Door: Keith
Datum: 31-12-2019 | Cijfer: 9.6 | Gelezen: 12628
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 34 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 34 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 112
De volgende ochtend reden we met gemengde gevoelens richting Gorinchem. De grote vraag was: hoe is het met Fred? En voor mij was er een tweede, minder belangrijke vraag: hoe gaat onze nieuwe KAM-coördinator zich gedragen? Want die had ik, na de confrontatie met Angelique, niet meer gezien.
De tweede vraag werd in de koffiehoek snel opgelost. We stonden koffie te drinken en het weekend te bespreken met een paar mensen, waaronder Angelique en Henry. Even later kwam Bas binnen en zei, alsof er niets gebeurd was: “Goedemorgen collega’s! Een goed weekend gehad?” Zowel Angelique als Henry draaiden hem demonstratief de rug toe en zeiden niets terug. Het gebaar was overduidelijk en Joline keek héél even peilend naar Angelique. Maar die deed alsof haar neus bloedde.
Na een paar seconden kwamen er anderen binnen en ging de conversatie door, maar de boodschap was overgekomen: Bas tapte zijn koffie en ging gehaast naar zijn kantoor. Joline’s ogen seinden: ‘Wat is er hier aan de hand?’ maar ik reageerde niet. Angelique moest het haar maar vertellen. Als ze dat wilde.
Een minuut later arriveerde Fred. Zijn grommende lach konden we al horen toen hij nog buiten liep; hij was met Gonnie en Marion aan het dollen. Toen ze de deur binnenkwamen hoorden we hem nog net zeggen: “Hé juffie, als jij zo doorgaat, ga je vanmiddag weer het dak op! Ben je helemaal…” Met een big smile kwamen ze binnen en Angelique zei gevat: “Als jullie toch het dak opgaan, pak dan meteen dat glazenwassers-ding en doe de ramen van de receptie even aan de buitenkant… Het ziet er niet uit!” Gonnie keek haar lachend aan. “An, die ramen zitten op de begane grond… Daar kun je zelf toch bij?” De reactie van Angelique was een droog: “Ja… Met m’n één meter twee en vijftig zeker.” Fred legde een hand op Angelique’s schouder. “Als ik je nou eens ga dragen… Dan kun je prima tot bovenaan komen en de ramen van de receptie schoonmaken, kleintje.” “Fred, dan weet ik één ding zeker: jij wordt kletsnat en die ramen niet schoon!” Hij grinnikte ontspannen en liep naar de koffiemachine. “Zo… Eerst een bakje espresso voordat we gaan kijken welke kloothommels er nu weer geprobeerd hebben om ons mooie netwerk te vernaggelen…” Hij draaide zich om en keek me recht aan. “Goedemorgen, Kees. Jij ook hier? En je kon zo goed leren…” Hij oogde ontspannen. “Goeiemorgen Fred. Lekker geslapen?” Hij knikte. “Als een blok. Vanaf negen uur gisteravond tot vanmorgen half zes. Ik zal het wel nodig gehad hebben… Ik kom straks wel even bij je buurten, makker.”
Na nog wat geklets verdween iedereen naar zijn of haar werkplek. Alleen Joline niet; die liep mij achterna, en sloot de deur achter zich. “Kees… Was was dat met Bas zojuist? Is er iets wat ik niet weet? Hij werd door An en Henry demonstratief straal genegeerd. En dat zijn we hier niet gewend!” Ik keek haar aan. “Lieve schat, dat moeten Henry of Angelique je maar vertellen. Het gaat tussen hen en Bas. Ik heb daar slechts een bijrolletje in gespeeld…” Ze keek me scherp aan. “Ik hou er niet van als jij dingen voor me verzwijgt, vriendje van me…” Ik liep naar haar toe en gaf haar een zachte zoen. “Snap ik. Maar dit is geen zaak van mij, Joline. Moet je écht aan die twee vragen…” Ze haalde haar schouders op. “Oké. Ik loop straks wel even naar An toe.” Ik gniffelde. “Neem meteen een sopje mee en een zeem. Dan kun je haar ramen doen. Jij hebt daar wel de lengte voor…” Ze stak haar tong uit. "Rotzakje van me..." Ze verdween.
De ochtendbespreking met de piraten verliep lekker vlot. Geen nieuwe opdrachten, iedereen was bezig met de projecten die hem waren toegewezen en er waren geen spannende deadlines. In feite een beetje saaie boel en na een kwartier zaten we elkaar aan te kijken met een gezicht van: “Is dit het? Geen spannende zaken?” Henk verwoordde het prima. “Kees, als we zo nog een paar weken doorgaan, donderen we hier nog in slaap…” Ik moest lachen. “Ik zal zo meteen naar Theo gaan, Henk, en hem de boodschap doorgeven. Wedden dat je ernstig spijt krijgt van die opmerking?”
André bromde: “Je láát het, Kees! Eindelijk een beetje rust in de tent… Geniet ervan, want morgen of overmorgen staat er weer klant te drammen…” Ik stelde hen gerust. “Ja, geniet ervan, heren. Jullie hebben de afgelopen maanden kei- en keihard gewerkt en daar is DT jullie dankbaar voor. Dat tempo kunnen we niet constant blijven volhouden, want dan knapt een van ons af. Of meerderen. Ik wil hier geen burn-out patiënten krijgen. Geniet van de relatieve rust. Als je nog vakantiedagen teveel hebt of niet opgenomen overuren: neem ze op. Ga er even tussenuit met je vrouw.” André keek me somber aan en zei zwaar sarcastisch: “Goed plan, Kees!” De rest moest lachen; André was een half jaar daarvoor in een behoorlijk felle vechtscheiding verwikkeld geraakt en was nu sinds twee maanden officieel weer vrijgezel. “Oké, speciaal voor André dan: “Ga er even tussenuit en zoek een vrouw…” Hij gromde. “Jij scoort punten, opperpiraat. Die krijg je terug, vandaag of morgen…” Maar ook hij moest grinniken.
Ik keek op m’n horloge. “Hé jongens, formeel duurt deze meeting tot half negen; het is nu tien voor acht. Als ik nou eens voor iedereen nog een bak koffie haal en we gaan nog even een kwartiertje gezellig ouwedeuren…” Henry stond op. “Je hebt aan twee handen te weinig voor acht bakken koffie, Kees. Als teamjongste loop ik wel even mee.” We liepen naar de koffiehoek en onderweg zei hij: “Hoe vond je onze demonstratie vanochtend?” Ik keek hem aan. “Luid en duidelijk, vriend. En hij kwam over.” Henry knikte. “En dat was precies de bedoeling. We hebben dit weekend tegen elkaar gezegd dat als meneer Adema netjes z’n excuses maakt, de hele zaak klaar is. Doet hij dat niet blijven we hem net zolang negeren tot de bom ergens barst. Van mijn part tot en met Theo aan toe…” Ik schudde mijn hoofd. “Ik denk niet dat het zover komt, Henry. Jullie boodschap werd door Joline óók opgepikt; die kwam daarna bij mij informeren wat er loos was. Ik heb haar naar An en jou doorverwezen. Dit is een zaak van jullie. Moet ze niet van mij horen.” Hij keek me aan. “Méén je dat? Heb je hier niet met Joline over gesproken?” “Nee.” Hij tapte nadenkend de volgende beker koffie. “Oké… Dan hoor ik het straks wel van An. Dank je wel.” Hij leunde tegen de muur en keek me recht aan. “En voor de duidelijkheid, Kees: An en ik hebben dit weekend inderdaad van elkaar ‘genoten’.” “Ik dacht al zoiets bij Angelique gezien te hebben… Ze straalde een bepaalde gloed uit toen jullie binnenkwamen.” Hij keek ongelovig en ik knikte. “Ja, dat méén ik! Mijn zussen hebben me dat eens uitgelegd; lang verhaal, maar je kunt het zien als een vrouw gelukkig is. En die dame van jou is gelukkig, vriend. Ik hoop jij ook.” Hij knikte. “Zeker weten! Ik heb me nog nooit zo compleet gevoeld als dit weekend…” “Nou, kom op dan. Koffie meenemen naar die andere gekken, anders breken ze de tent af. Maar Henry…” Ik keek hem aan. “Dank voor dit vertrouwen.” Hij knipoogde. “Ik moet toch ergens m’n hart luchten?”
Na een kwartiertje gekheid maken en koffiedrinken stond ik op. “Heren, voordat onze directeur hier binnenstapt om te kijken wat het hier voor circus is… Ik stel voor dat we weer eens productie gaan draaien. En voor de liefhebbers: om kwart over twaalf kan er weer hardgelopen worden, ditmaal onder de bezielend leiding van uw eigen teamleider. Degenen die dat niet willen gaan sowieso een blokje om, denk daar goed aan. Niemand blijft hier sip achter z’n bureau zitten!” André zei rustig: “Hé, wat jammer nou. Ik had juist een halfuurtje trancedente meditatie voor mezelf geplanned. Even genieten van de rust als jullie weg zijn en m’n zonden overdenken…” “Dan heb jij aan een halfuur niet genoeg, André!” Henk stak waarschuwend zijn vinger op. “Jajaja… wrijf het er maar weer in… Heb jij toevallig met mijn heks… ehhh… mijn ex gesproken?” Hij grinnikte en draaide zich naar zijn beeldscherm. Het werd voor mij ook tijd om aan het werk te gaan, dus ging ik ook naar m’n bureau. In de mailbox een stuk of dertig mails, waaronder tien van Damen over een wijziging in het elektrisch ontwerp van hun patrouilleboten.
Ik was een uurtje aan het werk toen Fred binnenkwam. “Hé Kees. Heb jij al een belletje gepleegd richting Doorn? Het Veteraneninstituut?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee.” Ik draaide me van mijn beeldscherm af, naar hem toe. Hij oogde ontspannen. “Het is maandag. Laat de handel daar eerst even opstarten en zo…” Ik keek op m’n horloge. “Maar nu kan het onder de hand wel. Ze zullen hun tweede bak koffie wel op hebben.” Ik keek naar Fred. “Wil je erbij zijn als ik bel?” Hij knikte. “Ja. Wilma zei gisteren terecht: ‘Stop met wegrennen en ga de confrontatie met jezelf aan.’ Dus ook al ga jij mijn doopceel lichten: ik wil erbij zijn.” “Oké makker. Dan ga ik nú bellen.” “Receptie Veteraneninstituut… Waarmee kan ik u helpen?” “Goedemorgen. U spreekt met Kees Jonkman. Ik heb een goeie vriend die kampt met verschijnselen die gerelateerd zijn PTSD. Kan ik iemand spreken die me daarmee kan helpen?” “Eén moment alstublieft… Wat was uw naam ook alweer?” “Kees Jonkman.”
Het was een aantal seconden stil, toen een klik. “Meneer Jonkman? U spreekt met Bram Verhoeven. Ik ben eerste lijns hulpverlener bij het V.I. Vertel eens…” De volgende vijf minuten was ik aan het woord en vertelde in vogelvlucht de gezamelijke historie van Fred en van mij, eindigend met het gesprek van zaterdagavond. Hij onderbrak me nauwelijks. Ik eindigde met: “En nu zit ik op mijn kantoor, Fred zit naast me en heeft het hele verhaal meegekregen. En alles wat u zegt,krijgt hij ook mee; mijn telefoon staat op de speaker.” “Mooi… Mag ik Fred dan even spreken?”
Ik gaf de telefoon over. “Fred van Laar, goedemorgen.” “Dag Fred, je spreekt met Bram Verhoeven, maar dat wist je al. Fred, ik ben 1e lijns hulpverlener, dat wil zeggen dat ik géén psychoog of zo ben; ik ben een goedwillende amateur die een eerste intake doet, maar wel de lijntjes goed kent en je kan doorverwijzen naar een échte deskundige. Wat ik van je vriend Kees hoor is weliswaar ernstig, maar niet onherstelbaar. Ik ga even ruggespraak houden. Kunnen jullie vanmiddag naar Doorn komen?” Ik knikte Fred toe. “Het is rustig in de tent. Kan.” Fred zei: “Ja, dat kan. Zeg maar hoe laat.” “Rond een uur of twee?” Fred moest grinniken. “Shit…”
“Hoezo, Fred?” “Dan word ik alsnog afgebeuld tijdens een rondje rennen in de middagpauze… Door ene Jonkman.” Een lach klonk aan de andere kant. “Heb je daar lol in?” “Ja. Lekker rennen is wel prettig. Even alleen maar naar je lichaam luisteren.” “Mooi. Gewoon doen. Daarna douchen en samen hierheen komen. Wordt het iets later, nou dan wordt het iets later. Jullie kunnen je bij de receptie melden. Het adres is bekend?” Ik knikte en Fred antwoordde bevestigend. “Mooi, dan zien we jullie straks. Enne… zo meteen lekker rennen!”
Hij verbrak de verbinding en Fred keek me aan. “Pfoe… Dát viel mee. Geen zwaar zieleknijperig gezeik… Gewoon een vent die vraagt hoe het ermee is.” Ik keek naar hem. “Het zielenknijperig gezeik zal nog wel komen, Fredje. Maar daarna kun jij weer lekker doorslapen ’s nachts.” Ik boog me naar hem toe. “Luister vriend… Wij hebben in Afghanistan exact hetzelfde meegemaakt. Waar jij was,was ik en vice versa, behalve op de plee. Ik hoop dat jij over een tijdje Afghanistan weer ziet als een waardevolle aanvulling op je lange lijst van ervaringen.” Hij keek me aan en knikte. “Dat hoop ik ook, Kees. Maar soms, ’s nachts…”
Hij zweeg en ik vulde aan: “Dan spookt het in je kop en ben je extra alert. Elke egel die buiten een nummertje maakt, hoor je. De hond van een boerderij vijfhonderd meter verderop, hoor je blaffen. Om van vuurwerk maar niet te spreken. En elke keer staat je adrenalinepeil op maximaal. Been there, done that, got the T-shirt, makker. Maar… dat mag niet je leven gaan beheersen. Want dan héb je geen leven meer.” Hij knikte nadenkend en keek me toen aan. Twee bruine ogen in een strak gezicht. “Weet je, Kees… Ik moét hier vanaf. Anders ga ik weg bij Wilma. Ik kan het haar niet aandoen dat ze elke nacht naast een vent ligt, die ligt te malen.”
Ik schrok en dacht lang na over een goed antwoord.
“Fred… Ik heb jullie slechts een paar uur samen mogen zien. En wat ik zag waren een man en een vrouw die voor elkaar gemaakt zijn. Niet alleen fysiek, maar jullie zitten op dezelfde golflengte. En verdomme, Fred: Wilma hoúdt van jou. En die vrouw wil jij in de steek laten omdat je herbelevingen hebt? Ben je niet goed snik? Jij gaat wérken om hier overheen te komen, meneer. En als het nodig is, zal ik je keihard achter je vodden zitten, net als in Oirschot destijds. En je laat Wilma niet in de steek, begrepen?” Hij stond op,keek me aan, zei niets maar trok me naar zich toe. Mijn hoofd kwam nét tegen zijn schouder. “Je bent een échte bud, Kees…” hoorde ik hem grommen. Ik maakte me met wat moeite los en keek omhoog, in zijn ogen. “Je hebt er hier meer, vriend. De Blonde Feeks van Gorinchem is er een van. Dat kleintje hiernaast ook. En zo zijn er nog een paar. En vergeet Theo niet. Die zul je moeten inlichten. Maar, hem kennende, zal hij je waar het even kan, steunen. Je werkt op het goeie adres.”
Ik keek op mijn horloge. “En nu, meneer… Ga ik nog even productie draaien en wat taken delegeren. Straks lopen en daarna gaan wij richting Doorn.” “Ik loop wel even naar Theo, Kees.” Ik knipoogde. “Prima.” Fred grinnikte. “Kan nooit erger zijn dan m’n ouwe groepscommandant…” Hij liep het bureau uit en ik hoorde hem tegen Angelique zeggen: “Hé, kleintje! Heb je je ramen al gewassen?” Meteen kwam het vinnige antwoord terug. “Nee, natuurlijk niet. Ik zit de hele tijd al op jou te wachten, lompe lummel.” Met een glimlach ging ik weer aan het werk. Angelique was inderdaad één van de mensen die voor Fred door het vuur zouden gaan… Tegen half twaalf liep ik even naar Henk. Vertelde hem dat ik samen met Fred vanmiddag weg moest. “Kun jij je, samen met Henry, vanmiddag buigen over die nieuwe tekeningen van Damen? Ze willen graag morgen voor 12:00 antwoord.” Hij knikte. “Geen punt Kees. Zoals je vanochtend al zei: het is rustig.” “Mooi, dank je wel. Ik zal aardig voor jullie zijn tijdens het lopen.” Hij snoof demonstratief. “Jaja… Die kennen we.”
Om kwart voor twaalf verzamelden de lopers zich in de hal. Theo was erbij. “Goed mensen, we gaan een lekker stukkie lopen. Een training die marathonlopers ook doen…” Er klonk wat lijdzaam gezucht. Ik herhaalde het verhaal wat Linda vorige week Dinsdag verteld had. “Wij lopen niet zo ver; drie kilometer slechts, maar het is een pittige training, verkijk je er niet op. Enfin, we gaan even indribbelen naar het startpunt, en daarna geht’s los.” Met een lichte looppas liepen we naar het startpunt: de T-splitsing waar Joline en ik onze eerste heel intieme vrijpartij hadden gehad. Telkens als ik daar was, voelde ik haar nabijheid weer en telkens knipoogden we naar elkaar als we daar stonden. Zo ook nu: Joline stond achteraan in de groep en toen ik op het punt stond het startsein te geven, onderschepte ik een ondeugend knipoogje van haar. Ik kon niet anders dan breed grijnzen, voordat ik zei: “Oké, go!”
Ik hield een redelijk tempo aan; één kilometer in vier minuut en dertig seconden. Men tikte mij netjes en regelmatig aan. Aan de manier van ademen kon ik een aantal personen onderscheiden. Joline hoorde ik niet, die tikte me aan en zei liefjes: “Dág Kees”, Henry herkende ik aan het hoge tempo va zijn korte passen, Theo hoorde ik van verre aankomen, al hijgend, Fred voélde ik aankomen; dreun, dreun, dreun… en Angelique hoorde ik niet, maar zij tikte me niet op mijn schouder, maar op mijn rug. “Hoger kom ik niet, Kees…” Ik grinnikte. Marion hoorde ik nog een beetje hijgen, voordat ze aantikte. Ik keek om. “Gaat ‘ie een beetje, Marion?” Ze knikte, voordat ze zich liet afzakken. Haar conditie was met sprongen vooruitgegaan. En zo maakten we de drie kilometer vol. Op de kruising hield ik halt. “Oké mensen… lekker gelopen? Evaluatie zo meteen in de hal. Nu rustig terugdribbelen en uithijgen.”
Eenmaal in de hal trok Chantal, één van de receptionistes een vies gezicht. “Het stinkt hier naar zweet…” Joline liep naar haar toe. “Chantal, daar moet je van genieten. Teken dat die lui van DT af en toe zich fysiek inspannnen, in plaats van op hun gat een beetje zitten tekenen en zeggen dat ze werken…” Chantal gniffelde. “Persoonlijk ruik ik liever Chanel No. 5, Joline…” “Zo mensen, zijn we er allemaal weer? Prima. Complimenten, jullie gaan met sprongen vooruit. En nu de beloning: even lekker douchen en dan lunch! Ik heb helaas geen krentebollen bij me, zoals Fred vorige week, dus je zult het moeten doen met je eigen boterham met pindakaas. Maar ja… Wie is daar niet groot mee geworden?” Tevreden gingen we douchen en even later zaten we te eten.
Na het eten zei ik tegen Joline dat Fred en ik naar Doorn gingen. “We zijn op tijd terug, schat.” Ze keek me aan, zei: “Sterkte, Kees”, en gaf me een stevige knuffel. “Zorg goed voor die beer!” Ik keek haar aan. “Komt goed, dame.” Het was rustig op de weg en we konden goed doorrijden. Fred zei weinig, zat voor zich uit te staren. Toen we Utrecht voorbij waren vroeg ik: “Zie je er tegenop?” Hij gromde: “Kees ik hoop één ding… Dat mijn gesprekspartners weten wat het is om in gevecht te zijn. En dat ik niet een of ander juffie van nét twintig tegenover me krijg die weliswaar gediplomeerd zielenknijpster is, maar nog niet eens een pistool van een Pantserhouwitser kan onderscheiden…” Ik moest ondanks alles lachen. “Volgens mij hebben ze bij het V.I. die les wel geleerd, makker. We gaan het zien.”
In Doorn werden we verwelkomd door Bram Verhoeven. Een tengere man in burger met hele opmerkzame ogen. Hij nam ons mee, eerst naar de koffie en daarna naar boven, in een spreekkamertje. “Ik heb even overlegd met paar collega’s. Het goede nieuws is, Fred: Jij hebt géén PTSD. Ja, je hebt herbelevingen, slaapt soms slecht, maar er zijn volgens eigen zeggen ook nachten waarin je gewoon lekker doorslaapt. Je kunt gewoon je werk doen en,” hij keek naar mij, “je hebt collega’s die om je geven en werkt in een bedrijf waar men blijkbaar oog heeft voor elkaar. Dát is een enorm pluspunt.” Ik vulde aan: “En je hebt een vriendin thuis zitten die óók voor de volle honderd procent achter je staat en verdomd veel van je houdt…”
Fred knikte. “Da’s allemaal waar en zo, maar ik zit met de gebakken peren, Bram.” Hij knikte. “Klopt. En dat voelt klote, om het maar even recht-voor-z’n-raap te zeggen…” Hij keek naar mij. “Kees, kun jij een uurtje koffie gaan drinken of een stukje wandelen? Ik wil graag even één op één met Fred kletsen.” Ik stond op. “Ik ga de bossen van Doorn wel even onveilig maken.” Over een uur ben ik terug en zit ik koffie te lurken beneden.” Bram knikte. “Prima. Dan zien we je straks.”
Ik liep naar beneden en naar buiten. Het was nog steeds fris, maar gelukkig had ik m’n windjack bij me. Een uurtje lopen… Ik had de lunchtraining nog in m’n benen zitten. Enfin, de bossen van Doorn waren mooi, ook in de winter. En ik kon ondertussen mooi wat telefoontjes afdoen. Kon ik tegen Theo zeggen dat ik ook nog gewerkt had… Na vijftig minuten liep ik het V.I. weer in en richting koffiehoek. Gelukkig hadden ze ook thee. Teveel koffie op één dag voelde ik meestal snel. Na een aantal minuten hoorde ik een bekende,dreunende voetstap op de trap en kwam Fred in zicht. Alleen. “Zo. Héhé… Even door de mangel gehaald. Volgende week mag ik terugkomen bij de tandarts. En voor de tussenliggende tijd heb ik wat huiswerk opgekregen…” Ik keek hem aan. “En?” Hij zei niets, maar schonk eerst een mok thee in. “Kom, even ergens achteraf zitten.” We namen in een hoekje plaats en hij keek peinzend voor zich uit.
“Ik ben me kapotgeschrokken, Kees. Ze hebben me hier verteld dat, toen ik nog nog bij Defensie werkte, ik altijd wel iemand in de buurt had met dezelfde ervaringen. Dan kun je af en toe je hart luchten en er is iemand die weet wat het is. Nu ben ik burger en er is niemand om meer even wat ervaringen te delen. En dát is funest, blijkt. Je wordt een einzelganger.” Ik keek hem aan. “Bullshit, Fred. Ik ben er toch? Of heb ik je zó in de steek gelaten?” Hij schudde zijn hoofd. “Nee, integendeel. En dat zou jij ook nooit doen. Maar… Bij DT werken we op een andere basis. Jij bent teamleider, ik ICT-er. We doen weinig dingen sámen. En ons werk is meestal té uiteenlopend. En als we elkaar spreken, gaat dat over het werk, met af en toe een geintje er tussendoor wat teruggrijpt op ons gezamenlijk verleden. Ik kom er nu pas achter wat bijvoorbeeld die jongens moeten hebben doorgemaakt die in 1948, 1949 uit Indië terugkwamen. Een oorlog verloren, en ‘thuis’ ook nog een keer uitgekotst worden door de burgermaatschappij die geen flauw benul had wat men in Indië deed… Of Libanongangers, ook zo’n mooi voorbeeld. In Nederland heerste de overtuiging dat men een goed betaalde vakantie aan de Middellandse zeekust doorbracht. En alle incidenten, treiterijen en bedreigingen van zowel Israël, diverse Palestijnse groeperingen en weet ik veel welk ander tuig daar zat, kwamen niet in de media. En men kwam terug en er was nul komma nul opvang… Dát hebben we gelukkig nu beter geregeld. Kijk maar naar dit gebouw.”
Hij maakte een wijds gebaar. “En de lui die hier werken…” Hij grinnikte. “Dat moet ik nu wel zeggen, Kees…” Ik trok een vragend gezicht. “Hoezo?” “Kijk maar eens achter je…” Ik draaide me om en tot mijn verbazing stond Bram nog geen meter bij me vandaan. “Dat gebeurt niet zo vaak, dat iemand binnen een meter van mij kan komen zonder dat ik het in de smiezen heb, Bram…” Hij lachte. “Ook ik ben Infanterist geweest, meneer Jonkman. Ik heb 20 jaar lang door de hei gebanjerd voordat ik het licht zag en ben gaan studeren. Maar… mag ik er even bij komen zitten?” Fred trok een stoel bij. “Kees, met jouw buddy gaat het goed komen, dat weet ik zeker. Wij stellen het bijzonder op prijs dat je aan de bel hebt getrokken. We hebben een paar afspraken met Fred gemaakt om hierheen te komen. Dat moet hij uiteraard met zijn directe chef overleggen of dat kan.” Ik begon te grommen. “Als die directe chef tegen gaat sputteren, zal ik haar eens exact vertellen dat ze mee moet werken of ik trap haar haar bed uit en schop haar het huis rond…”
Fred begon te lachen en Bram keek verontrust. “Kees, kalm. Het heeft geen zin om een chef tegen je in het harnas te jagen…” Ik grijnsde gemeen. “Bram, de directe chef van Fred is mijn vriendin Joline. Een schat van een vrouw. Niet alleen gaan we in het voorjaar trouwen, maar ze is ook mijn persoonlijke zielenknijpster…”
Het gesprek eindigde op deze manier lekker luchtig. Toen we afscheid namen, zei Bram: “Jullie hebben op tijd alarm geslagen. Dit komt goed.” En in prima stemming reden we zuidwaarts. In Gorinchem aangekomen was het bijna half vijf. Fred liep nog even bij Theo naar binnen en ik zocht Joline op. Die keek benieuwd. “Én?” Ik gaf haar een zoen. “Volgens de geleerden komt het in orde met onze grote vriend. Tenminste… Als zijn directe chef meewerkt. Ik heb beloofd dat, als ze niet meewerkt, haar het bed uit en de flat door te schoppen.”
Joline stond langzaam op en liep naar me toe. Ze stopte toen haar gezicht tien centimeter van het mijne verwijderd was. “Vriendje van me… Gaan we de stoere bink uithangen? Waar is die lieve, verlegen, zachtaardige Kees Jonkman gebleven waar ik binnen tien minuten smoorverliefd op geworden ben? Je weet wel, die maagd 2.0, mannelijke versie?” Ik keek om me heen. “Weet ik niet. Van de aardbodem verdwenen, denk ik.” Haar ogen keken me doordringend aan. “Dan ga je die maar weer héél snel zoeken, meneer Jonkman. Een beetje macho mag, maar ga niet ten koste van mij de stoere bink uithangen naar anderen, begrepen?” Ze méénde het, zag ik en ik bond in. “Sorry Joline. Da’s inderdaad niet fair naar jou toe.”
Ze sloeg haar armen om me heen. “Je mag een hele grote stoere vent zijn als het nodig is, om anderen te beschermen, maar nóóit dit soort grappen maken ten koste van mij… Gesnopen?” Haar ogen waren nu héél dichtbij, nog steeds waarschuwend. En ik wist dat ik bakzeil moest halen, anders volgde een vinnige opmerking. “Oké schat. Dat verdien je absoluut niet. Sorry.” Ze glimlachte en de uitdrukking in haar ogen veranderde. “Goed zo… Je kunt het wel, Kees Jonkman.” Ze kuste me zachtjes en even stonden we tegen elkaar, de armen om elkaar heengeslagen. Een kostbaar moment. Toen liet ze los. “Kom, we gaan richting Veldhoven.” Ze pakte haar weekendtas. “Jij ook je sportspullen meenemen, Kees.” “Die liggen al in de auto.” In de gang kwamen we Theo en Fred tegen. “Joline, deze jongeman gaat de aankomende weken een paar dagen afwezig zijn.” Theo wees naar Fred. “Ik had al zoiets gehoord van mijn persoonlijke geruchtendienst, Theo. Fred, zet je je afwezigheid wel in het rooster?” Hij knikte. “Aye aye, madam. Fijne avond allebei!” “Doe je de groeten aan Wilma? Die zal ook wel in spanning gezeten hebben, denk ik…” Fred knikte. “Zeker weten. Tot morgen.”
Joline stak haar hoofd nog even bij de receptie naar binnen, maar deinsde meteen terug, zonder iets te zeggen. Ze trok me zonder iets uit te leggen mee naar buiten. Eenmaal in de auto giechelde ze: “Ik zag daar een tafereeltje wat onze bedrijfsspion zeer interessant gevonden zou hebben… Angelique en Henry waren in een uiterst innige omhelzing verwikkeld en Henry’s hand deed wel héél interessante dingen met Angelique’s billen…” “Information overload!”, zei ik. “Of moet ik morgen bij Henry gaan vragen of hij zijn technieken aan ons moet demonstreren?” Een gespeeld vuile blik was de reactie. “Rijden jij. We moeten nog boodschappen doen. En jij kookt vanavond. Ik wil nasi eten. Vegetarisch, met veel groenten. Lekker licht verteerbaar, na al die goulash.” Eenmaal in Veldhoven zette ik de auto op de parkeerplaats bij de supermarkt. Geen hangjongeren te zien: prima. Bij de diepvries kwamen we de eigenaar tegen. Hij groette ons vriendelijk en meldde dat hij sinds onze confrontatie met de jongeren ze niet meer had gezien. “Mooi. Hopen dat dat zo blijft.” Hij knipoogde. “Anders geef ik ze wel een hint dat ze vandaag of morgen een blonde dame tegenkomen… Dat werkt vast!” Joline bloosde zowaar.
Eenmaal in de auto keek ze peinzend voor zich uit. “Kees, ik hoop dat hij ons niet gaat beschouwen als zijn persoonlijke knokploeg, want daar leen ik me niet voor.” Ik knikte. “Snap ik. Voel ik ook niets voor. Als er iemand loopt te klootviolen en ik ben in de buurt, grijp ik in. Ben ik er niet… Nou, dan ben ik er niet. Ik ben geen personificatie van Superman en jij niet van Superwoman... Hoewel… op sommige momenten…” Ze glimlachte en legde even een hand op mijn knie. “Jaja, zeg het maar…” “Lieve schat, op sommige momenten bén jij Superwoman 2.0. En nee, dat is niet op het moment waarop je een stel pubers tot de orde roept.” Ze keek sceptisch. “Oh? Wanneer dan wel, meneertje?”
Ik schudde mijn hoofd. “Zeg ik nu even niet. Je zou naast je pumps kunnen gaan lopen.” Een lage grom klonk er naast me en ik gniffelde. Het was even stil. “By the way Kees… Ik heb bij An even geïnformeerd naar de reden van het negeren van Bas. An en Henry hadden volkomen gelijk. Is die vent helemaal gek geworden…” Ik humde. “En… Heb je hem dat al verteld?” Ze schudde haar hoofd. “Nee. Maar dat gaat hij morgen wél horen. Want ondanks dat hij met betrekking tot zijn werkzaamheden rechtstreeks aan Theo rapporteert, valt hij binnen het Backoffice en dus onder mij. En krijgt hij morgen van mij een reprimande.” Ik keek haar goedkeurend aan. “That’s my girl. En daarom wilde ik niet dat je het van mij hoorde. JIJ bent Hoofd Backoffice.” Ik startte de auto. “Kom, we gaan naar huis. Lekker koken, eten, afwassen, koffie, journaal kijken, lezen, douchen, slapen. Heerlijk burgerlijk. Morgen is er weer een dag. Mét de loopgroep.” Joline zweeg, nogal ongebruikelijk na zo’n opmerking. Ze zat peinzend voor zich uit te staren. “Wat is er, Joline?”
Ze zuchtte. “Dit zal de eerste keer zijn dat ik iemand op z’n donder moet geven. Hoe pak ik dat aan?” Ik liet haar rustig denken en antwoordde pas in de garagebox. “En? Al een manier gevonden?” Ze knikte. “Ik denk het wel. Ik laat ‘m z’n eigen graf graven. Hij mag zijn verhaal vertellen en op het moment dat ik hem betrap op onwaarheden, geef ik ‘m een keiharde duw en valt hij er in. Hoe dan ook: hij gaat excuses maken aan An en Henry. Wil hij dat niet, heeft hij een probleem.” Ze keek me aan. “Goed… ook opgelost. Naar boven, meneer. We gaan ons van onze burgerlijke taken kwijten. Met één wijziging: Ik kook en jij doet de was. Geen zin om bezwete sportkleding uit te pakken.” Ik haalde m’n schouders op. “Oké. Mag ik dan ook jouw fijne wasjes gaan doen voortaan? Lijkt me héél opwindend…” Joline keek me aan. Een zeer afkeurende trek op haar gezicht. “Jaja… En jij je zeker aftrekken met mijn gedragen panty’s. Mooi niet meneer. Je komt maar aan je trekken bij je vriendinnetje zelf.” Ze stapte uit en pakte haar weekendtas. Over de auto heen glimlachte ze liefjes. “Als je lief voor haar bent...”
De tweede vraag werd in de koffiehoek snel opgelost. We stonden koffie te drinken en het weekend te bespreken met een paar mensen, waaronder Angelique en Henry. Even later kwam Bas binnen en zei, alsof er niets gebeurd was: “Goedemorgen collega’s! Een goed weekend gehad?” Zowel Angelique als Henry draaiden hem demonstratief de rug toe en zeiden niets terug. Het gebaar was overduidelijk en Joline keek héél even peilend naar Angelique. Maar die deed alsof haar neus bloedde.
Na een paar seconden kwamen er anderen binnen en ging de conversatie door, maar de boodschap was overgekomen: Bas tapte zijn koffie en ging gehaast naar zijn kantoor. Joline’s ogen seinden: ‘Wat is er hier aan de hand?’ maar ik reageerde niet. Angelique moest het haar maar vertellen. Als ze dat wilde.
Een minuut later arriveerde Fred. Zijn grommende lach konden we al horen toen hij nog buiten liep; hij was met Gonnie en Marion aan het dollen. Toen ze de deur binnenkwamen hoorden we hem nog net zeggen: “Hé juffie, als jij zo doorgaat, ga je vanmiddag weer het dak op! Ben je helemaal…” Met een big smile kwamen ze binnen en Angelique zei gevat: “Als jullie toch het dak opgaan, pak dan meteen dat glazenwassers-ding en doe de ramen van de receptie even aan de buitenkant… Het ziet er niet uit!” Gonnie keek haar lachend aan. “An, die ramen zitten op de begane grond… Daar kun je zelf toch bij?” De reactie van Angelique was een droog: “Ja… Met m’n één meter twee en vijftig zeker.” Fred legde een hand op Angelique’s schouder. “Als ik je nou eens ga dragen… Dan kun je prima tot bovenaan komen en de ramen van de receptie schoonmaken, kleintje.” “Fred, dan weet ik één ding zeker: jij wordt kletsnat en die ramen niet schoon!” Hij grinnikte ontspannen en liep naar de koffiemachine. “Zo… Eerst een bakje espresso voordat we gaan kijken welke kloothommels er nu weer geprobeerd hebben om ons mooie netwerk te vernaggelen…” Hij draaide zich om en keek me recht aan. “Goedemorgen, Kees. Jij ook hier? En je kon zo goed leren…” Hij oogde ontspannen. “Goeiemorgen Fred. Lekker geslapen?” Hij knikte. “Als een blok. Vanaf negen uur gisteravond tot vanmorgen half zes. Ik zal het wel nodig gehad hebben… Ik kom straks wel even bij je buurten, makker.”
Na nog wat geklets verdween iedereen naar zijn of haar werkplek. Alleen Joline niet; die liep mij achterna, en sloot de deur achter zich. “Kees… Was was dat met Bas zojuist? Is er iets wat ik niet weet? Hij werd door An en Henry demonstratief straal genegeerd. En dat zijn we hier niet gewend!” Ik keek haar aan. “Lieve schat, dat moeten Henry of Angelique je maar vertellen. Het gaat tussen hen en Bas. Ik heb daar slechts een bijrolletje in gespeeld…” Ze keek me scherp aan. “Ik hou er niet van als jij dingen voor me verzwijgt, vriendje van me…” Ik liep naar haar toe en gaf haar een zachte zoen. “Snap ik. Maar dit is geen zaak van mij, Joline. Moet je écht aan die twee vragen…” Ze haalde haar schouders op. “Oké. Ik loop straks wel even naar An toe.” Ik gniffelde. “Neem meteen een sopje mee en een zeem. Dan kun je haar ramen doen. Jij hebt daar wel de lengte voor…” Ze stak haar tong uit. "Rotzakje van me..." Ze verdween.
De ochtendbespreking met de piraten verliep lekker vlot. Geen nieuwe opdrachten, iedereen was bezig met de projecten die hem waren toegewezen en er waren geen spannende deadlines. In feite een beetje saaie boel en na een kwartier zaten we elkaar aan te kijken met een gezicht van: “Is dit het? Geen spannende zaken?” Henk verwoordde het prima. “Kees, als we zo nog een paar weken doorgaan, donderen we hier nog in slaap…” Ik moest lachen. “Ik zal zo meteen naar Theo gaan, Henk, en hem de boodschap doorgeven. Wedden dat je ernstig spijt krijgt van die opmerking?”
André bromde: “Je láát het, Kees! Eindelijk een beetje rust in de tent… Geniet ervan, want morgen of overmorgen staat er weer klant te drammen…” Ik stelde hen gerust. “Ja, geniet ervan, heren. Jullie hebben de afgelopen maanden kei- en keihard gewerkt en daar is DT jullie dankbaar voor. Dat tempo kunnen we niet constant blijven volhouden, want dan knapt een van ons af. Of meerderen. Ik wil hier geen burn-out patiënten krijgen. Geniet van de relatieve rust. Als je nog vakantiedagen teveel hebt of niet opgenomen overuren: neem ze op. Ga er even tussenuit met je vrouw.” André keek me somber aan en zei zwaar sarcastisch: “Goed plan, Kees!” De rest moest lachen; André was een half jaar daarvoor in een behoorlijk felle vechtscheiding verwikkeld geraakt en was nu sinds twee maanden officieel weer vrijgezel. “Oké, speciaal voor André dan: “Ga er even tussenuit en zoek een vrouw…” Hij gromde. “Jij scoort punten, opperpiraat. Die krijg je terug, vandaag of morgen…” Maar ook hij moest grinniken.
Ik keek op m’n horloge. “Hé jongens, formeel duurt deze meeting tot half negen; het is nu tien voor acht. Als ik nou eens voor iedereen nog een bak koffie haal en we gaan nog even een kwartiertje gezellig ouwedeuren…” Henry stond op. “Je hebt aan twee handen te weinig voor acht bakken koffie, Kees. Als teamjongste loop ik wel even mee.” We liepen naar de koffiehoek en onderweg zei hij: “Hoe vond je onze demonstratie vanochtend?” Ik keek hem aan. “Luid en duidelijk, vriend. En hij kwam over.” Henry knikte. “En dat was precies de bedoeling. We hebben dit weekend tegen elkaar gezegd dat als meneer Adema netjes z’n excuses maakt, de hele zaak klaar is. Doet hij dat niet blijven we hem net zolang negeren tot de bom ergens barst. Van mijn part tot en met Theo aan toe…” Ik schudde mijn hoofd. “Ik denk niet dat het zover komt, Henry. Jullie boodschap werd door Joline óók opgepikt; die kwam daarna bij mij informeren wat er loos was. Ik heb haar naar An en jou doorverwezen. Dit is een zaak van jullie. Moet ze niet van mij horen.” Hij keek me aan. “Méén je dat? Heb je hier niet met Joline over gesproken?” “Nee.” Hij tapte nadenkend de volgende beker koffie. “Oké… Dan hoor ik het straks wel van An. Dank je wel.” Hij leunde tegen de muur en keek me recht aan. “En voor de duidelijkheid, Kees: An en ik hebben dit weekend inderdaad van elkaar ‘genoten’.” “Ik dacht al zoiets bij Angelique gezien te hebben… Ze straalde een bepaalde gloed uit toen jullie binnenkwamen.” Hij keek ongelovig en ik knikte. “Ja, dat méén ik! Mijn zussen hebben me dat eens uitgelegd; lang verhaal, maar je kunt het zien als een vrouw gelukkig is. En die dame van jou is gelukkig, vriend. Ik hoop jij ook.” Hij knikte. “Zeker weten! Ik heb me nog nooit zo compleet gevoeld als dit weekend…” “Nou, kom op dan. Koffie meenemen naar die andere gekken, anders breken ze de tent af. Maar Henry…” Ik keek hem aan. “Dank voor dit vertrouwen.” Hij knipoogde. “Ik moet toch ergens m’n hart luchten?”
Na een kwartiertje gekheid maken en koffiedrinken stond ik op. “Heren, voordat onze directeur hier binnenstapt om te kijken wat het hier voor circus is… Ik stel voor dat we weer eens productie gaan draaien. En voor de liefhebbers: om kwart over twaalf kan er weer hardgelopen worden, ditmaal onder de bezielend leiding van uw eigen teamleider. Degenen die dat niet willen gaan sowieso een blokje om, denk daar goed aan. Niemand blijft hier sip achter z’n bureau zitten!” André zei rustig: “Hé, wat jammer nou. Ik had juist een halfuurtje trancedente meditatie voor mezelf geplanned. Even genieten van de rust als jullie weg zijn en m’n zonden overdenken…” “Dan heb jij aan een halfuur niet genoeg, André!” Henk stak waarschuwend zijn vinger op. “Jajaja… wrijf het er maar weer in… Heb jij toevallig met mijn heks… ehhh… mijn ex gesproken?” Hij grinnikte en draaide zich naar zijn beeldscherm. Het werd voor mij ook tijd om aan het werk te gaan, dus ging ik ook naar m’n bureau. In de mailbox een stuk of dertig mails, waaronder tien van Damen over een wijziging in het elektrisch ontwerp van hun patrouilleboten.
Ik was een uurtje aan het werk toen Fred binnenkwam. “Hé Kees. Heb jij al een belletje gepleegd richting Doorn? Het Veteraneninstituut?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee.” Ik draaide me van mijn beeldscherm af, naar hem toe. Hij oogde ontspannen. “Het is maandag. Laat de handel daar eerst even opstarten en zo…” Ik keek op m’n horloge. “Maar nu kan het onder de hand wel. Ze zullen hun tweede bak koffie wel op hebben.” Ik keek naar Fred. “Wil je erbij zijn als ik bel?” Hij knikte. “Ja. Wilma zei gisteren terecht: ‘Stop met wegrennen en ga de confrontatie met jezelf aan.’ Dus ook al ga jij mijn doopceel lichten: ik wil erbij zijn.” “Oké makker. Dan ga ik nú bellen.” “Receptie Veteraneninstituut… Waarmee kan ik u helpen?” “Goedemorgen. U spreekt met Kees Jonkman. Ik heb een goeie vriend die kampt met verschijnselen die gerelateerd zijn PTSD. Kan ik iemand spreken die me daarmee kan helpen?” “Eén moment alstublieft… Wat was uw naam ook alweer?” “Kees Jonkman.”
Het was een aantal seconden stil, toen een klik. “Meneer Jonkman? U spreekt met Bram Verhoeven. Ik ben eerste lijns hulpverlener bij het V.I. Vertel eens…” De volgende vijf minuten was ik aan het woord en vertelde in vogelvlucht de gezamelijke historie van Fred en van mij, eindigend met het gesprek van zaterdagavond. Hij onderbrak me nauwelijks. Ik eindigde met: “En nu zit ik op mijn kantoor, Fred zit naast me en heeft het hele verhaal meegekregen. En alles wat u zegt,krijgt hij ook mee; mijn telefoon staat op de speaker.” “Mooi… Mag ik Fred dan even spreken?”
Ik gaf de telefoon over. “Fred van Laar, goedemorgen.” “Dag Fred, je spreekt met Bram Verhoeven, maar dat wist je al. Fred, ik ben 1e lijns hulpverlener, dat wil zeggen dat ik géén psychoog of zo ben; ik ben een goedwillende amateur die een eerste intake doet, maar wel de lijntjes goed kent en je kan doorverwijzen naar een échte deskundige. Wat ik van je vriend Kees hoor is weliswaar ernstig, maar niet onherstelbaar. Ik ga even ruggespraak houden. Kunnen jullie vanmiddag naar Doorn komen?” Ik knikte Fred toe. “Het is rustig in de tent. Kan.” Fred zei: “Ja, dat kan. Zeg maar hoe laat.” “Rond een uur of twee?” Fred moest grinniken. “Shit…”
“Hoezo, Fred?” “Dan word ik alsnog afgebeuld tijdens een rondje rennen in de middagpauze… Door ene Jonkman.” Een lach klonk aan de andere kant. “Heb je daar lol in?” “Ja. Lekker rennen is wel prettig. Even alleen maar naar je lichaam luisteren.” “Mooi. Gewoon doen. Daarna douchen en samen hierheen komen. Wordt het iets later, nou dan wordt het iets later. Jullie kunnen je bij de receptie melden. Het adres is bekend?” Ik knikte en Fred antwoordde bevestigend. “Mooi, dan zien we jullie straks. Enne… zo meteen lekker rennen!”
Hij verbrak de verbinding en Fred keek me aan. “Pfoe… Dát viel mee. Geen zwaar zieleknijperig gezeik… Gewoon een vent die vraagt hoe het ermee is.” Ik keek naar hem. “Het zielenknijperig gezeik zal nog wel komen, Fredje. Maar daarna kun jij weer lekker doorslapen ’s nachts.” Ik boog me naar hem toe. “Luister vriend… Wij hebben in Afghanistan exact hetzelfde meegemaakt. Waar jij was,was ik en vice versa, behalve op de plee. Ik hoop dat jij over een tijdje Afghanistan weer ziet als een waardevolle aanvulling op je lange lijst van ervaringen.” Hij keek me aan en knikte. “Dat hoop ik ook, Kees. Maar soms, ’s nachts…”
Hij zweeg en ik vulde aan: “Dan spookt het in je kop en ben je extra alert. Elke egel die buiten een nummertje maakt, hoor je. De hond van een boerderij vijfhonderd meter verderop, hoor je blaffen. Om van vuurwerk maar niet te spreken. En elke keer staat je adrenalinepeil op maximaal. Been there, done that, got the T-shirt, makker. Maar… dat mag niet je leven gaan beheersen. Want dan héb je geen leven meer.” Hij knikte nadenkend en keek me toen aan. Twee bruine ogen in een strak gezicht. “Weet je, Kees… Ik moét hier vanaf. Anders ga ik weg bij Wilma. Ik kan het haar niet aandoen dat ze elke nacht naast een vent ligt, die ligt te malen.”
Ik schrok en dacht lang na over een goed antwoord.
“Fred… Ik heb jullie slechts een paar uur samen mogen zien. En wat ik zag waren een man en een vrouw die voor elkaar gemaakt zijn. Niet alleen fysiek, maar jullie zitten op dezelfde golflengte. En verdomme, Fred: Wilma hoúdt van jou. En die vrouw wil jij in de steek laten omdat je herbelevingen hebt? Ben je niet goed snik? Jij gaat wérken om hier overheen te komen, meneer. En als het nodig is, zal ik je keihard achter je vodden zitten, net als in Oirschot destijds. En je laat Wilma niet in de steek, begrepen?” Hij stond op,keek me aan, zei niets maar trok me naar zich toe. Mijn hoofd kwam nét tegen zijn schouder. “Je bent een échte bud, Kees…” hoorde ik hem grommen. Ik maakte me met wat moeite los en keek omhoog, in zijn ogen. “Je hebt er hier meer, vriend. De Blonde Feeks van Gorinchem is er een van. Dat kleintje hiernaast ook. En zo zijn er nog een paar. En vergeet Theo niet. Die zul je moeten inlichten. Maar, hem kennende, zal hij je waar het even kan, steunen. Je werkt op het goeie adres.”
Ik keek op mijn horloge. “En nu, meneer… Ga ik nog even productie draaien en wat taken delegeren. Straks lopen en daarna gaan wij richting Doorn.” “Ik loop wel even naar Theo, Kees.” Ik knipoogde. “Prima.” Fred grinnikte. “Kan nooit erger zijn dan m’n ouwe groepscommandant…” Hij liep het bureau uit en ik hoorde hem tegen Angelique zeggen: “Hé, kleintje! Heb je je ramen al gewassen?” Meteen kwam het vinnige antwoord terug. “Nee, natuurlijk niet. Ik zit de hele tijd al op jou te wachten, lompe lummel.” Met een glimlach ging ik weer aan het werk. Angelique was inderdaad één van de mensen die voor Fred door het vuur zouden gaan… Tegen half twaalf liep ik even naar Henk. Vertelde hem dat ik samen met Fred vanmiddag weg moest. “Kun jij je, samen met Henry, vanmiddag buigen over die nieuwe tekeningen van Damen? Ze willen graag morgen voor 12:00 antwoord.” Hij knikte. “Geen punt Kees. Zoals je vanochtend al zei: het is rustig.” “Mooi, dank je wel. Ik zal aardig voor jullie zijn tijdens het lopen.” Hij snoof demonstratief. “Jaja… Die kennen we.”
Om kwart voor twaalf verzamelden de lopers zich in de hal. Theo was erbij. “Goed mensen, we gaan een lekker stukkie lopen. Een training die marathonlopers ook doen…” Er klonk wat lijdzaam gezucht. Ik herhaalde het verhaal wat Linda vorige week Dinsdag verteld had. “Wij lopen niet zo ver; drie kilometer slechts, maar het is een pittige training, verkijk je er niet op. Enfin, we gaan even indribbelen naar het startpunt, en daarna geht’s los.” Met een lichte looppas liepen we naar het startpunt: de T-splitsing waar Joline en ik onze eerste heel intieme vrijpartij hadden gehad. Telkens als ik daar was, voelde ik haar nabijheid weer en telkens knipoogden we naar elkaar als we daar stonden. Zo ook nu: Joline stond achteraan in de groep en toen ik op het punt stond het startsein te geven, onderschepte ik een ondeugend knipoogje van haar. Ik kon niet anders dan breed grijnzen, voordat ik zei: “Oké, go!”
Ik hield een redelijk tempo aan; één kilometer in vier minuut en dertig seconden. Men tikte mij netjes en regelmatig aan. Aan de manier van ademen kon ik een aantal personen onderscheiden. Joline hoorde ik niet, die tikte me aan en zei liefjes: “Dág Kees”, Henry herkende ik aan het hoge tempo va zijn korte passen, Theo hoorde ik van verre aankomen, al hijgend, Fred voélde ik aankomen; dreun, dreun, dreun… en Angelique hoorde ik niet, maar zij tikte me niet op mijn schouder, maar op mijn rug. “Hoger kom ik niet, Kees…” Ik grinnikte. Marion hoorde ik nog een beetje hijgen, voordat ze aantikte. Ik keek om. “Gaat ‘ie een beetje, Marion?” Ze knikte, voordat ze zich liet afzakken. Haar conditie was met sprongen vooruitgegaan. En zo maakten we de drie kilometer vol. Op de kruising hield ik halt. “Oké mensen… lekker gelopen? Evaluatie zo meteen in de hal. Nu rustig terugdribbelen en uithijgen.”
Eenmaal in de hal trok Chantal, één van de receptionistes een vies gezicht. “Het stinkt hier naar zweet…” Joline liep naar haar toe. “Chantal, daar moet je van genieten. Teken dat die lui van DT af en toe zich fysiek inspannnen, in plaats van op hun gat een beetje zitten tekenen en zeggen dat ze werken…” Chantal gniffelde. “Persoonlijk ruik ik liever Chanel No. 5, Joline…” “Zo mensen, zijn we er allemaal weer? Prima. Complimenten, jullie gaan met sprongen vooruit. En nu de beloning: even lekker douchen en dan lunch! Ik heb helaas geen krentebollen bij me, zoals Fred vorige week, dus je zult het moeten doen met je eigen boterham met pindakaas. Maar ja… Wie is daar niet groot mee geworden?” Tevreden gingen we douchen en even later zaten we te eten.
Na het eten zei ik tegen Joline dat Fred en ik naar Doorn gingen. “We zijn op tijd terug, schat.” Ze keek me aan, zei: “Sterkte, Kees”, en gaf me een stevige knuffel. “Zorg goed voor die beer!” Ik keek haar aan. “Komt goed, dame.” Het was rustig op de weg en we konden goed doorrijden. Fred zei weinig, zat voor zich uit te staren. Toen we Utrecht voorbij waren vroeg ik: “Zie je er tegenop?” Hij gromde: “Kees ik hoop één ding… Dat mijn gesprekspartners weten wat het is om in gevecht te zijn. En dat ik niet een of ander juffie van nét twintig tegenover me krijg die weliswaar gediplomeerd zielenknijpster is, maar nog niet eens een pistool van een Pantserhouwitser kan onderscheiden…” Ik moest ondanks alles lachen. “Volgens mij hebben ze bij het V.I. die les wel geleerd, makker. We gaan het zien.”
In Doorn werden we verwelkomd door Bram Verhoeven. Een tengere man in burger met hele opmerkzame ogen. Hij nam ons mee, eerst naar de koffie en daarna naar boven, in een spreekkamertje. “Ik heb even overlegd met paar collega’s. Het goede nieuws is, Fred: Jij hebt géén PTSD. Ja, je hebt herbelevingen, slaapt soms slecht, maar er zijn volgens eigen zeggen ook nachten waarin je gewoon lekker doorslaapt. Je kunt gewoon je werk doen en,” hij keek naar mij, “je hebt collega’s die om je geven en werkt in een bedrijf waar men blijkbaar oog heeft voor elkaar. Dát is een enorm pluspunt.” Ik vulde aan: “En je hebt een vriendin thuis zitten die óók voor de volle honderd procent achter je staat en verdomd veel van je houdt…”
Fred knikte. “Da’s allemaal waar en zo, maar ik zit met de gebakken peren, Bram.” Hij knikte. “Klopt. En dat voelt klote, om het maar even recht-voor-z’n-raap te zeggen…” Hij keek naar mij. “Kees, kun jij een uurtje koffie gaan drinken of een stukje wandelen? Ik wil graag even één op één met Fred kletsen.” Ik stond op. “Ik ga de bossen van Doorn wel even onveilig maken.” Over een uur ben ik terug en zit ik koffie te lurken beneden.” Bram knikte. “Prima. Dan zien we je straks.”
Ik liep naar beneden en naar buiten. Het was nog steeds fris, maar gelukkig had ik m’n windjack bij me. Een uurtje lopen… Ik had de lunchtraining nog in m’n benen zitten. Enfin, de bossen van Doorn waren mooi, ook in de winter. En ik kon ondertussen mooi wat telefoontjes afdoen. Kon ik tegen Theo zeggen dat ik ook nog gewerkt had… Na vijftig minuten liep ik het V.I. weer in en richting koffiehoek. Gelukkig hadden ze ook thee. Teveel koffie op één dag voelde ik meestal snel. Na een aantal minuten hoorde ik een bekende,dreunende voetstap op de trap en kwam Fred in zicht. Alleen. “Zo. Héhé… Even door de mangel gehaald. Volgende week mag ik terugkomen bij de tandarts. En voor de tussenliggende tijd heb ik wat huiswerk opgekregen…” Ik keek hem aan. “En?” Hij zei niets, maar schonk eerst een mok thee in. “Kom, even ergens achteraf zitten.” We namen in een hoekje plaats en hij keek peinzend voor zich uit.
“Ik ben me kapotgeschrokken, Kees. Ze hebben me hier verteld dat, toen ik nog nog bij Defensie werkte, ik altijd wel iemand in de buurt had met dezelfde ervaringen. Dan kun je af en toe je hart luchten en er is iemand die weet wat het is. Nu ben ik burger en er is niemand om meer even wat ervaringen te delen. En dát is funest, blijkt. Je wordt een einzelganger.” Ik keek hem aan. “Bullshit, Fred. Ik ben er toch? Of heb ik je zó in de steek gelaten?” Hij schudde zijn hoofd. “Nee, integendeel. En dat zou jij ook nooit doen. Maar… Bij DT werken we op een andere basis. Jij bent teamleider, ik ICT-er. We doen weinig dingen sámen. En ons werk is meestal té uiteenlopend. En als we elkaar spreken, gaat dat over het werk, met af en toe een geintje er tussendoor wat teruggrijpt op ons gezamenlijk verleden. Ik kom er nu pas achter wat bijvoorbeeld die jongens moeten hebben doorgemaakt die in 1948, 1949 uit Indië terugkwamen. Een oorlog verloren, en ‘thuis’ ook nog een keer uitgekotst worden door de burgermaatschappij die geen flauw benul had wat men in Indië deed… Of Libanongangers, ook zo’n mooi voorbeeld. In Nederland heerste de overtuiging dat men een goed betaalde vakantie aan de Middellandse zeekust doorbracht. En alle incidenten, treiterijen en bedreigingen van zowel Israël, diverse Palestijnse groeperingen en weet ik veel welk ander tuig daar zat, kwamen niet in de media. En men kwam terug en er was nul komma nul opvang… Dát hebben we gelukkig nu beter geregeld. Kijk maar naar dit gebouw.”
Hij maakte een wijds gebaar. “En de lui die hier werken…” Hij grinnikte. “Dat moet ik nu wel zeggen, Kees…” Ik trok een vragend gezicht. “Hoezo?” “Kijk maar eens achter je…” Ik draaide me om en tot mijn verbazing stond Bram nog geen meter bij me vandaan. “Dat gebeurt niet zo vaak, dat iemand binnen een meter van mij kan komen zonder dat ik het in de smiezen heb, Bram…” Hij lachte. “Ook ik ben Infanterist geweest, meneer Jonkman. Ik heb 20 jaar lang door de hei gebanjerd voordat ik het licht zag en ben gaan studeren. Maar… mag ik er even bij komen zitten?” Fred trok een stoel bij. “Kees, met jouw buddy gaat het goed komen, dat weet ik zeker. Wij stellen het bijzonder op prijs dat je aan de bel hebt getrokken. We hebben een paar afspraken met Fred gemaakt om hierheen te komen. Dat moet hij uiteraard met zijn directe chef overleggen of dat kan.” Ik begon te grommen. “Als die directe chef tegen gaat sputteren, zal ik haar eens exact vertellen dat ze mee moet werken of ik trap haar haar bed uit en schop haar het huis rond…”
Fred begon te lachen en Bram keek verontrust. “Kees, kalm. Het heeft geen zin om een chef tegen je in het harnas te jagen…” Ik grijnsde gemeen. “Bram, de directe chef van Fred is mijn vriendin Joline. Een schat van een vrouw. Niet alleen gaan we in het voorjaar trouwen, maar ze is ook mijn persoonlijke zielenknijpster…”
Het gesprek eindigde op deze manier lekker luchtig. Toen we afscheid namen, zei Bram: “Jullie hebben op tijd alarm geslagen. Dit komt goed.” En in prima stemming reden we zuidwaarts. In Gorinchem aangekomen was het bijna half vijf. Fred liep nog even bij Theo naar binnen en ik zocht Joline op. Die keek benieuwd. “Én?” Ik gaf haar een zoen. “Volgens de geleerden komt het in orde met onze grote vriend. Tenminste… Als zijn directe chef meewerkt. Ik heb beloofd dat, als ze niet meewerkt, haar het bed uit en de flat door te schoppen.”
Joline stond langzaam op en liep naar me toe. Ze stopte toen haar gezicht tien centimeter van het mijne verwijderd was. “Vriendje van me… Gaan we de stoere bink uithangen? Waar is die lieve, verlegen, zachtaardige Kees Jonkman gebleven waar ik binnen tien minuten smoorverliefd op geworden ben? Je weet wel, die maagd 2.0, mannelijke versie?” Ik keek om me heen. “Weet ik niet. Van de aardbodem verdwenen, denk ik.” Haar ogen keken me doordringend aan. “Dan ga je die maar weer héél snel zoeken, meneer Jonkman. Een beetje macho mag, maar ga niet ten koste van mij de stoere bink uithangen naar anderen, begrepen?” Ze méénde het, zag ik en ik bond in. “Sorry Joline. Da’s inderdaad niet fair naar jou toe.”
Ze sloeg haar armen om me heen. “Je mag een hele grote stoere vent zijn als het nodig is, om anderen te beschermen, maar nóóit dit soort grappen maken ten koste van mij… Gesnopen?” Haar ogen waren nu héél dichtbij, nog steeds waarschuwend. En ik wist dat ik bakzeil moest halen, anders volgde een vinnige opmerking. “Oké schat. Dat verdien je absoluut niet. Sorry.” Ze glimlachte en de uitdrukking in haar ogen veranderde. “Goed zo… Je kunt het wel, Kees Jonkman.” Ze kuste me zachtjes en even stonden we tegen elkaar, de armen om elkaar heengeslagen. Een kostbaar moment. Toen liet ze los. “Kom, we gaan richting Veldhoven.” Ze pakte haar weekendtas. “Jij ook je sportspullen meenemen, Kees.” “Die liggen al in de auto.” In de gang kwamen we Theo en Fred tegen. “Joline, deze jongeman gaat de aankomende weken een paar dagen afwezig zijn.” Theo wees naar Fred. “Ik had al zoiets gehoord van mijn persoonlijke geruchtendienst, Theo. Fred, zet je je afwezigheid wel in het rooster?” Hij knikte. “Aye aye, madam. Fijne avond allebei!” “Doe je de groeten aan Wilma? Die zal ook wel in spanning gezeten hebben, denk ik…” Fred knikte. “Zeker weten. Tot morgen.”
Joline stak haar hoofd nog even bij de receptie naar binnen, maar deinsde meteen terug, zonder iets te zeggen. Ze trok me zonder iets uit te leggen mee naar buiten. Eenmaal in de auto giechelde ze: “Ik zag daar een tafereeltje wat onze bedrijfsspion zeer interessant gevonden zou hebben… Angelique en Henry waren in een uiterst innige omhelzing verwikkeld en Henry’s hand deed wel héél interessante dingen met Angelique’s billen…” “Information overload!”, zei ik. “Of moet ik morgen bij Henry gaan vragen of hij zijn technieken aan ons moet demonstreren?” Een gespeeld vuile blik was de reactie. “Rijden jij. We moeten nog boodschappen doen. En jij kookt vanavond. Ik wil nasi eten. Vegetarisch, met veel groenten. Lekker licht verteerbaar, na al die goulash.” Eenmaal in Veldhoven zette ik de auto op de parkeerplaats bij de supermarkt. Geen hangjongeren te zien: prima. Bij de diepvries kwamen we de eigenaar tegen. Hij groette ons vriendelijk en meldde dat hij sinds onze confrontatie met de jongeren ze niet meer had gezien. “Mooi. Hopen dat dat zo blijft.” Hij knipoogde. “Anders geef ik ze wel een hint dat ze vandaag of morgen een blonde dame tegenkomen… Dat werkt vast!” Joline bloosde zowaar.
Eenmaal in de auto keek ze peinzend voor zich uit. “Kees, ik hoop dat hij ons niet gaat beschouwen als zijn persoonlijke knokploeg, want daar leen ik me niet voor.” Ik knikte. “Snap ik. Voel ik ook niets voor. Als er iemand loopt te klootviolen en ik ben in de buurt, grijp ik in. Ben ik er niet… Nou, dan ben ik er niet. Ik ben geen personificatie van Superman en jij niet van Superwoman... Hoewel… op sommige momenten…” Ze glimlachte en legde even een hand op mijn knie. “Jaja, zeg het maar…” “Lieve schat, op sommige momenten bén jij Superwoman 2.0. En nee, dat is niet op het moment waarop je een stel pubers tot de orde roept.” Ze keek sceptisch. “Oh? Wanneer dan wel, meneertje?”
Ik schudde mijn hoofd. “Zeg ik nu even niet. Je zou naast je pumps kunnen gaan lopen.” Een lage grom klonk er naast me en ik gniffelde. Het was even stil. “By the way Kees… Ik heb bij An even geïnformeerd naar de reden van het negeren van Bas. An en Henry hadden volkomen gelijk. Is die vent helemaal gek geworden…” Ik humde. “En… Heb je hem dat al verteld?” Ze schudde haar hoofd. “Nee. Maar dat gaat hij morgen wél horen. Want ondanks dat hij met betrekking tot zijn werkzaamheden rechtstreeks aan Theo rapporteert, valt hij binnen het Backoffice en dus onder mij. En krijgt hij morgen van mij een reprimande.” Ik keek haar goedkeurend aan. “That’s my girl. En daarom wilde ik niet dat je het van mij hoorde. JIJ bent Hoofd Backoffice.” Ik startte de auto. “Kom, we gaan naar huis. Lekker koken, eten, afwassen, koffie, journaal kijken, lezen, douchen, slapen. Heerlijk burgerlijk. Morgen is er weer een dag. Mét de loopgroep.” Joline zweeg, nogal ongebruikelijk na zo’n opmerking. Ze zat peinzend voor zich uit te staren. “Wat is er, Joline?”
Ze zuchtte. “Dit zal de eerste keer zijn dat ik iemand op z’n donder moet geven. Hoe pak ik dat aan?” Ik liet haar rustig denken en antwoordde pas in de garagebox. “En? Al een manier gevonden?” Ze knikte. “Ik denk het wel. Ik laat ‘m z’n eigen graf graven. Hij mag zijn verhaal vertellen en op het moment dat ik hem betrap op onwaarheden, geef ik ‘m een keiharde duw en valt hij er in. Hoe dan ook: hij gaat excuses maken aan An en Henry. Wil hij dat niet, heeft hij een probleem.” Ze keek me aan. “Goed… ook opgelost. Naar boven, meneer. We gaan ons van onze burgerlijke taken kwijten. Met één wijziging: Ik kook en jij doet de was. Geen zin om bezwete sportkleding uit te pakken.” Ik haalde m’n schouders op. “Oké. Mag ik dan ook jouw fijne wasjes gaan doen voortaan? Lijkt me héél opwindend…” Joline keek me aan. Een zeer afkeurende trek op haar gezicht. “Jaja… En jij je zeker aftrekken met mijn gedragen panty’s. Mooi niet meneer. Je komt maar aan je trekken bij je vriendinnetje zelf.” Ze stapte uit en pakte haar weekendtas. Over de auto heen glimlachte ze liefjes. “Als je lief voor haar bent...”
Lees verder: Mini - 114
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10