeker.”
“Nee, dat zou ik moeten nakijken voor je.”
“U hoeft het niet voor me na te kijken. Ik dank u voor uw antwoord.”
Ik maakte aanstalten om een hap te nemen van mijn appel toen mevrouw Montou vroeg:
“Weet je al wat je hierna wil gaan doen, als je je diploma hebt.”
“Niks.” Ik liet mijn appel zakken.
“Niks?”
“Nee, gewoon doorgaan met mijn leven.”
“Maar wil je dan niet door studeren?”
“Waarom?”
“Om een vak te leren. Om een goede baan te krijgen.” Mevrouw Montou begon een beetje geïrriteerd te klinken.
“Een goede baan? Ik zou niet weten waarom mevrouw Montou.”
“Om geld te verdienen, om je dochter te kunnen onderhouden en dingen te kunnen doen die je leuk vindt misschien?”
Mijn blik veranderde. “Dus u denkt dat ik dat nu niet kan? Dat ik daar een of andere stom papiertje voor nodig heb?”
Dit was precies zo’n situatie waarin mijn instinct me zei dat ik moest oppassen, voorzichtig moest zijn en op het juiste moment toe moest slaan. Mevrouw Montou mocht dan mijn vertrouwenspersoon zijn, vertrouwen deed ik mevrouw Montou absoluut niet. En daarbij kwam het ook nog dat ze voor een docente Nederlands wel erg veel waarde hechtte aan het niveau dat iemand wel of niet zou hebben. Wie was zij om te spreken van niveau als ze zelf neerkeek op andere. Mijn wangen werden warm en ik voelde de woedde opkomen.
“Dat zeg ik niet, Julia.” Mevrouw Montou moest zichtbaar moeite doen om kalm te blijven. Ik keek haar met enig wantrouwen aan. Zie je hier maar eens uit te redden docentje, dacht ik.
“Ik bedoel alleen maar te zeggen dat je met alleen een havo diploma niet gaat redden denk ik. Je kunt hierna beter doorstuderen en een beroep leren. Je wilde vroeger vast iets worden. Wat was dat?”
“Dus u zegt dat ik nu niets ben?” Mijn stem klonk kil. Ik had mijn ogen gefixeerd op mevrouw Montou. Ik liet niet meer los. Om een of andere reden hoorde ik iemand in mijn hoofd appel roepen. Dus ik nam een hap.
Ik wist niet zo goed wat ik hier mee aan moest. Ik wist niet hoe het gebeurd was maar ik had Julia beledigd. Dat was duidelijk. En ik had Julia ook nog het gevoel gegeven dat ze zichzelf de mond moest snoeren.
“Waar wordt jij gelukkig van?” Vroeg ik onzeker in de hoop om het gesprek gaande te houden.
Julia kauwde langzaam op haar hap appel. Ik zag dat ze nadacht. Ze ademde een keer diep in door haar neus en ademde uit door haar mond terwijl ze heel even haar ogen dichtdeed. Toen ze haar groene ogen weer open deed keek ze me twijfelend aan. Ik wachtte, op mijn beurt, rustig af totdat ze zover was. Als ik meer informatie uit haar wilde krijgen moest ik geduld hebben en oppassen met wat ik zei. Ze was scherp met haar woord maar als het moest kon ik dat ook zijn.
“Als ik andere mensen gelukkig maak. Ik ben wat je noemt een pleaser. Ik please mensen.”
“Hoe doe je dat nu dan? En welk beroep vind je daarbij passen?”
Julia had hier zichtbaar genoeg van. Ik wist niet wat er om ging in dat hoofd van haar maar ik zag dat ze de appel bijna fijn kneep. Wat een kracht zat er in haar armen, dacht ik.
“Door appels te eten en gesprekken zoals deze te vermijden mevrouw Montou. En qua beroep kan ik ook met een havo diploma prima mensen pleasen. Als hoer bijvoorbeeld.” Ik was verbouwereerd, wilde dit meisje nou serieus de havo afmaken om vervolgens haar geld te gaan verdienen als hoer. Ik werd er een beetje pissig van.
“Als je hoer wilt worden, wat doe je hier dan Julia?” snauwde ik tegen haar.
“Ik ga nu pauze houden want ik heb hierna nog een aantal andere vakken om te volgen.” Ze beet weer in haar appel, zoog wat sap mee tijdens het afbijten en draaide zich resoluut, zonder enige andere uitleg, om en liep de klas uit.
Ik voelde me nijdig en gekwetst. Verwachtte ze nu dat ik mijn kostbare tijd aan haar zou besteden als zij toch maar gewoon een hoer wilde worden. Dacht het niet. Hier was het laatste woord nog niet over gesproken, niet in de minste plaatst met meneer van Lammeren.
Praten, praten, iedereen wilde maar met me praten. Mijn vriendinnen: Paula, Inge, Dina, José, Marieke, Sari en zelfs Paul belde me op. Mijn collega’s: Kris, Adeline, Manu, Maarten en nog wat anderen. Zorgmedewerkers: slachtofferhulp, een psychologe van het ziekenhuis, de arts. De buren, mensen die ik tegen kwam op straat, mensen in de supermarkt, mensen van de radio, mensen van de tv. Allemaal wilde ze praten met me. Ze wilde allemaal weten wat ik dacht, wat ik voelde, hoe het met me was. Ik wilde niet praten, ik kon niet praten.
Mijn leven had twee maal aan een zijde draadje gehangen. Filmpjes gingen viraal, de kranten riepen: LEERLING REDT DOCENTE UIT BRAND en HELDHAFTIGE DAAD VAN EEN LEERLING. Dus iedereen wilde mijn kant van het verhaal horen, weten hoe eng ik het had gevonden, hoe bang ik was geweest, waar ik aan dacht toen ik dacht dat ik dood zou gaan. Iedereen wilde sensatie.
Maar ik wilde niet praten, ik wilde stilzijn. Luisteren hoe de monitor piepte bij elke hartslag van Julia. Luisteren naar de ritmische automatische ademhaling van het beademingsapparaat waarmee ze in leven bleef. Luisteren of er al enig teken van ontwaken was terwijl ik haar liefkozend over haar hoofd aaide.
Ik was me rot geschrokken de eerste keer dat ik een stap over de drempel van haar ziekenhuiskamer had gedaan. Ze lag aan allemaal toeters en bellen en ik wist niet waar ik kijken moest. Waar ik nog durfde te kijken zonder totaal in paniek te schieten.
“Komt u maar binnen hoor.” Had Maaike gezegd. Ze was een leuke jonge verpleegkundige in opleiding die me elke keer dat ik kwam vrolijk begroette.
“Ze doet u niks hoor.” Had ze gegrapt.
“Is dit uw eerste keer misschien dat u in het ziekenhuis komt?”
Ik had mijn hoofd geschud, ik was wel eens vaker in het ziekenhuis geweest alleen nog nooit op visite bij een comapatiënt.
“Komt u maar zitten. Julia, je hebt bezoek! Gezellig hè!” Maaike had Julia over haar arm geaaid en tegen haar gepraat alsof Julia wakker was.
“U kunt gewoon tegen haar praten hoor, ik weet niet of ze alles hoort maar vaak geven comapatiënten, wanneer ze weer wakker zijn, aan dat ze mensen hoorde praten en dat ze dat fijn vonden.”
Ik had plaatsgenomen op een stoel die bij de bedrand stond.
“U mag haar ook een hand geven.”
Ik had haar apathisch aangekeken. Ze had me zien staren met grote bange ogen naar alle slangetjes waarmee Julia verbonden was.
“Ik zal u gerust stellen, hoop ik. Deze slang in haar mond dat is de beademingsbuis daarmee wordt haar ademhaling geregeld tot ze het weer zelf kan. Dat slangetje in haar ene neusgat is een sonde, daar krijgt ze eten door. Die grote pleister in haar nek met allemaal slangetjes eruit, dat is een infuus die in haar slagader zit, dat heet ook wel een PICC lijn. Daar kunnen we dan makkelijk bloed uit halen als we wat willen controleren maar ook als er iets is, kunnen we daar snel medicijnen door spuiten zodat het door haar hart snel in het lichaam gepompt kan worden.
Ze heeft ook nog een infuus in haar arm waar ze vocht en medicijnen door toegediend krijgt. Haar bloeddruk wordt elk kwartier automatisch gemeten met de bloeddrukmeter, dat is die band die ze om haar arm heeft. Die plakkers op haar borst dat is voor de hartmonitor om haar hartritme in de gaten te houden. En de plakkers op haar hoofd is om haar hersenactiviteit te kunnen meten. Verder heeft ze nog een katheter voor de urine want naar de wc gaan lukt haar nog niet. Hè Juul! Maar dat komt vanzelf weer hoor meis!”
Ik had geknikt alsof ik alles begrepen had. Alsof het in een klap allemaal goed was.
“Wilt u misschien iets te drinken?” Had Maaike me gevraagd, maar ik had mijn hoofd geschud. Ik had het niet prettig gevonden om zo naast Julia te zitten. Maar ik had het voor haar gedaan. Haar rechterarm zat in het gips, haar gelaat had er bleek uitgezien en ze leek in de verste verte niet op de Julia die ik kende. Haar zwarte krullen hadden rondom tegen haar hoofd geplakt gezeten.
“Ik ben Maaike trouwens. Ik verzorg Julia en als ik tijd heb lees ik haar wat voor uit de krant. Het lijkt me namelijk erg saai om hier de hele dag maar een beetje te liggen. Ze schijnt nogal een heroïsche daad te hebben verricht, deze dame.” Ze richtte zich naar Julia. “En je hebt super veel mazzel gehad, echt een engeltje op je schouder gehad. Pffoe, dat je er geen hersenschade aan hebt overgehouden is echt een wonder. Je bent een heldin Juul, je staat zelfs in de krant! Ik zal de artikelen voor je bewaren dan kan je die nog een keertje zelf terug lezen.”
Maaike had ze in het laatje van het nachtkastje gedaan.
“Nou dan laat ik jullie nu gezellig alleen. Mocht er wat zijn, dan kunt u op de rode knop drukken.” Ik was alleen met Julia achter gebleven, ik had haar hand gepakt en ik had zoveel woorden willen zeggen tegen haar. Tegen niemand anders, alleen tegen haar. Maar het enige wat ik had uit kunnen brengen was: “waarom?” En ik had huilend aan haar bed gezeten.
Dat was twee dagen geleden. Het was maandag, drie dagen na de brand. Nu zat ik weer naast haar bed, ik had haar hand vast die met een wit leren riempje aan het bed was vastgemaakt. Waarom hadden ze haar vastgebonden? Ik stond op en keek over haar heen naar haar andere hand die in het gips zat. Zelfs die was vastgebonden aan haar bedrand. “Waarom hebben ze je vastgebonden Juul?” Vroeg ik geschokt. Ik kon geen enkele goede reden bedenken om een comapatiënt die al zo weerloos was ook nog eens aan het bed vast te binden. Ik moest gelijk denken aan die keer dat Charlotte mij aan het bed had vastgebonden en de rillingen liepen over mijn rug. Ik ging weer zitten en begon snel het riempje los te maken.
Ik had een dik boek van Toon Tellegen mee genomen en was begonnen Julia daaruit voor te lezen. Ik wist niet waarom. Misschien omdat ik hoopte dat ze het fijn zou vinden en ook omdat ik iets voor haar wilde doen. De verhalen gaven mij ook troost. Ik aaide haar over haar voorhoofd. “Je lijkt nu wel een beetje op sneeuwwitje, zo bleek als je ziet. Ik hoorde van Maaike gisteren dat ze je medicatie al verlaagd hebben om je wakker te maken. Daar is tegenwoordig geen prins meer voor nodig.” Ik lachte zachtjes om mijn eigen grapje en zuchtte: “Oh Juul, ik zou graag je mooie groene ogen weer willen zien meis. Met die mysterieuze fonkeling erin die je altijd hebt als je naar me kijkt. Of die grijns op je gezicht als je me weer eens hebt verbaasd met je woorden.” Ze trok een grimas. Maaike had al gezegd dat dat kon gebeuren nu ze haar langzaamaan wakker aan het maken waren.
“Met mij gaat het wel goed... Ja het gaat wel goed… Meneer van Lammeren is een nieuwe schoollocatie aan het zoeken.” Ik was even stil en bedacht me dat Julia niet meer naar school zou komen ook als ze weer beter zou zijn. Ik draaide een plukje van haar haar om mijn vinger, liet weer los waarna het plukje weer in de originele krul terug veerde.
“Sorry voor het storen hoor, maar ik kom Julia even wat eten geven.” Maaike kwam aangelopen met twee grote spuiten in haar hand.
“Dit is haar tussendoortje zeg maar. Ik weet het, ik zou zelf ook liever een chocoladereep of iets lekkers als tussendoortje eten maar dat past niet door de sonde heen. Oh, maar ik heb dit spul wel eens geproefd hoor en het is niet echt vies…” Ze bleef praten terwijl ze bezig was. Ze spoot het poepkleurige goedje door het doorzichtige slangetje dat in Julia haar neus verdween.
“Sommige patiënten vragen me ook wel eens of ik niet hun favoriete eten kan blenden en er in kan spuiten maar dit is speciaal voedsel.”
Ik glimlachte: “Julia houdt van appels, ze eet altijd heel veel appels.” Ik bedacht me dat ik eigenlijk helemaal niet wist wat Julia verder lekker vond. Eigenlijk wist ik vrij weinig van haar.
En toch vertrouwde ik haar met mijn leven, letterlijk.
“Ook lekker en gezond appels! Appelmoes, daar lijkt dit wel een beetje op. Oeh… dat doet me denken aan zelfgemaakte appelmoes met kaneel en hele stukjes appel erdoor. Misschien lust mijn vriend dat ook wel. Kan ik van het weekend wel eens maken… Heeft u ook een vriend? Of is dat te onbeleefd om te vragen? Ja wel een beetje hè? Sorry. Ik praat soms teveel. Ik vind het vaak zo stil op de afdeling.” Ze lachte. “Zo Juul! Je kan er weer even tegenaan, ik kom je straks weer een zak eten geven.” Maaike aaide Julia even over haar schouder, knikte vriendelijke naar me en wilde weer weglopen.
“Oh, Maaike?”
“Ja?”
“Waarom is Julia vastgebonden aan het bed?”
Haar ogen begonnen te stralen: “Omdat Julia een vechter is! Ze is een strijder! Ze heeft al een paar keer geprobeerd om de beademingsbuis eruit te trekken en dat is niet zo handig. Dus we hebben haar even voor haar eigen veiligheid vastgebonden.”
Ik knikte. Ze was inderdaad een vechter en dat was inderdaad wel een logische verklaring waar ik nooit zelf aan zou hebben gedacht. Maaike liep weg. Julia haar ogen gingen plotseling open, ze staarde in het niets. Maaike had gezegd dat dat kon gebeuren maar ik vond het toch schrikken. Ze staarde naar me maar haar blik was anders dan anders. Leeg, doods, alsof ze ver weg was. De groene kleur van haar ogen was dof zoals gedroogde bladeren.
“Ik heb het boek weer meegenomen, eens kijken waar we zijn gebleven gisteren….” Zei ik alsof ze me begreep. Ik durfde haar niet aan te kijken dus ik begon met lezen en focuste me op de woorden.
Het ging over de mier en de eekhoorn die bij elkaar op bezoek kwamen. En de mier vond dat ze elkaar een tijdje niet moesten zien om er achter te komen hoe het voelde om iemand te missen. Missen is iets wat je voelt als iets er niet is, had de mier gezegd. Dus ze gingen het proberen maar de mier was nog niet eens uit de boom gekropen of de eekhoorn schreeuwde dat hij de mier miste.
Ik keek naar Julia: “Ik mis jou ook Juul. Je bent er wel maar niet helemaal.” Ik kreeg weer tranen in mijn ogen en moest moeite doen om de woorden te zien.
De eekhoorn was bang dat hij de mier zou vergeten, want dat wilde hij niet. Dus diezelfde middag nog zocht de eekhoorn de mier op en ze hadden elkaar inderdaad gemist maar waren elkaar niet vergeten.
Ik was net bezig met voorlezen terwijl ik Julia haar arm aaide, toen ik ineens een reutelende oude dames stem hoorde die ik herkende.
“Waar denk jij in godsnaam mee bezig te zijn?”
Ik draaide me verschrikt met een ruk om.
“Wilt u heel gouw uw handen van mijn kleindochter afhalen!”
Kleindochter? – dacht ik verbaasd.
“Ik ben…” begon ik maar ik werd bruut onderbroken: “het kan me niet schelen wie u bent, al was u de koningin zelf! Niemand komt ongevraagd aan mijn kleindochter begrepen!”
Ik stak geschrokken mijn handen omhoog alsof ze me onder schot hield. Het boek viel met een klap op de grond.
“Wie heeft u eigenlijk binnen gelaten?”
“De verpleging.” Ik deed mijn handen weer naar beneden, niet goed wetende waarom ik ze omhoog had gedaan.
Ze stak haar kin omhoog.
“Ah, nu herken ik u. U bent die mentrix van haar en de oorzaak van deze ellende!”
“Pardon?!” Ik stond op uit de stoel.
“U bent toch degene die ze gered heeft, degene die om haarzelf gedacht heeft en eerst sprong of niet dan?”
Ik kon mijn oren niet geloven. Rot wijf – dacht ik. “Ik zou er alles voor over hebben om van plaats te kunnen wisselen met Julia op dit moment! ALLES!!” Ik schreeuwde en was woedend. Mijn lijf trilde.
“Ik wil niet dat u hier meer komt. Begrepen!” Riep de vrouw nijdig terug.
“Dat is niet aan u om te bepalen!”
“Oh, jazeker wel juffie. En ik ga ver, heel ver om haar te beschermen. U bent namelijk niet de eerste die ze geprobeerd heeft te vertrouwen en wat haar een coma heeft opgeleverd. Maar al was u de laatste persoon op aarde dan nog bent u hier niet meer welkom.”
“U bent hier niet de baas, u kunt mij niet verbieden om bij Julia te komen voorlezen. Zij is mijn leerlinge en ik ga heel ver voor mijn leerlingen.”
“Zij is uw leerlinge niet en zo ver gaat u niet voor uw leerlingen u sprong immers als eerste! U bent een slappeling, een lafaard, een bangerik. U gebruikte uw positie als docente om Julia om uw vinger te winden. In de hoop dat ze u zal geven wat u mist. Ik heb nieuws voor u, Julia is geen zielig weesje wat u te pas en te onpas kan gebruiken als project om u goed te laten voelen. Ze is niet uw dochter en dat zal ze ook nooit worden. Ze is ook niet uw leerlinge en als het aan mij ligt dan wordt ze dat ook niet meer. U heeft lopen pushen en trekken aan haar om haar verhaal aan u te vertellen. Om haar alles weer opnieuw te laten beleven en te herinneren hoe zielig ze wel niet is dat ze geen ouders had. Hoe raar het is dat ze nooit naar school geweest is. Waarom ze bij de psychologe loopt. U heeft haar vanaf het begin af aan op de huid gezeten, aandacht van haar gevraagd, gezorgd dat ze u lief vond en vertrouwde. En zie hier het resultaat mevrouw Montou. U heeft haar zover gekregen dat ze bereid was om zich te pletter te laten storten voor u. Bravo! U gaat niet ver voor uw leerlingen, u laat uw leerlingen ver voor u gaan. Zo een brandende school in om u eigen hachje te redden. Ik hoop dat u trots bent op uzelf. En nu als de sodemieter opdonderen! Ik wil u hier nooit meer zien!”
Ze kwam dreigend op me afgelopen en het leek me beter om haar met rust te laten. Ik keek nog even naar Julia, er liep een traan over haar wang. Ik raapte snel het boek op en liep op trillende benen de kamer uit. Eenmaal beneden in de hal begon ik te huilen. Ik zocht een bankje op en ging zitten met mijn handen voor mijn gezicht. Ik was nog nooit in mijn leven zo toegeschreeuwd en beledigd. En ik kon er met niemand over praten.
Na een tijdje was ik weer bedaard en mijn handen hielden krampachtig het boek vast. Ik las de achterkant, het verhaal van de mier en de eekhoorn. Ik miste Julia nu ook maar ik zou haar nooit vergeten. Ik liet me niet bang maken door die oude heks, ik was misschien Julia’s docente niet meer maar ik was nog altijd een vriendin. En als zij door het vuur voor mij kon gaan dan zou ik die oude heks ook zeker aan kunnen.
"Ik heb je Julia", zei ik hardop.
Ik zou graag naar school willen, wil jij in mijn plaats gaan? Wil je me zeggen hoe het is om op school te zitten? Wil je me laten weten wat er buiten deze muren gebeurd? Wil je verliefd voor me worden? Wil je voor me te laat komen en spijbelen en strafcorvee doen? Wil je doen wat ik niet kan? Wil jij mijn oren zijn?
Wil jij mijn ogen zijn Julia? - Dat beloof ik lieve Mirthe, voor zolang als mijn hoofd het aan kan.
“Hij ging gedisciplineerd aan het werk, schrijf op gedisciplineerd.” Ik liep van voor naar achter door de klas terwijl mijn leerlingen de woorden van het dictee opschreven. “In principe was het een makkelijk karwij. In principe.”
“Kunt u dat voor me spellen mevrouw?” vroeg Stijn.
“Ja, haha.” Zei ik sarcastisch. “Grapjas.”
“Oeh, die is makkelijk!” Riep hij vrolijk en begon hardop te schrijven, “G.r.a.p.j.a.s.” Ik keek hem met een schuine blik aan, draaide me daarna om en ging verder: “nadat hij klaar was, zag het er representatief uit. Schrijf op, representatief.” Ik stond nu weer voorin de klas en wachtte even tot iedereen klaar was met schrijven. Net toen ik met de volgende zin wilde beginnen werd er ineens zachtjes op de deur geklopt. “Ja?” vroeg ik. De deur ging open en Manu, de conciërge kwam de klas ingelopen. “Ik geloof, mevrouw Montou, dat deze bij u hoort.” Achter hem stond een lange, slanke meid met een licht getinte huid en een mooie zwarte bos krullen tot op haar schouders, gekleed in een grijze coltrui met daaronder een zwarte broek die haar lange slanke benen accentueerde, en witte sneakers. Over haar schouder tegen haar heup aan, had ze een suède tas hangen die voorzien was van een lichtgele flap aan de voorkant. Haar rechterhand er losjes op rustend en haar linkerhand hing langs haar lichaam. Mooie meid - dacht ik. Ik keek vragend naar Manu. “Heeft meneer van Lammeren niet gezegd dat er vandaag een nieuwe leerling zou komen?” vroeg hij aan me.
“Dat komt denk ik door een miscommunicatie.” Zei het meisje achter hem. Die deed een stap naar voren zodat ze, net als Manu in de klas stond. Ze keek me, langs Manu heen, strak aan. Haar ogen waren donkergroen van kleur en omlijnd met een zwarte rand eyeliner We leken van deze afstand even lang te zijn. “Ik zou eerst nog een gesprek met meneer van Lammeren hebben maar hij blijkt vandaag niet aanwezig te zijn. Dus meneer Figaroa hier, was zo vriendelijk me naar uw klas toe te brengen.” Het onbekende meisje blikte of bloosde niet en bleef me aankijken om mijn reactie te zien. Ik glimlachte en knikte.
In één oogopslag had ik haar gezien: jong ergens in de dertig, blond haar in een staart achter op haar hoofd, mooi figuur, helderblauwe ogen, dochter van haar vader, lievelingskleur: kobaltblauw, niet getrouwd, een hond genaamd Hector, sportief type, droeg een roze geblokt blouseje met een blauwe spijkerbroek eronder en licht bruine laarzen zonder hoge hak. In haar handen hield ze een dun boekje tegen zich aangedrukt alsof ze bang was dat iemand de antwoorden kon afkijken.
Daarna keek ik de klas in. De leerlingen zaten los van elkaar met een papiertje op hun tafel en pen in de hand. Het voorste meisje in de klas keek me ietwat geboeid aan en zat met haar armen gekruist achter haar tafeltje. Ook haar zag ik. Ze had zwart kroeshaar en een donkerbruine huid, donkerder dan die van mijzelf. Het meisje was stevig maar absoluut niet lelijk, ze had mooie kastanje bruine ogen. Achter haar zat een blond meisje die mijn blik ontweek. Schuin achterin zat een jongen met blonde krullen te wippen op zijn stoel, zich met z’n knieën vasthoudend aan de tafel terwijl de stoel op de twee achterste poten balanceerde en zijn tong half uit z’n mond stak.
“Nou, je bent van harte welkom! Ik ben Rosalie Montou en dit is klas B5.” Ogen staarde me aan en ik staarde terug. Ik zag ze en ik doorzag ze. Ik wist nu al meer dan ik waarschijnlijk van iedereen mocht weten.
“Kom verder, we, ehum… we zijn net een dictee aan het doen. Maar misschien wil je je eerst even voorstellen voor we verder gaan?”
“Prima.” Zei ik en ik liep soepel langs meneer Figaroa heen, bedankte hem en ging twee meter van mevrouw Montou staan. Meneer Figaroa wenste me succes en deed op zijn beurt de deur dicht.
“Nou, vertel eens, wie ben je? Hoe oud ben je? Hoe ben je hier terecht gekomen? Of heb je zelf iets wat je kwijt wilt?” Vroeg mevrouw Montou met een lach op haar gezicht.
“Ik ben Julia, zesentwintig jaar, ik ben hier omdat mijn psychologe dat een goed idee vond omdat ik nog nooit naar school geweest ben.” Ik keek de klas rond. De jongen achter in de klas verloor bijna z’n evenwicht en knalde nog net op tijd met een klap voorover tegen de tafel aan met zijn stoel. Zijn lichtblauwe ogen werden groot van verbazing. “Zesentwintig! Is dat niet een beetje te oud om nog naar de middelbare school te gaan?”
“Nou, Stijn! Waarom?” Vroeg mevrouw Montou boos aan hem. “Ik vind dat je nooit te oud bent om te leren.” Zei ze stellig en met een knikje naar me, als aanmoediging. Ik knikte als vorm van bedankje terug.
Het meisje met blond haar, dat eerder mijn blik had ontweken, stak haar vinger op. Mevrouw Montou gaf haar de beurt door “Ja, Ilse” te zeggen.
“Mag ik vragen waarom je naar een psycholoog gaat?” Vroeg Ilse nieuwsgierig.
Mevrouw Montou keek wat ontsteld: “Ilse dat is…” begon ze maar ik onderbrak haar. “Dat mag je vragen maar ik vind het antwoord te privé want ik ken je nog maar net. Je hoeft je echter geen zorgen te maken, ik ben niet gek.”
Ik zag dat Ilse hazelnoot bruine ogen had met een geel/gouden vlek in haar rechteroog. Achterin de klas grijnsde Stijn breed naar me. Hij had inmiddels zijn balans weer gevonden. Mevrouw Montou voelde zich duidelijk een beetje opgelaten toen er weer een vinger in de lucht ging. “Ik ben Wolf.” Ik knikte naar de jongen. Hij had, net als ik, zwart haar maar dat van hem waren stekeltjes die alle kanten opstonden door het gebrek aan een enige vorm van haarverzorgingsproducten. “Je zei dat je nog nooit naar school bent geweest. Ook niet naar de basisschool of de kleuterschool?”
“Hmhm.” Bromde ik instemmend. Mevrouw Montou keek me ongelovig aan. “Hé, maar hoe kan dat dan? Ik bedoel alle kinderen zijn leerplichtig totdat ze zestien zijn.” Mijn ogen ruste op haar gelaat. Ik had deze discussie al verwacht en genoot er zelfs stiekem van. Mensen verzinnen altijd de gekste redenen waarom ik niet naar school ben geweest. Ze denken bijvoorbeeld dat ik achterlijk ben of leerproblemen heb. Ik kan het ze niet kwalijk nemen, die mensen die dat denken. Als iets afwijkt van het normale dan weten de meeste mensen zich daar niet goed een houding aan te geven. En omdat gewoon vragen “waarom niet” vaak een hoge drempel is voor mensen, nemen ze maar een voor hun logische verklaring aan.
“Blijkbaar is het niet zo moeilijk om een kind thuis te houden zonder dat daar iemand achter komt.” Zei ik half sarcastisch zonder te bewegen of mijn gezichtsuitdrukking te veranderen.
“Maar kun je dan wel lezen en schrijven?” Vroeg het meisje vooraan met het kroeshaar. Dat was voor haar een logische beredenering, ik was nog nooit naar school geweest en los gezien van het feit dat ik prima Nederlands sprak was er natuurlijk altijd nog de mogelijkheid dat ik niet kon lezen en schrijven. Dat had natuurlijk waar kunnen zijn en de reden daarvan had ook kunnen zijn dat ik mijn armen bijvoorbeeld niet had kunnen bewegen of dat mijn handen de pen niet vast hadden kunnen houden. Maar in haar hoofd kon ik misschien het alfabet niet lezen dan wel schrijven.
“Ik denk dat dat wel goed komt.” Zei ik een beetje bits. Aan de houding van mevrouw Montou te zien wist zij ook niet zo goed wat ze er van moest denken. Misschien dacht ze wel dat ik loog. Ook dat zou niet de eerste keer geweest zijn.
“Goed, dank je wel Julia. Ik hoop dat je niet al te geschrokken bent door al die vragen. Zoek een plekje en ga lekker zitten.” Mevrouw Montou had het nog niet uitgesproken of er ging weer een vinger in de lucht. Achter Ilse zat een meisje met lang bruin haar en grote gouden bril op. Mevrouw Montou zuchtte hoorbaar.
“Heb je ook hobby’s?”
“Dat is een leuke vraag Willemijn” zei de docente zichtbaar opgelucht. Ik grijnsde even naar Willemijn. Als ik vrije tijd kan vinden dan weet mijn dochter die altijd wel op te vullen.”
“Oh, wat leuk! Hoe oud is je dochter?” Vroeg ze.
“Bijna zeven.”
“Dan was je…” Stijn hield zijn hoofd schuin alsof het antwoord hem dan wel te binnen zou schieten.
“Ik was negentien toen ik haar kreeg.” Zei ik stug tegen hem. “Maar als mijn dochter niet mijn vrije tijd opvult, dan lees ik graag of spreek ik met vrienden af.” Ging ik verder terwijl ik naar Willemijn keek. Haar gouden bril vergrootte haar goudbruine ogen, de kleur van haar ogen kwam in de buurt van de kleur van mijn honingbruine oogschaduw.
“Nou, dan denk ik dat het helemaal goed komt met jou bij Nederlands als je zo van lezen houdt.” Zei mevrouw Montou vlug en ze gebaarde me nu duidelijk om te gaan zitten.
Links vooraan was een tafel vrij dus ik nam plaats en haalde twee potloden uit mijn tas die ik even in mijn mond parkeerde om ze vast te houden. Ik maakte van mijn haar een staart, draaide de staart tussen de potloden vanaf de onderkant naar boven omhoog en draaide vervolgens het geheel twee keer om. Ik trok de potloden iets uit elkaar zodat die in een perfect gevormde knot op mijn hoofd bleven uitsteken. Mevrouw Montou had dit met open mond gadegeslagen. Het had me nog geen minuut gekost. De docente schudde haar hoofd en zei tegen me: “Ik zal je ook een papiertje geven, dan kun je meedoen met het dictee. Geen zorgen als je fouten maakt. Ik zal hem voor jou niet meetellen maar dan weet ik een beetje welk niveau je hebt.” Ze gaf me een leeg toets blaadje. Het woord niveau was uitgesproken. Een nette manier om te zeggen: om te kijken of je hier wel past. Of: om te kijken of je liegt. Mijn niveau was ver boven het gemiddelde maar dat leek me niet verstandig om dat nu al prijs te geven. Temeer omdat ik een belofte had die ik wilde nakomen en als men wist dat ik hoogstwaarschijnlijk slimmer was dan de docenten hier op school, dan zouden ze me misschien hier niet eens willen. Niemand houdt namelijk van slimmeriken.
“U hoeft me niet anders te behandelen hoor.” Ik had een pen uit mijn tas gehaald en een appel op de hoek van het bureau gezet.
“Oké. Eten doen we in de pauze en niet tussendoor Julia.”
“Prima.” Zei ik kalm en stopte de appel weer in mijn tas.
“Welke woorden heb ik gemist?”
“Gedisciplineerd, in principe en representatief.” Riep Wolf van achteren naar me.
“Prima.”
“Vergeet grapjas niet!” Riep Stijn lachend. De grap was me ontgaan dus ik schreef het woord dan ook niet op.
“Nou, kunnen we dan nu weer beginnen?” Mevrouw Montou ging voor de klas staan.
“Eerlijk gezegd ben ik mijn hele concentratie kwijt mevrouw Montou.” Zei het meisje met kroeshaar. “Dat is dan jammer Najara. Dan zoek je die maar weer op.” Mevrouw Montou keek op haar dictee blad waar ze was gebleven.
Met mijn hand voor mijn mond grijnsde ik. Die mevrouw Montou had pit, dat mocht ik wel. Ze hervatte de les weer. Ze liep heen en weer en keek hier en daar op de blaadjes terwijl ze de woorden die opgeschreven moesten worden af en toe herhaalde. Ik maakte expres fouten. Zolang ik niet zeker wist wat het klassengemiddelde was zou ik een nette vijf halen. Een cijfer in het midden van de één tot tien schaal wat makkelijk op te halen zou zijn. Een cijfer wat niet op zou vallen, weinig dramatisch veel aandacht zou krijgen en wat de beste kon overkomen. Terwijl mevrouw Montou zo aan het ijsberen was door de klas voelde ik haar ogen af en toe op mij rusten. Ik zat er niet mee, liet haar kijken en deed mijn ogen dicht en luisterde. Stijn was aan het trommelen met zijn potlood op zijn tafel, Najara tikte met haar voet heel snel tegen de stoelpoot aan en Ilse hoorde ik figuurtjes tekenen met haar pen. Wolf liet zijn knokkels knakken toen we klaar waren.
Na het dictee gaf ik de leerlingen de opdracht om oefeningen uit hun lesboek te maken. “Heb jij je boeken al gekregen?” Vroeg ik aan Julia.
“Nee. Ik heb al gebeld en ze zijn onderweg maar met vertraging.” Verklaarde ze.
“Ga dan maar even naast Najara zitten, dan kun je met haar meekijken.”
“Prima.” Ze pakte haar tas en stond op. Ze ging links van Najara zitten.
“Ik heb nog geen boek.”
“Oh, geen probleem!” Najara schoof haar boek richting Julia. Die knikte.
“Als je vragen hebt, laat maar weten. Ook als het niet over Nederlands gaat.” Zei ze met een knipoogje naar Julia. Die grijnsde even kort.
“Dank.”
“Jij bent niet echt een prater of wel?” Vroeg Najara haar.
“Nee.”
“Jammer, ik wel.”
“Dat kan.” Julia ging aan het werk.
“Vergeet morgen allemaal niet jullie boekverslag bij mij in te leveren!”
“Welk boek hebben jullie gelezen?” vroeg Julia aan Najara.
“Dat mocht je zelf weten. Als het maar Nederlandse literatuur was.”
“Mmm.”
Ik kwam naar haar toe gelopen en ging op mijn hurken zitten bij het tafeltje. “Julia, kunnen wij na de les even samen praten? Gewoon over hoe het werkt op school en zo.” Ik legde liefdevol mijn hand op haar arm. Julia leek op haar hoede en trok haar arm voorzichtig terug. Mijn hand kwam plat op de tafel te liggen. “Prima.” Julia keek me scherp aan. Ik kreeg het een beetje warm en voelde me ongemakkelijk hierdoor maar ontweek de blik van Julia niet. De ogen van Julia waren donkergroen en deden me gek genoeg denken aan een poster die ik op mijn muur in mijn kantoortje had hangen met een kikker erop. Haar blik was vast, alsof ze dwars door je heen kon kijken. “Fijn.” ik gebruikte mijn platte hand om op te leunen bij het overeind komen. Daarna liep ik naar mijn bureau en nam plaats om na te kijken. Nog een kwartier tot de bel.
Ik was erg benieuwd hoe Julia het ervan af had gebracht met het dictee. Ik moest me beheersen om die van haar niet eerst uit de stapel te zoeken om na te kijken. Er was iets aan die meid, iets waar ik mijn vinger niet op kon leggen.
Wolf had het niet slecht gedaan. Stijn, zoals altijd, bleek er moeite mee gehad te hebben. Najara en Willemijn hadden allebei een zeven gehaald. Eenmaal bij Julia’s dictee aan beland liet ik snel mijn ogen over de woorden glijden. Julia had een paar grove fouten gemaakt en kwam uit op precies een vijf. Misschien waren het haar zenuwen geweest al vond ik het wel een raar verhaal dat ze zelfs niet op de kleuterschool of basisschool had gezeten. Als het werkelijk waar was dan was dat natuurlijk niet aan Julia te verwijten. Wat voor ouders waren dat die hun kind een belangrijk fundamenteel recht ontzegde, dacht ik bij mezelf. Ik zou die mensen graag eens recht in hun ogen willen aankijken.
Toen de bel ging en de leerlingen maakten dat ze wegkwamen stond ik ook op. Ik had mijn tas weer tegen mijn heup aangehangen en hield in mijn rechterhand een appel.
“Julia?”
“Hmhm.”
“Ik weet dat het pauze is maar zou je nog even willen wachten?” Mevrouw Montou keek met een knikje naar mijn appel.
“Eerlijk gezegd, mevrouw Montou, hoort die appel bij mijn behandeling.”
“Oh, hoe dan? Als ik vragen mag.”
Ik had de neiging om weer hetzelfde antwoord te geven als ik Ilse had gegeven. Maar besloot dat ik daar niet veel mee op zou schieten.
“Mensen zijn niet altijd gewenst van mijn spreken. Dus om me de mond te snoeren kwam een vriendin op het idee om dan, als ik iets wil zeggen wat ik beter niet kan doen, in een appel te bijten zodat mijn mond vol is. Want met volle mond mag je niet praten.”
Mevrouw Montou keek me met stomheid aan.
“Mijn psycholoog zei: “als het jou en anderen helpt dan vooral doen.” Is dat misschien een probleem mevrouw Montou?”
Mevrouw Montou schudde meewarig haar hoofd. “Ik denk het niet Julia. Maar er zijn misschien ook andere manieren? Bijvoorbeeld praten met iemand. Ik ben je mentor hier op school en..”
“Mentrix.” Verbeterde ik haar.
“Mentrix” Herhaalde mevrouw Montou langzaam. “En tevens vertrouwenspersoon. Dus als er wat is kun je altijd bij me terecht. Je hoeft voor mij niet op een appel te bijten hoor, je mag gewoon zeggen wat je denkt.”
“Dat is aardig van u maar mijn verleden heeft me geleerd dat ik dat beter niet kan doen.”
Als je als mens in een lastige positie komt, al dan niet door jezelf, dan neemt je instinct het over en afhankelijk van wat voor type je bent zal je vluchten, vechten of verstijven. De drie V’s. Ik was het type die vocht. Niet fysiek maar met woorden. Woorden kunnen soms gemener zijn dan een vuistslag. Het kan iemand dagenlang achtervolgen of zelfs het hele leven. Terwijl een vuistslag een bloeding onder de huid kan geven waardoor je een blauwe plek ziet die je lichaam na een tijdje weer helemaal opgeruimd heeft, kunnen woorden daarentegen voor langere tijd aan schade richten. Het kan mensen gek maken, kwellen, nachten wakker houden en breken. Kinderen, vrouwen zelfs volwassen mannen. Iedereen kan er door geraakt worden. Ook van woorden kun je tegen de vlakte gaan, uitgeschakeld worden. Niet meer in staat zijn logisch na te denken, te functioneren. Ik had het vroeger vaak zelf ondervonden en wist hoe het was. En hoewel ik zelf heel goed en precies wist hoe ik mijn woorden als wapen kon gebruiken koos ik er voor om het niet te doen. Ik koos ervoor om mijn mond te snoeren, omdat ik mezelf niet altijd kon vertrouwen dat de woorden toch niet uit mijn mond zouden komen. Het was bijna zelfbescherming te noemen ware het niet dat ik het juist deed om andere niet in de vecht, vlucht of verstijf positie te brengen.
“Wil je misschien wat vertellen over je verleden? Waarom je ouders je bijvoorbeeld niet naar school hebben laten gaan?”
Ik keek sceptisch naar mevrouw Montou. De schuld wordt vaak bij mijn ouders gelegd. Hoewel het mevrouw Montou geen ene moer aanging, besloot ik toch om die gedachte van haar gelijk uit de wereld te helpen puur en alleen omdat ik dan van het gezeur af hoopte te zijn.
“Mijn ouders hebben daar niks mee te maken gehad, die zijn vlak na mijn geboorte overleden.”
“Oh.. Och… Dat is… dat is verschrikkelijk Julia. Sorry… Dat spijt me.” Mevrouw Montou keek me mistroostig aan.
“Waarom? Het is toch niet uw schuld. U bestuurde de auto niet die ons aanreed.”
“Nee, maar, nou ja, wacht zei je nou die ons aanreed?”
“Ik hoef geen medelijden.” Ik klemde mijn rechterhand om de appel heen.
Haar ogen schoten even snel op en neer naar de grond. Ze schraapte haar keel: “Ehum, ik heb je dictee al nagekeken.” Ze draaide zich om en griste het blaadje van haar bureau. “Het was niet heel goed gemaakt maar misschien had je gewoon last van de zenuwen dat geeft niks.”
“Wat is het cijfergemiddelde van de klas mevrouw Montou?”
Mevrouw Montou was even verrast door deze vraag en haar ogen werden iets groot. “Hoezo wil je dat weten Julia?”
“Dan weet ik wat het niveau is van de klas, of mag ik dat niet weten?”
“Eh, nee, ja, natuurlijk wel. Ik denk een zeven.”
“U denkt een zeven. U weet het dus niet zeker.”
“Nee, dat zou ik moeten nakijken voor je.”
“U hoeft het niet voor me na te kijken. Ik dank u voor uw antwoord.”
Ik maakte aanstalten om een hap te nemen van mijn appel toen mevrouw Montou vroeg:
“Weet je al wat je hierna wil gaan doen, als je je diploma hebt.”
“Niks.” Ik liet mijn appel zakken.
“Niks?”
“Nee, gewoon doorgaan met mijn leven.”
“Maar wil je dan niet door studeren?”
“Waarom?”
“Om een vak te leren. Om een goede baan te krijgen.” Mevrouw Montou begon een beetje geïrriteerd te klinken.
“Een goede baan? Ik zou niet weten waarom mevrouw Montou.”
“Om geld te verdienen, om je dochter te kunnen onderhouden en dingen te kunnen doen die je leuk vindt misschien?”
Mijn blik veranderde. “Dus u denkt dat ik dat nu niet kan? Dat ik daar een of andere stom papiertje voor nodig heb?”
Dit was precies zo’n situatie waarin mijn instinct me zei dat ik moest oppassen, voorzichtig moest zijn en op het juiste moment toe moest slaan. Mevrouw Montou mocht dan mijn vertrouwenspersoon zijn, vertrouwen deed ik mevrouw Montou absoluut niet. En daarbij kwam het ook nog dat ze voor een docente Nederlands wel erg veel waarde hechtte aan het niveau dat iemand wel of niet zou hebben. Wie was zij om te spreken van niveau als ze zelf neerkeek op andere. Mijn wangen werden warm en ik voelde de woedde opkomen.
“Dat zeg ik niet, Julia.” Mevrouw Montou moest zichtbaar moeite doen om kalm te blijven. Ik keek haar met enig wantrouwen aan. Zie je hier maar eens uit te redden docentje, dacht ik.
“Ik bedoel alleen maar te zeggen dat je met alleen een havo diploma niet gaat redden denk ik. Je kunt hierna beter doorstuderen en een beroep leren. Je wilde vroeger vast iets worden. Wat was dat?”
“Dus u zegt dat ik nu niets ben?” Mijn stem klonk kil. Ik had mijn ogen gefixeerd op mevrouw Montou. Ik liet niet meer los. Om een of andere reden hoorde ik iemand in mijn hoofd appel roepen. Dus ik nam een hap.
Ik wist niet zo goed wat ik hier mee aan moest. Ik wist niet hoe het gebeurd was maar ik had Julia beledigd. Dat was duidelijk. En ik had Julia ook nog het gevoel gegeven dat ze zichzelf de mond moest snoeren.
“Waar wordt jij gelukkig van?” Vroeg ik onzeker in de hoop om het gesprek gaande te houden.
Julia kauwde langzaam op haar hap appel. Ik zag dat ze nadacht. Ze ademde een keer diep in door haar neus en ademde uit door haar mond terwijl ze heel even haar ogen dichtdeed. Toen ze haar groene ogen weer open deed keek ze me twijfelend aan. Ik wachtte, op mijn beurt, rustig af totdat ze zover was. Als ik meer informatie uit haar wilde krijgen moest ik geduld hebben en oppassen met wat ik zei. Ze was scherp met haar woord maar als het moest kon ik dat ook zijn.
“Als ik andere mensen gelukkig maak. Ik ben wat je noemt een pleaser. Ik please mensen.”
“Hoe doe je dat nu dan? En welk beroep vind je daarbij passen?”
Julia had hier zichtbaar genoeg van. Ik wist niet wat er om ging in dat hoofd van haar maar ik zag dat ze de appel bijna fijn kneep. Wat een kracht zat er in haar armen, dacht ik.
“Door appels te eten en gesprekken zoals deze te vermijden mevrouw Montou. En qua beroep kan ik ook met een havo diploma prima mensen pleasen. Als hoer bijvoorbeeld.” Ik was verbouwereerd, wilde dit meisje nou serieus de havo afmaken om vervolgens haar geld te gaan verdienen als hoer. Ik werd er een beetje pissig van.
“Als je hoer wilt worden, wat doe je hier dan Julia?” snauwde ik tegen haar.
“Ik ga nu pauze houden want ik heb hierna nog een aantal andere vakken om te volgen.” Ze beet weer in haar appel, zoog wat sap mee tijdens het afbijten en draaide zich resoluut, zonder enige andere uitleg, om en liep de klas uit.
Ik voelde me nijdig en gekwetst. Verwachtte ze nu dat ik mijn kostbare tijd aan haar zou besteden als zij toch maar gewoon een hoer wilde worden. Dacht het niet. Hier was het laatste woord nog niet over gesproken, niet in de minste plaatst met meneer van Lammeren.
Praten, praten, iedereen wilde maar met me praten. Mijn vriendinnen: Paula, Inge, Dina, José, Marieke, Sari en zelfs Paul belde me op. Mijn collega’s: Kris, Adeline, Manu, Maarten en nog wat anderen. Zorgmedewerkers: slachtofferhulp, een psychologe van het ziekenhuis, de arts. De buren, mensen die ik tegen kwam op straat, mensen in de supermarkt, mensen van de radio, mensen van de tv. Allemaal wilde ze praten met me. Ze wilde allemaal weten wat ik dacht, wat ik voelde, hoe het met me was. Ik wilde niet praten, ik kon niet praten.
Mijn leven had twee maal aan een zijde draadje gehangen. Filmpjes gingen viraal, de kranten riepen: LEERLING REDT DOCENTE UIT BRAND en HELDHAFTIGE DAAD VAN EEN LEERLING. Dus iedereen wilde mijn kant van het verhaal horen, weten hoe eng ik het had gevonden, hoe bang ik was geweest, waar ik aan dacht toen ik dacht dat ik dood zou gaan. Iedereen wilde sensatie.
Maar ik wilde niet praten, ik wilde stilzijn. Luisteren hoe de monitor piepte bij elke hartslag van Julia. Luisteren naar de ritmische automatische ademhaling van het beademingsapparaat waarmee ze in leven bleef. Luisteren of er al enig teken van ontwaken was terwijl ik haar liefkozend over haar hoofd aaide.
Ik was me rot geschrokken de eerste keer dat ik een stap over de drempel van haar ziekenhuiskamer had gedaan. Ze lag aan allemaal toeters en bellen en ik wist niet waar ik kijken moest. Waar ik nog durfde te kijken zonder totaal in paniek te schieten.
“Komt u maar binnen hoor.” Had Maaike gezegd. Ze was een leuke jonge verpleegkundige in opleiding die me elke keer dat ik kwam vrolijk begroette.
“Ze doet u niks hoor.” Had ze gegrapt.
“Is dit uw eerste keer misschien dat u in het ziekenhuis komt?”
Ik had mijn hoofd geschud, ik was wel eens vaker in het ziekenhuis geweest alleen nog nooit op visite bij een comapatiënt.
“Komt u maar zitten. Julia, je hebt bezoek! Gezellig hè!” Maaike had Julia over haar arm geaaid en tegen haar gepraat alsof Julia wakker was.
“U kunt gewoon tegen haar praten hoor, ik weet niet of ze alles hoort maar vaak geven comapatiënten, wanneer ze weer wakker zijn, aan dat ze mensen hoorde praten en dat ze dat fijn vonden.”
Ik had plaatsgenomen op een stoel die bij de bedrand stond.
“U mag haar ook een hand geven.”
Ik had haar apathisch aangekeken. Ze had me zien staren met grote bange ogen naar alle slangetjes waarmee Julia verbonden was.
“Ik zal u gerust stellen, hoop ik. Deze slang in haar mond dat is de beademingsbuis daarmee wordt haar ademhaling geregeld tot ze het weer zelf kan. Dat slangetje in haar ene neusgat is een sonde, daar krijgt ze eten door. Die grote pleister in haar nek met allemaal slangetjes eruit, dat is een infuus die in haar slagader zit, dat heet ook wel een PICC lijn. Daar kunnen we dan makkelijk bloed uit halen als we wat willen controleren maar ook als er iets is, kunnen we daar snel medicijnen door spuiten zodat het door haar hart snel in het lichaam gepompt kan worden.
Ze heeft ook nog een infuus in haar arm waar ze vocht en medicijnen door toegediend krijgt. Haar bloeddruk wordt elk kwartier automatisch gemeten met de bloeddrukmeter, dat is die band die ze om haar arm heeft. Die plakkers op haar borst dat is voor de hartmonitor om haar hartritme in de gaten te houden. En de plakkers op haar hoofd is om haar hersenactiviteit te kunnen meten. Verder heeft ze nog een katheter voor de urine want naar de wc gaan lukt haar nog niet. Hè Juul! Maar dat komt vanzelf weer hoor meis!”
Ik had geknikt alsof ik alles begrepen had. Alsof het in een klap allemaal goed was.
“Wilt u misschien iets te drinken?” Had Maaike me gevraagd, maar ik had mijn hoofd geschud. Ik had het niet prettig gevonden om zo naast Julia te zitten. Maar ik had het voor haar gedaan. Haar rechterarm zat in het gips, haar gelaat had er bleek uitgezien en ze leek in de verste verte niet op de Julia die ik kende. Haar zwarte krullen hadden rondom tegen haar hoofd geplakt gezeten.
“Ik ben Maaike trouwens. Ik verzorg Julia en als ik tijd heb lees ik haar wat voor uit de krant. Het lijkt me namelijk erg saai om hier de hele dag maar een beetje te liggen. Ze schijnt nogal een heroïsche daad te hebben verricht, deze dame.” Ze richtte zich naar Julia. “En je hebt super veel mazzel gehad, echt een engeltje op je schouder gehad. Pffoe, dat je er geen hersenschade aan hebt overgehouden is echt een wonder. Je bent een heldin Juul, je staat zelfs in de krant! Ik zal de artikelen voor je bewaren dan kan je die nog een keertje zelf terug lezen.”
Maaike had ze in het laatje van het nachtkastje gedaan.
“Nou dan laat ik jullie nu gezellig alleen. Mocht er wat zijn, dan kunt u op de rode knop drukken.” Ik was alleen met Julia achter gebleven, ik had haar hand gepakt en ik had zoveel woorden willen zeggen tegen haar. Tegen niemand anders, alleen tegen haar. Maar het enige wat ik had uit kunnen brengen was: “waarom?” En ik had huilend aan haar bed gezeten.
Dat was twee dagen geleden. Het was maandag, drie dagen na de brand. Nu zat ik weer naast haar bed, ik had haar hand vast die met een wit leren riempje aan het bed was vastgemaakt. Waarom hadden ze haar vastgebonden? Ik stond op en keek over haar heen naar haar andere hand die in het gips zat. Zelfs die was vastgebonden aan haar bedrand. “Waarom hebben ze je vastgebonden Juul?” Vroeg ik geschokt. Ik kon geen enkele goede reden bedenken om een comapatiënt die al zo weerloos was ook nog eens aan het bed vast te binden. Ik moest gelijk denken aan die keer dat Charlotte mij aan het bed had vastgebonden en de rillingen liepen over mijn rug. Ik ging weer zitten en begon snel het riempje los te maken.
Ik had een dik boek van Toon Tellegen mee genomen en was begonnen Julia daaruit voor te lezen. Ik wist niet waarom. Misschien omdat ik hoopte dat ze het fijn zou vinden en ook omdat ik iets voor haar wilde doen. De verhalen gaven mij ook troost. Ik aaide haar over haar voorhoofd. “Je lijkt nu wel een beetje op sneeuwwitje, zo bleek als je ziet. Ik hoorde van Maaike gisteren dat ze je medicatie al verlaagd hebben om je wakker te maken. Daar is tegenwoordig geen prins meer voor nodig.” Ik lachte zachtjes om mijn eigen grapje en zuchtte: “Oh Juul, ik zou graag je mooie groene ogen weer willen zien meis. Met die mysterieuze fonkeling erin die je altijd hebt als je naar me kijkt. Of die grijns op je gezicht als je me weer eens hebt verbaasd met je woorden.” Ze trok een grimas. Maaike had al gezegd dat dat kon gebeuren nu ze haar langzaamaan wakker aan het maken waren.
“Met mij gaat het wel goed... Ja het gaat wel goed… Meneer van Lammeren is een nieuwe schoollocatie aan het zoeken.” Ik was even stil en bedacht me dat Julia niet meer naar school zou komen ook als ze weer beter zou zijn. Ik draaide een plukje van haar haar om mijn vinger, liet weer los waarna het plukje weer in de originele krul terug veerde.
“Sorry voor het storen hoor, maar ik kom Julia even wat eten geven.” Maaike kwam aangelopen met twee grote spuiten in haar hand.
“Dit is haar tussendoortje zeg maar. Ik weet het, ik zou zelf ook liever een chocoladereep of iets lekkers als tussendoortje eten maar dat past niet door de sonde heen. Oh, maar ik heb dit spul wel eens geproefd hoor en het is niet echt vies…” Ze bleef praten terwijl ze bezig was. Ze spoot het poepkleurige goedje door het doorzichtige slangetje dat in Julia haar neus verdween.
“Sommige patiënten vragen me ook wel eens of ik niet hun favoriete eten kan blenden en er in kan spuiten maar dit is speciaal voedsel.”
Ik glimlachte: “Julia houdt van appels, ze eet altijd heel veel appels.” Ik bedacht me dat ik eigenlijk helemaal niet wist wat Julia verder lekker vond. Eigenlijk wist ik vrij weinig van haar.
En toch vertrouwde ik haar met mijn leven, letterlijk.
“Ook lekker en gezond appels! Appelmoes, daar lijkt dit wel een beetje op. Oeh… dat doet me denken aan zelfgemaakte appelmoes met kaneel en hele stukjes appel erdoor. Misschien lust mijn vriend dat ook wel. Kan ik van het weekend wel eens maken… Heeft u ook een vriend? Of is dat te onbeleefd om te vragen? Ja wel een beetje hè? Sorry. Ik praat soms teveel. Ik vind het vaak zo stil op de afdeling.” Ze lachte. “Zo Juul! Je kan er weer even tegenaan, ik kom je straks weer een zak eten geven.” Maaike aaide Julia even over haar schouder, knikte vriendelijke naar me en wilde weer weglopen.
“Oh, Maaike?”
“Ja?”
“Waarom is Julia vastgebonden aan het bed?”
Haar ogen begonnen te stralen: “Omdat Julia een vechter is! Ze is een strijder! Ze heeft al een paar keer geprobeerd om de beademingsbuis eruit te trekken en dat is niet zo handig. Dus we hebben haar even voor haar eigen veiligheid vastgebonden.”
Ik knikte. Ze was inderdaad een vechter en dat was inderdaad wel een logische verklaring waar ik nooit zelf aan zou hebben gedacht. Maaike liep weg. Julia haar ogen gingen plotseling open, ze staarde in het niets. Maaike had gezegd dat dat kon gebeuren maar ik vond het toch schrikken. Ze staarde naar me maar haar blik was anders dan anders. Leeg, doods, alsof ze ver weg was. De groene kleur van haar ogen was dof zoals gedroogde bladeren.
“Ik heb het boek weer meegenomen, eens kijken waar we zijn gebleven gisteren….” Zei ik alsof ze me begreep. Ik durfde haar niet aan te kijken dus ik begon met lezen en focuste me op de woorden.
Het ging over de mier en de eekhoorn die bij elkaar op bezoek kwamen. En de mier vond dat ze elkaar een tijdje niet moesten zien om er achter te komen hoe het voelde om iemand te missen. Missen is iets wat je voelt als iets er niet is, had de mier gezegd. Dus ze gingen het proberen maar de mier was nog niet eens uit de boom gekropen of de eekhoorn schreeuwde dat hij de mier miste.
Ik keek naar Julia: “Ik mis jou ook Juul. Je bent er wel maar niet helemaal.” Ik kreeg weer tranen in mijn ogen en moest moeite doen om de woorden te zien.
De eekhoorn was bang dat hij de mier zou vergeten, want dat wilde hij niet. Dus diezelfde middag nog zocht de eekhoorn de mier op en ze hadden elkaar inderdaad gemist maar waren elkaar niet vergeten.
Ik was net bezig met voorlezen terwijl ik Julia haar arm aaide, toen ik ineens een reutelende oude dames stem hoorde die ik herkende.
“Waar denk jij in godsnaam mee bezig te zijn?”
Ik draaide me verschrikt met een ruk om.
“Wilt u heel gouw uw handen van mijn kleindochter afhalen!”
Kleindochter? – dacht ik verbaasd.
“Ik ben…” begon ik maar ik werd bruut onderbroken: “het kan me niet schelen wie u bent, al was u de koningin zelf! Niemand komt ongevraagd aan mijn kleindochter begrepen!”
Ik stak geschrokken mijn handen omhoog alsof ze me onder schot hield. Het boek viel met een klap op de grond.
“Wie heeft u eigenlijk binnen gelaten?”
“De verpleging.” Ik deed mijn handen weer naar beneden, niet goed wetende waarom ik ze omhoog had gedaan.
Ze stak haar kin omhoog.
“Ah, nu herken ik u. U bent die mentrix van haar en de oorzaak van deze ellende!”
“Pardon?!” Ik stond op uit de stoel.
“U bent toch degene die ze gered heeft, degene die om haarzelf gedacht heeft en eerst sprong of niet dan?”
Ik kon mijn oren niet geloven. Rot wijf – dacht ik. “Ik zou er alles voor over hebben om van plaats te kunnen wisselen met Julia op dit moment! ALLES!!” Ik schreeuwde en was woedend. Mijn lijf trilde.
“Ik wil niet dat u hier meer komt. Begrepen!” Riep de vrouw nijdig terug.
“Dat is niet aan u om te bepalen!”
“Oh, jazeker wel juffie. En ik ga ver, heel ver om haar te beschermen. U bent namelijk niet de eerste die ze geprobeerd heeft te vertrouwen en wat haar een coma heeft opgeleverd. Maar al was u de laatste persoon op aarde dan nog bent u hier niet meer welkom.”
“U bent hier niet de baas, u kunt mij niet verbieden om bij Julia te komen voorlezen. Zij is mijn leerlinge en ik ga heel ver voor mijn leerlingen.”
“Zij is uw leerlinge niet en zo ver gaat u niet voor uw leerlingen u sprong immers als eerste! U bent een slappeling, een lafaard, een bangerik. U gebruikte uw positie als docente om Julia om uw vinger te winden. In de hoop dat ze u zal geven wat u mist. Ik heb nieuws voor u, Julia is geen zielig weesje wat u te pas en te onpas kan gebruiken als project om u goed te laten voelen. Ze is niet uw dochter en dat zal ze ook nooit worden. Ze is ook niet uw leerlinge en als het aan mij ligt dan wordt ze dat ook niet meer. U heeft lopen pushen en trekken aan haar om haar verhaal aan u te vertellen. Om haar alles weer opnieuw te laten beleven en te herinneren hoe zielig ze wel niet is dat ze geen ouders had. Hoe raar het is dat ze nooit naar school geweest is. Waarom ze bij de psychologe loopt. U heeft haar vanaf het begin af aan op de huid gezeten, aandacht van haar gevraagd, gezorgd dat ze u lief vond en vertrouwde. En zie hier het resultaat mevrouw Montou. U heeft haar zover gekregen dat ze bereid was om zich te pletter te laten storten voor u. Bravo! U gaat niet ver voor uw leerlingen, u laat uw leerlingen ver voor u gaan. Zo een brandende school in om u eigen hachje te redden. Ik hoop dat u trots bent op uzelf. En nu als de sodemieter opdonderen! Ik wil u hier nooit meer zien!”
Ze kwam dreigend op me afgelopen en het leek me beter om haar met rust te laten. Ik keek nog even naar Julia, er liep een traan over haar wang. Ik raapte snel het boek op en liep op trillende benen de kamer uit. Eenmaal beneden in de hal begon ik te huilen. Ik zocht een bankje op en ging zitten met mijn handen voor mijn gezicht. Ik was nog nooit in mijn leven zo toegeschreeuwd en beledigd. En ik kon er met niemand over praten.
Na een tijdje was ik weer bedaard en mijn handen hielden krampachtig het boek vast. Ik las de achterkant, het verhaal van de mier en de eekhoorn. Ik miste Julia nu ook maar ik zou haar nooit vergeten. Ik liet me niet bang maken door die oude heks, ik was misschien Julia’s docente niet meer maar ik was nog altijd een vriendin. En als zij door het vuur voor mij kon gaan dan zou ik die oude heks ook zeker aan kunnen.
"Ik heb je Julia", zei ik hardop.
Lees verder: Rosalie Krijgt Een Beurt - 11: Emma
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10