Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Jefferson
Datum: 01-12-2025 | Cijfer: 9.2 | Gelezen: 825
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 52 minuten | Lezers Online: 1
Een Ramvol Weekend
Beste lezers,

Voor wie meer dan alleen dit verhaal volgt, kom even kijken op mijn pagina. Die heb ik een update gegeven om aan te geven dat er ook nog andere verhalen zijn waar ik aan wil schrijven, naast dit verhaal.

Dit verhaal is op een punt aangekomen waar ik wat meer tijd nodig heb voor de hoofdstukken, met alles wat ik erin kwijt wil. Vandaar ook deze passende titel voor het 165ste (alweer) hoofdstuk.

Groet,

Jefferson


Het is vrijdag, en wanneer Kamila en ik samen aankomen, hangt er een spanning die ik niet kan negeren, zelfs niet wanneer ik mezelf wijsmaak dat ik dit hele weekend vooral voor haar doe, omdat zij het verdient dat ik meedoe, dat ik me laat zien, dat ik niet blijf hangen in de twijfel die de afgelopen weken steeds om me heen heeft gekronkeld; ik wist niet zeker of ik had moeten meegaan, maar tegelijk voelde ik dat het de enige juiste keuze was, want Kamila heeft spijt, oprecht, voelbaar in elke blik die ze me de afgelopen dagen schonk, en toch wil ik het niet zwaarder maken dan het is, niet voor haar en ook niet voor mij, al weet ik dat er onder de oppervlakte meer speelt dan we hardop uitspreken. Elise is een dag eerder vertrokken, niet volgens plan, maar gezien de bittere nasmaak van onze laatste ontmoeting leek het haar — en eerlijk gezegd ook mij — beter om die eerste stap al te zetten, weg van ons, weg uit de frictie die zich rondom ons had opgebouwd, al betekent dat onvermijdelijk dat er nog genoeg is dat besproken moet worden, woorden die nog ergens tussen ons zweven, gewichten die nog niet verschoven zijn. Ik heb op mijn beurt Kamila nog niets verteld over wat ik vermoed, voorzichtig haast zeker weet: dat Elise haar oude plekje op Ameland terug wil, dat ze teruggrijpt naar iets wat we ooit hadden, iets wat zij misschien wíl heroveren, en hoewel Kamila het waarschijnlijk zou accepteren, of op zijn minst denken dat het haar niets zou doen, weet ik dat er bij Elise meer achter zit, iets wat ik zelf nog niet volledig kan plaatsen, laat staan kan voorspellen, en ik twijfel of het goed zou gaan als het zover komt; dat is de onderlaag die in mij woelt terwijl wij Rotterdam binnenrijden, een stad waar het de eerste uren met de vriendengroep bepaald niet beter van wordt.

We melden ons bij het appartement van Hyun en Sophia, die hier officieel samenwoonden met Alisha en Maja, al is die situatie in de praktijk zo vloeibaar dat hij elke week lijkt te veranderen; Maja is de laatste tijd vooral bij Pawel te vinden, alsof ze opnieuw in dat oude patroon is gegleden, en Alisha verblijft bijna volledig in het appartement van Joey, twee verdiepingen lager, omdat hij zijn medestudenten inmiddels "weggewerkt" heeft — een detail dat me doet glimlachen omdat het zo bij hem past — waardoor die twee praktisch samenwonen. Het stel waar ik het minst van af wist, maar misschien juist daarom het meest stabiel leek binnen deze chaotische groep, al weet ik dat Joey de geheimen van Jeff en Mussa kende, of op zijn minst zwijgend medeplichtig was, iets wat ik nooit helemaal vergeten ben. Gelukkig dacht ik niet veel tijd met hem te hoeven doorbrengen; mijn pijlen waren gericht op Kamila, natuurlijk, op haar lichaam, haar energie, haar aanwezigheid, maar daarnaast óók op Elise, om eindelijk uit te spreken wat tussen ons bleef hangen, en als er nog tijd overbleef — en dat hoopte ik — dan kon ik Hyun niet zomaar negeren. Dat was mijn plan, dat waren mijn verwachtingen, en Kamila zei dat die van haar hetzelfde waren, maar diep vanbinnen wist ik dat ook bij haar andere verlangens meedraaiden, verlangens die ze niet verstopte: het verlangen om gedeeld te worden, of om eens met een ander te verdwalen, om een grens te verschuiven, om zichzelf aan iemand anders te geven zoals ze zich aan mij had gegeven. Pawel zou ook komen, en hoewel we het er niet over hadden gehad, voelde ik aan alles dat dit als een mogelijkheid in de lucht hing — dat ik haar, op dit gebied, al te lang minder had gegeven dan zij mij, en dat ze, met de wetenschap dat er binnenkort een paar dagen zouden komen waarop zij zonder mij zou zijn, misschien juist dit weekend die behoefte vervuld zou moeten krijgen, zodat ze het niet ergens anders zou zoeken, in mijn afwezigheid, met of zonder toestemming. Zo stonden we daar, beladen met plannen, verwachtingen, twijfels en onderhuidse vurigheid — genoeg spanningen om mee te beginnen.

Sophia liet ons binnen, zichtbaar opgelucht dat er eindelijk beweging in de dag kwam, blij om Kamila te zien, opgelaten op een manier die ik herkende als de spanning van organiseren, ontvangen, de verantwoordelijkheid voelen voor een huis vol mensen, maar toch was het alsof haar blik, wanneer die heel even op mij viel, me in één seconde losmaakte van alle gedachten waar ik in vastzat, want ze bleef een ongelooflijk lekkerwijf, dat shirtje van haar dat zogenaamd te strak zat natuurlijk nooit per ongeluk gekozen, en nog voor ik de tijd had om daarvan bij te komen hoorde ik de stemmen achter haar, de geluiden van de rest van de groep, waaronder Elise, die samen met Hila op de vensterbank zat te kletsen, een combinatie die me onmiddellijk een diepe, zwarte draai in mijn maag bezorgde. Elise deed alsof er niets aan de hand was, alsof de afgelopen weken niet hadden bestaan, en dus deed ik dat ook maar, maar de blik die Hila me gaf verried meteen dat er al het een en ander gedeeld was — hoe het kon dat alles tussen mij en Elise, na nog geen twee weken hernieuwd contact, zo abrupt, zo totaal was omgeslagen, was waarschijnlijk rationeel te verklaren, maar ik kon er met geen mogelijkheid bij, niet met mijn verstand en al helemaal niet met mijn gevoel.

Toen Hyun vervolgens uit haar kamer kwam — ze had ons duidelijk nog niet verwacht — verraadde haar hele houding wat wij met haar deden, of misschien wat ík met haar deed; natuurlijk was de knuffel tussen haar en Kamila innig, warm, vanzelfsprekend zelfs, maar de manier waarop haar ogen daarna op mij rustten, sprankelend van verlegenheid én verwachting tegelijk, liet niets aan de verbeelding over. We hadden contact gehad, appcontact, dat soort zwevende plannen waarvan je voelt dat ze pas in het echt landen, en we zouden snel afspreken, maar eerder dan dit weekend was niet gelukt; nu we elkaar zagen, voelde het meteen goed, anders, alsof we verder waren gegaan waar we gebleven waren, zonder te moeten zoeken naar een nieuw beginpunt. Kamila merkte het, natuurlijk merkte ze het, en zonder jaloezie — niet per se — kneep ze mijn hand steviger vast, een subtiel signaal, want de afgelopen dagen was ze al aanhankelijker geweest omdat ik toch wat boos op haar was geweest, al was dat allang opgelost, maar extra aandacht van haar is voor mij nooit verkeerd, integendeel.

Het plan was dat we hier zouden verzamelen en daarna de kamers zouden verdelen, en ik hoopte vurig dat wij bij Sophia en Hyun zouden slapen — daar waren alleen maar goede redenen voor, als je het mij vroeg — maar het was precies op dat moment dat nog eens pijnlijk duidelijk werd hoe fucked up ons eigen leven inmiddels was geworden, want dat zou vreemd zijn, zacht uitgedrukt; de realiteit hier was hard, onontkoombaar zelfs, want de dames zouden hier slapen, in dit appartement, en de heren in het andere appartementje, iets verderop, twee verdiepingen lager in dezelfde flat. Dat betekende dat ik gescheiden zou worden van Kamila, de nacht in, dat ik veroordeeld zou zijn om met die gasten te slapen, gasten met wie ik ooit schappelijk kon omgaan, tot het moment dat twee van hen mijn Elise op een heerlijke, vernietigende wijze vreemd hadden laten gaan. De meesten uit de vriendengroep wisten dat niet in detail, maar een aantal wel, en die wisten ook dat ík het wist, dat ik het destijds geaccepteerd had, of misschien gedoogd had, en nu moest ik met díe gasten op een kamer, alsof dat normaal was, alsof ik dat zonder probleem moest kunnen verdragen. Leek me ook geen pretje voor Pawel, die met Maja iets soortgelijks had meegemaakt, alsof het verleden ons nog eens extra in het gezicht kwam slaan. Ik werd er hypernerveus van, voelde de spanning in mijn lijf stijgen als een koorts, en liet Kamila niet graag los op dat moment.

Dit hoorde ik pas hier, samen met Kamila, en de schok was wederzijds; zij keek me aan met die blik die zei dat het van haar net zo onverwacht kwam als voor mij. En dan, terwijl ik haar hand nog altijd vasthield, kwam het in me op — belachelijk, maar eerlijk — of ze me morgenochtend dan nog zou wakkerpijpen als ik met een ander op de kamer lag, of dat dit misschien juist de perfecte kans was om die grens te verkennen, om mij en Pawel samen wakker te maken op die manier, en wat dan met de rest? De gedachte was absurd, weer fucked up, niet van deze wereld, maar tegelijk niet eens zo gek binnen de logica van ons leven. Het flitste door me heen en verdween weer, maar de echo bleef zitten, een voorproefje van hoe complex en geladen dit weekend zou worden.

Want terwijl we daar staan te wachten, in dat langzaam voller wordende appartement, wij in gesprek met Sophia en Hyun, een gesprek dat grotendeels bestaat uit blikken die meer zeggen dan woorden, terwijl Elise en Hila iets verderop zitten, samen op de vensterbank, hun hoofden iets te dicht bij elkaar, hun stemmen net te zacht om te volgen maar luid genoeg om mijn gedachten te vullen, wachten we op de rest, en het is precies in dat wachten dat de spanning zich het duidelijkst laat voelen, een soort collectieve inademing waarvan niemand weet of hij later opgelucht of verstikt zal uitpakken. Maja en Pawel melden zich als eersten, en opnieuw volgt een reeks blikken — scherpe, aftastende, overlappende — vooral tussen mij en Maja, die net zo goed ziet wat ik zie, en ik zie ook dat Kamila heus wel even naar Pawel kijkt, al kijkt hij niet terug, en daar zit iets geruststellends in en tegelijkertijd iets verontrustends, want wij denken op dit moment anders dan normale mensen, verre van normaal zelfs; dat realiseer ik me elke seconden dat ik hier sta. Joey en Alisha voegen zich er snel bij, en gedurende die eerste minuten, waarin iedereen elkaar begroet, plaagt, omhelst of gewoon observeert, voelt de groep weer heel even als vroeger, als een geheel dat zich vanzelf vormt door nabijheid alleen.

Toch hangt er een merkbare spanning in de lucht, een spanning die volledig gericht is op de komst van de twee ontbrekende jongens: Jeff en Mussa. En die spanning komt niet alleen van mij. Blijkbaar is het nog steeds aan tussen Jeff en Nathalie, al kan het me geen fluit schelen, maar aan de rest merk ik dat die relatie sinds Brugge 2.0 zeker niet verbeterd is, toen Jeff eigenlijk al niets meer te vertellen had en dat ook liet merken op manieren die sindsdien tussen iedereen zijn blijven hangen. Mussa had ik niet meer gezien sinds dat weekend, het weekend waarop Elise hem nog had zitten pijpen, en waar mijn eigen Kamila zelfs seks met hem had gehad — iets wat ik bijna zou vergeten, maar natuurlijk niet vergeet, nooit, niet in dit leven — en het is logisch dat juist hier de meeste van mijn spanning vandaan komt.

Ik denk hoe dan ook veel terug aan dat weekend in Brugge, waar Elise en ik bezig waren het een en ander recht te trekken met de betrokken personen, deels succesvol, deels niet, en waarna zij besloot mij alleen naar Ameland te laten vertrekken, een keuze waar ze nu spijt van had. Mussa wist dat ik wist dat Elise “vreemdging” met hem. Ook Jeff had ik toen gesproken, en min of meer vergeven, of in ieder geval buitenspel gezet, maar dat verandert niets aan de knoop in mijn maag terwijl we hier staan. Mussa was laat, altijd, begreep ik van de rest, en hoe langer het duurde, hoe misselijker ik werd. Kamila zag het. Begrijpt het. Voelt me zonder woorden aan en stelt me gerust met blikken alleen.

En dan komt hij binnen, samen met Jeff en Nathalie — en tot mijn eigen verbazing brengt dit eerder opluchting dan verkramping in de kamer. Iedereen is blij elkaar te zien. Nathalie ziet er vrolijk uit, gezond zelfs, en Jeff lijkt meer zichzelf dan hij lange tijd geweest is. Hij gaat voor in het rondje handen en knuffels, geeft mij een hand, geeft Joey een warme knuffel, en daarna wachten Maja en Pawel; een knuffel voor haar, een hand voor hem, en Pawel blijft koel, geeft een stevige handdruk die net iets te lang duurt, net iets te hard is, maar het valt mee, er zit wrok, zeker, maar het is draaglijk. Nathalie volgt, speelt overdreven blij, maar niemand neemt haar dat kwalijk; ik krijg drie zoenen, ze ruikt lekker, dus dat is prima.

En dan Mussa. De olifant in de kamer, als ik het op mezelf betrek — en waarom zou ik dat niet doen? Het is altijd zo geweest. Zijn aanwezigheid, zijn geschiedenis, zijn grote slurf, letterlijk en figuurlijk. Hij is timide, bijna bescheiden, excuseert zich voor het te laat komen, en komt zowaar sympathiek over. Hij geeft iedereen een knuffel, behalve mij en Pawel, logisch ook, en toch, wanneer ik hem Elise zie knuffelen, en even later Kamila, voel ik iets in mij verschuiven, niet onmiddellijk opgewondenheid, maar wel dat dubbele gevoel dat altijd terugkomt wanneer verleden en heden naast elkaar gaan staan. “Hey Lucas, alles goed?” vraagt hij, oprecht, en ik antwoord dat het goed gaat, vraag hem hetzelfde, en hij zegt dat alles goed is — of ja, alles, het meeste — en hij grapt erbij, sympathiek, alsof hij werkelijk een andere man geworden is.

Voor zover de herintroducties: de groep is compleet. Vijf mannen, acht vrouwen, dertien mensen die proberen normaal te doen terwijl onder de oppervlakte alles vibreert, trilt, schuurt of wacht om opnieuw te ontketenen. En ik voel iets in me dat zegt dat er weer wat te gebeuren staat, misschien niet veel, maar iets. Ik hou mijn ogen open, mijn oren scherp, manoeuvreer in een groep die niet mijn groep is, maar waarin ik wel besta, en probeer rekening te houden met wie mij dierbaar zijn, zelfs als dat op een volkomen fucked-up manier is. Alles bij elkaar is dit een goed begin. Maar nog maar het halve werk.

Nadat ik mijn spullen in het andere appartementje had neergezet en de groep zich alweer verdeeld had in losse clustertjes — sommige binnen, warm en samengepakt alsof het weekend al begonnen was, andere buiten op de koude galerij, stoïcijns rokend of pratend met hun jassen half open — loop ik terug naar boven. Ik wilde toch even checken bij Kamila, al weet ik niet precies wat ik daar zou aantreffen; misschien is het maar goed dat er die afstand is tussen de jongens en de meiden, want ergens creëert dat ook weer ruimte, die kleine verboden zone waar ik en Kamila elkaar zouden kunnen treffen in het trappenhuis, vluchtig en stiekem, alsof er toch nog iets van ons alleen bestaat in deze snel dichtslibbende dynamiek. Het vooruitzicht is zelfs op een vreemde manier spannend. Ik had me voorgenomen me niet te veel te laten afleiden door de randzaken — hoe verleidelijk, prikkelend of verdomd ingewikkeld die soms ook waren — want ik en Kamila zaten in een fase die broos was, hopelijk van korte duur, maar broos genoeg om prioriteit te vragen, en dat wist ik heel goed. Maar ik, als observator, luisteraar, kijker, als iemand die ongewild altijd de signalen hoort en ziet die hij beter zou kunnen negeren, ontkom er niet aan dat juist die dingen me prikkelen, me in beweging zetten, me verleiden tot kijken terwijl ik zou moeten wegkijken.

De deur op de galerij staat open, de gangdeur gesloten. Buiten is het koud, de wind snijdt langs mijn nek, maar binnen voelt het alsof kou daar niet meer kan bestaan, alsof alles wat zich onder de oppervlakte van deze groep opbouwt en schuurt de lucht vanzelf verwarmt. Vanuit de gang hoor ik stemmen, vrouwenstemmen, fluisterend, giechelend, en wanneer ik me dichterbij beweeg, zie ik ze in de keuken: Hila en Elise. Het feit dat Elise juist naar háár trekt, naar Hila en niet naar Hyun, vind ik helemaal niets, maar het zegt wel alles. En dan — net als ik wil omdraaien — hoor ik Hila giechelend smoezen, zacht maar niet zacht genoeg: “Ga je hem nog doen? Of is hij helemaal van mij deze keer?” Mijn lichaam verstijft vanzelf, mijn oren spitsen zich, mijn adem blijft even hangen. Elise geeft geen antwoord. Dat kon maar over één persoon gaan. Ik heb haar een reden gegeven om dit pad opnieuw te bewandelen, al was dat nooit de bedoeling geweest. Ik had het niet kunnen voorkomen, ook niet als ik had gewild. En ergens voel ik een moment van onverschilligheid in mezelf opwellen — als ze dat wil, dan doet ze dat toch? Het is niet meer zoals toen. Ze is niet mijn vriendin meer, niet het meisje dat er plezier in had om vreemd te gaan met uitsluitend zwarte pikken. Maar toch luister ik. En ik gluur naar binnen wanneer het stil wordt, kijk door het spleetje naar hen, onzichtbaar voor haar, maar ik zie alles. Elise lacht wel om Hila — die hoge, lichte lach van gemakzucht of beleefdheid — maar haar blik dwaalt snel af, en in die afdwaling herken ik iets dat veel dichter bij de waarheid ligt. “Zou wel lekker zijn,” zegt ze ten slotte, lachend maar vaal, en kijkt haar vriendin wel aan, die geen moment doorheeft dat Elise het helemaal niet meent. “Of weer samen?” gaat Hila verder, en dit keer hoor ik vooral onzekerheid, een desperate poging om een scenario te vinden waarin zij wél kans maakt. Hila is onzeker. Dat weet ik al sinds Brugge. Ze wil Mussa voor zichzelf, maar met Elise in beeld — vrij, ongebonden, verleidelijk — denkt ze dat ze geen kans maakt. Niet alleen. Dus dan maar samen. Elise gniffelt, maar haar reactie is anders; “Nou, hou op. Zo simpel is het niet meer,” zegt ze dan, en haar stem breekt heel even. Maar Hila wil dat niet horen. “Het was nooit moeilijk voor je. En nu ben je vrij. Of is dat het?” Ze spreekt het uit alsof het een grapje is, maar het is raak, pijnlijk raak, en ze heeft niet door wat ze gezegd heeft.

Ik zie Elise kleiner worden. Niet naar buiten, maar naar binnen toe. Ze raakt niet opgewonden van het idee, ze lijkt eerder overvallen door iets dat dichter bij spijt ligt, bij twijfel, bij een soort verlorenheid die ik maar al te goed herken. En dat doet iets met me. Ze is in de war. Door zichzelf. Door alles. Door mij. Maar moet ik haar dan bij Hila laten? Hila gaat dit echt niet oplossen. Hila kan hier niets mee. Was het nog mijn plek om me om Elise te bekommeren? We hadden zo mooi met zijn drieën verder gekund: zij, ik en Kamila. Dat zag ik nooit als bedreiging. Maar blijkbaar was dat niet genoeg. Of ging alles te snel. Mijn prioriteit ligt bij Kamila, dat weet ik, maar toch voel ik een verantwoordelijkheid tegenover Elise, een noodzaak om haar in de gaten te houden, haar te beschermen, haar weer bij ons binnen te halen als dat zou kunnen, haar uit te leggen hoe alles veranderd is, dat er nog steeds plek voor haar is, maar anders, op een manier die zij misschien nog niet begrijpt.

Ik schraap mijn keel — meer tegen mezelf dan voor hen — en zeg half hardop dat het echt koud is, en meteen valt de keuken stil. Precies op tijd om binnen te lopen, alsof ik net ben aangekomen. “Ha meiden,” zeg ik droog, bijna onaangedaan. Elise kijkt weg. Hila leunt op één heup, gunt me een blik waarvan ik niet weet wat erin zit — verwijt, nieuwsgierigheid, spanning — alsof ik haar iets heb aangedaan, alsof ik Elise iets heb aangedaan. Zou Elise iets gezegd hebben? Zou ze verteld hebben dat ze nog op mijn lul zoog, dat moment waarop ik haar kwetste? Dat beeld hangt tussen ons in, een onzichtbare rook die ik niet kan wegwuiven.

Ik loop de hoek om richting de kamer en zie daar Hyun, opgerold in de hoek tegen de verwarming, haar knieën omhooggetrokken, haar rug een ronde boog, alleen, met haar muziek in haar oren, volledig in dat kleine veilige wereldje dat zij zichzelf altijd weet te creëren. Ze kijkt op wanneer ik binnenkom, glundert meteen, zacht, een soort shy brightness die alleen bij haar past. “Hey,” fluistert ze, en ik fluister hetzelfde terug, mijn blik beloftevol, omdat wij nu blijkbaar eenmaal zo met elkaar kunnen communiceren, half in woorden, half in iets dat daar net tussenin hangt. “Kamila daar?” vraag ik snel, bijna opgewonden door het idee dat ze misschien op me wacht. Hyun knikt, gniffelt, stopt haar oortjes weer in, en verdwijnt onmiddellijk terug in haar eigen universum, alsof zij de enige is in deze groep die niet voortdurend alle spanningen van iedereen oppikt. Hoe fijn is dat.

Een paar tellen later sta ik op Kamila’s kamer voor dit weekend. Samen met Sophia. En Kamila zelf. De kamer is warm, rommelig, een bed dat duidelijk door twee mensen gedeeld wordt — ik neem aan door Sophia en Hyun — en daarnaast extra matrasjes op de grond die waarschijnlijk niet voor de sier liggen. Maar niet voor mij, dat is duidelijk. Wij jongens waren met vijf, zij met negen. De appartementen waren even groot. Dus dit werd knus. Heel knus. En ik moest er maar het beste van hopen.

Ik sta al snel tussen de twee in voor de spiegel, hun schouders tegen de mijne, hun lichaamswarmte zo dichtbij dat het voelt alsof ik deel uitmaak van een zacht gloeiende driehoek. Ze willen advies. Kledingadvies. Voor vanavond. Want we zouden met z’n allen gaan stappen. Waar ik eerlijk gezegd geen reet zin in had — maar Kamila had een idee om het een stuk leuker te maken, en Kamila’s ideeën leiden nooit naar iets neutraals. Zo hadden ze allebei hetzelfde zwarte jurkje aangetrokken, strak om hun bovenlichamen, de stof die hun borsten zonder bh prachtig omhoogduwde, en vanaf de billen viel het los naar beneden, soepel, tot halverwege de dijen. Hun haren los: Kamila’s vurige rood, Sophia’s lichtblond, twee tinten die elkaar versterkten in het zachte licht van de kamer. En ik stond ertussen, hun zijkanten tegen mij aan, hun armen losjes over mijn schouders, alsof dit de meest vanzelfsprekende drie-eenheid ter wereld was.

“Goedgekeurd,” lacht Kamila, haar stem laag, duivels bijna, terwijl haar blik via de spiegel direct naar mijn kruis glijdt. En ja - natuurlijk reageert mijn lichaam meteen, en dit tekent zich ongekend af in de stof van mijn spijkerbroek. “Waarom slaap ik niet hier vanavond?” vraag ik grijnzend, half-serieus, half-spelend, mijn ogen van links naar rechts over hun lichamen bewegend. “Omdat er dan helemaal niet meer geslapen wordt,” zegt Sophia zonder te aarzelen, terwijl ze zichzelf nog eens bekijkt, haar heup iets naar voren duwt en tegelijk een blik werpt op hoe dicht zij eigenlijk tegen mij aanschurkt. Ik leg mijn hand op haar middel, trek haar heel even iets dichter naar me toe, gewoon om te voelen hoe licht ze is onder mijn handpalm.

“We verzinnen wel wat,” zegt Kamila dan, en laat me los, maar niet zonder dat typische, speelse tikje tegen mijn heup dat ze geeft wanneer ze iets bedoelt, maar niet benoemt. Op dat moment klopt Hyun zachtjes op de deur, en ziet met name hoe de dames bij mij staan. “Sletten,” zegt ze, bijna komisch zacht, als een plagerij, en wanneer Kamila zegt dat ze voor Hyun ook zo’n jurkje heeft, schrikt Hyun alsof ze betrapt is op een misdaad, vlucht direct de gang weer in, en Kamila rent achter haar aan alsof het een kinderspel is. Het is even een perfect komisch toneeltje, precies passend in de spanning van de dag.

Dan sta ik daar, een paar tellen, alleen met Sophia. En ik zie haar via de spiegel, en zij mij. “Nu wil ze wel. En dan kan het niet,” zegt ze zacht, bijna fluisterend, en haar hand glijdt over mijn borst, langzaam, alsof ze de vorm ervan wil onthouden, daarna naar beneden over de stof van haar jurkje, langs haar navel, haar heup, alsof ze haar lichaam aan mij toont via de reflectie. “Heb haar zo vaak gevraagd om langs te komen. Met jou,” laat ze dan vallen, niet stiekem, niet gemeen, maar wel vol ondertoon — veelzeggend, eerlijk, bijna kwetsbaar. “Maar goed om te weten dat jij wél wilt,” fluistert ze tot slot, haar mond nu gevaarlijk dicht bij mijn oor, haar adem warm tegen mijn huid, en ik zie via de spiegel hoe haar hand nu langzaam over mijn kruis glijdt, de stof indrukt, precies genoeg om het verschil in mijn ademhaling te voelen.

En ergens is het vreemd dat Kamila dit dan blijkbaar afhoudt, terwijl ze andere dingen toestaat, ons uitnodigt, grenzen oprekt. Tussen mij en Sophia is niks dat risico vormt. Het is alleen seks. Geen gevaar. Geen bedreiging. Wat was dan het probleem? Of had Kamila gewoon een reden die ik nog niet wist? Dat kon ook. En daarnaast had ik vanzelfsprekend niets te klagen — Kamila gaf me meer dan ik ooit had durven verwachten. Maar dat zo’n heerlijk blond wijf naar míj verlangt, met dat lichte bimbo-gehalte dat zij bewust draagt, dat speelse en tegelijkertijd domme-meisje-intelligente masker dat ze zo goed beheerst, is toch verdomd fijn. En dan is de herinnering aan die nacht met die drie dames nooit ver weg — Sophia, Hyun, Kamila — drie lichamen, drie ritmes, drie monden, dat absolute hoogtepunt dat ergens nog altijd nagloeit in mijn lijf. Waarom wilde Kamila dat niet herhalen? Of misschien… wilde ze het wel, maar moest de timing kloppen? Misschien nu dan wel?

Hoe anders is het in ons appartementje. De spanning zindert hier ook, maar op een totaal andere manier, minder chaotisch, minder geladen door al die vrouwelijke dynamiek boven, en toch voelbaar als een sluimerend veld waar alles op scherp staat maar niemand het hardop uitspreekt. Ik wilde mijn kleren nog uitkiezen voor vanavond, al wist ik nu al dat ik nooit zoveel indruk zou kunnen of willen maken als die dames in hun identieke zwarte jurkjes; daarnaast voelde ik me, vreemd genoeg, ook in de weg staan bij hen, alsof mijn aanwezigheid daar net te veel ruimte innam, wellicht omdat Elise nooit ver weg was, in de kamers, in de gesprekken, in de spanning. Het bleef hoe dan ook gek en ongemakkelijk dat zij me misschien nog wel het meest wilde, maar tegelijk het meest de afstand opzocht, alsof die twee krachten elkaar in haar voortdurend afwisselden en ik gevangen zat in de schaduw van beide.

Beneden, zoals ik het maar noem, is het gek genoeg rustiger en netter dan boven — boven is een nest vol prikkels, blikken, onderhuidse spanningen; beneden lijkt het bijna alsof alles geciviliseerder is. Hier wonen normaal gesproken Alisha en Joey, en dat doen ze op een manier die bijna volwassen aandoet, zo lijkt het. Alisha is er ook, en ik ken haar niet goed, maar ze vraagt wel even snel of alles naar wens is voordat ze naar boven gaat, alsof ze checkt of ik me hier wel kan bewegen zonder in oude wonden te trappen. Ik knik, bedank haar; het is fijn dat er ten minste één meisje is zonder geschiedenis, althans in mijn geval dan.

Op mijn kamer zit Pawel, met Maja naast hem op het bed. Ze lacht naar me, vriendelijk, open genoeg om te laten voelen dat de spanning tussen ons nooit vijandig is geweest, altijd iets onderliggends heeft gehad, maar nu gedempt en rustig is. Achter me komen Nathalie en Jeff uit een kamer — Jeff deelt die blijkbaar met Joey — en op de bank zit Mussa, waar hij zal slapen met z'n grote lijf. De rollen zijn verdeeld, de bedden zijn verdeeld, zonder gedoe, zonder drama, gewoon jongens onder elkaar. Even later roept Joey ons bijeen, alsof hij een officieuze groepsleider is: allemaal een biertje, handen omhoog. “Mannen, het verleden moet je laten rusten. We gaan er een mooie tijd van maken. En nu zuipen!” Het is zo eenvoudig, zo mannelijk simplistisch, maar precies wat werkt. Want dat er een verleden is, hoeven we niemand uit te leggen. Ik en Mussa kijken elkaar aan tijdens deze woorden, Jeff en Pawel doen hetzelfde, en toch knettert het niet. Geen wrok, geen explosies. Het werkt zowaar. We drinken er een paar, stevig maar zonder drama, zonder dat het al uit de hand loopt. Joey komt zelfs nog met een fles cognac aan die hij ooit heeft gehad; ik zeg dat het bocht is, en zonder aarzeling gooit hij het in de gootsteen. “Volgende keer neem ik wel wat moois mee. Minste wat ik kan doen.” En zo ontstaat er hier beneden een sfeer die verrassend relaxt is, bijna gezond, jongens onder elkaar zoals het hoort, zonder spanning, zonder verborgen messen. Helemaal prima.

We kunnen het zelfs over de meiden hebben, al blijft het voorzichtig. Niet allemaal, maar toch. “Zag net Soof al in haar jurkje van vanavond,” oppert Joey gewaagd. “Echt hè, die vraagt er soms gewoon zo hard om,” reageert Jeff direct, zonder schaamte, en we lachen allemaal — omdat het waar is, omdat het makkelijk is, omdat mannen nu eenmaal zo praten wanneer ze onder elkaar zijn. “Die doet geen pikken meer,” zegt Joey dan met een droge overtuiging. De rest kijkt verbaasd op. Pawel blijft stil, maar luistert wel, met die oudere, meer beheerste houding van hem; laten we het daarop houden. “Als ik vrij was,” zegt Jeff dan, en opnieuw lachen we. “Heeft ze überhaupt wel eens een pik gehad?” vraagt Mussa dan, half-spottend. “Ja, zeker wel,” weet Joey zeker, en hij voegt eraan toe dat hij de verhalen kent, duidelijk gemaakt door Alisha die blijkbaar meer deelt dan de meesten denken. “Al die verhalen van jullie…” merk ik dan wat sluw op, net scherp genoeg om de boel iets op spanning te brengen. “Jij bent daar toch ook niet vies van,” kijken ze me alle drie direct aan. “Ik hou wel van een goed verhaal,” zeg ik snel, drink, lach, en krijg een stomp tegen mijn schouder — mannentaal, simpel en eerlijk.

“Hyun dan? Die heeft er zeker nog geen één gehad. Wedden dat ze gelijk een ander persoon is,” zegt Jeff opeens, doelende op hoie stil en stijfjes Hyun is. En ik weet maar al te goed hoe waar dat is, hoe een ander persoon ze dan kan worden, hoe een vrouw na dat moment verandert, maar ik zeg niets, niets over Hyun. Haar bescherm ik. Dat is mijn grens. “Nou, weet niet wat die twee uitspoken samen, maar…” begint Joey weer, alsof Sophia en Hyun samen wel eens iets zouden kunnen doen. Ik hou opnieuw mijn mond, lach met ze mee, laat het in de lucht hangen. Ze zouden het maar al te graag zien. De rest blijft nog buiten schot; die twee waren veilig om over te speculeren, de rest komt nog wel, vermoed ik. Zeker wanneer ik me even afzonder en aangeef dat ik Pawel wat wil laten zien. “Nee hè jongens, nu al?” wordt er gelachen, alsof één van ons aanstalten maakt om een andermans lul te laten zien. Ik schud mijn hoofd, lach, en sneer luchtig: “Alsof jullie die van elkaar al vergeten zijn…” genoeg om te laten lachen, niet genoeg om te snijden.

Ik wilde Pawel natuurlijk niets laten zien, zeker niet mijn lul, althans niet in deze vorm, maar het leek me wél goed om even iets af te stemmen, iets in beweging te zetten zonder dat het meteen uitgesproken hoefde te worden. Dus begin ik over vorig jaar, over die dagen dat zij — hij en Maja — bij ons op Ameland waren, bij mij en Elise, wat we toen gedaan hadden, hoe intens dat allemaal was, hoe het daarna geen vervolg kreeg, hoe alles langzaam veranderde zonder dat we het doorhadden, alsof iedereen haast ongemerkt een andere richting was ingeslagen. Pawel luistert in stilte, knikt af en toe, zijn gezicht neutraal, niet wetend waar ik precies naartoe wil, maar wel begrijpend dat dit gesprek niet zomaar een gesprek is.

“Doen jullie dat eigenlijk nog?” vraag ik hem dan maar, peilend, voorzichtig, half nieuwsgierig en half bewust van de gevoeligheid van het onderwerp. Pawel grinnikt kort, haalt adem alsof hij het eerst even moet erkennen voordat hij het uitspreekt. “Nee,” zegt hij dan, simpel, bondig, alsof dat het hele antwoord is. En het ís ook het hele antwoord, maar hij gaat toch verder, zachter nu. “Ik voel wel dat ze het wil. Maar we gingen echt te ver. Niet met jullie. Maar andere keren.” Hij zegt het rustig, zonder verwijt, maar met een ondertoon die duidelijk maakt dat dit geen luchtig onderwerp is, en wanneer hij me aankijkt, lijkt het bijna alsof hij me waarschuwt, niet vanuit angst maar vanuit ervaring.

Ik hum zacht, knik langzaam. Ik hoor wat hij zegt. Ik hoor het echt. Maar ik voel ook dat dit gesprek een richting op moet, dat ik iets moet zeggen dat hem op de juiste manier bereikt. “Ik weet ook dat zij nog wil,” zeg ik dan, voorzichtig, op mijn hoede, omdat dit zomaar verkeerd kan vallen, omdat dit aan een dun draadje hangt. En inderdaad kijkt hij even op, niet geschrokken, maar wel alert. “Vorig weekend liet ze wat vallen. Meer niet. Ik denk er natuurlijk ook wel eens aan terug. Was best bijzonder.” Ik houd het klein, beheerst, alsof ik gewoon een constatering deel, terwijl het uiteraard veel meer is dan dat. Het is niets nieuws, niets dat hij niet zelf wist, maar nu gezegd in een context die ons dichter bij dat gesprek van toen brengt.

“En je moest toch ook wel weten dat we jullie konden horen?” zeg ik dan, iets uitdagender, alsof ik het luchtig wil houden. Pawel lacht meteen, kort maar echt. “We probeerden stil te zijn,” zegt hij droog, alsof hij zelf al wist dat dat een zinloze poging was. “Jij wel. Zij niet,” zeg ik scherp, en dat doet hem opnieuw lachen, harder dit keer. Hij weet precies wat ik bedoel. “Maar we hebben even staan kijken. Totdat jij die deur dichtdeed…” voeg ik eraan toe, en dat stukje onthulling raakt hem precies goed: niet pijnlijk, maar verrassend, prikkelend.

Hij kijkt me scherp aan nu, maar met een brede grijns die verraadt dat dit hem intrigeert, niet stoort. Hij wist dit niet. Het verrast hem. Maar zijn nieuwsgierigheid is sterker dan alles. “En wie is ‘we’?” vraagt hij dan, langzaam, alsof hij het antwoord al half kent maar het toch wil horen. Op dat moment voel ik dat we weer op één lijn komen te liggen, alsof het gesprek eindelijk in het register valt waar het hoort. “Alleen mensen die hetzelfde wilden als vorig jaar,” zeg ik rustig, berekend, zonder te knipperen. “Al heb ik nu een ander. Wel met de mensen van vorig jaar.” Ik laat de zin even hangen, precies lang genoeg. “Zijn jullie dat nog?” vraag ik dan, direct, zonder omwegen, en daarmee is de vraag gesteld die ik eigenlijk vanaf het begin wilde stellen: staan ze nog open voor herhaling? Niet met Elise deze keer, maar met Kamila.

Zijn grijns wordt nog breder, warmer, bijna opgelucht, en vooral veelbelovend. Maar hij houdt het antwoord nog heel even vast, laat het niet meteen vallen, alsof hij me wil laten voelen dat hij wel wil, dat de deur niet dicht is, maar dat hij het niet té makkelijk wil maken. Dat kleine moment van uitstel is precies genoeg om te weten dat dit weekend nog veel kan verschuiven.

Dan besluit ik hem maar gewoon om een gunst te vragen, zonder het te verhullen, zonder voorzichtige omwegen. “Weet je, Kamila heeft mij ooit een belofte gedaan die ze alleen breekt als het echt niet anders kan,” laat ik dan vallen, mijn woorden zorgvuldig gekozen om hem net zo te prikkelen als ik bedoel. Pawel kijkt op, zijn wenkbrauwen even omhoog, wachtend op het vervolg, en ik zie aan zijn gezicht dat hij doorheeft dat dit niet zomaar een anekdote is. “En dat is?” vraagt hij, zijn stem zwaar, sluw, dat accent dat het allemaal iets directers geeft dan wanneer iemand anders het zou zeggen. “Elke morgen een bj,” zeg ik dan, alsof het de normaalste zaak van de wereld is, luchtig bijna, omdat het voor mij inderdaad normaal is geworden, al is dat in geen enkel leven normaal. Maar Kamila maakte dat bijzonder, maakte het een gewoonte, iets wat alleen voor mij bestond en in haar handen vanzelfsprekend werd. Pawel zegt even niets, wikt en weegt in stilte, het idee duidelijk aan het proeven.

“Kamila?” vraagt hij dan, nu echt zoekend naar de waarheid achter mijn luchtige toon, en ik begrijp dat hij haar niet kent zoals ik, niet weet hoe soepel ze is in alles wat ze wil en kan, wat ze zichzelf en mij gunt, en nu dus misschien ook hem. “Je maakte geen grapje. Zij wil ook wel… meer dan? Met ons?” Hij begint eindelijk te snappen wat ik bedoel, de halve zinnen die nu langzaam bij hem landen, het besef dat Kamila niet alleen een idee is, maar een mogelijkheid. Ik knik, hou zijn blik vast. “Na alles wat ze mij geeft, is dat wel het minste wat ik haar kan gunnen. Met iemand die ik vertrouw,” zeg ik, want dat is precies hoe het voelt: niet als uitruil, niet als bezit, maar als iets wat zij verdient, wat zij nodig heeft, en wat ik haar alleen kan geven met iemand van wie ik weet dat hij het niet kapotmaakt. Maar terwijl ik dit zeg, trek ik het gesprek terug naar waar ik het wilde houden, omdat ik zie dat zijn gedachten nog steeds bij die mogelijkheid blijven hangen. “Maar dat was eigenlijk niet m’n punt nu,” stuur ik hem weer het juiste spoor op, terwijl ik zie hoe de gedachte aan Kamila in zijn hoofd blijft rondzingen. Hij denkt ongetwijfeld terug aan vorig weekend, vraagt zich af of er toen meer had kunnen gebeuren. En ik zie aan hem dat die gedachte hem niet alleen bevalt, maar ook prikkelt op een manier die ik herken.

“Punt is dat ze dat morgen ook wil doen,” zeg ik, doelend op die vertrouwde blowjob waarmee elke dag begint, alsof het een ochtendritueel is zoals tandenpoetsen. “Dat moet vast lukken. Trappenhuis of zo,” zeg ik luchtig, alsof het allemaal vanzelf spreekt, maar ik zie dat hij me weer kwijt is, dat het praktisch wordt in zijn hoofd. “Wel wat koud daar. Is ook weer zoiets,” ga ik door, glimlachend, zoekend naar het scenario dat werkt, het moment dat past. “Kan ook hier? Als je dat niet erg vindt?” stel ik dan langzaam voor, het scenario al half in mijn hoofd: Kamila die mij hier op bed zit te pijpen, Pawel die daar nog ligt te slapen, of misschien wakker is, kijkt, misschien wel meedoet. Het kan allemaal snel gaan. Pawel grijnst opnieuw, diezelfde beloftevolle grijns als net. “Met of zonder Maja?” vraagt hij alleen, kort, maar alleszeggend. Wij snappen elkaar. Kamila is welkom. En daarmee is Pawel ook welkom.

“Wat jullie relatie toestaat,” zeg ik rustig, de grens benoemend zonder hem vast te leggen. “Kamila verdient wel een keertje wat aandacht die ze niet hoeft te delen.” Ik stel een trio voor, tussen haar en de enige twee pikken die hier aanwezig zijn, zonder omwegen, zonder schroom. Pawel zucht en lacht tegelijk, denkt er duidelijk over na, weegt zijn opties, zijn grenzen, de geschiedenis die wij delen. “Maar als Maja wil, hoor je mij niet protesteren. En Kamila ook niet, denk ik.” Hij kijkt me scherp aan, speurend naar mijn motieven, zich afvragend of ik hem aan het bespelen ben, maar dat is niet zo. Echt niet. “Ik heb nog wat tegoed van haar,” zegt hij dan over Maja, met een blik die verraadt dat hij de opties openlaat. “Ze hoeft het niet te weten. Als ik jullie er ook nog een gunst mee verleen, snap ik niet waarom niet.” En nu ben ik het die grijnst, breed, maar ook een beetje zenuwachtig. Want kon ik nog terug? Nee, niet echt. Maar dat maakte het juist spannend.

“Zeg nog maar even niks tegen haar. Tegen niemand. Maar dan weet ik hoe jij erover denkt. En jij hoe ik erover denk,” vat ik het samen, en het klinkt bijna zakelijk, als een overeenkomst tussen partners, niet tussen vrienden. We zitten bij elkaar, ieder op ons eigen kleine bed, kijken elkaar aan, voelen de spanning zinderen, op een manier die nieuw is voor mij, maar die niet gaat over hem, niet over mij, maar over het feit dat er iets mogelijk is zodra er een vrouw tussen ons zit. Misschien wel letterlijk. We willen Kamila samen opvullen, plat gezegd. En dat weten we nu van elkaar. Dus als zij nog wil…

Als we weer verzamelen, boven, net voordat we de stad ingaan om te eten, hou ik hem scherp in de gaten, en nog voordat iemand het doorheeft zie ik aan de manier waarop hij zich beweegt, aan het kleine verschil in waar zijn blik valt en hoelang die blijft hangen, dat hij anders naar Kamila kijkt dan daarvoor, niet opdringerig, niet lomp, maar met die nieuwe aandacht die je alleen herkent als je weet waar hij vandaan komt; we zeggen niets, nog niet, geen gebaren, geen knikjes, geen halve woorden die later als bewijs kunnen dienen, ik laat het even rusten, laat het zinderen in die ruimte tussen weten en doen, en precies dan zoekt Kamila mij weer op, alsof ze moeiteloos de plek vindt waar ik sta, het zwarte jurkje van eerder al aan, die stof die haar bovenlichaam omhelst en vanaf haar billen losvalt tot halverwege haar dijen, haar haar los in die roodgloeiende golf die alles wat ik denk verraadt voordat ik het uitspreek, haar blik die helder is en rustig, maar die in een fractie van een seconde zo veel meer zegt dan wat de rest in een hele avond aan praatjes weet te leggen.

In het restaurant, een paar straten verder, moet ik al snel, zogenaamd willekeurig, tussen haar en Sophia inzitten, en het is alsof de avond nog maar net begint en ik al vastgeklemd zit in de rol die me het beste past: tussen twee lichamen die elkaar spiegelen, twee tinten haar, rood en blond, twee identieke jurkjes waarin ze samen een soort pact lijken te hebben gesloten, dezelfde snit, dezelfde stof, dezelfde manier waarop de stof hun borsten zonder bh optilt, en precies daar, aan weerszijden, die inkijk die niet schreeuwt maar uitnodigt, zacht, vanzelfsprekend, alsof deze tafel, dit licht, deze stoelen alleen maar bestaan om dat beeld te dragen; iedereen ziet er goed uit, dat is waar, de groep als geheel heeft iets filmisch op avonden als deze, maar de manier waarop ik hier zit maakt dat alles zich vernauwt tot de twee profielen links en rechts van mij, hun schouders die af en toe mijn arm raken, hun geuren die om en om mijn adem vullen, en het voortdurende bewustzijn dat niets hiervan toevallig is.

Nog voor de drank echt is ingeschonken voel ik het: een hand op mijn been, de lichte druk net boven mijn knie, vingers die niet zoeken maar al weten waar ze willen rusten, en direct daarna, bijna tegelijk, nog een hand aan de andere kant, even licht, even vanzelfsprekend, en ik weet zonder te kijken dat ze van beiden zijn, van Kamila en van Sophia, twee handen die mijn lichaam aan weerszijden markeren als een belofte, als een sluipender begin van iets dat later groter mag worden maar nu klein blijft, discreet genoeg om aan tafel niet op te vallen en ondertussen groot genoeg om de rest van mijn lijf in gereedheid te zetten; Kamila heeft plannen, dat voel ik in de manier waarop haar hand af en toe het ritme verandert, iets moediger wordt zodra de gesprekken om ons heen harder gaan, en ik heb plannen, dat weet ik al sinds vanmiddag, plannen die zich nu als een dunne, warme draad tussen mijn gedachten en haar aanraking spannen, plannen die precies passen tussen wat gezegd mag worden en wat beter bewaard blijft tot achter een gesloten deur.

En waarom zouden niet alle plannen kunnen uitkomen tussen nu en morgen, vóór het ontbijt, vraag ik me af terwijl ik het bestek optil, terwijl ik een glimlach deel met wie er op dat moment tegenover me zit en ondertussen de kleine bewegingen van links en rechts volg, het wisselen van hun blikken in de spiegeling van een glas, de gespannen ontspanning die om dit drietal hangt, want het is niet eens nodig dat ik iets voortrek of opjaag: het is er al, het is aanwezig in de kleine, dwingende vanzelfsprekendheid waarmee dit alles gebeurt, alsof de avond eenvoudigweg de contouren volgt die we eerder vandaag al hebben getekend zonder ze hardop te noemen.

En dan heb ik het nog niet eens over alle andere plannen die over en weer zinderen over tafel, de halve woorden en hele verhalen die onder de gesprekken doorglijden, tussen alle anderen, de verstandhoudingen die verschuiven zodra iemand zijn glas neerzet of een grap net te lang blijft hangen, de blikken die even blijven rusten op iemand die gisteren nog niets betekende en vanavond opeens alles kan zijn, het kleine machtsspel in elke keuze wie naast wie gaat zitten en wie het toelaat dat een knie de ander raakt onder het linnen, die stille choreografie die zich vormt zonder regisseur, waarin ieder zijn rol speelt zonder script en waarin één onverwachte beweging genoeg is om het volgende bedrijf in te zetten; dit ging, hoe dan ook, weer een bijzonder weekend worden, niet omdat we dat met elkaar hebben afgesproken of omdat iemand daar hardop om gevraagd heeft, maar omdat alles in hoe we zitten, kijken, lachen en zwijgen al besloten ligt, en ik, precies waar ik nu hoor te zitten, voel aan alles dat de nacht zich al naar ons toe buigt.

-
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...