Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Leen
Datum: 10-10-2021 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 2708
Lengte: Lang | Leestijd: 32 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Borsten, Dwang, Gehoorzaam, Grote Borsten, Neuken, Vingeren, Zwanger,
Mathilde
Rouen, Normandië - september 1066

De donkere straten van Rouen lijken verlaten. Oude gebouwen, met hun gevels getekend door de tijd, torenen boven de steegjes uit, hun schaduw strekkend als dreigende vingers naar de grond. Enkel in de portieken van huizen bewegen de schaduwen afkomstig van dronkenlappen, hoertjes en daklozen. In de verte klinkt het geknars van een ijzeren hek, een geluid dat door de stilte echoot als een schot. Een rat duikt weg, zijn ogen glinsterend in het maanlicht. Onheil hangt in de lucht, tastbaar en onmiskenbaar. Snelle voetstappen naderen. Een vrouw, gehuld in een groene cape, haast zich in de richting van de stadspoort. In haar hand draagt ze een jutten zak. De vrouw, Mathilde, is in gedachten verzonken. Ze is kwaad op Maryam die twee dagen geleden plots in haar leven is gekomen en haar meester Wulfbehrt heeft betoverd met haar verdomde amulet. Ze weet dat het slechts een kwestie van dagen is tot de witte paters haar zullen aanwijzen als medeschuldige. Ze huivert bij de gedachte aan de mogelijke consequenties. In het beste geval wacht haar een eenzame opsluiting in de kerkers van het bisschoppelijke paleis. In het slechtste geval de marteldood of de brandstapel. Ze wil haar lot niet afwachten en kiest ervoor de stad te verlaten en haar toevlucht te zoeken bij haar oudere zuster Margot.

Dreigende voetstappen doorbreken haar gedachten.
"Ooo popje, wat ben je mooi." klinkt het achter haar. Mathilde ademt zwaar van angst en durft niet achterom te kijken, naar de ogen die haar bestuderen. Ze weet dat niet reageren het enige devies is. Ze slaat haar blik neer en vervolgt haar weg.
Maar dan grijpt een hand haar langs achteren beet. Haar aanvaller, een grote en zware man, stinkt naar drank. Ze ziet een mes flitsen en voelt al snel het koude metaal tegen de zachte huid onder haar kin.
"Hebbes", grinnikt hij.
Doodstil blijft ze staan, nauwelijks in staat adem te halen. Ze ziet een kwaadaardige fonkeling in zijn ogen en begrijpt dat deze man nooit naar haar smeekbedes zal luisteren.
"Ik heb geen geld."
De man drukt de punt van het mes steviger tegen haar huid en buigt zich naar haar toe. "O nee popje, jij hebt veel meer." Hij draait haar haren om zijn hand en trekt. Hard. Ze slaakt een kreet. Hij sleurt haar een donkere steeg in.
"Schreeuw maar, ik hou ervan als ze schreeuwen. Toe, schreeuw dan."
Ze doet het. Het geluid rolt door de donkere straat. Uit de portieken klinkt er ook lawaai: de schaduwen moedigen de man aan.
Wanneer hij haar tegen een muur van een verlaten huis duwt, is ze versteend van angst. "Alsjeblieft," jammert ze tegen beter weten in. "Doe dit niet."
Hij grinnikt: "Je zal ervan genieten." Met de punt van het mes snijdt hij de knopen van haar jas kapot.
Tranen glijden over Mathilde haar wangen, glinsterend in het zwakke schijnsel van de maan. Ze proeft het zoute vocht op haar lippen, vermengd met de bittere smaak van angst. De geur van zijn slechte adem dringt door tot haar neusgaten, een walgelijke waarschuwing voor de onreinheid die haar omringt. Hij grijpt haar schouders, zijn vingers graven zich in haar zachte vlees. Ze wringt zich onder zijn greep, haar gejammer echoot door de verlaten straat. Maar haar stem is zwak, een fluistering in de woeste wind die door de steegjes giert. De man trekt haar dichterbij, zijn gezicht een grimas van afgrijselijke lust. Ze kan zijn ogen zien, glinsterend van een onnatuurlijke honger, en ze weet dat er geen ontsnapping is. In dit moment van pure wanhoop zinkt ze weg in de afgrond van angst, haar lot ogenschijnlijk bezegeld door de gruwelijke dreiging die haar leven belaagt.
Langzaam begint woede in haar op te borrelen. Ze wil niet jammeren, ze wil zich niet zomaar aan hem overgeven. Mathilde balt haar vuist en probeert al haar kracht in die vuist te concentreren. Al haar woede, angst en frustratie kanaliseren zich in die kleine, gebalde hand. Met een blik van pure vastberadenheid slaat ze de man met al haar kracht in zijn buik. Een verrassend gegrom gromt uit zijn keel, zijn ogen wijd opengesperd van verbazing. Voor even, een onvoorstelbaar kort moment, verslapt zijn greep op haar. Het is genoeg. Mathilde schiet weg.

Maar haar rust is van korte duur. Achter haar klinkt gevloek en zware stappen van hoge schoenen. De dronkaard heeft het gezelschap gekregen van een aantal kompanen. Tezamen komen de mannen op haar afgestormd. Mathilde, met tranen van wanhoop in de ogen, begint te rennen, door enge steegjes, biddend dat de schaduwen van de huizen haar bescherming zouden kunnen bieden. Ze kan zich de glimlach van haar achtervolgers voorstellen. Genietend van de jacht. Onverbiddelijk. Ze negeert de enkelingen die zich op dit vroege uur op straat wagen, wetend dat niemand haar zal helpen, dat geen enkele levende ziel zich tussen haar en haar achtervolgers zal wagen.

Ze weet dat ze dit tempo niet lang kan aanhouden en beslist om dekking te zoeken in de portiek van een oud vervallen huis, in de schaduw van de kathedraal. Het geluid van haastige voetstappen doet haar schrikken en ze trekt zich ijlings verder terug in de schaduw. Drie mannen duiken tevoorschijn uit een smal straatje, de lemmeten van hun messen glinsteren in het prille zonlicht. Mathilde beseft dat als ze nu zou vluchten, de mannen zich op haar zouden storten als een groep wolven. Ze blijft onbeweeglijk staan en houdt haar achtervolgers nauwlettend in het oog. Die staan een honderdtal meter van haar verwijderd, op zoek naar een spoor van haar. De mannen wisselen een paar woorden en een van hen gebaart dat ze zich moeten opsplitsen. Ze huivert wanneer ze ziet dat de man die het bevel heeft gegeven, zich rechtstreeks naar de plek begeeft waar ze zich verbergt. Haar blik glijdt wanhopig heen en weer, op zoek naar een vluchtweg. Ze probeert de opkomende paniek te onderdrukken. Tevergeefs. Adrenaline giert door haar aderen, haar geest racet door de mogelijke ontsnappingsroutes. Maar hoe ze ook zoekt, er is geen uitweg. De bittere waarheid dringt door tot in haar kern, ijzingwekkend koud en hard. Ingesloten, omsingeld, met de kille adem van haar achtervolgers in haar nek. Ze haalt diep adem en dwingt haar lichaam tot kalmte. Ze moet denken en plannen om te overleven. De realiteit dringt zich op: ze heeft geen tijd meer. Wanhopig scant ze opnieuw haar omgeving.
Wanneer op dat moment een viertal soldaten het plein voor haar oplopen, besluit Mathilde haar kans te wagen. Ze stapt de portiek uit en snelt naar de soldaten, maar nog voor ze die kan bereiken wordt ze vastgegrepen door één van haar aanvallers.
Mathilde begint wanhopig te schreeuwen. "Help! Help me dan toch!" Intussen probeert ze zich los te worstelen en haalt ze met haar nagels uit naar het gezicht van haar belager.
De soldaten draaien zich bruusk om, één van hen stapt naar voor en roept met barse stem: "In naam van de hertog, wat heeft dit te betekenen?".
"Hij gaat me verkrachten!" schreeuwt Mathilde.
"Een hoer, jullie maken jullie toch niet druk over een hoer?" Is de reactie van de man die Mathilde vast heeft.
Een tweede soldaat stapt op de man af. "Laat haar los! Dit is een bevel!".
De belager van Mathilde duwt haar met al zijn kracht van zich af, waardoor ze haar evenwicht verliest en tegen de soldaat aan knalt. Met beide handen grijpt ze zich aan hem vast. De soldaat grinnikt. "Wow," zegt hij met zware stem.
Mathilde begint te snikken.
"Hé," zegt de stem nu zachter en bezorgd. "Alles oké, jongedame?" Twee vingers duwen haar kin omhoog. Verbazingwekkende blauwe ogen, omlijst door dikke wenkbrauwen, kijken haar aan. En dan dringt het tot Mathilde door dat de soldaat haar stevig vast houdt en dat ze tegen hem aangedrukt staat, dij tegen dij, haar borst tegen de zijne. Net alsof ze aan het dansen zijn. Al haar zintuigen komen tot leven. Een plotse woede verdrijft de paniek en verwarring. "Laat... me... los..."
De soldaat laat zijn arm onmiddellijk zakken. Mathilde is niet voorbereid op het plotse verlies van steun. Ze zwaait opzij en kan nog net voorkomen dat ze struikelt. Hijgend duwt ze de haarlokken uit haar gezicht en bekijkt de man voor haar.
"Sorry... ik..."
Zijn mondhoeken krullen omhoog.
Mathilde voelt een brok in haar keel. "Bedankt voor jullie hulp."
"Geen probleem."
Mathilde draait zich om om weg te gaan.

"Wacht even..." De tweede soldaat houdt Mathilde tegen. Mathilde kijkt hem vragend aan.
"Jij bent toch Mathilde, niet?"
"Ik...euh..." stottert Mathilde.
"Ken je me niet meer?". Die stem.
"Euh..."
“Zeg niet dat je me vergeten bent… Ik woonde vroeger naast je.”
“Arnout?” fluistert Mathilde, ongeloof in haar ogen. Herinneringen spoelen als een vloedgolf over haar heen. Arnout, haar jeugdvriend, met wie ze urenlang in de velden speelde, avonturen beleefde en droomde van een toekomst samen. Het leven had hen echter wreed uit elkaar gerukt. Lucas gedwongen om te vechten, Mathilde achtergelaten in de stad als huishoudster.
Een ongemakkelijke stilte valt tussen hen. De intense blik van Arnout doorboort Mathildes ziel.
“Maar vertel eens, wat doe je hier op dit uur?”
Mathilde sputtert. “Ik…Ik ben…” Ze stokt. De waarheid vertellen is gevaarlijk, maar ze heeft niet direct een excuus. “Ik ben gewoon verdwaald,” stamelt ze. “Ik weet niet waar ik ben.”
Arnout knijpt zijn ogen toe, zijn blik sceptisch. “Verdwaald?”
“Ja,” stamelt ze. “Ik…”
“Je liegt.” Klinkt het cynisch.
Mathilde voelt de paniek in haar keel opwellen. Ze weet dat ze de waarheid niet langer kan ontvluchten. “Ok,” geeft ze toe, haar stem trillend. “Ik ben inderdaad op de vlucht. Meer kan ik je echter niet vertellen. Maar, geloof me, ik ben geen gevaar.”
“Voor wie vlucht je dan?” dringt Arnout aan, zijn stem hard en onverbiddelijk.
Mathilde slaat haar ogen neer.
“Voor mezelf,” zegt ze uiteindelijk. “Ik ben in gevaar.”
Arnouts ogen vernauwen. “Van wie dan?”
“Van de…” Mathilde stokt. “Van mensen die me kwaad willen doen.”
“De Witte Paters?” Arnouts stem is ijzingwekkend kalm. “Zeg me alsjeblieft dat ze niet naar je op zoek zijn.”
Mathilde knikt haast onmerkbaar. “Toch wel.”
"Heeft het met die heks te maken?"
Mathilde aarzelt.
"Je weet toch wat er gebeurt als blijkt dat je ze geholpen hebt?”
Mathilde voelt zich steeds ongemakkelijker. “Ja ja, dat weet ik. Maar het is niet wat je denkt.”
“Je weet waar ze zich schuilhoudt?"
Mathilde schudt haar hoofd. Het is duidelijk dat ze liegt.
De stilte die volgt is drukkend. Het lijkt wel alsof Mathilde het centrum van de wereld is, zoals ze daar staat midden op het marktplein, kwetsbaar en blootgesteld aan de harde blikken van de drie soldaten om haar heen.
"Laat ons je helpen, je hoeft niet te vluchten."
"Wat bedoel je met ‘helpen’?" vraagt Mathilde, haar stem nog steeds trillend.
Arnout stapt dichterbij, zijn blik warm en bemoedigend. “De graaf kan je onderdak bieden, je beschermen tegen de Witte Paters. Hij kan je zelfs helpen om degenen die je onrecht aandeden te confronteren.”
Mathildes hart bonkt in haar borst. “Waarom zou hij mij helpen?”
“Omdat jij hem kan bezorgen waar hij al lang naar op zoek is.”
“Wat dan?”
“Het amulet. Bezorg de graaf het amulet en hij zal je beschermen."
"Maar..."
"Het is je enige kans."
“Ik heb geen amulet.”
“Maar je weet wel waar het is.”
Mathilde twijfelt. De gedachte aan veiligheid is verleidelijk, maar de prijs is hoog. Kan ze de graaf vertrouwen? Zal hij haar beschermen of haar misbruiken?

De derde soldaat, die het hele gesprek met verbazing gevolgd heeft, begrijpt dat Mathilde een waardevol geschenk is voor de graaf. Hij besluit in te grijpen.
"Meekomen jij!" Het klinkt grimmig. Hij beveelt haar om naast hem te blijven lopen en neemt niet eens de moeite haar vast te houden. Iedereen weet dat elke poging om te ontsnappen toch kansloos is. Zwaarmoedig stap Mathilde naast hem, haar voeten zwaar van ellende. De straten van Rouen, eens zo vertrouwd, lijken nu koud en onwelkom. Langs smalle steegjes gaat het richting het kasteel dat hoog boven de stad uittorent als het onheilspellend symbool van de macht van de graaf. Een gevoel van onmacht knaagt aan Mathilde. Is dit het einde? Zal ze haar vrijheid, haar leven verliezen in de kille kerkers van het kasteel? Tranen wellen op in haar ogen en dreigen te stromen over haar wangen.

In het kasteel leiden de soldaten haar door een doolhof van donkere gangen, hun laarzen echoën door de kille ruimtes. De geur van oud hout en vocht hangt zwaar in de lucht, vermengd met een onbehaaglijke stilte die Mathildes zenuwen op scherp zet. Langzaam beklimmen ze een stenen trap, de treden versleten door de eeuwen. Elke stap brengt haar dichter bij haar onzekere lot. Eindelijk komen ze aan bij een zware houten deur. De middelste soldaat, met een spottende grijns op zijn gezicht, duwt haar met brute kracht naar binnen. Achter haar wordt de zware deur op slot gedraaid. Ze zit gevangen, maar niet in een kale kerker. Haar gevangenis is een comfortabele kamer die via een klein venstertje uitkijkt op een binnenplaats. In de hoek van de ruimte staat een vrij groot bed met daarnaast een tafeltje en een stoel. Het is een kale kamer zonder de luxe van een tapijt of gordijnen. Mathilde trekt de stoel onder de tafel weg en gaat erop zitten. Haar gedachten belanden quasi automatisch bij de begerige blik en de dubbelzinnige commentaren van de soldaten die haar gevangen hebben genomen. Maar ze is niet verkracht. Al bij al stelt het haar toch enigszins gerust. Het enige waarvan ze de edellieden moet zien te overtuigen, is dat ze zelf slachtoffer is van haar meester Wulfbehrt en die smerige heks Maryam. Al blijft het stemmetje in haar hoofd haar toefluisteren dat ze zichzelf voor de gek houdt.
Het lukt Mathilde niet een aanhoudend gevoel van troosteloosheid van zich af te zetten. Ze voelt zich alleen, verlaten als iemand die in een onbekende wereld is achtergelaten zonder kaart of wegwijzer om haar de juiste richting aan te duiden. Alsof ze wacht op iets of iemand die haar twijfels kan wegnemen. Ze begint door de kamer te ijsberen. Na een tijdje staat ze stil om te luisteren. In de gang hoort ze stemmen, dan weer helder, dan weer zwak. Het lijkt wel een komen en gaan van mensen.

Naderende voetstappen onderbreken haar gedachten. De spanning in haar lichaam giert als een storm. Er wordt aan het slot gemorreld en vervolgens knarst de ijzeren deur open, zwaaiend met een angstaanjagend geluid dat echoot door de krappe torenkamer. Twee soldaten, hun gezichten grimmige maskers, komen binnen en nemen plaats aan weerszijden van de deur. Hun ogen zijn onafgewend gericht op de gevangene. Achter hen stapt een imposante figuur de kamer binnen. Gekleed in rijke, fluwelen kleding, met een glinsterende ketting om zijn hals, straalt hij een aura van macht en charisma uit. Zijn ogen, glinsterend als ijs, fixeren zich op Mathilde. Een glimlach kruist zijn lippen, meer een grijns dan een uiting van vriendelijkheid.
“Mathilde,” spreekt hij met een melodieuze stem. “Eindelijk ontmoeten we elkaar.”
Het is graaf Robert. Robert de Schitterende zoals hij door zijn hovelingen wordt genoemd, maar beter bekend als Robert le Diable, de Duivel, voor degenen die zijn wreedheden ervaren hebben. De angst die in Mathildes aderen stroomt, wordt sterker. Ze kent de verhalen over de graaf, over zijn meedogenloze ambitie en zijn grenzeloze wreedheid.

Mathilde recht haar rug. "Wat wil je van me?” fluistert ze, haar stem nauwelijks hoorbaar in de verstikkende stilte van de kamer. “Waarom zit ik hier opgesloten?”
Wanneer ze de graaf aankijkt, valt haar mond open. Lieve hemel, die man is... superknap. Hij is lang, heeft brede schouders, het lijf van een atleet en lang zwart haar dat half over zijn voorhoofd valt. Brede jukbeenderen en een ovaal gezicht maken het plaatje compleet. En dan die ogen...
De glimlach van de graaf wordt breder en onthult zijn scherpe tanden.
"Een boel vragen..." onderbreekt Robert haar gestaar. "Wel, die ga ik jou stellen en niet omgekeerd." Hij lacht hard, doet een paar passen in haar richting en pakt haar aan beide armen vast. Mathilde wendt haar gezicht af.
“Het amulet, Mathilde. Bezorg het me en je zal met vrijheid beloond worden.” De woorden van de graaf klinken fluweelzacht, maar zijn onmiskenbaar dreigend.
Mathilde zwijgt, ze weet niet wat ze moet doen. De spanning in de kamer is tastbaar, de stilte drukt zwaar op haar schouders. Verleiding kronkelt zich om haar hart. Vrijheid is oh zo begeerlijk na de ellende van de voorbije dagen. Maar de prijs is hoog. Kan ze het amulet wel in handen van de graaf laten? De man die geassocieerd wordt met tirannie en wreedheid? Kan ze de verantwoordelijkheid dragen voor de mogelijke gevolgen van haar daad? Twijfel knaagt aan haar ziel. Ze weet dat ze niet lang kan blijven zwijgen. De graaf, met zijn glinsterende ogen vol hebzucht en zijn sluwe glimlach, wacht op haar antwoord. Mathilde heft haar blik, haar ogen ontmoeten die van de graaf. “Wat… wat garandeert mijn vrijheid?” vraagt ze, haar stem trillend van angst en onzekerheid.
De glimlach van de graaf wordt breder. “Mijn woord, Mathilde,” zegt hij met een theatrale flair. “Is dat niet genoeg?”
“En wat als ik je zeg dat ik niet weet waar het amulet zich bevindt?” De woorden komen met moeite over haar lippen, terwijl ze de blik van de graaf vasthoudt.
Een ijzige glimlach kruipt over Roberts gezicht. “Ach Mathilde,” zegt hij met spottende toon, “geloof je nu echt dat je me voor de gek kunt houden?”
“Ik heb het amulet echt niet,” reageert ze, dit keer iets fermer.
De glimlach van de graaf verdwijnt en maakt plaats voor een koude blik. “Maar je weet wel waar het is? Nietwaar?”
“Nee…”
“Je bent dwaas, Mathilde,” zegt de graaf met een dreigende ondertoon. “En dwaasheid kan gevaarlijk zijn. Je weet toch wat de Witte paters met heksen doen?”
Mathildes bloed koelt in haar aderen. “Ik ben geen heks!” schreeuwt ze uit, woede en angst gemengd in haar stem.
De graaf lacht, een geluid dat meer klinkt als een spottend geblaf. “Dan kan je maar beter meewerken. Want als ik het gevoel heb dat je me belazert, dan zal ik je zonder aarzelen overdragen aan de paters. Geloof me, die zullen je met veel plezier onder handen nemen.”

Mathilde weet dat ze geen keuze heeft. Met een diepe zucht geeft ze toe: “Ok, ik zal je helpen.”
Een glimlach krult om de lippen van de graaf, zijn ogen glinsteren van triomf. “Uitstekend, ik wist dat je wel tot reden zou komen.”
Mathilde voelt een steek van afkeer door haar lichaam stormen. Ze veracht zichzelf om haar lafheid, om haar bereidheid zich te buigen voor de wil van de graaf. Maar ze weet dat ze niet anders kan.
“Waar is het amulet verborgen?” vraagt de graaf, zijn stem ongeduldig.
Mathilde aarzelt. “Ergens… ergens in de buurt van de grote waterval,” stamelt ze, haar ogen neergeslagen. “Ik…ik kan je helpen het te vinden.”
De graaf knikt tevreden. “Prima,” zegt hij. “We vertrekken morgen bij zonsopgang. Zorg ervoor dat je me naar de juiste plek leidt.”
Mathilde knikt, haar geest raast van gedachten. Ze zinkt weg in een wirwar van angst, woede en wanhoop.

“Maar eerst tijd voor wat ontspanning,” zegt de graaf met een glimlach.
Mathildes ogen verwijden zich. Wat is de graaf van plan? Is het iets sinister, een perverse vorm van amusement?
“Meekomen!” Nog voor Mathilde kan reageren, leidt hij haar de gang in, somber bekeken door de twee bewakers. De graaf brengt haar via de trap naar een dubbele deur die toegang blijkt te geven op een suite, sfeervol verlicht met kaarsen.
“Als je me helpt het amulet te vinden, is dit jouw verblijf, Mathilde. Jouw toevluchtsoord. Hier ben je vrij, zolang je wenst.”
Mathilde aarzelt. De zachte gloed van de kaarsen en de geur van verse bloemen creëren een betoverende sfeer. Ze weet dat ze voorzichtig moet zijn, dat er meer speelt dan deze gastvrijheid.
“Vrijheid,” herhaalt ze, “Is dat wat u me aanbiedt? Vrijheid in uw gouden kooi?”
De graaf schudt zijn hoofd. “Kom,” zegt hij, zijn hand uitstekend. “Laat me jou meenemen naar het terras. Laat me u de schoonheid van deze dag tonen.”
Mathilde staart hem een moment diep in de ogen. Ze ziet oprechte intentie. Met een diepe ademhaling neemt ze aarzelend zijn uitgestoken hand aan. De deur naar het terras zwaait open. Buiten wacht een adembenemend uitzicht over de stad en omgeving.
Aan de met wit linnen bedekte tafel staan twee stoelen. De graaf schuift er één met galante hoffelijkheid voor haar aan. Mathilde neemt plaats. Dan klapt de graaf in zijn handen. Twee dienstmeisjes komen tevoorschijn, een met een wijnkan en de andere met een zilveren schaal gevuld met exotische vruchten. Robert schenkt haar een glas wijn in. De robijnrode vloeistof fonkelt in het zonlicht.
“Proost,” zegt hij, zijn blik haar vasthoudend.
Mathilde aarzelt. Het idee om te drinken uit een glas dat door de graaf is aangeraakt, stuit haar tegen de borst. Maar ze weet dat ze voorzichtig moet zijn. Ze kan zijn avances niet weigeren zonder zijn argwaan te wekken. Met een geforceerde glimlach neemt ze het glas aan, nipt voorzichtig van de wijn en zet het vervolgens snel weer neer. De smaak is bitter, een weerspiegeling van de bittere realiteit van haar situatie.
De graaf observeert haar met een glinsterend oog. "Lekker, hè?" Hij proeft van de wijn en geniet zichtbaar van de smaak. "Weet je, Mathilde," zegt hij met een zachte stem, "ik ben niet zo'n kwade als sommigen beweren."
"U mag zeggen wat u wilt," zegt ze met ijzige kalmte. "Mijn mening over u zal er niet door veranderen."
De graaf lacht. "Ach, Mathilde," zegt hij, "we hebben nog zo veel tijd om elkaar te leren kennen. Wie weet, misschien verandert jouw mening nog. Weet je, je zal niks tekortkomen."
Mathilde slaat haar ogen neer en zwijgt.
En dan begint de graaf te vertellen. "Het klinkt misschien gek, maar de paters zijn ook mijn vijanden. Ze wachten al lang op de kans me onderuit te halen. Daarom is het belangrijk dat het amulet niet in hun handen valt. Daar wil ik alles voor doen. Daar heb ik alles voor over. Weet je, in zekere zin dienen we hetzelfde belang."
Tijdens zijn monoloog, sluit hij zijn hand rond de hare, een aanraking die het bloed in haar aderen doet kolken. Sensueel streelt zijn duim de zachte binnenkant van haar pols.

“En het amulet?” Fluistert Mathilde, haar stem nauwelijks meer dan een echo. “Wat is daar dan zo speciaal aan?”
De graaf knijpt zachtjes in haar hand, zijn ogen intens op de hare gericht. "Mathilde," antwoordt hij, "het amulet bezit een kracht die de paters kan tegenhouden. Weet je, het is meer dan je beseft. Het is een symbool, een sleutel tot een verborgen macht."
Mathildes adem stokt. Macht? Wat bedoelt hij? "Vertel me meer," dringt ze aan.
De graaf aarzelt, zijn blik glijdt over haar gezicht. "De details..." begint hij, "zijn ingewikkeld. Te ingewikkeld om nu al te vertellen."
Hij buigt zich dichterbij, zijn geur, een mengeling van mannelijke kracht en dure parfum, vult haar neusgaten. "Vertrouw me, Mathilde," fluistert hij, "ik wil je beschermen. Je veiligheid is mijn prioriteit."
"Bescherming," herhaalt ze, haar stem sceptisch. "Is dat de reden dat ik hier ben opgesloten? Beschermd tegen wat?"
De graaf zucht diep. “Er zijn krachten in het spel, Mathilde," fluistert hij, "krachten die je nog niet kunt begrijpen. Krachten die je kwaad willen doen. Maar hier in de burcht, kan je je vrijelijk bewegen." Zijn stem klinkt hees, alsof hij het aanbod slechts schoorvoetend doet. "Maar je mag niet naar buiten, dan moet er iemand bij je zijn. Voor je veiligheid."
Mathilde glimlacht gelaten.
"En zoals ik al eerder zei, je krijgt deze kamer voor jezelf." Robert wijst naar de suite waar ze daarnet gepasseerd zijn. "En ik laat de dienstmeiden een garderobe voor je samenstellen."
Het aanbod van de graaf doet haar dromen. Het lijkt alsof ze een sprookje is binnengestapt. Op een of andere manier is Robert erin geslaagd haar verlangen aan te wakkeren, als olie op vuur. Nadat een dienster de tafel heeft afgeruimd, staat hij op en schuift hij Mathildes stoel naar achteren.

"Kom", zegt de graaf met een hese stem vol verlangen.
"Wat?"
"Bedtijd."
Het hart klopt in Mathilde haar keel. Haar wangen gloeien. Ze schudt nee. “Is het niet genoeg dat ik je help met het amulet? Wil je nu ook mijn lichaam?” De vraag hangt in de lucht, beladen met spanning. Mathildes ogen zijn fel, haar stem trilt van emotie.
Robert glimlacht en kijkt haar aan. Mathilde haar weelderige boezem en lange, glanzende haren wekken een onweerstaanbaar verlangen in hem op. Met een diepe, bewogen stem antwoordt hij: “Je schoonheid is inderdaad betoverend en je onschuld puur. Je glimlach verwarmt mijn hart en je gedrevenheid raakt mijn ziel.”
“Zet dat maar uit je hoofd!” sist Mathilde. “Ik ben je speeltje niet.”
De graaf lacht en zet zijn handen op zijn heupen. “Je hebt pit, dat waardeer ik enorm. Maar je vergeet één ding.” Robert neemt haar katoenen hemd met beide handen vast. “Ik duld geen tegenspraak, ook van jou niet.
Mathilde blijft tegenpruttelen, maar tegen zoveel gezag en geweld heeft ze geen schijn van kans. Ze doet niet meer dan een verraste kreet slaken wanneer hij haar versleten hemd openrukt zonder de moeite te nemen de knoopjes open te maken. Haar ronde borsten vertonen zich onbelemmerd aan zijn blik, haar tepels recht vooruit.
"Prachtig," brengt hij buiten adem uit. Nog nooit heeft de graaf zo’n mooie vrouw ontmoet. Bovendien vindt hij haar brutaliteit charmant. Haar aanwezigheid alleen al is even stimulerend als rode wijn bij een hevige dorst.
Mathilde kan niet voorkomen dat haar ogen zich wijd opensperren.
“Rustig maar, als ik van plan was u meedogenloos te misbruiken, denk je dan echt dat ik zo lang zou hebben gewacht?”
Mathilde kijkt de graaf hoopvol aan. Robert bestudeert even haar gezicht met een zekere vorm van uitdaging in zijn ogen en… kust haar. Mathilde verstart, geen enkel moment was het in haar opgekomen dat dit zou gebeuren. Het is alsof ze de bliksem omhelst, zo hevig is het effect van zijn kus. De graaf proeft haar lippen alsof ze naar honing smaken, verleidt haar haar mond voor hem te openen zodat hij haar kan veroveren met zijn tong. Opwinding vlamt in Mathilde als een ontembaar vuur. Het komt niet in haar op zich te verzetten. Wanneer hij haar uiteindelijk loslaat, zindert haar hele lichaam van een verlangen dat haar met stomheid slaat. Teder streelt hij haar wang en strijkt hij met zijn duim langs haar onderlip.
Mathilde zwijgt. Ze is totaal overweldigd door zijn kus en weet met zichzelf geen blijf. Het vuur dat hij in haar heeft ontstoken, verwarmt haar nog steeds.
“Maak je maar geen zorgen,” fluistert de graaf. “Uw eer is bij mij volkomen veilig, dat garandeer ik u.”
“Ja, ja,” smaalt Mathilde. “U bent natuurlijk een echte heer.”
“Geloof me.” Zijn stem klinkt zacht. De graaf pakt haar kin vast en kust haar opnieuw. En weer heeft ze geen verweer. Gretig opent ze haar mond voor zijn tong, verleid door het verlangen dat hij in haar wekt. Hoewel ze haar vlakke hand tegen zijn borst houdt, kan noch wil ze hem wegduwen. Tegen de tijd dat hij de kus verbreekt, snakt ze naar adem. Een gesmoord geluidje ontsnapt haar, wanneer ze daarna zijn lippen in haar hals voelt. Vloeibaar vuur doorstroomt haar op het moment dat zijn mond zich om een van haar tepels sluit. Ze begraaft haar vingers in zijn donkere haar en drukt hem tegen zich aan, niet tot protesteren in staat. Kreunend laat ze zich leiden door de hartstocht die hij in haar wakker maakt. Ze laat hem begaan wanneer hij haar zachtjes achterover duwt en haar neerzet op de rand van het bed. Ook wanneer hij haar ontdoet van haar overige kleren. Meer nog, ze geeft ze zich kreunend over aan zijn strelende handen en zoete woorden. Elke centimeter van haar huid overdekt hij met kussen. Tintelend over haar hele lichaam, dwalen zijn lippen steeds lager af. Haar vingers begraven zich in het laken, haar hoofd gaat wild heen en weer. De wereld bestaat niet meer voor Mathilde. Er gebeurt iets binnen in haar waarover ze alleen nog maar heeft gehoord. Iets wat te vergelijken is met de formatie van een heel nieuw universum.
"Stop," kreunt ze, "stop!"
Hij schuift zijn handen onder haar billen en blijft van haar genieten tot ze het uitschreeuwt van genot en zich sidderend overgeeft aan haar extase. Hij beëindigt zijn kussen pas wanneer ze uitgeput en hijgend stilligt. En dan merkt ze dat de graaf zich uit kleedt en naast haar komt liggen.
Wanneer Mathilde een paar uur later wakker wordt, staat Robert haar vanuit de deuropening zwijgend op te nemen. Zijn aanwezigheid beneemt haar eenvoudig de adem, zodat haar stem zwak en kleintjes klinkt. Het is vernederend, maar toch wil niks liever dan zich opnieuw aan hem overleveren.
"In de kast hangen nieuwe kleren voor jou. Kies er iets leuks uit. We ontbijten samen en daarna vertrekken we."
"Vertrekken?"
"Je gaat me naar het amulet brengen, of was je dat al vergeten?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...