Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 14-08-2025 | Cijfer: 9.8 | Gelezen: 2057
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 58 minuten | Lezers Online: 6
Vervolg op: Mini - 379
Eenmaal op de A15 vroeg Marion: “Vertel het eens, Kees. Waar is de brand?” Beknopt legde ik de belevenissen van Willem en mij van Gisteren uit én het telefoongesprek met de grote baas van het LUMC. Ik besloot met: “Ik wil exact weten waarom deze meneer van Henegouwen steeds een spaak in onze wielen steekt. Waar zijn aversie tegen DT vandaan komt. Die is niet uit de lucht komen vallen.”
Marion was stil, tot ze zei: “Kees… Fred heeft vorige week even een stukje HR-informatie over die meneer laten zien. En ik weet dat hij nog veel meer kan. Laat hem eens gaan spitten in het verleden van die meneer.” Ik keek haar aan. “Jij bent écht goed, Marion. Verdomme, daar was ik zelf niet opgekomen!” Ik gaf een klap op haar bovenbeen.
Ze giechelde: “Dik een jaar geleden had je dat niet gedaan, Kees. En oh ja, die vijf pushups… Wanneer had je die willen doen? Ze nu uitvoeren lijkt me nogal link.” “Trut… Ik ga Fred even bellen.”

Ik typte een ‘3’ op het secundaire scherm van de Volvo en hoorde even later een bekende bas.
“Zo, vriend… Ik hoorde dat jij op weg was naar Leiden, samen met onze ex-PR-medewerkster. Handjes thuis hé, want als ik hoor dat jij de maagdelijkheid van Marion…”
“Daar is hij dan een jaar of negen te laat mee, Fred!”, hoorde ik naast me giebelen.
De startende Leopardtank klonk weer eens uit de speakers, equivalent van een grinnik.
“Fred, het volgende…” Snel bracht ik hem op de hoogte en besloot met: “… Marion deed me de volgende suggestie: kun jij eens in het verleden van meneer van Henegouwen duiken? Kijken naar eventuele oorzaken van zijn haat tegen DT of tegen mij?”
“Geen punt, Kees. Wanneer wil je het hebben?”
“Nou… we zijn over drie kwartier in Leiden, als het verkeer een beetje meezit. Als ik voor die tijd wat dingetjes heb… Er is dus geen bloedspoed bij.”
Een grom kwam terug. “Ik ga aan het werk, je hoort van me.”

De verbinding werd verbroken en Marion gniffelde: “Zo. Die is even stil. Als meneer van Laar eenmaal digitaal aan het rechercheren is, is hij doodstil. Het enige wat je dan nog hoort zijn z’n vingers op de toetsen en af en toe een gebromd ‘Aha…’ Heerlijk rustig.” “Ik ken het, Marion. Maar: dank voor suggestie. Briljant. En dat méén ik.” Ze knikte. “Dank je wel. Blij dat ik nu eens iets voor jullie kon doen, in plaats van in frivole rokjes door het gebouw trippelen.” Ze giechelde weer.
“Ik ken een ex-piraat die dat wel op prijs kan stellen, dame. Je weet wel, zo’n type die pindakaas op z’n brood heeft.” “Die komt niks tekort thuis, wees maar niet bang. Alleen als de jongens er zijn, moeten we ons een beetje inhouden. Hun onschuldige kinderzieltjes wat sparen en niet meteen uit het werk naar boven rennen om daar….”
Ik stak een hand op. “Even niet verder, dame. Ik wil Andre niet voor me zien als hij z’n broek uittrekt, dank je wel.” Even was het stil, toen zei Marion: “Andre en ik gaan volgend jaar trouwen, Kees. Hij heeft het me vorige week gevraagd.”
Ik knikte langzaam. “Het is dat we nu bijna de A4 opdraaien en het hier best druk is, anders had ik je nu een zoen gegeven, Marion.”
“Wat een rotsmoes…” klonk het naast me.
“Gefeliciteerd, meid. Je hebt een hele goeie vent aan die pindakaasverslaafde.” “Dat weet ik, Kees. Ik ken ‘m al bijna een jaar best wel goed. Bijna net zo lomp als jij, maar een keiharde werker.” “Er zal bij hem wel eens iets ‘hard’ zijn als jij in de buurt bent, Marion…”
“Kéés! Over lomp gesproken…”
“Hé, wie had het net over haar negen jaar geleden verloren maagdelijkheid? Dan neem ik aan dat je een beetje van de hoed en rand weet.”
Ze grinnikte weer. “Het wordt geen knalfeest zoals bij jullie, Kees. Simpel naar het gemeentehuis en een etentje met familie, that’s it.” “Prima. Gezien de historie begrijp ik dat ook wel. En voor een witte bruidsjurk is het sowieso toch te laat… Een jaar of negen.”
Een klap op mijn been was de beloning, samen met een vinnig uitgesproken ‘Rotzak! Joline had ook een witte jurk aan, terwijl jullie al bijna een jaar samenwoonden. En ik geloof er niets van dat jullie in aparte slaapkamers sliepen, meneer Jonkman! Maar dat zal ik Joline wel eens op de vrouw af vragen. Kijken of zij een rooie kop krijgt, dan weet ik genoeg. En nu wens ik niet verder te gaan op dit onderwerp; jij moet je concentreren op het netjes naar Leiden rijden.”
“Zeker mevrouw. Best moeilijk met op mijn netvlies jou in een al dan niet wit frivool jurkje. Andre denk ik er wel even af.”
Er klonk een diepe zucht. “Ik vraag morgen wel wat aan Joline. Als die vertelt dat het vanavond wel héél opwindend was in bed, weet ik genoeg…”
We grinnikten samen. “Een jaar geleden had ik nooit gedacht dat ik ooit nog eens met jou zo’n gesprek zou voeren, Marion.”
“Hier nog eentje. De eerste week dacht ik alleen maar: ‘Wat een vreselijke dooie club hier. Keihard werken en je wordt nog uitgevloekt ook. En leuke kleren helpen ook niet.’ En een week later was ik alleen nog maar bang. Voor Fred, voor Joline, voor Angelique en voor jou. En twee weken later viel het kwartje pas écht en had ik het vreselijk naar m’n zin. En dat laatste is niet veranderd.”
“Mooi, dame. Hou dat vooral vast. Scheelt je nogal wat militaire scheldwoorden van Fred en vloekpartijen van mij. Oh ja, en een paar oorvijgen van Joline.”

Bzzz…. Telefoon. Op de secundaire display stond: ‘Fred’. Ik drukte op de ‘accept-knop’.
“Crisiscentrum, met de gevechtsleiding…”
“Hé Kees. Heb jij pen en papier bij de hand?”
“Nee, dat niet, maar wel Marion naast me. En die zit nu te zoeken in haar rugzak… ehh… handtasje. Wacht – uit… Ja, brandt los, maat: pen en papier zijn in de aanslag.”
“Mooi. Marion, kun jij me goed verstaan?”
“Als iemand jou niet kan verstaan, moet hij nodig eens langs de audicien, Fred. Zoals Kees al zei: brandt los!”
“Mooi. Ik heb even het CV van meneer opgezocht. HBO Bedrijfskunde. Afgestudeerd in 2001. Daarna gaan werken bij een accountantskantoor in Utrecht. Is daar na 4 jaar ontslagen. Reden onbekend. Na ruim een jaar weer werken, nu bij een technische handelsfirma, als hoofd boekhouding. Bedrijf ging failliet na drie jaar, dus zo goed zal de boekhouding niet hebben gewerkt. Ondertussen is het 2009: meneer gaat werken bij een montagebedrijf. En in 2013 overgestapt naar het LUMC, eerst als rechterhand van het hoofd Civiele Dienst en in 2018 als rechterhand van de hoogste baas daar. Behalve zijn ontslag bij die eerste firma op het oog geen gekke dingen.
Behalve: hij was studiegenoot van ene Duyvestein. Zelfde studierichting, zelfde jaar afgestudeerd. En beide heren hebben elkaars pad redelijk vaak gekruist, zo door de jaren heen. Dat montagebedrijf deed nogal wat klussen voor Duyvestein. En meneer Dennis heeft behoorlijk staan lobbyen om Duyvestein als ontwerper bij het LUMC te krijgen, in 2019. Daar heeft hij een aantekening voor op zijn functioneringsgesprek voor gekregen; mocht niet meer voorkomen. Hij is toen zijn boekje bijna te buiten gegaan, Kees.
Verder is meneer het afgelopen halve jaar een aantal keren op de Zuid-as geweest én vorige week zaterdag, na jouw bezoekje, bij meneer Duyvestein thuis. En heeft een aantal telefoontjes met Duyvestein gehad, het afgelopen jaar. Transcripties daarvan het ik nog niet, maar een maatje van mij is daar al mee bezig. Kortom: Nu weet je waarom meneer van Henegouwen en jij zulke goeie vrienden zijn, denk ik.”
Ik floot. “En dat heb jij binnen… een kwartier…? boven water gekregen? Manmanman… jij bent écht goed.”
Grinnik. “Lekker makkelijk als je nog steeds binnen bepaalde systemen kunt zoeken, Kees. En de interne website van het LUMC is nog steeds een makkie om te kraken. Ik weet nu in ieder geval waarom meneer zo wit werd toen ik vorige week zijn personeelsdossier lichtte. Ik ga nog even verder Kees, maarre… Heb jij nu voldoende munitie?”
“Nou en of makker. Meneer Dennis gaat een bijzonder onplezierig uurtje beleven bij Kees.”
“Nou ja, je hebt Marion bij je. Zo onplezierig is het dus allemaal niet…”
“Meneer van Laar! Kijk uit wat u zegt!”
Weer een grinnik. “ ”Zeker juffie. Ik zal mijn uitgebreide excuses maken als we elkaar weer in levende lijve zien.”
“Het is je geraaien”, klonk het narrig naast me.
“Nou, ik ga weer verder; als ik nog meer nieuws heb, meld ik me wel weer.”
“Thanks, makker. See you!”

Het was een paar minuten stil in de auto, toen ging de telefoon weer. “Hé Kees, met Willem. Ik ben er al en duik met Hiram meteen de kelder in.” “Oké makker. Marion en ik regelen het wel met de baas.” “Prima… Tot straks ergens!” Weer was het stil en ik reed op de automatische piloot, gedachten al in Leiden. Toen zei Marion zachtjes: “Ik heb jou nog nooit zo grimmig zien kijken, Kees. Bijna beangstigend…”
Ik ontspande mijn gezicht. “Sorry. Maar ik ben woést. Woest op Duyvestein, dat hij blijkbaar met z’n arrogante vuile poten er geen probleem in ziet om ziekenhuizen uit te melken. En dat er dan patiënten sterven… het zal hem een zorg zijn. Collateral damage. En woest op meneer van Henegouwen dat hij, ondanks dat hij in een ziekenhuis werkt en dus verdomme beter zou moeten weten, van hetzelfde laken een pak is. Ben wel benieuwd hoeveel geld hij er aan verdiend heeft.”
De lippen van Marion werden een bloedloze streep. “Wat ga je zo dadelijk doen, Kees?” Ik keek haar even aan. “Hem in het bijzijn van zijn baas hiermee confronteren, Marion. Eens kijken wat meneer te zeggen heeft. En als hij stennis maakt, hem tegen de vlakte meppen, vastbinden als een rolmops en de politie bellen. En die mogen Fred z’n bevindingen eens uit gaan pluizen.” Ik dacht even na. “En de andere ziekenhuizen hierover inlichten met de vraag hoe Duyvestein z’n roversbende bij hen binnen is gekomen. Als daar iemand ook heeft lopen lobbyen, gaat die persoon een hele zware pijp roken en wordt z’n hele doopceel ondersteboven gehouden.”
Ondertussen reden we bijna Leiden in. “Nu even radiostilte, Marion. Even op het stadsverkeer concentreren.” Ze knikte. In de parkeergarage kon ik de auto redelijk makkelijk kwijt en we liepen naar de ingang. Ik belde ondertussen Hans Kreikes.
“Hans, Kees Jonkman hier. Wij lopen nú naar de ingang.”
“Ik sta bij de informatiebalie, Kees. Tot zo.”
Daar schudden we handen. “Hoi Kees. Dág mevrouw de Groot. Welkom maar weer in het LUMC.” “Ik heet Marion, meneer Kreikes.”
“Mooi. Ik ben Hans. Lopen jullie mee?” Een lift in, die op de 7e verdieping stopte. Linksaf, een lange gang door. Geen ziekenhuislucht hier, maar kantoren, mensen in ‘gewone’ kleren. “Het administratieve hart van ons ziekenhuis, dame en heer.” We liepen een deur door, daarna linksaf en Hans klopte aan.
“Ja!” klonk het kort.
“Dokter… meneer Jonkman en mevrouw de Groot.” Weer handen schudden. “Welkom hier maar weer. Koffie?” We knikten. “Ga zitten, beste mensen. Ter info: Dennis weet er niets van dat jullie hier zijn; die ga ik er zo dadelijk mee confronteren. En hem eens op de man af vragen waarom hij Hiram…” Ik stak mijn hand op. “Dokter, er spelen nóg wat zaken. Daarmee valt de actie van meneer van Henegouwen met betrekking tot Hiram in het niet. Ik stel voor dat u even gaat zitten, anders kan ik een arts gaan reanimeren en da’s niet mijn dagelijks werk.” Hij bromde. “Dan eerst die koffie maar. Hoe drinken jullie die?” “Zwart voor Marion en voor mij graag zwart met suiker.” “Jaja, Hans van jou weet ik het ondertussen wel. Meer melk dan koffie.”
Een Senseo begon te grommen en even later stonden er vier kopjes op tafel. “Zo. Steek van wal, Kees. Tenminste: mag ik Kees zeggen? En Marion?” We knikten. “Mooi. Ik heet Harry. Maar zo kennen weinig mensen mij hier.” “Ik hou het wel op ‘Dokter’, dokter. Geen kans op misverstanden. Mijn eerste vraag: waar is vriendje Dennis?”
“Die heb ik aan het werk gezet, Kees. Bij de Civiele Dienst lag nog een vuiltje waar hij z’n tanden in mocht zetten. Doet hij vaker: zaken voor mij uitzoeken. Hoezo?” “Ik wil u eerst inlichten, dokter. En voorkomen dat hij halverwege dit gesprek hier binnen komt stuiven. Want als hij hier binnenkomt, gaat hij er alleen nog maar in de boeien uit, geëscorteerd door minimaal twee agenten.”
De arts leunde achterover en keek me strak aan. “Vertel, meneer Jonkman.” Ik wees naar Marion. “Jouw beurt, dame.” Ze kuchte.
“Dokter, naar aanleiding van de afwezigheid van Hiram ging het balletje rollen. Ik ben meegegaan omdat ik wellicht bij uw afdeling boekhouding nog wat cijfers naar boven kon halen hoeveel die roversbende uit Amsterdam binnen heeft geharkt. En onderweg waren we even aan brainstormen en kwam ik op het idee om onze ICT-goeroe wat speurwerk naar meneer van Henegouwen te laten doen. Enfin, een kwartiertje voor we Leiden binnen reden kwam de voorlopig uitslag van dat onderzoek. En voordat u over AVG-gedoe begint: Fred, onze ICT-er heeft de allerhoogste screening van zowel Defensie als de politie. Hij wordt af en toe nog steeds gevraagd om iets voor de politie uit te zoeken. Hij is daarvoor gemachtigd. Het resultaat is het volgende:
Meneer van Henegouwen is een jaar- en studiegenoot van Duyvestein. HBO Bedrijfskunde aan de HAN in Nijmegen. Afgestudeerd in 2001. Daarna 4 jaar gewerkt bij een accountantskantoor in Utrecht. Na 4 jaar ontslagen, reden onbekend.
Een jaar WW. Weer gaan werken als hoofd boekhouding bij een technische handelsfirma.
Dat bedrijf ging failliet. 2009: hij gaat werken bij een montagebedrijf.
In 2013 overgestapt naar het LUMC. Eerst bij de Civiele Dienst, daarna op zijn huidige functie.
Duyvestein en van Henegouwen hebben altijd contact gehouden Dat montagebedrijf voerde uit wat Duyvestein ontworpen had. En meneer Dennis heeft behoorlijk staan lobbyen om Duyvestein als ontwerper bij het LUMC te krijgen, zag Fred in zijn personeelsdossier. Een aantekening in dat dossier volgde: mocht niet meer voorkomen. Hij is toen zijn boekje bijna te buiten gegaan.
Fred heeft bewijs dat hij het afgelopen halve jaar een aantal keren bij Duyvestein z’n kantoor is geweest en vorige week zaterdag bij Duyvestein thuis. Er is veelvuldig telefonisch contact geweest tussen die twee; een politiemakker van Fred is bezig met de transcripties van die gesprekken. En wie weet: ook mail. Dat duurt even.”

De arts was tijdens Marion’s verhaal achterover over in zijn stoel gaan zitten. Vingertoppen tegen elkaar, ogen half dicht. Hans keek woedend. “Dus… Jullie vertellen mij nu dat Dennis, mijn persoonlijk secretaris, willens en wetens dit ziekenhuis rijp heeft gemaakt voor dezelfde misdaden als in Nijmegen? En ik, knuppel die ik ben, heb hem binnengehaald. Bij de Civiele Dienst lag hij niet zo goed. Dan maar rechtstreeks onder mij. Zaken coördineren, agenda bijhouden en zo. Daar is hij best goed in, Kees.” Ik bromde: “Hij mag straks in de bajes zaken coördineren. Welk cellenblok als eerste gaat luchten of zo, denk ik…”
Ik kreeg een brainwave. “Dokter, mag ik even onbeleefd zijn en nu een telefoontje plegen? De rechercheur die in Nijmegen betrokken was bij de arrestatie van Duyvestein bellen. Wellicht dat die hier ook iets in kan betekenen…” De arts knikte. “Ga je gang.”

Ik belde. “Hallo Kees, met Anna. Jij belt niet voor niks. Wat heb jij op je lever?”
Ik vatte onze bevindingen samen en besloot met: “Kun jij of wil jij hier iets in betekenen, Anna?”
Het was even stil. “Nee Kees, sorry. Dit is echt iets voor de politie Leiden. Ligt vér buiten mijn gebied. Ik wil ze best gegevens aanleveren, maar actief me hiermee gaan bemoeien: nee, dan krijg ik de wind van voren. Vertel de politie Leiden maar dat dit een spin-off is van die zaak in Nijmegen en dat ik het onderzoek heb gedaan. Dan komen ze vanzelf wel bij mij terecht.”
“Jammer, Anna, maar het is niet anders. Hoe is het verder met jou?”
Ze lachte. “Druk, Kees. Zoals gewoonlijk. Maar ik heb plezier in m’n werk, dus je hoort me niet klagen.”
“Prima, dame. Dank voor de medewerking; ik denk dat de politie in Leiden over niet al te lange tijd contact opneemt.”
“Da’s prima, Kees. Tot ziens, en doe de groeten aan Fred!”
“Zal ik doen. Groeten!”

Ik verbrak de verbinding. “Jammer. Een bijzonder slimme en doortastende rechercheur. Kennis van Fred; ze hebben bij diverse zaken samengewerkt. Maar goed, even terug naar het hier en nu, dokter. Hoe gaan we dit varken wassen?” De arts keek me doordringend aan. “Ik wil de garantie dat meneer van Henegouwen inderdaad diegene is die jullie zeggen dat hij is, Kees. Niet dat hij ten onrechte in staat van beschuldiging wordt gesteld en uiteindelijk lachend de dans ontspringt en gaat claimen.”
Ik keek hem recht aan. “Dokter, als onze collega Fred dat zegt, is dat zo. U heeft zijn kleine demonstratie gezien met het personeelsdossier van vriend Dennis; geen speld tussen te krijgen. Hij mag er weliswaar uitzien als de uitsmijter van een hele louche nachtclub…” Marion schoot in de lach. “…maar als er iemand op deze aarde is die ik vertrouw is hij het wel. Nou ja, op mijn echtgenote na.”
De arts knikte. “Oké. Dat wilde ik even weten. En nu?” “Ik stel voor dat u meneer Dennis hier ontbiedt. Als hij mij in deze stoel ziet zitten zal hij wellicht amok maken, maar daar maak ik wel korte metten mee. Wil hij vluchten: ik sprint hem achterna en heb hem binnen de 20 meter ingehaald en gevloerd. Hij gaat hier zitten en krijgt dan een aantal dingen op zijn bordje. De dingen die u net gehoord heeft. En dat mag hij gaan verklaren. Ondertussen belt een van ons de politie, die mag hem arresteren, meenemen en verhoren. Dan is het uit onze handen. Helaas beroof ik u dan van een secretaris, maar voor die functie zullen wel gegadigden zijn, schat ik zo.” Even was het stil, toen knikte hij.
“Doen we. Ik ga hem nu bellen.” Hij tikte een nummer in op zijn bureau-telefoon.
“Dennis, kun je boven komen? Ik heb je even nodig.” Klik.
“Nog een bak koffie?” Ik schudde mijn hoofd. “Ik heb mijn handen liever vrij, dokter.” Hij fronste. “Ik wil geen vechtpartijen hier, Kees!” “Ik ook niet, maar als meneer Dennis stennis gaat maken, maakt hij meteen kennis met de majoor der Infanterie Jonkman. Ik ben nogal kortaf tegen lui die over de ruggen van weerloze patiënten geld proberen binnen te harken, dokter.”
Hij zuchtte. “Daar heb je ook weer gelijk in… Was ik bijna vergeten. Maar… Majoor? Jij was toch scherpschutter geweest? Da’s geen majoorsfunctie, zoveel weet ik nog wel van mijn diensttijd.” “Klopt, maar mijn carrière bij Defensie is een niet helemaal alledaagse, dokter. Maar da’s een lang verhaal; nu geen tijd voor. Laten we even op Dennis wachten.”
Hans had niet veel gezegd, maar zijn blik beloofde weinig goeds. “Kees… Ik stel voor dat jij even naast de deur gaat staan. Zodat hij niet meteen ziet dat jij hier binnen bent. Als hij dat ziet, is hij meteen weg.” Ik haalde mijn schouders op. “Ver komt hij niet, Hans. Weliswaar is ‘sprint’ het specialisme van mijn lieve echtgenote, maar er zijn niet veel mensen die mij voorblijven op de 200 meter, hoor.” Marion giebelde. “En ik kan het weten… Twee keer in de week lopen wij met de helft van het bedrijf hard. Soms onder zijn leiding, soms onder die van Fred. Of Joline. En meestal komen we nogal bezweet terug…”

Een klop op de deur en meneer van Henegouwen kwam binnen. “U had me… Wat doen jullie hier?” De arts wees op een stoel. “Ga zitten, Dennis.” Hij schudde het hoofd. “Ik wens niet in één ruimte te vertoeven met deze…” “Zitten!” De stem van de arts was nu ijskoud. Hans deed de deur dicht. “Wij hebben een paar vragen aan u, meneer.” Ik keek hem strak aan. “En ik raad u aan om die naar waarheid te beantwoorden.” Hij snoof. “Ik leg aan jou geen verantwoording af, meneer Jonkman.”
“Dat zal best, maar aan mij wél!" De stem van de arts was niet hard, wel doordringend. "Waarom probeer jij het werk van de firma DT te saboteren door Hiram ergens anders aan te laten werken, zodat hij niet ‘beschikbaar’ is als gids en sparringpartner voor meneer van Zanten? Zogenaamd in opdracht van mij?” Dennis haalde zijn schouders op. “Die CT moest snel gemaakt worden, anders gaat hoofd Radiologie over de jank. En Hiram kan dat. Dus… En uw naam erbij gebruiken wil wel eens helpen om zaken te bespoedigen, dokter.”
De arts zei: “Volgens mij had ik jou wat beloofd. Als je je tóch met deze heren zou bemoeien, zou je op staande voet ontslagen worden. Weliswaar heb je het nu op een hele listige manier gedaan, maar je hebt mijn naam misbruikt. En dat is een vertrouwensbreuk.
Meneer van Henegouwen: bij deze zeg ik u ontslag aan. Op staande voet. De eerste reden: beschaming van vertrouwen. De andere redenen zal meneer Jonkman je vertellen.” Hij draaide zich om naar de deur. “Daar heb ik geen behoefte aan. Ik ga mijn advocaat wel even bellen. Dat lijkt me beter.”
“Beste Dennis: jij gaat zitten en luisteren. Naar mij en naar mevrouw de Groot. En probeer er niet tussenuit te knijpen, want ik heb je binnen veertig meter ingehaald.” Hij snoof. “Jij hebt hier niets te vertellen, Jonkman. Je bent nog niet eens contractant, dus…” Hij wilde weer richting deur, maar vond Hans op zijn weg. “Opzij!” Die bleef staan en ik naderde van Henegouwen.

“We kunnen dit op een nette manier oplossen, Dennis, of op de Afghaanse manier. De nette manier is: je gaat zitten en beantwoord netjes en naar waarheid onze vragen. De Afghaanse manier is: Ik bind je vast op die stoel daar en pas wat maniertjes van de Taliban toe. En die lui waren best goed in martelen zonder sporen achter te laten. Zeg het maar.” Hij snoof. “Pure bluf. Dan ga jij net zo goed nat, Jonkman. Er zijn drie mensen bij, waarvan één arts.”
De dokter zei: “Meneer Jonkman: ik ga even koffiedrinken. Kan een halfuurtje duren.” Hij stond op. “Gaat u mee, mevrouw de Groot?” Hans deed de deur voor hen open, ze verdwenen en de deur ging op slot. Dennis keek nu paniekerig. “Wel, wat zal het zijn? Je hebt vijf seconden. Als ik geen antwoord krijg, begin ik gewoon, Dennis.” Hij hijgde toen ik op hem af liep. “Je vijf seconden zijn om. Omdraaien, handen op het bureau, benen gespreid. Eén verkeerde beweging is pijn, gesnopen?” Ik pakte een briefopener van het bureau. “Hmmm… niet zo scherp als ik zou willen, maar vooruit. Dennis, wat zou je ervan zeggen als deze briefopener ergens je lichaam binnendringt? Je staat nu wel héél kwetsbaar…”
Hans seinde met zijn hoofd en schudde hevig van nee. Ik knipoogde en duwde de briefopener tegen de broek van Dennis aan. Hij begon te smeken. “Nééé!” “Ooit wel eens gehoord van ‘Vlad the impaler’, Dennis? Zijn hobby was het om mensen met hun reet op een paal te spietsen. En die paal was ingevet; hun voeten hadden geen houvast. Elke beweging zorgde ervoor dat die paal verder hun lichaam binnendrong, tot ze dood waren of bekenden.
Deze mooie briefopener komt helaas niet zo ver, maar je gaat ‘m wél voelen als je niet als de bliksem mee gaat werken, begrepen?” Een klein duwtje met de briefopener tegen zijn achterwerk bleek voldoende te zijn. “Nééé!! Ik zal meewerken, als je me maar met rust laat!!” Ik trok de briefopener terug.
“Goed zo, ik geloof dat je het begrijpt. Dan nu het volgende: ik zet zo dadelijk mijn telefoon op dit bureau, vlak onder je snoet. Het ding staat dan op ‘dictafoon’ en neemt alles op wat je zegt. En jij gaat netjes en volledig op mijn vragen antwoorden. Geef je geen antwoord, komt de briefopener in actie. En als je denkt dat jouw kreten van pijn dan ook opgenomen worden: jammer joh. Op dat moment staat het ding uit. Begrepen?”
Een knik. “Goed zo.”
Ik pakte mijn telefoon zette de dictafoonfunctie aan en sprak in: “Vraaggesprek met de heer van Henegouwen, LUMC te Leiden. Naar aanleiding van vermeende misdaden tegen het LUMC. Noem je complete naam, geboortedatum en geboorteplaats.”
“Dennis Gabriël van Henegouwen. Ik ben op 3 mei 1976 geboren in Alphen aan de Rijn.”
“Waar heb je gestudeerd?”
“Aan de HAN in Nijmegen. HBO Bedrijfskunde.”
“Had je daar een studiegenoot die wij kennen?”
“Ja. Michel Duyvestein. Wij zijn hetzelfde jaar afgestudeerd.”
“En toen ben je gaan werken bij een accountant. En na vier jaar ontslagen. Waarom?”
Zachtjes klonk: “Ik had een klant nogal bevoordeeld. En dat kwam uit. Toen ben ik er uit getrapt.”
“Wie was die klant?”
“Michel…”
“Aha. Je had even een vriendje gematst. Om hoeveel geld ging dat?” “
Zesduizend euro.”
“Da’s iets meer dan een maandsalaris van een goeie accountant. En daarvoor zet jij je baan op het spel? Sukkeltje. Ga verder!”
“Toen was ik werkeloos. Geen WW, want ik was op straat gezet wegens een misdrijf. Ik heb een jaar lang klussen gedaan op financieel gebied. Ook voor Duyvestein; hij chanteerde me. Uiteindelijk kreeg ik weer werk bij een technische handelsfirma die veel zaken deed met Duyvestein. Dat ging ruim twee jaar goed, toen ging het bedrijf failliet. Ik kon overstappen naar een montagebedrijf, ook vriendjes van Duyvestein.
Maar ik wilde me losmaken van hem; bijna alle bedrijven waar hij zaken mee deed, daar was wel iets mee. Hij had overal zijn tentakels. Uiteindelijk solliciteerde ik hier als secretaris van het Hoofd Civiele Dienst. Wég uit de klauwen van Duyvestein dacht ik. Niets bleek minder waar; Hij wilde voet aan de grond hebben bij een renovatie hier. Ik was ondertussen persoonlijk secretaris van de Geneesheer Directeur en had meer invloed…”
“Jaja… En die invloed gebruikte je om Duyvestein z’n roversbende hier binnen te krijgen, nietwaar?”
Het bleef stil en ik pakte de briefopener maar weer. “Ja of nee, Dennis?” “Ja…” klonk het bijna onhoorbaar. “Harder. Ik verstond je niet!” “Ja!” “Ja, wat? Wát heb je gedaan om Duyvestein hier naar binnen te krijgen, Dennis?”
“Ik wist wat het maximale budget was, dus ik heb dat tegen Duyvestein verteld. En zijn originele offerte zat daar dus vér onder. En ik wierp me op als financiële man voor dit project, zodoende kon ik wat schuiven met cijfers. Duyvestein kwam toch wel aan zijn geld; het ministerie betaalde een behoorlijk deel. Uiteindelijk kwam men hier er achter.”
“En dat heeft je een berisping gekost, nietwaar? Vandaar dat je zo paniekerig keek toen mijn bud jouw personeelsgegevens even op het scherm toverde. Met jullie oh zo goed beveiligde HR-netwerk... Ga verder!”
“Duyvestein wilde steeds meer. Hij had al een aantal storingen hier opgelost; storingen die door slechte componenten waren veroorzaakt, maar hij wilde storingen op afstand kunnen plannen. Dus ik moest wéér gaan lobbyen. En dat wilde ik niet, want dan zou ik door de mand vallen. Hij heeft me een aantal keren gebeld om druk uit te oefenen en plots was dat over. Hij was niet meer te bereiken.
En toen kwamen jullie in beeld met je verhalen over Nijmegen en wist ik genoeg. En na die vergadering op het ministerie wilde ik hem zeggen dat het nu uit en afgelopen was; ik ben naar zijn huis gereden, werd binnengevraagd en werd vervolgens helemaal verrot gescholden en bedreigd. Hij zou me laten verzuipen als ik ook maar één woord zou zeggen over onze handelswijze…”
Dennis snikte nu bijna.
“En toen kwamen jullie nog een keer… Ik moest jullie kwijt! De opdracht van Duyvestein was: ‘Zorg dat die club uit Gorkum never en nooit in het LUMC aan de slag gaat! Hoe je het regelt boeit me niet, maar als ik merk dat zij toch daar aan de slag gaan, zoek ik je op. En je vrouw en kinderen ook. Vandaar mijn opmerkingen over jullie bedrijf…”
Hij snikte nu.
“Snottebel. Dáár: een doos tissues. Snuit je neus en wees eens een vént. Je had vanaf het begin af aan tegen Duyvestein kunnen zeggen: ‘Stik er maar in’. Waarom deed je dat niet?”
“Hij had me vanaf het begin van de studie al in de tang. Wist dat ik bij een aantal tentamens had gefraudeerd. Als dat bekend zou worden, zou ik van de opleiding afgetrapt worden of later mijn titel kwijt zijn geraakt…”
“Ja, dát zou pas erg geweest zijn…”
Ik lachte schamper. “Als het beestje maar een titel heeft… Beste Dennis: zoals mijn directeur altijd zegt: ‘Ook een ingenieur, directeur of van mijn part de Koning: ze zitten allemaal in hun blote reet op de WC.’ En de man heeft gelijk.”

Hans had moeite om zijn lachen in te houden. Ik klikte de telefoon uit.
“Zo. Dat was niet zo moeilijk hé? Gewoon even spuien. Moeten we allemaal wel eens. Dat lucht op. Maar beste Dennis: nu komt het volgende: Zo dadelijk komt de politie je ophalen. En ik zorg ervoor dat vriendje Duyvestein óók weer van zijn vunzige bed gelicht wordt. Want zijn pogingen om dit ziekenhuis te beroven zijn slechts ten dele bekend.
Jouw verhaal maakt het compleet. De politie krijgt jouw bekentenis mee; die stuur ik op. En probeer daar tijdens de verhoren maar niet van af te wijken en te roepen dat je dingen onder dwang hebt moeten zeggen, want dan komt Kees Jonkman je een keertje bezoeken. En ik heb Duyvestein achter tralies gekregen, dus aan jou om te beslissen voor wie je banger moet zijn. Ja, hij is nu op vrije voeten, maar dat is ‘in afwachting van zijn proces’. Waarschijnlijk zit hij vanavond wéér in een cel en komt hij er niet meer uit tot dat proces. En daarna een hele lange tijd niet meer.
Meneertje wordt doodslag of op z’n minst meervoudige poging tot doodslag ten laste gelegd; tijdens een van de door hem geïnitieerde storingen in Nijmegen zijn er drie patiënten overleden. En minimaal één patiënt werd tijdens zo’n fijne storing geopereerd; de traumachirurg heeft bij het licht van een zaklamp de patiënt dicht moeten naaien om te voorkomen dat hij al zijn bloed verloor. De man moest daarna drie weken langer in het ziekenhuis blijven. En de chirurg in kwestie heeft er bijna PTSS aan overgehouden; was bijna ongeschikt voor zijn vak verklaard.
Dát, m'n beste Dennis, hangt meneer Duyvestein boven het hoofd. Het zou me niet verwonderen als hij levenslang krijgt, samen met z’n echtgenote, die ook in het complot zat. Ik hoop maar dat die twee een goed huwelijk hebben, want als je de rest van je leven sámen in één cel moet doorbrengen zou het wel eens behoorlijk onaangenaam kunnen worden...”

Er werd aan de deur geklopt. “Ga maar in die stoel daar zitten. Benen gestrekt, handen in je nek. Als je je benen intrekt, krijg je van mij een dusdanige oplawaai dat je in de hoek van de kamer terecht komt. En daarna bind ik je, als de rolmops die je bent, vast. Goed begrepen?”
Hij knikte. “Mooi. Hans, doe de deur maar open.”
De dokter en Marion stonden voor de deur. Met achter hen twee politieagenten. De arts wees. “Dat is ‘m, heren.” “Bent u Dennis van Henegouwen? Wij arresteren u op grond van lidmaatschap van een criminele organisatie. Alles wat u zegt…”
Dennis onderbrak hen. “Ik ben gemarteld! Door hem daar! En ik moest allerlei dingen bekennen waar niets van waar is!” Eén agent keek me aan. “Meneer?” Ik haalde mijn schouders op. “Bullshit. Meneer zegt dat hij gemarteld is? Nou, laat de bloedvlekken dan maar eens zien. Ik ben benieuwd… Hans?”
Ook die haalde zijn schouders op. “De meneer raaskalt. Bullshit. Wil zijn gram halen op ons.” Ik keek de agenten aan. “Ik heb een bekentenis van meneer van Henegouwen op mijn telefoon staan. Waar moet ik die heen sturen?” Ze aarzelden. “Op hoger niveau is men nog bezig om iemand te vinden voor deze zaak, meneer. Waarschijnlijk wordt het een vrouwelijke rechercheur uit Nijmegen, die heeft een gelieerde zaak tot volle tevredenheid afgehandeld.”
Ik knikte. “Anna van Helvoort?” Twee hoofden knikten. “Prima. Dan is het in goeie handen. Hier is mijn visitekaartje; laat me het even weten als bekend is wie de leiding over dit onderzoek heeft. Dank u wel.” Van Henegouwen werd gefouilleerd en geboeid. De arts zei koeltjes: “Dag Dennis. Ik laat je personeelsgegevens en je ontslagbrief wel naar je huisadres sturen. Niet meer tot ziens.”

Zwijgend verliet hij het bureau, tussen twee agenten in hangend. Achter hen ging de deur dicht. We gingen zitten. “Zo, meneer Jonkman. Vertel eens…” Ik haalde mijn schouders op. “In feite weinig meer dan we al wisten, behalve dat hij werd gechanteerd door die roofridder uit Amsterdam. En ja, ik heb hem gezegd dat ik best wel wat van de Taliban geleerd heb. En gevraagd of hij wist wie ‘Vlad the Impaler’ was. En vervolgens hem even uw briefopener tegen z’n achterwerk laten voelen. Toen begon hij te praten als Brugman.”
De ogen van Marion werden groot en drukten ontsteltenis uit. De arts zuchtte, pakte de briefopener en gooide die in de prullenbak. “Die ga ik dus niet meer gebruiken. Als die tegen van Henegouwen z’n anus heeft gezeten… Ik ken makkelijker manieren om vergiftigd te worden..” “Ehhh…. Dokter: zijn broek en onderbroek zaten er nog tussen hoor. Ik heb dat ding niet tegen z’n blote reet gehouden. Ik wil straks graag nog smakelijk eten.” De arts bromde. “Dan nog. Ga ik niet meer gebruiken.”

Hij keek me aan. “Kees, ik ben blij dat je hem een bekentenis hebt ontfutseld. Maar ik ben niét blij met de manier waarop.” Ik haalde mijn schouders op. “Voor kennisgeving aangenomen, dokter. Als zijn advocaat begint te gillen dat hij gemarteld is: prima. Laat me het bewijs maar eens zien in de vorm van DNA-sporen op zijn kleding. Die zijn niet te vinden; ik heb ‘m met geen vinger aangeraakt. En Hans ook niet. Dus hij staat ook dan gewoon in z’n hemd en z’n advocaat ook.”
Ik boog me voorover. “Dokter: dit soort lui gaat héél snel overstag als je fysiek gaat dreigen. Want het begrip ‘pijn’, en dan bedoel ik échte pijn, doelbewust veroorzaakt, kennen ze niet. En als je dan nogal beeldend gaat vertellen wat je gaat doen op het moment dat ze niet meewerken, gaan ze vrij snel praten. En dat is volgens mij niet strafbaar. En als het wél strafbaar is, dan zal ik de straf met veel genoegen voldoen. ’t Zal wel een taakstrafje worden. Een weekje schoffelen of zo. Ook wel leuk voor de afwisseling…”
Marion giebelde. “Ik zie je het doen, Kees. In het perkje naast de parkeerplaats in Gorinchem.” Ik stond op. “Dokter, ik ga nu naar beneden; Hiram en Willem vertellen dat ze gewoon ongehinderd hun gang kunnen gaan. Ergens volgende week kom ik wel weer een keertje langs. Als u me wil spreken: u heeft mijn nummer.” Hij gaf me een hand. “Dank je wel. Ondanks je nogal… ehhh… onorthodoxe methoden.”
Ik moest lachen. “Heeft u de plaatsvervangend SG niet goed beluisterd? Die zei iets in de richting van: ‘Het is nogal ongezond om in het vizier van de majoor Jonkman te komen. Zowel verbaal als fysiek.’ Nou bij deze heeft u er beeld bij. Succes met het zoeken naar een nieuwe secretaris, dokter.”
Hij keek Marion aan. “Niets voor u mevrouw?” Marion schudde hevig haar hoofd. “En dan mijn baan bij DT opzeggen? Nee dokter. Weliswaar lijkt het soms op een psychiatrische instelling, met al die gekken daar, maar ik voel me er thuis. Iets wat ik ruim een jaar geleden niet voor mogelijk had gehouden. Dus: een aardig aanbod, dokter, dank u wel, maar mijn antwoord is nee.”

We liepen achter Hans aan naar buiten. “Wil jij nog naar de financiële afdeling, Marion? Zo ja, moet je met het OV naar huis, want ik ga zo dadelijk richting Gorinchem. Mijn taak zit er op hier.” “Ho ho ho, Kees”, zei Hans, “het is kwart voor twaalf, we gaan eerst een hapje eten. Ik bel Hiram wel even, dan komen die twee maar naar boven.”
En zo geschiedde; even later zaten we lekker te eten. Willem vroeg terloops naar van Henegouwen, maar ik gebaarde dat die nu géén onderwerp van gesprek was. Hiram keek nogal verwonderd. “Ik praat jullie buiten wel even bij, Willem.” En dat deden we dan ook: na het eten gingen we nog een stukje wandelen en kort vertelde ik wat Fred had gevonden en wat meneer van Henegouwen zelf had bekend. Hiram keek woedend.
“Wát een klootzak…” “Ja. Maar vergeet niet Hiram: dit is een schoolvoorbeeld hoe mensen er in worden geluisd. Hij werd gechanteerd door Duyvestein en was te bang om met die vent te breken. Want dan zou zijn titel hem ontnomen worden. Voor sommige mensen is dat het enige houvast wat ze hebben.” Hij gromde. “Dan nóg… Je kunt ook zonder titel prima je brood verdienen. Ik heb mijn diploma MBO Elektro. Geen titel, maar ik ben wel goed in m’n vak. Ik kan er, samen met m’n vrouw en dochter prima van leven. Nou ja… Mijn vrouw werkt ook. Als verpleegkundige hier.
En ik heb het hier prima naar m’n zin. Doen waar ik goed in ben en er beschaafd voor betaald worden. Een titel? Het zal me een zorg zijn. Als ik maar door mijn collega’s gewaardeerd wordt. En door m’n vrouw. Als ik die ergens op de gang tegenkom, zoenen we altijd even…” Hij grinnikte.
“Dat geeft wel eens opschudding bij de mensen die haar of mij niet zo goed kennen…” We schoten in de lach en Hans knikte. “Ja, dat zijn wat ongemakkelijke momentjes, ja. Eén van mijn eerste weken hier loop ik met Hiram door de gang van een verpleegafdeling. Komt er een best wel knappe verpleegkundige uit een zijdeur. En die meneer hier naast me zegt doodleuk: “Wát een leuke vrouw… Die ga ik zoenen!” En hij loopt op haar af, slaat zijn armen om haar heen en geeft haar een zoen. En de zuster zoent vrolijk terug! Daarna werden we aan elkaar voorgesteld…”
Hiram gniffelde weer. “Altijd leuk, dat toneelstukje. Dat heeft hier en daar wel tot commotie geleid…” Ondertussen waren we weer bij de ingang. Ik keek Willem aan. “Volgens mij ga jij het hier wel redden, makker. Zeker met Hiram naast je. Marion en ik gaan weer terug richting Gorinchem. Ergens volgende week kom ik hier weer een half dagje rondhangen en je op de vingers kijken, oké?” Hij knikte. “Prima, Kees. We zien elkaar vrijdag wel weer.”
Hans tikte op mijn schouder. “Ga jij hier regelmatig komen? Loop dan even mee naar de receptie, dan krijg je een permanente parkeerkaart. Anders betaal je je blauw aan parkeerkosten…” Ik stak mijn duim op. “Wát een service…” “Willem, jij ook?” “Dat zou fijn zijn. Mijn salaris is niet zo royaal als dat mijn teamleider…” “Lul niet vent. Je woont hier vrij dichtbij, je woon-werkvergoeding naar Gorinchem loopt gewoon door, dus elke dag dat je hier bent krijg je gewoon drie tientjes meer.” Marion lachte liefjes. “Ik kan dat woon-werkverkeer van Willem best snel veranderen, Kees. Je hoeft het maar te zeggen.”
Willem keek haar dreigend aan. “Dan stuur ik Fred wel even op je af, Marion!” Ondertussen stonden we voor de balie van de receptie. En het was druk daar! Beide dames achter de desk hadden hun handen vol en we moesten vijf minuten wachten. Toen waren we aan de beurt. “Heren… en dame: wat kan ik voor u betekenen?” “Heeft u twee parkeerkaarten voor personeel voor ons? Deze beide heren zijn van een extern bedrijf, maar gaan hier vaak komen.”
We moesten onze namen en nummerborden noemen, daarna kregen we een kaart met een barcode er op. “Graag inleveren als u klaar bent met uw klus hier, heren.” De dame keek ons streng aan. “En niet doorverkopen aan familie!” Willem en ik knikten. “Waar ziet u ons voor aan, mevrouw?” Ze lachte. “Voor twee best slimme mannen. Fijne middag!”

We namen afscheid van Hans, Hiram en Willem en liepen richting parkeergarage. “Die dame bij de receptie had best wel mensenkennis, Kees”, zei Marion. Ik bromde: “Vind je dat? Ja, Willem en ik zijn best slim, maar…” “Jullie willen niet op die manier je geld verdienen. Ik snap het, Kees.” We stapten in de Volvo en ik draaide me naar haar om.
“Marion, zó begint het dus. Je maakt misbruik van een regeling. Waarom? Om een paar tientjes meer. Iemand komt er achter, lacht er een keer om en een paar weken later wil hij dat jij hem een ‘wederdienst’ geeft “…want anders zou ik zó m’n mond wel eens voorbij kunnen praten, vriend.” Met grote nadruk op het woord ‘vriend’.
En die ‘wederdiensten’ worden steeds groter en je zit in de tang en kunt niet meer terug, zonder dat het je baan, een stuk inkomen of je huwelijk kost. De gevolgen heb je vandaag kunnen merken: een vent met een goeie baan wordt er niet alleen uitgetrapt, maar zit op dit moment in een politiecel in afwachting van een verhoor. Zijn hele toekomst in duigen. En waarom? Omdat hij tijdens zijn studie, nu 20 jaar geleden, heeft gefraudeerd met een paar proefwerken of tentamens. En zijn fijne ‘vriend’ Duyvestein zag dat en ging er misbruik van maken met dit tot gevolg. Gelukkig wordt Duyvestein vandaag óók weer opgepakt. Hij zat thuis, in afwachting van zijn proces, maar de beschuldigingen gaan een beetje uitgebreid worden, denk ik.
En nu weer even radiostilte: ik moet deze lompe slee uit de parkeergarage zien te wurmen en dan nog Leiden uit. Keihard werken voor de parkeersensoren en mijn drie niet-communicerende hersencellen.” Marion schoot in de lach. Met de parkeersensoren luid piepend reden we parkeergarage uit en na het scannen van de barcode ging de slagboom open. “Mooi. Dat scheelt alweer een tientje…”

Rustig reed ik via de N11 richting Alphen aan de Rijn. “Even lekker binnendoor rijden, Marion. We hebben geen haast en steeds over de snelweg jakkeren… Meestal rij ik op de terugweg van een klant de ‘toeristische route’. Wel zo prettig. Even ontspannen en van de omgeving genieten. En van dit Zweedse gebakje natuurlijk.” Ze humde. “Jij bent best wel trots op je nieuwe auto, geloof ik…” Ik knikte. “Ja. Hoewel de wijze waarop we het ding gekregen hebben een heel apart verhaal is.”
Ze knikte. “Joline vertelde het een paar weken terug. Van een oudere meneer geweest die niet zo goed kon omgaan met al die digitale opsmuk, toch? En die fysieke knoppen onder zijn vingers wilde voelen.” Ik knikte. “Ja. En ik moet hem nog eens opbellen of hij tevreden is mijn ouwe XC-70. Het was een heerlijke auto, maar ja… bijna 400.000 kilometer op de teller, dan komen de grotere kosten er aan. Hij was er in ieder geval blij mee. En ik, nou ja: wij met deze lompe bak. Hoewel er in het begin nogal wat geintjes over de kleur gemaakt werden door de leden van onze vriendenclub.”
Ze keek vragend. “Geintjes? Over de kleur? Ik vind het wel mooi. Ergens tussen roomwit en licht grijs in. Wel stijlvol.” Ze giebelde. “Niet direct voor de hand liggend bij een lompe techneut… Maar wat voor geintjes maakte men?” Ik keek haar kort aan. “Wat ik je nu ga vertellen, ga je niet breeduit op Backoffice rondbazuinen, Marion. Dan gaan je oren pijn doen en je ooit zo representatieve billetjes ook. Begrepen?” Bedeesd klonk naast me: “Jawel, meneer Jonkman…” “Goed zo… juffie. Toen onze vriendenclub deze auto voor het eerst zag, zei een van de heren:
'Lekker economisch, Kees, zo’n auto in spermakleur. Als je ergens een kras hebt: een leuke foto van Joline op de auto zetten en een minuut later is de kras niet meer zichtbaar. Advies: doe dat in je eigen garagebox en met de deur dicht…'
Marion kwam niet meer bij en nog na-grinnikend vroeg ze: “En welke van de heren was dat, Kees? Fred?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Mijn bud hield het beschaafd, die dag. En wie het wél was, vertel ik niet.” Ze trok een gezicht. “Hoef ik ook niet te weten. De smeerlap. Hoe kom je op het idee…” Ik gniffelde. “Jaja… Je bent een net meisje en zo.”

Even was het stil, toen zei ze zachtjes: “Ja. Nu wél, Kees. Anderhalf jaar geleden was dat niet op mij van toepassing geweest. Iets waar ik Theo… Nee, geheel DT vreselijk dankbaar voor ben.” “Hé, je hebt ook nog een pa, mevrouw. En die heeft je erheen getrapt.” Ze knikte. “Ja. En de eerste dagen heb ik ‘m vervloekt, dat hij me in een soort strafkamp had geplaatst. En na een week, én wat vloekpartijen van Fred en van jou, alsmede een paar sneren van Angelique was ik genezen. Nou ja, niet helemaal; daar moest nog een Coopertestje achteraan komen… met krap-an 1.500 meter. En twee keer 9 verdiepingen traplopen…”
“En paar stel doorweekte zakdoeken. Vergeet die vooral niet, Marion.” Ik grinnikte en verwachtte een snedig antwoord, maar dat kwam niet. Opzij kijkend zag ik een traan op haar wang. “Hé dame, wat is dat? Zit jij hier te sniffen?” Ze knikte. “Ik schaam me nog steeds voor mijn gedrag die eerste weken, Kees. En helemaal dat ik plannen had om jou om mijn vinger te winden…”

Hmmm… Dit gesprek wilde ik niet al rijdend voeren. Iets verderop zag ik afslag 9, Alphen aan de Rijn. Mét de grote, gele letter M op een hoge paal. Het zal toch niet… Nou ja, daar is in ieder geval een parkeerplaats. Ik nam de afslag en even later stond de auto stil. Marion keek me vragend aan.
“Ik wil tijdens een goed gesprek m’n aandacht er bij houden, Marion. En niet met de ene hersenhelft autorijden en met de andere helft een serieus gesprek voeren… Vertel het eens: waarom zat je net te janken?” De tranen waren verdwenen, maar ze had nog wel rode ogen. “Ik dacht terug aan die weken en schaamde me wéér kapot, Kees. Mijn gedrag naar jullie… Naar Denise, Erika, Gonnie… Naar Fred… En Joline, niet te vergeten en Angelique… Omhooggevallen, arrogante trut die ik was…”
Ze rommelde in haar tasje, op zoek naar nóg een zakdoek. “Je zegt het goed, Marion. ‘Die je wás’. En je bent daar vrij vlot achter gekomen. En daarna heb je het meer dan goed gemaakt door keihard te werken, collega’s te helpen indien nodig, je met een rotgang allerlei economische shit eigen te maken en héél voorzichtig in het begin, ook een lollige opmerking te maken. Oftewel: binnen twee maanden voldeed je exact aan het functieprofiel van DT: keihard werken, het team is belangrijker dan het individu en een lolletje op z’n tijd.
Joline is vol lof over jou, enfin: ze heeft je niet voor Jan Doedel voorgedragen voor promotie. Fred gebruikt tegenover jou de term ‘juffie’ niet of nauwelijks meer en de andere meiden beschouwen je als één van hen. En die presentaties van jou de laatste tijd zijn van een bijzonder hoog gehalte. En over jouw eerste weken bij DT heeft niemand het meer, behalve als we een smerige opmerking willen maken. Tja, en dat is pech voor jou: je werkt in een bedrijf waar men graag en vaak vuile opmerkingen tegen iemand maken. Maar je bent gewoon ‘one of the girls’. Geen geval apart. Goed begrepen?”
Een heel slap glimlachje was haar reactie. “Dank je wel voor deze peptalk, Kees.” Ik besloot haar nóg een compliment te geven. “Marion: ondanks jouw poging vorig jaar om bij ‘meneer Jonkman’ tussen de lakens te komen: weet dat Joline jou bijzonder waardeert én… je vertrouwt. Anders had jij nu niet naast me gezeten.” Ze keek me geschrokken aan. “Dat soort gedachten is al een jaar niet bij me opgekomen, Kees.”
Ik knipoogde. “Daarom. Dat weet Joline en dat weet ik. En Andre waarschijnlijk ook wel, schat ik zo in.” Ze glimlachte nu. “Ja. Zeker weten.” “Mooi, Marion. Kan ik nu weer verder rijden zonder de kans op een zondvloed op het leer van de bijrijdersplaats?”

Ze zuchtte. “Op z’n tijd een lolletje. Eén van de kernwaarden van een gerenommeerd Ingenieursbureau in Gorinchem. Zojuist weer kennis van mogen nemen. Slinger die auto van je maar weer aan. Twee voordelen: ik kom niet in de verleiding om een grote McFlurry te bestellen en jij kunt je met beide hersenhelften concentreren op het verkeer.” “Dank voor je inlevingsvermogen. Maar ik ga me ook een beetje concentreren op mooie muziek, Marion.” Ze keek gespeeld paniekerig. “Ik heb ooit eens iets gehoord over Triosonates van Bach op een Engels orgel. Best wel romantisch en zo, maar het eindigde met het determineren van de kleur van het slipje van de bijrijdster. En daar heb ik geen trek in!” Ze keek waarschuwend.
“Nou, die Triosonates bewaar ik wel voor mijn liefje; jou ga ik trakteren op een paar leuke stukjes fanfaremuziek, een paar weken geleden gespeeld in de St. Jan in den Bosch.” Ik startte de MP3-speler en de ‘Reveille der Bereden Wapenen’ schalde door de auto. De bestuurder van een bestelauto die op weg was richting de McDrive schrok daar blijkbaar van; de kar maakte een rare slinger.
Marion keek me hoofdschuddend aan. “Fred zeggen: ‘Idioot! Ik draai die toeter nog een keer om je nek!’ Ik geef ‘m groot gelijk.” Ik had de toespraken uit de MP3-opname geschrapt; 5 seconden pauze tussen de diverse stukken vond ik beter passen. Ik startte de auto en toen we verder reden klonk het thema van de film ‘Bridge over the river Kwai’. En na drie keer het thema begon Marion mee te fluiten. “Dit hoor ik vanavond nóg, Kees.”
Ik schudde mijn hoofd. “Ik denk het niet. Voordat we in Gorinchem zijn, hoor je nog een paar andere stukken. En die blijven pas écht hangen.” Rustig reden we verder. Af en toe had Marion commentaar op of vragen over de muziek. En tien minuten voor we bij Gorinchem waren, klonk: ‘Sound the trumpet’. En met dat achter de rug volgde ‘Gabriëlla’s Song’. “Wauw… die laatste stukken… Prachtig. En wat kan die vrouw zingen! Wie is dat?”
“Dat is Wendy van Dalen. Een meisje van 19, studente zang aan het Koninklijke Conservatorium te Den Haag. Vriendin van het neefje van mijn bugeldocente. En die meid gaat het nog heel ver schoppen in de muziek.” Marion knikte langzaam. “Dat denk ik ook… Wauw. En die trompet in dat laatste stuk: ook mooi.” “Dat is geen trompet, maar dat is een bugel Marion. En dank voor het compliment.”
Ze keek verschrikt. “Was jij dat?” Ik knikte. “Dit waren opnamen van dat concert in Den Bosch, enige tijd terug. De Fanfare der Bereden Wapens, aangevuld met als solisten: Hendrik Zwart, toetsen, Wendy van Dalen, zang en sergeant-majoor Greet Zwart en reserve-majoor der Infanterie Jonkman op de bugel.” “Greet Zwart? Die beruchte wachtmeester? Jouw bugel-docente?”
"Yep. En door haar lessen én een nieuwe, héél bijzondere bugel kon ik dit spelen, Marion. Een jaar geleden had ik dit niet gekund.” “Prachtig, Kees. Kun je die stukken eens op een SD-kaart zetten? Andre zal dit ook wel waarderen, denk ik. We wilden nog naar dat concert gaan, maar op het laatste moment kreeg een van de jongens griep. Helaas.” We reden Gorinchem in. “Ik brand het wel op een DVD. Betere kwaliteit. Tenminste… Zit er een DVD of CD-speler in jullie installatie?” Marion knikte.
“Mooi. Nu even stilte graag.” Vijf minuten later parkeerde ik de auto bij DT. “Zo. Bijna twee uur. Nog even buffelen, en dan staan we weer buiten, Marion.” “Ja. Dank je wel, Kees. Voor je preek. En je mooie muziek.” Ik grinnikte. “Je gaat me hier op de parkeerplaats niet zoenen, Marion! Dan weet ik dat ik minimaal 4 weken in de berging moet slapen en of Mocca me gezelschap komt houden… ik denk het niet.” We gniffelden samen en liepen naar binnen.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...