Door: Keith
Datum: 16-05-2024 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 5088
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 49 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 49 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 309
Ik knikte. “Klopt, schat. Ik reed gisteren twee keer langs Herpen. Daar staat het hoofdkwartier van Hulphond Nederland. Pal langs de snelweg…” Joline onderbrak me. “Ken ik. Met die kop van die hond.” “Precies. En ik dacht toen: is zo’n hulphond opvoeden niks voor ons? Met Bengel ging het prima, ook bij DT. En stiekem mis ik zo’n hondebeest om me heen best wel…”
Joline fronste. “Een hulphond opvoeden? Moet je het dier dan ook trainen en klaarstomen om kastjes open te maken en zo? Daar gaat enorm veel tijd in zitten, Kees. Tijd die we niet hebben. We hebben gisteren terecht geconstateerd dat zangles voor mij voorlopig geen optie is. En dan kom jij nu met het idee om een hond te trainen? Weet je hoeveel tijd en energie Pa en Ma in Bengel hebben gestoken voordat zij was zoals ze nu is?” Ze giechelde. “En hoeveel keren er een drol ergens in de keuken lag te stinken?” Ik schudde mijn hoofd.
Margot brak in. “De ouders van Gerben hebben er veel over verteld, Joline. Ik zal proberen te omschrijven wat het inhoudt…” Ze dacht even na. “Nee, ik heb een beter idee! Deze week op bezoek gaan bij Peter en Anna, de ouders van Gerben. Die weten er alles van!” Ze giechelde. “En als jullie Goldie zien, zijn jullie meteen verkocht… Schat van een beest. Maar dat heb ik al eens verteld, geloof ik…”
Ik keek Joline aan. “Schat, denk er eens rustig over na, zoek dingen op op Internet… Desnoods vragen we eens iemand van Hulphond Nederland hier thuis om ons wat te vertellen. Ze zoeken goeie gastgezinnen. En ondanks dat wij negen hoog op een flatje wonen en beiden een baan hebben: volgens mij zou het kunnen. De hond kan mee naar DT, dat hebben we met Bengel gezien. Beweging? Krijgt hij genoeg. Elke dag een stuk rennen, hetzij in Gorinchem, hetzij hier met de loopgroep. De hond mag overal mee naar toe; het is een hulphond-in-opleiding. Nogmaals: denk er eens over.”
Margot en Charlotte keken elkaar aan. “Zouden we dat in Arkel ook kunnen doen?” Ik haalde mijn schouders op. “In ieder geval is daar ruimte genoeg. Meer dan hier. Maar ik weet niet hoe de Stichting tegen jullie woonsituatie aankijkt. Twee knappe vrijgezelle zussen in één huis… Grote kans dat daar allemaal lompe techneuten op af komen. En of dat zo goed is voor zo’n pup…” Vier grijze ogen keken me boos aan. “Ja, en wie zet dit onderwerp op de agenda? Uitgerekend de meest lompe techneut van DT!”
Joline keek me aan. “Ik ga er over denken, schat. Dingen op- en uitzoeken. Ja, ik mis Bengel ook best, maar dit is van een andere orde. Veel verantwoordelijkheid.” Ik knikte. “Prima. Het is ook geen plotselinge bevlieging van me. Ik zat er al aan te denken toen Bengel hier nog was. En het verhaal van Margot over die hond van de ouders van Gerben wakkerde één en ander alleen maar aan. En gisteren werd het concreet toen ik weer eens langs Herpen reed.”
Margot zei: “Ik ga morgen wel even bellen met Anna. Kijken of we woensdagavond welkom zijn, oké?” Joline knikte. “We moeten er maar eens gaan kijken, Kees.” Toen giechelde ze. “Tenslotte hebben we die twee daar ook aardig kunnen socialiseren. En binnenkort dragen we hen aan hun nieuwe baasjes over…”
Verder kwam ze niet: Lot en Mar sprongen op en pakten haar vast. “Kijk jij een beetje uit, meisje Jonkman – Boogers? Ben je helemaal belatafeld… En bovendien heb je het over onze vriendjes. Niet over onze baasjes. Die zitten achter slot en grendel, weet je nog?” Joline schrok. “Sorry meiden… Weer een stomme uitspraak van mij…” Margot bromde: “Gelukkig voor jou doe je minder vaak stomme uitspraken dan Kees, dat scheelt weer.” Ze gaven Joline een knuffel.
“Zeg dames… Wordt het weer tijd voor goedmaaksex met mijn echtgenote? Geef het dan even aan, dan leg ik mijn schone goed alvast op jullie slaapkamer.” We lachten samen. “Kom meiden… Wij gaan nog even studeren; Kees: jij bent toe aan je uurtje blazen. En om negen uur gaan Kees en ik er in ieder geval in!” “Goedmaaksex, Jolien?” Lot keek verwachtingsvol. “Nee, tutje. Gewoon lekker slapen. Het was me wel weer het dagje vandaag, ondanks dat die meeting met professor van Weenen via Skype kon. En morgen komt er een of andere luitenant van het Korps Commandotroepen bij DT op bezoek, daar moeten we ook fris en fruitig voor zijn! Hup, aan ’t werk!”
Kortom: om kwart over negen lagen we in bed en kroop ik tegen Joline aan. “Hé schat… overviel ik je met mijn voorstel van die hulphond?” Ze knikte. “Best wel. Maar aan de andere kant… Het lijkt me wel wat, Kees. Ik heb genoten van Bengel om me heen, die vier weken. Sowieso is het een schat van een beest, maar gewoon… een wezen om voor te zorgen en goed op te voeden… Heerlijk!”
Ik gniffelde en Joline kwam wantrouwend overeind. “Wat lach jij??” “Beginnen je eierstokken te klotsen, Jolientje?” Ze schoot in de lach. “Nee hoor. Deze dame is nog niet aan het moederschap toe. Maar iemand in huis die altijd vrolijk kwispelend op je staat te wachten…” Ze plofte weer neer. “We gaan ons laten goed voorlichten, Kees. En als het ons wat lijkt en het kan qua tijd én bij DT… Dan gaan we het doen. En nu gaan we lekker slapen. Op tijd, Kees.” “Da’s inderdaad wel lekker. Ik heb het ook wel gehad voor vandaag. Mag ik lekker tegen je aan liggen?” “Jij altijd. Als je maar niet met je paal tegen mijn billen aandrukt, anders komt er van slapen voorlopig niks meer, dat weet ik ondertussen wel, majoor.” We grinnikten samen. “Welterusten, mooie Freule.” “Lekker slapen, gekke kerel…”
Dinsdag. Eenmaal bij DT lichtte ik Theo nog even in over het bezoek van Bas van Leeuwen. Hij was, zoals gewoonlijk, nogal laconiek. “Prima, Kees. Als hij kennis wil maken met mij: ik ga geen toneelspelen, denk er aan!” Hij wees op zijn goeie pak, aan de kapstok. “En ik ga me ook niet verkleden! Zelfs niet voor een luitenant van het KCT!” Ik gniffelde. “Nee, dan liever in spijkerbroek en trui… Maar volgens mij is Bas van Leeuwen ongeveer uit hetzelfde hout gesneden als Charles, jij en ik. Doe gewoon, dan doe je al gek genoeg.” Hij bromde: “Mooi. Geen toneelstukjes. Hij weet wat we doen.” Ik liep weer m’n eigen hok in. Nog even wat werk verzetten voordat… En voor ik het wist was ik, samen met Gerben, Frits en Henk, weer verdiept in tekeningen van het lasbedrijf in Geldrop.
Tot er op de deur werd geklopt en Irene zei: “Heren… Meneer van Leeuwen voor Kees.” Bas stapte naar binnen, keek Irene aan en zei: “Dank u wel, mevrouw van den Hurk.” Ze glimlachte. “Wilt u koffie?” “Graag, mevrouw. Zwart.” “Dan ga ik dat even halen. “Kees, Gerben, Frits, Henk… Ook koffie?” We knikten. “Lekker, Irene. Wát een service!” Ze lachte even en verdween. Bas gaf me een hand.
“Zo, piratenbaas… En dit is jouw bemanning?” Ik grinnikte. “Niet allemaal, Bas. Maar zal je even voorstellen: Die kale vent is Henk, mijn uitstekende plaatsvervanger; die bescheiden ogende jongeman naast hem is Gerben. Steun en toeverlaat als het gaat om bepaalde typen installaties. En die meneer met een beginnend buikje is Frits, ook een genie als het gaat om sommige systemen. En ik probeer zijn buikje enigszins te temperen door twee keer in de week een stukje te draven, maar het schijnt dat zwaartekracht een pittige tegenstander is.” Frits snoof en ze gaven Bas een hand.
“Kom, mee naar mijn bureau, daar heb ik een zitje. En wat brengt jou hier, Bas?” Hij keek om zich heen. “Simpel, Kees. Ik wil weten met wat voor bedrijf Bosnië te maken krijgt. Want Amsterdam…” Hij zweeg even en vroeg toen: “Deze heren zijn van alles op de hoogte?” Ik knikte. “Ja. Van Bosnië én van de meest recente ontwikkelingen in Nijmegen en Amsterdam, Bas.” Hij knikte. “Mooi. Om verder te gaan: Amsterdam is gisteren officieel uit de race gehaald. Gediskwalificeerd om het maar eens zo te zeggen.” Gerben sloeg met een vuist op zijn stoelleuning. “Mooi! De klootzakken.”
Bas keek hem minzaam aan. “Op het ministerie klonken iets pittiger typeringen voor die firma, Gerben. Maar goed…” Hij gniffelde. “Er zijn nu nog twee bedrijven in de race, Kees. Een bedrijf uit Hengelo en DT.” Ik knikte. “Dat bedrijf uit Hengelo ken ik van naam, Bas. Prima toko. Maar de projectleider ‘waterkracht’ ken ik persoonlijk bijzonder goed; een studiegenoot en heel goeie vriend van me. Ik was getuige op zijn huwelijk.”
Bas knikte weer. “En jij hebt hem behoedt voor een val vanaf de vierde verdieping in Eindhoven. Ja, dan word je wel vrienden, ja.” Wéér keek ik stomverbaasd. “Wat weet jij niét, Bas?” Hij keek me aan. “Ik heb ondertussen een redelijk dossier van jou in de la van m’n bureau, Kees. Die collega van Fred, weet je nog?” Ik zuchtte maar weer eens. “Dan hoop ik dat je die la ’s avonds goed op slot hebt zitten. Geen zin dat mijn CV door heel BuZa gelezen wordt. Dan krijg ik nogal vaak bezoek van alle vrijgezelle dames van het ministerie. En wellicht ook niet-vrijgezelle dames. Geen zin in.”
Henk, Frits en Gerben keken elkaar veelbetekenend aan. “Maar even over die goeie vriend van me, Gerard van Randwijk: hij was op onze bruiloft. En kort daarna hebben we elkaar even gesproken en afgesproken dat, mocht DT of zijn bedrijf de opdracht krijgen, wij zouden voorstellen om het samen te doen. Gerard is op het gebied van witte steenkool meer dan briljant, Bas.” Hij kneep zijn ogen samen en zei toen langzaam: “Dat kán, maar… Dat moet dan wel in de offerte staan, Kees. En het bedrijf wat de opdracht krijgt, is hoofdaannemer. Het andere bedrijf ondersteunt. Goed begrepen?” Ik knikte. “Open kaart spelen, oké.”
Henk stond op. “Heren… Jullie kunnen lekker doorgaan met ouwe koeien uit de sloot halen, maar deze heren en ik moeten nog wat productie leveren. Anders gaat onze teamchef gillend over de rooie en voor je het weet kotsen we de vloer van deze ruimte onder. Gaan we niet willen. Gerben, Frits: kóm, aan ’t werk!” Met een knipoog verdwenen ze richting groepsruimte. “En hoe staan de zaken ondertussen in Travnik, Bas? Zijn de heren daar er al uit?”
Hij schudde zijn hoofd. “Volgens mij niet. Ik heb nog niks uit Brussel gehoord, dus…” Ik bromde. “Ze zullen in Travnik wel liggen te mierenneuken wie wat mag doen en wie de meeste baten krijgt…” Een tik op mijn knie wat de reactie. “Niet jouw zaak, Kees. Laat dat maar aan Brussel over.” Ik knikte. “Graag. Ik heb gemerkt dat ik niet voor diplomaat in de wieg ben gelegd.” “Ja, daar weten ze in Bosnië alles van… En trouwens: Suus ondertussen ook.” Hij lachte me uit en ik gromde maar eens.
“Suus… Hoe gaat het nu met haar?” “Doet normaal haar werk als tolk. Begint volgende maand met de opleiding tot tolk Hongaars. En haar kennende: die opleiding fietst ze zonder problemen door, ondanks dat Hongaars een vreselijk moeilijke taal is. En dat houdt voor de dame in dat ze, als ze dat diploma in handen heeft, bevorderd wordt tot ‘senior tolk’. Scheelt salaris en bovendien loopt die salarisschaal een stukje verder door.” Ik knikte. “Mooi voor haar. Maar gaat ze dan ook de leiding krijgen over anderen?” Hij schudde zijn hoofd. “Nee. En ze weet zelf donders goed dat ze dat niet wil. ‘Ben ik niet zo goed in, meneer van Leeuwen. Daar ben ik sinds Bosnië wel achter gekomen.’ Haar letterlijke tekst.” Ik kon niet anders dan grijnzen. “Goh, hoe zou dat nou komen…?”
Bas keek me aan. “Kees… dank voor het ontmaskeren van Duyvestein. Het had niet zo veel gescheeld of dat bedrijf had tóch een verzoek voor een offerte gekregen. Iemand uit Brussel maakte nogal stampij toen we de geschiedenis van Alfred vertelden. Hij vond dat we zo’n bedrijf niet konden laten vallen…” Hij zweeg even en zei toen: “En dit is voor your ears only: er loopt in Brussel nu een intern onderzoek naar deze meneer.” Ik keek hem aan. “Aandelen in Duyvestein z’n firma gekocht? En dus handelen met voorkennis? Als dat zo is: reden genoeg om hem per eergisteren te ontslaan, Bas.” Hij knikte. “Mijn hoofd ICT is er al mee bezig, samen met wat lui uit Brussel. Uiterlijk eind deze week ligt zijn rapport bij mij op het bureau.”
Ik gniffelde. “En als hij te laat is, Bas? Enkele reis tentenkamp?” “Dat zal ik hem maar niet aandoen. Hij is bijzonder goed in z’n vak, maar heeft conditie als een nat vloeitje. Maar iets anders: waar zit Fred? Die wil ik ook nog even een hand geven! En jouw echtgenote, want die werkt hier toch ook? Zo’n knappe dame wil ik wel even spreken. En jullie directeur ook…”
Ik stond op. “Loop maar mee, dan stel ik je even voor aan Joline en haal Fred er ook even bij. Bereid je voor op een nogal pittige conversatie: we nemen elkaar nogal graag in de maling.” Ik tikte op de deur van Joline’s bureau. “Mevrouw Jonkman, mag ik u even storen in uw drukke werkzaamheden?” Joline keek op. “Sinds dat wij getrouwd zijn ben ik al gestoord, hoor ik regelmatig…” Bas schoot in de lach. “Zo, die heb je te pakken, Kees.” Hij deed een stap naar voren en stak zijn hand uit. “Mevrouw Jonkman, ik ben Bas van Leeuwen.”
Joline keek hem aan. “Ik heet Joline, Bas. En dat weet jij al lang. Aangenaam kennis met je te maken. Een van de weinige mensen waar Kees nogal ontzag voor heeft.” Hij trok met zijn mond, kon zijn lachen moeilijk inhouden. “Goed om te horen. En jij bent de andere, begreep ik?” Nu schoot Joline in de lach. “Altijd goed om een medestander de hand te schudden! Mag ik je voorstellen aan de dames Margot en Charlotte? Onze huisgenoten.” Hij gaf de zussen een hand. “Jullie protegé’s uit de Biblebelt? Aangenaam dames.”
De zussen keken verwonderd. “Hoe weet u dat?” “Jullie worden met naam en toenaam genoemd in het dossier van Kees, dames. Nu nog ‘Bongers’ met de achternaam, maar binnenkort is dat ‘Boogman’ geworden. En terecht.” De onderkaken van de zussen vielen nog nét niet op de grond. “Ga even zitten Bas en leg even uit. Anders slapen deze dames vannacht wat minder goed, nu ze weten dat ze bij BuZa bekend zijn.” Joline lachte vriendelijk. Na Bas z’n uitleg mopperde Lot: “Nou, ik hoop dat dat dossier snel door de papierversnipperaar wordt gehaald. Geen zin in dat mijn, dat onze geschiedenis op een of ander ministerie bekend is, meneer van Leeuwen.”
“Voor vrienden ben ik Bas, Charlotte. Als ik met ‘meneer van Leeuwen’ aangesproken wordt, mag je jezelf vijf keer opdrukken. Maar vooruit, de eerste keer heb ik wat consideratie met je.” Nu was het collectief onze beurt om hem aan te gapen. “Verdomme Bas, wat weet jij niét?” “Dat zijn er vijf, Kees”, was de droge reactie en hij wees.
De zussen en Joline gierden van het lachen en ik moest wel boete doen. En tijdens het opdrukken kwam Fred natuurlijk binnen. “Is het weer eens zover, Kees? Je bent ook… Hé Bas! Goed je te zien, man!” Ik stond op terwijl ze elkaar een hand gaven. “En hoe is het met de grootste hongerlap van de NATO?” Fred grinnikte. “Valt wel mee hoor. Er wordt thuis goed voor me gezorgd.”
We zaten nog een kwartiertje te kletsen, toen stond Bas op. “Ik wil nog even kennismaken met jullie directeur, mensen. Dank voor de koffie en de gezelligheid; ik heb nu een beetje een indruk van de sfeer hier. En die is prima. Tot ziens!” “Ik neem je wel even mee naar Theo, Bas.” Hij gaf de dames en Fred een hand en liep achter me aan. Een tik bij Theo op de deur. “Baas: Bas van Leeuwen voor je.” Ook die gaven elkaar een hand. “Bas, ik laat je alleen; jullie hebben wellicht nog wat dingen te bespreken die een simpel teamleider niet aangaan. Ik moet productie leveren.” “Ik loop straks nog wel even bij je binnen om afscheid te nemen, Kees. Daarna stap ik weer achterin en rij ik richting Tiel.”
Ik trok een wenkbrauw op. “Achterin? Heb je dienstvervoer met chauffeur?” Hij knikte. “Die is dan wel toe aan een bak goeie koffie, denk ik… Ehh, die ga ik nú regelen. Tot zo, Bas.” Ik liep het parkeerterrein op. Even kijken… Een Skoda Suberb met iemand achter het stuur die de krant las. Ik tikte op het raampje.
“Goedemorgen! Bent u de chauffeur van meneer van Leeuwen?” De man knikte. “Zin in een bak koffie? Hij is nog even bezig.” De man stapte uit en stak zijn hand uit. “Marcel Damen. Koffie: graag! En een bezoek aan een toilet zou ook geen overbodige luxe zijn.” “Gaan we regelen. Ik ben Kees Jonkman. Kom maar mee.” Ik wees hem de toiletten, tapte een kop koffie en toen hij terug kwam nam ik hem mee naar mijn bureau. “Bas komt hier nog even afscheid nemen voor hij weg gaat. Dus je loopt hem niet mis.” “Bas? Noemt u meneer van Leeuwen Bas? Dat zijn er niet zoveel.” Ik haalde mijn schouders op. “Misschien omdat wij van dezelfde bloedgroep zijn, Marcel. Niet lullen, maar poetsen. En ik ben Infanterist, dat scheelt ook.”
Hij humde. “De meeste mensen op het ministerie kijken nogal schichtig als zijn naam genoemd wordt. Tot en met de SG aan toe, geloof ik…” Ik gniffelde. “Dat geloof ik wel. Het lijkt me een strakke baas.” Marcel knikte. “Ja. Maar wel eentje waarbij je meteen weet waar je aan toe bent. Als hij nijdig op je is, ben jij de eerste die het weet. En meestal ook de enige. Dat is bij andere chefs wel eens anders. Maar om de een of andere reden wil hij mij altijd als chauffeur. Misschien wel omdat ik óók in dienst heb gezeten… Ik heb vijf jaar lang bij DVVO VIP-vervoer gedaan.” DVVO…? Oh ja, het ‘transportbedrijf’ van de Krijgsmacht. Defensie Verkeers- en Vervoers Organisatie. Ik knikte. “Dan ken je in ieder geval de kreet: ‘Op tijd is vijf minuten voor tijd’, Marcel. Dat zal schelen.”
Zo zaten we nog even te kletsen tot achter me de deur open ging. “Kees, ik ga… Hé Marcel, zit jij nou hier koffie te leuten in de baas z’n tijd?” “Ik werd door meneer Jonkman hier uitgenodigd. U zou toch nog hier langs komen om afscheid te nemen, zei hij. Dus…” Bas keek op z’n horloge. “Nou, schenk voor mij dan ook nog maar een kop thee in, Kees. We hebben nog even de tijd.” “Wat voor smaak, Bas?” “Gewone thee, Kees. Niet zo’n aftreksel van gedroogd zeewier of zo.” “Roger…” We kletsten nog wat over Bas z’n diensttijd en de naweeën ervan. Hij grinnikte. “Ik heb aan de vorige SG van BuZa eens voorgesteld om alle diensthoofden van BuZa een weekje in het tentenkamp van Roosendaal te laten vertoeven om wat ‘teambuilding’ er in te stampen. Hij keek me toen wat triest aan en zei ‘Jaja… En de week daarna iedereen helemaal kapot thuiszitten? Ik dacht het niet, Bas.’ Verder dan een laf weekendje kanovaren in de Biesbosch met bijzonder mooi weer is het nooit gekomen…”
Hij keek op z’n horloge. “Marcel, we moeten vertrekken. Tiel is weliswaar niet zo ver, maar het schijnt dat er hier tussen de middag nogal stevig hard wordt gelopen. Dat wil ik je besparen.” Hij gaf me een dreun op de schouder. “Goed werk in Nijmegen, Kees.” Ik schudde mijn hoofd. “Niet alleen Kees, maar ook Fred. En het uiteindelijke gevechtsplan kwam van Joline.” Hij stak z’n duim op. Een hand volgde, ook van Marcel en ze verdwenen. Even later reed de Skoda het terrein af. Nou, tot zover meneer van Leeuwen… Enfin, je hebt er in ieder geval een nogal pittig vriendje bij BuZa aan overgehouden, Kees...
Ik liep de groepsruimte in; het was daar nogal rustig, op Radio drie na. De heren waren hard aan het werk. Henk keek op. “Zo, is het weer rustig hiernaast? Met zo’n commando weet je het nooit… En dan jou erbij; zeker alleen weer ouwe militaire koeien uit de sloot gehaald?” Ik schudde mijn hoofd. “Hij heeft ook nog een tijdje bij Theo gezeten, hoor. Kees Jonkman heeft niet de hele tijd lopen flierefluiten.” Gerben liet een nogal wantrouwend geluidje horen en Frits gniffelde. “Heren, als jullie denken mijn gezag te kunnen ondermijnen… Mag ik jullie er aan herinneren dat jullie morgen weer in sporttenue staan? En dat Kees dan het tempo aangeeft?” Een meerstemmige kreun klonk. “Goed zo, dat hoor ik graag. En de eerste de beste die denkt te kunnen lamballen…” Ik trok de deur achter me dicht. Laat ze nú alvast maar een beetje zweten…
Om twaalf uur liepen we richting paardenwei en terug. En na de lunch liep Joline met me mee mijn bureau op. “Kees… Margot heeft even naar Tiel, de ouders van Gerben, gebeld. Morgenavond zijn we daar welkom om te eten, samen met Lot, Gerben en Margot. Kunnen zij ons iets vertellen over ‘gastgezin zijn’. Is dat goed?” Ik keek haar aan. “Jij bent nogal doortastend, mevrouw Jonkman…” Ze kneep haar ogen ondeugend samen. “Ja. Op meerdere gebieden. Maar voordat we iets laten merken aan Hulphond Nederland wil ik me eerst goed laten informeren. Als we onvoorbereid naar Herpen gaan… Ik ken mezelf, Kees. Dan zie je zo’n Labradorpup van drie maanden oud en ben ik meteen verkocht. Toen Bengel nog een Bengeltje was van een paar maanden, kwam ik ook elk weekend thuis om maar bij haar te zijn. Zo’n schatje… Eerst objectief kijken of het kán, Kees.” Ik knikte. “Oké. Ik hoop dat ze daar een goeie goulash maken, schat.” Een snuif volgde met meteen er achteraan ‘Vreetzak!” en ze liep de gang in. En ik ging weer verder met tekenen…
’s Avonds de laatste ‘vrije training’ van de loopgroep; de week daarna zou het weer ‘echt’ beginnen, dan was iedereen terug van vakantie.
Woensdag was het routinewerk bij DT. In feite alleen maar ‘bureaustoeluren’ maken. Tekenen, veel telefoneren en mailen… Geen nieuws uit Nijmegen of Amsterdam trouwens. De politie zou nog wel druk bezig zijn met onderzoeken en ondervragingen.
Om half vijf sloot ik met een zucht de computer af. Ik was er echt klaar mee. Ik liep de groepsruimte in. “Meneer van Wiers… Zullen wij de A15 eens afjagen richting Tiel? Ik hoorde dat wij vanavond bij jouw ouders gingen bikken.”
Hij knikte. “Ja, ik hoorde ook zoiets. Wordt weer lekker achter ons om geregeld. Daar moeten we toch eens iets aan doen, Kees. Nog even en we zitten nogal strak onder de plak.” Frits was ook bezig zijn spullen in te pakken en zei droogjes: “Daar hebben jullie zelf voor gekozen, heren. Verwacht geen medelijden van mij.” “Nee, dat verwachten we inderdaad niet. Jij zit bij twéé dames onder de plak, Frits. Je lieve echtgenote én Meike.” Ik lachte hem uit.
“Nou dat ‘onder de plak zitten bij Meike’ valt de laatste weken nogal mee, Kees. De dame heeft sinds drie weken een vriendje. En dat gaat best aardig, moet ik zeggen.” “Mooi man. Is het vriendje in kwestie al bij jullie thuis geweest?” Hij grinnikte. “Ja. De overtreffende trap van verlegenheid. En uiterst netjes opgevoed; om de drie woorden ‘ja meneer’ of ‘ja mevrouw’. En een handje vasthouden van mijn dochter is het enige waar ik de jongelui op heb kunnen betrappen.” “Oh, hij lijkt dus een beetje op Kees in z’n jonge jaren? Mooi man…” Henk grijnsde gemeen en ik zuchtte.
“Beste Henk. Niemand heeft mij ‘in mijn jonge jaren’ kunnen betrappen op het handje vasthouden van één van de vele meisjes waar ik stiekem smoorverliefd op was. Dat kwam pas toen ik 29 was, en toen hebben we de fase van het ‘handje vasthouden’ maar bliksemsnel overgeslagen.” Frits zei droog: “Ja, daar hebben we af en toe wel iets van gemerkt…” “Kom Gerben. Ze zitten ons hier af te zeiken. Wegwezen. Gaan jullie maar de aardappels schillen thuis; voor ons wordt gekookt. Fijne avond, jongens.” We liepen richting Backoffice.
De dames stonden ook al klaar. Ik nam het adres van de familie van Wiers over van Gerben en even later reden we Gorinchem uit, de A15 op. En een 20 minuten later, bij de afslag Tiel-West de A834 op, een rotonde driekwart rond, slingerdeslinger een woonwijk in. Gerben zette zijn auto op een parkeerplaats en ik zette de Volvo er naast. Hij liep de oprit op van een mooi, vrijstaand huis en deed de deur open. “Welkom in mijn ouderlijk huis!” Geblaf klonk en even later ging een deur open en een donkerharige dame van eind veertig kwam de gang in.
“Hé zoontje, moet je weer even lekker eten?” Gerben kreeg een knuffel en Margot ook. “Leuk dat je er weer bent, meisje…” Toen keek ze Lot aan. “Jij moét wel de zus van Margot zijn… Hallo, ik ben Anna, de moeder van Gerben.” Lot kreeg ook een knuffel, toen keek ze naar Joline en mij. “En jullie zijn dus Joline en Kees? Hartelijk welkom!” Wij kregen een hand.
“Voordat we naar binnen gaan: Blondie, onze hulphond-in-opleiding, moet je even met rust laten. Ze heeft haar tuigje aan, dat houdt in dat ze ‘aan het werk’ is. Geen aandacht geven, geen oogcontact maken, ze moet gewoon naast me blijven. Zo, en nu naar binnen. Peter, mijn man, zal over een kwartiertje wel thuiskomen, dan hebben wij mooi tijd voor een kop koffie of thee. Kom verder en ga lekker zitten.”
“Ik help wel even, Anna.” Margot liep met haar mee naar de keuken. Gerben wees. “We hebben hier geen vaste zitplaatsen jongens, dus… plof ergens neer.” Joline, Lot en ik gingen op de bank zitten. We keken uit over een mooie, ruime tuin. “Hier achter loopt een fietspad, daarachter de Linge. Als je in de achtertuin zit, zit je bijna midden in de natuur. Heerlijk!” “Mag ik even kijken, Gerben?” Hij stond op en deed de tuindeur open. Inderdaad… rust. “Verdorie man… Hier is het goed toeven! En dat heb jij allemaal ingeruild voor een flatje in Waardenburg?”
Hij gniffelde. “Van oorsprong komen wij uit Waardenburg, Kees. Ik zat bij Angelique op school, weet je nog? In mijn studietijd, ik woonde toen op kamers, zijn mijn ouders naar Tiel verhuisd. Mijn moeder werkt hier in het ziekenhuis, mijn vader heeft een aannemersbedrijf hier. Dus: dichter bij het werk, meer tijd over en vergeleken met het huis in Waardenburg is dit echt wel een verbetering, hoewel we daar ook riant en mooi woonden.” Hij keek zielig. “Van alle geneugten van dit huis heb ik slechts in de weekenden mogen genieten… Snik.”
“Klets niet, Gerben van Wiers! Bijna elk weekend kwam je hier bijtanken!” De stem van Anna klonk achter ons. “Naar binnen, de thee wordt koud.” We liepen achter haar aan. De hond trippelde keurig naast Anna mee. Toen wij zaten, deed Anna het tuigje met het logo van Hulphond af. “Blondie: release!”
Nu kwam de hond wél op ons af. Eerst naar Margot: hé, jou ken ik… de kwispels gingen in sneltreinvaart toen Margot haar aanhaalde. Ook Gerben werd vrolijk begroet. Lot werd ook snel geaccepteerd. “Ze zal wel ruiken dat Mar en ik familie zijn”, zei Lot met een knipoog. Toen kwam de hond naar Joline en mij. We lieten haar even snuffelen, maar al snel waren we beoordeeld als ‘goed volk’. De staart ging in ieder geval enthousiast heen en weer toen we haar aaiden. “Brave hond, hoor!” Anna vond het toen genoeg. “Blondie: go to bed!”
Met enige tegenzin ging de hond in haar mand. Kop op de rand en ze hield het gezelschap goed in de gaten. “Is Blondie van Engelse afkomst, Anna?” Lot keek nieuwsgierig en Anna lachte. “Nee hoor. Ze is in Hengelo geboren. Maar alle commando’s krijgen de hulphonden in het Engels. De reden? Het is een ‘compacte’ taal en er is dan veel minder kans op verwarring als iemand in de buurt plotseling iets zegt wat op een commando lijkt. En zoveel commando’s hoeft ze bij ons nou ook niet te leren; dat is in Herpen wel anders. Aan het einde van de opleiding moet een Hulphond zo’n 70 commando’s kennen en kunnen uitvoeren. En vaak ook nog extra commando’s die voor de cliënt van toepassing zijn.” Ik keek verwonderd. “Zeventig commando’s? allemachtig…”
Joline stootte me aan. “Ja, daar kun jij een voorbeeld aan nemen, Kees!” “Ach… Met het commando ‘Go to bed!’ zal Kees niet zo’n moeite hebben, als ik Joline zo bekijk…” Anna keek me spottend aan en ik zuchtte. “En u bent de moeder van deze redelijk bescheiden Piraat hier?” Ze lachte. “Ik heet Anna, Kees. En ‘u’ daar doen we in dit huis niet aan. En die bescheiden genen? Haha… Als meneer hier eenmaal los komt…”
“Ja, daar hebben we wat van meegekregen toen meneer van Wiers junior en deze bruine krullebol eenmaal verkering hadden. Toen was hij… hoe zal ik het zeggen? … wat minder geremd, zeg maar.” Gerben grinnikte. “Ik heb me de eerste weken bij DT een beetje ingehouden, ma.” Ze knikte waarderend. “Goed zo jochie. Je weet het hé? Dames vallen over het algemeen meer die die wat stillere types dan op branieschoppers.” Ik keek haar aan. “Had je mij die les ook niet kunnen geven? Een jaar of tien geleden? Dan had ik een stuk interessantere en frivolere jeugd gehad…” Joline begon te grommen. “Niks ervan. Je bent nu van mij, opperpiraat.”
Al kletsend ging de tijd snel, tot Blondie haar kop ophief. De oren werden gespitst. “Ah… volgens mij rijdt mijn man de straat in.” Ik hoorde nog niets, maar de hond sprong overeind, liep naar een andere deur en ging daar zitten. Ze piepte even en Gerben stond op en deed de deur open. “Zo. Die rent nu de garage in en als pa uitstapt wordt hij van boven tot onder afgelebberd.” “Ja, da’s wel fijn. Dan hoef ik het ten minste niet meer te doen”, zei Anna met een lachje. Lot keek ons aan. “Volgens mij zijn de omgangsvormen hier net zo als in Malden of Amersfoort… Heb ik geen bezwaar tegen!” Ik verklaarde: “In Malden, bij de ouders van Joline en in Amersfoort, bij mijn ouders.” Anna knikte. “Ik had al zoiets vernomen van Margot. Mooi dat jullie daar liefde konden bijtanken, Charlotte.”
De tussendeur ging open en de pa van Gerben kwam binnen, gevolgd door Blondie. “Zo… gezellig hier! Hoi, ik ben Peter, vader van die knappe jongeman daar.” Hij gaf Anna een kus, Gerben een dreun op de schouder, Margot een knuffel en ons een hand. Bij Lot gekomen bekeek hij haar en zei: “En jij bent de zus van Margot… Welkom hier!” En bij Joline: “Lang, blond haar en félblauwe ogen… Joline dus.” Toen keek hij mij aan. “En jij zit ernaast, dus zal jij wel Kees zijn. Nogmaals: ik ben Peter, gelukkig getrouwd met Anna. En dat ‘gelukkig’ is bepaald geen cliché. Hoi schat.” Ze omhelsden elkaar even.
“Je stinkt naar metselstof! Hup, douchen jij. Over veertig minuten is het eten klaar.” Anna duwde haar man richting gang en hij verdween. “Ma, iets minder duidelijk demonstreren dat jij hier de broek aan hebt. Voor hetzelfde geld neemt Margot straks jouw gewoonten over en daar zou ik wat minder blij van worden.”
Gerben zei het met een strak gezicht en Anna keek hem aan. “Dat zou heel goed voor jou zijn, zoontje! ten minste iemand die jou in het gareel kan houden. Mar: leef je uit, mijn zegen heb je!” Margot giebelde. “Nou ja, hij stinkt in ieder geval niet naar metselstof. Eerder naar plotter-inkt en potlood.” Joline keek mij aan, een lachje in haar ogen en ik grinnikte terug. “Zit niet naar elkaar te giebelen, meneer en mevrouw Jonkman! Help me liever!” Gerben keek verontwaardigd. “Echt niet, piraat. Dan loop ik wellicht een smakelijke maaltijd mis. Ik kijk wel uit…” Hij bromde: “Het is te merken dat je de bud van Fred bent, verdorie.” Hand, vinger en Gerben plofte op de grond. Anna schoot in de lach. “Ik voer jullie opdrukregel ook maar in. Met name Peter neemt nog wel eens wat uitdrukkingen van de bouwplaats mee die niet helemaal koosjer zijn… Ehh, Joline, Kees: hebben jullie moeite met aardappels, sperzieboontjes en gehakt? En vanillepudding als dessert?” We schudden het hoofd. “Klinkt lekker, Anna.”
“Mooi. Dan gaan we dat eens maken.” Even later kwam ze terug met een zak aardappels en een pan. “Heb je nóg een aardappelschilmesje? Dan help ik je even mee met de piepers.” En Joline vulde aan: “En moeten die boontjes nog afgehaald worden? Dan doe ik dat wel even.” Anna liep naar de keuken en kwam terug met nog een pan en twee mesjes. “Daar zeg ik nooit nee tegen… Ga je gang. Tenminste… Kees, kun jij netjes aardappels schillen? Toen Gerben dat voor de eerste keer deed, sneed hij gewoon vierkante blokken.”
Ik keek beledigd. Gerben trouwens ook. “Of ik een beetje aardappels kan schillen, vraagt mevrouw… Ik heb zes jaar op kamers gewoond en daarna nog twee jaar als vrijgezel in m’n appartement, hoor. En ik heb écht niet alleen maar pizza, patat of afhaalmaaltijden naar binnen zitten werken.” En Gerben vulde aan: “Die vierkante blokken waren alleen maar om te proberen om onder het corvee ‘aardappel schillen’ uit te komen. Da’s mislukt. En om jou lekker op stang te jagen, Ma. En dat lukte prima.” Anna bromde wat, maar keek waarderend naar mijn schil-kunsten. “Netjes hoor! Menige vent kan daar een voorbeeld aan nemen.” Joline lachte. “Mijn echtgenoot is echt wel goed in de keuken, Anna. Hij heeft, naast zijn werk als teamleider diverse bijbaantjes. Chef-kok, fitnessbeul, reserve-majoor en nog wat dingetjes die ik hier maar niet ter tafel breng. ten slotte willen we nog smakelijk eten.” “Dank je wel voor het compliment, schat. Maar ergens voel ik dat ik voor joker wordt gezet…”
Margot stond op. “Voordat het echtpaar Jonkman elkaar met aardappelschilmesjes gaat bewerken: kan ik me nog even opfrissen, Gerben?” Hij knikte. “Kom maar mee, dan laat ik je mijn kamertje wel even zien…” Hij knipoogde en Lot sprong overeind. “Dan ga ik mee! Mijn lieve zusje alleen op een kamertje met zo’n piraat? Echt niet!” Margot duwde haar terug op de bank. “Help jij Jo maar met de boontjes, tutje. Gerben en ik trekken ons even terug.”
Ze knipoogde naar Anna en het stelletje liep de gang in. Anna schudde haar hoofd. “En het leek zo’n net meisje…” We gniffelden. Lot haalde Blondie aan. “Kom jij maar bij Lotje, mooie hond. Ik heb goeie verhalen over je gehoord van mijn zusje…” De staart van de hond ging rustig zwaaiend heen en weer en hij legde zijn kop op Lot haar been.
Anna keek haar aan. “Charlotte… Jij hebt nu toch ook een vriend, begreep ik? Waar is die nu?” “Mijn vriend Rogier werkt in Nijmegen. Is hoofd TD van een ziekenhuis daar. En is best wel druk met z’n werk. Maar over niet al te lange tijd werkt hij ook in Gorinchem. En ook in het team van Kees. Heeft hij vreselijk veel zin in en ik natuurlijk ook. Want Gerben en Mar, trouwens Joline en Kees ook, zien elkaar overdag best vaak, maar ik…” Ze snufte demonstratief.
“Zit niet te piepen meisje! Jullie halen dat best intensief in in Nijmegen, heb ik begrepen!” Ik keek Lot recht aan. “Toen ik zondagavond met Rogier bij hem thuis aankwam, wie stond er ‘dressed to thrill’ voor de deur heen en weer te springen en haar vrijer te omhelzen alsof hij terugkwam van een zeereis van zes maanden? Jawel mevrouw, dat was u. En na het opdrinken van één colaatje werd ik beleefd doch nogal dringen verzocht het pand te verlaten, want de liefjes hadden wat ‘quality-time’ nodig. Ik werd er nog nét niet uitgetrapt.”
Anna lachte breed. “Ik hoor het al. Ook helemaal tot over de oren verliefd, net als je zus. Da’s prima, Lot en dat mag hier. Tenminste… met je eigen vriend.” Lot lachte. “Dank je wel. We zullen binnenkort eens met z’n vieren hierheen komen.” Ze wees naar Joline en mij. “Zonder hen daar, want anders krijgen jullie alleen maar hele ondeugende verhalen over ons te horen.” Joline zei vlakweg: “Oh, Anna… Zullen Kees en ik eens een avond gezellig komen kletsen? We weten nog wel wat dingetjes van je aanstaande schoondochtertje…” Anna keek haar aan. “Aanstaande schoondochtertje… Ja, zo zie ik Margot wel. Gerben is wel eens vaker met een meisje thuisgekomen. Toen hij nog op de middelbare school zat, en later, in z’n studententijd ook nog een keer. Maar die heb ik nooit gezien als ‘aanstaande schoondochter’. Margot wél. Vanaf het allereerste begin.” Even was het stil, toen zei Lot simpel: “Daar ben ik blij om, Anna.”
Die knikte en pakte toen de pan met aardappels. “Da’s wel genoeg, Kees. We zijn goeie eters hier, maar geen weeshuis. Dank je wel.” Ze stond op. ‘Ik ga richting keuken. Houden jullie Blondie maar even bezig, anders loopt die in de keuken te schooien. Dat hebben we haar nog niet af kunnen leren. Het blijft een Golden… Gefixeerd op voer.” Lot zat de hond te aaien en wij keken het aan. De ogen van de hond waren half dicht; ze zat duidelijk te genieten van de aandacht.
Achter ons ging de gangdeur open en Peter kwam binnen. Wég dromerige hond; ze sprong op, rende naar ‘de baas’ en begon als een malle rondjes om hem heen te rennen. “Rare hond… Ben je zo blij dat ik er weer ben?” Peter ging op een poef zitten. “Blondie… Zit.” Het dier ging braaf zitten. “Shake hands!” De rechterpoot ging omhoog. “Kijk, dit is natuurlijk peanuts. Deze trucjes kun je elke hond leren. Maar Blondie voelt mensen aan. Margot zat bij haar eerste bezoek, toen ze een beetje over haar geschiedenis vertelde, even te sippen. Blondie kwam uit haar mand en legde haar kop op Margot d’r knie. Zó mooi… Onze gastgezinbegeleidster zei al dat Blondie een potentiële kandidaat is voor een therapiehond of een PTSS-hulphond. Daar zouden we vreselijk blij mee zijn, want die zijn er niet zoveel.”
Ik zat al een tijdje met de vraag, maar Joline stelde hem uiteindelijk. “Peter… Dit is de… vijfde? pup die jullie socialiseren. Toch?” Hij knikte. “Is dat niet vreselijk moeilijk om afscheid te nemen van zo’n dier? Ik bedoel… wij hebben vier weken lang de hond van mijn ouders bij ons te logeren gehad. Een Hollandse herder, Bengel genaamd. En toen mijn ouders terugkwamen moesten we Bengel daar achterlaten… Best moeilijk.”
Peter knikte. “Ja, de dagen na zo’n afscheid zijn altijd rot en stil. En wij konden het goed regelen: ik ben eigenaar van een klein aannemersbedrijf. Twintig man in dienst, gespecialiseerd in kleine projecten. Dus ik kan het beleid binnen m’n eigen bedrijf bepalen. Ook ten aanzien van huisdieren. Als Anna moet werken, neem ik de hulphond mee. Dan ligt die op mijn bureau als ik op het bureau ben, en als ik naar een project moet waar men nog met het grove werk bezig is, kan ik haar bij mijn boekhouding stallen. Twee dames die dol zijn op honden. Heb ik geluk mee; toen we hiermee begonnen, hebben wij, Anna en ik, dit eerst goed op de zaak overlegd.
En vanaf dag één was het goed. Als dat niet gekund zou hebben, hadden we het niet gedaan. En ja, het afscheid: ik weet zeker dat wij hier een traantje zullen laten als Blondie vertrekt. En op de zaak, als ze daar voor het laatst is, ook. Maar aan de andere kant: als ‘jouw’ hulphond na een half jaar met een cliënt wordt gematcht, en je ziet wat het dier ondertussen allemaal geleerd heeft en hoe blij de cliënt er mee is… Dan ben je zo trots als een pauw, zeker weten. En één van onze honden is afgekeurd; die vrat poep. Da’s een keiharde ‘no-go’. Maar ook die is hartstikke gelukkig; hij is nu gewoon ‘huishond’ bij een gezin in Renkum.
Man, vrouw, twee jongens van een jaar of veertien, grote tuin, grenzend aan het bos… Dat beest heeft daar een heerlijk leven. We komen er af en toe, zo één keer per half jaar of zo. Leuke mensen. En Trix, zo heet de hond, herkent ons nog steeds en wordt helemaal dol als hij ons weer ziet. Leuk!
Maar goed: ja, het afscheid nemen is moeilijk. Maar aan de andere kant: je krijgt wel weer een stuk vrijheid terug. Je hoeft even geen rekening te houden met de hond, kan gewoon nú beslissen: ‘We gaan een stuk fietsen!’ En tien minuten later ben je onderweg. Sommige gastgezinnen doen ‘half-om-half’: als de ene hond zo’n acht maanden is, nemen ze een tweede pup in huis. De oudere hond kan de jonge opvoeden en zo wisselt dat elkaar af.” Hij lachte even. “Dát vonden wij nét een brug te ver.”
“Dames, heren: komen jullie aan tafel?” Anna stond in een deuropening. Tijdens het eten was de conversatie kalm. Behalve wat technische informatie over DT vertellen praatten we niet zoveel; het eten was heerlijk. Zonde om daar dan doorheen te kletsen. We deden met z’n vijven de afwas; Margot had Anna en Peter naar de kamer verbannen. “Gerben weet wel waar alles staat, dus… Hoplakee, wegwezen en uitbuiken jullie!”
En tijdens de afwas drentelde Blondie om ons heen, duidelijk wachtend op eten. Met de afwas klaar pakte Gerben een bak met voer, paste een hoeveelheid af, gooide die in de etensbak van de hond en goot er een eetlepel olijfolie overheen. “Blondie, zit.” De hond ging braaf zitten en Gerben zette de bak voer op de grond. Hij vulde een bak met vers water en zette die er naast. “Smullen maar!” De hond sprong naar de etensbak en begon snel te eten. Binnen de minuut was het op en likte hij de bak schoon.
“Nou, da’s ook niet echt wat je noemt ‘genieten van je eten’… Het lijkt meer op het aftanken van een pantservoertuig, zo snel gaat het.” Ik had het hoofdschuddend bekeken. “Tja, zo zitten Goldens nu eenmaal in elkaar. Labradors zijn nog veel erger. We hebben het eens getimed met een van de vorige honden, een Labrador. Die vrat z’n bak binnen tien seconden leeg en schoon. En keek daarna alsof hij nog niks gehad had…”
Gerben lachte en Joline schudde haar hoofd. “Ik dacht dat Bengel een schrokop was, maar dit is een dimensie erger. Sjongejonge…” We liepen de huiskamer in. “Zo. De afwas is klaar, onze hongerlap heeft ook gegeten, dus…” Anna keek op. “Dus wát, Gerben?” Hij keek onschuldig. “Een lekker bakje koffie wellicht? Om even uit te buiken?”
Anna keek hem aan. “Jij suggereert nu iets, mannetje! Dat je moeder nu wel in de benen komt om koffie te maken! Gaat niet door; als je koffie wil hebben, maak je het maar zelf. En doe de rest ook maar een bakje, jij wist toch zo goed waar alles stond? Succes. En laat je meisje maar hier, anders zitten we over uur nog te wachten op de koffie! Húp, aan ’t werk jij!”
Lot stond op. “Om lange levertijden van koffie te voorkomen, help ik je wel even, Gerben.” Margot giechelde. “En je niet vergissen in de zus, meneer van Wiers junior!” We schoten in de lach en Lot zei, om de hoek van de deur heen: “Wij heten geen Clara of Melissa, zusje.” Toen ging de deur dicht. Joline en ik grinnikten,
Anna en Peter hadden vraagtekens in hun ogen…
Joline fronste. “Een hulphond opvoeden? Moet je het dier dan ook trainen en klaarstomen om kastjes open te maken en zo? Daar gaat enorm veel tijd in zitten, Kees. Tijd die we niet hebben. We hebben gisteren terecht geconstateerd dat zangles voor mij voorlopig geen optie is. En dan kom jij nu met het idee om een hond te trainen? Weet je hoeveel tijd en energie Pa en Ma in Bengel hebben gestoken voordat zij was zoals ze nu is?” Ze giechelde. “En hoeveel keren er een drol ergens in de keuken lag te stinken?” Ik schudde mijn hoofd.
Margot brak in. “De ouders van Gerben hebben er veel over verteld, Joline. Ik zal proberen te omschrijven wat het inhoudt…” Ze dacht even na. “Nee, ik heb een beter idee! Deze week op bezoek gaan bij Peter en Anna, de ouders van Gerben. Die weten er alles van!” Ze giechelde. “En als jullie Goldie zien, zijn jullie meteen verkocht… Schat van een beest. Maar dat heb ik al eens verteld, geloof ik…”
Ik keek Joline aan. “Schat, denk er eens rustig over na, zoek dingen op op Internet… Desnoods vragen we eens iemand van Hulphond Nederland hier thuis om ons wat te vertellen. Ze zoeken goeie gastgezinnen. En ondanks dat wij negen hoog op een flatje wonen en beiden een baan hebben: volgens mij zou het kunnen. De hond kan mee naar DT, dat hebben we met Bengel gezien. Beweging? Krijgt hij genoeg. Elke dag een stuk rennen, hetzij in Gorinchem, hetzij hier met de loopgroep. De hond mag overal mee naar toe; het is een hulphond-in-opleiding. Nogmaals: denk er eens over.”
Margot en Charlotte keken elkaar aan. “Zouden we dat in Arkel ook kunnen doen?” Ik haalde mijn schouders op. “In ieder geval is daar ruimte genoeg. Meer dan hier. Maar ik weet niet hoe de Stichting tegen jullie woonsituatie aankijkt. Twee knappe vrijgezelle zussen in één huis… Grote kans dat daar allemaal lompe techneuten op af komen. En of dat zo goed is voor zo’n pup…” Vier grijze ogen keken me boos aan. “Ja, en wie zet dit onderwerp op de agenda? Uitgerekend de meest lompe techneut van DT!”
Joline keek me aan. “Ik ga er over denken, schat. Dingen op- en uitzoeken. Ja, ik mis Bengel ook best, maar dit is van een andere orde. Veel verantwoordelijkheid.” Ik knikte. “Prima. Het is ook geen plotselinge bevlieging van me. Ik zat er al aan te denken toen Bengel hier nog was. En het verhaal van Margot over die hond van de ouders van Gerben wakkerde één en ander alleen maar aan. En gisteren werd het concreet toen ik weer eens langs Herpen reed.”
Margot zei: “Ik ga morgen wel even bellen met Anna. Kijken of we woensdagavond welkom zijn, oké?” Joline knikte. “We moeten er maar eens gaan kijken, Kees.” Toen giechelde ze. “Tenslotte hebben we die twee daar ook aardig kunnen socialiseren. En binnenkort dragen we hen aan hun nieuwe baasjes over…”
Verder kwam ze niet: Lot en Mar sprongen op en pakten haar vast. “Kijk jij een beetje uit, meisje Jonkman – Boogers? Ben je helemaal belatafeld… En bovendien heb je het over onze vriendjes. Niet over onze baasjes. Die zitten achter slot en grendel, weet je nog?” Joline schrok. “Sorry meiden… Weer een stomme uitspraak van mij…” Margot bromde: “Gelukkig voor jou doe je minder vaak stomme uitspraken dan Kees, dat scheelt weer.” Ze gaven Joline een knuffel.
“Zeg dames… Wordt het weer tijd voor goedmaaksex met mijn echtgenote? Geef het dan even aan, dan leg ik mijn schone goed alvast op jullie slaapkamer.” We lachten samen. “Kom meiden… Wij gaan nog even studeren; Kees: jij bent toe aan je uurtje blazen. En om negen uur gaan Kees en ik er in ieder geval in!” “Goedmaaksex, Jolien?” Lot keek verwachtingsvol. “Nee, tutje. Gewoon lekker slapen. Het was me wel weer het dagje vandaag, ondanks dat die meeting met professor van Weenen via Skype kon. En morgen komt er een of andere luitenant van het Korps Commandotroepen bij DT op bezoek, daar moeten we ook fris en fruitig voor zijn! Hup, aan ’t werk!”
Kortom: om kwart over negen lagen we in bed en kroop ik tegen Joline aan. “Hé schat… overviel ik je met mijn voorstel van die hulphond?” Ze knikte. “Best wel. Maar aan de andere kant… Het lijkt me wel wat, Kees. Ik heb genoten van Bengel om me heen, die vier weken. Sowieso is het een schat van een beest, maar gewoon… een wezen om voor te zorgen en goed op te voeden… Heerlijk!”
Ik gniffelde en Joline kwam wantrouwend overeind. “Wat lach jij??” “Beginnen je eierstokken te klotsen, Jolientje?” Ze schoot in de lach. “Nee hoor. Deze dame is nog niet aan het moederschap toe. Maar iemand in huis die altijd vrolijk kwispelend op je staat te wachten…” Ze plofte weer neer. “We gaan ons laten goed voorlichten, Kees. En als het ons wat lijkt en het kan qua tijd én bij DT… Dan gaan we het doen. En nu gaan we lekker slapen. Op tijd, Kees.” “Da’s inderdaad wel lekker. Ik heb het ook wel gehad voor vandaag. Mag ik lekker tegen je aan liggen?” “Jij altijd. Als je maar niet met je paal tegen mijn billen aandrukt, anders komt er van slapen voorlopig niks meer, dat weet ik ondertussen wel, majoor.” We grinnikten samen. “Welterusten, mooie Freule.” “Lekker slapen, gekke kerel…”
Dinsdag. Eenmaal bij DT lichtte ik Theo nog even in over het bezoek van Bas van Leeuwen. Hij was, zoals gewoonlijk, nogal laconiek. “Prima, Kees. Als hij kennis wil maken met mij: ik ga geen toneelspelen, denk er aan!” Hij wees op zijn goeie pak, aan de kapstok. “En ik ga me ook niet verkleden! Zelfs niet voor een luitenant van het KCT!” Ik gniffelde. “Nee, dan liever in spijkerbroek en trui… Maar volgens mij is Bas van Leeuwen ongeveer uit hetzelfde hout gesneden als Charles, jij en ik. Doe gewoon, dan doe je al gek genoeg.” Hij bromde: “Mooi. Geen toneelstukjes. Hij weet wat we doen.” Ik liep weer m’n eigen hok in. Nog even wat werk verzetten voordat… En voor ik het wist was ik, samen met Gerben, Frits en Henk, weer verdiept in tekeningen van het lasbedrijf in Geldrop.
Tot er op de deur werd geklopt en Irene zei: “Heren… Meneer van Leeuwen voor Kees.” Bas stapte naar binnen, keek Irene aan en zei: “Dank u wel, mevrouw van den Hurk.” Ze glimlachte. “Wilt u koffie?” “Graag, mevrouw. Zwart.” “Dan ga ik dat even halen. “Kees, Gerben, Frits, Henk… Ook koffie?” We knikten. “Lekker, Irene. Wát een service!” Ze lachte even en verdween. Bas gaf me een hand.
“Zo, piratenbaas… En dit is jouw bemanning?” Ik grinnikte. “Niet allemaal, Bas. Maar zal je even voorstellen: Die kale vent is Henk, mijn uitstekende plaatsvervanger; die bescheiden ogende jongeman naast hem is Gerben. Steun en toeverlaat als het gaat om bepaalde typen installaties. En die meneer met een beginnend buikje is Frits, ook een genie als het gaat om sommige systemen. En ik probeer zijn buikje enigszins te temperen door twee keer in de week een stukje te draven, maar het schijnt dat zwaartekracht een pittige tegenstander is.” Frits snoof en ze gaven Bas een hand.
“Kom, mee naar mijn bureau, daar heb ik een zitje. En wat brengt jou hier, Bas?” Hij keek om zich heen. “Simpel, Kees. Ik wil weten met wat voor bedrijf Bosnië te maken krijgt. Want Amsterdam…” Hij zweeg even en vroeg toen: “Deze heren zijn van alles op de hoogte?” Ik knikte. “Ja. Van Bosnië én van de meest recente ontwikkelingen in Nijmegen en Amsterdam, Bas.” Hij knikte. “Mooi. Om verder te gaan: Amsterdam is gisteren officieel uit de race gehaald. Gediskwalificeerd om het maar eens zo te zeggen.” Gerben sloeg met een vuist op zijn stoelleuning. “Mooi! De klootzakken.”
Bas keek hem minzaam aan. “Op het ministerie klonken iets pittiger typeringen voor die firma, Gerben. Maar goed…” Hij gniffelde. “Er zijn nu nog twee bedrijven in de race, Kees. Een bedrijf uit Hengelo en DT.” Ik knikte. “Dat bedrijf uit Hengelo ken ik van naam, Bas. Prima toko. Maar de projectleider ‘waterkracht’ ken ik persoonlijk bijzonder goed; een studiegenoot en heel goeie vriend van me. Ik was getuige op zijn huwelijk.”
Bas knikte weer. “En jij hebt hem behoedt voor een val vanaf de vierde verdieping in Eindhoven. Ja, dan word je wel vrienden, ja.” Wéér keek ik stomverbaasd. “Wat weet jij niét, Bas?” Hij keek me aan. “Ik heb ondertussen een redelijk dossier van jou in de la van m’n bureau, Kees. Die collega van Fred, weet je nog?” Ik zuchtte maar weer eens. “Dan hoop ik dat je die la ’s avonds goed op slot hebt zitten. Geen zin dat mijn CV door heel BuZa gelezen wordt. Dan krijg ik nogal vaak bezoek van alle vrijgezelle dames van het ministerie. En wellicht ook niet-vrijgezelle dames. Geen zin in.”
Henk, Frits en Gerben keken elkaar veelbetekenend aan. “Maar even over die goeie vriend van me, Gerard van Randwijk: hij was op onze bruiloft. En kort daarna hebben we elkaar even gesproken en afgesproken dat, mocht DT of zijn bedrijf de opdracht krijgen, wij zouden voorstellen om het samen te doen. Gerard is op het gebied van witte steenkool meer dan briljant, Bas.” Hij kneep zijn ogen samen en zei toen langzaam: “Dat kán, maar… Dat moet dan wel in de offerte staan, Kees. En het bedrijf wat de opdracht krijgt, is hoofdaannemer. Het andere bedrijf ondersteunt. Goed begrepen?” Ik knikte. “Open kaart spelen, oké.”
Henk stond op. “Heren… Jullie kunnen lekker doorgaan met ouwe koeien uit de sloot halen, maar deze heren en ik moeten nog wat productie leveren. Anders gaat onze teamchef gillend over de rooie en voor je het weet kotsen we de vloer van deze ruimte onder. Gaan we niet willen. Gerben, Frits: kóm, aan ’t werk!” Met een knipoog verdwenen ze richting groepsruimte. “En hoe staan de zaken ondertussen in Travnik, Bas? Zijn de heren daar er al uit?”
Hij schudde zijn hoofd. “Volgens mij niet. Ik heb nog niks uit Brussel gehoord, dus…” Ik bromde. “Ze zullen in Travnik wel liggen te mierenneuken wie wat mag doen en wie de meeste baten krijgt…” Een tik op mijn knie wat de reactie. “Niet jouw zaak, Kees. Laat dat maar aan Brussel over.” Ik knikte. “Graag. Ik heb gemerkt dat ik niet voor diplomaat in de wieg ben gelegd.” “Ja, daar weten ze in Bosnië alles van… En trouwens: Suus ondertussen ook.” Hij lachte me uit en ik gromde maar eens.
“Suus… Hoe gaat het nu met haar?” “Doet normaal haar werk als tolk. Begint volgende maand met de opleiding tot tolk Hongaars. En haar kennende: die opleiding fietst ze zonder problemen door, ondanks dat Hongaars een vreselijk moeilijke taal is. En dat houdt voor de dame in dat ze, als ze dat diploma in handen heeft, bevorderd wordt tot ‘senior tolk’. Scheelt salaris en bovendien loopt die salarisschaal een stukje verder door.” Ik knikte. “Mooi voor haar. Maar gaat ze dan ook de leiding krijgen over anderen?” Hij schudde zijn hoofd. “Nee. En ze weet zelf donders goed dat ze dat niet wil. ‘Ben ik niet zo goed in, meneer van Leeuwen. Daar ben ik sinds Bosnië wel achter gekomen.’ Haar letterlijke tekst.” Ik kon niet anders dan grijnzen. “Goh, hoe zou dat nou komen…?”
Bas keek me aan. “Kees… dank voor het ontmaskeren van Duyvestein. Het had niet zo veel gescheeld of dat bedrijf had tóch een verzoek voor een offerte gekregen. Iemand uit Brussel maakte nogal stampij toen we de geschiedenis van Alfred vertelden. Hij vond dat we zo’n bedrijf niet konden laten vallen…” Hij zweeg even en zei toen: “En dit is voor your ears only: er loopt in Brussel nu een intern onderzoek naar deze meneer.” Ik keek hem aan. “Aandelen in Duyvestein z’n firma gekocht? En dus handelen met voorkennis? Als dat zo is: reden genoeg om hem per eergisteren te ontslaan, Bas.” Hij knikte. “Mijn hoofd ICT is er al mee bezig, samen met wat lui uit Brussel. Uiterlijk eind deze week ligt zijn rapport bij mij op het bureau.”
Ik gniffelde. “En als hij te laat is, Bas? Enkele reis tentenkamp?” “Dat zal ik hem maar niet aandoen. Hij is bijzonder goed in z’n vak, maar heeft conditie als een nat vloeitje. Maar iets anders: waar zit Fred? Die wil ik ook nog even een hand geven! En jouw echtgenote, want die werkt hier toch ook? Zo’n knappe dame wil ik wel even spreken. En jullie directeur ook…”
Ik stond op. “Loop maar mee, dan stel ik je even voor aan Joline en haal Fred er ook even bij. Bereid je voor op een nogal pittige conversatie: we nemen elkaar nogal graag in de maling.” Ik tikte op de deur van Joline’s bureau. “Mevrouw Jonkman, mag ik u even storen in uw drukke werkzaamheden?” Joline keek op. “Sinds dat wij getrouwd zijn ben ik al gestoord, hoor ik regelmatig…” Bas schoot in de lach. “Zo, die heb je te pakken, Kees.” Hij deed een stap naar voren en stak zijn hand uit. “Mevrouw Jonkman, ik ben Bas van Leeuwen.”
Joline keek hem aan. “Ik heet Joline, Bas. En dat weet jij al lang. Aangenaam kennis met je te maken. Een van de weinige mensen waar Kees nogal ontzag voor heeft.” Hij trok met zijn mond, kon zijn lachen moeilijk inhouden. “Goed om te horen. En jij bent de andere, begreep ik?” Nu schoot Joline in de lach. “Altijd goed om een medestander de hand te schudden! Mag ik je voorstellen aan de dames Margot en Charlotte? Onze huisgenoten.” Hij gaf de zussen een hand. “Jullie protegé’s uit de Biblebelt? Aangenaam dames.”
De zussen keken verwonderd. “Hoe weet u dat?” “Jullie worden met naam en toenaam genoemd in het dossier van Kees, dames. Nu nog ‘Bongers’ met de achternaam, maar binnenkort is dat ‘Boogman’ geworden. En terecht.” De onderkaken van de zussen vielen nog nét niet op de grond. “Ga even zitten Bas en leg even uit. Anders slapen deze dames vannacht wat minder goed, nu ze weten dat ze bij BuZa bekend zijn.” Joline lachte vriendelijk. Na Bas z’n uitleg mopperde Lot: “Nou, ik hoop dat dat dossier snel door de papierversnipperaar wordt gehaald. Geen zin in dat mijn, dat onze geschiedenis op een of ander ministerie bekend is, meneer van Leeuwen.”
“Voor vrienden ben ik Bas, Charlotte. Als ik met ‘meneer van Leeuwen’ aangesproken wordt, mag je jezelf vijf keer opdrukken. Maar vooruit, de eerste keer heb ik wat consideratie met je.” Nu was het collectief onze beurt om hem aan te gapen. “Verdomme Bas, wat weet jij niét?” “Dat zijn er vijf, Kees”, was de droge reactie en hij wees.
De zussen en Joline gierden van het lachen en ik moest wel boete doen. En tijdens het opdrukken kwam Fred natuurlijk binnen. “Is het weer eens zover, Kees? Je bent ook… Hé Bas! Goed je te zien, man!” Ik stond op terwijl ze elkaar een hand gaven. “En hoe is het met de grootste hongerlap van de NATO?” Fred grinnikte. “Valt wel mee hoor. Er wordt thuis goed voor me gezorgd.”
We zaten nog een kwartiertje te kletsen, toen stond Bas op. “Ik wil nog even kennismaken met jullie directeur, mensen. Dank voor de koffie en de gezelligheid; ik heb nu een beetje een indruk van de sfeer hier. En die is prima. Tot ziens!” “Ik neem je wel even mee naar Theo, Bas.” Hij gaf de dames en Fred een hand en liep achter me aan. Een tik bij Theo op de deur. “Baas: Bas van Leeuwen voor je.” Ook die gaven elkaar een hand. “Bas, ik laat je alleen; jullie hebben wellicht nog wat dingen te bespreken die een simpel teamleider niet aangaan. Ik moet productie leveren.” “Ik loop straks nog wel even bij je binnen om afscheid te nemen, Kees. Daarna stap ik weer achterin en rij ik richting Tiel.”
Ik trok een wenkbrauw op. “Achterin? Heb je dienstvervoer met chauffeur?” Hij knikte. “Die is dan wel toe aan een bak goeie koffie, denk ik… Ehh, die ga ik nú regelen. Tot zo, Bas.” Ik liep het parkeerterrein op. Even kijken… Een Skoda Suberb met iemand achter het stuur die de krant las. Ik tikte op het raampje.
“Goedemorgen! Bent u de chauffeur van meneer van Leeuwen?” De man knikte. “Zin in een bak koffie? Hij is nog even bezig.” De man stapte uit en stak zijn hand uit. “Marcel Damen. Koffie: graag! En een bezoek aan een toilet zou ook geen overbodige luxe zijn.” “Gaan we regelen. Ik ben Kees Jonkman. Kom maar mee.” Ik wees hem de toiletten, tapte een kop koffie en toen hij terug kwam nam ik hem mee naar mijn bureau. “Bas komt hier nog even afscheid nemen voor hij weg gaat. Dus je loopt hem niet mis.” “Bas? Noemt u meneer van Leeuwen Bas? Dat zijn er niet zoveel.” Ik haalde mijn schouders op. “Misschien omdat wij van dezelfde bloedgroep zijn, Marcel. Niet lullen, maar poetsen. En ik ben Infanterist, dat scheelt ook.”
Hij humde. “De meeste mensen op het ministerie kijken nogal schichtig als zijn naam genoemd wordt. Tot en met de SG aan toe, geloof ik…” Ik gniffelde. “Dat geloof ik wel. Het lijkt me een strakke baas.” Marcel knikte. “Ja. Maar wel eentje waarbij je meteen weet waar je aan toe bent. Als hij nijdig op je is, ben jij de eerste die het weet. En meestal ook de enige. Dat is bij andere chefs wel eens anders. Maar om de een of andere reden wil hij mij altijd als chauffeur. Misschien wel omdat ik óók in dienst heb gezeten… Ik heb vijf jaar lang bij DVVO VIP-vervoer gedaan.” DVVO…? Oh ja, het ‘transportbedrijf’ van de Krijgsmacht. Defensie Verkeers- en Vervoers Organisatie. Ik knikte. “Dan ken je in ieder geval de kreet: ‘Op tijd is vijf minuten voor tijd’, Marcel. Dat zal schelen.”
Zo zaten we nog even te kletsen tot achter me de deur open ging. “Kees, ik ga… Hé Marcel, zit jij nou hier koffie te leuten in de baas z’n tijd?” “Ik werd door meneer Jonkman hier uitgenodigd. U zou toch nog hier langs komen om afscheid te nemen, zei hij. Dus…” Bas keek op z’n horloge. “Nou, schenk voor mij dan ook nog maar een kop thee in, Kees. We hebben nog even de tijd.” “Wat voor smaak, Bas?” “Gewone thee, Kees. Niet zo’n aftreksel van gedroogd zeewier of zo.” “Roger…” We kletsten nog wat over Bas z’n diensttijd en de naweeën ervan. Hij grinnikte. “Ik heb aan de vorige SG van BuZa eens voorgesteld om alle diensthoofden van BuZa een weekje in het tentenkamp van Roosendaal te laten vertoeven om wat ‘teambuilding’ er in te stampen. Hij keek me toen wat triest aan en zei ‘Jaja… En de week daarna iedereen helemaal kapot thuiszitten? Ik dacht het niet, Bas.’ Verder dan een laf weekendje kanovaren in de Biesbosch met bijzonder mooi weer is het nooit gekomen…”
Hij keek op z’n horloge. “Marcel, we moeten vertrekken. Tiel is weliswaar niet zo ver, maar het schijnt dat er hier tussen de middag nogal stevig hard wordt gelopen. Dat wil ik je besparen.” Hij gaf me een dreun op de schouder. “Goed werk in Nijmegen, Kees.” Ik schudde mijn hoofd. “Niet alleen Kees, maar ook Fred. En het uiteindelijke gevechtsplan kwam van Joline.” Hij stak z’n duim op. Een hand volgde, ook van Marcel en ze verdwenen. Even later reed de Skoda het terrein af. Nou, tot zover meneer van Leeuwen… Enfin, je hebt er in ieder geval een nogal pittig vriendje bij BuZa aan overgehouden, Kees...
Ik liep de groepsruimte in; het was daar nogal rustig, op Radio drie na. De heren waren hard aan het werk. Henk keek op. “Zo, is het weer rustig hiernaast? Met zo’n commando weet je het nooit… En dan jou erbij; zeker alleen weer ouwe militaire koeien uit de sloot gehaald?” Ik schudde mijn hoofd. “Hij heeft ook nog een tijdje bij Theo gezeten, hoor. Kees Jonkman heeft niet de hele tijd lopen flierefluiten.” Gerben liet een nogal wantrouwend geluidje horen en Frits gniffelde. “Heren, als jullie denken mijn gezag te kunnen ondermijnen… Mag ik jullie er aan herinneren dat jullie morgen weer in sporttenue staan? En dat Kees dan het tempo aangeeft?” Een meerstemmige kreun klonk. “Goed zo, dat hoor ik graag. En de eerste de beste die denkt te kunnen lamballen…” Ik trok de deur achter me dicht. Laat ze nú alvast maar een beetje zweten…
Om twaalf uur liepen we richting paardenwei en terug. En na de lunch liep Joline met me mee mijn bureau op. “Kees… Margot heeft even naar Tiel, de ouders van Gerben, gebeld. Morgenavond zijn we daar welkom om te eten, samen met Lot, Gerben en Margot. Kunnen zij ons iets vertellen over ‘gastgezin zijn’. Is dat goed?” Ik keek haar aan. “Jij bent nogal doortastend, mevrouw Jonkman…” Ze kneep haar ogen ondeugend samen. “Ja. Op meerdere gebieden. Maar voordat we iets laten merken aan Hulphond Nederland wil ik me eerst goed laten informeren. Als we onvoorbereid naar Herpen gaan… Ik ken mezelf, Kees. Dan zie je zo’n Labradorpup van drie maanden oud en ben ik meteen verkocht. Toen Bengel nog een Bengeltje was van een paar maanden, kwam ik ook elk weekend thuis om maar bij haar te zijn. Zo’n schatje… Eerst objectief kijken of het kán, Kees.” Ik knikte. “Oké. Ik hoop dat ze daar een goeie goulash maken, schat.” Een snuif volgde met meteen er achteraan ‘Vreetzak!” en ze liep de gang in. En ik ging weer verder met tekenen…
’s Avonds de laatste ‘vrije training’ van de loopgroep; de week daarna zou het weer ‘echt’ beginnen, dan was iedereen terug van vakantie.
Woensdag was het routinewerk bij DT. In feite alleen maar ‘bureaustoeluren’ maken. Tekenen, veel telefoneren en mailen… Geen nieuws uit Nijmegen of Amsterdam trouwens. De politie zou nog wel druk bezig zijn met onderzoeken en ondervragingen.
Om half vijf sloot ik met een zucht de computer af. Ik was er echt klaar mee. Ik liep de groepsruimte in. “Meneer van Wiers… Zullen wij de A15 eens afjagen richting Tiel? Ik hoorde dat wij vanavond bij jouw ouders gingen bikken.”
Hij knikte. “Ja, ik hoorde ook zoiets. Wordt weer lekker achter ons om geregeld. Daar moeten we toch eens iets aan doen, Kees. Nog even en we zitten nogal strak onder de plak.” Frits was ook bezig zijn spullen in te pakken en zei droogjes: “Daar hebben jullie zelf voor gekozen, heren. Verwacht geen medelijden van mij.” “Nee, dat verwachten we inderdaad niet. Jij zit bij twéé dames onder de plak, Frits. Je lieve echtgenote én Meike.” Ik lachte hem uit.
“Nou dat ‘onder de plak zitten bij Meike’ valt de laatste weken nogal mee, Kees. De dame heeft sinds drie weken een vriendje. En dat gaat best aardig, moet ik zeggen.” “Mooi man. Is het vriendje in kwestie al bij jullie thuis geweest?” Hij grinnikte. “Ja. De overtreffende trap van verlegenheid. En uiterst netjes opgevoed; om de drie woorden ‘ja meneer’ of ‘ja mevrouw’. En een handje vasthouden van mijn dochter is het enige waar ik de jongelui op heb kunnen betrappen.” “Oh, hij lijkt dus een beetje op Kees in z’n jonge jaren? Mooi man…” Henk grijnsde gemeen en ik zuchtte.
“Beste Henk. Niemand heeft mij ‘in mijn jonge jaren’ kunnen betrappen op het handje vasthouden van één van de vele meisjes waar ik stiekem smoorverliefd op was. Dat kwam pas toen ik 29 was, en toen hebben we de fase van het ‘handje vasthouden’ maar bliksemsnel overgeslagen.” Frits zei droog: “Ja, daar hebben we af en toe wel iets van gemerkt…” “Kom Gerben. Ze zitten ons hier af te zeiken. Wegwezen. Gaan jullie maar de aardappels schillen thuis; voor ons wordt gekookt. Fijne avond, jongens.” We liepen richting Backoffice.
De dames stonden ook al klaar. Ik nam het adres van de familie van Wiers over van Gerben en even later reden we Gorinchem uit, de A15 op. En een 20 minuten later, bij de afslag Tiel-West de A834 op, een rotonde driekwart rond, slingerdeslinger een woonwijk in. Gerben zette zijn auto op een parkeerplaats en ik zette de Volvo er naast. Hij liep de oprit op van een mooi, vrijstaand huis en deed de deur open. “Welkom in mijn ouderlijk huis!” Geblaf klonk en even later ging een deur open en een donkerharige dame van eind veertig kwam de gang in.
“Hé zoontje, moet je weer even lekker eten?” Gerben kreeg een knuffel en Margot ook. “Leuk dat je er weer bent, meisje…” Toen keek ze Lot aan. “Jij moét wel de zus van Margot zijn… Hallo, ik ben Anna, de moeder van Gerben.” Lot kreeg ook een knuffel, toen keek ze naar Joline en mij. “En jullie zijn dus Joline en Kees? Hartelijk welkom!” Wij kregen een hand.
“Voordat we naar binnen gaan: Blondie, onze hulphond-in-opleiding, moet je even met rust laten. Ze heeft haar tuigje aan, dat houdt in dat ze ‘aan het werk’ is. Geen aandacht geven, geen oogcontact maken, ze moet gewoon naast me blijven. Zo, en nu naar binnen. Peter, mijn man, zal over een kwartiertje wel thuiskomen, dan hebben wij mooi tijd voor een kop koffie of thee. Kom verder en ga lekker zitten.”
“Ik help wel even, Anna.” Margot liep met haar mee naar de keuken. Gerben wees. “We hebben hier geen vaste zitplaatsen jongens, dus… plof ergens neer.” Joline, Lot en ik gingen op de bank zitten. We keken uit over een mooie, ruime tuin. “Hier achter loopt een fietspad, daarachter de Linge. Als je in de achtertuin zit, zit je bijna midden in de natuur. Heerlijk!” “Mag ik even kijken, Gerben?” Hij stond op en deed de tuindeur open. Inderdaad… rust. “Verdorie man… Hier is het goed toeven! En dat heb jij allemaal ingeruild voor een flatje in Waardenburg?”
Hij gniffelde. “Van oorsprong komen wij uit Waardenburg, Kees. Ik zat bij Angelique op school, weet je nog? In mijn studietijd, ik woonde toen op kamers, zijn mijn ouders naar Tiel verhuisd. Mijn moeder werkt hier in het ziekenhuis, mijn vader heeft een aannemersbedrijf hier. Dus: dichter bij het werk, meer tijd over en vergeleken met het huis in Waardenburg is dit echt wel een verbetering, hoewel we daar ook riant en mooi woonden.” Hij keek zielig. “Van alle geneugten van dit huis heb ik slechts in de weekenden mogen genieten… Snik.”
“Klets niet, Gerben van Wiers! Bijna elk weekend kwam je hier bijtanken!” De stem van Anna klonk achter ons. “Naar binnen, de thee wordt koud.” We liepen achter haar aan. De hond trippelde keurig naast Anna mee. Toen wij zaten, deed Anna het tuigje met het logo van Hulphond af. “Blondie: release!”
Nu kwam de hond wél op ons af. Eerst naar Margot: hé, jou ken ik… de kwispels gingen in sneltreinvaart toen Margot haar aanhaalde. Ook Gerben werd vrolijk begroet. Lot werd ook snel geaccepteerd. “Ze zal wel ruiken dat Mar en ik familie zijn”, zei Lot met een knipoog. Toen kwam de hond naar Joline en mij. We lieten haar even snuffelen, maar al snel waren we beoordeeld als ‘goed volk’. De staart ging in ieder geval enthousiast heen en weer toen we haar aaiden. “Brave hond, hoor!” Anna vond het toen genoeg. “Blondie: go to bed!”
Met enige tegenzin ging de hond in haar mand. Kop op de rand en ze hield het gezelschap goed in de gaten. “Is Blondie van Engelse afkomst, Anna?” Lot keek nieuwsgierig en Anna lachte. “Nee hoor. Ze is in Hengelo geboren. Maar alle commando’s krijgen de hulphonden in het Engels. De reden? Het is een ‘compacte’ taal en er is dan veel minder kans op verwarring als iemand in de buurt plotseling iets zegt wat op een commando lijkt. En zoveel commando’s hoeft ze bij ons nou ook niet te leren; dat is in Herpen wel anders. Aan het einde van de opleiding moet een Hulphond zo’n 70 commando’s kennen en kunnen uitvoeren. En vaak ook nog extra commando’s die voor de cliënt van toepassing zijn.” Ik keek verwonderd. “Zeventig commando’s? allemachtig…”
Joline stootte me aan. “Ja, daar kun jij een voorbeeld aan nemen, Kees!” “Ach… Met het commando ‘Go to bed!’ zal Kees niet zo’n moeite hebben, als ik Joline zo bekijk…” Anna keek me spottend aan en ik zuchtte. “En u bent de moeder van deze redelijk bescheiden Piraat hier?” Ze lachte. “Ik heet Anna, Kees. En ‘u’ daar doen we in dit huis niet aan. En die bescheiden genen? Haha… Als meneer hier eenmaal los komt…”
“Ja, daar hebben we wat van meegekregen toen meneer van Wiers junior en deze bruine krullebol eenmaal verkering hadden. Toen was hij… hoe zal ik het zeggen? … wat minder geremd, zeg maar.” Gerben grinnikte. “Ik heb me de eerste weken bij DT een beetje ingehouden, ma.” Ze knikte waarderend. “Goed zo jochie. Je weet het hé? Dames vallen over het algemeen meer die die wat stillere types dan op branieschoppers.” Ik keek haar aan. “Had je mij die les ook niet kunnen geven? Een jaar of tien geleden? Dan had ik een stuk interessantere en frivolere jeugd gehad…” Joline begon te grommen. “Niks ervan. Je bent nu van mij, opperpiraat.”
Al kletsend ging de tijd snel, tot Blondie haar kop ophief. De oren werden gespitst. “Ah… volgens mij rijdt mijn man de straat in.” Ik hoorde nog niets, maar de hond sprong overeind, liep naar een andere deur en ging daar zitten. Ze piepte even en Gerben stond op en deed de deur open. “Zo. Die rent nu de garage in en als pa uitstapt wordt hij van boven tot onder afgelebberd.” “Ja, da’s wel fijn. Dan hoef ik het ten minste niet meer te doen”, zei Anna met een lachje. Lot keek ons aan. “Volgens mij zijn de omgangsvormen hier net zo als in Malden of Amersfoort… Heb ik geen bezwaar tegen!” Ik verklaarde: “In Malden, bij de ouders van Joline en in Amersfoort, bij mijn ouders.” Anna knikte. “Ik had al zoiets vernomen van Margot. Mooi dat jullie daar liefde konden bijtanken, Charlotte.”
De tussendeur ging open en de pa van Gerben kwam binnen, gevolgd door Blondie. “Zo… gezellig hier! Hoi, ik ben Peter, vader van die knappe jongeman daar.” Hij gaf Anna een kus, Gerben een dreun op de schouder, Margot een knuffel en ons een hand. Bij Lot gekomen bekeek hij haar en zei: “En jij bent de zus van Margot… Welkom hier!” En bij Joline: “Lang, blond haar en félblauwe ogen… Joline dus.” Toen keek hij mij aan. “En jij zit ernaast, dus zal jij wel Kees zijn. Nogmaals: ik ben Peter, gelukkig getrouwd met Anna. En dat ‘gelukkig’ is bepaald geen cliché. Hoi schat.” Ze omhelsden elkaar even.
“Je stinkt naar metselstof! Hup, douchen jij. Over veertig minuten is het eten klaar.” Anna duwde haar man richting gang en hij verdween. “Ma, iets minder duidelijk demonstreren dat jij hier de broek aan hebt. Voor hetzelfde geld neemt Margot straks jouw gewoonten over en daar zou ik wat minder blij van worden.”
Gerben zei het met een strak gezicht en Anna keek hem aan. “Dat zou heel goed voor jou zijn, zoontje! ten minste iemand die jou in het gareel kan houden. Mar: leef je uit, mijn zegen heb je!” Margot giebelde. “Nou ja, hij stinkt in ieder geval niet naar metselstof. Eerder naar plotter-inkt en potlood.” Joline keek mij aan, een lachje in haar ogen en ik grinnikte terug. “Zit niet naar elkaar te giebelen, meneer en mevrouw Jonkman! Help me liever!” Gerben keek verontwaardigd. “Echt niet, piraat. Dan loop ik wellicht een smakelijke maaltijd mis. Ik kijk wel uit…” Hij bromde: “Het is te merken dat je de bud van Fred bent, verdorie.” Hand, vinger en Gerben plofte op de grond. Anna schoot in de lach. “Ik voer jullie opdrukregel ook maar in. Met name Peter neemt nog wel eens wat uitdrukkingen van de bouwplaats mee die niet helemaal koosjer zijn… Ehh, Joline, Kees: hebben jullie moeite met aardappels, sperzieboontjes en gehakt? En vanillepudding als dessert?” We schudden het hoofd. “Klinkt lekker, Anna.”
“Mooi. Dan gaan we dat eens maken.” Even later kwam ze terug met een zak aardappels en een pan. “Heb je nóg een aardappelschilmesje? Dan help ik je even mee met de piepers.” En Joline vulde aan: “En moeten die boontjes nog afgehaald worden? Dan doe ik dat wel even.” Anna liep naar de keuken en kwam terug met nog een pan en twee mesjes. “Daar zeg ik nooit nee tegen… Ga je gang. Tenminste… Kees, kun jij netjes aardappels schillen? Toen Gerben dat voor de eerste keer deed, sneed hij gewoon vierkante blokken.”
Ik keek beledigd. Gerben trouwens ook. “Of ik een beetje aardappels kan schillen, vraagt mevrouw… Ik heb zes jaar op kamers gewoond en daarna nog twee jaar als vrijgezel in m’n appartement, hoor. En ik heb écht niet alleen maar pizza, patat of afhaalmaaltijden naar binnen zitten werken.” En Gerben vulde aan: “Die vierkante blokken waren alleen maar om te proberen om onder het corvee ‘aardappel schillen’ uit te komen. Da’s mislukt. En om jou lekker op stang te jagen, Ma. En dat lukte prima.” Anna bromde wat, maar keek waarderend naar mijn schil-kunsten. “Netjes hoor! Menige vent kan daar een voorbeeld aan nemen.” Joline lachte. “Mijn echtgenoot is echt wel goed in de keuken, Anna. Hij heeft, naast zijn werk als teamleider diverse bijbaantjes. Chef-kok, fitnessbeul, reserve-majoor en nog wat dingetjes die ik hier maar niet ter tafel breng. ten slotte willen we nog smakelijk eten.” “Dank je wel voor het compliment, schat. Maar ergens voel ik dat ik voor joker wordt gezet…”
Margot stond op. “Voordat het echtpaar Jonkman elkaar met aardappelschilmesjes gaat bewerken: kan ik me nog even opfrissen, Gerben?” Hij knikte. “Kom maar mee, dan laat ik je mijn kamertje wel even zien…” Hij knipoogde en Lot sprong overeind. “Dan ga ik mee! Mijn lieve zusje alleen op een kamertje met zo’n piraat? Echt niet!” Margot duwde haar terug op de bank. “Help jij Jo maar met de boontjes, tutje. Gerben en ik trekken ons even terug.”
Ze knipoogde naar Anna en het stelletje liep de gang in. Anna schudde haar hoofd. “En het leek zo’n net meisje…” We gniffelden. Lot haalde Blondie aan. “Kom jij maar bij Lotje, mooie hond. Ik heb goeie verhalen over je gehoord van mijn zusje…” De staart van de hond ging rustig zwaaiend heen en weer en hij legde zijn kop op Lot haar been.
Anna keek haar aan. “Charlotte… Jij hebt nu toch ook een vriend, begreep ik? Waar is die nu?” “Mijn vriend Rogier werkt in Nijmegen. Is hoofd TD van een ziekenhuis daar. En is best wel druk met z’n werk. Maar over niet al te lange tijd werkt hij ook in Gorinchem. En ook in het team van Kees. Heeft hij vreselijk veel zin in en ik natuurlijk ook. Want Gerben en Mar, trouwens Joline en Kees ook, zien elkaar overdag best vaak, maar ik…” Ze snufte demonstratief.
“Zit niet te piepen meisje! Jullie halen dat best intensief in in Nijmegen, heb ik begrepen!” Ik keek Lot recht aan. “Toen ik zondagavond met Rogier bij hem thuis aankwam, wie stond er ‘dressed to thrill’ voor de deur heen en weer te springen en haar vrijer te omhelzen alsof hij terugkwam van een zeereis van zes maanden? Jawel mevrouw, dat was u. En na het opdrinken van één colaatje werd ik beleefd doch nogal dringen verzocht het pand te verlaten, want de liefjes hadden wat ‘quality-time’ nodig. Ik werd er nog nét niet uitgetrapt.”
Anna lachte breed. “Ik hoor het al. Ook helemaal tot over de oren verliefd, net als je zus. Da’s prima, Lot en dat mag hier. Tenminste… met je eigen vriend.” Lot lachte. “Dank je wel. We zullen binnenkort eens met z’n vieren hierheen komen.” Ze wees naar Joline en mij. “Zonder hen daar, want anders krijgen jullie alleen maar hele ondeugende verhalen over ons te horen.” Joline zei vlakweg: “Oh, Anna… Zullen Kees en ik eens een avond gezellig komen kletsen? We weten nog wel wat dingetjes van je aanstaande schoondochtertje…” Anna keek haar aan. “Aanstaande schoondochtertje… Ja, zo zie ik Margot wel. Gerben is wel eens vaker met een meisje thuisgekomen. Toen hij nog op de middelbare school zat, en later, in z’n studententijd ook nog een keer. Maar die heb ik nooit gezien als ‘aanstaande schoondochter’. Margot wél. Vanaf het allereerste begin.” Even was het stil, toen zei Lot simpel: “Daar ben ik blij om, Anna.”
Die knikte en pakte toen de pan met aardappels. “Da’s wel genoeg, Kees. We zijn goeie eters hier, maar geen weeshuis. Dank je wel.” Ze stond op. ‘Ik ga richting keuken. Houden jullie Blondie maar even bezig, anders loopt die in de keuken te schooien. Dat hebben we haar nog niet af kunnen leren. Het blijft een Golden… Gefixeerd op voer.” Lot zat de hond te aaien en wij keken het aan. De ogen van de hond waren half dicht; ze zat duidelijk te genieten van de aandacht.
Achter ons ging de gangdeur open en Peter kwam binnen. Wég dromerige hond; ze sprong op, rende naar ‘de baas’ en begon als een malle rondjes om hem heen te rennen. “Rare hond… Ben je zo blij dat ik er weer ben?” Peter ging op een poef zitten. “Blondie… Zit.” Het dier ging braaf zitten. “Shake hands!” De rechterpoot ging omhoog. “Kijk, dit is natuurlijk peanuts. Deze trucjes kun je elke hond leren. Maar Blondie voelt mensen aan. Margot zat bij haar eerste bezoek, toen ze een beetje over haar geschiedenis vertelde, even te sippen. Blondie kwam uit haar mand en legde haar kop op Margot d’r knie. Zó mooi… Onze gastgezinbegeleidster zei al dat Blondie een potentiële kandidaat is voor een therapiehond of een PTSS-hulphond. Daar zouden we vreselijk blij mee zijn, want die zijn er niet zoveel.”
Ik zat al een tijdje met de vraag, maar Joline stelde hem uiteindelijk. “Peter… Dit is de… vijfde? pup die jullie socialiseren. Toch?” Hij knikte. “Is dat niet vreselijk moeilijk om afscheid te nemen van zo’n dier? Ik bedoel… wij hebben vier weken lang de hond van mijn ouders bij ons te logeren gehad. Een Hollandse herder, Bengel genaamd. En toen mijn ouders terugkwamen moesten we Bengel daar achterlaten… Best moeilijk.”
Peter knikte. “Ja, de dagen na zo’n afscheid zijn altijd rot en stil. En wij konden het goed regelen: ik ben eigenaar van een klein aannemersbedrijf. Twintig man in dienst, gespecialiseerd in kleine projecten. Dus ik kan het beleid binnen m’n eigen bedrijf bepalen. Ook ten aanzien van huisdieren. Als Anna moet werken, neem ik de hulphond mee. Dan ligt die op mijn bureau als ik op het bureau ben, en als ik naar een project moet waar men nog met het grove werk bezig is, kan ik haar bij mijn boekhouding stallen. Twee dames die dol zijn op honden. Heb ik geluk mee; toen we hiermee begonnen, hebben wij, Anna en ik, dit eerst goed op de zaak overlegd.
En vanaf dag één was het goed. Als dat niet gekund zou hebben, hadden we het niet gedaan. En ja, het afscheid: ik weet zeker dat wij hier een traantje zullen laten als Blondie vertrekt. En op de zaak, als ze daar voor het laatst is, ook. Maar aan de andere kant: als ‘jouw’ hulphond na een half jaar met een cliënt wordt gematcht, en je ziet wat het dier ondertussen allemaal geleerd heeft en hoe blij de cliënt er mee is… Dan ben je zo trots als een pauw, zeker weten. En één van onze honden is afgekeurd; die vrat poep. Da’s een keiharde ‘no-go’. Maar ook die is hartstikke gelukkig; hij is nu gewoon ‘huishond’ bij een gezin in Renkum.
Man, vrouw, twee jongens van een jaar of veertien, grote tuin, grenzend aan het bos… Dat beest heeft daar een heerlijk leven. We komen er af en toe, zo één keer per half jaar of zo. Leuke mensen. En Trix, zo heet de hond, herkent ons nog steeds en wordt helemaal dol als hij ons weer ziet. Leuk!
Maar goed: ja, het afscheid nemen is moeilijk. Maar aan de andere kant: je krijgt wel weer een stuk vrijheid terug. Je hoeft even geen rekening te houden met de hond, kan gewoon nú beslissen: ‘We gaan een stuk fietsen!’ En tien minuten later ben je onderweg. Sommige gastgezinnen doen ‘half-om-half’: als de ene hond zo’n acht maanden is, nemen ze een tweede pup in huis. De oudere hond kan de jonge opvoeden en zo wisselt dat elkaar af.” Hij lachte even. “Dát vonden wij nét een brug te ver.”
“Dames, heren: komen jullie aan tafel?” Anna stond in een deuropening. Tijdens het eten was de conversatie kalm. Behalve wat technische informatie over DT vertellen praatten we niet zoveel; het eten was heerlijk. Zonde om daar dan doorheen te kletsen. We deden met z’n vijven de afwas; Margot had Anna en Peter naar de kamer verbannen. “Gerben weet wel waar alles staat, dus… Hoplakee, wegwezen en uitbuiken jullie!”
En tijdens de afwas drentelde Blondie om ons heen, duidelijk wachtend op eten. Met de afwas klaar pakte Gerben een bak met voer, paste een hoeveelheid af, gooide die in de etensbak van de hond en goot er een eetlepel olijfolie overheen. “Blondie, zit.” De hond ging braaf zitten en Gerben zette de bak voer op de grond. Hij vulde een bak met vers water en zette die er naast. “Smullen maar!” De hond sprong naar de etensbak en begon snel te eten. Binnen de minuut was het op en likte hij de bak schoon.
“Nou, da’s ook niet echt wat je noemt ‘genieten van je eten’… Het lijkt meer op het aftanken van een pantservoertuig, zo snel gaat het.” Ik had het hoofdschuddend bekeken. “Tja, zo zitten Goldens nu eenmaal in elkaar. Labradors zijn nog veel erger. We hebben het eens getimed met een van de vorige honden, een Labrador. Die vrat z’n bak binnen tien seconden leeg en schoon. En keek daarna alsof hij nog niks gehad had…”
Gerben lachte en Joline schudde haar hoofd. “Ik dacht dat Bengel een schrokop was, maar dit is een dimensie erger. Sjongejonge…” We liepen de huiskamer in. “Zo. De afwas is klaar, onze hongerlap heeft ook gegeten, dus…” Anna keek op. “Dus wát, Gerben?” Hij keek onschuldig. “Een lekker bakje koffie wellicht? Om even uit te buiken?”
Anna keek hem aan. “Jij suggereert nu iets, mannetje! Dat je moeder nu wel in de benen komt om koffie te maken! Gaat niet door; als je koffie wil hebben, maak je het maar zelf. En doe de rest ook maar een bakje, jij wist toch zo goed waar alles stond? Succes. En laat je meisje maar hier, anders zitten we over uur nog te wachten op de koffie! Húp, aan ’t werk jij!”
Lot stond op. “Om lange levertijden van koffie te voorkomen, help ik je wel even, Gerben.” Margot giechelde. “En je niet vergissen in de zus, meneer van Wiers junior!” We schoten in de lach en Lot zei, om de hoek van de deur heen: “Wij heten geen Clara of Melissa, zusje.” Toen ging de deur dicht. Joline en ik grinnikten,
Anna en Peter hadden vraagtekens in hun ogen…
Lees verder: Mini - 311
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10