Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 23-04-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 2024
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 53 minuten | Lezers Online: 4
Vervolg op: Mini - 360
Eenmaal thuis knabbelden we de patat lekker op en kletsten ondertussen over de ‘nieuwe auto’. Daarna reed ik de XC-70 in de garage en haalde hem leeg. En kwam er achter dat je in de loop van bijna twee jaar best wel een hoop ‘zooi’ in je auto verzamelt. Oude bonnetjes, een paar losse euro’s voor de wasstraat, ik vond 3 reflecterende vesten, een lege bidon, een oude wegenkaart…
Oude APK-keuringsrapporten en oude rekeningen van zowel de vorige eigenaar alsmede rekeningen uit ‘mijn tijd’ liet ik in de map met autopapieren zitten. Dan kon ‘ome Hans’ nog iets zien van de historie van de auto. Toen de stofzuiger door de auto. Met name de achterbak kreeg aandacht: daar hadden zich nogal wat hondenharen verzameld. Niet alleen van Mocca, maar ook nog van Bengel. Ik gebruikt een trucje wat ik ooit eens gelezen had: het oppervlak vochtig maken met een plantenspuit en dan schoontrekken met een rubber ramentrekker. De ‘oogst’ was aanzienlijk: drie handenvol met hondenharen haalde ik er uit. Maar toen was de achterbak wel weer schoon!
Ik demonteerde het hondenrek wat er net een week in zat. Dat was universeel, kon ook in de nieuwe auto. De afdekking van de achterbak ging er weer in; die had ik er al uitgehaald toen Bengel bij ons woonde. Zuigen, matten kloppen, wat cockpitspray over het dashboard…Na even buffelen was de auto weer netjes. Niet dat ik er een bende van had gemaakt, maar ik wilde Harold wel een ‘nette auto’ opleveren.
De oogst aan spullen die ik in de nieuwe auto ook nodig had ging in een doos in een hoekje. Oh ja, de sleutel voor de afneembare trekhaak… Waar was die ook alweer? In de map met papieren. Een tiewrap er aan, labeltje met de tekst ‘trekhaak’ en weer terug in de map. Die trekhaak had ik er nooit afgehaald.
Sommige lieden, met name bumperklevers, hadden best wat ontzag voor een wat hoger geplaatste trekhaak. Bij een kop-staartbotsing zou die zich genadeloos in hun radiator boren… De reservesleutel lag boven; die moesten we morgen niet vergeten. Na een uurtje keek ik toch wat weemoedig naar de auto: het ding had me gedurende ruim 200.000 kilometer overal gebracht waar ik wezen wilde. Zonder problemen.
Ik tikte op het dak. “Goed gedaan jochie…” Natuurlijk een belachelijk gebaar; het was een dood ding. Een verzameling staal, plastic, rubber en allerlei andere materialen die samen een auto vormden. Maat toch: ik was er wel aan verknocht geraakt. En op deze stoelen (en niet te vergeten de achterbank!) hadden Joline en ik elkaar onze eerste zoenen gegeven. In een schemerige parkeergarage in Den Bosch… Grinnikend om de herinnering liep ik vanuit de garagebox de hal in, naar de liften.

Eenmaal boven keek Joline op van haar boek. “En… afscheid genomen?” Ik knuffelde haar. “Wat ken jij mij toch goed…” Ze glimlachte. “Ja dus. Alles er uit gehaald wat er uit moest?” Ik knikte en liep naar de kast met papieren. Daar pakte ik de klapper ‘Volvo’ uit en pakte de tweede sleutel. “Deze moet Harold ook hebben.” Ik deed die in mijn koffer. “Koffie, Kees?” “Doe maar niet. Geef maar een beker warme melk. Beter op dit tijdstip. Als ik nu koffie drink, slaap jij de hele nacht niet.”
Een verongelijkte blik was het antwoord en ze liep naar de keuken. Inderdaad beter geen koffie meer drinken; het was bijna tien uur. Een half uurtje later, in bed zei ik tegen Joline: “Heb ik je al verteld dat jij een hele mooie econome bent, Joline Jonkman?” Ze giechelde. “Dat hele mooie wel, maar de combinatie met mijn studie is nieuw voor me… Dus: nee, dat had je me nog niet verteld, Kees. Doe eens een poging.”
Ik trok haar tegen me aan. “Joline Jonkman-Boogers: je bent een hele mooie econome. En enorm lief voor een botte techneut. Ik hou van je en nee, dat is niet omdat je me 3.500 euro bespaard hebt; dat is gewoon omdat ik je enorm liefheb.” Een lange zoen volgde, waarbij onze lippen zachtjes tegen elkaar aan bewogen.
Opeens giebelde ze. “Kees… Als mevrouw van Wijngaarden ons morgen uit die V90 ziet stappen, heeft ze nieuwe munitie. Ik hoor het haar al zeggen. ‘En nu een nieuwe auto? Waar betalen jullie dat van? Dat moet toch wel crimineel geld zijn!’ Ik gromde. “Als ze op die toer gaat, gaat mevrouw Meester Jacobs er waarschijnlijk iets van vinden, denk ik. Met een piepklein waarschuwinkje dat ze niet verder moet gaan, anders doet de heer Jonkman aangifte wegens smaad.” Joline giechelde weer. “Dat piepkleine waarschuwinkje past dan wel goed bij haar figuur, Kees.”
Ik zuchtte maar weer eens. “Ik zal het Angelique morgen zeggen. In Gorinchem. Wedden dat ze dan boos kijkt en niet meegaat?” Joline zuchtte. “Dan moeten we niet hebben… Dan maar even doorbijten en lief voor haar zijn.” “Precies. En nu lief zijn voor mij, schat: een zoentje en dan lekker slapen.” “Ik hoop dat het lukt, Kees. Anders maak ik je wel wakker.” “Of ik jou. Maakt niet uit, het resultaat is hetzelfde: woeste seks tot we de klok half vijf horen slaan…” Een tikje op mijn neus volgde. “Bluffert. Welterusten jij.” Nog een zoentje, toen draaide ik op m’n rug. Spieren aanspannen… één voor één loslaten. Aanspannen… loslaten… Ik geloof dat ik de vijf keer nog meemaakte, toen was ik in slaap gedonderd.

Dinsdagochtend keek Joline tijdens de rit naar Zelda nog even om zich heen in de auto. “Nu moeten we voortaan bijzonder netjes op de auto zijn, schat.” “Ehhh… Hoezo, Jolien?” “Deze bekleding is zwart. In de V90 is alles wit of crèmekleurig. Veel besmettelijker. Als ik in die stoelen klaar zou komen, zie je dat meteen.”
Ik had even moeite om de auto recht op de weg te houden, dacht na en zei toen: “Kun je nagaan als je ongesteld bent en je maandverband zit niet goed, schoonheid…” Een hele lange en vieze blik kwam mijn kant uit. “Je blijft een smeerlap, Kees. Dat je überhaupt op dat soort ideeën komt…” “Sorry!”
Eenmaal in Gorinchem vroeg Henk meteen: “En? Nieuwe auto gekocht?” Joline knikte. “Ja. En die gaan we vanmiddag ophalen.” “Zóóó… Da’s rap. Meestal zit er een week tussen ‘kopen’ en daadwerkelijk ‘hebben’…” Joline wees naar mij. “Als Kees z’n buks laat zien, kunnen dingen best snel gaan, Henk…” Die trok een mondhoek wat op. “Maak dat de kat wijs, dame…” Ze legde even uit hoe een en ander gelopen was en Henk keek mij aan. “Dan ga jij vanmiddag weer om drie uur pleite. Je hebt vorige week ook ’s avonds gewerkt, zag ik, dus compenseer je dat maar met uren. Als je die overuren uit laat betalen is DT binnen een maand op de fles.” Ik wees op Joline en Zelda.
“En zij dan?” “Zelda regelt het maar met háár chef. En Joline met Gonnie.” Zelda keek sip. “Ken jij mij chef? Nou, dan weet je ook dat ik daar een behoorlijke kluif aan heb om die te overtuigen…” Ik boog me over haar heen. “Klets niet, tutje. Je bent stagiaire. Roept gewoon dat je ‘nog dingen voor school moet doen’ en peert ‘m gewoon wanneer je zin hebt. Zó werkt dat.” Ze keek gespeeld opgelucht. “Oh? Nooit geweten… Dank voor deze hint, Kees. Ga ik lekker veel gebruik van maken.”
“Dat dacht ik niet, juffrouw!” De bas van Fred donderde door de ruimte en Zelda dook in elkaar. “Klootzak! Ik schrik me rot!” Ze keek écht giftig naar Fred. En die legde even een kolenschop op haar schouder. “Sorry. Macht der gewoonte. Als ik Kees weer eens op z’n lazer moest geven.” “Dat doe je maar als je bij hem bent, lomperd…” Ze lachte alweer. “Je hoort het Kees. Opdracht van Zelda.” Joline zei pinnig: “Als jij zo in ons huis gaat donderen meneer van Laar, dan dondert er ook iets anders. Jij! Van negen hoog naar beneden, als Kees je weer eens een trap onder je gat geeft!” “Dan hoop ik dat jullie flat aardbevingsbestendig gebouwd is, Joline”, zei Zelda met een gemeen lachje richting Fred.
Die zuchtte maar weer eens. “Kom juffie. Aan ’t werk jij. Lekker doen waar al die anderen geen bal van begrijpen…” We keken ze na. “Kijk nou… Bassie en Adriaan. Peppie en Kokkie…”
André grijnsde en Marion zei: ”Blij toe dat er nu eens iemand anders voor ‘juffie’ word uitgemaakt.” Ik keek Rogier aan. “Ik ga je niet voor ‘juffie’ uitmaken, Piraat, maar wij gaan ons eens voorbereiden op een klus in een zeker ziekenhuis in Nijmegen. Aan ’t werk jij!” Daarna ging de dag snel. Samen met Rogier overlegde ik via Skype met Ane, het hoofd technische dienst in Nijmegen. We spraken af dat we vrijdag naar Nijmegen zouden komen om de planning door te spreken. Dan waren er ook lui van hun ‘vaste’ aannemer en konden we daar kennis mee maken en samen met alle partijen een schema opstellen. Al met al ging de dag snel voorbij en om drie uur zaten Joline, Zelda en ik in de auto richting Veldhoven.
“Dus morgen staat er een andere Volvo voor de deur?” Joline knikte. “Ja. Lichtgrijs. En met een nogal witte bekleding, dus je zorgt maar dat er geen yoghurt aan je kleren zit, dame.” “Waar zie je me voor aan, Jolien? Yoghurt aan m’n kleren? Hooguit een klodder pindakaas, als ik op een stoel ben gaan zitten waar André ooit op gezeten heeft…” Ik gromde van achter het stuur. “We zullen wel een plastic dekzeiltje achterin leggen. Speciaal voor jou, dame.”
“En Mocca dan?” “Mocca gaat niet op de stoel van André zitten. En bovendien is Mocca bruin, dan zie je die pindakaas niet én als hij dat spul ergens ruikt, likt hij het wel af. Tenzij dat het pindakaas van een of ander D-merk is, dan haalt hij z’n neus ervoor op.” Zelda aaide Mocca, die z’n kop tussen de hoofdsteunen van de achterbank stak. “Ze maken je belachelijk, mooi beest. Maar ik help je wel, hoor!” Een paar likken waren haar beloning en even later stopte ik voor haar huis. “Tot morgen, Zelda.” “See you!”
Ze liep naar binnen en Mocca liet een piepje horen. “Zelda en Mocca gaan ook prima samen. Ik was ‘m vanmiddag even kwijt en vond hem met zijn kop op Zelda’s voeten. Héél aandoenlijk.” Ik reed naar Harold z’n bedrijf, parkeerde de auto naast de V90 die al glimmend stond te wachten en we stapten uit. “Nog even een foto van ‘oud en nieuw’, Kees…” Joline pakte haar telefoon en maakte een paar foto’s. Toen liepen we naar binnen.
Een receptioniste sprak ons aan. “Goedemiddag mevrouw en meneer. Waarmee kan ik u helpen?” “Goedemiddag mevrouw. We hebben een afspraak met Harold. Jonkman is de naam.” Ze pakte de telefoon. “Meneer? De heer en mevrouw Jonkman staan hier. Hadden een afspraak met u… Oké.” Ze legde de hoorn neer. “Over vijf minuten komt hij er aan. Moet nog even wat doen. Wilt u koffie?” “Thee graag. Genoeg koffie gedronken vandaag…”
We gingen zitten en even later stond de thee voor ons. En Harold iets later ook. Een wat andere Harold dan we gewend waren: Op de vereniging liep hij meestal in spijkerbroek en trui, gisteren in een nette broek, maar ook een trui, nu was hij in driedelig pak, compleet met vest en stropdas. “Je hebt je toch niet voor ons zo uitgedost, hoop ik?” Joline keek hem aan en hij lachte. “Nou ja… het had gekund natuurlijk, maar ik moet jullie teleurstellen: Nee, niet voor jullie. Maar ik heb drie weken terug een mooie deal kunnen sluiten met een grote aannemer. En 20 aannemersbussen kunnen verkopen. Vanmiddag om half twee was de officiële overdracht van de eerste vijf bussen. Dat moet wel met een beetje cachet… Dus vandaar mijn nette outfit. Maar het past ook wel bij dit moment: de inruil van twee mooie Volvo’s, zodat ik ome Hans weer een beetje happy kan maken.”
Ik boog me naar hem toe. “Als ik er niks mee te maken heb, moet je het gewoon zeggen Harold, maar: hoe is het met jouw oom Hans? Twee jaar geleden weduwnaar geworden, daarna z’n laatste klus uitgevoerd voor z’n werk, nu met pensioen… Binnen korte tijd dus veel houvast verloren. Ziet hij het leven nog zitten?” Harold zei zachtjes: “Ja, in feite heb je er niks mee te maken, dat klopt. Maar omdat je er naar vraagt: Ome Hans heeft een rottijd gehad. Zijn vrouw, Tante Nel, werd drie jaar geleden ziek. Een hersentumor. Geopereerd en dat leek de goeie kant uit te gaan, maar helaas: na drie maanden en een zware chemokuur bleek dat niets meer hielp. Ze ging per dag achteruit. Samen hebben ze besloten dat tante Nel waardig afscheid wilde nemen van hun kinderen, kleinkinderen en vrienden. Dat is gebeurd. Ze was redelijk helder en aanspreekbaar. Ik heb toen ook afscheid van haar genomen. En een paar dagen later hebben de doktoren haar in slaap gebracht en is ze in haar slaap overleden.
Ome Hans heeft zich daarna in zijn werk begraven: hij moest nog één grote klus doen. Heeft z’n pensioendatum daarvoor uitgesteld, want hij wilde die klus persé zelf afmaken. Afscheid genomen op zijn werk en toen zat hij thuis. Alleen. Omringt door herinneringen aan een, zoals hij zelf zei ‘Prima leven samen met mijn lieve vrouw’. Een paar maanden terug heeft hij, met hulp van een aantal vrienden zichzelf bij elkaar geraapt en is actiever geworden. Dat is ook reden voor de andere auto: hij wil gaan reizen. Noorwegen, Zweden… In de winter naar het zuiden. En daar heeft hij een auto voor nodig die hij kent. Dus vandaar… En ik kon hem een beetje helpen, jullie nu ook. Dank je wel, namens ome Hans.” “Wauw… Wat een verhaal, man…”

Joline pakte een pen uit haar tasje. “Heb jij een blanco A-viertje, Harold? Dit gehoord hebbende… Dan wil ik even wat opschrijven en in de auto leggen. Namens Kees en mij.” Hij liep naar de receptie en kwam terug met een leeg vel A-vier. “Laat mij maar even schrijven, Kees. Gaan jullie de administratie maar afhandelen. Ben even bezig.”
Ik zag dat ik nu niet moest tegensputteren en stond op. “Oké schat. Hou jij Mocca bij je?” Ze knikte en Harold wees. “Loop maar even mee naar mijn kantoor, Kees.” Daar aangekomen keek hij me aan. “Wat heb jij een schat van een vrouw.” Ik knikte. “Ja. Ze kijkt om zich heen en als er iemand is die in de shit zit helpt ze hem of haar. Jouw verhaal hakte er aardig in. Bij mij trouwens ook.” Hij knikte. “Gisteren waren er trouwens wat momentjes dat ik in wat andere termen over haar dacht…”
Ik schoot in de lach. “Dat zal wel, ja. Op dat soort momenten is ze een terriër. Bijt zich ergens in vast en laat niet los.” Ik keek hem aan. “Joline is bloedstollend slim, Harold. Op meerdere gebieden, niet alleen economisch. Ik heb haar een jaar geleden wapen- en schietles gegeven op de Hatsan. Binnen een dag had ze het ding onder de knie, kon ze letterlijk blindelings alle handelingen uitvoeren die van toepassing waren en de eerste keer op de schietbaan schoot ze op 50 meter kaartjes waar anderen jaren over doen. Met een Hatsan, notabene.
En toen die moordenaar bij ons binnenklom schoot ze vanuit de heup met de laser als richtmiddel op een meter of vijf een snel bewegende vent exact op de neuswortel. Zonder met haar ogen te knipperen… Ze is niet alleen een schat en enorm slim, maar als het erop aankomt ook keihard. Enfin, daar heb je gisteren iets van meegekregen, geloof ik.”
Ik keek hem plagend aan en hij knikte. “Nogal. Nog niet zo vaak heb ik op zo’n manier bakzeil moeten halen, Kees. Maar goed, het is voor een goed doel, zullen we maar zeggen. De volgende keer doen mevrouw Jonkman en ik wel eens een klein wedstrijdje tegen elkaar op de schietbaan. Dan kan ik mijn trots ten minste weer wat bijtanken.” “Reken je niet rijk, Harold. Reken je vooral niet rijk… Maar goed, nu even de financiën: jij hebt mijn overschrijving ontvangen?”
Hij knikte. “Ja, da’s in orde. De overschrijving van kenteken voor de RDW doe ik nú… Heb jij je verzekeringsmaatschappij al ingelicht?” Ik fronste. “Nee. Shit, da’s een goeie…”Hij lachte me uit. “Hé, dit is mijn terrein, Kees. Doe ik dagelijks.” Ik belde met mijn verzekering; de dame wilde natuurlijk het nieuwe kenteken hebben. Harold wees op de koopovereenkomst, dus daar kon ik vanaf lezen. Anders had ik naar buiten moeten lopen. Na vijf minuten was dat ook geregeld.

“Veel veilige kilometers gewenst, meneer Jonkman!” Een seconde was het stil en toe zei ze er achteraan: “Dan hoeven wij namelijk minder uit te keren…”
Ik schoot in de lach. “Ja, dat is ook weer waar. Dank voor deze aardige, maar niet van eigenbelang ontblote wens! Fijne avond, mevrouw.”
Ik hing op

En Harold keek me aan. “Een verzekeringsmaatschappij die je aan het lachen krijgt? Zeldzaam.” Ik vertelde wat ze had gezegd en ook hij moest glimlachen. “Ja, da’s inderdaad een stukje eigenbelang…” Hij schoof de papieren naar me toe. “Als je hier en hier wil tekenen, Kees, dan is de auto officieel van jou en jouw XC-70 van mijn bedrijf. En over een week van Ome Hans!” Ik tekende en we schudden handen. Ik kreeg de twee sleutels.
“Veel plezier ermee. En ik sluit me bij die verzekeringsdame aan: veel veilige kilometers gewenst.” “Dank je wel. En nu eens kijken of Joline zover is…” We liepen naar het zitje naast de receptie. Joline zat haar thee te drinken, het A-viertje en een enveloppe voor zich op tafel. “Jij moet dit ook nog even ondertekenen, Kees. Ze wees. Ik las haar briefje snel door.

‘Geachte meneer van der Velde. Van Harold hoorden wij wat u de afgelopen jaren heeft meegemaakt. En dat u de XC-70 wilt gebruiken om uw dromen te verwezenlijken: reizen naar mooie landen. Kees en ik zijn afgelopen zomer naar Noorwegen en Zweden op vakantie geweest: prachtige landen! Wij hopen dat u daar net zo kunt genieten als wij gedaan hebben. Met een mooie, betrouwbare auto zónder elektronische nieuwigheden. Hartelijke groet, Joline Jonkman – Boogers.’

Ik zette mijn handtekening er ook onder en Joline deed het briefje in de enveloppe en gaf die aan Harold. “Zou je die in de auto willen leggen als ‘ome Hans’ hem op komt halen?” Harold knikte. “Met veel genoegen. En mag ik jullie nu begeleiden naar je nieuwe auto?” Ik liet Mocca achterin springen en Harold hield galant de deur voor Joline open. “Gaat u lekker zitten, mevrouw.” Ze giechelde. “Oh, dank u wel meneer. Dat is aardig…”
Droog zei Harold: “Gisteren was u wat minder aardig, maar enfin… Met dat briefje voor ome Hans heeft u weer wat krediet bij me, mevrouw. Ik stel voor dat wij binnenkort eens een wedstrijdje tegen elkaar schieten, Joline. Om mijn ego weer een beetje op te krikken, na die nederlaag van gisteren.” Ik zag Joline’s gezicht heel langzaam richting glimlach gaan. “Weet je dat héél zeker, Harold? Ik wil geen voorzitter die in een hoekje van de kantine zit te janken hé!”
Hij keek gemaakt boos en ik grinnikte, over de auto heen. “Ik had je gewaarschuwd, Harold…” Hij lachte ook. “Geniet van deze mooie V90 en we zien elkaar binnenkort wel weer op de schietvereniging!”

Hij deed Joline’s deur dicht, ik stapte in en even later reden we rustig weg. “Jij had hem gewaarschuwd, Kees?” Ik knikte. “Hij vertelde me dat hij wel een wedstrijdje tegen jou zou willen schieten om inderdaad zijn trots wat op te krikken. Ik heb hem toen gevraagd of hij dat zeker wist en hij knikte vol zelfvertrouwen. We gaan het zien, schat. Jou kennende…” Ze gniffelde. Rustig reden we door Eindhoven en ik genoot best wel. De auto reed prima, de automaat deed z’n werk ook goed, de motor produceerde minder decibels dan de diesel…
En bij een verkeerslicht kwam er een knul met een Golf aan de rechterkant naast ons staan die wat met z’n gaspedaal speelde en naar Joline keek. “Kees… wil je even het ego van die jongeman naast ons een enorme klap geven?” “Met alle soorten van genoegen, dame. Hou je vast, dit wordt heftig.” Ik keek naar het rode verkeerslicht. De meeste lui keken naar het groene; fout. Het scheelde misschien een tiende van een seconde, maar als je op het rode licht reageerde was je sneller.
En inderdaad: het rode licht verdween en ik gaf gas. De turbo begon te loeien en we werden in de stoelen gedrukt. Na 25 meter kon ik al naar rechts toe; we reden toen al ruim voor de Golf. Ik liet het gas wat los; de Eindhovense politie had geen medelijden met lui die een straatrace hielden. De maximum snelheid was hier 70. De Golf bleef achter ons. “Mooi. Die snapt het, geloof ik.” Joline keek tevreden. Het volgende verkeerslicht doemde op: weer rood. En weer stond de Golf naast ons. De knul speelde nu niet meer z’n gas. Joline deed haar raampje omlaag. “Wou je nog een keer of begrijp je het nu een beetje?” Ze kreeg geen antwoord; de knul bleef stug voor zich kijken.
Deze keer trok ik normaal op en liet de Golf lekker z’n gang gaan. “Zo. De banden zijn in ieder geval warm, schat.” Ze lachte. Eenmaal thuis kookte Joline. Simpel maar lekker: vegetarische macaroni. Geen vlees, wel veel groente. Terwijl zij bezig was bereidde ik me een beetje voor op de vergadering van de VVE en de confrontatie met mevrouw van Wijnbergen.
Ik had besloten dat ik haar insinuatie over de wijze waarop ik het huis had gefinancierd zou afdoen met de opmerking dat ze de naam van mijn makelaar kon krijgen, maar dat ze er voor de rest geen hout mee te maken had.
De aanwezigheid van Lot en Mar? Mochten Lot en Mar zelf vertellen. Die konden dat beter dan ik.
Onze zweetlucht na het lopen? Retourneren met de opmerking dat het wellicht goed voor haar was om zelf meer te gaan zweten door wat meer lichaamsbeweging te nemen.
Een hond in het appartement? Retourneren met de opmerking dat nergens in de stukken van de VVE stond dat dit niét was toegestaan. Angelique zou dan nog iets zeggen over de status van een hulphond: dat het conform de wet gewoon verboden was om een hulphond ergens te weigeren.
Ook het hebben van onze buksen zou Angelique voor haar rekening nemen met een verhandeling over de WWM: de Wet Wapens en Munitie.
Kortom: Ze zou op alle fronten genadeloos afgestraft worden.

“Eten!” Joline schepte op en we aten lekker aan de bar. “Ben je er klaar voor, Kees? Voor vanavond, bedoel ik?” “Bedoel je beneden, in dat vergaderzaaltje of daarna in de slaapkamer schatje? In die vergaderzaal wél, in de slaapkamer weet ik nog niet zeker. Er zijn wel wat magazijnen vol, maar…” Ik keek naar haar benen: in een nette spijkerbroek. “Je denkt toch zeker niet dat ik in een kort, frivool rokje in het beklaagdenbankje ga zitten hé?” Een boze blik kwam mijn kant uit.
“Nou, het zou de attitude van de aanwezige heren wél in ons voordeel kunnen laten omslaan, schat.” Ze snoof. “Doe jij maar een net colbertje aan. Over je witte trui. Met je Veteranenspeld er op. Dan liggen er een aantal dames aan je voeten.” “Dat is onhandig Jolien. Daar ligt Mocca al. En jij natuurlijk.” Ze zei niets, maar wierp een verachtelijke blik in mijn richting.
Een blik die maar één ding duidelijk maakte: dat ik een irritante, zelfingenomen, over het paard getilde macho was. Of iets dergelijks.

Gelukkig voor mij belde Angelique even later aan, samen met de zussen. Die kwamen even later boven. “Zijn jullie er klaar voor, Kees?” “Vrijwel exact hetzelfde vroeg Joline net ook al, An. En toen vroeg ik of dat voor de vergadering gold of voor de sessie in de slaapkamer, daarna…”
“Kéés! Gedraag je!” Joline keek nu serieus boos. “Hé, we zijn onder vrienden schat.” “Dan nóg! Met je gewaagde opmerkingen…” Margot en Charlotte lachten naar Angelique. “Niks veranderd hier…” “Maar om op je vraag terug te komen, An: ja, wij zijn er wel klaar voor. En we zijn klaar mét deze mevrouw. Die zoekt blijkbaar telkens nieuwe slachtoffers om haar giftige pijlen op te richten. En zijn wij blijkbaar aan de beurt. Maarre… Hoe wil je dat ik jou introduceer, An? En jullie, Mar en Lot? Als ‘Meester in de rechten’?” Angelique knikte. “Doe maar. Dat soort types zijn daar wel gevoelig voor.” “Oké. En jullie, dames?”
“Vertel maar dat wij onszelf introduceren. Dan wordt het wel duidelijk.” Margot klonk vastbesloten en Lot knikte. “Als wij klaar zijn, weet iedereen wie wij zijn en wat we hier deden, Kees.” “Mooi dames. Dan stel ik voor dat we hier nog een bak koffie nuttigen en rond tien voor acht beneden zijn. Er is een zaaltje naast de ingang, speciaal voor dit soort samenkomsten. Dan stel ik jullie even voor aan de voorzitster van de VVE, mevrouw Geurts. Een best wel aardige en redelijk dame.”

Een kwartier daarna gingen we naar beneden. Mocca ging uiteraard mee; zijn ‘hulphond—tuigje’ om. In het zaaltje beneden, zo’n tien bij 15 meter, stonden twee ‘blokken’ met stoelen met een gangpad er tussen. Een tafel aan de kopse kant met drie stoelen er achter. Mevrouw Geurts heette iedereen welkom en wees op een paar thermoskannen met koffie en theewater. “Dag mevrouw en meneer Jonkman, welkom op deze ingelaste vergadering. Ehhh… En wie heeft u meegenomen, als ik vragen mag? Dit is een besloten vergadering.”
Angelique deed een stap naar voren. “Ik ben Angelique Jacobs. Meester in de Rechten en adviseur van de heer en mevrouw Jonkman.” “En wij zijn Charlotte en Margot Boogman. Wij zijn onderwerp van gesprek vanavond, dus menen er wel bij te kunnen zijn. Het gaat ook om ónze reputatie, mevrouw.” “Oh, u bent die huisgenoten van de familie Jonkman? Ja, dan gaat het ook over uw reputatie, ja. Komt u verder.” We gingen ergens halverwege het zaaltje zitten. Ik had geen zin om pontificaal vooraan plaats te nemen. Rond acht uur was het zaaltje voor driekwart bezet.
Als een van de laatste kwam mevrouw van Wijnbergen binnen; duidelijk ‘dress to impress’: mantelpakje, parelketting, opgemaakt… Zij ging wél vooraan zitten, duidelijk klaar om de aanval te openen.

Mevrouw Geurts opende de vergadering met een tik op tafel. “Dames en heren: welkom op deze ingelaste vergadering van onze VVE. Conform onze statuten kan een lid van de VVE om zo’n vergadering vragen als het algemeen belang in het geding is. Wij als bestuur hebben de aanvraag getoetst en vonden dat er inderdaad reden was voor deze vergadering. Er is één hoofdonderwerp: het conflict tussen de familie van Wijnbergen enerzijds en de familie Jonkman anderzijds. Daarna zijn er nog wat administratieve dingen die we kunnen bespreken nu we hier toch zijn. Tenzij dat iemand nog een aanvullend punt heeft op de agenda?”
Mevrouw van Wijnbergen stak een hand op. “Ja mevrouw?” “Ik maak ernstig bezwaar tegen de aanwezigheid van een hónd in deze vergadering én ik zie mensen die niet tot de VVE behoren. Dit is een besloten vergadering en ik wens niet dat er allerlei lui van buiten hier aanwezig zijn.”
“Meneer Jonkman, kunt u even uitleggen wie u bij zich heeft?”
Ik stond op. “Zeker, mevrouw de voorzitter. Naast mijn echtgenote zit Meester in de Rechten Jacobs. Zij zal juridisch een en ander toelichten straks. Daarnaast zitten de beide dames Boogman. Hun reputatie is, net als van mijn echtgenote en mij, óók door het slijk gehaald, dus hebben zij voldoende grond om hier aanwezig te zijn.”
Mevrouw Geurts knikte. “Zij hebben onze toestemming, meneer Jonkman. Mevrouw van Wijngaarden: voldoende beantwoord?”
Ze snauwde: “En die hond?” Angelique stond op. “Daar zal ik zo dadelijk iets over zeggen, mevrouw.”
Mevrouw Geurts knikte. “U heeft het woord, mevrouw Jacobs.”
An liep naar voren. “Dames en heren; in ben Meester in de Rechten. Op verzoek van Kees en Joline, pardon: de heer en mevrouw Jonkman heb ik mij afgelopen weekend eens gebogen over de statuten en het Huishoudelijk reglement van uw vereniging. Daar staat niets in wat het houden van huisdieren in dit complex tegen zou houden, behalve dat huisdieren geen overlast mogen geven. Da’s één. Het echtpaar Jonkman heeft een paar maanden terug voor vier weken een hond te logeren gehad: herdershond Bengel.
Een ‘gewone’ huishond en een schat van een beest. Ik werk in hetzelfde bedrijf als meneer en mevrouw Jonkman: Bengel scharrelde af en toe rond en kon het met iedereen prima vinden. Een goed opgevoed en bijzonder sociaal dier, ondanks dat zij een herdershond is.
Een herdershond staat genetisch gezien dicht bij de wolf. De wolf is een roedeldier. De herdershond ook. Kom niet aan de roedel, want dat begeef je je op glad ijs. Wat ik begrepen heb had één van de aanwezigen hier op een gegeven moment in de lift een woordenwisseling met meneer Jonkman, toen hij de hond bij zich had. De hond voelde de dreiging, gromde en liet z’n tanden zien. Een duidelijke waarschuwing: blijf van mijn roedel af. Dat is het enige incident met Bengel geweest.
Een tijd geleden besloten de heer en mevrouw Jonkman ‘gastgezin’ te worden voor de Stichting Hulphond Nederland. Een hulphondpup blijft dan ruim een jaar bij een gastgezin en wordt gesocialiseerd. Op die wijze kwam Mocca, die bruine Labrador die naast mevrouw Jonkman ligt dit appartementencomplex binnen. U ziet: Mocca draagt het hesje van Hulphond Nederland en in mijn papieren heb ik de overeenkomst tussen de Stichting en de familie Jonkman waarmee onomstotelijk is aangetoond dat Mocca Hulphond in opleiding is. En niet zomaar een hondje met een gekocht tuigje.
Nu zegt de wet iets over hulphonden. Een hulphond is een hulpmiddel voor mensen die iets mankeren. Net als een rolstoel, een rollator of een hoortoestel. En een hulphond is beschermd en heeft bepaalde privileges ten opzichte van ‘gewone’ honden. Het belangrijkste is dat de Hulphond overal mee naar toe mag waar zijn baas heengaat. Openbare ruimtes, het OV, de supermarkt, musea… Net zo goed als de rolstoel van een gehandicapt persoon mee moet.
Mocca is echter nog geen volwaardige Hulphond; hij is nog niet eens in opleiding. Hij is in de socialisatiefase; hij moet dingen leren. Als deze VVE zou weigeren om een hulphond toe te laten in de gemeenschappelijke ruimten van dit appartementencomplex, verhindert deze VVE een goede opvoeding van een Hulphond. Een hond die ieder van u wel eens nodig zou kunnen. Dat over de gemeenschappelijke ruimtes van dit complex.
Nu over de feitelijke klacht. De feitelijke klacht van mevrouw van Wijngaarden was dat de heer en mevrouw Jonkman een hond in hun huis houden. Over de gemeenschappelijke ruimten in dit complex, zoals bijvoorbeeld liften, gangen en balkons heeft de klager niets vermeld. Vanuit juridisch standpunt is het dan ook duidelijk: de klager heeft er niets mee te maken of het echtpaar Jonkman een hond, een kat, kanariepietje, goudvis of een Boa Constrictor in huis heeft. En voor alle duidelijkheid: op het weigeren van een hulphond in de openbare ruimte staan behoorlijke boetes; het is gewoon verboden omdat je dan mensen uitsluit. Discrimineert. Tot zover het probleem ‘hond’ en ‘hulphond’. Had er iemand nog vragen?”
“Die vorige hond, dat valse beest, heeft mij inderdaad in de lift bedreigd!” Mevrouw van Wijnbergen brieste van woede. Ik stak mijn hand op. “Voorzitter: Bengel heeft inderdaad zijn lippen opgetrokken en gegromd tegen mevrouw. Nadat ze nogal tegen mij tekeer was gegaan. En zoals Meester Jacobs schetste: dat was een aanval op haar roedel. En Bengel liet toen duidelijk weten dat niet te accepteren.” “Dank u wel, meneer Jonkman. Mevrouw Jacobs, dank voor deze uiteenzetting; hierbij stelt het bestuur vast dat er géén bezwaar is tegen de aanwezigheid van een hulphond in deze vergadering…” Ze pauzeerde héél even en keek mevrouw van Wijnbergen aan. “…noch tegen de aanwezigheid van honden in dit appartementencomplex. Wij gaan daar een extra artikel aan wijden in ons huishoudelijk reglement en dat leggen we in een volgende vergadering aan u voor.”
Beng! Een tik met de voorzittershamer. “Het volgende onderwerp van deze vergadering is de lijst met klachten die mevrouw van Wijnbergen heeft ingebracht tegen de familie Jonkman. Dat mag mevrouw zelf toelichten. Als punt van orde twee dingen: u benadert elkaar niet rechtstreeks; u doet dat via mij. Dit om te voorkomen dat zaken uit de hand lopen. En deze vergadering behandelt de klachten punt voor punt. Mevrouw, ik nodig u uit om hier te komen staan en uw verhaal te doen.” Mevrouw Geurts wees naar een tafeltje naast de bestuurstafel.

Mevrouw van Wijnbergen kwam overeind en liep met een papiertje in de hand naar voren. “Dank u wel. Beste mede-leden van de VVE ik heb inderdaad een aantal…”
Een tik met de voorzittershamer. “Mevrouw, u doet het woord via mij. Net als in de 2e Kamer. Dus niet rechtstreeks naar de vergadering, niet rechtstreeks naar uw tegenpartij: u richt het woord tot mij. Anders kunt u weer gaan zitten. Duidelijk?”
Mevrouw Geurts had duidelijk wat ervaring in het leiden van vergaderingen… Joline keek me snel aan en glimlachte. Mevrouw van Wijnbergen had wat moeite om zich bijeen te rapen.
“Ehhh… Voorzitter, de eerste klacht tegen de heer Jonkman is dat ik ernstige twijfels heb over de wijze waarop hij zijn huis gefinancierd heeft. De waarde van de penthouses op de 9e verdieping ligt momenteel op zo’n 9 ton, heb ik me laten vertellen. Zo’n jonge knul kan dat nooit op een legale wijze verkregen hebben en ik denk dan ook dat hij zich bezig houdt met de georganiseerde misdaad. Mede omdat er een aantal politie-invallen zijn geweest in zijn woning. Ruim een jaar geleden één keer en recentelijk nog een paar keer, waarbij er zelfs een ambulance aan te pas moest komen. Ik maak ernstig bezwaar tegen de aanwezigheid van criminelen in dit complex. Voor hetzelfde geld wordt er een bom geplaatst en vallen er onschuldige slachtoffers.”
Mevrouw Geurts werd wat rood, moest zich duidelijk inhouden om niet woedend uit te barsten. “Meneer Jonkman?”
Ik stond op. “Voorzitter dank u wel. Ten eerste: ik ga aangifte doen wegens smaad en laster tegen de klaagster. Niemand beschuldigt mijn vrouw en mij van misdadige praktijken in een vergadering waar derden bij zitten. En ik wil een aantal van u als getuigen laten oproepen in de rechtszaak die ongetwijfeld volgt. De klaagster krijgt hiervoor een dagvaarding.”
Mevrouw van Wijnbergen werd wit. “Jij wilt mij voor de rechter brengen? Wie denk je wel dat je bent?”
Béng. Weer die hamer.
“Mevrouw, u richt het woord tot mij! Dat hadden we afgesproken. En laat de heer Jonkman zijn verhaal afmaken. Meneer?”
“Dank u wel. Voorzitter: De klaagster mag van mij de naam en het adres van mijn makelaar hebben. That’s it. Hoe ik mijn huis gefinancierd heb: om het even klip en klaar te zeggen: daar heeft klaagster geen bal mee te maken.” Ik moest even grinniken. “En als klap op de vuurpijl voorzitter: sinds vandaag staat er een best wel dure Volvo V90 in mijn garagebox. Nét gekocht. Dat kan ook nog wel bij het lijstje ‘verdachte dingen’, denk ik. Tot zover mijn weerwoord.”
“Dank u wel. Mevrouw van Wijnbergen: Wilt u verder gaan of…”
Die was ondertussen nog steeds witheet, maar nu van woede. “Er zijn wapens in dat huis! En hij leefde met drie vrouwen samen…”
Béng! De hamer werd bijna routine.
“Via mij, mevrouw! Niet anders. Doet u dat niet kunt de zaal verlaten en schors ik deze, langzamerhand lachwekkend wordende, vergadering. U heeft ons bijeen geroepen; dit zijn de voorwaarden. Duidelijk?”
Mevrouw van Wijnbergen knikte. Van haar ego was ondertussen niet zoveel meer over.
“Meneer Jonkman… Die ehhh…wapens? Kunt u daar iets over vertellen?”
Ik grinnikte. “Jawel hoor. Klaagster kan blijkbaar niet het verschil maken tussen een vuurwapen en een goede luchtbuks. Mijn echtgenote en ik zijn beiden lid van een schietvereniging hier in Eindhoven. De website van de vereniging mag u van me hebben. Wij schieten daar: luchtbuks. En met ‘wij’ bedoel ik ook: wij. Wij hebben vier buksen in huis: twee 5,5mm Hatsans en twee 6,25mm FX Dreamlines. En dat is honderd procent legaal. De WWM, de Wet Wapens en Munitie is daar klip en klaar over. En waarop schieten wij? Ik zal wat doelkaartjes rond delen: dit waren de resultaten van afgelopen zaterdag. De afstand was 50 meter. Van mijn echtgenote en van mij. De scores liggen niet zo gek ver uit elkaar; mijn echtgenote schiet net zo goed als ik. Meester Jacobs zal u verder voorlichten over de regelgeving met betrekking tot luchtbuksen. Angelique?”
Die stond weer op en liep naar voren. “Mevrouw de voorzitter, mag ik? Dank u wel. De WWM, de Wet Wapens en munitie, is in Nederland streng…” Ze schetste de wetgeving en besloot met: “Kortom: de heer en mevrouw Jonkman zijn beiden boven de 18 jaar, hebben legaal luchtbuksen in huis, vervoeren die verpakt naar hun schietvereniging om dáár hun hobby uit te oefenen. Niet vanaf hun balkon om op eenhoorns te schieten. Tot zover, mevrouw de voorzitter.”
“Dank u wel mevrouw Jacobs. Mevrouw van Wijnbergen uw volgende klacht?”
“Meneer Jonkman heeft mij vorige week bedreigd! En dat heeft u zelf gehoord…”
“Nee mevrouw. Ik heb de gehele woordenwisseling letterlijk kunnen volgen; u verdraait de zaken. U weigerde hem de toegang. Met zijn hond. U posteerde zich in de deuropening. Tot twee keer toe maakte meneer Jonkman duidelijk dat hij wilde dat u opzij ging; u gaf er geen gehoor aan. De derde keer zei hij: opzij, of ik gebruik geweld. Dat is geen bedreiging, dat is een terechte waarschuwing. Hij woont hier en u probeert hem de toegang tot zijn huis te beletten. Dat is strafbaar. Hond of geen hond maakt in deze niet uit. Als ik niet had ingegrepen en u tot de orde had geroepen was het zaakje geëscaleerd.”
“U bent gewoon op de hand van Jonkman! U bent zo partijdig als wat! U moet uw functie neerleggen! Nu!”
Mevrouw Geurts zuchtte. “Mevrouw, wees blij dat ik ingreep. Anders had u de politie al aan de deur gehad. En wat mijn aftreden aangaat: tot nu toe zijn al uw klachten weerlegd. Ik weet niet wát u tegen de familie Jonkman hebt, maar het is mij ondertussen duidelijk geworden dat u het tot uw levendoel heeft gemaakt om mensen uit ons mooie appartementencomplex te treiteren en hun leven zuur te maken. En dat laat ik niet gebeuren zolang ik voorzitter van deze VVE ben!
Ik ben vorig jaar op deze functie gekozen. Niet omdat ik graag aanzien wil hebben; ik ben jarenlang gemeentesecretaris geweest van de gemeente Weert dus dat aanzien zal me een zorg zijn. Ik wil dat dingen netjes geregeld zijn in de buurt waar ik woon. Punt. Heeft u nog meer relevante zaken of kunnen we deze klucht afsluiten?”
“Ja, ik heb nog een paar dingen! Jonkman heeft gedurende een aantal maanden samengewoond met drie vrouwen! Dat soort gedrag is hier niet toegestaan; we zijn geen Moslimland waar je ongestraft maar aan kunt rotzooien met vrouwen!”
“Meneer Jonkman?”
“Voorzitter, die ‘drie vrouwen’ zijn hier aanwezig. De eerste daar ben ik wettig mee getrouwd; ik ben trots dat zij de naam ‘Jonkman’ wil dragen. De andere twee dames, de dames Boogman, zitten naast mijn vrouw. Eén van hen zal, als u het toestaat, het woord voeren over het hoe en waarom van de heer Jonkman met zijn harem.”
Mevrouw Geurts permitteerde zich een piepklein glimlachje. “Gaat uw gang. Wie van de dames…”
Lot stond op. “Voorzitter, mag ik naar voren komen en mede namens mijn zus Margot het woord doen? Dank u wel.” Ze liep naar voren. "Dames en heren. Ik ben Charlotte Boogman. Samen met mijn zus Margot heb ik een aantal maanden bij Kees en Joline in huis gewoond, dat klopt…”
Beknopt beschreef ze hun leven in Groot Ammers, inclusief hun plannen om vlak voor hun bruiloft zelfmoord te plegen. Het was nu muisstil in het zaaltje. “En op een goeie donderdag zijn we stiekem het huis uit geslopen, naar Gorinchem gegaan, naar Developing Technics, het bedrijf waar Kees en Joline werken. En ’s avonds, na een woedend telefoontje van onze verwekker, om de term ‘vader’ maar niet te gebruiken, sliepen wij voor het eerst sinds jaren zonder de vrees om midden in de nacht uit bed gesleurd te worden om op een ijskoud kantoor, in je pyjama een stel calculaties opnieuw te moeten doen… Op je blote voeten.
Vanaf dat moment woonden we bij Kees en Joline. Een warm thuis bij twee…”
Ze begon te snikken. Margot sprong op en zei: “Zal ik het verhaal afmaken, zus?” Lot knikte en liep naar Joline.
Margot vervolgde: “Wat mijn zus wilde zeggen, mevrouw de voorzitter: bij twee geweldige mensen. Gastvrij, praktisch ingesteld, empathisch en vooral: hele goede opvoeders om uiterst schichtige en verlegen ‘tutjes van de bijbelbelt’ een beetje normaal besef bij te brengen hoe het er in de wereld buiten een sekte aan toegaat. En sinds een dikke maand wonen wij elders samen met twee geweldige kerels waar we straalverliefd op zijn en waarmee we ook willen trouwen.
En ja, wij heten Boogman. Maar zo heten we pas sinds een maand. Voor die tijd heetten we Bongers. Maar die naam wilden we nooit meer dragen; onze verwekkers zitten voor lange tijd in de gevangenis. En we heten Boogman omdat die naam de samentrekking is van de namen Boogers, de meisjesnaam van Joline, en Jonkman, de achternaam van Kees. Zij hebben, samen met hun ouders en onze geweldige vriendengroep, ons gered. En daarom dragen wij de naam Boogman met trots. Tot zover, voorzitter.”
Die knikte. “Dank u wel.” En met een blik naar Lot: “Gaat ’t weer een beetje?” Ik keek opzij: Lot zat tegen Joline aan en Joline had haar arm om Lot heengeslagen. Mocca had zijn kop op de knie van Lot gelegd en kwispelde langzaam. Potdorie, die Mocca…
“Mevrouw van Wijnbergen: tot zover deze beschuldiging. Had u nog meer op uw lijstje?” Ze knikte. “Ja. Elke keer als zij zijn wezen sporten, stinkt de lift een uur in de wind naar hun zweet. Ik wil dat dat ophoudt!”
Mevrouw Geurts zuchtte. “U kunt ook de trap nemen. Is ook beter voor een ieders gezondheid. Nog meer?”
“Ja. Dat getoeter. Bijna elke avond speelt hij op zijn toeter. Afschuwelijk! Dat moet stoppen; ik lig er ’s nachts wakker van.”
“Meneer Jonkman?” “Mevrouw de voorzitter: ik speel bugel. Geen ‘toeter’. Dat ten eerste. En ondanks dat ik mijn appartement bijzonder goed geïsoleerd heb m.b.t. geluid speel ik niet na 21:30. U kunt navraag doen bij mijn directe buren, de heer en mevrouw Kamer in hoeverre zij last hebben van mijn muzikale hobby.”
Fred Kamer stond op. “Daar kan ik klip en klaar over zijn, voorzitter: héél soms horen wij de heer Jonkman spelen. In de zomer, als wij onze ramen open hebben staan en hij ook. Met dit weer, als het buiten fris is en de ramen dicht zijn: nul geluidsoverlast. Zeker niet ’s nachts.”
“Dank u wel… Zijn er andere aanwezigen die iets willen verklaren over het spel van de heer Jonkman?”

Een andere bewoners stond op. “Ja. Ik heb hem één keer horen spelen. Om exact middernacht. Tijdens de laatste jaarwisseling. Hij speelde toen ‘The second waltz van Dmitri Sjostacovitch. Dat stuk waar André Rieu furore mee heeft gemaakt. En dat klonk prima. Beter dan alle vuurpijlen en andere lawaaidingen bij elkaar.”
“Dank u wel… Nog meer mensen die iets terzake willen verklaren?”
Het bleef stil. “Mevrouw van Wijnbergen, wat ik nu ga zeggen doe ik uit hoofde van mijn voorzitterschap van de VVE:
U wilt, u wilt, u wilt… Wat ík wil mevrouw: ik wil dat u stopt met doen alsof u de keizerin van dit complex bent! Niemand hier is aan u verantwoording schuldig. Of het nu gaat over de kleuren van iemand z’n raamsponningen, of iemand een buks bij zich heeft of dat er iemand z’n brievenbus niet leeg heeft gemaakt omdat hij op vakantie is: u moet stoppen met uzelf met andermans zaken te bemoeien.
Telkens vinden wij briefjes van u in de postbus van de VVE met klachten over medebewoners. Over de kleinste futiliteiten. Dat kost tijd, ergernis en bevordert nou niet bepaald de sfeer in dit complex. Door mensen zoals u heeft Mr. Frank Visser, ook bekend als De Rijdende Rechter bestaansreden. Alle bezwaren en klachten tegen het echtpaar Jonkman zijn bij deze ongegrond of nietig verklaart.”
Béng! Weer een klap met de hamer en deze was wat harder dan eerder.

“We drinken nog een kop koffie en gaan dan verder met de vergadering, dames en heren. Dat duurt hooguit nog een kwartiertje, dan zijn we klaar. Om kwart voor negen graag weer zitten!” We stonden op. Angelique zei: “Ik geloof niet dat ik nog verder nodig ben hé?” Joline schudde haar hoofd. “Nee. Dank je wel dat je ons hebt ondersteund, schat.” An lachte. “Graag gedaan. Ik ga maar naar Henry toe. Eens kijken of hij de afwas al gedaan heeft, samen met Ma.”
We gaven haar een knuffel, en even later Lot en Margot ook. “Voorzichtig rijden dames. En regelmatig over je schouders kijken, want die missende dode hoek-indicatoren…” “Jaja, we weten het. Pestkoppen…” Lot lachte gelukkig weer en even later waren zij ook verdwenen.

Ik keek om me heen. Mevrouw Geurts was in een nogal stevig gesprek met mevrouw van Wijngaarden, zo te zien. Ik liep er even naar toe; wellicht kon mevrouw Geurts wat hulp gebruiken. “Je bent vanaf het begin zo partijdig als wat geweest! Je bent totaal ongeschikt als voorzitter!” Mevrouw van Wijngaarden brieste en mevrouw Geurts zuchtte.
“Mevrouw, u heeft zich vanavond zélf compleet belachelijk gemaakt. Al uw zogenaamde klachten zijn ongegrond, óf zijn totaal niet relevant voor een willekeurige medebewoner. U zou zich er totaal niet mee moeten bemoeien. De financiële situatie van de familie Jonkman? Hoe haalt u het in uw hersens om die ter discussie te stellen? Heeft iemand dat ooit bij u gedaan? Bij mij heeft niemand dat ooit gewaagd en zou iemand dat durven zou hij van mij rechtstreeks te horen hebben gekregen: ‘Dat gaat je geen flikker aan!’ En dit zeg ik nu als mede-bewoonster van dit complex. Niet als voorzitster van de VVE.”
Ik keek mevrouw van Wijngaarden aan. “En ik zeg het als degene die beschuldigd wordt van allerlei misdadige praktijken: die aangifte wegens laster gaat u krijgen. Dit neem ik hoog op mevrouw. U denkt dat u mij en mijn vrouw zwart kunt maken? Fout. Héél erg fout. En dat gaat u merken, dat is voorlopig het laatste wat ik er over zeg. Probeer het niet nog eens, want u krijgt er grondig spijt van. Tabeh.”
Ik draaide me om en hoorde achter me: “Nu hoort u het ook van een ander, mevrouw. En nu ga ik een kopje thee drinken. Ben ik wel aan toe.”

Anna en Fred Kamer stonden ook bij de tafel met koffie. “Goed weerwoord, Kees. Verder zeg ik er maar niets over.” “Da’s wel zo slim, Fred. Ik was even bang dat Anna zou beginnen over natte Libelle’s, maar dat viel mee.” Anna schoot in de lach. “Jij bent af en toe helemaal getikt hé?” “Af en toe?” hoorde ik Joline achter me. “Zeg maar gerust 24/7.” Ik trok haar tegen me aan. “Daarom ben ik ook met jou getrouwd, schat. Dan kun je er van genieten.”
Ze zuchtte. “Ja, vast. En ondertussen moet ik in een vergadering zitten die nergens over gaat, in plaats van aan mijn dissertatie te werken… Nou ja, morgen komt er weer een dag.” “Tot zover de bijdrage van een hard werkende studente”, zei Fred plagend.
Vanuit een ooghoek zag ik mevrouw van Wijngaarden het zaaltje uitlopen. Ze keek niet bepaald vrolijk. Nee, dat haal je de koekoek…
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...