Door: Jefferson
Datum: 19-02-2025 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 2029
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 87 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 87 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: De Vriendengroep - 134: Op Goed Vertrouwen
Tijden Veranderen
Beste lezers,
Tjonge jonge! Het volgende hoofdstuk... Man, man, man. Hier heb ik zeker een maand lang aan zitten sleutelen. Maar ik moest dit schrijven. Ik heb het mijzelf vast onnodig moeilijk gemaakt en zelfs nu weet ik niet of wat ik allemaal wilde vertellen ook mooi en duidelijk naar voren gaat komen.
Maar het was tijd om verder te schrijven. Dat is de enige remedie bij een writersblock. Althans; dat heb ik me laten vertellen...
Dus na ruim een maand kan ik weer een nieuw deel plaatsen.
Hopelijk het wachten waard.
Groet,
Jefferson
Na alle heftigheid van de afgelopen nacht, voelde het alsof Willemijn en ik eindelijk onze adem konden herpakken. Ze stond nu onder de douche, terwijl ik tegen de wastafel leunde. De glazen deur was beslagen, maar niet helemaal dicht - bewust, leek het. Ik kon haar lichaam nog net zien, haar huid die glinsterde onder het stromende water. Ze wist dat ik keek, en ze wilde het.
Het water gleed traag langs haar vormen, over haar gespannen huid en slanke benen. Ik was gefascineerd door haar sierlijke bewegingen, hoe ze zich waste met een zachte, bijna verlegen sensualiteit die me in één oogopslag opnieuw deed verlangen. Alsof de intensiteit van eerder ineens weer opvlamde, zonder dat ik het tegen kon houden.
Mijn blik bleef hangen bij haar naakte silhouet, en voor ik het wist, reageerde mijn lichaam vanzelf. Een golf van warmte trok door me heen, een stille herinnering aan alles wat net was gebeurd. Toch hield ik mezelf in. Dit moment hoefde ik niet te grijpen; het was juist mooi omdat het vanzelf zo intiem voelde. Ik merkte dat ik glimlachte - het was goed zo.
Willemijn ving mijn blik door de openstaande douchedeur en lachte terug, een tikje verlegen, alsof ze ons spelletje volledig begreep. Daarna draaide ze zich weer naar de warme straal. Haar blonde haar plakte aan haar rug; water ruiste zacht langs de tegels. De badkamer voelde warm, intiem, maar ook als een vredige afsluiting van de nacht.
Het was laat, en morgen moest ik vroeg op om in de winkel te staan. Met dat besef zette ik me af van de wastafel. Nog één keer liet ik mijn ogen over haar glijden voor ik richting de slaapkamer liep. Daar stond ons bed - van mij en Kamila, niet alleen dat van mij, maar van ons allebei en nu ook van Willemijn, zo voelde het althans. Het was logisch dat zij hier bleef, vanzelfsprekend zelfs. Ik kroop onder de dekens en wist dat ik zonder spijt in slaap zou vallen.
Even later kwam Willemijn binnen, haar stappen zacht alsof ze het moment niet wilde verstoren. Ze gleed naast me onder de warme lakens. De nacht was misschien voorbij, maar er hing nog steeds een belofte in de lucht. Het voelde eenvoudigweg goed. Gewoon goed.
De wekker snerpte door de kamer, veel te vroeg voor een zaterdagochtend. Mijn hoofd voelde zwaar, vol van de gebeurtenissen van de nacht ervoor. Willemijn lag nog vredig naast me, haar blote rug half bloot onder de lakens, haar ademhaling diep en gelijkmatig. Het beeld van haar naakte lichaam onder de douche, de manier waarop ze me had aangekeken—het spookte nog steeds door mijn gedachten. Maar ik wist wat me te doen stond.
Dit kon niet iets worden wat ze zichzelf zou wijsmaken. Ze moest niet vergeten wie ik werkelijk was, hoe ik hier met Kamila leefde. Dit was niet háár plek. En hoe onzeker haar gevoelens ook waren, ik moest voorkomen dat ze een verkeerde hoop zou koesteren.
Voorzichtig, maar doelgericht, schudde ik haar wakker. Mijn hand gleed over haar schouder, voelde de warmte van haar huid. "Willemijn," fluisterde ik, mijn stem zacht maar onmiskenbaar. "Wakker worden. We moeten Kamila bellen."
Ze kreunde slaperig, haar ogen op een kiertje, en keek me aan alsof ik niet goed bij mijn hoofd was. "Kamila?" Haar stem was hees van de slaap.
"Ja," bevestigde ik, terwijl ik opstond en mijn telefoon van het nachtkastje pakte. "Ik moet haar spreken. En jij ook." Ik keek haar aan, hield haar blik vast. "Vertrouw me maar."
Terwijl ik mijn telefoon ontgrendelde, viel mijn blik op een bericht dat Kamila midden in de nacht had gestuurd: ‘Wil je raden met wie ik in bed beland ben?’ Ik grijnsde. Typisch Kamila. Altijd uitdagend, altijd op zoek naar een reactie. Een test.
Ik typte zonder aarzelen terug: ‘Misschien moet jij eerst raden met wie ík in bed lig.’
Binnen een minuut kwam haar antwoord. ‘Bel me maar.’
Ik keek opzij naar Willemijn, die me nu met een mengeling van nieuwsgierigheid en ongemak aankeek. Geen weg terug. Ik drukte op ‘bellen’.
De telefoon ging over, en onmiddellijk verscheen Kamila’s gezicht in beeld. Ze lag nog in bed, haar rode haren in een verleidelijke warboel rond haar gezicht. Nog voor ik iets kon zeggen, zag ik vanuit mijn ooghoek een kussen door de lucht suizen richting Kamila’s hoofd, gevolgd door een chaotische wirwar van gegiechel en half onderdrukte kreten. Een tel lang flitste Sophia in beeld - haar borsten half bedekt door een laken - snel gevolgd door Hyun, die haar gezicht schuilhield onder een deken. Het was duidelijk dat ze met z’n drieën nog volop in de naweeën van een wilde nacht zaten.
Ik grijnsde. “Je weet een man wel jaloers te maken,” grapte ik, terwijl Kamila breed teruglachte. Ik zag de pretlichtjes in haar ogen en voelde een golf van verlangen naar haar. Uiteindelijk wurmde ze zich uit het bed en verdween richting de keuken, zodat het beeld niet langer schokte van alle drukte en lachsalvo’s.
In de relatieve stilte van de keuken kon ik haar gezicht beter zien - prachtig, zelfs met het rommelige haar en de nog slaperige blik in haar ogen. Ik slikte een opwellende emotie weg. “Ik mis je,” zei ik, mijn stem zachter dan ik van mezelf gewend was. “Meer dan ik had verwacht.”
Kamila’s glimlach vervaagde tot iets teders. “Ik mis jou ook,” zei ze, haar stem doordrenkt van een intimiteit die door het scherm heen leek te golven. Heel even leek het alsof de rest van de wereld verdween, alsof er alleen nog plaats was voor haar en mij. Mijn hart bonsde, en ik besefte hoe sterk die afstand ons bond, in plaats van ons uiteen te drijven.
Toch haalde ik mezelf terug naar de werkelijkheid: de warme, slaperige werkelijkheid van mijn eigen slaapkamer hier op Ameland. Ik draaide de camera, en in beeld kwam Willemijn, die nog half in bed lag. “Trouwens,” zei ik op samenzweerderige toon, “moet je eens kijken wie er hier naast me ligt.”
De verraste blik die op Kamila’s gezicht verscheen, voelde als een elektrische vonk door mijn lijf. Dit was ons leven—soms chaotisch, soms complex, maar nooit saai. En ik hield ervan.
De camera zoomde op Willemijn, die zich geschrokken omdraaide zodra ze doorhad dat ze in beeld was. Haar ogen werden groot, haar wangen kleurden vuurrood terwijl ze haastig de deken voor haar borsten trok. “Lucas!” siste ze, half in paniek, terwijl ze me dwingend aankeek. Maar ik deed alsof ik haar protest niet helemaal hoorde—dit was nou precies wat Kamila moest zien.
Aan de andere kant van de lijn trok Kamila haar wenkbrauwen op. Een fractie van een seconde liet ze haar verrassing zien, voor haar gezicht in een nieuwsgierige glimlach verschoof. “Dát had ik niet verwacht,” zei ze met een schalkse ondertoon. Toch zag ik de vragen in haar ogen branden. Dit soort situaties hadden we nooit écht samen besproken.
Willemijn, nog duidelijk van haar stuk, bleef stil in beeld, maar Kamila’s ontspannen houding leek haar iets te kalmeren. Ze keek zwijgend toe terwijl Kamila en ik praatten over de afgelopen nacht. Al snel werd duidelijk dat Kamila niet alleen met Sophia in bed had gelegen, maar ook met Hyun. Er was overduidelijk meer gebeurd dan alleen slapen—en het detailniveau dat Kamila erbij vertelde, liet geen twijfel over hoe intens hun nacht was geweest.
Ik zag Willemijns blik langzaam van verbazing naar een mengeling van verwondering en lichte bezorgdheid gaan. Dit was nieuw voor haar. En dat was nu net de bedoeling: ze moest zien hóe Kamila en ik leefden, en beseffen dat ons open leven niet zomaar een deurtje was waar je achteloos doorheen stapte. Alles had consequenties.
Terwijl ik me aankleedde, bleef Willemijn op de achtergrond, de deken nog steeds half voor haar lichaam, haar ogen onafgebroken op mij gericht. Ik voelde haar onzekerheid, maar ook haar nieuwsgierigheid. Toen ik eenmaal beneden kwam en mijn gesprek met Kamila voortzette, was het voor mij zonneklaar dat we nog veel te bespreken hadden—niet alleen over haar sensuele nacht met Sophia en Hyun, maar ook over mijn ochtend hier met Willemijn. Want hoe natuurlijk alles nu ook aanvoelde, er hing onuitgesproken spanning in de lucht. En ik wist dat die vroeg of laat uitgesproken móést worden.
De ochtendlucht was fris en doordrenkt met de zilte geur van zee, een geur die zich langzaam een weg naar binnen baande door de halfopen deur. Buiten hoorde ik ergens in de verte het onregelmatige geroep van een meeuw. Het vroege zonlicht viel als een zachte, gouden sluier op de vloer. Ik voelde de warmte op mijn huid, maar tegelijkertijd ook een tinteling van kou die van buiten kwam.
Terwijl ik mijn schoenen aantrok, ademde ik diep in en liet mijn gedachten gaan over alles wat er vannacht was gebeurd. Nog steeds merkte ik de sporen op mijn lichaam: mijn rug voelde ruw op de plekken waar Willemijn haar nagels in mijn huid had gezet, mijn lippen tintelden bij de herinnering aan onze kussen. Het besef dat alles wat deze nacht ons had gegeven niet zomaar zou vervagen, maakte me zowel weemoedig als opgewonden. Dit voelde als een afscheid—maar of het tijdelijk of definitief was, kon ik niet zeggen.
Willemijn stond in de deuropening. Het tegenlicht van de ochtendzon gaf haar silhouet een bijna etherische gloed. Ze leek iets te klein voor de ruimte, maar tegelijkertijd vulde ze hem met haar aanwezigheid. Haar haren waren nog ongekamd, als een warrige herinnering aan onze onstuimige nacht, en haar gezicht was pas gewassen. Toch kon ik de blos nog zien die haar verraadde - alsof ze iedere seconde die we samen hadden doorgebracht opnieuw beleefde.
Haar ogen vonden de mijne. Er was een verschil met hoe ze me gisteren aankeek. De zenuwachtigheid leek te zijn vervangen door iets wat tussen tevredenheid en onzekerheid in hing. Ik zag het in de schuchtere manier waarop ze haar vingers om de rand van het deurkozijn klemde, alsof ze steun zocht. Ze wilde iets zeggen, maar de woorden leken haar te ontglippen.
“Je weet dat we totaal verschillende levens hebben,” zei ik na een moment van stilte, mijn stem laag en kalm. De echo van afgelopen nacht hing nog tussen ons in - de warmte, het verlangen, de spanning. Ik leunde met mijn rug tegen de muur en stak mijn handen in mijn zakken, terwijl mijn ogen haar gezicht aftastten. “Maar dat betekent niet dat je hier niet welkom bent. Voor wat dan ook.”
Met een kleine glimlach en een onbeschaamd onderzoekende blik, liet ik mijn mondhoeken net genoeg krullen om haar op haar lip te laten bijten - want dat deed ze, een fractie van een seconde later. Haar blik week af, en haar wangen kleurden dieprood.
“Ik weet het,” zei ze, bijna te zacht om te horen. Toen hief ze haar hoofd, en in haar ogen zag ik oprechtheid. “Maar… ik ben je dankbaar, Lucas. Voor alles.”
Een korte trilling trok langs haar lippen, alsof ze even moest vechten tegen de emotie die opkwam. Ze liet een klein, nerveus lachje horen, meer een ontlading dan echte vrolijkheid. “Het was… beter dan ik had gedacht.” Het klonk als een schuchter compliment, maar ik wist hoeveel betekenis erachter school.
Langzaam deed ik een stap vooruit, geen moment twijfelend, en trok haar tegen me aan. Ze liet zich meteen tegen mijn borst zakken, haar lichaam warm en soepel tegen het mijne. Ik voelde hoe haar hartslag nog sneller ging toen ik mijn handen laag op haar rug legde, de stof van haar jurk tussen mijn vingers.
“Je bent altijd welkom,” herhaalde ik zacht, mijn stem doordrenkt van oprechte warmte. Mijn lippen streken heel even langs haar slaap, en haar adem stokte. Ik kon de geur van haar parfum ruiken - een lichte, bloemige geur die me terugbracht naar de nachtelijke momenten waarin ik mijn gezicht in haar hals had begraven.
Haar ademhaling vertraagde, en ik merkte hoe haar vingers even in het stof van mijn shirt klemden. Alsof ze zichzelf eraan herinnerde dat dit moment echt was, dat ze daadwerkelijk in mijn armen stond en niet gevangen was in een droom. Ik streelde kalm over haar rug, voelde de zachte ronding van haar ruggengraat en de spanning die nog niet helemaal was verdwenen.
Toen ze weer opkeek, was er iets in haar ogen dat ik niet meteen kon duiden. Een rusteloosheid, een verlangen - of misschien een kruising tussen die twee. Dit was geen ‘tot ziens en succes verder’. Dit was een belofte. Een stilzwijgende afspraak dat er, hoe dan ook, een vervolg zou komen. De intensiteit van afgelopen nacht was te groot geweest om hier te stoppen.
Maar zelfs als mijn lichaam schreeuwde om meer, wist ik met dezelfde zekerheid dat het nu niet het moment was. Er was te veel onuitgesprokene, te veel wat nog moest bezinken. En dus trok ik haar alleen maar steviger tegen me aan, sloot mijn ogen en liet de stilte van de ochtendlucht even tussen ons vallen - als een zachte, helende deken.
“Maar niet nu,” fluisterde ik uiteindelijk tegen haar haren, mijn adem verwarmend op haar kruin. “Niet hier.”
We bleven zo staan, innig verstrengeld in die paar laatste seconden van samenzijn. En in de verte hoorde ik opnieuw het kermen van een meeuw, alsof de wereld buiten ons eraan wilde herinneren dat de dag al lang begonnen was.
Ze liet een zachte zucht horen en wierp een korte, vragende blik op de deur, alsof die haar een antwoord kon geven. Toen verscheen er een licht geamuseerde trek om haar mond. “Ik vraag me alleen af hoe ik dit thuis ga uitleggen,” mompelde ze, meer tegen zichzelf dan tegen mij. “Bij een vriendin logeren…” Haar stem stierf weg, en ze staarde met gefronste wenkbrauwen naar een denkbeeldige plek op de grond, alsof ze dáár de juiste woorden hoopte te vinden.
Ik voelde mijn lippen in een grijns krullen. “Je komt er wel uit,” zei ik luchtig, terwijl ik mijn ogen op de hare richtte. Ik kon in haar blik nog steeds dat laatste restje spanning ontwaren - een opwindende, onuitgesproken nalatenschap van de nacht. “Ik bedoel… het is niet alsof ze weten wat je vannacht hebt ontdekt.”
Op dat moment zag ik haar ademhaling haperen. Ze inhaleerde scherp, haar ogen kort vol schrik. In haar pupil zag ik de flits van herinnering: een fractie van een seconde waarin ze voor zich zag hoe haar lichaam onder mijn aanrakingen had gereageerd, hoe ze mijn naam had gefluisterd in het donker. Toen trok er een glimlach over haar gezicht - niet de onschuldige lach van eerder, maar één die haar blik ondeugend en verlangend maakte.
Als vanuit het niets sloeg ze haar armen om me heen en trok me dicht tegen zich aan. Ik voelde haar borsten tegen mijn borstkas drukken, haar dijen tegen de mijne, en de warmte van haar adem in mijn hals. Haar greep was verrassend stevig, alsof ze bang was dat ik elk moment kon verdwijnen. Ik liet haar begaan, legde mijn handen op haar rug en trok haar nog dichter tegen me aan, tot onze lichamen naadloos op elkaar aansloten.
Na een paar hartslagen waarin ik alleen haar adem en de zachte vibraties van haar hartslag kon voelen, liet ze me los, met zichtbare tegenzin. Ze zette één stap achteruit en veegde een verdwaalde pluk haar achter haar oor. Mijn blik volgde iedere kleine beweging: de lichte kreukels in haar rode jurk, haar slanke vingers die onzeker met een lok speelden. Ik voelde een warme golf van genegenheid én begeerte, bijna alsof mijn lichaam weigerde afscheid te nemen.
Ik draaide me langzaam om, op het punt de deur uit te stappen, maar ergens tussen mijn hoofd en mijn hart wist ik dat ik haar niet zomaar kon laten gaan. Voordat ik het zelf goed en wel besefte, greep ik haar pols en trok haar resoluut naar me toe. Onze lichamen botsten samen met een zachte klap, en ik drukte mijn mond op de hare. Dit was geen beleefde afscheidskus: het was intens en veeleisend. Mijn tong gleed langs haar lippen, proefde haar smaak, dwong een zachte kreun uit haar borst. Haar handen grepen mijn shirt, haar knokkels wit van het samenknijpen, terwijl ik haar rug met mijn andere hand ondersteunde.
Toen ik me losmaakte, hield ik haar gezicht teder tussen mijn handen, mijn duimen rustend op haar blozende wangen. “Jij ook bedankt,” fluisterde ik hees, mijn stem ruw van emotie. “Voor alles.”
Ik zag haar ogen vochtig worden, alsof mijn woorden rechtstreeks binnenkwamen in een plek die ze niet kon verbergen. Haar lippen bleven net een paar millimeter openstaan, haar ademhaling onregelmatig. Haar vingers, nog steeds verstrengeld in mijn shirt, lieten pas langzaam los.
Dit was geen moment van einde of afsluiting. Ik voelde het kloppen in mijn borst - een verlangen dat ik niet wilde uitwissen, en een stille zekerheid dat dit nog maar het begin was van iets groters. Maar de realiteit vroeg zijn plek op: plichten, afspraken, en de grenzen van de ochtend die onvermijdelijk dichterbij kwam.
Dus liet ik haar gaan, hoe moeilijk ik dat ook vond. Ik zag haar ogen nog even flitsen met diezelfde hunker, diezelfde belofte van meer, voordat ze zich omdraaide. En terwijl ik haar rode jurk zag opwaaien bij de tocht van de deur, wist ik: dit verhaal zou niet eindigen nu. Niet voor haar, en zeker niet voor mij.
De frisse ochtendlucht voelde aangenaam op mijn huid terwijl ik over de stille wegen richting de slijterij fietste. Het was nog vroeg, maar de zon begon al kracht te zetten, een gouden gloed werpend over het landschap. De geur van de zee hing in de lucht, vermengd met de vage geur van nat gras en het asfalt dat langzaam opwarmde onder de eerste zonnestralen. De zomer kwam nu echt zijn einde tegemoet.
Mijn gedachten dreven vanzelf terug naar afgelopen nacht. Naar Willemijn in mijn armen, haar zachte huid tegen de mijne, haar ademhaling nog onregelmatig na haar ontdekkingen. Het was geen nacht vol passie zoals ik met Kamila gewend was, maar dat maakte het juist zo bijzonder. Het was teder, nieuw, oprecht. En vooral: ze had er geen spijt van. Dat voelde ik aan alles.
Vanmorgen had het gevoel van perfectie zich voortgezet. Het ontwaken met een bericht van Kamila, de videobel-sessie waarin ze vrolijk, ontspannen en oprecht nieuwsgierig was naar hoe mijn nacht was verlopen. Geen jaloezie, geen twijfel - alles was goed. Ze vond het zelfs mooi. Dat had ze letterlijk zo gezegd. Kamila was dan ook perfect. Alles aan haar. Zelfs als ze er niet eens is.
Het idee dat zijzelf waarschijnlijk een intieme nacht had gehad met Sophia en Hyun maakte het alleen maar beter. Ik gunde het haar. Want als iemand vrij moest zijn om te genieten van haar seksualiteit, dan was het Kamila wel. En ik wist hoe goed dat kon voelen, want ik was er zelf ooit bij geweest. Mijn gedachten dwaalden af naar dat laatste weekend in Brugge, afgelopen winter, toen ik tussen diezelfde twee dames en Kamila in had gelegen. Een ervaring die nog altijd op mijn netvlies gebrand stond. Het zachte, stiekeme gelach, de hete lichamen die in elkaar verstrengeld lagen, het wederzijdse vertrouwen en de vrijheid die zo tastbaar waren geweest, wat die nacht net zo een perfect moment hadden gemaakt.
Biedt dit perspectief voor de toekomst? Ik hoopte van wel. Toch had Kamila zich de laatste keer dat Sophia op Ameland was een stuk terughoudender opgesteld. Ze had iets afgesloten, of in ieder geval op pauze gezet. Wilde ze dat hoofdstuk heropenen, nu ze weer met haar oude vriendinnen was? Misschien. En als dat zo was, waar zou dat ons dan brengen? Op grote hoogtes, kon ik mij alleen voorstellen. Mijn lichaam bruist van energie als ik er alleen al aan denk.
Toch wilde ik vooral vooruit kijken. Kamila zou snel weer thuis zijn, en hoe geweldig mijn nacht met Willemijn ook was geweest, ik keek er nu al naar uit om haar weer in mijn armen te sluiten. Om weer één te zijn met haar. Ik had de smaak goed te pakken. Waarom ik Kamila's lichaam niet begeer zoals ik dat van Willemijn had gedaan, is een klein raadsel te noemen. Echte seks is natuurlijk lekker, maar Kamila te zien kronkelen onder mijn handen of mond was iets wat mij ter plekke het fietsen moeilijk maakte. Het idee alleen al. Alsof ik haar al hoorde kreunen... Alles aan Kamila was opwindend, en wellicht ook de mensen waar zij mee omging, zoals Willemijn. Die werd dan net zo opwindend. Zoals al die vriendinnen van haar op een manier opwindend zijn, natuurlijk.
Maar terwijl ik de hoek om sloeg en de winkel in zicht kwam, bekroop me een vreemd gevoel. Was dit niet te perfect? Alles was precies gegaan zoals ik wilde. Zoals ik het me gewenst had. Een nacht met Willemijn, Kamila die alles goed vond, en zelfs een mogelijke toekomst waarin mijn open relatie met Kamila zich verder uitbreidde.
Maar het vrije leven kent altijd een keerzijde. En ik stond op het punt daar achter te komen.
De klok op de toonbank tikte langzaam richting tien uur, maar de sfeer in de winkel deed aan alsof het amper acht uur was. Dit was het vaste patroon voor zaterdagochtenden op Ameland: een handvol vaste klanten dat hun wijnvoorraad aanvulde, een paar nieuwsgierige toeristen die tussen de lokale flessen rondsnuffelden. Verder was het stil, op de zachte ritseling van karton en het geruis van de koelkast na. Ik was bezig een doos Schotse whisky uit te pakken; de flessen rinkelden gedempt toen ik ze in het schap zette.
Terwijl ik daar zo stond, joeg mijn hoofd nog na over de gebeurtenissen met Willemijn. De nacht, de ochtend - de zachte geur van haar huid, de manier waarop ze me aankeek voordat ze vertrok. Alles aan haar was een droom, en als ik mijn ogen sloot, voelde het bijna alsof ik dat moment weer mocht herleven. De wake-up call was aanvankelijk onwenselijk, totdat ik zag wie mij stoorde. Ik hoorde mijn telefoon trillen in mijn broekzak. Kamila’s naam verscheen op het scherm, net op het moment dat ik mijn laatste fles in het rek zette. Een goed getimede afleiding.
“Dus jij en Willemijn in bed, hè?” zei Kamila direct, haar stem ontspannen maar met een glimlach die ik haast kon horen. Het had haar dus niet losgelaten. En dat is maar goed ook.
Ik liet me tegen de toonbank zakken, keek naar mijn halflege kop koffie. “Ik kon haar moeilijk buiten laten slapen,” grapte ik, mijn stem schijnbaar nonchalant.
Kamila lachte kort. “Nee, dat zou niet echt sympathiek zijn.” Ik hoorde geritsel, alsof ze zich net comfortabel nestelde - op de bank of misschien nog in bed. “Maar even serieus, hoe was het?”
“Rustig opgebouwd,” antwoordde ik, terwijl ik een blik door de winkel wierp om te zien of er nieuwe klanten waren binnengekomen. “Ze wilde ontdekken, ik heb haar de ruimte gegeven. Geen al te gekke dingen. Dat wist je al.”
“Ik ben blij,” zei Kamila, en ik hoorde in haar stem dat ze het meende. “Ik was even bang dat ze zichzelf te veel liet meeslepen, je kent haar onzekerheid. Maar ze is dus oké?”
Ik dacht terug aan de manier waarop Willemijn me vanochtend aankeek, haar lippen net gespreid, die subtiele blos op haar wangen. “Ze was gelukkig,” zei ik zacht. “Echt.”
Kamila humde instemmend, zonder enige jaloezie in haar toon. Ze gunde Willemijn de ervaring en klonk opgelucht. Ik voelde dankbaarheid dat ze zo steunend was. “Mooi,” voegde ze eraan toe. “Dat gun ik haar.” Onze 'open'-relatie was zover gewoon perfect. Als Kamila al jaloers zou zijn, dan eerder op mij dan op Willemijn. Ik geloof heus wel dat Kamila Willemijn vooral als een vriendin ziet. Maar zij is net als ik niet blind. En als je het dan toch al goed kunt vinden samen, is het wel zo lekker om die vriendschap naar een volgend niveau te trekken. Dat had ik gedaan met Willemijn. Daar was ik van overtuigd. Al was het misschien maar voor één keer.
In de stilte die volgde, nam ik een slokje van mijn inmiddels lauwe koffie. Het bittere goedje smaakte niet best meer, maar dat gaf niet. Ik wilde weten hoe háár avond was geweest.
“Geweldig,” antwoordde Kamila opgewekt. “Ik had niet door hoe erg ik mijn vriendinnen had gemist.”
“Snap ik,” zei ik, terwijl ik de lege kartonnen doos tegen de muur schoof. “Je bent best lang op het eiland gebleven. Fijn dat je weer even de stad kunt opsnuiven.” meende ik.
“Precies,” beaamde ze. “En vannacht gaan we weer op stap, hoor. Mussa’s feest, natuurlijk.”
Ik voelde mijn schouders ongemerkt verstrakken bij het horen van Mussa’s naam. Een jaar geleden… De herinnering aan die nacht in het sportcomplex flitste door mijn hoofd. Elise, op haar knieën, Mussa in haar mond, en later de manier waarop hij haar nam tegen de kille muur. Alleen Elise, Mussa en ik wisten de details. Kamila - en ook de rest van de vriendengroep - had geen idee hóé expliciet die nacht verlopen was. Ze wist alleen dát er iets had afgespeeld tussen ons en Mussa.
Ik probeerde mij rustig te houden, maar feit is dat elke herinnering aan die avond nog altijd iets met mij deed. De emoties die ik toen had ervaren waren zo ongekend intens, dat ik me afvraag of ik dat ooit nog eens zou meemaken. En het is de vraag of ik dat ook wel zou willen. Toen wel. Met Elise. Dat was nagenoeg perfect, hoe het verlopen was en hoe we dat hadden opgebouwd na alles eerder die zomer. Daar was ik nog steeds van overtuigd.
Maar Kamila had dat ook altijd interessant gevonden. Gewoon het feit dat ik en Elise dat zo hadden gedaan. Ze vond niet alles aan dat aspect van onze voormalige relatie even verdedigbaar, maar ook Kamila kreeg het al warm van het idee alleen. En dat vond ik niet gek. Dat nam ik haar ook niet kwalijk. En we streven dat ook helemaal niet na. Maar langzaam borrelde er iets op wat ook bij de open-relatie hoort. Onzekerheid. Kan je elkaar echt vertrouwen? Gun je elkaar echt alles? Iets wat ik mij meer begon af te vragen met dat Kamila meer details deelde over de komende avond, die mijn herinnering aan Elise en Mussa alleen maar levendiger maakte.
“Zelfde locatie?” vroeg ik, mijn stem zorgvuldig onverschillig. Ik kan de muziek nog horen, de lichten nog zien flitsen. De tastbare spanning in de groep en van alle mensen die daar in dat vip-gedeelte zich uitverkoren mochten voelen. Hoe ik en Elise toen al afgesproken hadden dat dit ging gebeuren. Hoe Kamila die avond mijn aandacht probeerde vast te houden, zal ik ook nooit vergeten. Ik zie Elise nog naar Mussa lopen, hem in zijn oor fluisteren dat zij zijn cadeau was die avond, en hoe ze niet veel later uit zicht verdwenen en ik ze nog net had kunnen volgen terwijl we het feestgedruis achter ons lieten.
“Ja, in dat evenementencentrum, en daarna een after-party in de sportschool,” zei Kamila, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Ik bevroor even toen ik dat hoorde, wat zij niet kon zien, gelukkig. “Mussa houdt er nu eenmaal van om te blijven hangen met een kleiner groepje. Niks bijzonders, hoor.” zegt ze wel alsof ze m'n gedachten kon lezen. Kamila wist niet hoe precies eraan toegegaan was, maar wel dat het daar gebeurd was...
Ik knikte, ook al kon ze me niet zien, en probeerde de beelden uit mijn hoofd te zetten. De fel witte TL-lampen, de vage geur van zweet en de kale tegels van de vloer en de muren, Elise’s kreunen die door de lege kleedkamer galmden. Kamila had geen weet van de details, dus zocht er ook niets achter. Voor haar was het een onschuldige after-party.
Maar ik vraag me dan toch wel een hoop dingen af? Hij geeft al een groot feest, met waarschijnlijk weer een vipruimte. Waarom nog een after-party? Waarom daar? En met wie dan allemaal? Mussa wist hoe het gegaan was, had er ruzie om gemaakt met Elise en was Elise uiteindelijk ook verloren. Wat als hij dat zou gebruiken om mij nu wat af te nemen, wetende dat ik en Kamila nu samen zijn. Een gedachte die misschien wat ver gaat, maar ja. Wat als Kamila te ver gaat? Wat als mijn afwezigheid als een zwakte wordt gezien? Wat als Kamila wat meemaakt wat ik haar niet kan bieden? Ze voelen als onlogische vragen. Maar wanneer onzekerheid de overhand neemt, kan het brein plots gekken dingen doen.
In mijn hoofd begon zich een pornofilm af te spelen. Kamila, Hyun en Sophia. Die zaten erin. Ik wist verder niet wie er nog meer zouden zijn. Hila? Die hield ook wel van een zwarte pik. Zou Maja er zijn? Die was niet meer pet Pawel, zover ik wist. Ook die lustte daar wel pap van. Zo zie ik al die meiden, waarvan ik op één of twee na zelfs geen seks mee heb gehad, plots in die kleedkamer. Zittend op de grond, voorovergebogen tegen de muren, minimaal twee of drie pikken zoals die van Mussa in hen of op ze gericht, spuitend met zaad zoveel dat de vloer er glibberig van zou worden... En dan ergens in het midden natuurlijk Elise. Elise die zich in alle gaatjes laat nemen, die ontelbare zwarte pikken laat klaarkomen, en daarin Kamila meeneemt, nu ik er niet ben... Zoiets? Ja, verdomme zoiets. Windt het me op? Niet zozeer. Wel een beetje. Maar niet op de manier dat ik dat moest zien om er net zo van te kunnen genieten. Nee, dit was anders. We waren een jaar verder en alles was anders. Kamila was Elise niet. Maar wist Kamila dat ook? En waarom moesten ze dan nog na het feestje naar die sportschool? Ik slikte en werd dus onzeker. Maar ik liet het Kamila niet merken. Ik stelde een andere vraag om haar op het verkeerde spoort te zetten betreft mijn onzekerheden.
“Gaat Elise ook?” vroeg ik ten slotte.
Kamila bleef even stil. “Nee,” zei ze toen. “Ze komt morgen pas. Ze slaat het feest over.”
Ik haalde langzaam adem. Een deel van me was opgelucht: Elise niet in die sportschool, geen herhaling van die uit de hand gelopen nacht. Al maakte ik me wel zorgen over wat haar afwezigheid betekende. Elise wilde juist bij dit soort dingen aanwezig zijn, hield nooit afstand, behalve sinds onze breuk. Daarvoor ook wel, maar dat kwam omdat ze op Ameland zat. Maar ze wilde er wel altijd bij zijn. Nu was ze van Ameland, en juist nu zou ze dit feestje missen. Een feestje wat ongetwijfeld ook herinneringen bij haar zou oproepen. Al had ik echt geen idee welke. Haar afwezigheid was wel tekenend. En het was ook niet de eerste keer dat ze er niet bij zou zijn. Ze deed dat nu al maanden - hield zich stil en vermeed contact in de groep, had ik al van Kamila begrepen. Al zou ze dus wel de dag na het feestje komen om in ieder geval even hallo te zeggen.
“Raar voor haar,” mompelde ik, alsof ik dat echt vond. “Heb je enig idee waarom?” viste ik nieuwsgierig door.
Kamila klonk als iemand die haar schouders ophaalde. “Ik weet het niet. Ze is gewoon anders sinds… sinds jou, Lucas. Ze praat weinig, houdt zich op de achtergrond. Misschien zoekt ze rust, of wil ze iets zelf verwerken. Ik kan er mijn vinger niet op leggen.” zegt ze, maar zonder echt geïnteresseerd te klinken. Wellicht was Kamila wel de reden dat Elise zich afzonderlijk hield. Misschien moest daar ook nog een keer iets uitgepraat worden. Ik liet het nu maar rusten. Ik kon er niks aan doen. Ik kon alleen vrezen voor de komende avond waar ik dus niet bij was. En dan bleef ik maar tegen mezelf zeggen dat Kamila niet zoals Elise was. Ondanks alle dingen die ik over Kamila wist, van nu en uit het verleden...
Die laatste woorden van Kamila bleven hangen, ook nadat ik had opgehangen. Een paar vaste klanten druppelde om de beurt binnen, en ik hielp ze met een fles wijn uitkiezen, of iets anders, maar in mijn achterhoofd maalden de herinneringen door. Het schoot me weer te binnen hoe Elise en ik het ooit hadden, wat er was misgegaan, en hoe ik me ergens nog steeds schuldig voelde. Alsof ik verantwoordelijk was voor haar nu - terwijl we niet eens meer samen waren. Moest ik haar bellen, of appen? Beter van niet.
En het onrustige gevoel over Mussa’s after party bleef knagen, ook al zei Kamila dat het “vast niks” was. Zij wist niet wat er vorig jaar was gebeurd, niet in detail ten minste. Maar ik had het gezien, beleefd. En hoewel het me destijds geen jaloezie had gegeven, voelde ik nu wel een ongemakkelijke spanning. Een hoop dat niet weer iets ontwrichtends zou gebeuren. Het gaat al erg lang erg goed. Misschien wel te lang?
Nadat de laatste klant weer de winkel uit was, bleef ik even staan. De geur van pas geopend karton en de aanhoudende stilte gaven me de ruimte om te peinzen. Elise trok zich steeds verder terug, Kamila zag geen probleem in Mussa’s after party, en ik voelde me gevangen tussen opluchting en ongerustheid. Weer wat geleerd, dacht ik wel. Volgende keer gewoon meegaan!
Ik zocht het contact van Elise toch even op. Eerst alleen haar nummer, daarna ook in de chat zodat ik een foto van haar kon zien. Maar haar afbeelding was niet van haarzelf, slechts een illustratie die vast een of andere vage betekenis had die niemand zou kunnen raden. Ze zat vast in de put. En dat voelde niet goed. Maar eerlijk gezegd was hhet ook niet mijn probleem meer, dus ja. Uiteindelijk legde ik mijn telefoon neer en keek naar de volgende doos flessen die ik moest uitpakken. Dat was mijn probleem. Er lag nog werk. Dus geen probleem. En daarna maakte ik mij dus zowaar eerder zorgen om Kamila. Ik kon er niets aan veranderen, niet zonder mijn eigen zorgen op Kamila te projecteren - en ze had al genoeg aan haar hoofd in Rotterdam. Misschien was het inderdaad niks. Misschien zouden ze gewoon rustig wat drinken, lachen en naar huis gaan. Misschien zou Elise zich op haar eigen manier herstellen, zonder dat ik er ook maar iets aan kon bijdragen. Misschien, misschien, misschien...
Maar de herinnering aan die sporthal - aan de echo van Elise’s kreunen, Mussa’s harde stoten en mijn eigen verwarring - bleef me achtervolgen. Terwijl ik de doos openritste, voelde ik mijn hartslag in mijn keel. Ik wílde geloven dat het anders zou gaan dan toen. Elise was nu niet het probleem, slechts die nog niet volledig verwerkte herinnering.
Toch kon ik die angst niet helemaal onderdrukken. En dat terwijl ik er eigenlijk van overtuigd was dit verleden al lang en breed verwerkt te hebben. Dus niet.
Terwijl ik de telefoon in mijn zak stak, bleef het gesprek met Kamila door mijn hoofd spoken. Ze had haar gebruikelijke opgewekte toon, dat speelse randje in haar stem wanneer ze uitkeek naar een avond vol plezier. Maar dit keer klonk er iets extra’s in door. Opwinding. Een anticipatie die ik herkende, een tinteling in haar stem die ik al zo vaak had gehoord vlak voordat we zelf een zinderende nacht tegemoet gingen. Alleen dit keer was ik er niet. Dit keer waren het Sophia, Hyun en de rest van de vriendengroep die haar zouden omringen. En misschien... misschien ook Mussa. Ik slikte die gedachte weg, maar hij bleef ergens in de diepte hangen als een echo die ik niet volledig kon negeren.
Ik wilde mezelf afleiden. Iets anders om mijn gedachten op te richten. Maar zelfs terwijl ik met bestellingen bezig was, flitsen er beelden door mijn hoofd die ik niet zelf had bedacht – maar die zich als vanzelf vormden. Kamila, dansend op de muziek, een drankje in haar hand. Een blik van herkenning wanneer ze iemand ziet die haar nieuwsgierigheid prikkelt. Ze was altijd in controle, maar dat betekende niet dat de verleiding er niet was. En hoe vrij we ook waren in onze relatie, ergens in mij knaagde een stukje onzekerheid dat ik niet gewend was.
En toen, precies op het moment dat ik mezelf aanmaande om het los te laten, kwam zij binnen. Alsof het universum mij een andere optie voorhield.
Eke.
Ze stapte de winkel binnen zonder dat ik haar verwachtte, maar haar aanwezigheid was direct voelbaar. Misschien lag het aan de manier waarop ze haar haren nonchalant achter haar oor streek terwijl ze een snelle blik door de winkel wierp. Misschien was het de subtiele tint in haar wangen, alsof ze zichzelf had moeten overtuigen hierheen te komen. Of misschien was het iets anders. Iets diepers. Iets wat ik lange tijd genegeerd had – of gedacht had dat ik genegeerd had.
Het was die blik in haar ogen. Diezelfde blik die ik eerder niet wilde beantwoorden omdat het te veel betekende. Omdat het haar in een wereld zou trekken die niet de hare was. Maar vanmiddag... vanmiddag was ik anders. Mijn hoofd zat vol twijfel, vol gedachten die ik niet kon delen met Kamila. En Eke was er wél. Dichtbij. Veilig. Aanraakbaar.
Voor het eerst sinds tijden vroeg ik me niet af of ik haar op afstand moest houden. Voor het eerst dacht ik... waarom eigenlijk?
De middag drukte kwam in golven. Soms was het even hectisch – klanten die snel een fles whisky of een kistje bier meenamen, gevolgd door een lange stilte waarin alleen het gezoem van de koelers en het zachte geluid van Eke’s schoenen op de tegelvloer te horen was terwijl ze door de winkel liep. Ze had besloten toch te komen werken, zonder dat ik het had verwacht. Misschien had ze zich verveeld, misschien had ze behoefte aan afleiding, of misschien... misschien wist ze gewoon dat haar aanwezigheid altijd een effect op me had.
Ze zag er fris uit, alsof er een last van haar schouders was gevallen. Misschien had het gesprek met Willemijn haar opgelucht. Maar ze zei er niks over. Alsof alles wat we de afgelopen dagen hadden besproken, nooit was gebeurd. Alsof ze me niet had gezien terwijl Kamila me achter in de winkel had afgetrokken, mijn zaad bijna achterlatend op de grond terwijl ik trillend tegen de stelling aan stond terwijl Eke op het kantoor zat te leren met de monitor voor haar. Geen woord, geen blik die iets verried. Gewoon Eke, zoals ze altijd was. Of in ieder geval kon zijn.
We praatten luchtig over het weekend, over de komende week, over niks in het bijzonder. Geen zijdelingse opmerkingen, geen dubbelzinnigheden, geen speelse speldenprikjes. Gewoon werk. Dat voelde goed. Verfrissend, zelfs. Ik kon me concentreren op de winkel, op de klanten, op de bestellingen. Op iets anders dan de knagende gedachte aan Kamila, die zich op dat moment vast aan het optutten was voor een avond vol drank, muziek en... verleiding.
Eke vertrok rond etenstijd naar huis, zoals altijd op zaterdagen. Ik bleef. Niet omdat het moest, maar omdat ik geen haast had om naar huis te gaan. Ik belde nog een keer met Kamila. Ze klonk opgewonden. Niet omdat ze geil was, maar omdat ze uitkeek naar weer een avondje stappen. Kamila was niet per se iemand die elke avond uitmoest. In tegendeel. Maar zo na een lange tijd weer samen wat doen met haar vriendinnen, bracht haar het een en ander aan natuurlijke opwinding, kan ik me zo voorstellen. En altijd spannend, de avond voor het uitgaan.
De winkel ademde rust. Het zachte gezoem van de koelers en een nostalgisch ninetiesnummer op de radio vormden het enige geluid. Ik had het licht al gedimd en de deur afgesloten, het kleine belletje boven de deur was stil. Mijn avondeten – een simpel belegd broodje en een glas cola – stond half opgedronken op de toonbank. Condensdruppels gleden loom langs het glas omlaag en lieten kleine sporen achter op het hout.
Mijn telefoon trilde lichtjes, en Willemijns naam verscheen op het scherm. Haar bericht was kort, maar de ondertoon zei genoeg:
“Het gaat goed, ik ben er mee weggekomen. Maar ik wil even rustig aan doen. Snap je dat?”
Zelfs via de app proefde ik haar onzekerheid. Ze wilde zich verontschuldigen voor haar terughoudendheid, alsof ze bang was dat ik meer van haar verwachtte dan ze kon geven. Ik stuurde een geruststellend antwoord terug:
“Natuurlijk snap ik dat. Neem je tijd. Geen druk.”
Gisteren had ik haar de ruimte kunnen geven die ze nodig had. Een oefening in zachtheid en beheersing, voor ons allebei. Het was intens geweest, maar ergens was ik er ook dankbaar voor; ik vond het niet erg om nu even op adem te komen. Misschien was dat ook voor mij wel goed – de rust van een avond alleen, zonder prikkels.
Terwijl ik nadacht over hoe ik de rest van de avond zou besteden – misschien een film of lekker lang douchen – weerklonk de scherpe klingel van de bel. Kort, doordringend, alsof iemand een stilte wilde doorbreken die te lang had geduurd.
Het was Eke.
Ze stond half in de deuropening, haar schort over één arm gedrapeerd. “Ik dacht dat je misschien nog hulp kon gebruiken,” zei ze, alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat ze op dit late uur langskwam. Dat deed ze meestal niet, zo net voor sluiting.
Eigenlijk was alles al klaar. De winkel was schoon, de voorraden aangevuld. Maar ik zei er niets van. Er was iets aan haar komst dat ik niet wilde afwijzen. Misschien was het de manier waarop ze me aankeek – een stille belofte, een vage spanning die ik niet helemaal kon duiden. In elk geval was haar gezelschap welkom.
We begonnen aan de paar laatste klussen die nog resteerden. Er werd amper gesproken. Af en toe klonk er een zachte kuch of een zucht, meestal overstemd door de radio. Eke vulde hier en daar iets aan, ik dook het magazijn in om de voorraad te checken. Ons samenspel was bijna moeiteloos, alsof we allebei genoten van de stilte die ons verbond.
Toen er écht niets meer te doen was, bleef ik in het magazijn hangen. Voorin de winkel zag ik via de monitor hoe Eke de toonbank poetste. Het viel me op hoe precies ze elke beweging maakte, alsof ze in gedachten verzonken was. Ik zag haar even blijven stilstaan, haar vingers die langs haar pols gleden, haar lippen die kort op elkaar werden geperst voordat ze zacht zuchtte.
En toen voelde ik het, een golf van herkenbare spanning. Ik had de hele dag geprobeerd niet aan dat gevoel toe te geven, maar nu laaide het op, onmiskenbaar. Eke’s aanwezigheid had een zekere lading – iets wat niet zozeer in woorden, maar in elke blik en elke beweging zat verscholen. Een soort magie die bijna tastbaar in de lucht hing.
Mijn gedachten dwarrelden terug naar gisteren, naar Willemijn. Ik voelde dankbaarheid voor wat we samen hadden gedeeld: haar voorzichtige stappen, mijn geduld om haar te begeleiden. Ik was opgelucht dat ze de rust wilde nemen die ze nodig had. Maar tegelijkertijd rees er in me een andere vraag: Wat als niet Willemijn, maar Eke gisteravond bij me was geweest?
Het was een gedurfde gedachte. Onbewust voelde ik mijn mondhoeken even omhoog krullen. Eke had altijd al zo’n ondefinieerbare aantrekkingskracht op me gehad. Ze was niet alleen mooi, maar had iets ongrijpbaars – een combinatie van nuchterheid en mysterie. Het liet me nooit helemaal los. Het feit dat ze vanavond hier was, bleef hangen in mijn hoofd. Ze was niet gekomen omdat de winkel haar nodig had, maar omdat… ik haar misschien nodig had? Of omdat zij iets anders zocht? Ik was immers nog steeds alleen dit weekend.
Ik schudde mijn hoofd en dwong mezelf om weer op de realiteit te focussen. Met enige moeite tilde ik een doos flessen op en sjorde die naar de stelling achterin. Maar hoe ik het ook probeerde, mijn gedachten dwaalden onvermijdelijk af naar Eke. Ze was daar, slechts een paar meter verwijderd in de winkelruimte. En ik kon het niet laten om op het beveiligingsscherm te blijven kijken, gefascineerd door haar rustige, beheerste bewegingen.
Buiten werd het langzaam donker, en ik bedacht me dat Kamila – iemand anders die me net zo dierbaar was, maar met wie ik een heel ander soort band had – zich nu vast klaarmaakte voor een feestje waar ik niet bij was. Hoe zij in een korte jurk en hoge hakken door de nacht zou dansen, terwijl ik hier in een bijna verstilde winkel stond, alleen met Eke. Alsof het opeens duidelijk werd wat me te doen stond. Was het niet Kamila die mij overgeil achterliet met Eke als waarschijnlijke toeschouwer?
In plaats van Kamila’s beeld doemde Eke’s silhouet voor mijn geestesoog op. Ik zag haar lach, haar ogen, haar manier van kijken die vaak een vleugje ondeugendheid verraadde. Op het scherm poetste ze nog steeds, maar haar houding was veranderd – alsof ze van plan was te blijven, alsof ze niet zomaar weg zou gaan na deze paar klusjes.
En plotseling besefte ik: Ik wíl niet dat ze weggaat. Ik voelde me egoïstisch, maar er was iets in de stilte tussen ons dat uitnodigend en spannend was. Alsof we allebei wachtten op een moment om elkaar in de ogen te kijken en hardop te zeggen wat er echt leefde.
Ik zette de doos neer en strekte mijn schouders, ademhalend in de halfdonkere ruimte. De radio speelde een langzame ballad, en het leek perfect te passen bij de sfeer van deze avond – een sfeer van onuitgesproken verlangens en nieuwe mogelijkheden.
Met een laatste blik op het scherm – op Eke’s enigszins gespannen gelaat – besloot ik dat ik mijn angsten en twijfels niet langer de overhand wilde laten krijgen. Ik veegde mijn handen af aan mijn broek en liep naar de deur van het magazijn, klaar om haar gezelschap op te zoeken in de leegte van de winkel.
En terwijl ik de klink omlaag duwde, wist ik zeker dat ik die ene gedachte, over hoe een nacht met Eke zou zijn, nooit meer helemaal uit mijn hoofd zou kunnen verbannen.
Eke’s schort hangt losjes over haar arm als ze aangeeft klaar te zijn. Haar ogen staan vermoeid, maar haar houding straalt nog steeds een zekere trots uit. Ze had, zoals altijd, hard gewerkt. Dat was Eke. Prachtig, maar nooit lui. Ze werkte altijd keihard. En misschien, heel misschien, deed ze dat ook een beetje voor mij. Die gedachte spookte vaker door mijn hoofd dan ik wilde toegeven.
Ik bied haar een drankje aan. “Je hebt het verdiend,” zeg ik luchtig, terwijl ik zelf trek had in iets sterkers.
Ze kijkt me even onderzoekend aan en laat haar blik speels langs de rijen flessen achter me dwalen. “Dus Willemijn krijgt wel wijn met Kamila, maar ik mocht nooit een druppel?” merkt ze plagend op.
Ik grijns. “Tijden veranderen.”
Ze trekt haar wenkbrauwen op. “Dan wil ik iets wat ik niet ken. Iets waar jij dan een mooi verhaal bij hebt.” De sfeer is vriendelijk en vrolijk. Ik merk de uitdaging in haar stem zeker wel op.
Mijn blik dwaalt over de flessen, tot ik bij een van de exclusievere keuzes blijf hangen. “Armagnac,” zeg ik, terwijl ik een fles pak en een klein glas inschenk. “Een Franse brandy. Rokeriger dan cognac, met meer karakter. Iets minder verfijnd, maar juist daarom lekker.” Ze schrikt eerst even op. Ze kent de fles. Die verkopen we maar zelden. De laatste keer bij haar. €120,00 per fles.
Ze neemt het glas voorzichtig aan, ruikt even en rimpelt haar neus. “Dat klinkt echt als een omschrijving van jou,” zegt ze met een plagerige ondertoon. Kort maar krachtig, hield ik het vaak.
Ik glimlach. “Drink maar.” zeg ik, omdat ik zie dat ze zich bijna schuldig voelt dat ik die fles zomaar had opengetrokken.
Eke neemt een kleine slok, en haar gezicht vertrekt onmiddellijk. Ze huivert, schudt haar hoofd en kijkt me met grote ogen aan. “Gadverdamme, Lucas!” Dat was bijna een vloek, zo vies vond ze het.
Ik schiet in de lach, maar tot mijn verbazing slikt ze het door en slaat de rest achterover. “Ugh, bah!” mompelt ze, terwijl ze het glas op de toonbank zet. Buiten is het al donker. Terwijl zij bijkomt laat ik de roosters zakken die ons verder afsluiten van de buitenwereld. Het valt haar niet eens op. Ik doe het bijna onbewust. En dan keer ik me weer tot haar alsof er niks aan de hand is.
Ik drink mijn slok wat bedachtzamer, genietend van de warmte die zich langzaam verspreidt. Ondertussen loopt ze naar de koelkast, pakt een blikje fris, trekt het open met een zachte klik en neemt een grote slok. Ik volg haar bewegingen met mijn ogen, let op hoe ze haar schouders iets ontspant, hoe haar heupen zich subtiel verplaatsen. Ze is hier om een reden. Dat kon gewoon niet anders. En wat een timing. Een betere afleiding kon ik me niet wensen, wetende dat Kamila waarschijnlijk ook al drank aan het achteroverslaan was, en na mijn generale repetitie met Willemijn gisteren, lijkt dit het moment om ook Eke te veroveren. Met alle consequenties vandien.
En dan begint ze te praten.
Niet over iets specifieks, niet met een duidelijk doel. Gewoon praten. Over afgelopen zomer. Over mij en Kamila. Over hoe ze ons zag. We lachen en kijken elkaar met twinkelende ogen aan. Het is leuk om met Eke te kletsen. Zoals altijd. Ik hoor haar stem graag. Zijn hangt aan m'n lippen. Maakt niet uit wat we zeggen. Maar als alles gezegd lijkt, voel ik dat ze nog niet naar huis wil. Er valt een stilte. Haar ogen dwalen even af naar een hoek van de winkel. Net iets te lang, en ik voel de spanning stijgen. Haar spanning terwijl ze zich oplaadt mij iets te willen vertellen. Ik slik zelfs even. En ik wacht geduldig af. Geduld was de sleutel.
Dan valt het ineens, bijna terloops, maar met een onmiskenbare lading.
“Ik heb spijt.”
Ik knipper even. Ze zegt het zo plotseling dat ik niet eens zeker weet waar ze op doelt. Dus zwijg ik rustig verder, laat haar de ruimte om verder te gaan.
Ze zucht. “Na ons gesprek... Ik heb er veel over nagedacht. Over alles.”
Ik zeg nog steeds niets. Geef haar de tijd. Had ze het over ons, of over iets anders?
Dan, na een stilte: “Ik heb niet alleen spijt van hoe ik tegen Willemijn heb gedaan. Maar ook... van mezelf.” Ze had het dus over iets anders, over Willemijn. Maar nu niet meer.
Ze durft me niet aan te kijken. Haar vingers friemelen aan het glas in haar hand.
Mijn ademhaling wordt iets trager. Hier komt iets wat ze al lang in zich heeft gedragen. Iets wat ze nu, onder invloed van een slok brandy en misschien de veiligheid van deze late, rustige avond, eindelijk durft uit te spreken. “Ik had de kans,” zegt ze dan, zachter. “En ik heb hem laten gaan.”
Ik frons. “Welke kans?”
Nu kijkt ze wel op. Recht in mijn ogen. “Jou.” Ik slik. Voel de zwaarte van haar woorden op me neerkomen. “Ik wilde je. Toen al,” vervolgt ze, terwijl ze haar blik nu niet meer afwendt. “Ik dacht... ik dacht dat als ik afstand hield, als ik je liet gaan, dat het over zou gaan. Maar dat deed het niet.”
Haar stem wordt iets steviger. “Ik zag hoe het ging met Elise. En ik wist dat jij beter verdiende. Beter dan al die... al die dingen die je toen deed.” Ze schudt haar hoofd. “Maar Kamila... Ik had nooit verwacht dat je haar zou vinden. Zo snel al. Iemand zoals zij. Ik wist niet dat jullie al...”
Een bittere glimlach trekt over haar lippen. “En nu zie ik het. Ze is perfect voor je, hè?” Ik slik opnieuw. Wat moest ik hierop antwoorden? Ze verrast me in korte tijd een paar keer. Dan zakt haar stem. “Maar... misschien was ik dat ook wel geweest.”
Ze haalt diep adem, alsof ze zich schaamt voor haar eigen woorden. Ze is zo eerlijk. Ik had niet voor mogelijk gehouden dat zij dat kon. En dat dit dan die waarheid zou zijn. Ze heeft gelijk. Ik kan haar geen ongelijk geven. Ze had haar kans gehad. En toen liep ze weg. Omdat ik was wie ik was.
Ik adem diep in en zeg haar naam. Rustig. Dat is genoeg om haar te laten bevriezen. Want ik ben hier. Ik sta voor haar. Ze heeft het tegen mij. Dit wat ze al zo lang gedacht moest hebben, had ze nu uitgesproken tegen mij. Even is het stil. Dan vraag ik: “Waarom vertel je me dit nu?”
Ze bijt op haar lip, wrijft met haar duim langs de rand van het glas. “Omdat ik jaloers ben,” geeft ze toe. “Omdat ik zie hoe gelukkig je bent. En omdat ik... omdat ik niet weet hoe ik dat gevoel van spijt moet laten verdwijnen.” Haar eerlijkheid is verbluffend. Het breekt me zelfs. Eke was nooit iemand die zich zomaar blootgaf. Maar nu, hier, in deze kleine, warme winkel waar we samen al zo veel uren hadden doorgebracht, deed ze het wel. Al die onderhuidse spanning kwam nu wel bovendrijven.
Ik knik langzaam. “Denk je... dat je weer een kans hebt?” vraag ik, mijn stem bedachtzaam. Ze aarzelt. Maar dan knikt ze. “Ja,” fluistert ze. “En dat weet ik, omdat ik weet dat Kamila er niet is.” Mijn maag trekt samen. Een gevatte uitspraak. Ze kent me misschien wel beter dan ik dacht. Dus dit is het. De conclusie waar ze naartoe werkt. Ze weet dat het niet mag. Maar ze kan het niet helpen. Ik laat haar tobben met haar gedachten. Laat haar zich realiseren dat ze een grens overschrijdt. Maar ik weet ook: die grens is niet meer zo duidelijk als hij ooit was. Als Kamila er is, zie ik plots ook geen grenzen meer. Dat had ik al bewezen. De vraag of er grenzen zijn, is nog iets waar over te discussiëren valt als het gaat om Kamila, maar ze zijn er vast.
Mijn woorden blijven tussen ons in hangen, zwaarder dan de geur van de drank die nog in de winkel hangt. Ik heb haar alles verteld. Niet in detail, maar precies genoeg om haar te laten begrijpen waar ze aan begint – waar ze misschien al aan begonnen is, zonder dat ze het zelf doorheeft.
Eke’s blik is gefocust, haar lippen net iets van elkaar, alsof ze iets wil zeggen maar de woorden niet goed kan vinden. Haar vingers draaien gedachteloos rond de rand van haar glaasje, een subtiele uiting van de onrust in haar hoofd. Ik heb haar herinnerd aan waarom ze destijds afstand hield, waarom ze ervoor koos om haar kans te laten gaan. Omdat ze wist wie ik was. Wat ik deed met Elise. Of misschien wel Elise had laten doen. Eke had dat veroordeeld, en was weggelopen. Omdat ze wist waar ik toe in staat was. En nu sta ik hier, en ik ben nog steeds dezelfde persoon. En zij?
Ze knikt langzaam. Ze weet het. Toch heeft ze spijt.
Dat doet me glimlachen. Niet omdat ik haar leed koester, maar omdat ze, ondanks alles, tóch dichterbij wil komen. Misschien zelfs dichter dan ik zou moeten toelaten. Ze weet dat ik niet veranderd ben. En dat maakt het juist spannend. Ook voor haar, dus.
“Ik weet wie je bent,” zegt ze uiteindelijk. Haar stem is zachter dan eerst, alsof ze die woorden eerst aan zichzelf moet bevestigen. Alsof het even geduurd heeft voordat ze het zich gerealiseerd had. En het was een realisatie die haar dus niet afschrok of teleurstelde. “En ik weet wat jij en Kamila hebben. Wat jullie... doen.” Ze bijt kort op haar lip, wendt haar blik even af en staart naar haar vingers. Ik slik als ik haar dit zie doen. “Maar ik had niet eens hoeven wachten tot Kamila weg was, hè?” stelt ze me scherp.
Ik schud rustig mijn hoofd. “Nee, inerdaad. Als je echt dacht dat je een kans had, dan had je daar niet op hoeven wachten.”
Ze kijkt me aan, haar blauwe ogen glinsteren in het zachte, kunstmatige licht van de winkel. Ze weet dat ik gelijk heb. Ze weet hoe open Kamila en ik zijn. En ergens, diep vanbinnen, wist ze dit al. En toch had ze gewacht. Toch zit daar meer onder. Dit is niet alleen jaloezie. Niet alleen spijt. Dit is verlangen.
Ik voel de sfeer veranderen, iets dat me een fractie van een seconde op scherp zet. Haar blik op mijn gezicht, haar lichaamstaal – het is subtiel, maar ik zie het. Dit is niet zomaar een bekentenis. Dit is een toenadering. Net als een paar avonden terug. Wat ik toen gezegd had, had effect gehad. Maar niet het effect wat ik verwacht had. Het is hier dat ik de lijn moet trekken. Alweer. Of niet.
Ik zucht zacht en neem een slok van mijn glas, voel de warmte van de Armagnac in mijn keel branden. En dan begin ik te praten. Niet direct om haar af te schrikken – maar om haar te testen.
“Je weet waar Kamila nu is, toch?” Mijn stem is bedachtzaam. Eke knikt, haar schouders iets gespannen. “Bij haar vriendinnen,” bevestigt ze.
Ik draai mijn glas rond in mijn hand en kijk haar aan. “Bij haar vriendinnen,” herhaal ik. “Maar denk je dat ze alleen met hen vriendinnen is?”
Een subtiele frons verschijnt tussen haar wenkbrauwen. “Wat bedoel je?”
Ik leun iets naar achteren en bestudeer haar reactie terwijl ik rustig verder praat. “Die groep, waar Kamila nu weer in zit... dat zijn geen gewone vriendinnen. Dat zijn mensen die geen regels hanteren zoals wij dat doen.” Ik zie haar ademhaling versnellen, een teken dat ze me probeert te volgen. “Ze verkennen elkaars grenzen, ze testen elkaar. Vaak op manieren die verder gaan dan alleen vriendschap.” Dit was wat ik en Elise deden, moet ze vast al denken. Maar het stopte niet bij Elise.
Ze kijkt me strak aan. “Je bedoelt...?”
Ik knik langzaam. “Seks,” zeg ik eenvoudig. “Veel van hen hebben met elkaar geslapen. Misschien niet allemaal, maar genoeg. En Kamila? Die houdt zich daar ook niet buiten.”
Eke’s mond opent zich even, alsof ze iets wil zeggen, maar dan sluit ze hem weer. Haar blik zoekt iets in de mijne, misschien een teken dat ik overdrijf. Maar ik overdrijf niet. Niet echt. Ik laat alleen strategisch bepaalde details weg. Ik zeg haar niet met wie ze het bed deelt. Met wie ze seks heeft gehad. Laat staan dat ik zelf bekend maak met hoeveel vriendinnen van Elise en Kamila ik het al had gedaan.
Ik ga verder, mijn stem laag en beheerst. “Ik was daar vroeger ook onderdeel van, Eke. Elise ook. Toen ik nog met haar samen was, had ze seks met anderen. En ik... ik keek toe. Of ik deed mee.”
Ze trekt haar wenkbrauwen op, maar ik zie dat ze het niet helemaal kan verwerken. Alsof haar brein worstelt met wat ze hoort. De Eke die ik ken, de Eke die in de kerk zit en gelooft in liefde en trouw, vecht hier met iets wat haar prikkelt. Ik deed m'n uiterste best eerlijk te zijn. Dat was mijn voornaamste doel. Ik leun naar voren. “Ik vertel je dit niet om je te laten schrikken,” zeg ik, en ik meen het. “Ik vertel je dit omdat als jij hier nu staat, denkend dat je spijt hebt... Je beter goed moet nadenken over wát je mist.”
Eke blijft stil. Ik kijk haar lang aan, laat de woorden zakken. Dit is de breeklijn. Dit is het moment dat ze kan terugtrekken. Of... Ze slikt. Haar vingers klemmen om het glaasje. Maar ze kijkt me niet meer weg. Ze kijkt me alleen maar aan. En ik weet: die grens, die eerst nog zo duidelijk was, is verdwenen. En dan heb ik het over haar grens...
Ik zie haar schouders dan iets opspannen, alsof er een ongemakkelijke kramp door haar buik trekt. Ze heeft het moeilijk met mijn woorden, dat zie ik aan de manier waarop haar vingers net iets te strak om het glaasje blijven klemmen, maar ze blijft staan. Blijft kijken. Blijft luisteren. En dat is misschien nog wel het meest veelzeggende van alles. Dit was de über-refo Eke. Die haar vriendin zo vernietigend hard had veroordeeld op het feit dat ze iets deed wat volgens onze lieve Heer niet mocht. Haar lieve Heer, ten minste. En nu stond ze daar naar mij te luisteren alsof het normaal was. Alsof ze het kon accepteren, en er zelfs aan denkt hoe het zou zijn er deel vanuit te maken. De wereld op z'n kop. Iets wat ik zeker niet verwacht had.
Ergens had ik verwacht – misschien zelfs gehoopt – dat ze geschrokken haar hoofd zou schudden, dat ze met een zenuwachtig lachje zou zeggen dat ze zich had vergist, dat ze nooit echt dacht dat er een kans was. Maar dat doet ze niet. Ze blijft hier, en dat betekent iets.
Dan, bijna achteloos, alsof ze het eerst tegen zichzelf wil zeggen om te horen hoe het klinkt, laat ze de woorden vallen. "Ik kan ook... dingen." Mijn blik vernauwt zich een fractie. Hoor ik dat nou goed?
Ik weet met absolute zekerheid dat Eke nog nooit een jongen gehad heeft. Geen vriendje, geen scharrel, niets. De enige échte 'man' in die zin in haar leven ben ik, al is het nooit op die manier geweest. Rens en Adil waren maar jochies. Maar nu staat ze hier, met een verhitte blos op haar wangen en haar ogen die nét te snel naar beneden flitsen als ze dat zegt. Iets wat ze al langer wilde zeggen. Daar is geen twijfel over. En dat betekent dat ze er ook lang over heeft nagedacht. Over ons. In bepaalde opzichten.
Ze weet dat ze zich blootgeeft met die ene zin. En ik weet dat ik haar reactie niet moet onderschatten. Ook dit doet veel met mij. Mijn handen jeuken om zich aan haar te vergrijpen, om te zien of dat zo is. Zoals ik dat eerder bij haar gehad heb. Ik kan niet ontkennen dat ze zegt wat ik wil horen. Ik weet alleen niet goed of zij zich daar bewust van is.
Ik laat een stilte vallen. Niet te lang, maar lang genoeg om haar te laten voelen dat ik haar serieus neem. Dat ze dit niet zomaar kan zeggen zonder dat ik er iets van ga vinden. "Wat bedoel je?" vraag ik uiteindelijk, al weet ik dat ze daar zelf misschien nog geen antwoord op heeft. Ze slikt, en ik volg de subtiele beweging van haar keel. "Ik bedoel... Ik weet dat ik niet ben zoals..." Haar stem stokt even. "Zoals zij." Haar ogen flitsen kort naar beneden. Alsof ze zich ineens pijnlijk bewust wordt van haar eigen lichaam. Alsof ze nu pas voelt dat zij inderdaad anders is dan Kamila, dan Elise. Haar rug is rechter, haar houding strakker, maar er zit iets kwetsbaars in haar ademhaling.
"Maar ik kan ook dingen." Haar stem is zachter nu, zoekender. "Niet zoals zij. Niet zoals Kamila en haar vriendinnen. Maar ik kan dingen voor jou doen." Mijn ademhaling vertraagt. Mijn hart slaat een slag over. Niet zoals Kamila. Niet zoals Elise. Niet zoals dat losgeslagen groepje vrienden in Scheveningen. Maar op haar manier. Het raakt me. Ik raak bijna geëmotioneerd, zoals ze het zegt. Zoals alleen Eke het kan zeggen. Ik kijk haar aan, diep, en vraag me af of ze wel begrijpt wat ze zegt. Ik kan haar helpen ontsnappen. Zeker. Ik kan haar iets laten voelen wat ze nog nooit heeft gevoeld. Maar ik weet ook: als ik haar nú raak, is er geen weg meer terug.
"Ik denk niet dat we elkaar helemaal begrijpen," zeg ik rustig. Dat ik zo rustig blijf, is een klein wonder te noemen. Ze fronst. "Hoe bedoel je?" Ik zucht, leun iets naar achteren en steun met mijn handen op de rand van de toonbank. Niet om afstand te creëren, maar om mezelf te dwingen dit goed te doen. "Eke... Wat is het dat je precies wil?"
Ze kijkt me onzeker aan. Haar lippen net iets te lang op elkaar geperst. Haar vingers friemelen nerveus aan het glas. Ze ademt in alsof ze iets wil zeggen, maar laat de lucht dan weer ontsnappen zonder een woord. Wil ze Kamila vervangen? Wil ze zich bewijzen? Of wil ze gewoon iets meemaken, gewoon één keer? Dan schudt ze haar hoofd. "Ik weet het niet," fluistert ze uiteindelijk. "Ik weet alleen dat ik spijt heb. En dat ik niet wil dat het te laat is." Haar stem trilt op de laatste woorden. Ik knik langzaam. We proberen elkaar te begrijpen.
Dit is anders dan met Willemijn. Dit is geen onschuldige nieuwsgierigheid, geen verlangen naar ontdekking zonder consequenties. Dit is een innerlijke strijd. Een meisje die haar geloof, haar principes, haar verlangen en haar schuldgevoel in de knoop voelt raken, en mij ziet als de enige die die knoop kan ontwarren. Kan ik dat? Maar ik voel ook: ze wil enerzijds precies hetzelfde als Willemijn. En dat is iets met mij ervaren. Ze weet het alleen nog niet helemaal zeker. En ik? Ik weet dat als ik haar nú kus, als ik haar nú de bevestiging geef dat ze mij zoekt, ze mij nooit meer loslaat. Maar wist ze wel waar ze om vroeg? En kon ik haar dat geven? Of, misschien nog wel belangrijker... mocht ik haar dat geven?
Ik weet niet wat ik precies had verwacht na alles wat hier de afgelopen tijd gebeurd is, maar Eke confronteert me met een realiteit waar ik nooit helemaal grip op heb gekregen. Met Willemijn had ik gisteren een hernieuwde kant van mezelf gezien, een zorgzame, geduldige kant die zich volledig had gericht op haar ontdekkingstocht. Met Kamila was ik altijd mezelf geweest - vrij, gepassioneerd, intens, zonder rem. Maar met Eke? Eke was altijd een vraagteken gebleven.
Van alle meisjes in mijn leven was zij degene die ik nooit helemaal had kunnen plaatsen. Mijn gevoelens voor haar waren er, altijd al. Soms meer, soms minder. Maar het verschil met Willemijn, met Kamila, met alle anderen... was dat er iets in mij was dat haar niet volledig durfde toe te laten. Misschien omdat ik wist dat als ik haar zou nemen, ik haar voorgoed zou verliezen. Of misschien omdat zij, ondanks haar vroomheid en haar schijnbare afkeer van mijn levensstijl, me nu ineens probeerde te overtuigen dat ze tóch een stukje van mijn wereld wilde begrijpen.
"Ik kan ook... dingen." Haar woorden blijven hangen. Ze denkt dat ze iets moet bewijzen. Misschien aan mij. Misschien aan zichzelf. Maar ik ben niet zeker of ze begrijpt waar ze aan begint. En ik weet dat ik haar moet stoppen.
"Dit moeten we niet doen." Mijn stem is vast, zonder twijfel. Eke knippert, haar adem stokt kort. Ik weet niet wat ze zoekt in mijn gezicht - spijt? Twijfel? Misschien een teken dat ik dit eigenlijk wél wil. Maar ik geef haar niets. Alleen de waarheid. "Je hebt inderdaad je kans gehad," vervolg ik. "Maar die heb je niet gepakt. Sorry." Mijn woorden snijden, dat zie ik. Ze heeft moeite om iets terug te zeggen, alsof ze het niet volledig wil accepteren. Haar kaak verstrakt, haar schouders spannen.
Maar ik ben niet klaar. "Twee avonden terug hadden we ook wat kunnen doen. Toen koos ik anders." Ik kijk haar strak aan. "Nu ook. En dat moet je maar accepteren. Je bent niet zoals wij." Daarmee is het klaar. Voor mij, in ieder geval. Maar niet voor haar. Ik denk echt het beste met haar voor te hebben. Ik wil haar niet kwetsen. Maar ik voel aan alles dat als dit escaleert, ik haar nog veel meer zal kwetsen. Ik hoop dat ze dat ooit een keer begrijpt.
De stilte die volgt is verstikkend. Niet het soort stilte dat je voelt na een ongemakkelijk gesprek, maar een stilte die iets dreigends heeft. Alsof ik haar ergens heb geraakt waar ik niet had moeten raken. "Jij denkt dat je alles weet," zegt ze uiteindelijk. Haar stem is laag, beheerst, maar ik hoor de emotie erin. Ze bijt van zich af. Ze is beledigd. Ze voelt zich afgewezen. Alweer. Ze weet dat ze inderdaad haar kans gemist heeft. En toch druipt ze niet af, maar bijt ze van zich af. "Dat je alles begrijpt. Dat je precies weet wie ik ben."
Ik frons. "Eke..." Maar ze schudt haar hoofd, alsof ze zichzelf beveelt om niets meer te zeggen. "Laat maar," mompelt ze. Dit doet me veel pijn. Ik haat haar zo te zien. Zo te horen. Haar dit aan te doen. Ze kijkt even opzij, naar de lege winkel. Ik zie de radartjes in haar hoofd draaien. De strijd in haar ogen. Ik weet dat ik gelijk had. Maar waarom voelt het dan niet zo? "Eke, zeg het maar," probeer ik. Ze haalt diep adem. Haar blik, nog steeds even fel, zoekt de mijne.
"Jij bent niet de enige die veranderd is, Lucas," fluistert ze. "Misschien ben ik ook niet meer zoals jij denkt." klinkt ze fel, maar ook hoopvol. Zou ik het dan eindelijk begrijpen? Zo kijkt ze me nu aan. Maar ik begrijp het niet. Ik hou haar blik vast, zoekend naar wat ze bedoelt.
Maar Eke heeft haar grens bereikt. "Ik ga naar huis," zegt ze plotseling. Kort, krachtig, zonder verdere uitleg. Ze hangt haar schort netjes terug op de haak en loopt zonder nog een woord te zeggen naar de deur.
Ik blijf achter. Ik kijk haar na. En ik vraag me af… Heb ik net echt de juiste keuze gemaakt? Of heb ik iets verloren wat ik nooit meer terug zal krijgen?
Ik blijf achter in de lege winkel, mijn handen losjes in mijn zakken, terwijl de deur achter Eke langzaam dichtvalt. De stilte die ze achterlaat is zwaar. Niet omdat ik twijfel aan mijn keuze—ik weet dat ik gelijk had, dat ik haar moest stoppen voordat ze iets deed waar ze later spijt van zou krijgen. Maar omdat ik voel dat dit niet het einde is.
Ze is niet zoals wij. Dat heb ik haar gezegd. Maar misschien was dat een leugen. Misschien was dat een leugen die ik mezelf probeerde wijs te maken.
Ik adem diep in en strijk met mijn hand over mijn gezicht. De warmte van de winkel, het gedempte gezoem van de koeling en het zwakke licht dat over de flessen valt—alles voelt plotseling verstikkend. Ik draai me om, wil naar het magazijn lopen, weg van de plek waar Eke net stond, weg van haar geur die nog subtiel in de lucht hangt. Maar dan hoor ik het.
Het zachte geluid van schoenen op de tegelvloer.
Niet van buiten, maar van binnen. Ik bevriest kort. En dan draai ik me langzaam om.
Ze staat daar. Nog steeds. Geen jas aangetrokken. Niet met haar rug naar me toe, niet met haar hand op de deurklink, maar terug op dezelfde plek. Alsof ze nooit is weggegaan. Haar blik is anders. Nog steeds geladen, maar minder gesloten. Alsof het gevecht in haar hoofd nog niet is gestreden. Alsof ze zelf nog niet weet of ze moet blijven of gaan.
Onze blikken kruisen. Mijn lichaam is nog gespannen van de confrontatie van net, mijn hartslag voelt iets te aanwezig in mijn borst. Haar lippen zijn net iets van elkaar, alsof ze iets wil zeggen maar niet weet hoe.
"Je denkt dat je alles weet," herhaalt ze. Maar deze keer is haar toon anders. Minder afwijzend. Meer zoekend.
Ik leun tegen de toonbank, mijn handen stevig op het oppervlak, alsof ik mezelf daarmee stabiliseer. "Ben je terug om me ongelijk te bewijzen?" vraag ik langzaam.
Ze haalt diep adem, haar vingers tasten even langs de rand van de toonbank alsof ze zich eraan wil vasthouden. Alsof ze nog één moment heeft om weg te lopen, om het hier te laten eindigen.
Maar ze blijft. En als ze haar glas van eerder oppakt, haar vingers net iets te strak om de rand, weet ik dat dit gesprek nog niet voorbij is. Het is haar keuze. Ze had kunnen vertrekken. Ze had de deur achter zich dicht kunnen trekken en alles achter zich kunnen laten. Maar iets—iets wat ze zelf misschien nog niet helemaal begrijpt—dreef haar terug de winkel in, recht naar mij toe. In die zin lijkt het een herhaling van zetten. Nu op één avond, in plaats van een heel half jaar.
Eke houdt haar glas vast, haar vingers net te strak om de rand, alsof ze zich eraan vastklampt. Het laatste restje frisdrank trilt mee op het ritme van haar ademhaling. Ze is nerveus. Ik zie het aan haar schouders, aan de manier waarop ze naar het etiket op de fles Armagnac staart in plaats van naar mij.
"Waarom kijk je zo?" vraagt ze uiteindelijk, zonder me aan te kijken. Haar stem is laag, beheerst, maar ik hoor iets anders eronder. Ik leun iets naar voren, net genoeg om haar aandacht te vangen. "Omdat ik niet zeker weet of je hier bent om je spijt te vergeten, of om jezelf te bewijzen." Ze rilt. Heel even maar. Dan ademt ze diep in en kantelt haar hoofd. Haar ogen glinsteren onder het gedimde licht. "En jij?" kaatst ze terug. "Denk je dat als je me toen had gekozen, dat je nu hier zou staan?"
Ik trek een mondhoek op, maar er zit weinig amusement in. "Nee," zeg ik. "Maar dan zou jij ten minste niet elke nacht fantaseren over hoe het wél had kunnen zijn." Het lijkt een venijnig spel van verwijten en uitdagen te worden. Maar elk woord berust op een waarheid. Ze sluit haar ogen even, als een reflex tegen de woorden die harder binnenkomen dan ze wil. Maar ze houdt haar hoofd hoog als ze weer opkijkt. "Fantaseren is makkelijker dan echt voelen," zeg ik zacht.
Eke knijpt haar vingers nog steviger om het glas. "Dus je denkt dat ik niks voel?" Haar stem trilt. Ik schud mijn hoofd. "Ik denk dat je bang bent voor wat je voelt." Ze lacht kort, een bittere, nerveuze lach. "Jij bent niet de enige die bang is," zegt ze. Weer raak. We zeggen elkaar zoveel in dit moment. Maar we lijken het niet helemaal te beseffen. Nog niet. Angst regeert. Maar drijft ons ook steeds verder in dit moment. En toch dichter naar elkaar.
We laten de woorden tussen ons in hangen. Het zou makkelijker zijn om de stilte te laten spreken, om elkaar niet verder te dwingen tot iets wat we niet meer terug kunnen nemen. Maar we zijn al te ver. Ik stap dan toch dichterbij, langzaam, alsof ik haar de kans geef om weg te lopen. Maar ze blijft staan. Haar blik is gefocust, haar ademhaling sneller. Ik weet wat ze wil. Waarom ze hier is. Waarom ze altijd hier is als dat kan. En waarom ze terug is gekomen. Ik weet het. Ik voel het. Ik wil het.
"Zeg het," daag ik haar uit. Ze slikt. "Wat?" Ik leg mijn hand voorzichtig op haar heup, een lichte aanraking, maar ze verstijft eronder. Ze is zo dichtbij. Onze ogen laten elkaar niet gaan. Ze had hier niet op gerekend. Of misschien juist wel. "Zeg dat ik niet anders ben dan die jongens die je altijd veroordeelde," fluister ik. Ze is niet voor niks single. Alles had z'n redenen. Niemand was goed genoeg voor haar. Of voor haar geloof. En ik wel? Laat me niet lachen. Maar ze was hier. Bij mij.
Ze staart naar mijn borst, haar lippen net iets van elkaar. "Dat ben je wel," zegt ze uiteindelijk, haar stem nauwelijks hoorbaar. "En dat is precies waarom ik hier ben." Het is laatste wat ik wilde horen. Wat ik blijkbaar nodig had. Zodat ik weet dat Eke het begrijpt. Wie ik ben. Wie zij is. Wat dit kan worden, of hoe dit kan eindigen. Dat kan dan geen verrassing meer zijn. Mijn vingers glijden langs de rand van haar broek, over de stof, net niet naar binnen. Ik voel hoe gespannen haar lichaam is, hoe ze op haar adem moet letten om niet te beven. Ik vraag me af of ze dat zelf doorheeft. Ze stopt me niet. Ik doe ook niks. Nog niet. Maar ik wil het wel. Dat maak ik haar duidelijk. Ik zie haar hart kloppen. Dat van mij klopt minstens zo hard.
"Als ik je had genomen toen, had je me dat ooit vergeven?" vraag ik plots. Als ik haar van de winter niet zomaar had laten gaan, bedoelde ik. Eke huivert. Haar ogen knipperen snel, alsof ze tegen een antwoord vecht. Dan ademt ze uit, heel zacht. "Nee," fluistert ze. Dat was het verschil. Toen zou ze het me niet vergeven hebben. Ze zou zich mee hebben laten nemen in het moment, maar achteraf zou ze het me niet kunnen vergeven. Dat wisten we toen al. Daarom gebeurde het niet. En nu bevestig ze dat. Niet om die reden. Maar om te bevestigen dat ze inderdaad veranderd is. Mijn hand blijft waar hij is. "Of had je me dan nog meer gewild?" lach ik naar haar, omdat ik voel dat ze me sindsdien alleen maar meer is gaan willen.
Haar adem stokt. Ik zie hoe haar lippen willen vormen tot een woord, maar ze slikt het in. Dan, na een lange stilte, knikt ze. Niet groot, maar net genoeg. We staan zo dicht bij elkaar dat ik haar warmte voel, de spanning die haar spieren verstijft, de onuitgesproken twijfels die tussen ons in zweven. Maar ik moet het zeggen. "Vertrouw je me dan echt?" fluister ik. Haar ogen ontmoeten de mijne, wijd open, vol paniek en iets wat daar gevaarlijk dicht tegenaan leunt. Ze beeft nauwelijks merkbaar. Maar ze blijft. "Ja," fluistert ze terug. En ze weet wat dat betekent. Ik glijd mijn vingers iets steviger langs haar heup. "Dan laat ik je het voelen. Alles wat je wil." En Eke beweegt niet weg. Dit lijkt in veel opzichten op hoe het gisteren ging met Willemijn. Het stukje vertrouwen. Maar de spanning en de lading van dit alles is zoveel zwaarder. Hier was niks luchtigs aan. Dit was pure noodzaak. Een ernst van verlangen naar elkaar. Had ik wel een keuze. Als ik Eke nu weer zou afwijzen, zou het gedaan zijn met onze vriendschap. Maar zou er nog een vriendschap zijn als we klaar zijn? En klaar zijn met wat precies?
-
Tjonge jonge! Het volgende hoofdstuk... Man, man, man. Hier heb ik zeker een maand lang aan zitten sleutelen. Maar ik moest dit schrijven. Ik heb het mijzelf vast onnodig moeilijk gemaakt en zelfs nu weet ik niet of wat ik allemaal wilde vertellen ook mooi en duidelijk naar voren gaat komen.
Maar het was tijd om verder te schrijven. Dat is de enige remedie bij een writersblock. Althans; dat heb ik me laten vertellen...
Dus na ruim een maand kan ik weer een nieuw deel plaatsen.
Hopelijk het wachten waard.
Groet,
Jefferson
Na alle heftigheid van de afgelopen nacht, voelde het alsof Willemijn en ik eindelijk onze adem konden herpakken. Ze stond nu onder de douche, terwijl ik tegen de wastafel leunde. De glazen deur was beslagen, maar niet helemaal dicht - bewust, leek het. Ik kon haar lichaam nog net zien, haar huid die glinsterde onder het stromende water. Ze wist dat ik keek, en ze wilde het.
Het water gleed traag langs haar vormen, over haar gespannen huid en slanke benen. Ik was gefascineerd door haar sierlijke bewegingen, hoe ze zich waste met een zachte, bijna verlegen sensualiteit die me in één oogopslag opnieuw deed verlangen. Alsof de intensiteit van eerder ineens weer opvlamde, zonder dat ik het tegen kon houden.
Mijn blik bleef hangen bij haar naakte silhouet, en voor ik het wist, reageerde mijn lichaam vanzelf. Een golf van warmte trok door me heen, een stille herinnering aan alles wat net was gebeurd. Toch hield ik mezelf in. Dit moment hoefde ik niet te grijpen; het was juist mooi omdat het vanzelf zo intiem voelde. Ik merkte dat ik glimlachte - het was goed zo.
Willemijn ving mijn blik door de openstaande douchedeur en lachte terug, een tikje verlegen, alsof ze ons spelletje volledig begreep. Daarna draaide ze zich weer naar de warme straal. Haar blonde haar plakte aan haar rug; water ruiste zacht langs de tegels. De badkamer voelde warm, intiem, maar ook als een vredige afsluiting van de nacht.
Het was laat, en morgen moest ik vroeg op om in de winkel te staan. Met dat besef zette ik me af van de wastafel. Nog één keer liet ik mijn ogen over haar glijden voor ik richting de slaapkamer liep. Daar stond ons bed - van mij en Kamila, niet alleen dat van mij, maar van ons allebei en nu ook van Willemijn, zo voelde het althans. Het was logisch dat zij hier bleef, vanzelfsprekend zelfs. Ik kroop onder de dekens en wist dat ik zonder spijt in slaap zou vallen.
Even later kwam Willemijn binnen, haar stappen zacht alsof ze het moment niet wilde verstoren. Ze gleed naast me onder de warme lakens. De nacht was misschien voorbij, maar er hing nog steeds een belofte in de lucht. Het voelde eenvoudigweg goed. Gewoon goed.
De wekker snerpte door de kamer, veel te vroeg voor een zaterdagochtend. Mijn hoofd voelde zwaar, vol van de gebeurtenissen van de nacht ervoor. Willemijn lag nog vredig naast me, haar blote rug half bloot onder de lakens, haar ademhaling diep en gelijkmatig. Het beeld van haar naakte lichaam onder de douche, de manier waarop ze me had aangekeken—het spookte nog steeds door mijn gedachten. Maar ik wist wat me te doen stond.
Dit kon niet iets worden wat ze zichzelf zou wijsmaken. Ze moest niet vergeten wie ik werkelijk was, hoe ik hier met Kamila leefde. Dit was niet háár plek. En hoe onzeker haar gevoelens ook waren, ik moest voorkomen dat ze een verkeerde hoop zou koesteren.
Voorzichtig, maar doelgericht, schudde ik haar wakker. Mijn hand gleed over haar schouder, voelde de warmte van haar huid. "Willemijn," fluisterde ik, mijn stem zacht maar onmiskenbaar. "Wakker worden. We moeten Kamila bellen."
Ze kreunde slaperig, haar ogen op een kiertje, en keek me aan alsof ik niet goed bij mijn hoofd was. "Kamila?" Haar stem was hees van de slaap.
"Ja," bevestigde ik, terwijl ik opstond en mijn telefoon van het nachtkastje pakte. "Ik moet haar spreken. En jij ook." Ik keek haar aan, hield haar blik vast. "Vertrouw me maar."
Terwijl ik mijn telefoon ontgrendelde, viel mijn blik op een bericht dat Kamila midden in de nacht had gestuurd: ‘Wil je raden met wie ik in bed beland ben?’ Ik grijnsde. Typisch Kamila. Altijd uitdagend, altijd op zoek naar een reactie. Een test.
Ik typte zonder aarzelen terug: ‘Misschien moet jij eerst raden met wie ík in bed lig.’
Binnen een minuut kwam haar antwoord. ‘Bel me maar.’
Ik keek opzij naar Willemijn, die me nu met een mengeling van nieuwsgierigheid en ongemak aankeek. Geen weg terug. Ik drukte op ‘bellen’.
De telefoon ging over, en onmiddellijk verscheen Kamila’s gezicht in beeld. Ze lag nog in bed, haar rode haren in een verleidelijke warboel rond haar gezicht. Nog voor ik iets kon zeggen, zag ik vanuit mijn ooghoek een kussen door de lucht suizen richting Kamila’s hoofd, gevolgd door een chaotische wirwar van gegiechel en half onderdrukte kreten. Een tel lang flitste Sophia in beeld - haar borsten half bedekt door een laken - snel gevolgd door Hyun, die haar gezicht schuilhield onder een deken. Het was duidelijk dat ze met z’n drieën nog volop in de naweeën van een wilde nacht zaten.
Ik grijnsde. “Je weet een man wel jaloers te maken,” grapte ik, terwijl Kamila breed teruglachte. Ik zag de pretlichtjes in haar ogen en voelde een golf van verlangen naar haar. Uiteindelijk wurmde ze zich uit het bed en verdween richting de keuken, zodat het beeld niet langer schokte van alle drukte en lachsalvo’s.
In de relatieve stilte van de keuken kon ik haar gezicht beter zien - prachtig, zelfs met het rommelige haar en de nog slaperige blik in haar ogen. Ik slikte een opwellende emotie weg. “Ik mis je,” zei ik, mijn stem zachter dan ik van mezelf gewend was. “Meer dan ik had verwacht.”
Kamila’s glimlach vervaagde tot iets teders. “Ik mis jou ook,” zei ze, haar stem doordrenkt van een intimiteit die door het scherm heen leek te golven. Heel even leek het alsof de rest van de wereld verdween, alsof er alleen nog plaats was voor haar en mij. Mijn hart bonsde, en ik besefte hoe sterk die afstand ons bond, in plaats van ons uiteen te drijven.
Toch haalde ik mezelf terug naar de werkelijkheid: de warme, slaperige werkelijkheid van mijn eigen slaapkamer hier op Ameland. Ik draaide de camera, en in beeld kwam Willemijn, die nog half in bed lag. “Trouwens,” zei ik op samenzweerderige toon, “moet je eens kijken wie er hier naast me ligt.”
De verraste blik die op Kamila’s gezicht verscheen, voelde als een elektrische vonk door mijn lijf. Dit was ons leven—soms chaotisch, soms complex, maar nooit saai. En ik hield ervan.
De camera zoomde op Willemijn, die zich geschrokken omdraaide zodra ze doorhad dat ze in beeld was. Haar ogen werden groot, haar wangen kleurden vuurrood terwijl ze haastig de deken voor haar borsten trok. “Lucas!” siste ze, half in paniek, terwijl ze me dwingend aankeek. Maar ik deed alsof ik haar protest niet helemaal hoorde—dit was nou precies wat Kamila moest zien.
Aan de andere kant van de lijn trok Kamila haar wenkbrauwen op. Een fractie van een seconde liet ze haar verrassing zien, voor haar gezicht in een nieuwsgierige glimlach verschoof. “Dát had ik niet verwacht,” zei ze met een schalkse ondertoon. Toch zag ik de vragen in haar ogen branden. Dit soort situaties hadden we nooit écht samen besproken.
Willemijn, nog duidelijk van haar stuk, bleef stil in beeld, maar Kamila’s ontspannen houding leek haar iets te kalmeren. Ze keek zwijgend toe terwijl Kamila en ik praatten over de afgelopen nacht. Al snel werd duidelijk dat Kamila niet alleen met Sophia in bed had gelegen, maar ook met Hyun. Er was overduidelijk meer gebeurd dan alleen slapen—en het detailniveau dat Kamila erbij vertelde, liet geen twijfel over hoe intens hun nacht was geweest.
Ik zag Willemijns blik langzaam van verbazing naar een mengeling van verwondering en lichte bezorgdheid gaan. Dit was nieuw voor haar. En dat was nu net de bedoeling: ze moest zien hóe Kamila en ik leefden, en beseffen dat ons open leven niet zomaar een deurtje was waar je achteloos doorheen stapte. Alles had consequenties.
Terwijl ik me aankleedde, bleef Willemijn op de achtergrond, de deken nog steeds half voor haar lichaam, haar ogen onafgebroken op mij gericht. Ik voelde haar onzekerheid, maar ook haar nieuwsgierigheid. Toen ik eenmaal beneden kwam en mijn gesprek met Kamila voortzette, was het voor mij zonneklaar dat we nog veel te bespreken hadden—niet alleen over haar sensuele nacht met Sophia en Hyun, maar ook over mijn ochtend hier met Willemijn. Want hoe natuurlijk alles nu ook aanvoelde, er hing onuitgesproken spanning in de lucht. En ik wist dat die vroeg of laat uitgesproken móést worden.
De ochtendlucht was fris en doordrenkt met de zilte geur van zee, een geur die zich langzaam een weg naar binnen baande door de halfopen deur. Buiten hoorde ik ergens in de verte het onregelmatige geroep van een meeuw. Het vroege zonlicht viel als een zachte, gouden sluier op de vloer. Ik voelde de warmte op mijn huid, maar tegelijkertijd ook een tinteling van kou die van buiten kwam.
Terwijl ik mijn schoenen aantrok, ademde ik diep in en liet mijn gedachten gaan over alles wat er vannacht was gebeurd. Nog steeds merkte ik de sporen op mijn lichaam: mijn rug voelde ruw op de plekken waar Willemijn haar nagels in mijn huid had gezet, mijn lippen tintelden bij de herinnering aan onze kussen. Het besef dat alles wat deze nacht ons had gegeven niet zomaar zou vervagen, maakte me zowel weemoedig als opgewonden. Dit voelde als een afscheid—maar of het tijdelijk of definitief was, kon ik niet zeggen.
Willemijn stond in de deuropening. Het tegenlicht van de ochtendzon gaf haar silhouet een bijna etherische gloed. Ze leek iets te klein voor de ruimte, maar tegelijkertijd vulde ze hem met haar aanwezigheid. Haar haren waren nog ongekamd, als een warrige herinnering aan onze onstuimige nacht, en haar gezicht was pas gewassen. Toch kon ik de blos nog zien die haar verraadde - alsof ze iedere seconde die we samen hadden doorgebracht opnieuw beleefde.
Haar ogen vonden de mijne. Er was een verschil met hoe ze me gisteren aankeek. De zenuwachtigheid leek te zijn vervangen door iets wat tussen tevredenheid en onzekerheid in hing. Ik zag het in de schuchtere manier waarop ze haar vingers om de rand van het deurkozijn klemde, alsof ze steun zocht. Ze wilde iets zeggen, maar de woorden leken haar te ontglippen.
“Je weet dat we totaal verschillende levens hebben,” zei ik na een moment van stilte, mijn stem laag en kalm. De echo van afgelopen nacht hing nog tussen ons in - de warmte, het verlangen, de spanning. Ik leunde met mijn rug tegen de muur en stak mijn handen in mijn zakken, terwijl mijn ogen haar gezicht aftastten. “Maar dat betekent niet dat je hier niet welkom bent. Voor wat dan ook.”
Met een kleine glimlach en een onbeschaamd onderzoekende blik, liet ik mijn mondhoeken net genoeg krullen om haar op haar lip te laten bijten - want dat deed ze, een fractie van een seconde later. Haar blik week af, en haar wangen kleurden dieprood.
“Ik weet het,” zei ze, bijna te zacht om te horen. Toen hief ze haar hoofd, en in haar ogen zag ik oprechtheid. “Maar… ik ben je dankbaar, Lucas. Voor alles.”
Een korte trilling trok langs haar lippen, alsof ze even moest vechten tegen de emotie die opkwam. Ze liet een klein, nerveus lachje horen, meer een ontlading dan echte vrolijkheid. “Het was… beter dan ik had gedacht.” Het klonk als een schuchter compliment, maar ik wist hoeveel betekenis erachter school.
Langzaam deed ik een stap vooruit, geen moment twijfelend, en trok haar tegen me aan. Ze liet zich meteen tegen mijn borst zakken, haar lichaam warm en soepel tegen het mijne. Ik voelde hoe haar hartslag nog sneller ging toen ik mijn handen laag op haar rug legde, de stof van haar jurk tussen mijn vingers.
“Je bent altijd welkom,” herhaalde ik zacht, mijn stem doordrenkt van oprechte warmte. Mijn lippen streken heel even langs haar slaap, en haar adem stokte. Ik kon de geur van haar parfum ruiken - een lichte, bloemige geur die me terugbracht naar de nachtelijke momenten waarin ik mijn gezicht in haar hals had begraven.
Haar ademhaling vertraagde, en ik merkte hoe haar vingers even in het stof van mijn shirt klemden. Alsof ze zichzelf eraan herinnerde dat dit moment echt was, dat ze daadwerkelijk in mijn armen stond en niet gevangen was in een droom. Ik streelde kalm over haar rug, voelde de zachte ronding van haar ruggengraat en de spanning die nog niet helemaal was verdwenen.
Toen ze weer opkeek, was er iets in haar ogen dat ik niet meteen kon duiden. Een rusteloosheid, een verlangen - of misschien een kruising tussen die twee. Dit was geen ‘tot ziens en succes verder’. Dit was een belofte. Een stilzwijgende afspraak dat er, hoe dan ook, een vervolg zou komen. De intensiteit van afgelopen nacht was te groot geweest om hier te stoppen.
Maar zelfs als mijn lichaam schreeuwde om meer, wist ik met dezelfde zekerheid dat het nu niet het moment was. Er was te veel onuitgesprokene, te veel wat nog moest bezinken. En dus trok ik haar alleen maar steviger tegen me aan, sloot mijn ogen en liet de stilte van de ochtendlucht even tussen ons vallen - als een zachte, helende deken.
“Maar niet nu,” fluisterde ik uiteindelijk tegen haar haren, mijn adem verwarmend op haar kruin. “Niet hier.”
We bleven zo staan, innig verstrengeld in die paar laatste seconden van samenzijn. En in de verte hoorde ik opnieuw het kermen van een meeuw, alsof de wereld buiten ons eraan wilde herinneren dat de dag al lang begonnen was.
Ze liet een zachte zucht horen en wierp een korte, vragende blik op de deur, alsof die haar een antwoord kon geven. Toen verscheen er een licht geamuseerde trek om haar mond. “Ik vraag me alleen af hoe ik dit thuis ga uitleggen,” mompelde ze, meer tegen zichzelf dan tegen mij. “Bij een vriendin logeren…” Haar stem stierf weg, en ze staarde met gefronste wenkbrauwen naar een denkbeeldige plek op de grond, alsof ze dáár de juiste woorden hoopte te vinden.
Ik voelde mijn lippen in een grijns krullen. “Je komt er wel uit,” zei ik luchtig, terwijl ik mijn ogen op de hare richtte. Ik kon in haar blik nog steeds dat laatste restje spanning ontwaren - een opwindende, onuitgesproken nalatenschap van de nacht. “Ik bedoel… het is niet alsof ze weten wat je vannacht hebt ontdekt.”
Op dat moment zag ik haar ademhaling haperen. Ze inhaleerde scherp, haar ogen kort vol schrik. In haar pupil zag ik de flits van herinnering: een fractie van een seconde waarin ze voor zich zag hoe haar lichaam onder mijn aanrakingen had gereageerd, hoe ze mijn naam had gefluisterd in het donker. Toen trok er een glimlach over haar gezicht - niet de onschuldige lach van eerder, maar één die haar blik ondeugend en verlangend maakte.
Als vanuit het niets sloeg ze haar armen om me heen en trok me dicht tegen zich aan. Ik voelde haar borsten tegen mijn borstkas drukken, haar dijen tegen de mijne, en de warmte van haar adem in mijn hals. Haar greep was verrassend stevig, alsof ze bang was dat ik elk moment kon verdwijnen. Ik liet haar begaan, legde mijn handen op haar rug en trok haar nog dichter tegen me aan, tot onze lichamen naadloos op elkaar aansloten.
Na een paar hartslagen waarin ik alleen haar adem en de zachte vibraties van haar hartslag kon voelen, liet ze me los, met zichtbare tegenzin. Ze zette één stap achteruit en veegde een verdwaalde pluk haar achter haar oor. Mijn blik volgde iedere kleine beweging: de lichte kreukels in haar rode jurk, haar slanke vingers die onzeker met een lok speelden. Ik voelde een warme golf van genegenheid én begeerte, bijna alsof mijn lichaam weigerde afscheid te nemen.
Ik draaide me langzaam om, op het punt de deur uit te stappen, maar ergens tussen mijn hoofd en mijn hart wist ik dat ik haar niet zomaar kon laten gaan. Voordat ik het zelf goed en wel besefte, greep ik haar pols en trok haar resoluut naar me toe. Onze lichamen botsten samen met een zachte klap, en ik drukte mijn mond op de hare. Dit was geen beleefde afscheidskus: het was intens en veeleisend. Mijn tong gleed langs haar lippen, proefde haar smaak, dwong een zachte kreun uit haar borst. Haar handen grepen mijn shirt, haar knokkels wit van het samenknijpen, terwijl ik haar rug met mijn andere hand ondersteunde.
Toen ik me losmaakte, hield ik haar gezicht teder tussen mijn handen, mijn duimen rustend op haar blozende wangen. “Jij ook bedankt,” fluisterde ik hees, mijn stem ruw van emotie. “Voor alles.”
Ik zag haar ogen vochtig worden, alsof mijn woorden rechtstreeks binnenkwamen in een plek die ze niet kon verbergen. Haar lippen bleven net een paar millimeter openstaan, haar ademhaling onregelmatig. Haar vingers, nog steeds verstrengeld in mijn shirt, lieten pas langzaam los.
Dit was geen moment van einde of afsluiting. Ik voelde het kloppen in mijn borst - een verlangen dat ik niet wilde uitwissen, en een stille zekerheid dat dit nog maar het begin was van iets groters. Maar de realiteit vroeg zijn plek op: plichten, afspraken, en de grenzen van de ochtend die onvermijdelijk dichterbij kwam.
Dus liet ik haar gaan, hoe moeilijk ik dat ook vond. Ik zag haar ogen nog even flitsen met diezelfde hunker, diezelfde belofte van meer, voordat ze zich omdraaide. En terwijl ik haar rode jurk zag opwaaien bij de tocht van de deur, wist ik: dit verhaal zou niet eindigen nu. Niet voor haar, en zeker niet voor mij.
De frisse ochtendlucht voelde aangenaam op mijn huid terwijl ik over de stille wegen richting de slijterij fietste. Het was nog vroeg, maar de zon begon al kracht te zetten, een gouden gloed werpend over het landschap. De geur van de zee hing in de lucht, vermengd met de vage geur van nat gras en het asfalt dat langzaam opwarmde onder de eerste zonnestralen. De zomer kwam nu echt zijn einde tegemoet.
Mijn gedachten dreven vanzelf terug naar afgelopen nacht. Naar Willemijn in mijn armen, haar zachte huid tegen de mijne, haar ademhaling nog onregelmatig na haar ontdekkingen. Het was geen nacht vol passie zoals ik met Kamila gewend was, maar dat maakte het juist zo bijzonder. Het was teder, nieuw, oprecht. En vooral: ze had er geen spijt van. Dat voelde ik aan alles.
Vanmorgen had het gevoel van perfectie zich voortgezet. Het ontwaken met een bericht van Kamila, de videobel-sessie waarin ze vrolijk, ontspannen en oprecht nieuwsgierig was naar hoe mijn nacht was verlopen. Geen jaloezie, geen twijfel - alles was goed. Ze vond het zelfs mooi. Dat had ze letterlijk zo gezegd. Kamila was dan ook perfect. Alles aan haar. Zelfs als ze er niet eens is.
Het idee dat zijzelf waarschijnlijk een intieme nacht had gehad met Sophia en Hyun maakte het alleen maar beter. Ik gunde het haar. Want als iemand vrij moest zijn om te genieten van haar seksualiteit, dan was het Kamila wel. En ik wist hoe goed dat kon voelen, want ik was er zelf ooit bij geweest. Mijn gedachten dwaalden af naar dat laatste weekend in Brugge, afgelopen winter, toen ik tussen diezelfde twee dames en Kamila in had gelegen. Een ervaring die nog altijd op mijn netvlies gebrand stond. Het zachte, stiekeme gelach, de hete lichamen die in elkaar verstrengeld lagen, het wederzijdse vertrouwen en de vrijheid die zo tastbaar waren geweest, wat die nacht net zo een perfect moment hadden gemaakt.
Biedt dit perspectief voor de toekomst? Ik hoopte van wel. Toch had Kamila zich de laatste keer dat Sophia op Ameland was een stuk terughoudender opgesteld. Ze had iets afgesloten, of in ieder geval op pauze gezet. Wilde ze dat hoofdstuk heropenen, nu ze weer met haar oude vriendinnen was? Misschien. En als dat zo was, waar zou dat ons dan brengen? Op grote hoogtes, kon ik mij alleen voorstellen. Mijn lichaam bruist van energie als ik er alleen al aan denk.
Toch wilde ik vooral vooruit kijken. Kamila zou snel weer thuis zijn, en hoe geweldig mijn nacht met Willemijn ook was geweest, ik keek er nu al naar uit om haar weer in mijn armen te sluiten. Om weer één te zijn met haar. Ik had de smaak goed te pakken. Waarom ik Kamila's lichaam niet begeer zoals ik dat van Willemijn had gedaan, is een klein raadsel te noemen. Echte seks is natuurlijk lekker, maar Kamila te zien kronkelen onder mijn handen of mond was iets wat mij ter plekke het fietsen moeilijk maakte. Het idee alleen al. Alsof ik haar al hoorde kreunen... Alles aan Kamila was opwindend, en wellicht ook de mensen waar zij mee omging, zoals Willemijn. Die werd dan net zo opwindend. Zoals al die vriendinnen van haar op een manier opwindend zijn, natuurlijk.
Maar terwijl ik de hoek om sloeg en de winkel in zicht kwam, bekroop me een vreemd gevoel. Was dit niet te perfect? Alles was precies gegaan zoals ik wilde. Zoals ik het me gewenst had. Een nacht met Willemijn, Kamila die alles goed vond, en zelfs een mogelijke toekomst waarin mijn open relatie met Kamila zich verder uitbreidde.
Maar het vrije leven kent altijd een keerzijde. En ik stond op het punt daar achter te komen.
De klok op de toonbank tikte langzaam richting tien uur, maar de sfeer in de winkel deed aan alsof het amper acht uur was. Dit was het vaste patroon voor zaterdagochtenden op Ameland: een handvol vaste klanten dat hun wijnvoorraad aanvulde, een paar nieuwsgierige toeristen die tussen de lokale flessen rondsnuffelden. Verder was het stil, op de zachte ritseling van karton en het geruis van de koelkast na. Ik was bezig een doos Schotse whisky uit te pakken; de flessen rinkelden gedempt toen ik ze in het schap zette.
Terwijl ik daar zo stond, joeg mijn hoofd nog na over de gebeurtenissen met Willemijn. De nacht, de ochtend - de zachte geur van haar huid, de manier waarop ze me aankeek voordat ze vertrok. Alles aan haar was een droom, en als ik mijn ogen sloot, voelde het bijna alsof ik dat moment weer mocht herleven. De wake-up call was aanvankelijk onwenselijk, totdat ik zag wie mij stoorde. Ik hoorde mijn telefoon trillen in mijn broekzak. Kamila’s naam verscheen op het scherm, net op het moment dat ik mijn laatste fles in het rek zette. Een goed getimede afleiding.
“Dus jij en Willemijn in bed, hè?” zei Kamila direct, haar stem ontspannen maar met een glimlach die ik haast kon horen. Het had haar dus niet losgelaten. En dat is maar goed ook.
Ik liet me tegen de toonbank zakken, keek naar mijn halflege kop koffie. “Ik kon haar moeilijk buiten laten slapen,” grapte ik, mijn stem schijnbaar nonchalant.
Kamila lachte kort. “Nee, dat zou niet echt sympathiek zijn.” Ik hoorde geritsel, alsof ze zich net comfortabel nestelde - op de bank of misschien nog in bed. “Maar even serieus, hoe was het?”
“Rustig opgebouwd,” antwoordde ik, terwijl ik een blik door de winkel wierp om te zien of er nieuwe klanten waren binnengekomen. “Ze wilde ontdekken, ik heb haar de ruimte gegeven. Geen al te gekke dingen. Dat wist je al.”
“Ik ben blij,” zei Kamila, en ik hoorde in haar stem dat ze het meende. “Ik was even bang dat ze zichzelf te veel liet meeslepen, je kent haar onzekerheid. Maar ze is dus oké?”
Ik dacht terug aan de manier waarop Willemijn me vanochtend aankeek, haar lippen net gespreid, die subtiele blos op haar wangen. “Ze was gelukkig,” zei ik zacht. “Echt.”
Kamila humde instemmend, zonder enige jaloezie in haar toon. Ze gunde Willemijn de ervaring en klonk opgelucht. Ik voelde dankbaarheid dat ze zo steunend was. “Mooi,” voegde ze eraan toe. “Dat gun ik haar.” Onze 'open'-relatie was zover gewoon perfect. Als Kamila al jaloers zou zijn, dan eerder op mij dan op Willemijn. Ik geloof heus wel dat Kamila Willemijn vooral als een vriendin ziet. Maar zij is net als ik niet blind. En als je het dan toch al goed kunt vinden samen, is het wel zo lekker om die vriendschap naar een volgend niveau te trekken. Dat had ik gedaan met Willemijn. Daar was ik van overtuigd. Al was het misschien maar voor één keer.
In de stilte die volgde, nam ik een slokje van mijn inmiddels lauwe koffie. Het bittere goedje smaakte niet best meer, maar dat gaf niet. Ik wilde weten hoe háár avond was geweest.
“Geweldig,” antwoordde Kamila opgewekt. “Ik had niet door hoe erg ik mijn vriendinnen had gemist.”
“Snap ik,” zei ik, terwijl ik de lege kartonnen doos tegen de muur schoof. “Je bent best lang op het eiland gebleven. Fijn dat je weer even de stad kunt opsnuiven.” meende ik.
“Precies,” beaamde ze. “En vannacht gaan we weer op stap, hoor. Mussa’s feest, natuurlijk.”
Ik voelde mijn schouders ongemerkt verstrakken bij het horen van Mussa’s naam. Een jaar geleden… De herinnering aan die nacht in het sportcomplex flitste door mijn hoofd. Elise, op haar knieën, Mussa in haar mond, en later de manier waarop hij haar nam tegen de kille muur. Alleen Elise, Mussa en ik wisten de details. Kamila - en ook de rest van de vriendengroep - had geen idee hóé expliciet die nacht verlopen was. Ze wist alleen dát er iets had afgespeeld tussen ons en Mussa.
Ik probeerde mij rustig te houden, maar feit is dat elke herinnering aan die avond nog altijd iets met mij deed. De emoties die ik toen had ervaren waren zo ongekend intens, dat ik me afvraag of ik dat ooit nog eens zou meemaken. En het is de vraag of ik dat ook wel zou willen. Toen wel. Met Elise. Dat was nagenoeg perfect, hoe het verlopen was en hoe we dat hadden opgebouwd na alles eerder die zomer. Daar was ik nog steeds van overtuigd.
Maar Kamila had dat ook altijd interessant gevonden. Gewoon het feit dat ik en Elise dat zo hadden gedaan. Ze vond niet alles aan dat aspect van onze voormalige relatie even verdedigbaar, maar ook Kamila kreeg het al warm van het idee alleen. En dat vond ik niet gek. Dat nam ik haar ook niet kwalijk. En we streven dat ook helemaal niet na. Maar langzaam borrelde er iets op wat ook bij de open-relatie hoort. Onzekerheid. Kan je elkaar echt vertrouwen? Gun je elkaar echt alles? Iets wat ik mij meer begon af te vragen met dat Kamila meer details deelde over de komende avond, die mijn herinnering aan Elise en Mussa alleen maar levendiger maakte.
“Zelfde locatie?” vroeg ik, mijn stem zorgvuldig onverschillig. Ik kan de muziek nog horen, de lichten nog zien flitsen. De tastbare spanning in de groep en van alle mensen die daar in dat vip-gedeelte zich uitverkoren mochten voelen. Hoe ik en Elise toen al afgesproken hadden dat dit ging gebeuren. Hoe Kamila die avond mijn aandacht probeerde vast te houden, zal ik ook nooit vergeten. Ik zie Elise nog naar Mussa lopen, hem in zijn oor fluisteren dat zij zijn cadeau was die avond, en hoe ze niet veel later uit zicht verdwenen en ik ze nog net had kunnen volgen terwijl we het feestgedruis achter ons lieten.
“Ja, in dat evenementencentrum, en daarna een after-party in de sportschool,” zei Kamila, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Ik bevroor even toen ik dat hoorde, wat zij niet kon zien, gelukkig. “Mussa houdt er nu eenmaal van om te blijven hangen met een kleiner groepje. Niks bijzonders, hoor.” zegt ze wel alsof ze m'n gedachten kon lezen. Kamila wist niet hoe precies eraan toegegaan was, maar wel dat het daar gebeurd was...
Ik knikte, ook al kon ze me niet zien, en probeerde de beelden uit mijn hoofd te zetten. De fel witte TL-lampen, de vage geur van zweet en de kale tegels van de vloer en de muren, Elise’s kreunen die door de lege kleedkamer galmden. Kamila had geen weet van de details, dus zocht er ook niets achter. Voor haar was het een onschuldige after-party.
Maar ik vraag me dan toch wel een hoop dingen af? Hij geeft al een groot feest, met waarschijnlijk weer een vipruimte. Waarom nog een after-party? Waarom daar? En met wie dan allemaal? Mussa wist hoe het gegaan was, had er ruzie om gemaakt met Elise en was Elise uiteindelijk ook verloren. Wat als hij dat zou gebruiken om mij nu wat af te nemen, wetende dat ik en Kamila nu samen zijn. Een gedachte die misschien wat ver gaat, maar ja. Wat als Kamila te ver gaat? Wat als mijn afwezigheid als een zwakte wordt gezien? Wat als Kamila wat meemaakt wat ik haar niet kan bieden? Ze voelen als onlogische vragen. Maar wanneer onzekerheid de overhand neemt, kan het brein plots gekken dingen doen.
In mijn hoofd begon zich een pornofilm af te spelen. Kamila, Hyun en Sophia. Die zaten erin. Ik wist verder niet wie er nog meer zouden zijn. Hila? Die hield ook wel van een zwarte pik. Zou Maja er zijn? Die was niet meer pet Pawel, zover ik wist. Ook die lustte daar wel pap van. Zo zie ik al die meiden, waarvan ik op één of twee na zelfs geen seks mee heb gehad, plots in die kleedkamer. Zittend op de grond, voorovergebogen tegen de muren, minimaal twee of drie pikken zoals die van Mussa in hen of op ze gericht, spuitend met zaad zoveel dat de vloer er glibberig van zou worden... En dan ergens in het midden natuurlijk Elise. Elise die zich in alle gaatjes laat nemen, die ontelbare zwarte pikken laat klaarkomen, en daarin Kamila meeneemt, nu ik er niet ben... Zoiets? Ja, verdomme zoiets. Windt het me op? Niet zozeer. Wel een beetje. Maar niet op de manier dat ik dat moest zien om er net zo van te kunnen genieten. Nee, dit was anders. We waren een jaar verder en alles was anders. Kamila was Elise niet. Maar wist Kamila dat ook? En waarom moesten ze dan nog na het feestje naar die sportschool? Ik slikte en werd dus onzeker. Maar ik liet het Kamila niet merken. Ik stelde een andere vraag om haar op het verkeerde spoort te zetten betreft mijn onzekerheden.
“Gaat Elise ook?” vroeg ik ten slotte.
Kamila bleef even stil. “Nee,” zei ze toen. “Ze komt morgen pas. Ze slaat het feest over.”
Ik haalde langzaam adem. Een deel van me was opgelucht: Elise niet in die sportschool, geen herhaling van die uit de hand gelopen nacht. Al maakte ik me wel zorgen over wat haar afwezigheid betekende. Elise wilde juist bij dit soort dingen aanwezig zijn, hield nooit afstand, behalve sinds onze breuk. Daarvoor ook wel, maar dat kwam omdat ze op Ameland zat. Maar ze wilde er wel altijd bij zijn. Nu was ze van Ameland, en juist nu zou ze dit feestje missen. Een feestje wat ongetwijfeld ook herinneringen bij haar zou oproepen. Al had ik echt geen idee welke. Haar afwezigheid was wel tekenend. En het was ook niet de eerste keer dat ze er niet bij zou zijn. Ze deed dat nu al maanden - hield zich stil en vermeed contact in de groep, had ik al van Kamila begrepen. Al zou ze dus wel de dag na het feestje komen om in ieder geval even hallo te zeggen.
“Raar voor haar,” mompelde ik, alsof ik dat echt vond. “Heb je enig idee waarom?” viste ik nieuwsgierig door.
Kamila klonk als iemand die haar schouders ophaalde. “Ik weet het niet. Ze is gewoon anders sinds… sinds jou, Lucas. Ze praat weinig, houdt zich op de achtergrond. Misschien zoekt ze rust, of wil ze iets zelf verwerken. Ik kan er mijn vinger niet op leggen.” zegt ze, maar zonder echt geïnteresseerd te klinken. Wellicht was Kamila wel de reden dat Elise zich afzonderlijk hield. Misschien moest daar ook nog een keer iets uitgepraat worden. Ik liet het nu maar rusten. Ik kon er niks aan doen. Ik kon alleen vrezen voor de komende avond waar ik dus niet bij was. En dan bleef ik maar tegen mezelf zeggen dat Kamila niet zoals Elise was. Ondanks alle dingen die ik over Kamila wist, van nu en uit het verleden...
Die laatste woorden van Kamila bleven hangen, ook nadat ik had opgehangen. Een paar vaste klanten druppelde om de beurt binnen, en ik hielp ze met een fles wijn uitkiezen, of iets anders, maar in mijn achterhoofd maalden de herinneringen door. Het schoot me weer te binnen hoe Elise en ik het ooit hadden, wat er was misgegaan, en hoe ik me ergens nog steeds schuldig voelde. Alsof ik verantwoordelijk was voor haar nu - terwijl we niet eens meer samen waren. Moest ik haar bellen, of appen? Beter van niet.
En het onrustige gevoel over Mussa’s after party bleef knagen, ook al zei Kamila dat het “vast niks” was. Zij wist niet wat er vorig jaar was gebeurd, niet in detail ten minste. Maar ik had het gezien, beleefd. En hoewel het me destijds geen jaloezie had gegeven, voelde ik nu wel een ongemakkelijke spanning. Een hoop dat niet weer iets ontwrichtends zou gebeuren. Het gaat al erg lang erg goed. Misschien wel te lang?
Nadat de laatste klant weer de winkel uit was, bleef ik even staan. De geur van pas geopend karton en de aanhoudende stilte gaven me de ruimte om te peinzen. Elise trok zich steeds verder terug, Kamila zag geen probleem in Mussa’s after party, en ik voelde me gevangen tussen opluchting en ongerustheid. Weer wat geleerd, dacht ik wel. Volgende keer gewoon meegaan!
Ik zocht het contact van Elise toch even op. Eerst alleen haar nummer, daarna ook in de chat zodat ik een foto van haar kon zien. Maar haar afbeelding was niet van haarzelf, slechts een illustratie die vast een of andere vage betekenis had die niemand zou kunnen raden. Ze zat vast in de put. En dat voelde niet goed. Maar eerlijk gezegd was hhet ook niet mijn probleem meer, dus ja. Uiteindelijk legde ik mijn telefoon neer en keek naar de volgende doos flessen die ik moest uitpakken. Dat was mijn probleem. Er lag nog werk. Dus geen probleem. En daarna maakte ik mij dus zowaar eerder zorgen om Kamila. Ik kon er niets aan veranderen, niet zonder mijn eigen zorgen op Kamila te projecteren - en ze had al genoeg aan haar hoofd in Rotterdam. Misschien was het inderdaad niks. Misschien zouden ze gewoon rustig wat drinken, lachen en naar huis gaan. Misschien zou Elise zich op haar eigen manier herstellen, zonder dat ik er ook maar iets aan kon bijdragen. Misschien, misschien, misschien...
Maar de herinnering aan die sporthal - aan de echo van Elise’s kreunen, Mussa’s harde stoten en mijn eigen verwarring - bleef me achtervolgen. Terwijl ik de doos openritste, voelde ik mijn hartslag in mijn keel. Ik wílde geloven dat het anders zou gaan dan toen. Elise was nu niet het probleem, slechts die nog niet volledig verwerkte herinnering.
Toch kon ik die angst niet helemaal onderdrukken. En dat terwijl ik er eigenlijk van overtuigd was dit verleden al lang en breed verwerkt te hebben. Dus niet.
Terwijl ik de telefoon in mijn zak stak, bleef het gesprek met Kamila door mijn hoofd spoken. Ze had haar gebruikelijke opgewekte toon, dat speelse randje in haar stem wanneer ze uitkeek naar een avond vol plezier. Maar dit keer klonk er iets extra’s in door. Opwinding. Een anticipatie die ik herkende, een tinteling in haar stem die ik al zo vaak had gehoord vlak voordat we zelf een zinderende nacht tegemoet gingen. Alleen dit keer was ik er niet. Dit keer waren het Sophia, Hyun en de rest van de vriendengroep die haar zouden omringen. En misschien... misschien ook Mussa. Ik slikte die gedachte weg, maar hij bleef ergens in de diepte hangen als een echo die ik niet volledig kon negeren.
Ik wilde mezelf afleiden. Iets anders om mijn gedachten op te richten. Maar zelfs terwijl ik met bestellingen bezig was, flitsen er beelden door mijn hoofd die ik niet zelf had bedacht – maar die zich als vanzelf vormden. Kamila, dansend op de muziek, een drankje in haar hand. Een blik van herkenning wanneer ze iemand ziet die haar nieuwsgierigheid prikkelt. Ze was altijd in controle, maar dat betekende niet dat de verleiding er niet was. En hoe vrij we ook waren in onze relatie, ergens in mij knaagde een stukje onzekerheid dat ik niet gewend was.
En toen, precies op het moment dat ik mezelf aanmaande om het los te laten, kwam zij binnen. Alsof het universum mij een andere optie voorhield.
Eke.
Ze stapte de winkel binnen zonder dat ik haar verwachtte, maar haar aanwezigheid was direct voelbaar. Misschien lag het aan de manier waarop ze haar haren nonchalant achter haar oor streek terwijl ze een snelle blik door de winkel wierp. Misschien was het de subtiele tint in haar wangen, alsof ze zichzelf had moeten overtuigen hierheen te komen. Of misschien was het iets anders. Iets diepers. Iets wat ik lange tijd genegeerd had – of gedacht had dat ik genegeerd had.
Het was die blik in haar ogen. Diezelfde blik die ik eerder niet wilde beantwoorden omdat het te veel betekende. Omdat het haar in een wereld zou trekken die niet de hare was. Maar vanmiddag... vanmiddag was ik anders. Mijn hoofd zat vol twijfel, vol gedachten die ik niet kon delen met Kamila. En Eke was er wél. Dichtbij. Veilig. Aanraakbaar.
Voor het eerst sinds tijden vroeg ik me niet af of ik haar op afstand moest houden. Voor het eerst dacht ik... waarom eigenlijk?
De middag drukte kwam in golven. Soms was het even hectisch – klanten die snel een fles whisky of een kistje bier meenamen, gevolgd door een lange stilte waarin alleen het gezoem van de koelers en het zachte geluid van Eke’s schoenen op de tegelvloer te horen was terwijl ze door de winkel liep. Ze had besloten toch te komen werken, zonder dat ik het had verwacht. Misschien had ze zich verveeld, misschien had ze behoefte aan afleiding, of misschien... misschien wist ze gewoon dat haar aanwezigheid altijd een effect op me had.
Ze zag er fris uit, alsof er een last van haar schouders was gevallen. Misschien had het gesprek met Willemijn haar opgelucht. Maar ze zei er niks over. Alsof alles wat we de afgelopen dagen hadden besproken, nooit was gebeurd. Alsof ze me niet had gezien terwijl Kamila me achter in de winkel had afgetrokken, mijn zaad bijna achterlatend op de grond terwijl ik trillend tegen de stelling aan stond terwijl Eke op het kantoor zat te leren met de monitor voor haar. Geen woord, geen blik die iets verried. Gewoon Eke, zoals ze altijd was. Of in ieder geval kon zijn.
We praatten luchtig over het weekend, over de komende week, over niks in het bijzonder. Geen zijdelingse opmerkingen, geen dubbelzinnigheden, geen speelse speldenprikjes. Gewoon werk. Dat voelde goed. Verfrissend, zelfs. Ik kon me concentreren op de winkel, op de klanten, op de bestellingen. Op iets anders dan de knagende gedachte aan Kamila, die zich op dat moment vast aan het optutten was voor een avond vol drank, muziek en... verleiding.
Eke vertrok rond etenstijd naar huis, zoals altijd op zaterdagen. Ik bleef. Niet omdat het moest, maar omdat ik geen haast had om naar huis te gaan. Ik belde nog een keer met Kamila. Ze klonk opgewonden. Niet omdat ze geil was, maar omdat ze uitkeek naar weer een avondje stappen. Kamila was niet per se iemand die elke avond uitmoest. In tegendeel. Maar zo na een lange tijd weer samen wat doen met haar vriendinnen, bracht haar het een en ander aan natuurlijke opwinding, kan ik me zo voorstellen. En altijd spannend, de avond voor het uitgaan.
De winkel ademde rust. Het zachte gezoem van de koelers en een nostalgisch ninetiesnummer op de radio vormden het enige geluid. Ik had het licht al gedimd en de deur afgesloten, het kleine belletje boven de deur was stil. Mijn avondeten – een simpel belegd broodje en een glas cola – stond half opgedronken op de toonbank. Condensdruppels gleden loom langs het glas omlaag en lieten kleine sporen achter op het hout.
Mijn telefoon trilde lichtjes, en Willemijns naam verscheen op het scherm. Haar bericht was kort, maar de ondertoon zei genoeg:
“Het gaat goed, ik ben er mee weggekomen. Maar ik wil even rustig aan doen. Snap je dat?”
Zelfs via de app proefde ik haar onzekerheid. Ze wilde zich verontschuldigen voor haar terughoudendheid, alsof ze bang was dat ik meer van haar verwachtte dan ze kon geven. Ik stuurde een geruststellend antwoord terug:
“Natuurlijk snap ik dat. Neem je tijd. Geen druk.”
Gisteren had ik haar de ruimte kunnen geven die ze nodig had. Een oefening in zachtheid en beheersing, voor ons allebei. Het was intens geweest, maar ergens was ik er ook dankbaar voor; ik vond het niet erg om nu even op adem te komen. Misschien was dat ook voor mij wel goed – de rust van een avond alleen, zonder prikkels.
Terwijl ik nadacht over hoe ik de rest van de avond zou besteden – misschien een film of lekker lang douchen – weerklonk de scherpe klingel van de bel. Kort, doordringend, alsof iemand een stilte wilde doorbreken die te lang had geduurd.
Het was Eke.
Ze stond half in de deuropening, haar schort over één arm gedrapeerd. “Ik dacht dat je misschien nog hulp kon gebruiken,” zei ze, alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat ze op dit late uur langskwam. Dat deed ze meestal niet, zo net voor sluiting.
Eigenlijk was alles al klaar. De winkel was schoon, de voorraden aangevuld. Maar ik zei er niets van. Er was iets aan haar komst dat ik niet wilde afwijzen. Misschien was het de manier waarop ze me aankeek – een stille belofte, een vage spanning die ik niet helemaal kon duiden. In elk geval was haar gezelschap welkom.
We begonnen aan de paar laatste klussen die nog resteerden. Er werd amper gesproken. Af en toe klonk er een zachte kuch of een zucht, meestal overstemd door de radio. Eke vulde hier en daar iets aan, ik dook het magazijn in om de voorraad te checken. Ons samenspel was bijna moeiteloos, alsof we allebei genoten van de stilte die ons verbond.
Toen er écht niets meer te doen was, bleef ik in het magazijn hangen. Voorin de winkel zag ik via de monitor hoe Eke de toonbank poetste. Het viel me op hoe precies ze elke beweging maakte, alsof ze in gedachten verzonken was. Ik zag haar even blijven stilstaan, haar vingers die langs haar pols gleden, haar lippen die kort op elkaar werden geperst voordat ze zacht zuchtte.
En toen voelde ik het, een golf van herkenbare spanning. Ik had de hele dag geprobeerd niet aan dat gevoel toe te geven, maar nu laaide het op, onmiskenbaar. Eke’s aanwezigheid had een zekere lading – iets wat niet zozeer in woorden, maar in elke blik en elke beweging zat verscholen. Een soort magie die bijna tastbaar in de lucht hing.
Mijn gedachten dwarrelden terug naar gisteren, naar Willemijn. Ik voelde dankbaarheid voor wat we samen hadden gedeeld: haar voorzichtige stappen, mijn geduld om haar te begeleiden. Ik was opgelucht dat ze de rust wilde nemen die ze nodig had. Maar tegelijkertijd rees er in me een andere vraag: Wat als niet Willemijn, maar Eke gisteravond bij me was geweest?
Het was een gedurfde gedachte. Onbewust voelde ik mijn mondhoeken even omhoog krullen. Eke had altijd al zo’n ondefinieerbare aantrekkingskracht op me gehad. Ze was niet alleen mooi, maar had iets ongrijpbaars – een combinatie van nuchterheid en mysterie. Het liet me nooit helemaal los. Het feit dat ze vanavond hier was, bleef hangen in mijn hoofd. Ze was niet gekomen omdat de winkel haar nodig had, maar omdat… ik haar misschien nodig had? Of omdat zij iets anders zocht? Ik was immers nog steeds alleen dit weekend.
Ik schudde mijn hoofd en dwong mezelf om weer op de realiteit te focussen. Met enige moeite tilde ik een doos flessen op en sjorde die naar de stelling achterin. Maar hoe ik het ook probeerde, mijn gedachten dwaalden onvermijdelijk af naar Eke. Ze was daar, slechts een paar meter verwijderd in de winkelruimte. En ik kon het niet laten om op het beveiligingsscherm te blijven kijken, gefascineerd door haar rustige, beheerste bewegingen.
Buiten werd het langzaam donker, en ik bedacht me dat Kamila – iemand anders die me net zo dierbaar was, maar met wie ik een heel ander soort band had – zich nu vast klaarmaakte voor een feestje waar ik niet bij was. Hoe zij in een korte jurk en hoge hakken door de nacht zou dansen, terwijl ik hier in een bijna verstilde winkel stond, alleen met Eke. Alsof het opeens duidelijk werd wat me te doen stond. Was het niet Kamila die mij overgeil achterliet met Eke als waarschijnlijke toeschouwer?
In plaats van Kamila’s beeld doemde Eke’s silhouet voor mijn geestesoog op. Ik zag haar lach, haar ogen, haar manier van kijken die vaak een vleugje ondeugendheid verraadde. Op het scherm poetste ze nog steeds, maar haar houding was veranderd – alsof ze van plan was te blijven, alsof ze niet zomaar weg zou gaan na deze paar klusjes.
En plotseling besefte ik: Ik wíl niet dat ze weggaat. Ik voelde me egoïstisch, maar er was iets in de stilte tussen ons dat uitnodigend en spannend was. Alsof we allebei wachtten op een moment om elkaar in de ogen te kijken en hardop te zeggen wat er echt leefde.
Ik zette de doos neer en strekte mijn schouders, ademhalend in de halfdonkere ruimte. De radio speelde een langzame ballad, en het leek perfect te passen bij de sfeer van deze avond – een sfeer van onuitgesproken verlangens en nieuwe mogelijkheden.
Met een laatste blik op het scherm – op Eke’s enigszins gespannen gelaat – besloot ik dat ik mijn angsten en twijfels niet langer de overhand wilde laten krijgen. Ik veegde mijn handen af aan mijn broek en liep naar de deur van het magazijn, klaar om haar gezelschap op te zoeken in de leegte van de winkel.
En terwijl ik de klink omlaag duwde, wist ik zeker dat ik die ene gedachte, over hoe een nacht met Eke zou zijn, nooit meer helemaal uit mijn hoofd zou kunnen verbannen.
Eke’s schort hangt losjes over haar arm als ze aangeeft klaar te zijn. Haar ogen staan vermoeid, maar haar houding straalt nog steeds een zekere trots uit. Ze had, zoals altijd, hard gewerkt. Dat was Eke. Prachtig, maar nooit lui. Ze werkte altijd keihard. En misschien, heel misschien, deed ze dat ook een beetje voor mij. Die gedachte spookte vaker door mijn hoofd dan ik wilde toegeven.
Ik bied haar een drankje aan. “Je hebt het verdiend,” zeg ik luchtig, terwijl ik zelf trek had in iets sterkers.
Ze kijkt me even onderzoekend aan en laat haar blik speels langs de rijen flessen achter me dwalen. “Dus Willemijn krijgt wel wijn met Kamila, maar ik mocht nooit een druppel?” merkt ze plagend op.
Ik grijns. “Tijden veranderen.”
Ze trekt haar wenkbrauwen op. “Dan wil ik iets wat ik niet ken. Iets waar jij dan een mooi verhaal bij hebt.” De sfeer is vriendelijk en vrolijk. Ik merk de uitdaging in haar stem zeker wel op.
Mijn blik dwaalt over de flessen, tot ik bij een van de exclusievere keuzes blijf hangen. “Armagnac,” zeg ik, terwijl ik een fles pak en een klein glas inschenk. “Een Franse brandy. Rokeriger dan cognac, met meer karakter. Iets minder verfijnd, maar juist daarom lekker.” Ze schrikt eerst even op. Ze kent de fles. Die verkopen we maar zelden. De laatste keer bij haar. €120,00 per fles.
Ze neemt het glas voorzichtig aan, ruikt even en rimpelt haar neus. “Dat klinkt echt als een omschrijving van jou,” zegt ze met een plagerige ondertoon. Kort maar krachtig, hield ik het vaak.
Ik glimlach. “Drink maar.” zeg ik, omdat ik zie dat ze zich bijna schuldig voelt dat ik die fles zomaar had opengetrokken.
Eke neemt een kleine slok, en haar gezicht vertrekt onmiddellijk. Ze huivert, schudt haar hoofd en kijkt me met grote ogen aan. “Gadverdamme, Lucas!” Dat was bijna een vloek, zo vies vond ze het.
Ik schiet in de lach, maar tot mijn verbazing slikt ze het door en slaat de rest achterover. “Ugh, bah!” mompelt ze, terwijl ze het glas op de toonbank zet. Buiten is het al donker. Terwijl zij bijkomt laat ik de roosters zakken die ons verder afsluiten van de buitenwereld. Het valt haar niet eens op. Ik doe het bijna onbewust. En dan keer ik me weer tot haar alsof er niks aan de hand is.
Ik drink mijn slok wat bedachtzamer, genietend van de warmte die zich langzaam verspreidt. Ondertussen loopt ze naar de koelkast, pakt een blikje fris, trekt het open met een zachte klik en neemt een grote slok. Ik volg haar bewegingen met mijn ogen, let op hoe ze haar schouders iets ontspant, hoe haar heupen zich subtiel verplaatsen. Ze is hier om een reden. Dat kon gewoon niet anders. En wat een timing. Een betere afleiding kon ik me niet wensen, wetende dat Kamila waarschijnlijk ook al drank aan het achteroverslaan was, en na mijn generale repetitie met Willemijn gisteren, lijkt dit het moment om ook Eke te veroveren. Met alle consequenties vandien.
En dan begint ze te praten.
Niet over iets specifieks, niet met een duidelijk doel. Gewoon praten. Over afgelopen zomer. Over mij en Kamila. Over hoe ze ons zag. We lachen en kijken elkaar met twinkelende ogen aan. Het is leuk om met Eke te kletsen. Zoals altijd. Ik hoor haar stem graag. Zijn hangt aan m'n lippen. Maakt niet uit wat we zeggen. Maar als alles gezegd lijkt, voel ik dat ze nog niet naar huis wil. Er valt een stilte. Haar ogen dwalen even af naar een hoek van de winkel. Net iets te lang, en ik voel de spanning stijgen. Haar spanning terwijl ze zich oplaadt mij iets te willen vertellen. Ik slik zelfs even. En ik wacht geduldig af. Geduld was de sleutel.
Dan valt het ineens, bijna terloops, maar met een onmiskenbare lading.
“Ik heb spijt.”
Ik knipper even. Ze zegt het zo plotseling dat ik niet eens zeker weet waar ze op doelt. Dus zwijg ik rustig verder, laat haar de ruimte om verder te gaan.
Ze zucht. “Na ons gesprek... Ik heb er veel over nagedacht. Over alles.”
Ik zeg nog steeds niets. Geef haar de tijd. Had ze het over ons, of over iets anders?
Dan, na een stilte: “Ik heb niet alleen spijt van hoe ik tegen Willemijn heb gedaan. Maar ook... van mezelf.” Ze had het dus over iets anders, over Willemijn. Maar nu niet meer.
Ze durft me niet aan te kijken. Haar vingers friemelen aan het glas in haar hand.
Mijn ademhaling wordt iets trager. Hier komt iets wat ze al lang in zich heeft gedragen. Iets wat ze nu, onder invloed van een slok brandy en misschien de veiligheid van deze late, rustige avond, eindelijk durft uit te spreken. “Ik had de kans,” zegt ze dan, zachter. “En ik heb hem laten gaan.”
Ik frons. “Welke kans?”
Nu kijkt ze wel op. Recht in mijn ogen. “Jou.” Ik slik. Voel de zwaarte van haar woorden op me neerkomen. “Ik wilde je. Toen al,” vervolgt ze, terwijl ze haar blik nu niet meer afwendt. “Ik dacht... ik dacht dat als ik afstand hield, als ik je liet gaan, dat het over zou gaan. Maar dat deed het niet.”
Haar stem wordt iets steviger. “Ik zag hoe het ging met Elise. En ik wist dat jij beter verdiende. Beter dan al die... al die dingen die je toen deed.” Ze schudt haar hoofd. “Maar Kamila... Ik had nooit verwacht dat je haar zou vinden. Zo snel al. Iemand zoals zij. Ik wist niet dat jullie al...”
Een bittere glimlach trekt over haar lippen. “En nu zie ik het. Ze is perfect voor je, hè?” Ik slik opnieuw. Wat moest ik hierop antwoorden? Ze verrast me in korte tijd een paar keer. Dan zakt haar stem. “Maar... misschien was ik dat ook wel geweest.”
Ze haalt diep adem, alsof ze zich schaamt voor haar eigen woorden. Ze is zo eerlijk. Ik had niet voor mogelijk gehouden dat zij dat kon. En dat dit dan die waarheid zou zijn. Ze heeft gelijk. Ik kan haar geen ongelijk geven. Ze had haar kans gehad. En toen liep ze weg. Omdat ik was wie ik was.
Ik adem diep in en zeg haar naam. Rustig. Dat is genoeg om haar te laten bevriezen. Want ik ben hier. Ik sta voor haar. Ze heeft het tegen mij. Dit wat ze al zo lang gedacht moest hebben, had ze nu uitgesproken tegen mij. Even is het stil. Dan vraag ik: “Waarom vertel je me dit nu?”
Ze bijt op haar lip, wrijft met haar duim langs de rand van het glas. “Omdat ik jaloers ben,” geeft ze toe. “Omdat ik zie hoe gelukkig je bent. En omdat ik... omdat ik niet weet hoe ik dat gevoel van spijt moet laten verdwijnen.” Haar eerlijkheid is verbluffend. Het breekt me zelfs. Eke was nooit iemand die zich zomaar blootgaf. Maar nu, hier, in deze kleine, warme winkel waar we samen al zo veel uren hadden doorgebracht, deed ze het wel. Al die onderhuidse spanning kwam nu wel bovendrijven.
Ik knik langzaam. “Denk je... dat je weer een kans hebt?” vraag ik, mijn stem bedachtzaam. Ze aarzelt. Maar dan knikt ze. “Ja,” fluistert ze. “En dat weet ik, omdat ik weet dat Kamila er niet is.” Mijn maag trekt samen. Een gevatte uitspraak. Ze kent me misschien wel beter dan ik dacht. Dus dit is het. De conclusie waar ze naartoe werkt. Ze weet dat het niet mag. Maar ze kan het niet helpen. Ik laat haar tobben met haar gedachten. Laat haar zich realiseren dat ze een grens overschrijdt. Maar ik weet ook: die grens is niet meer zo duidelijk als hij ooit was. Als Kamila er is, zie ik plots ook geen grenzen meer. Dat had ik al bewezen. De vraag of er grenzen zijn, is nog iets waar over te discussiëren valt als het gaat om Kamila, maar ze zijn er vast.
Mijn woorden blijven tussen ons in hangen, zwaarder dan de geur van de drank die nog in de winkel hangt. Ik heb haar alles verteld. Niet in detail, maar precies genoeg om haar te laten begrijpen waar ze aan begint – waar ze misschien al aan begonnen is, zonder dat ze het zelf doorheeft.
Eke’s blik is gefocust, haar lippen net iets van elkaar, alsof ze iets wil zeggen maar de woorden niet goed kan vinden. Haar vingers draaien gedachteloos rond de rand van haar glaasje, een subtiele uiting van de onrust in haar hoofd. Ik heb haar herinnerd aan waarom ze destijds afstand hield, waarom ze ervoor koos om haar kans te laten gaan. Omdat ze wist wie ik was. Wat ik deed met Elise. Of misschien wel Elise had laten doen. Eke had dat veroordeeld, en was weggelopen. Omdat ze wist waar ik toe in staat was. En nu sta ik hier, en ik ben nog steeds dezelfde persoon. En zij?
Ze knikt langzaam. Ze weet het. Toch heeft ze spijt.
Dat doet me glimlachen. Niet omdat ik haar leed koester, maar omdat ze, ondanks alles, tóch dichterbij wil komen. Misschien zelfs dichter dan ik zou moeten toelaten. Ze weet dat ik niet veranderd ben. En dat maakt het juist spannend. Ook voor haar, dus.
“Ik weet wie je bent,” zegt ze uiteindelijk. Haar stem is zachter dan eerst, alsof ze die woorden eerst aan zichzelf moet bevestigen. Alsof het even geduurd heeft voordat ze het zich gerealiseerd had. En het was een realisatie die haar dus niet afschrok of teleurstelde. “En ik weet wat jij en Kamila hebben. Wat jullie... doen.” Ze bijt kort op haar lip, wendt haar blik even af en staart naar haar vingers. Ik slik als ik haar dit zie doen. “Maar ik had niet eens hoeven wachten tot Kamila weg was, hè?” stelt ze me scherp.
Ik schud rustig mijn hoofd. “Nee, inerdaad. Als je echt dacht dat je een kans had, dan had je daar niet op hoeven wachten.”
Ze kijkt me aan, haar blauwe ogen glinsteren in het zachte, kunstmatige licht van de winkel. Ze weet dat ik gelijk heb. Ze weet hoe open Kamila en ik zijn. En ergens, diep vanbinnen, wist ze dit al. En toch had ze gewacht. Toch zit daar meer onder. Dit is niet alleen jaloezie. Niet alleen spijt. Dit is verlangen.
Ik voel de sfeer veranderen, iets dat me een fractie van een seconde op scherp zet. Haar blik op mijn gezicht, haar lichaamstaal – het is subtiel, maar ik zie het. Dit is niet zomaar een bekentenis. Dit is een toenadering. Net als een paar avonden terug. Wat ik toen gezegd had, had effect gehad. Maar niet het effect wat ik verwacht had. Het is hier dat ik de lijn moet trekken. Alweer. Of niet.
Ik zucht zacht en neem een slok van mijn glas, voel de warmte van de Armagnac in mijn keel branden. En dan begin ik te praten. Niet direct om haar af te schrikken – maar om haar te testen.
“Je weet waar Kamila nu is, toch?” Mijn stem is bedachtzaam. Eke knikt, haar schouders iets gespannen. “Bij haar vriendinnen,” bevestigt ze.
Ik draai mijn glas rond in mijn hand en kijk haar aan. “Bij haar vriendinnen,” herhaal ik. “Maar denk je dat ze alleen met hen vriendinnen is?”
Een subtiele frons verschijnt tussen haar wenkbrauwen. “Wat bedoel je?”
Ik leun iets naar achteren en bestudeer haar reactie terwijl ik rustig verder praat. “Die groep, waar Kamila nu weer in zit... dat zijn geen gewone vriendinnen. Dat zijn mensen die geen regels hanteren zoals wij dat doen.” Ik zie haar ademhaling versnellen, een teken dat ze me probeert te volgen. “Ze verkennen elkaars grenzen, ze testen elkaar. Vaak op manieren die verder gaan dan alleen vriendschap.” Dit was wat ik en Elise deden, moet ze vast al denken. Maar het stopte niet bij Elise.
Ze kijkt me strak aan. “Je bedoelt...?”
Ik knik langzaam. “Seks,” zeg ik eenvoudig. “Veel van hen hebben met elkaar geslapen. Misschien niet allemaal, maar genoeg. En Kamila? Die houdt zich daar ook niet buiten.”
Eke’s mond opent zich even, alsof ze iets wil zeggen, maar dan sluit ze hem weer. Haar blik zoekt iets in de mijne, misschien een teken dat ik overdrijf. Maar ik overdrijf niet. Niet echt. Ik laat alleen strategisch bepaalde details weg. Ik zeg haar niet met wie ze het bed deelt. Met wie ze seks heeft gehad. Laat staan dat ik zelf bekend maak met hoeveel vriendinnen van Elise en Kamila ik het al had gedaan.
Ik ga verder, mijn stem laag en beheerst. “Ik was daar vroeger ook onderdeel van, Eke. Elise ook. Toen ik nog met haar samen was, had ze seks met anderen. En ik... ik keek toe. Of ik deed mee.”
Ze trekt haar wenkbrauwen op, maar ik zie dat ze het niet helemaal kan verwerken. Alsof haar brein worstelt met wat ze hoort. De Eke die ik ken, de Eke die in de kerk zit en gelooft in liefde en trouw, vecht hier met iets wat haar prikkelt. Ik deed m'n uiterste best eerlijk te zijn. Dat was mijn voornaamste doel. Ik leun naar voren. “Ik vertel je dit niet om je te laten schrikken,” zeg ik, en ik meen het. “Ik vertel je dit omdat als jij hier nu staat, denkend dat je spijt hebt... Je beter goed moet nadenken over wát je mist.”
Eke blijft stil. Ik kijk haar lang aan, laat de woorden zakken. Dit is de breeklijn. Dit is het moment dat ze kan terugtrekken. Of... Ze slikt. Haar vingers klemmen om het glaasje. Maar ze kijkt me niet meer weg. Ze kijkt me alleen maar aan. En ik weet: die grens, die eerst nog zo duidelijk was, is verdwenen. En dan heb ik het over haar grens...
Ik zie haar schouders dan iets opspannen, alsof er een ongemakkelijke kramp door haar buik trekt. Ze heeft het moeilijk met mijn woorden, dat zie ik aan de manier waarop haar vingers net iets te strak om het glaasje blijven klemmen, maar ze blijft staan. Blijft kijken. Blijft luisteren. En dat is misschien nog wel het meest veelzeggende van alles. Dit was de über-refo Eke. Die haar vriendin zo vernietigend hard had veroordeeld op het feit dat ze iets deed wat volgens onze lieve Heer niet mocht. Haar lieve Heer, ten minste. En nu stond ze daar naar mij te luisteren alsof het normaal was. Alsof ze het kon accepteren, en er zelfs aan denkt hoe het zou zijn er deel vanuit te maken. De wereld op z'n kop. Iets wat ik zeker niet verwacht had.
Ergens had ik verwacht – misschien zelfs gehoopt – dat ze geschrokken haar hoofd zou schudden, dat ze met een zenuwachtig lachje zou zeggen dat ze zich had vergist, dat ze nooit echt dacht dat er een kans was. Maar dat doet ze niet. Ze blijft hier, en dat betekent iets.
Dan, bijna achteloos, alsof ze het eerst tegen zichzelf wil zeggen om te horen hoe het klinkt, laat ze de woorden vallen. "Ik kan ook... dingen." Mijn blik vernauwt zich een fractie. Hoor ik dat nou goed?
Ik weet met absolute zekerheid dat Eke nog nooit een jongen gehad heeft. Geen vriendje, geen scharrel, niets. De enige échte 'man' in die zin in haar leven ben ik, al is het nooit op die manier geweest. Rens en Adil waren maar jochies. Maar nu staat ze hier, met een verhitte blos op haar wangen en haar ogen die nét te snel naar beneden flitsen als ze dat zegt. Iets wat ze al langer wilde zeggen. Daar is geen twijfel over. En dat betekent dat ze er ook lang over heeft nagedacht. Over ons. In bepaalde opzichten.
Ze weet dat ze zich blootgeeft met die ene zin. En ik weet dat ik haar reactie niet moet onderschatten. Ook dit doet veel met mij. Mijn handen jeuken om zich aan haar te vergrijpen, om te zien of dat zo is. Zoals ik dat eerder bij haar gehad heb. Ik kan niet ontkennen dat ze zegt wat ik wil horen. Ik weet alleen niet goed of zij zich daar bewust van is.
Ik laat een stilte vallen. Niet te lang, maar lang genoeg om haar te laten voelen dat ik haar serieus neem. Dat ze dit niet zomaar kan zeggen zonder dat ik er iets van ga vinden. "Wat bedoel je?" vraag ik uiteindelijk, al weet ik dat ze daar zelf misschien nog geen antwoord op heeft. Ze slikt, en ik volg de subtiele beweging van haar keel. "Ik bedoel... Ik weet dat ik niet ben zoals..." Haar stem stokt even. "Zoals zij." Haar ogen flitsen kort naar beneden. Alsof ze zich ineens pijnlijk bewust wordt van haar eigen lichaam. Alsof ze nu pas voelt dat zij inderdaad anders is dan Kamila, dan Elise. Haar rug is rechter, haar houding strakker, maar er zit iets kwetsbaars in haar ademhaling.
"Maar ik kan ook dingen." Haar stem is zachter nu, zoekender. "Niet zoals zij. Niet zoals Kamila en haar vriendinnen. Maar ik kan dingen voor jou doen." Mijn ademhaling vertraagt. Mijn hart slaat een slag over. Niet zoals Kamila. Niet zoals Elise. Niet zoals dat losgeslagen groepje vrienden in Scheveningen. Maar op haar manier. Het raakt me. Ik raak bijna geëmotioneerd, zoals ze het zegt. Zoals alleen Eke het kan zeggen. Ik kijk haar aan, diep, en vraag me af of ze wel begrijpt wat ze zegt. Ik kan haar helpen ontsnappen. Zeker. Ik kan haar iets laten voelen wat ze nog nooit heeft gevoeld. Maar ik weet ook: als ik haar nú raak, is er geen weg meer terug.
"Ik denk niet dat we elkaar helemaal begrijpen," zeg ik rustig. Dat ik zo rustig blijf, is een klein wonder te noemen. Ze fronst. "Hoe bedoel je?" Ik zucht, leun iets naar achteren en steun met mijn handen op de rand van de toonbank. Niet om afstand te creëren, maar om mezelf te dwingen dit goed te doen. "Eke... Wat is het dat je precies wil?"
Ze kijkt me onzeker aan. Haar lippen net iets te lang op elkaar geperst. Haar vingers friemelen nerveus aan het glas. Ze ademt in alsof ze iets wil zeggen, maar laat de lucht dan weer ontsnappen zonder een woord. Wil ze Kamila vervangen? Wil ze zich bewijzen? Of wil ze gewoon iets meemaken, gewoon één keer? Dan schudt ze haar hoofd. "Ik weet het niet," fluistert ze uiteindelijk. "Ik weet alleen dat ik spijt heb. En dat ik niet wil dat het te laat is." Haar stem trilt op de laatste woorden. Ik knik langzaam. We proberen elkaar te begrijpen.
Dit is anders dan met Willemijn. Dit is geen onschuldige nieuwsgierigheid, geen verlangen naar ontdekking zonder consequenties. Dit is een innerlijke strijd. Een meisje die haar geloof, haar principes, haar verlangen en haar schuldgevoel in de knoop voelt raken, en mij ziet als de enige die die knoop kan ontwarren. Kan ik dat? Maar ik voel ook: ze wil enerzijds precies hetzelfde als Willemijn. En dat is iets met mij ervaren. Ze weet het alleen nog niet helemaal zeker. En ik? Ik weet dat als ik haar nú kus, als ik haar nú de bevestiging geef dat ze mij zoekt, ze mij nooit meer loslaat. Maar wist ze wel waar ze om vroeg? En kon ik haar dat geven? Of, misschien nog wel belangrijker... mocht ik haar dat geven?
Ik weet niet wat ik precies had verwacht na alles wat hier de afgelopen tijd gebeurd is, maar Eke confronteert me met een realiteit waar ik nooit helemaal grip op heb gekregen. Met Willemijn had ik gisteren een hernieuwde kant van mezelf gezien, een zorgzame, geduldige kant die zich volledig had gericht op haar ontdekkingstocht. Met Kamila was ik altijd mezelf geweest - vrij, gepassioneerd, intens, zonder rem. Maar met Eke? Eke was altijd een vraagteken gebleven.
Van alle meisjes in mijn leven was zij degene die ik nooit helemaal had kunnen plaatsen. Mijn gevoelens voor haar waren er, altijd al. Soms meer, soms minder. Maar het verschil met Willemijn, met Kamila, met alle anderen... was dat er iets in mij was dat haar niet volledig durfde toe te laten. Misschien omdat ik wist dat als ik haar zou nemen, ik haar voorgoed zou verliezen. Of misschien omdat zij, ondanks haar vroomheid en haar schijnbare afkeer van mijn levensstijl, me nu ineens probeerde te overtuigen dat ze tóch een stukje van mijn wereld wilde begrijpen.
"Ik kan ook... dingen." Haar woorden blijven hangen. Ze denkt dat ze iets moet bewijzen. Misschien aan mij. Misschien aan zichzelf. Maar ik ben niet zeker of ze begrijpt waar ze aan begint. En ik weet dat ik haar moet stoppen.
"Dit moeten we niet doen." Mijn stem is vast, zonder twijfel. Eke knippert, haar adem stokt kort. Ik weet niet wat ze zoekt in mijn gezicht - spijt? Twijfel? Misschien een teken dat ik dit eigenlijk wél wil. Maar ik geef haar niets. Alleen de waarheid. "Je hebt inderdaad je kans gehad," vervolg ik. "Maar die heb je niet gepakt. Sorry." Mijn woorden snijden, dat zie ik. Ze heeft moeite om iets terug te zeggen, alsof ze het niet volledig wil accepteren. Haar kaak verstrakt, haar schouders spannen.
Maar ik ben niet klaar. "Twee avonden terug hadden we ook wat kunnen doen. Toen koos ik anders." Ik kijk haar strak aan. "Nu ook. En dat moet je maar accepteren. Je bent niet zoals wij." Daarmee is het klaar. Voor mij, in ieder geval. Maar niet voor haar. Ik denk echt het beste met haar voor te hebben. Ik wil haar niet kwetsen. Maar ik voel aan alles dat als dit escaleert, ik haar nog veel meer zal kwetsen. Ik hoop dat ze dat ooit een keer begrijpt.
De stilte die volgt is verstikkend. Niet het soort stilte dat je voelt na een ongemakkelijk gesprek, maar een stilte die iets dreigends heeft. Alsof ik haar ergens heb geraakt waar ik niet had moeten raken. "Jij denkt dat je alles weet," zegt ze uiteindelijk. Haar stem is laag, beheerst, maar ik hoor de emotie erin. Ze bijt van zich af. Ze is beledigd. Ze voelt zich afgewezen. Alweer. Ze weet dat ze inderdaad haar kans gemist heeft. En toch druipt ze niet af, maar bijt ze van zich af. "Dat je alles begrijpt. Dat je precies weet wie ik ben."
Ik frons. "Eke..." Maar ze schudt haar hoofd, alsof ze zichzelf beveelt om niets meer te zeggen. "Laat maar," mompelt ze. Dit doet me veel pijn. Ik haat haar zo te zien. Zo te horen. Haar dit aan te doen. Ze kijkt even opzij, naar de lege winkel. Ik zie de radartjes in haar hoofd draaien. De strijd in haar ogen. Ik weet dat ik gelijk had. Maar waarom voelt het dan niet zo? "Eke, zeg het maar," probeer ik. Ze haalt diep adem. Haar blik, nog steeds even fel, zoekt de mijne.
"Jij bent niet de enige die veranderd is, Lucas," fluistert ze. "Misschien ben ik ook niet meer zoals jij denkt." klinkt ze fel, maar ook hoopvol. Zou ik het dan eindelijk begrijpen? Zo kijkt ze me nu aan. Maar ik begrijp het niet. Ik hou haar blik vast, zoekend naar wat ze bedoelt.
Maar Eke heeft haar grens bereikt. "Ik ga naar huis," zegt ze plotseling. Kort, krachtig, zonder verdere uitleg. Ze hangt haar schort netjes terug op de haak en loopt zonder nog een woord te zeggen naar de deur.
Ik blijf achter. Ik kijk haar na. En ik vraag me af… Heb ik net echt de juiste keuze gemaakt? Of heb ik iets verloren wat ik nooit meer terug zal krijgen?
Ik blijf achter in de lege winkel, mijn handen losjes in mijn zakken, terwijl de deur achter Eke langzaam dichtvalt. De stilte die ze achterlaat is zwaar. Niet omdat ik twijfel aan mijn keuze—ik weet dat ik gelijk had, dat ik haar moest stoppen voordat ze iets deed waar ze later spijt van zou krijgen. Maar omdat ik voel dat dit niet het einde is.
Ze is niet zoals wij. Dat heb ik haar gezegd. Maar misschien was dat een leugen. Misschien was dat een leugen die ik mezelf probeerde wijs te maken.
Ik adem diep in en strijk met mijn hand over mijn gezicht. De warmte van de winkel, het gedempte gezoem van de koeling en het zwakke licht dat over de flessen valt—alles voelt plotseling verstikkend. Ik draai me om, wil naar het magazijn lopen, weg van de plek waar Eke net stond, weg van haar geur die nog subtiel in de lucht hangt. Maar dan hoor ik het.
Het zachte geluid van schoenen op de tegelvloer.
Niet van buiten, maar van binnen. Ik bevriest kort. En dan draai ik me langzaam om.
Ze staat daar. Nog steeds. Geen jas aangetrokken. Niet met haar rug naar me toe, niet met haar hand op de deurklink, maar terug op dezelfde plek. Alsof ze nooit is weggegaan. Haar blik is anders. Nog steeds geladen, maar minder gesloten. Alsof het gevecht in haar hoofd nog niet is gestreden. Alsof ze zelf nog niet weet of ze moet blijven of gaan.
Onze blikken kruisen. Mijn lichaam is nog gespannen van de confrontatie van net, mijn hartslag voelt iets te aanwezig in mijn borst. Haar lippen zijn net iets van elkaar, alsof ze iets wil zeggen maar niet weet hoe.
"Je denkt dat je alles weet," herhaalt ze. Maar deze keer is haar toon anders. Minder afwijzend. Meer zoekend.
Ik leun tegen de toonbank, mijn handen stevig op het oppervlak, alsof ik mezelf daarmee stabiliseer. "Ben je terug om me ongelijk te bewijzen?" vraag ik langzaam.
Ze haalt diep adem, haar vingers tasten even langs de rand van de toonbank alsof ze zich eraan wil vasthouden. Alsof ze nog één moment heeft om weg te lopen, om het hier te laten eindigen.
Maar ze blijft. En als ze haar glas van eerder oppakt, haar vingers net iets te strak om de rand, weet ik dat dit gesprek nog niet voorbij is. Het is haar keuze. Ze had kunnen vertrekken. Ze had de deur achter zich dicht kunnen trekken en alles achter zich kunnen laten. Maar iets—iets wat ze zelf misschien nog niet helemaal begrijpt—dreef haar terug de winkel in, recht naar mij toe. In die zin lijkt het een herhaling van zetten. Nu op één avond, in plaats van een heel half jaar.
Eke houdt haar glas vast, haar vingers net te strak om de rand, alsof ze zich eraan vastklampt. Het laatste restje frisdrank trilt mee op het ritme van haar ademhaling. Ze is nerveus. Ik zie het aan haar schouders, aan de manier waarop ze naar het etiket op de fles Armagnac staart in plaats van naar mij.
"Waarom kijk je zo?" vraagt ze uiteindelijk, zonder me aan te kijken. Haar stem is laag, beheerst, maar ik hoor iets anders eronder. Ik leun iets naar voren, net genoeg om haar aandacht te vangen. "Omdat ik niet zeker weet of je hier bent om je spijt te vergeten, of om jezelf te bewijzen." Ze rilt. Heel even maar. Dan ademt ze diep in en kantelt haar hoofd. Haar ogen glinsteren onder het gedimde licht. "En jij?" kaatst ze terug. "Denk je dat als je me toen had gekozen, dat je nu hier zou staan?"
Ik trek een mondhoek op, maar er zit weinig amusement in. "Nee," zeg ik. "Maar dan zou jij ten minste niet elke nacht fantaseren over hoe het wél had kunnen zijn." Het lijkt een venijnig spel van verwijten en uitdagen te worden. Maar elk woord berust op een waarheid. Ze sluit haar ogen even, als een reflex tegen de woorden die harder binnenkomen dan ze wil. Maar ze houdt haar hoofd hoog als ze weer opkijkt. "Fantaseren is makkelijker dan echt voelen," zeg ik zacht.
Eke knijpt haar vingers nog steviger om het glas. "Dus je denkt dat ik niks voel?" Haar stem trilt. Ik schud mijn hoofd. "Ik denk dat je bang bent voor wat je voelt." Ze lacht kort, een bittere, nerveuze lach. "Jij bent niet de enige die bang is," zegt ze. Weer raak. We zeggen elkaar zoveel in dit moment. Maar we lijken het niet helemaal te beseffen. Nog niet. Angst regeert. Maar drijft ons ook steeds verder in dit moment. En toch dichter naar elkaar.
We laten de woorden tussen ons in hangen. Het zou makkelijker zijn om de stilte te laten spreken, om elkaar niet verder te dwingen tot iets wat we niet meer terug kunnen nemen. Maar we zijn al te ver. Ik stap dan toch dichterbij, langzaam, alsof ik haar de kans geef om weg te lopen. Maar ze blijft staan. Haar blik is gefocust, haar ademhaling sneller. Ik weet wat ze wil. Waarom ze hier is. Waarom ze altijd hier is als dat kan. En waarom ze terug is gekomen. Ik weet het. Ik voel het. Ik wil het.
"Zeg het," daag ik haar uit. Ze slikt. "Wat?" Ik leg mijn hand voorzichtig op haar heup, een lichte aanraking, maar ze verstijft eronder. Ze is zo dichtbij. Onze ogen laten elkaar niet gaan. Ze had hier niet op gerekend. Of misschien juist wel. "Zeg dat ik niet anders ben dan die jongens die je altijd veroordeelde," fluister ik. Ze is niet voor niks single. Alles had z'n redenen. Niemand was goed genoeg voor haar. Of voor haar geloof. En ik wel? Laat me niet lachen. Maar ze was hier. Bij mij.
Ze staart naar mijn borst, haar lippen net iets van elkaar. "Dat ben je wel," zegt ze uiteindelijk, haar stem nauwelijks hoorbaar. "En dat is precies waarom ik hier ben." Het is laatste wat ik wilde horen. Wat ik blijkbaar nodig had. Zodat ik weet dat Eke het begrijpt. Wie ik ben. Wie zij is. Wat dit kan worden, of hoe dit kan eindigen. Dat kan dan geen verrassing meer zijn. Mijn vingers glijden langs de rand van haar broek, over de stof, net niet naar binnen. Ik voel hoe gespannen haar lichaam is, hoe ze op haar adem moet letten om niet te beven. Ik vraag me af of ze dat zelf doorheeft. Ze stopt me niet. Ik doe ook niks. Nog niet. Maar ik wil het wel. Dat maak ik haar duidelijk. Ik zie haar hart kloppen. Dat van mij klopt minstens zo hard.
"Als ik je had genomen toen, had je me dat ooit vergeven?" vraag ik plots. Als ik haar van de winter niet zomaar had laten gaan, bedoelde ik. Eke huivert. Haar ogen knipperen snel, alsof ze tegen een antwoord vecht. Dan ademt ze uit, heel zacht. "Nee," fluistert ze. Dat was het verschil. Toen zou ze het me niet vergeven hebben. Ze zou zich mee hebben laten nemen in het moment, maar achteraf zou ze het me niet kunnen vergeven. Dat wisten we toen al. Daarom gebeurde het niet. En nu bevestig ze dat. Niet om die reden. Maar om te bevestigen dat ze inderdaad veranderd is. Mijn hand blijft waar hij is. "Of had je me dan nog meer gewild?" lach ik naar haar, omdat ik voel dat ze me sindsdien alleen maar meer is gaan willen.
Haar adem stokt. Ik zie hoe haar lippen willen vormen tot een woord, maar ze slikt het in. Dan, na een lange stilte, knikt ze. Niet groot, maar net genoeg. We staan zo dicht bij elkaar dat ik haar warmte voel, de spanning die haar spieren verstijft, de onuitgesproken twijfels die tussen ons in zweven. Maar ik moet het zeggen. "Vertrouw je me dan echt?" fluister ik. Haar ogen ontmoeten de mijne, wijd open, vol paniek en iets wat daar gevaarlijk dicht tegenaan leunt. Ze beeft nauwelijks merkbaar. Maar ze blijft. "Ja," fluistert ze terug. En ze weet wat dat betekent. Ik glijd mijn vingers iets steviger langs haar heup. "Dan laat ik je het voelen. Alles wat je wil." En Eke beweegt niet weg. Dit lijkt in veel opzichten op hoe het gisteren ging met Willemijn. Het stukje vertrouwen. Maar de spanning en de lading van dit alles is zoveel zwaarder. Hier was niks luchtigs aan. Dit was pure noodzaak. Een ernst van verlangen naar elkaar. Had ik wel een keuze. Als ik Eke nu weer zou afwijzen, zou het gedaan zijn met onze vriendschap. Maar zou er nog een vriendschap zijn als we klaar zijn? En klaar zijn met wat precies?
-
Lees verder: De Vriendengroep - 136: Hemels En Duivels
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10