Door: Jefferson
Datum: 05-05-2025 | Cijfer: 8.7 | Gelezen: 2528
Lengte: Lang | Leestijd: 13 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Lang | Leestijd: 13 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Over De Grens - 21: Kijk Maar Goed
Wanneer Het Gebeurt
Het was geen gesprek dat op één avond plaatsvond. Er viel niets af te dwingen, niets te redden. Wat tussen hen groeide, was geen compromis, geen vlucht uit een conflict, maar iets anders: overgave. Mathijs had zich er langzaam aan overgegeven—niet aan haar overspel, niet aan het idee dat zijn vrouw andere mannen toeliet in haar lichaam, maar aan het besef dat hij haar nooit had kunnen tegenhouden. En dat hij dat, diep vanbinnen, ook niet wilde.
Hij had haar aangekeken, kalm, terwijl ze hem vertelde wat ze voelde. Niet met schaamte, niet met spijt, maar met helderheid. En hij had geknikt. Eerst langzaam. Toen zekerder. Want het verlangen in haar was echt, en de eerlijkheid waarmee ze het deelde was meer waard dan elke gelogen kuisheid.
Liza had het geaccepteerd. Niet omdat ze zijn toestemming nodig had, maar omdat hij het haar gaf. Zijn blik, zijn stilzwijgende aanwezigheid, het feit dat hij bleef. Zij wilde dit. Zij zou dit blijven doen. En hij... hij mocht kijken. Als hij dat wilde. Als hij dat aankon. Ze vroeg het hem niet. Ze nodigde hem uit.
Eva en Bas werden hun onuitgesproken referentie. Niet als voorbeeld, niet als ideaal, maar als geruststelling: er zijn anderen. Mensen die houden zonder vast te houden. Die ruimte geven zonder afstand te nemen. Mathijs keek naar Bas en zag geen zwakte. Hij zag een man die wist wat hij had. En Liza keek naar Eva en begreep: dit is geen verloren vrouw. Dit is iemand die zichzelf eindelijk toe laat.
Langzaam keerde de genegenheid terug. Niet als vanzelfsprekendheid, maar als iets nieuws. Anders. Rauw en eerlijk. Mathijs raakte haar weer aan, soms wanneer ze net thuiskwam, soms als ze elkaar toevallig raakten in de keuken. Ze vrijden. Zacht, ontdaan van verwachtingen. Soms na een dag waarop ze met een ander was geweest. En hij voelde haar dan—open, warm, verzadigd—en hield haar vast alsof hij haar eindelijk begreep.
Ze praatten. Niet altijd met woorden, vaak met blikken. Over wat ze nog wilde, wat ze zich voorstelde, wat ze had gevoeld. Mathijs luisterde. Vroeg soms of hij het mocht zien. En soms, als het veilig voelde, stemde ze toe.
Er kwamen afspraken. Of beter gezegd: bevestigingen van wat al duidelijk werd. Ze wilde geen grenzen meer. Geen verboden fantasieën, geen weg te stoppen verlangens. Alles mocht gedacht worden. Alles mocht gevoeld worden. En Mathijs? Die wilde er getuige van zijn. Niet als straf, niet als boetedoening, maar als eer.
En dus bleven ze samen.
Op hun eigen manier.
Soms lagen ze samen in bed, in stilte, en dan vroeg Mathijs het opeens. Niet dwingend, niet bezitterig. Gewoon zacht. “Wat heb je al gedaan? En met wie?” En Liza antwoordde dan. Niet om hem te shockeren, maar omdat het eerlijker voelde dan zwijgen. Omdat ze merkte dat het hem opwond—de feiten, de details, maar vooral dat ze het met hem deelde.
John kwam nog steeds over de vloer. Er was altijd wel iets te doen. Een scharnier dat kraakte. Een lichtpunt dat geflikkerd had. En zij bleef hem belonen. Snelle momenten, in de bijkeuken of op zolder. Met haar hand, of haar mond. Nooit verder. Niet meer sinds die ene keer. Ze had Mathijs verteld over de anale keer, die onvoorziene overgave tegen de kast. Hij had even stil gelegen toen ze het zei, zijn vingers op haar heupen. Maar toen had hij alleen maar gezegd: “Is het nog eens gebeurd?” En zij had haar hoofd geschud. Nog niet. En hij? Hij had haar daarna alleen maar harder genomen, alsof het besef van wat ze had meegemaakt hem juist dichter bij haar bracht.
Samuel was daarna niet meer geweest. Nog niet. Maar hij spookte wel door haar hoofd. Zijn vrienden ook. Jonge, donkere jongens die haar met blikken stripten als ze langsliepen. Liza sprak er open over. Met Mathijs, in bed. En met Eva, op het terras. De gedachte dat ze haar misschien samen zouden nemen, haar uit zouden kleden, haar zouden gebruiken tot ze niet meer wist wie wie was—het joeg een siddering door haar lijf. Maar ook angst. Want dat zou controle betekenen... weggeven. Helemaal.
Eva had geluisterd, grijnzend, met haar kin op haar hand. “Als je dat doet, wil ik erbij zijn.” Niet als waarschuwing. Als wens. En Mathijs had niets gezegd, maar zijn ademhaling had haar genoeg verteld. Die gedachte—Liza, Eva, een groep jongens die hen allebei zouden nemen—het was té. Té veel. Té opwindend. Té dichtbij. En toch...
En dan Brian.
Sinds die nacht bij de schouwburg was er niets meer gebeurd. Geen afspraak, geen herhaling. Maar hij had wel gehint. Op méér. Op vrienden van hem. Op dingen die zij misschien zou willen, al wist ze het zelf nog niet. Groepsdingen. Mannen met ervaring. Met macht. Ze had niet geweigerd. Alleen gezwegen. En gefantaseerd.
Twee werelden. Jonge lichamen vol honger. Oude lichamen vol kennis.
Kiezen hoefde nog niet.
Voor nu mocht het bestaan in haar hoofd. En daar, tussen verlangen en afspraak, vond ze een nieuwe vorm van vrijheid.
Het was absurd, als ze er echt bij stilstond. Wat ze had meegemaakt. Wat er allemaal was gebeurd, wie ze had toegelaten, wat ze had gedaan. En toch… voelde het bijna normaal. Alsof haar lichaam al wist hoe dit moest, alsof haar geest het allang had geaccepteerd. Maar natuurlijk was het niet normaal. Niet écht. Het was een geheim. Een groot geheim. Een ander soort leven dat zich in stiltes en blikken voltrok, in kelders en kamers, op bedden die niet van haar waren.
En toch wist een select groepje precies wie ze geworden was. Wat ze wilde. Wat ze deed. En dat moest ook zo blijven. Niemand had baat bij openheid. Niet de jongens die haar hadden gehad, niet de mannen die op haar wachtten. Niet Mathijs, die haar de ruimte gaf, maar die haar nog steeds vasthield in hun gezamenlijke leven. En zeker zijzelf niet—want in dat geheime bestaan lag haar vrijheid. Niet op straat. Niet op verjaardagen of buurtbarbecues.
Dus bleef ze gewoon Liza.
Lief. Mooi. Verlegen.
Ze groette haar buren met een glimlach, legde haar hand kort op de onderarm van een collega als die iets verdrietigs vertelde, gaf haar nichtje een extra stuk appeltaart omdat het kon. Ze was aanwezig, vriendelijk, verzorgend. Ze werkte in de bibliotheek, zoals altijd. Ze sorteerde boeken, nam verlengingen op, legde kinderen uit waar ze informatie konden vinden voor hun spreekbeurt. Ze maakte haar huis schoon, stond in de tuin, dronk thee aan de keukentafel. Soms met Eva. Soms alleen.
En niemand die iets wist.
Familie dacht dat ze nog altijd de rustige, gevoelige vrouw was die Mathijs gelukkig maakte. Kennissen zagen haar als ‘de mooie buurvrouw’. Oudere vrouwen vonden haar stijlvol. Mannen vonden haar aantrekkelijk, zonder dat ze precies konden zeggen waarom. En niemand, werkelijk niemand, had enig idee dat zij—uitgerekend zij—fantaseerde over harde, zwarte piemels. Grote jongens die haar met hun blikken uitkleden. Mannen met handen die haar konden vasthouden zoals ze dat altijd al gewild had.
En het mooiste?
Dat ze het nu ook kreeg.
Niet in haar hoofd. Niet in de schaduw van een droom. Maar echt.
Als ze het wilde, hoefde ze alleen maar te zuchten.
En er was er altijd wel één die haar hoorde.
Mathijs werkte wat vaker thuis. Omdat het kon. Omdat het paste bij zijn functie, en omdat zijn leidinggevende hem er subtiel toe aanmoedigde. Minder reiskosten, minder afleiding. Productiever zelfs, op papier. En niemand die vroeg waarom hij er de voorkeur aan gaf. Maar hij wist het wel. De echte reden.
Hij wilde haar niet missen.
Niet omdat hij haar wantrouwde. Integendeel. Hij vertrouwde haar meer dan ooit. Maar hij wilde aanwezig zijn. Zien. Voelen. Er zijn op het moment dat ze haar grenzen verlegde. Niet om haar tegen te houden—maar om het te kunnen vastleggen in zijn hoofd. Elke beweging, elke blik, elk spoor van verlangen op haar gezicht. Zijn vrouw, Liza, die leefde zoals ze dat altijd al had gewild.
Hij hoorde het als John aanbelde. Altijd op vreemde tijden. Nooit op afspraak. Een kraan die ‘lekte’, een schutting die ‘nog even moest’. John was eenvoudig. Niet dom, maar... eenvoudig. Hij dacht echt dat niemand iets doorhad. Dat zijn geheime bezoekjes onzichtbaar bleven. Maar Mathijs wist het. Al lang. En hij was niet de enige. Eva wist het. Samuel wist het. Zijn vrienden ook.
Alleen John wist niks.
John kwam gewoon klussen.
Hij stelde geen vragen. Liet zich sturen. Liet zich gebruiken. Hij kwam zelfs zonder verwachtingen. Maar vroeg of laat zat Liza voor hem op haar knieën, haar handen op zijn dijen, haar mond geopend alsof ze zich overgaf aan een ritueel dat groter was dan henzelf. Soms zat hij op een stoel en zij gleed over hem heen, haar heupen cirkelend alsof ze het tempo van zijn ademhaling leidde. Alsof het normaal was. Alsof het hún patroon was geworden.
En Mathijs?
Die hield zich stil.
Op de bovenverdieping. Of in de werkkamer. Deur op een kier. Adem in. Geen geluid maken. Hij wilde niets verstoren. Geen seconde missen. Hij luisterde naar de schroeiende stiltes, het zachte ritme van huid op huid, de fluistering van Liza’s adem als ze haar hoofd achteroverboog en alles liet gebeuren.
Soms zag hij haar.
Heel even.
Hoe ze beheerst op en neer ging, hoe haar mond om Johns dikke, zwarte stang glansde van speeksel. Hoe ze hem aankeek—alsof het haar eigen man was die ze alles gaf. En misschien wás dat het ook. Een geschenk. Iets wat zij mocht doen, omdat hij toekeek.
Maar in zijn hoofd zag hij méér.
Meer dan wat er nu gebeurde.
Zijn fantasieën waren wild, gelaagd, tikkend op het randje van wat nog kon. Liza, met méér jongens. Met Eva erbij. Op haar knieën, maar niet alleen. Op haar rug, haar benen wijd, haar stem gebroken door alles wat ze toegelaten had.
En Mathijs?
Die zou daar ook zijn.
Stil. Genietend. Vlammend van liefde.
Toch was er iets wat bleef knagen. Een detail. Een herinnering die zich vastzette in zijn hoofd, scherper dan de rest. Er was één moment waarop zijn opwinding zó allesoverheersend was geweest, dat het sindsdien nooit meer geëvenaard werd. Het moment dat zijn hele lijf trilde, zijn hart bonkte in zijn keel en zijn benen even bijna weigerden. Het was daar gebeurd—op die donkere parkeerplaats, toen hij haar zag. Niet verwacht. Niet gepland. En juist daardoor zo vernietigend echt.
Ze zat voorovergebogen in Brian’s auto.
Haar hoofd bewoog in zijn schoot, haar mond om iets wat zó zichtbaar niet van hem was. Haar haar los, haar gezicht deels verlicht door het dashboard. En Brian, ontspannen achterover, zijn hand in haar nek, zijn ogen half gesloten. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat hij zijn buurvrouw daar zat te laten pijpen. Alsof zij niets liever deed. En dat deed ze misschien ook niet.
Mathijs had het alleen maar gezien.
Niet gehoord.
Niet gevoeld.
Alleen gezien.
En het was alsof de wereld even stilstond. Alsof de oude Liza, de zachte, beheerste vrouw met wie hij het leven had opgebouwd, ter plekke verdampte. En iets nieuws zich in haar plaats openbaarde. Een vrouw die zich gaf zonder terughoudendheid. Zonder dat hij daar onderdeel van was. Zonder dat hij het wist, laat staan goedgekeurd had.
En toch had het hem niet kapotgemaakt. Het had hem betoverd. Verlamd. Aangezet. Het was het moment waarop zijn fantasieën vlees werden. Zonder filter. Zonder afspraak. Alleen pure realiteit.
Daarna veranderde alles.
Ze hadden het besproken, voorzichtig, eerlijk. En Liza had toegegeven dat dat moment—juist omdat het onverwacht was, ongecontroleerd—haar ook iets had gedaan. Iets had wakker gemaakt. Meer zelfs dan de sessies die volgden, waarin hij wel mocht weten, mocht zien, soms zelfs mocht meedoen. Echt vreemdgaan, had ze het genoemd. Zonder toestemming. Zonder kader. En juist dat… had iets onweerstaanbaars.
Maar dat kon nu niet meer.
Nu wisten ze alles van elkaar. Nu deelden ze fantasieën voor ze werkelijkheid werden. Ze bespraken de namen. De plekken. De grenzen. En daarmee ook de spanning van het onverwachte. Alsof zelfs het vreemdgaan een soort veiligheid had gekregen.
Mathijs zuchtte. Hij hield van haar. Meer dan ooit. Maar juist dat moment—Liza’s hoofd in Brian’s schoot, zijn pik glanzend van haar speeksel, dat rauwe, spontane beeld—was het begin van zijn verslaving geweest.
En de vraag die bleef hangen was simpel.
Hoe breng je dat nog terug?
Als je eenmaal alles weet.
Als alles... gedeeld is.
-
Hij had haar aangekeken, kalm, terwijl ze hem vertelde wat ze voelde. Niet met schaamte, niet met spijt, maar met helderheid. En hij had geknikt. Eerst langzaam. Toen zekerder. Want het verlangen in haar was echt, en de eerlijkheid waarmee ze het deelde was meer waard dan elke gelogen kuisheid.
Liza had het geaccepteerd. Niet omdat ze zijn toestemming nodig had, maar omdat hij het haar gaf. Zijn blik, zijn stilzwijgende aanwezigheid, het feit dat hij bleef. Zij wilde dit. Zij zou dit blijven doen. En hij... hij mocht kijken. Als hij dat wilde. Als hij dat aankon. Ze vroeg het hem niet. Ze nodigde hem uit.
Eva en Bas werden hun onuitgesproken referentie. Niet als voorbeeld, niet als ideaal, maar als geruststelling: er zijn anderen. Mensen die houden zonder vast te houden. Die ruimte geven zonder afstand te nemen. Mathijs keek naar Bas en zag geen zwakte. Hij zag een man die wist wat hij had. En Liza keek naar Eva en begreep: dit is geen verloren vrouw. Dit is iemand die zichzelf eindelijk toe laat.
Langzaam keerde de genegenheid terug. Niet als vanzelfsprekendheid, maar als iets nieuws. Anders. Rauw en eerlijk. Mathijs raakte haar weer aan, soms wanneer ze net thuiskwam, soms als ze elkaar toevallig raakten in de keuken. Ze vrijden. Zacht, ontdaan van verwachtingen. Soms na een dag waarop ze met een ander was geweest. En hij voelde haar dan—open, warm, verzadigd—en hield haar vast alsof hij haar eindelijk begreep.
Ze praatten. Niet altijd met woorden, vaak met blikken. Over wat ze nog wilde, wat ze zich voorstelde, wat ze had gevoeld. Mathijs luisterde. Vroeg soms of hij het mocht zien. En soms, als het veilig voelde, stemde ze toe.
Er kwamen afspraken. Of beter gezegd: bevestigingen van wat al duidelijk werd. Ze wilde geen grenzen meer. Geen verboden fantasieën, geen weg te stoppen verlangens. Alles mocht gedacht worden. Alles mocht gevoeld worden. En Mathijs? Die wilde er getuige van zijn. Niet als straf, niet als boetedoening, maar als eer.
En dus bleven ze samen.
Op hun eigen manier.
Soms lagen ze samen in bed, in stilte, en dan vroeg Mathijs het opeens. Niet dwingend, niet bezitterig. Gewoon zacht. “Wat heb je al gedaan? En met wie?” En Liza antwoordde dan. Niet om hem te shockeren, maar omdat het eerlijker voelde dan zwijgen. Omdat ze merkte dat het hem opwond—de feiten, de details, maar vooral dat ze het met hem deelde.
John kwam nog steeds over de vloer. Er was altijd wel iets te doen. Een scharnier dat kraakte. Een lichtpunt dat geflikkerd had. En zij bleef hem belonen. Snelle momenten, in de bijkeuken of op zolder. Met haar hand, of haar mond. Nooit verder. Niet meer sinds die ene keer. Ze had Mathijs verteld over de anale keer, die onvoorziene overgave tegen de kast. Hij had even stil gelegen toen ze het zei, zijn vingers op haar heupen. Maar toen had hij alleen maar gezegd: “Is het nog eens gebeurd?” En zij had haar hoofd geschud. Nog niet. En hij? Hij had haar daarna alleen maar harder genomen, alsof het besef van wat ze had meegemaakt hem juist dichter bij haar bracht.
Samuel was daarna niet meer geweest. Nog niet. Maar hij spookte wel door haar hoofd. Zijn vrienden ook. Jonge, donkere jongens die haar met blikken stripten als ze langsliepen. Liza sprak er open over. Met Mathijs, in bed. En met Eva, op het terras. De gedachte dat ze haar misschien samen zouden nemen, haar uit zouden kleden, haar zouden gebruiken tot ze niet meer wist wie wie was—het joeg een siddering door haar lijf. Maar ook angst. Want dat zou controle betekenen... weggeven. Helemaal.
Eva had geluisterd, grijnzend, met haar kin op haar hand. “Als je dat doet, wil ik erbij zijn.” Niet als waarschuwing. Als wens. En Mathijs had niets gezegd, maar zijn ademhaling had haar genoeg verteld. Die gedachte—Liza, Eva, een groep jongens die hen allebei zouden nemen—het was té. Té veel. Té opwindend. Té dichtbij. En toch...
En dan Brian.
Sinds die nacht bij de schouwburg was er niets meer gebeurd. Geen afspraak, geen herhaling. Maar hij had wel gehint. Op méér. Op vrienden van hem. Op dingen die zij misschien zou willen, al wist ze het zelf nog niet. Groepsdingen. Mannen met ervaring. Met macht. Ze had niet geweigerd. Alleen gezwegen. En gefantaseerd.
Twee werelden. Jonge lichamen vol honger. Oude lichamen vol kennis.
Kiezen hoefde nog niet.
Voor nu mocht het bestaan in haar hoofd. En daar, tussen verlangen en afspraak, vond ze een nieuwe vorm van vrijheid.
Het was absurd, als ze er echt bij stilstond. Wat ze had meegemaakt. Wat er allemaal was gebeurd, wie ze had toegelaten, wat ze had gedaan. En toch… voelde het bijna normaal. Alsof haar lichaam al wist hoe dit moest, alsof haar geest het allang had geaccepteerd. Maar natuurlijk was het niet normaal. Niet écht. Het was een geheim. Een groot geheim. Een ander soort leven dat zich in stiltes en blikken voltrok, in kelders en kamers, op bedden die niet van haar waren.
En toch wist een select groepje precies wie ze geworden was. Wat ze wilde. Wat ze deed. En dat moest ook zo blijven. Niemand had baat bij openheid. Niet de jongens die haar hadden gehad, niet de mannen die op haar wachtten. Niet Mathijs, die haar de ruimte gaf, maar die haar nog steeds vasthield in hun gezamenlijke leven. En zeker zijzelf niet—want in dat geheime bestaan lag haar vrijheid. Niet op straat. Niet op verjaardagen of buurtbarbecues.
Dus bleef ze gewoon Liza.
Lief. Mooi. Verlegen.
Ze groette haar buren met een glimlach, legde haar hand kort op de onderarm van een collega als die iets verdrietigs vertelde, gaf haar nichtje een extra stuk appeltaart omdat het kon. Ze was aanwezig, vriendelijk, verzorgend. Ze werkte in de bibliotheek, zoals altijd. Ze sorteerde boeken, nam verlengingen op, legde kinderen uit waar ze informatie konden vinden voor hun spreekbeurt. Ze maakte haar huis schoon, stond in de tuin, dronk thee aan de keukentafel. Soms met Eva. Soms alleen.
En niemand die iets wist.
Familie dacht dat ze nog altijd de rustige, gevoelige vrouw was die Mathijs gelukkig maakte. Kennissen zagen haar als ‘de mooie buurvrouw’. Oudere vrouwen vonden haar stijlvol. Mannen vonden haar aantrekkelijk, zonder dat ze precies konden zeggen waarom. En niemand, werkelijk niemand, had enig idee dat zij—uitgerekend zij—fantaseerde over harde, zwarte piemels. Grote jongens die haar met hun blikken uitkleden. Mannen met handen die haar konden vasthouden zoals ze dat altijd al gewild had.
En het mooiste?
Dat ze het nu ook kreeg.
Niet in haar hoofd. Niet in de schaduw van een droom. Maar echt.
Als ze het wilde, hoefde ze alleen maar te zuchten.
En er was er altijd wel één die haar hoorde.
Mathijs werkte wat vaker thuis. Omdat het kon. Omdat het paste bij zijn functie, en omdat zijn leidinggevende hem er subtiel toe aanmoedigde. Minder reiskosten, minder afleiding. Productiever zelfs, op papier. En niemand die vroeg waarom hij er de voorkeur aan gaf. Maar hij wist het wel. De echte reden.
Hij wilde haar niet missen.
Niet omdat hij haar wantrouwde. Integendeel. Hij vertrouwde haar meer dan ooit. Maar hij wilde aanwezig zijn. Zien. Voelen. Er zijn op het moment dat ze haar grenzen verlegde. Niet om haar tegen te houden—maar om het te kunnen vastleggen in zijn hoofd. Elke beweging, elke blik, elk spoor van verlangen op haar gezicht. Zijn vrouw, Liza, die leefde zoals ze dat altijd al had gewild.
Hij hoorde het als John aanbelde. Altijd op vreemde tijden. Nooit op afspraak. Een kraan die ‘lekte’, een schutting die ‘nog even moest’. John was eenvoudig. Niet dom, maar... eenvoudig. Hij dacht echt dat niemand iets doorhad. Dat zijn geheime bezoekjes onzichtbaar bleven. Maar Mathijs wist het. Al lang. En hij was niet de enige. Eva wist het. Samuel wist het. Zijn vrienden ook.
Alleen John wist niks.
John kwam gewoon klussen.
Hij stelde geen vragen. Liet zich sturen. Liet zich gebruiken. Hij kwam zelfs zonder verwachtingen. Maar vroeg of laat zat Liza voor hem op haar knieën, haar handen op zijn dijen, haar mond geopend alsof ze zich overgaf aan een ritueel dat groter was dan henzelf. Soms zat hij op een stoel en zij gleed over hem heen, haar heupen cirkelend alsof ze het tempo van zijn ademhaling leidde. Alsof het normaal was. Alsof het hún patroon was geworden.
En Mathijs?
Die hield zich stil.
Op de bovenverdieping. Of in de werkkamer. Deur op een kier. Adem in. Geen geluid maken. Hij wilde niets verstoren. Geen seconde missen. Hij luisterde naar de schroeiende stiltes, het zachte ritme van huid op huid, de fluistering van Liza’s adem als ze haar hoofd achteroverboog en alles liet gebeuren.
Soms zag hij haar.
Heel even.
Hoe ze beheerst op en neer ging, hoe haar mond om Johns dikke, zwarte stang glansde van speeksel. Hoe ze hem aankeek—alsof het haar eigen man was die ze alles gaf. En misschien wás dat het ook. Een geschenk. Iets wat zij mocht doen, omdat hij toekeek.
Maar in zijn hoofd zag hij méér.
Meer dan wat er nu gebeurde.
Zijn fantasieën waren wild, gelaagd, tikkend op het randje van wat nog kon. Liza, met méér jongens. Met Eva erbij. Op haar knieën, maar niet alleen. Op haar rug, haar benen wijd, haar stem gebroken door alles wat ze toegelaten had.
En Mathijs?
Die zou daar ook zijn.
Stil. Genietend. Vlammend van liefde.
Toch was er iets wat bleef knagen. Een detail. Een herinnering die zich vastzette in zijn hoofd, scherper dan de rest. Er was één moment waarop zijn opwinding zó allesoverheersend was geweest, dat het sindsdien nooit meer geëvenaard werd. Het moment dat zijn hele lijf trilde, zijn hart bonkte in zijn keel en zijn benen even bijna weigerden. Het was daar gebeurd—op die donkere parkeerplaats, toen hij haar zag. Niet verwacht. Niet gepland. En juist daardoor zo vernietigend echt.
Ze zat voorovergebogen in Brian’s auto.
Haar hoofd bewoog in zijn schoot, haar mond om iets wat zó zichtbaar niet van hem was. Haar haar los, haar gezicht deels verlicht door het dashboard. En Brian, ontspannen achterover, zijn hand in haar nek, zijn ogen half gesloten. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat hij zijn buurvrouw daar zat te laten pijpen. Alsof zij niets liever deed. En dat deed ze misschien ook niet.
Mathijs had het alleen maar gezien.
Niet gehoord.
Niet gevoeld.
Alleen gezien.
En het was alsof de wereld even stilstond. Alsof de oude Liza, de zachte, beheerste vrouw met wie hij het leven had opgebouwd, ter plekke verdampte. En iets nieuws zich in haar plaats openbaarde. Een vrouw die zich gaf zonder terughoudendheid. Zonder dat hij daar onderdeel van was. Zonder dat hij het wist, laat staan goedgekeurd had.
En toch had het hem niet kapotgemaakt. Het had hem betoverd. Verlamd. Aangezet. Het was het moment waarop zijn fantasieën vlees werden. Zonder filter. Zonder afspraak. Alleen pure realiteit.
Daarna veranderde alles.
Ze hadden het besproken, voorzichtig, eerlijk. En Liza had toegegeven dat dat moment—juist omdat het onverwacht was, ongecontroleerd—haar ook iets had gedaan. Iets had wakker gemaakt. Meer zelfs dan de sessies die volgden, waarin hij wel mocht weten, mocht zien, soms zelfs mocht meedoen. Echt vreemdgaan, had ze het genoemd. Zonder toestemming. Zonder kader. En juist dat… had iets onweerstaanbaars.
Maar dat kon nu niet meer.
Nu wisten ze alles van elkaar. Nu deelden ze fantasieën voor ze werkelijkheid werden. Ze bespraken de namen. De plekken. De grenzen. En daarmee ook de spanning van het onverwachte. Alsof zelfs het vreemdgaan een soort veiligheid had gekregen.
Mathijs zuchtte. Hij hield van haar. Meer dan ooit. Maar juist dat moment—Liza’s hoofd in Brian’s schoot, zijn pik glanzend van haar speeksel, dat rauwe, spontane beeld—was het begin van zijn verslaving geweest.
En de vraag die bleef hangen was simpel.
Hoe breng je dat nog terug?
Als je eenmaal alles weet.
Als alles... gedeeld is.
-
Lees verder: Over De Grens - 23: De Nacht Dat Het Spel Openbrak
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10